Route: Tijdpad QR

Kijkpunt 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 33

Tijdpad QR biedt U extra informatie bij het boekje Tijdpad, Wandelen door de Heerlijkheid Castricum.

Het boekje is te koop in Castricum bij de VVV, Boekhandel Laan, Hof van Kijk-Uit, Oud-Castricum, Strandvondstenmuseum en bij de webwinkel van Landschap Noord-Holland.
De route, door de PWN aangegeven met witte driehoeken, voert U langs cultuurhistorie in het duingebied van Castricum. De afstand is 10 km. U heeft een geldige duinkaart nodig. Deze is verkrijgbaar bij VVV/ANWB en bij de kaartautomaat bij het Strandvondstenmuseum aan de Geversweg.
Er zijn 33 kijkpunten. Bij elk punt wordt extra informatie geboden.

Omstreeks 1895 werd een begin gemaakt met de aanleg van een trambaan, met een railbreedte van één meter, langs de Rijksstraatweg tussen Haarlem en Alkmaar. In februari 1897 werd het baanvak Beverwijk – Alkmaar geopend en sindsdien reed de stoomtram door Castricum. De straatweg door het dorp kreeg hiermee een geheel ander aanzien. De tram passeerde aan het begin van het dorp de spoorbaan, wat speciale voorzieningen nodig maakte en liep vervolgens aan de oostkant van de weg dicht langs de voortuinen van de huizen, die overigens merendeels na de komst van de tram werden gebouwd, zodat de bewoners wisten wat hen te wachten stond. Hier waren de rails op enkele plaatsen bovendien nog verdubbeld, om de trams gelegenheid te geven elkaar te passeren en ook goederenwagons te parkeren. De halteplaats in het dorpscentrum was gelegen nabij het toenmalige Café Sportlust op de hoek Dorpsstraat – Burgemeester Mooijstraat. Volgens een dienstregeling uit 1899 stopte er de tram, uit beide richtingen, acht maal per dag. De tram deed twee uur over het gehele traject.

1 Een voormalig knooppunt van sporen

De paardentram naar Duin en Bosch bij de Kramersweg.
De paardentram naar Duin en Bosch bij de Kramersweg.

Hoewel de gemeente bij het verlenen van de vergunning voor de trambaan wel degelijk veiligheidseisen had gesteld, waaronder het stapvoets rijden door het dorp, betekende de komst van de stoomtram niettemin een stuk onveiligheid. Er vonden, ook binnen de dorpskom, aanrijdingen en ongelukken plaats, soms met dodelijke afloop. Verschillende malen kwam de onveiligheid van de tram in de gemeenteraad ter sprake, zoals in 1900 toen een raadslid zich beklaagde over het te hard rijden van de tram door het dorp. De tram was niet alleen van betekenis voor het lokale reizigersvervoer, maar ook voor het transport van allerhande goederen, zoals levensmiddelen en grof vuil. Er werd zelfs vee vervoerd, waarbij volgens de overlevering het uitladen van de beesten aan de conducteurs werd overgelaten, wat soms aanleiding gaf tot wilde taferelen. De tram was ook een dankbaar mikpunt van kattenkwaad, zoals het loskoppelen van wagons als het spoorpersoneel even in het café verpoosde en, wat incidenteel ook schijnt te zijn voorgekomen, het leggen van voorwerpen op de rails van onbekende makelij”, die bij het passeren van de tram ontploften en veel schrik veroorzaakten. Het noopte de trammaatschappij zelfs om op politieonderzoek aan te dringen. Door de komst van het vervoer per auto en autobus was de stoomtram op den duur niet meer rendabel en zo werd de dienst Alkmaar – Velsen in 1923 opgeheven en kwam er voor Castricum een einde aan ‘de moordenaar’, zoals de tram hier en ook elders in het land wel werd genoemd. (Bron: jaarboek 2003 van Stichting Oud-Castricum)

De overweg Mient-Kramersweg.
De overweg Mient-Kramersweg.

Vanaf het station Castricum reed er in 1905 ook een tram voor personen- en goederenvervooer naar het Krankzinnigengesticht Duin en Bosch.

⬆️

2 Sperrgebiet 1940-1945

Vanwege de strategische ligging tussen de haven IJmuiden, de stad Alkmaar, een erg vlak achterland en een goede spoorwegverbinding wordt Castricum in de loop van 1942 aangewezen en uitgebouwd tot ‘Stützpunktgruppe’. Het is een bundeling van diverse steunpunten en weerstandsnesten, kustbatterijen, radarstations en een commandopost. De gehele groep staat onder één commando. De verdediging kunnen we globaal opsplitsen in de kustverdediging, de radarinstallaties en de landverdediging. In dit gebied mochten de burgers in principe niet komen. Om dit steunpunt goed te kunnen verdedigen zijn alle woningen die mogelijk in het schootsveld zouden staan gesloopt. In zomer 1943 was dat zover.

⬆️

3 Panzermauer en radarinstallaties

Op 14 december 1941 komt via het Oberkommando der Wehrmacht een verordening tot het bouwen van een ‘neue Westwall’ langs de Noorse, Deense, Duitse, Nederlandse, Belgische en Franse westkust. Het doel is om met weinig verdedigers een vijandelijke landing af te kunnen slaan. De tijdelijke kustversterkingen worden duurzame versterkingen en een starre verdedigingslijn; de kust, het strand en het direct aangrenzende achterland worden tot strijdtoneel verklaard van waaruit onder geen voorwaarde teruggetrokken mag worden. Hiertoe wordt de te verdedigen kust veranderd in een serie rondom verdedigbare steunpunten, die een langdurig beleg van en eventueel doorgebroken vijand moeten kunnen doorstaan. Tussen de ‘vestingen’ Den Helder en IJmuiden zijn er vier steunpuntgroepen: Callantsoog, Petten, Schoorl en Castricum. De ruimte tussen de steunpuntgroepen wordt weer ingenomen door verspreide steunpunten en weerstandsnesten. Steunpunten zijn eenheden met zware wapens; weerstandsnesten hebben slechts een kleine bemanning en zijn uitgerust met machinegeweren.

In 1942 echter gaat het tij keren; de geallieerden beginnen met een sterk tegenoffensief. De overmacht van voornamelijk de luchtmacht is een feit en daarom wordt in de loop van 1942 door de Duitsers een effectief radardetectiesysteem ontwikkeld.  Op Castricums grondgebied zijn twee radarinstallaties opgesteld: der kleine- en der grosze Elefant.  Behalve deze twee radarinstallaties is er 125 m ten noorden van Kijk-Uit nog een andere radarinstallatie opgesteld. Deze installatie wordt pas in een heel laat stadium van de oorlog geplaatst. Het betreft hier een radarinstallatie van het type Freya. Deze Freya heeft een draaibaar opgesteld antennerooster van 4,7 x 6 m. Dit rooster bestaat uit drie delen met o.a. een zendgedeelte en een ontvangstgedeelte. In verband met het feit dat deze Freya pas in een laat stadium van de oorlog en op deze plaats is aangebracht, wordt vermoed dat hij hier is geplaatst als onderdeel van een geplande verdedigingsgordel die voor de nog in aanbouw zijnde V-1 basis bescherming moet bieden. Doordat de Duitsers in verband met het eindigen van de oorlog de V-1 basis niet konden benutten, is de Freya alleen gebruikt voor de open geschutsopstellingen rond Kijk-Uit en voor de verschillende batterijen in het steunpunt Castricum.

De keuze van de tankhindernissen is afhankelijk van de aard van het terrein. In het duingebied worden vooral de tankmuur (panzermauer) en de drakentandversperring toegepast. De tankmuren zijn in verschillende profielen gebouwd, zijn soms wel 2 meter hoog en hebben 1 meter dikke betonnen muren. De keuze voor de tankmuur boven een andere tankhindernis lijkt de Duitse genie ingegeven te zijn bij tamelijk vlakke duinterreinen met voldoende ruimte voor en achter de muur. Op de Zanderij naast de weg naar Onderlangs is hiervan een goed voorbeeld te vinden. In het geval van duintoppen worden zogenaamde drakentanden aan de voet van de duintop aangelegd. In Castricum is een dergelijke versperring ten westen van de Beverwijkerstraatweg gebouwd bij het begin van de Hollaan; de laatste restanten hiervan zijn in mei/juni van 1985 opgeruimd. (Bron: jaarboek 1985 van Stichting Oud Castricum)

Radarinstallatie Freija.
Radarinstallatie Freija.

⬆️

4 Zanderij

Kaart Zanderij 1857.
Kaart Zanderij 1857.

“Er bestaat hier geen ander middel van vervoer van personen en goederen van de diligence van Alkmaar op Haarlem en vice versa, die viermalen daags door deze Gemeente rijdt; de meeste inwoners dezer Gemeente zijn landbouwers, die hunne eigene rijtuigen hebben, overigens kan men hier ook paarden en rijtuigen huren “.

Op 15 maart 1852 wordt het jaarverslag van de gemeente Castricum behandeld, waarin bovenstaande passage onder het kopje ‘Handel en scheepvaart’ voorkomt. De spoorweg is nog niet aangelegd. Het doorgaand verkeer maakt gebruik van de Dorpsstraat, die in 1820 was verbreed en verlegd. De ca. 1380 Castricummers en Bakkummers wonen rond 1850 verspreid in het landelijke dorp aan zandwegen en paden, die vaak slecht begaanbaar zijn. Voor de aanleg van de spoorlijn over het Castricumse grondgebied heeft zich uiteraard het een en ander afgespeeld. De spoorlijn doorsneed weilanden, akkers, dijken, wegen en waterlopen en zo hier en daar werden huis en erf gescheiden. Er werden hoorzittingen gehouden, klachten behandeld en uiteindelijk koopsommen en schadeloosstellingen vastgesteld. In de Alkmaarsche Courant van 5 februari 1865 wordt het Koninklijk besluit afgekondigd over de onteigening van diverse gronden in de aanliggende gemeenten. In de gemeente Castricum worden 119 percelen vermeld, waaronder eigendommen van boeren en tuinders, de kerken en de gemeente zelf. Verreweg de meeste grond is in handen van jonkvrouwe Johanna Margaretha Deutz van Assendelft, de echtgenote van jonkheer mr D.F. Gevers van Endegeest. Grote stukken duingrond en wegen en lanen worden als haar eigendom vermeld. Nieuwe opritten, dammen, bruggen moeten aangelegd worden om de percelen te kunnen bereiken. Het station ligt bij de bouw op enige afstand van het dorp, op enkele honderden meters is de eerste bebouwing pas te vinden. Voor de aanleg van de spoorbaan wordt een groot stuk duinterrein voor het benodigde zand afgegraven. Tussen Mient, Geversweg en Vinkebaan verdwijnen de daar gelegen duintjes. Het staat nu als ‘de Zanderij’ bekend. (Bron: jaarboek 1993 van Stichting Oud-Castricum).

⬆️

5 Stuivend zand

Van grote zandverstuivingen had men vooral vanaf het jaar 1000 last. Als gevolg van het kappen van bossen en mogelijk overbeweiding werden de duinen steeds kwetsbaarder. Vanaf het begin van de 11e eeuw kwamen grote massa’ s zand in beweging, waardoor de tamelijk vlakke ‘oude duinen’ door de reliëfrijke ‘jonge duinen’ overstoven raakten. De vorming van de jonge duinen werd ook gevoed met zand vanaf het strand en de afslag van de oude duinen. Bij deze kusterosie zouden twee samenvallende factoren een rol hebben gespeeld, namelijk een periode met verhoogde windkracht en een stijging van de zeespiegel. Onder de zandzee verdwenen begroeiing, akkers en woningen. Bij uitgravingen in de Castricumse duinen, ten behoeve van de drinkwatervoorziening, zijn diep onder het duinzand ploegsporen van middeleeuws akkerland aangetroffen. Foto bij kijkpunt 23. (Bron: jaarboek 2000 van Stichting Oud-Castricum).

Het dorp Arem. In oorkonden van de graven van Holland wordt Bakkum voor het eerst vermeld in 1254. In dit document staat dat Willem II, met zijn leger op veldtocht tegen de Friezen bij Vronen in West-Friesland, al zijn ministerialen tussen Wimmenummerzwet en Aremerzwet ruilt tegen die van de abdij van Egmond.  Een ministeriaal is een persoon van onvrije afkomst die bezittingen heeft in ruil voor wederdienst aan een graaf. Een zwet is een water en tevens vaak een natuurlijke grens. In de duinen tussen Bakkum en Egmond hebben de gehuchtjes Noord- en Zuid-Arem gelegen en beiden zijn overstoven.

⬆️

6 De jacht

De huidige duinen zijn in de vroege Middeleeuwen gevormd door overstuiving van de oude duinen. Het gebied is lange tijd woest, waterrijk en weelderig begroeid geweest. De ‘wildernissen’ zijn door de grafelijkheid in leen uitgegeven. Sedert de 13e eeuw zijn de leenbezitters de heren van het huis Heemskerck en later Marquette. Na 1632 zijn grote complexen van het uitgestrekte grondgebied in andere handen overgegaan zoals de families Bicker en Renesse en na de Franse tijd de families Deutz van Assendelft, Rendorp en Boreel. Toezicht op de grafelijke wildernissen wordt uitgeoefend door een ambtenaar de houtvester van Holland en Westfriesland. De inkomsten worden geïnd door de rentmeesters. De jacht is zelfs zo geregeld, dat het een eigen rechterlijk college kent, dat gevormd wordt door houtvester en meesterknapen, de laatsten zijn deskundigen op het gebied van de jacht. Duinmeiers of jachtopzieners bewaken de wildernissen. De duinen worden geëxploiteerd door verpachting van het jachtrecht, het winnen van ‘ruigten'(hakhout) en het weiden van vee en ‘zoden slaan’.

Rijke buit bij de jacht rond Kijk-Uit.
Rijke buit bij de jacht rond Kijk-Uit.

In de duinen komt tot het begin van de 17e eeuw grofwild voor als herten, reeën en ook wel wilde zwijnen. Van het kleinwild wordt o.a. aangetroffen de haas en het konijn en van het gevogelte de patrijs en de fazant. Natuurlijke vijand van het grofwild is vrijwel uitsluitend de mens, maar het kleinwild heeft daarnaast ook hermelijn, bunzing en wezel te vrezen. Er komen roofvogels als arend, valk en sperwer voor. Edelherten zijn er al in de prehistorie, maar hebben zich niet kunnen handhaven, vandaar dat een verwoed jager als Prins Maurits (1584 -1625) edelherten invoert uit de Palts en damherten uit Engeland. Het konijn is hier in de tweede helft van de dertiende eeuw gekomen.

Het jachtrecht is voorbehouden aan de leenbezitters. De edelen jagen zelf voornamelijk op grofwild en gevogelte als patrijs, fazant en houtsnip. Het recht op het jagen van konijnen wordt verpacht aan professionele jagers, de duinmeiers. Het eerste pachtcontract dateert uit het jaar 1503. De aan de duinen grenzende boeren en tuinders hebben veel overlast van herten en wilde zwijnen die gewassen opeten en vernielen. De in het algemeen armlastige boeren en tuinders moeten zelf voor een afrastering zorgen en het wild weren.

In de 16e en 17e eeuw staat het ‘vinken’ in hoog aanzien en langs de binnenduinrand vindt de vinkenvangst intensief plaats. In Bakkum herinnert de ‘Vinkenbaan’ nog aan het bedrijf.  ‘In eenen vinckentijt, die ses weecken duyrt, vijfthienduisent vincken hebben gevanghen gehadt’. Tot aan het einde van de vorige eeuw is nog aan de vinkerij gedaan. De vinken worden gevangen met lokvogels en slagnetten. De ogen van de lokvogels worden uitgebrand, opdat de vogels niet worden afgeleid, maar alleen door hun gezang de vinken lokken. De vogels worden na te zijn doodgedrukt tussen overlangs gespleten wilgetakken gestopt, per tak zo’n 50 diertjes. Niet alleen vinken zijn het slachtoffer, maar ook sijsjes, kneuen, lijsters leeuweriken en spreeuwen. Na 1936 verbiedt de vogelwet vinkerij.

De jacht, door de adel, beperkt zich, door het verdwijnen van het grofwild, vooral tot konijn en in mindere mate tot haas, fazant, patrijs en houtsnip.  In 1903 koopt de Provincie Noord-Holland het duingebied onder Bakkum en verpacht het jachtrecht. Het kleinwild komt in groten getale voor. Zo wordt in 1922 tijdens een jachtdag het aantal van 1900 konijnen en 150 fazanten geschoten. Ook leden van ons koningshuis hebben met hun gevolg regelmatig in het duingebied gejaagd.  Vanaf 1970 worden geen jachtvergunningen meer aan particulieren afgegeven. (Bron: jaarboek 1990 van Stichting Oud-Castricum).

⬆️

7 V-1 platform

Platform voor de V1 installatie.
Platform voor de V1 installatie.

In Castricum waren er meer V-1-platformen in aanbouw. Onder andere bij de campings Geversduin en Bakkum. V-1 betekent Vergeltungswaffe 1. Het plateau op de foto ligt rechts aan het begin van de Willemslaan achter Kijk-Uit.

⬆️

8 Het Verzet

Het ‘huisje van Sandberg’ is een plaats waar de jonkheren Roëll, directeur van het Stedelijk Museum, en Sandberg, conservator, meestal verbleven om toezicht te hebben op de zendingen kunst van het Rijksmuseum naar de kunstbunker (zie kijkpunt 30). Op 14 mei 1940, de dag van de capitulatie, kwam er nog een laatste zending schilderijen en kisten van het Rijksmuseum in Castricum aan. Op dezelfde dag besloten jhr. Röell en jhr. Sandberg om beurten toezicht te houden. Er werd een kleine barak gebouwd, achter de jachtopzienerswoning Kijk-Uit tussen de Oude Schulpweg en het Schoolpad, dat als woonverblijf diende.

Huisje van Sandberg ten westen van Kijk-Uit.
Huisje van Sandberg ten westen van Kijk-Uit.

Er zat een kamer in met openslaande deuren, een slaapkamer en een keuken. In het huisje werd met gasten gesproken over   de positie van de kunstenaar tegenover de bezetter.  De Duitsers hadden in november ’41 de Kultuurkamer ingesteld en kunstenaars moesten verplicht lid worden om naar buiten te kunnen treden met hun werk.  Zij raakten ook op andere manieren in het verzet betrokken en zetten zich in voor het verspreiden van valse persoonsbewijzen. Het vervaardigen van het pseudo-watermerk noemde Sandberg het beste stukje typografie waaraan hij ooit gewerkt had. De groep beraamde een aanslag op het Bevolkingsregister van Amsterdam; een gebouw naast de ingang van ‘Artis’. De aanslag werd op 27 maart 1943 uitgevoerd. Het huisje van Sandberg is in februari 1943 afgebroken. (Bron: jaarboek 2008 van Stichting Oud-Castricum).

⬆️

9 Eikenhakhout

Tot het begin van de 19e eeuw bestonden de duinen hoofdzakelijk uit een wildernis, die regelmatig door zandverstuivingen werd geteisterd en daardoor vaak van aanzien veranderde. Eeuwenlang daarvoor werd door de agrarische bevolking een voortdurende strijd gevoerd tegen deze verstuivingen. In de periode vóór de verstuivingen (vóór 800 na Chr.) werd ook al in het natte duin geboerd. De archeologie heeft sporen van oude akkers ontdekt. Met name bij de Brabantse Landbouw is hier bewijs van gevonden (Foto bij kijkpunt 23). Ook bij het Hoogoventerrein op de Breesaap is vroeg-middeleeuws gevonden. De boerderijen waar de wandeling langs voert zijn: Klein Johanna’s Hof, de Brabantse Landbouw en de Schaapherderswoning. In het duingebied zijn langs de route heel vaak vlakke delen zichtbaar. Deze duinakkers zijn omgeven door een zandwalletje met meidoornstruiken (Zie kijkpunt 12). De akkers zijn nu vaak bebost. Vele diepe sloten en greppels zijn nog zichtbaar om voor de waterhuishouding te zorgen.

⬆️

10 Boeren in het duin

Kenmerkend voor het duinterrein bij Castricum zijn de eikenbossen, die oorspronkelijk zijn aangeplant voor exploitatie als eikenhakhout. De bomen werden met tussenpozen van 20 tot 30 jaar omgehakt, om de bast (eek), die veel looizuur bevat, eraf te kloppen en te verkopen aan leerlooierijen. Het overblijvende tak- en stamhout werd vooral afgenomen door bakkers, als brandstof voor hun ovens. Na de komst van synthetisch looizuur was de bast niet meer nodig, werd er niet meer gekapt en groeide het hakhout uit tot veelstammige stoven. Weer later zijn deze stoven ‘op één gezet’ (één stam werd gespaard, de rest verwijderd) en ontstond een zg. spaartelgenbos. Deze 150 jaar oude bossen, met een rijke ondergroei van kruiden en kamperfoelie, vormen een schoolvoorbeeld van ‘duineikenbos’. (Bron: PWN).

⬆️

11 Schelpenvisserij

Sloop kalkovens te Bakkum in 1943.
Sloop kalkovens te Bakkum in 1943.

Vele inwoners van Bakkum en Castricum hebben vooral in de voorgaande eeuwen het beroep uitgeoefend van schelpenvisser. De schelpen werden door de schelpenvisser met een beugelnet uit het water geschept en in een schelpenkar geladen. Deze kar werd door een paard voortgetrokken en als de kar eenmaal vol was, volgde een tocht via een zandpad door de duinen naar het Schulpstet, waar de schelpen op hopen werden gestort. Het Schulpstet lag aan de Schulpvaart. Van hier werden de schelpen in schuiten geladen, die over de Schulpvaart naar de kalkovens van Akersloot vervoerden. Gedurende relatief korte perioden hebben ook in Castricum kalkovens gestaan. In deze kalkovens werden de schelpen tot schelpkalk verwerkt. De schelpkalk werd in de vorige eeuwen veelal gebruikt als metselkalk bij de bouw van huizen, kerken of kastelen. De schelpenvisserij, het vervoer over de Schulpvaart en de kalkovens hebben een enorme betekenis gehad in het dagelijks leven van de plaatselijke bevolking.

De schelpenvissers, ook wel schulpers of schulpmenders genoemd, schepten bij een dalend getijde de schelpen langs de waterlijn of visten ze uit de branding met een beugelnet. Dit werktuig bestond uit een rechthoekige stalen beugel met een houten steel. Aan de voorzijde was de beugel voorzien van een schraapplaat, binnen de beugel was een net bevestigd. De visser sleepte het beugelnet achteruitlopend door de branding, totdat het net voldoende gevuld was. Vervolgens werd de beugel in het water op en neer bewogen om het aanwezige zand weg te spoelen en werd de beugel in de kar geleegd. Ook werden de schelpen wel in hopen op het strand gelegd. Als er voldoende schelpen waren, werden ze in de schelpenkar geschept. De karakteristieke schelpenkar stond hoog op twee wielen om de branding goed te trotseren; de wielen hadden brede velgen om niet te diep in het mulle zand weg te zakken. De kar werd door een paard getrokken. In het jaar 1821 werden er in totaal 1602 lasten schelpen aangevoerd door ongeveer 60 schulpers. Een last is gelijk aan de inhoud van een schuit vol schelpen.

Het kostte het paard buitengewoon veel inspanning om de kar vanaf het strand door het mulle zand de eerste duinenrij omhoog te trekken. Daarom werd de kar vaak in kleinere hoeveelheden schelpen omhoog gebracht, die bovenop het duin door de visser op een eigen plekje voorlopig even werden neergegooid. Als er een volle karrenvracht boven was verzameld, ging de tocht op huis aan. En die tocht liep via mulle zandwegen door het duin. In een verhandeling van mr. D.T. Gevers uit 1826 over het toegankelijk maken van de duinvalleien staat letterlijk: “Langs onze kust is er geen punt op hetwelk zoo veel schulpen van het strand werden opgehaald dan tegenover Castricum en Bakkum, vandaar dat aantal schulpwegen door de duinen”. Van ‘Castricum aan Zee’ werden de schelpen door het duin over het pad gevoerd, dat nu nog ‘de Oude Schulpweg’ wordt genoemd. Dit pad liep verder langs Kijk Uit, de Kramersweg, de Mient, de Bakkummerstraat en de Stetweg naar het Schulpstet. Ook werden de schelpen vanaf ‘ Bakkum aan Zee’ over een zandpad, de Glopsweg geheten naar het Stet vervoerd. Dit zandpad is in 1924 bestraat en is toen ‘de Zeeweg’ gaan heten. De bestrating van de Zeeweg betekende een enorme verbetering voor de schelpenvissers. Op de dag van de officiële opening op 19 mei 1925 reden ongeveer 50 schelpenkarren en wagens als eerste over de pas geopende weg.

Al in de middeleeuwen was er sprake van regelingen. Zo was er een privilege uit het jaar 1394 van Hertog Albrecht van Beieren, graaf van Holland, die toen de belastingen op het ‘mennen’ (opvissen en vervoeren) van schelpen afschafte.

Nu is nog een kasboek ‘Memory Boek van de Schilpen van den Jaare 1708’ in het arcbief van de gemeente Castricum bewaard gebleven. In dit boek worden allerlei inkomsten en uitgaven gespecificeerd en worden de vele namen van schelpenvissers en schelpenvaarders genoemd. Vertrouwde Castricumse namen komen erin voor, zoals Duinmeier, Kuijs, Stuifbergen en Zonneveld (Bron: jaarboek 1998 van Stichting Oud-Castricum).

In 2011 en 2012 wordt er gewerkt aan een replica van een schelpenkar. De kar is te bezichtigen bij het Strandvondstenmuseum.

⬆️

12 Historisch prikkeldraad

In de landbouw werden ver voor de uitvinding van het prikkeldraad hagen geplant. Hagen werden soms gecombineerd met muurtjes of wallen. De hagen bestonden uit allerlei inheemse planten met stekels, waaronder de hondsroos, de egelantier en de meidoorn.

De heg werd gevlochten met de staanders tussen de liggers. De meidoorn zodanig in elkaar vlechten dat er geen vee overheen  of onderdoor kan. De staanders worden schuin ingezaagd en met een krom mes( de Hiep) voorzichtig verder opengekloofd zodat er weer nieuwe scheuten gaan groeien. Op deze manier wordt het heggenlandschap  in stand gehouden. Met de uitvinding van het prikkeldraad (en later ook het schrikdraad) begon de ondergang voor de heggen als perceelscheiding. Julius Caesar schreef in zijn boek De Bello Gallico (boek II, paragraaf 17) over de wijze waarop de bewoners van de Lage Landen hun landbouwpercelen afscheidden door middel van ineengevlochten meidoornheggen. Hij gaf daarbij ook blijk van zijn ergernis, die was gevoed door het feit dat de heggen een muur vormden die hij met zijn leger slechts met moeite kon passeren.

De randen van de duinakkers worden hier en daar op de duinakkerwal ook omgeven met meidoorn.

⬆️

13 Klein Johanna’s Hof

Kastanje bij Klein Johanna's Hof.
Kastanje bij Klein Johanna’s Hof.
Klein Johanna's Hof.
Klein Johanna’s Hof.

Op de plaats waar nu nog een prachtige oude kastanjeboom en lindeboom staan pronkte eens het huisje Klein Johanna’s Hof. Hoewel het niet in geschiedenis van de ontginning wordt vermeld, mag toch worden aangenomen dat het omstreeks die tijd werd gebouwd. Klein Johanna’s Hof werd in 1920 gesloopt. (Bron: jaarboek 1981 van Stichting Oud-Castricum)

⬆️

De akkers van Klein Johanna's Hof.
De akkers van Klein Johanna’s Hof.

14 Middeleeuwse moord in het Castricummerzand

Reinoud I van Brederode (Santpoort, 1336 – 1390) was de zesde Heer van Brederode. Hij was een zoon van Dirk III van Brederode en Beatrix van Heinsberg van Valkenberg. Reinoud werd in 1358 door Albrecht van Beieren benoemd tot baljuw van Kennemerland. In hetzelfde jaar wordt er een moordaanslag op hem gepleegd in Castricummerzand. Reinoud overleeft. Deze aanslag was reden voor wraak en Reinoud ging van december tot maart 1359 het slot van Heemskerk belegeren, omdat hij vermoedde dat Wouter van Heemskerk achter de aanslag zat. Reinoud I van Brederode was een Hoek en Wouter van Heemskerk een Kabeljauw. Het gebeuren maakt deel uit van de Hoekse en Kabeljauwse twisten die vooral gingen over wie de macht in Holland zou krijgen. De negentiende eeuwse dichter Willem Hofdijk heeft over de aanslag een ballade geschreven: De Stalboef.

Een strofe hieruit: De Bloemesteyner zat hen na Met menig Kabeljauw, De heirbaan op, de dorpsweg in, En riep bij Castricoms begin: ‘Ha! ’t vogelk’is in ’t nauw!’
Het hele gedicht: De Stalboef

⬆️

15 De Brabantsche Landbouw

Gedeeltelijk verscholen achter kreupelhout zien we de “Brabantsche Landbouw”. Deze voormalige boerderij, de oudste in het duinterrein, waarvan nog slechts het voorhuis over is, werd in 1770 in opdracht van de Amsterdammer Andries Deutz van Assendelft gebouwd. De eerste huurder was Evert Asjes, de overgrootvader van de bekende Albert Asjes naar wie in Castricum de wijk Alberts Hoeve is vernoemd.

Bewerken van de Brabantsche Landbouw.
Bewerken van de Brabantsche Landbouw.

Evert bewerkte 40 bunder land en het personeel bestond uit 3 knechts, 1 meid en 2 jongens. Doordat later Jhr. D.T. Gevers huwde met Vrouwe J.M. Deutz van Assendelft kwam dit duinterrein in bezit van de familie Gevers. De laatste pachter was Bank Beentjes die er enige jaren met zijn gezin heeft gewoond. Thans is het een dienstwoning van het P.W.N. (Bron: jaarboek 1981 van Stichting Oud-Castricum).

⬆️

16 Water in het duin: de Kwal

Door het duinzand gezuiverd water geeft een goede kwaliteit drinkwater. De grondwaterwinning heeft mede geleid tot een vermindering van planten uit de kwelmilieus en duinrellen. De PWN beoogt verbetering door verminderen van de duinwaterwinning, door duinvalleien te plaggen, door duinrellen te herstellen en naaldbos te kappen. In de toekomst zullen bepaalde gebieden zoals Watervlak en de binnenduinrand vernat gaan worden. Het onderstaande verhaal schetst hoe kaal en nat het duin was in 1798.

Van de Breesaap tot aan Egmond hebben wij twee dagen, elken dag ruim zeven uuren door zodanige valleijen gewandeld, die wij niet schroomen, alleen zo ver de Heemskerker en Wijker Duinen betreft, met elkanderen in het ruw te bereekenen op ruim 3000 Morgens: op veele plaatsen in deeze vlakten werdt het gezicht zo voor als agter ons door niets gestuit, en konden wij aan wederzijden den horizont zien; bestendig werden wij in het midden der vlakten de Toorens van de Egmonder Kerk en Abtdij gewaar, zelfs tot onder Wijk aan Duin, van waar in eene lengte van 3000 Roeden geene hoogten ons verhinderden, nog deeze toorens te zien. Alle deeeze vlakten zijn bedekt met eene meenigte van onderscheide grassen en planten, men vindt er zelfs t’elkens veel witte en ook roode klaver, zo dat wij van de meeste kunnen zeggen, ’t geen wij boven van de Meente op Texel verklaarden, dat zij als ongebruikte Weilanden moeten gerekend worden. Veele Greppels zijn ook door de Natuur gevormd, van welke de geenen die tusschen Noortdorp en de Beverwijk liggen haare uitloozing hebben door beekjes die na de binnenwateren vloeien. Indien dezelve slechts verbreed of tot slooten werden gemaakt, om het water betere afleiding te bezorgen; en de gronden naar behooren werden toegemaakt, zou hier eene aanzienlijke meenigte van Runder Vee zelfs, kunnen geweid worden. (Bron:  Tegenwoordige staat der duinen van het voormaalig gewest Holland; zijnde het eerste deel van het algemeen rapport der Commissie van superintendentie over het onderzoek der duinen. Leiden, 1798)

Vele namen in het duin herinneren aan de natte duinen: Grote en kleine Watervlak, het Cleijn Vennewater, het Grote Vogelwater, het Swaensdal, het Groote Waterstall, het Mareveldt en Den Hoepen.

⬆️

17 De verdwenen Hoepbeek

De Hoepbeek was een duinbeek die met een grote boog (hoep) liep van Heemskerk – Kruisberg naar  de Schulpvaart te Bakkum. Na de verlanding van het Oer-IJ mogelijk ontstaan doordat de zuidelijke Oer-IJ tak met de noordelijke Oer-IJ stroom werd verbonden. De Hoepbeek is voor een deel vergraven door de aanleg van de drinkwaterkanalen en voor een ander deel terug te zien in de groei van riet op de plaats van de oude loop. De Hoepbeek zorgde voor afwatering uit de natte duinen. In dit gebied stond zelfs een Staartmolen:

Eéne bijzonderheid moeten wij hier nog opteekenen: dat naamlijk de Staartmolen hier aangelegd, om het water uit deze Valleij vooral des winters uittemaalen, en breeder bij het gemelde berigt beschreeven, de éénige is, die wij in de Duinen hebben aangetroffen. De gelukkige uitwerking van deezen Molen doet ons dit middel alleszins aanprijzen bij andere onderneemingen, wanneer het locaale dit eenigszins toelaat. De groote hinderpaal van het winter-water wordt hier door geheel weggenomen; en ééne Watermolen, die hier voor ééne Boerderij moest worden aangelegd, zal te gelijk voor veele onderneemingen, die in zekeren bepaalden omtrek geschieden, een gelijke dienst kunnen doen, en dus zo weinig tot bezwaarnis strekken. 

(Bron:  Tegenwoordige staat der duinen van het voormaalig gewest Holland; zijnde het eerste deel van het algemeen rapport der Commissie van superintendentie over het onderzoek der duinen. Leiden, 1798).

⬆️

18 De verdwenen Schulpweg

De wegen die werden gebruikt om met de schelpenkarren naar en van het strand te rijden liepen van Bakkum Schulpstet naar het strand: om de Noord en het midden (Glopsweg) en om de Zuid. Vaak op zoek naar het deel over het hoge zeeduin dat zo laag mogelijk moest zijn. De overgang van de (oude) Schulpweg naar het strand ter hoogte van paal 47 is door natuurbeleid van het PWN sinds WOII verdwenen.

Schulpweg rond 1900 (gestippeld).
Schulpweg rond 1900 (gestippeld).

Als er heden ten dage een Oude Schulpweg is, dan zou er ook een Schulpweg moeten zijn. Je kan bedenken dat het Schoolpad een verbastering is van Schulppad. Het Schoolpad, dat deels is begroeid, eindigde ook bij Kijk-Uit. Parallelle wegen die ook gebruikt zijn door schulpenkarren zijn de Nieuwe Weg en de Zuiderweg.

⬆️

19 Panorama van Wapengekletter

Op het Uitkijkduin kunt U genieten van

  • West: 1641, zeilen achter de duinen van de Duinkerker Kapers.
  • Noordwest en Zuidoost: 1799 Oranje komt en gaat, Slag bij Castricum.
  • Noord: 1943 een olifant in het duin, WO II.
  • Zuidwest: 1492, Duitse troepen op bestelling, opstand Kaas- en Broodvolk.
  • Oost: 1572, brandende dorpen, de Zwarte Hoop.

⬆️

20 Het witte goud

Duinasperge.
Duinasperge.

⬆️

21 Aalscholverkolonies

Zicht op aalscholvers.
Zicht op aalscholvers.

⬆️

22 Schaapherderswoning

Noordoost van de driesprong stond een jachtopzienerswoning waarachter een soort schuurtje stond. In werkelijkheid is dit schuurtje de oude Schaapherderswoning daterend van 1852. Het interieur gaf nog enig idee van de primitieve levenswijze in die tijd. Inmiddels is de plaats behoorlijk begroeid.

⬆️

23 Duinontginningsprojekten

Duinontginning in de eerste eeuw na Chr.
Duinontginning in de eerste eeuw na Chr.

⬆️

24 Duinpiramiden uit de Atlantikwall

Tekening van de opstelling aan het strand.
Tekening van de opstelling aan het strand.

In de Tweede Wereldoorlog werd de kust aan het strand beschermd door stalen staketsels, dan palen met een mijn erop, dan weer palen, dan de op palen gezette betonnen piramide met mijn, dan palen en dan op het strand nog eens mijnen. De betonnen piramiden worden nog heden ten dage in het duin gebruikt als wegwijzer. In de vierkante uitsparing zat de mijn bevestigd.

⬆️

25 Historische Karrensporen

Karrensporen.
Karrensporen.

⬆️

26 In het bos

Zwarte den, grove den, zeeden.

⬆️

27 De herten- of konijnenheining

Hertenheining 1614.
Hertenheining 1614.

In 1514 besluiten Schout en Schepenen van Castricum en de ‘geburen’ om ter beperking van de wildschade een hertenheining te plaatsen. Het grote karwei heeft de bevolking veel moeite en financiële offers gekost. De ‘heyning’ moet vijf voet boven de grond en één voet in de aarde gemaakt worden. Het onderste deel moet worden gemaakt van oude ‘scheepseiken planken’ en moet drie duimen boven de grond uitsteken. Het bovenste deel wordt gemaakt van goede houten planken ‘dicht op malkanderen gebrocht’. Voor doorgangen wordt gebruik gemaakt van dertien N-vormige klaphekken op uiteenlopende afstanden. Het onderhoud en het toezicht is voor de bewoners zelf. Op overtreding staan zware boetes: ‘Alle die waghenaers die deur de hecken van de wildernisse varen ende keeren dat sij deselve hecken wederom sluyten in het passeren upte straffen van swaere boeten’. Een boete van twintig Carolus guldens is voor degene ‘die onse wildernisse ontheynden’. Door het verdwijnen van het grofwild uit het terrein zal de hertenheining overbodig worden. Een deel wordt in 1572 gesloopt voor legerplaatsen van Spaanse soldaten. Een laatste vermelding over onderhoud van de hertenheining komt voor in het jaar 1627. (Bron: jaarboek 1990 van Stichting Oud-Castricum)

⬆️

28 Russenbergen

Een deel van de troepen trok van het strand door de duinen.  De naam Russenbergen (links van de weg) verwijst naar de vele Russen die om het leven kwamen en  die volgens overlevering ter plekke werden begraven.  In het duin werd hevig slag geleverd, er sneuvelden 4900 soldaten.  De Frans-Bataafse troepen hielden op het nippertje stand,  de invasiemacht kreeg na onderhandelen een vrije aftocht. In het duingebied wordt soms nog oorlogstuig gevonden en ook een Russische rijksdaalder.  In de muur van de dorpskerk en in het belendende perceel aan de Dorpsstraat steken nog kanonskogels die herinneren aan de veldslag.

Kogel in het oude pand.
Kogel in het oude pand.

⬆️

29 Helmweg

Aan de Helmweg staan in oorlogstijd 35 bunkers. Op de kaart de bunkercomplexen in Castricum.

Bunkercomplexen.
Bunkercomplexen.

⬆️

30 Kunstbunker krijgt hoog bezoek

De Nachtwacht wordt uit het Rijksmuseum gehaald.
De Nachtwacht wordt uit het Rijksmuseum gehaald.

De Nachtwacht stond begin mei 1940 nog in de ridderzaal van kasteel Radboud. De aanwezigheid van een mijnenveger in de haven van Medemblik baarde zorgen. Het schip zou vijandelijke vliegtuigen kunnen aantrekken, waardoor het kasteel en dus de kunstwerken gevaar liepen. Dat het gevaar niet denkbeeldig was, bleek ook wel, want de mijnenveger beschoot daadwerkelijk een vliegtuig, dat waarschijnlijk in het IJsselmeer terechtgekomen is. Bij Kornwerderzand op de Afsluitdijk was het Nederlandse leger in gevecht met de Duitsers. Een doorbraak van de vijand naar Noord-Holland was te verwachten. Op 13 mei, tweede pinksterdag, nam de hoofddirecteur van het Rijksmuseum dr. Schmidt Degener het besluit om de Nachtwacht naar de bergplaats in Castricum te brengen.

De kunstbunker op de Helmweg.
De kunstbunker op de Helmweg.

Op de foto is te zien dat er voor vele miljoenen guldens in de bunker opgeborgen lag. Op 21 maart 1941 werd de Nachtwacht overgebracht naar de gereedgekomen bergplaats van het Rijksmuseum in Heemskerk en vandaar is het stuk op 24 maart 1942 naar een schuilplaats in de Sint Pietersberg getransporteerd. (Bron: jaarboek 2008 van Stichting Oud-Castricum)

⬆️

31 Aan de voet van de Papenberg

Duinhagedis op trap Papenberg.
Duinhagedis op trap Papenberg.

⬆️

32 Historisch Panorama op de Papenberg

Bij de Papenberg is het skelet gevonden van een Russische soldaat. d.w.z. bij het geraamte lag een Russische uniformknoop. Oude Castricummers vertellen dat zij in de duinen bij de Papenberg wel eens botten opgroeven: een bijverdienste door het te verkopen voor de fabricage van beenderlijm.

Slag bij Castricum 1799.
Slag bij Castricum 1799.

⬆️

33 Duinkant

Vóór de tweede wereldoorlog lag aan de duinkant van het spoor een idyllisch stukje Castricum. Het bestond uit woningen langs de Kramersweg, Slingerpad en Radiopad: een buurtje. Op de hoogte van begraafplaats Onderlangs kijkend richting station liep deze Kramersweg voor de aanleg van de spoorlijn rond 1866  rechtdoor in wat nu de Burgemeester Mooijstraat heet. Links op de hoek woonde Piet ‘Gist’. Hij verkocht ook honing. In dit gebied west van het station zijn in 1943 50 woningen gesloopt.

Duinkant Kramersweg gesloopt in 1943.
Duinkant Kramersweg gesloopt in 1943.

⬆️