18 maart 2024

Van Peperstraat naar Dr. Jacobilaan: huizen en bewoners (zuidzijde) (Jaarboek 43 2020 pg 81-87)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 43, pagina 81

Van Peperstraat naar Dr. Jacobilaan: huizen en bewoners (zuidzijde)

Oude woning van Mattheus Dekker aan de Peperstraat.
Oude woning van Mattheus Dekker aan de Peperstraat in Bakkum. Gesloopt in 1932. Schilder Sijf Portegies.

In het 42e Jaarboek is uitvoerig aandacht besteed aan de Dr. Jacobilaan met zijn huizen en bewoners. De geschiedenis van de Dr. Jacobilaan, die vroeger Peperstraat heette, is beschreven vanaf de start van het Kadaster in 1832. In dat jaarboek werden de percelen en woningen aan de noordzijde behandeld, nu komt de zuidzijde aan bod.

De Peperstraat in 1832

Voorafgaande aan de start van het Kadaster in 1832 zijn alle percelen opgemeten en op kaart gezet. Ook zijn per perceel enige gegevens vastgelegd, zoals het soort perceel (bos, weiland, bouwland, huis en erf), de grootte van het oppervlak en de naam, beroep en woonplaats van de eigenaar. Zo kunnen we ons van de percelen die grenzen aan de Peperstraat, een nauwkeurig beeld vormen rond het jaar 1832. Aan de Peperstraat stonden twee huizen, nummer 19 aan de zuidzijde en nummer 20 aan de noordzijde.

Historische ontwikkeling na 1832 van de percelen aan de zuidzijde van de Peperstraat

Hierna volgt per kadastraal perceel langs de zuidzijde van de Peperstraat de historische ontwikkeling. Het begint bij de start van het Kadaster in 1832 tot de komst van de nog bestaande woningen. In het daarna volgende deel van dit artikel wordt per woning een overzicht gegeven van bouwjaar en opeenvolgende bewoners en eigenaren.

Zuidzijde Peperstraat: perceelnummers 239 tot en met 244

Het huis van Krijn Koper [perceel 242]

Volgens de volkstelling van 1830 woonde in huis nummer 19 Krijn Koper, 44 jaar, schelpenvisser van beroep en geboren in Zandvoort, zijn vrouw Kaatje Zaanman, 56 jaar, geboren in Akersloot, de 12-jarige Gerritje Asjes en de 8-jarige Jannetje Koper, beiden geboren in Castricum. Kaatje Zaanman was eerder gehuwd in 1802 met Pieter Parlie en in 1810 met Jannes Asjes.
Als boerin en weduwe van Jannes Asjes koopt zij in 1818 van de Armmeesters van de Algemene Armen het huis en erve aan het duin in de Peperstraat nummer 19. Kaatje trouwt in 1819 met Krijn Koper (1787-1835).

De percelen in 1832 die direct grenzen aan de Peperstraat
De percelen in 1832 die direct grenzen aan de Peperstraat

Het bezit aan de Peperstraat omvat volgens de kadastrale registers van 1832 de volgende percelen (zie kaartje) in sectie B: nummer 241 bouwland, nummer 242 huis en erf, nummer 243 bos en nummer 244 boomgaard, met een totaal oppervlak van 5.390 vierkante meter. Het staat dan op naam van Krijn Koper; hij overlijdt in Castricum in 1835. Kaatje met haar drie dochters uit haar huwelijk met Jannes Asjes verkoopt dit bezit in 1837 aan Pieter Veldt; daarbij wordt bedongen dat Kaatje Zaanman (1774-1851) haar leven lang het achterste woonvertrek van het huis mag bewonen, zonder lasten of huur te hoeven betalen.


Jaarboek 43, pagina 82

Pieter Veldt (1803-1847) is eerst schelpenvisser, later landbouwer, woonde op het Noordend, waar hij in 1847 overlijdt. Pieter is gehuwd met Marijtje Mijzen; zij krijgen zes kinderen. Pieter verkoopt zijn bezit aan de Peperstraat: het huis met erf en de percelen bouwland, bos en boomgaard onderhands in 1846 aan Pieter Telleman.

Pieter Telleman (1820-1883) is geboren in Egmond aan Zee, is landbouwer, dagloner en trouwt in 1846 met Dirkje Stierp. Volgens het bevolkingsregister wordt het huis in 1850 in tweeën bewoond. Aan de voorzijde woont Pieter Telleman met zijn vrouw en hun twee pas geboren kinderen. Aan de achterzijde woont de 75-jarige Kaatje Zaanman en haar dochter Jannetje Koper, die in 1850 trouwt met Cornelis Schoen; deze trekt bij hen in en hier wordt hun oudste zoon Klaas in juni 1851 geboren. Kaatje overlijdt vijf maanden later; haar dochter Jannetje gaat met haar man Cornelis Schoen in de Kerkbuurt wonen.

Dirkje Stierp overlijdt in 1865; Pieter hertrouwt in 1867 met Maartje de Graaf, weduwe, boerin en wonend in Heemskerk. Pieter gaat met zijn twee kinderen in 1869 in Heemskerk wonen. Pieter, samen met zijn kinderen als erfgenamen van hun moeder, verkopen het huis en de drie genoemde percelen in 1877 aan zijn broer Gerrit Telleman (1818-1891), landbouwer die woont op Rinnegom met zijn vrouw Guurtje Apeldoorn.

Gerrit overlijdt kinderloos in 1891. Zijn vrouw krijgt het bezit aan de Peperstraat toebedeeld. Zij blijft op Rinnegom wonen en verhuurt dit Bakkummer bezit. In 1898 woont hier Cornelis van den Berg (1874) en echtgenote Hillegonda van de Poll; zij zijn twee jaar eerder gehuwd.

De oude woning van Thijs Dekker aan de Peperstraat.
De oude woning van Thijs Dekker aan de Peperstraat. Deze woning is gesloopt in 1932. Het is de enige woning aan de zuidzijde, die op de kadasterkaart van honderd jaar eerder is vermeld.

Guurtje Apeldoorn verkoopt het geheel op 12 december 1899 aan Mattheus (Thijs) Dekker Simonszoon (1867-1955), landbouwer, tuinder, geboren en wonende in Castricum. Thijs trouwt in 1900 met Catharina (Trijn) Zonneveld. Zij krijgen acht kinderen in de periode 1901-1915 die in dit huis aan de Peperstraat worden geboren.

Thijs Dekker (1867-1955).
Thijs Dekker (1867-1955) woonde in het oude huis aan de Peperstraat. Hij was tuinder en bollenkweker en bezat het tuingebied ten zuiden van de Peperstraat. Omstreeks 1931 laat hij een nieuwe woning bouwen, nummer 10. Hij was gehuwd met Trijn Zonneveld en zij kregen acht kinderen. Mattheus Dekker was voor die tijd een grote man, had een rooie baard dat hem de bijnaam ‘Rooie Thijs’ gaf. Hij ventte de groente uit met de handkar en trekhond en leverde veel aan Duin en Bosch.

Als de meeste kinderen het huis uit zijn, verkoopt de 64-jarige Thijs Dekker in 1931 nagenoeg zijn hele bezit aan de aannemerscombinatie Borst-De Groot. Het omvat het oude woonhuis nummer 19, dat inmiddels in twee huisgedeelten is opgesplitst. Thijs koopt van hen een perceeltje van 285 vierkante meter, dat deel uitmaakt van het oostelijk aangrenzende terrein dat de aannemerscombinatie in 1925 had opgekocht. Het oude huis wordt in 1932 gesloopt en Thijs gaat wonen in het op zijn nieuwe stuk grond gebouwd huis nummer 10.

Bosland Kralenkroft [perceel 240]

Hendrik Beugeling (1774-1831), timmermansbaas, woont in de Kerkbuurt en heeft vele bezittingen en landerijen. Rond 1830 bestaat zijn bezit uit drie huizen en bijna 28 hectaren land, waaronder de percelen 239 en 240 aan de Peperstraat. Hendrik is getrouwd met Johanna Bakker en overlijdt in 1831 met achterlating van twee volwassen kinderen.

Vele jaren na zijn overlijden verkoopt zijn echtgenote Johanna Bakker en de mede-erfgenamen in 1850 op een openbare veiling een groot aantal percelen land, waaronder perceel 240. Koper is Jan Schotvanger. Dit staat dan omschreven als een stuk bosland met houtgewassen, begroeiingen en beplantingen genaamd ‘in de Peperstraat’, nummer 240, groot 4.140 vierkante meter.

Hetzelfde perceel maakt een gedeelte uit van het land, genaamd Kralenkroft. Hendriks vader Hermanus Beuge-


Jaarboek 43, pagina 83

ing koopt in 1808 een stuk weiland, genaamd Kralenkroft dat later kadastraal is opgenomen in de twee percelen 239 en 240. Hij kocht dat toen van de heer François Tayspil Janszoon, wonende in Amsterdam.

De familie Tayspil is een rijke koopmansfamilie uit Amsterdam. Ze heeft onder andere een koffieplantage in Suriname. Deze familie was omstreeks 1585 afkomstig uit Antwerpen. Jan Tayspil Franszoon koopt in april 1766 het stuk land ‘de Kralencroft’ en nog vier kleine akkertjes rond de Bakkummerstraat en Schelgeest. Twee maanden later koopt hij een strook duingebied, dat zich uitstrekt vanaf de Noordzee tot de omgeving van wat nu de Bakkummerstraat is. Ten noorden van deze strook lagen de duinen van Joan Geelvinck, ambachtsheer van Castricum en ten zuiden de duinen van de familie Deutz van Assendelft van kasteel Marquette in Heemskerk.
Dit duingebied van de familie Tayspil met het duinmeiershuis is dan verhuurd aan duinmeier Cornelis Jeroenszoon Zonneveld en is vooral van belang vanwege de konijnenpopulatie. In 1791 wordt dit duingebied verkocht aan Gerrit Abbink. De aan de zuidzijde aangrenzende stukken bosland aan Kralenkroft, de nummers 245 en 246, worden nog in de 19e eeuw Tayspil genoemd.

In 1850 is, zoals hierboven vermeld, Jan Dirkszoon Schotvanger (1805-1878) eigenaar geworden van nummer 240. Jan is boer, heeft veel land, woont aan de Kooiweg en is in 1833 gehuwd met Grietje Kuijs; zij overlijdt in 1861 met achterlating van zeven kinderen. Jan hertrouwt daarna nog twee keer. Na zijn overlijden houden de erfgenamen op 22 oktober 1878 een openbare verkoping van de boerderij en een aantal percelen land, waaronder nummer 240. Koper van het merendeel van de percelen is Klaas Gerritszoon Brakenhoff. Klaas Brakenhoff (1847-1901) is boer en in 1874 gehuwd met Neeltje Kuijs. Zijn bezittingen, waaronder het perceel bosland nummer 240, worden in 1886 gekocht door mr. Jacobus Petrus Kraakman (1830-1907), advocaat en procureur, wonend in Alkmaar, gehuwd met Maria Geertruida Ibink Melenbrink.

Kraakman heeft boerderijen en vele stukken weiland ter grootte van ongeveer 95 hectaren, vanaf 1882 opgekocht vooral in Bakkum-Noord. Na zijn overlijden worden in 1908 zijn vele bezittingen verdeeld onder zijn vier kinderen.
Perceel 240, dat inmiddels als bouwland (tuingrond) in gebruik is, wordt toegedeeld aan zijn dochter Geertruida Kraakman (1876-1959), gehuwd met Theodoor Janzen, houthandelaar, beiden wonend in Haarlem. Geertruida houdt het perceel vele jaren in bezit en gaat het vervolgens verhuren. In 1925 verkoopt zij perceel nummer 240 aan de aannemerscombinatie Antoon Borst, timmerman en Cornelis de Groot, metselaar.
Vanaf de jaren (negentien) dertiger wordt hier een begin gemaakt met de bouw van woningen.

Antoon Borst.
5e van links Antoon Borst (in pak). Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

Bouwland [perceel 239]

Zoals hierboven reeds gemeld is perceel 239 in 1830 in bezit van Hendrik Beugeling. Het perceel is ruim 1 hectare groot en enkele jaren later wordt een klein deel ter grootte van 620 vierkante meter afgesplitst en verkocht aan Cornelis van den Berg (1801-1881), die hierop een huis laat bouwen aan de Bakkummerstraat even ten zuiden van wat nu de ingang Tetburgstraat is.
Cornelis van den Berg, schulper (schelpenvisser) en landbouwer, trouwt in 1827 met Geertje van Bruijnswaard en na diens overlijden in 1841 met Almoed Rebecca Eckhart. Cornelis heeft alleen uit het tweede huwelijk kinderen.
In 1850 koopt hij land van de erfgenamen van Hendrik Beugeling en heeft nu het gehele perceel 239 in bezit.
Uit een boedelbeschrijving uit 1869 blijkt dat Cornelis naast een paard en een schulpkar ook drie melkkoeien heeft en een pink.

Schelpenvisser Klaas van den Berg.
Schelpenvisser Klaas van den Berg (geboren op 23 januari 1843 en overleden op 27 april 1931) Hij was ook strandvonder.

In 1871 verkoopt de 70-jarige Cornelis zijn huis en land (geheel nummer 239) aan zijn oudste zoon Klaas.
Klaas van den Berg (1842-1931) is landbouwer, schelpenvisser en vanaf 1869 aangesteld als strandvonder; hij trouwt in 1872 met Antje Prins. Op dit perceel nummer 239 groeien hun zeven kinderen op.
Klaas is strandvonder gedurende zeer vele jaren; tot in 1914. Hij brengt de aangespoelde strandgoederen, voornamelijk bestaande uit balken, planken en rondhout op zijn erf bij zijn huis aan de Bakkummerstraat. Als er na verloop van tijd veel strandgoederen zijn opgeslagen, wordt na verkregen goedkeuring van Gedeputeerde Staten een openbare verkoping op het erf van Klaas gehouden.

In 1907 laat Klaas op zijn erf langs de Bakkummerstraat vijf huizen bouwen, die hij in 1917 afzonderlijk verkoopt (nu de nummers 68, 70, 72, 74 en 76). Ook verkoopt hij dan een perceel tuingrond van 630 vierkante meter langs de Peperstraat aan zijn schoonzoon Gerrit van den Akker. Ook verkoopt hij een nog direct daarachter gelegen perceel tuingrond van 423 vierkante meter aan Gerrit Zonneveld.

De Peperstraat omstreeks 1920.
De Peperstraat omstreeks 1920. Rechts nog een deel van woning nummer 15. Achter de bomen het eerste huis van Goed Wonen nummer 17. Door de duinen op de achtergrond is links op de foto het huis van Thijs Dekker, dan het enige huis aan de zuidzijde, moeilijk zichtbaar.

In maart 1924 verkoopt Klaas het overgrote deel van zijn resterende bezit in perceel 239 aan de aannemerscombinatie Borst-De Groot, namelijk een bouwterrein van ongeveer 4750 vierkante meter. Het perceel tuingrond langs de Peperstraat, dat Gerrit van den Akker in 1918 van zijn schoonvader Klaas van den Berg heeft gekocht, blijft vele jaren als tuin in gebruik. Gerrit (1882-1957) is eerst spoorwegbeambte, daarna portier op Duin en Bosch. Na zijn overlijden verkopen zijn erfgenamen in 1959 nagenoeg het gehele perceel tuingrond aan Jac. de Nijs (1901), metselaar en aannemer en aan zijn zoon Thijs (1933), timmerman en aannemer, elk voor de helft. Beide aannemers kopen er dan ook nog 272 vierkante meter grond bij van het achterliggende perceel, sinds 1956 eigendom van Hein Zonneveld, groentehandelaar.

Een kleine witte woning. Dr. Jacobilaan nummer 4 in Bakkum.
Een kleine witte woning. Dr. Jacobilaan nummer 4 in Bakkum. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

Op deze grond verrijzen de huizen van Dr. Jacobilaan met nummers 2, 4 en 6. Er blijft nog een klein bouwterreintje over van 185 vierkante meter, waarop in 1981 het dubbel woonhuis met nummers 6a en 6b wordt gebouwd.

Aannemerscombinatie Borst-De Groot

Bij de realisatie van woningen in het gebied rond de Peperstraat is nauw samengewerkt door Antonius (Toon) Borst, timmerman en aannemer en Cornelis (Kees) de Groot, metselaar en aannemer, beiden wonend in Bakkum. Dit betrof vooral het gemeenschappelijk bezit van bouwter-


Jaarboek 43, pagina 84

reinen, de bouw van woningen en de verkoop van percelen aan nieuwe bewoners.
Bij een openbare verkoping in café ‘de Vriendschap’ aan de Dorpsstraat op 21 oktober 1919 wordt een boerenwoning met erf, tuin en weiland, met in totaal ruim 2,5 hectare grond nabij de Stetweg te koop aangeboden. Het wordt gekocht door een driemanschap, bestaande uit Gerrit Res, broodbakker en grondeigenaar en de beide aannemers.

Foto van omstreeks 1938 vanaf het land van Thijs Dekker.
Foto van omstreeks 1938 vanaf het land van Thijs Dekker. Links een zoon en kleinzoon, rechts een schoonzoon en kleindochter. Op de achtergrond links de woningen van Goed Wonen en rechts de achterzijde van de huizen nummers 12 en 10.

Een jaar later verkopen zij de boerenwoning en 1,5 hectare grond. Het driemanschap blijft in bezit van 1 hectare grond. Medio 1921 nemen de beide aannemers het aandeel over van Gerrit Res en is dit het begin van een lange periode dat deze aannemerscombinatie genoemde activiteiten ontplooit, vooral in de omgeving Stetweg, Bakkummerstraat en Dr. Jacobilaan.


Jaarboek 43, pagina 85

De aannemerscombinatie Borst-De Groot koopt in 1925 perceelnummer 240 met een grootte van 4.140 vierkante meter. In 1931 kopen ze van Thijs Dekker een perceel met het oude huis ter grootte van 5.150 vierkante meter. (oorspronkelijk de nummers 241 tot en met 244). Beide percelen zijn gelegen aan de zuidzijde van de Peperstraat.
Aan de zuidzijde van deze kavels is rond 1927 vanaf de Bakkummerstraat begonnen met de aanleg van de Tetburgstraat; hieraan worden door de aannemerscombinatie ook woningen gebouwd. Aan de oostzijde van perceel 240 wordt later de Van Renesselaan aangelegd.

Voorbereidingen voor de officiële opening op 24 juli 1949 van de speeltuin door burgemeester Smeets.
Voorbereidingen voor de officiële opening op 24 juli 1949 van de speeltuin door burgemeester Smeets.

Het terrein ten zuiden van de Dr. Jacobilaan blijft lange tijd een braakliggend gebied dat door de aannemerscombinatie voor de Bakkumse jeugd beschikbaar wordt gesteld. Door vrijwilligers is hier een speeltuintje gerealiseerd dat door burgemeester Smeets in 1949 officieel wordt geopend. Tot midden jaren (negentien) vijftig hebben kinderen van Bakkum hier kunnen spelen.
Voor dit terrein geldt ongeveer twintig jaar lang een bouwstop in verband met de projectie van de westelijke randweg. Als deze wordt ingetrokken, wordt voor dit gebied uitbreidingsplan Bakkum-West actueel, waarin in totaal twintig woningen zouden worden gebouwd. In 1967 is gestart met de bouw van de eerste zes woningen.
In de jaren (negentien)n tachtig worden hier woningen gebouwd die nu zijn gelegen aan de Van Renesselaan en aan de Dr. Melchiorlaan.

De huizen aan de zuidzijde van de Dr. Jacobilaan

Dr. Jacobilaan 2

In 1959 verkoopt Hein Zonneveld, groentehandelaar en wonend aan de Bakkummerstraat, een stuk grond van 272 vierkante meter, dat ligt achter zijn huis aan de zuidzijde van de Dr. Jacobilaan, als bouwterrein aan de aannemers Jac. de Nijs (1901) en zijn zoon Thijs (1933). Na de bouw verkopen de aannemers in 1961 de woning met schuur aan de Dr. Jacobilaan nummer 2 aan Willem Stadt (1918), kassier van het girokantoor der gemeente Amsterdam. Willem is gehuwd met Johanna Christina Schmidt.

In 1966 heeft Willem een garage op een klein aangekochte uitbreiding van zijn erf gebouwd. In 1977 verkoopt hij het geheel aan Henk van der Meer (1933- 1988), metaalbewerker, gehuwd met Gijsbertha (Bep) van Brenk; zij wonen er vanaf eind 1977. Kinderen: Robert, Henriëtte en John. In 1994 gaat Bep naar de Admiraal de Ruyterlaan en woont haar dochter Henriëtte hier met haar echtgenoot Peter Klut, procesingenieur en met hun drie kinderen: Stefan, Jelmer en Merijn.

Dr. Jacobilaan 4

Op het bouwterrein van 600 vierkante meter, dat door de aannemers Jac. en Thijs de Nijs in 1959 van de erfgenamen van Gerrit van den Akker is gekocht, worden twee woonhuizen gebouwd: nummer 4 en nummer 6. Na de realisatie worden deze verkocht aan de toekomstige bewoners.

Kobus Veldt woonde met Jansje Fokker en hun vijf kinderen op 4.
Kobus Veldt woonde met Jansje Fokker en hun vijf kinderen op 4. Hier Kobus met kinderen van links naar rechts Joke, Bert, Gerda, Jaap† en Bets.

In 1961 is nummer 4, woonhuis met garage op 263 vierkante meter grond, verkocht aan Kobus Veldt (1915), tuinder, dan wonend aan de Kooiweg en in 1949 gehuwd met Jansje (Jo) Fokker; hun vijf kinderen: Bets, Jaap†, Joke, Bert en Gerda zijn hier opgegroeid. Kobus werk later bij de gemeentereiniging en is overleden in 1983. Jo is vertrokken in 1988 naar de Heereweg en overleden in 2010. De volgende bewoners vanaf 1989, Hella den Dunnen en Dirk Zeeman, werken beiden in een ziekenhuis, respectievelijk als vaatlaborante en als afdelingsassistent; zij zijn de huidige (in 2020) bewoners.

Op 7 april 1961 is nummer 6, woonhuis met garage op 264 vierkante meter grond verkocht aan Arnoldus Gerardus van der Maat (1900), dan wonend in Zandvoort en gehuwd met Wilhelmina Maria Bernarda Kleene. Arnoldus is overleden in 1987.

In 1987 koopt Dick Schermer (1960), it-manager, de woning. Hij woont hier met Ellen Wijdekop en hun kinderen Mirte en Niek. In 2007 wordt het huis verkocht aan Remy Vels en Judith Kaandorp. Remy handelt in papier en karton en Judith Kaandorp is onderwijskundige.

Dr. Jacobilaan 6a en 6b

Op een nog resterend naastgelegen stukje bouwterrein wordt in 1982 door de firma Borst een dubbel woonhuis gebouwd, 6a en 6b, waarvan de eigenaren in 1983 worden:
6a: William Bruce Jamieson (1942), systeemcoördinator, gehuwd met Marijke de Boer, verpleegkundige;
6b: Hans van Schoor (1949), bedrijfsdirecteur, gehuwd met Dora Piek, verpleegkundige. Hans is van 1990 tot 2006 raadslid en fractievoorzitter geweest van D66.


Jaarboek 43, pagina 86

Dr. Jacobilaan 8

Andries Nicolaas Groeneveld, slager en wonend in Heiloo, koopt bouwgrond in 1981 van de aannemerscombinatie Borst-De Groot. In september 1982 gaat hij wonen in het nieuwe huis nummer 8 samen met zijn vrouw Jacqueline Kriek. Zij vertrekken in 1984 naar Dirkshorn (eigen slagerij) en verkopen het geheel aan Simon Petrus (Siem) Ruiter, die woont op Dr. Jacobilaan 15 en nu met zijn vrouw Truus Stam verhuist naar nummer 8. Truus overlijdt in 1991 en Siem in 2015. Sindsdien woont er zijn dochter Alette Ruiter, GGZ leidinggevende met haar man Hans Hofstra, theatertechnicus.

Dr. Jacobilaan 8a

Wilhelmus Cornelis (Will) Glorie (1957) koopt in 1981 een stukje bouwterrein van de aannemerscombinatie Borst-De Groot. Hierop wordt een huis met garage gebouwd. Will gaat hier in 1982 met Jolanda Groot wonen; hij heeft een loodgietersbedrijf en verkoopt het pand in 1991 aan Bernard Jäger (1965), sales engineer, en echtgenote Anne Claire Honing. In 1999 verkopen zij het huis en gaan in Limmen wonen. De nieuwe eigenaar is Hans Molenaar (1965), financieel planner, die het huis in 2010 verkoopt aan de huidige bewoners.

Dr. Jacobilaan 10

De aannemerscombinatie Borst-De Groot verkoopt een stuk grond (deel van nummer 240), groot 250 vierkante meter aan de Peperstraat in 1931 aan Mattheus (Thijs) Dekker (1867-1955), die in dezelfde transactie het huis met erf en tuin aan de Peperstraat, groot 5.150 vierkante meter, aan de combinatie verkoopt. Het oude huis wordt in 1932 gesloopt, terwijl op het nieuwe stukje grond van Thijs een huis met een schuur wordt gebouwd, nummer 10. Thijs is tuinder en gehuwd met Trijn Zonneveld, die in 1939 overlijdt. Kort daarna in 1940 verkoopt Thijs, dan inmiddels 73 jaar, dit huis aan Dirk de Winter (1890).

Dirk de Winter is wagenmaker en woont naast de Beatrix-klok aan de Bakkummerstraat; hij is maatschappelijk heel actief als gemeenteraadslid, bij de brandweer is voorzitter van ‘Onderlinge Hulp’. Het huis aan de Dr. Jacobilaan nummer 10 gaat Dirk verhuren; eerst aan Johannes Castricum (1901), die daarvoor met zijn gezin woonde in het huis van zijn vader op Dr. Jacobilaan 5. Na de ontruiming in 1943 keert Johannes hier niet meer terug.

Jo Zentveld en Jans Schermer woonden met hun kinderen op nummer 10.
Jo Zentveld en Jans Schermer woonden met hun kinderen op nummer 10.

Dirk de Winter verhuurt het huis direct na de oorlog aan Jacob (Jo) Zentveld (1906). Jo is chauffeur, ziekenfondsbode en lid van het kerkbestuur. Hij is in 1932 gehuwd met Jans Schermer. In dit huis groeien hun kinderen op. Jo koopt het huis van Dirk de Winter in 1962 en overlijdt in 1965. Jans gaat in 1969 wonen aan de Martin Luther Kinglaan. Het huis nummer 10 wordt dan overgenomen door hun dochter Hannie Zentveld (1939) met haar man Joop Tromp.

Joop (1937) is chauffeur; rangeerder en later gescheiden van Hannie Zentveld. Hij woont hier tot zijn overlijden in 2018. De erfgenamen verkopen het huis in 2018 aan Joris Kramer en Rose-Anne Dotinga, beiden zijn ontwerper. Zij zijn de huidige bewoners samen met hun kinderen Quinten en Philou.

Dr. Jacobilaan 12

In maart 1925 verkoopt Thijs Dekker een stukje grond van 230 vierkante meter (perceel nummer 241) aan Cornelis (Kees) Orij (1884-1935). Kees is tuinder, werkt later op de centrale bij Duin en Bosch en is getrouwd in 1910 met Adriana (Jane) Hollenberg, toen weduwe van Antonie Orij, een oudere broer van Kees.

Kees laat op dit perceel een huis bouwen en gaat hier wonen met Jane en hun gezin dat weldra zou bestaan uit elf kinderen, waarvan twee uit het eerste huwelijk van Jane. Kees overlijdt in 1935 op 51-jarige leeftijd en het huis komt op naam van Jane Hollenberg (1885-1967). Twintig jaar later in 1955 woont Jane in de Dr. Leenaersstraat en verkoopt het huis aan haar zoon Niek Orij (1916-1990).

In aansluiting op dit artikel zijn de voorouders van Niek Orij in de vorm van een kwartierstaat opgenomen. Dit om aan deze vorm van presentatie meer bekendheid te geven. Niek is kraandrijver bij Hoogovens en gehuwd met Lena Diemel; zij krijgen zes kinderen: Cees†, Hans, Marianne, Rineke†, Rob en Ron. Van Niek Orij wordt in dit jaarboek een overzicht van zijn voorouders gegeven.

In 1979 verkoopt Niek Orij het huis aan Marten Eveleens (1946), personeelsfunctionaris uit Sint-Pancras, die drie jaar later in 1982 het huis verkoopt aan Jikke van der Meulen (1923) uit Ouderkerk aan de Amstel. Opnieuw na drie jaar, in 1985, is er een nieuwe eigenaar; de bewoners worden Erik Gelauff, jeugdbeschermer en Heidi van Brussel, verpleegkundige. Zij wonen hier tot 2003 met hun drie kinderen, Piene, Bente en Fleur.

Daarna blijven de opeenvolgende bewoners relatief kort: vanaf 2003 Bastiaan Kroes, manager bij KLM en Marinke van der Windt, massage-pedicure met hun kinderen Romée, Pim en Mees; vanaf 2010 René Mogge, ondernemer, samen met Stephanie Hain en tenslotte de huidige bewoners sinds 2012 Erick Bakker, regiomanager NS en Bente Akkerman, psycholoog met hun twee kinderen.


Jaarboek 43, pagina 87

Dr. Jacobilaan 14

De aannemerscombinatie Borst-De Groot verkoopt in 1940 twee stukken grond van hun bouwterrein tussen Dr. Jacobilaan en Tetburgstraat en wel 666 vierkante meter aan aannemer Gerard Convent uit Zaandam en 449 vierkante meter aan Gerrit van den Born, beambte van Duin en Bosch. Hierop zullen later de huizen nummers 14 en 16 worden gebouwd.

Aannemer Convent heeft hier in de oorlogsjaren geen bouwactiviteiten ontplooid en dat is niet zo verwonderlijk met de vele afgebroken en leegstaande huizen in de omgeving. Hij verkoopt hetzelfde bouwterreintje in juni 1947 aan Frederik Arnoldus Hoogsteder (1895), een gepensioneerd West-Indische ambtenaar, die dan al in de gemeente woont. Ook Hoogsteder verkoopt het stuk grond als bouwterrein in november 1948 aan Dirk Kaper (1908).

Kaper staat als architect te boek en is hoofd van de Bouwkundige Dienst van Duin en Bosch. Hij is vanaf 1962 in totaal twaalf jaar gemeenteraadslid. Al veel eerder verkoopt hij in 1955 hetzelfde bouwterrein van 666 vierkante meter door aan Jan Smit, boekhouder, die in 1918 in Indonesië is geboren en uit Uitgeest komt. Jan Smit laat omstreeks 1957 het huis met garage bouwen. In dit nieuwe huis woont hij met echtgenote Sjoerdje Hellinghuizer en hier groeien hun zeven kinderen op: Jan, Theo, Carla, Anja, Fred, Arie en Hiltje. Jan Smit verkoopt het geheel in 1975 aan Cornelis van Dijk (1938) uit Beverwijk. Van Dijk is adjunct-accountant en gehuwd met Suzanna Maartje de Jager. Zij wonen er vanaf 1975. Suzanna is in 2015 overleden. Cornelis woont hier nog steeds.

Dr. Jacobilaan 16

Gerrit van den Born (1893) is beambte van Duin en Bosch, verkoopt het bouwterrein in 1953 aan Marie Susanna Bronkhorst (1885), lerares M.O. Engels.
In 1954 wordt op dit perceel een huis, schuurtje en atelier gebouwd, reeds op kosten van de nieuwe eigenaar Maurits Désiré Cappel (1905), gemeenteambtenaar, die de grond met het huis in 1954 koopt. Maurits woont hier tot zijn overlijden in 1980 met zijn echtgenote Johanna Wilhelmina Beukers; zij krijgen zes kinderen. Johanna blijft er na zijn overlijden nog kort wonen. Hun zoon Arthur Herman Cappel (1941), statisticus is vanaf 1984 de bewoner met echtgenote Maria Catharina (Ria) Sijmons; zij hebben twee kinderen.

Dr. Jacobilaan 18

De aannemerscombinatie Borst-De Groot verkoopt in 1937 een stukje grond van 426 vierkante meter aan Pieter Heida (1898), verpleger op Duin en Bosch. Pieter laat hier in 1937 een huis bouwen en gaat hier wonen met echtgenote Lien van Apeldoorn (1904), waarmee hij in 1929 in Castricum trouwt. Lien is verpleegster en is vanaf 1937 pensionhoudster. In dit huis groeien hun vier kinderen op: Lineke, Henk, Piet en Wim. Zoon Henk wordt in 1959 in de atletiek Nederlands kampioen op de 800 meter, daarna ook op de 1000 meter. Hij was vele jaren Nederlands recordhouder op deze afstanden.

Pieter overlijdt in 1980. Lien blijft hier wonen tot 1997; zij is overleden in 2000 in een verpleeghuis in Heemskerk. In 1997 wordt het huis verkocht aan de huidige bewoners Johannes (Jan) Pater, beeldhouwer en Karin Haker, projectleider bij een thuiszorgorganisatie. Zij hebben twee kinderen: Lisette en Maarten. Karin woonde daarvoor op Dr. Jacobilaan 27.

De huizen van de families Heida en Noordover op 18 en 20.

Dr. Jacobilaan 20

Pieter Dorjeé (1880), ambtenaar uit Zaandam, koopt in 1936 een stukje grond van 405 vierkante meter van de aannemerscombinatie Borst-De Groot. Hierop wordt kort daarna het huis nummer 20 gebouwd, waar Pieter gaat wonen met echtgenote Harmke de Jager; hij is dan zonder beroep en overlijdt in 1949. Zijn erfgenamen verkopen het huis met erf en tuin enkele maanden later aan Reinier Cornelis van den Bosch, adjudant rijkspolitie uit Zaandam. Deze is inmiddels gepensioneerd en woont in dit huis als hij het in 1952 verkoopt aan Petrus Lodewijk Dikkes (1891), loodgieter uit Amsterdam. Die gaat hier met zijn vrouw Lena Schipper wonen; zij overlijdt hier eind 1958. In 1962 woont Dikkes in Leiden en verkoopt de woning aan Aad Noordover (1936), timmerman bij Jac. de Nijs, in 1961 gehuwd met Rie Schermer, dochter van Bertus Schermer van de Dr. Jacobilaan 3; zij gaan er in mei 1962 wonen en Aad woont er nog steeds; zijn vrouw is in 2006 overleden. Hier zijn hun drie kinderen geboren: Annemiek, René en Jeroen.

Simon Zuurbier

Bronnen:

  • Archief Gemeente Castricum aanwezig op het Regionaal Archief te Alkmaar;
  • Bevolkingsregisters en Burgerlijke Stand;
  • Kadastrale bronnen over Castricum;
  • Notariële archieven te Alkmaar en Haarlem.

Met dank aan: de (oud-)bewoners van de Dr. Jacobilaan en hun relaties voor de verstrekte informatie.

18 maart 2024

De ‘hunkerbunker’ van Duin en Bosch (Jaarboek 43 2020 pg 76-80)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 43, pagina 76

De ‘hunkerbunker’ van Duin en Bosch

Deel van het zusterhuis, het latere koekoeksduin
Deel van het zusterhuis, het latere koekoeksduin.

Omdat het helaas niet is gelukt om het voormalig zusterhuis ‘Koekoeksduin’ op het landgoed Duin en Bosch op de monumentenlijst te krijgen, is het in 2017 gesloopt. Het hermetisch afgesloten gebouw gaf huisvesting aan leerling-verpleegsters en werd bewaakt door parkwachters met opsporingsbevoegdheid. De zusters en broeders waren echter creatief genoeg om elkaar te ontmoeten.

Personeelsbeleid van Dr. Jacobi

Nadat Dr. Jan Willem Jacobi in 1909 was aangesteld als eerste geneesheer-directeur van het Provinciaal Ziekenhuis Duin en Bosch, diende hij zich te houden aan het personeelsbeleid dat hem van hogerhand werd opgelegd. Dat betekende voor de broeders en zusters dat het niet mogelijk was om een relatie te hebben op dezelfde afdeling en ook niet in hetzelfde gebouw. Als deze toch ontstond, dan was het meestal de vrouwelijke partner die het veld moest ruimen. In geval van een huwelijk kreeg zij ontslag, omdat gehuwde vrouwen niet in loondienst mochten werken.

Dr. J.W. Jacobi.
Dr. J.W. Jacobi. Duin en Bosch in Bakkum, 1916. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Over ’t algemeen trokken in die tijd nieuwe ziekenhuizen veel jongeren aan om er te gaan werken en dat gebeurde dus ook bij Duin en Bosch. En waar veel jeugd is, ontstaan makkelijk relaties. Die zijn soms vluchtig, maar kunnen ook uitmonden in serieuze verbintenissen. Daar was op Duin en Bosch ook regelmatig sprake van, dus Jacobi moest met lede ogen het inklinken van zijn personeelsbestand aanzien. Dit had tot gevolg dat hij, tegen alle regels van de provincie in, al snel besloot om binnen het ziekenhuisterrein woonvoorzieningen te realiseren voor mannelijke en vrouwelijke medewerkers apart. Daarnaast mocht men een relatie hebben, maar samenwonen werd niet toegestaan.

Het A-gebouw ofwel het administratiegebouw op Duin en Bosch.
Het A-gebouw ofwel het administratiegebouw op Duin en Bosch. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

Woonvoorzieningen

Het mannelijk personeel werd gehuisvest boven de paviljoens, die ook wel internaten werden genoemd. De eerste woonvoorziening voor de dames werd gecreëerd in het administratiegebouw, ook wel aangeduid als het A-gebouw.

Het eerste zusterhuis, gebouwd in 1910.
Het eerste zusterhuis, gebouwd in 1910.

Vervolgens werd in 1910 een heus zusterhuis gebouwd. Dat gaf op de eerste verdieping huisvesting aan twintig verpleegsters en beneden waren eet- en conversatiezalen. Later werd het pand gebruikt als lescentrum en tegenwoordig heeft de directie van GGZ Dijk en Duin haar onderkomen in het gebouw.

In 1920 werd het complex ‘Dienstwoningen voor verpleegsters’ gebouwd tegenover het Koekoeksduin, vlakbij de ingang aan de Duinenboschweg. Het ziekenhuis had toen circa tweehonderd verpleegsters in dienst. De zusterwoningen waren verdeeld over een rechthoekig blok van zes woningen en twee haaks hierop geplaatste kleinere blokken van twee woningen. Iedere woning bood huisvesting aan vijf verpleegsters met elk een eigen slaapkamer en verder een gemeenschappelijke zitkamer en keuken. Na het gereedkomen van het grote zusterhuis tegenover dit


Jaarboek 43, pagina 77

complex, werden de woningen bevolkt door mannelijke verpleegkundigen. Vandaar dat de huisjes meer bekend zijn geworden als broederwoningen. Tijdens een grondige renovatie in 2016-2017 zijn de woningen opgedeeld in vijf royale woonhuizen en verkocht aan particulieren.

De zusterwoningen, later broederwoningen genoemd.
De zusterwoningen, later broederwoningen genoemd.

Het zusterhuis Koekoeksduin

In 1953 stelde de ziekenhuisdirectie een urgentieplan op dat het ‘vraagstuk van het internaat’ bevatte. Daarmee werd de bouw van een zusterhuis bedoeld vanuit het oogpunt dat ‘het verplegend personeel zich in zijn vrije tijd los moet kunnen maken uit de ziekenhuissfeer waarin het bij huisvesting in de paviljoens al te zeer gebonden blijft’.

Christiaan B. Posthumus Meyjes junior.
Christiaan B. Posthumus Meyjes junior.

Architect

Christiaan Bernard Posthumus Meyjes junior (1893 -1974) studeerde aan de Technische Hogeschool te Delft en werkte een jaar op het bureau van architect Karel de Bazel.
Samen met zijn vader C.B. Posthumus Meyjes senior (1858-1922) had hij vanaf 1919 een architectenbureau. Na de dood van zijn vader in 1922 ging hij in 1926 de samenwerking aan met architect Jakob van der Linden onder de naam Posthumus Meyjes en Van der Linden. Hij ontwierp vele soorten gebouwen, vooral landhuizen, kantoorgebouwen en ziekenhuizen.
Tot zijn belangrijkste nieuwbouwprojecten behoren de Dr. C.P. van Eeghenschool (1923) in Amsterdam-Noord, de Oosterkerk in Haarlem (1924), het psychiatrisch Julianaziekenhuis in Zaandam (1951).
Christiaan Meyjes junior was lid van vele commissies, redacties en organen en van de gemeenteraad van Bloemendaal.

Het nieuwe zusterhuis ‘Koekoeksduin’.
Het nieuwe zusterhuis ‘Koekoeksduin’.

Dus werd er door C.B. Posthumus Meyjes (zie groene kader) een gebouw ontworpen dat we qua architectuur terugzien bij veel ziekenhuizen in Nederland. De eerste steen van het zusterhuis, later ‘Koekoeksduin’ geheten, werd door Jacs Rustige, voorzitter van de Commissie van Bestuur, gemetseld op 29 november 1956. Op 17 juni 1958 werd het gebouw geopend door mevrouw Prinsen, Commissaris van de Koningin.

pening van het zusterhuis in 1958.O
Opening van het zusterhuis in 1958. Op de voorste rij derde van rechts Commissaris van de Koningin mevrouw Prinsen; vierde van rechts voorzitter van de Commissie van Bestuur Jacs Rustige en zesde van rechts geneesheer-directeur mevrouw Buiter-Kloosterman.

Dit typisch jarenvijftig gebouw bevatte honderd zit-slaapkamers, een grote eetzaal en een huiskamer op elk van de vier verdiepingen. Het gebouw had een emotionele waarde en deelde lief en leed met haar bewoners. Mejuffrouw Du Cloux was de chaperonne die met haar warme Indonesische persoonlijkheid een sfeer wist te scheppen waarbinnen de zusters zich geborgen wisten.

Mejuffrouw Du Cloux.
Mejuffrouw Du Cloux.

Het gebouw was echter hermetisch afgesloten voor mannen, die er beslist niet mochten komen. De vesting werd ook bewaakt door parkwachters die opsporingsbevoegdheid hadden. Juist omdat de zone streng verboden was voor de mannelijke leerling-verpleegkundigen, was het voor hun een sport om het gebouw ongemerkt binnen te dringen voor een bezoekje aan het vrouwelijk geslacht. Het zusterhuis werd dan ook met recht de ‘hunkerbunker’ genoemd. Maar wee degene die op heterdaad werd betrapt door een van de parkwachters. Dan moest de dader de andere dag op het matje komen bij geneesheer- directeur mevrouw Buiter-Kloosterman en dat kon wel eens tot acuut ontslag leiden.


Jaarboek 43, pagina 78

De democratisering in de jaren (negentien) zeventig deed het bolwerk veranderen van hunkerbunker in ‘tortelhuis’. In de loop der decennia heeft het zusterhuis nog tal van functies gehad. Omdat men van lieverlee extern ging wonen, heeft het gebouw vanaf de jaren (negentien) negentig dienst gedaan als personeelsrestaurant en werden de kamers op de begane grond als kantoorruimtes gebruikt, waarin onder andere de bedrijfsarts was gevestigd.

De recreatiezaal.
De recreatiezaal.

De woonfunctie veranderde in die zin dat de kamers ook te huur waren voor jongeren uit het dorp. Het gebouw was gedateerd en bijzonder onderhoudsgevoelig. Mede daardoor werd het een kostenpost voor de beheerder.

Eetzaal in het voormalige zusterhuis.
Eetzaal in het voormalige zusterhuis. Oude Parklaan (Duin en Bosch) 123-131 in Bakkum, 1935. Later werd dit het lescentrum. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Tot maart 2017 was het zusterhuis in gebruik als beschutte woonvorm voor de Regionale Instelling voor Beschermd Wonen (RIBW) uit Beverwijk. Daarna werd het gesloopt om plaats te maken voor de bouw van zeventien koopwoningen.

Leerlingen voor het zusterhuis in maart 1969.

Leerlingen voor het zusterhuis in maart 1969. Van links naar rechts Joska Heuveling van Beek, Hans van Loon, Marjan Spiertz, Peter Smits, Erna Ronhaar en Allet van Dam. Foto Henk Heynis.

Herinneringen

Henk Heynis (1949) begon in 1968 met de B-opleiding van de verpleging op Duin en Bosch. Hij vertelt: “In het eerste jaar van de studie was het verplicht dat je intern woonde en in het tweede jaar mocht je dan extern. Een paar verhalen


Jaarboek 43, pagina 79

weet ik wel, maar ik heb ze van horen zeggen. En natuurlijk heb ik wat eigen ervaringen. Het is 1968 en de broeders werden fanatiek gescheiden van de zusters. We aten tussen de middag zelfs apart! Na verloop van tijd mochten de broeders ‘s avonds, ik dacht tot tien uur, in de huiskamer van het zusterhuis onder streng toezicht van een mentrix samen tv kijken. Maar als je op een kamer in het zusterhuis werd betrapt en ontslag volgde, dan mocht je het bij de Willibrordusstichting in Heiloo verder proberen.

Als je het ‘s nachts toch waagde om met een meisje samen in een bed te duiken, dan kreeg je natuurlijk met de parkwachter te maken. Er waren een paar beruchte types die gewoon de kamers van de zusters bezochten om te zien of daar geen jongens waren.

De parkwachter is nog niet langs geweest.
De parkwachter is nog niet langs geweest …

Ook Mieke Meurs (1951) volgde de opleiding vanaf 1968 en haalde haar diploma in 1971. Zij blikt terug: “Eind januari 1972 ben ik bij Duin en Bosch weggegaan om een vervolgopleiding te gaan doen in Utrecht. Ik heb zo’n twee jaar in het zusterhuis gewoond, het laatste jaar van de opleiding woonde ik op kamers.

Een van de dingen die me zijn bijgebleven is de controle van de parkwachters. Iedere avond kwam er een de lichten uitdoen en dan liep hij alle gangen, keukens en badkamers na. Dat ging er streng aan toe. Als je licht nog aan was, dan klopte hij op de deur, omdat het uit moest. En als hij geluid hoorde, gooide hij de deur open. Vaak zaten we dan met een aantal vriendinnen nog gezellig bij elkaar, maar die werden dan per direct naar hun kamer gestuurd. Maar soms, als we hem hoorden aankomen dan hielden we ons zo stil mogelijk. Dan deden we vlug het licht uit, kroop er iemand onder het bed of in een kast op de kamer en hielden we ons stil net zo lang tot hij verdwenen was. Dat vonden we heel spannend toentertijd! Daarna kletsten en giechelden we dan, hetzij stilletjes, weer door.

Een van de huiskamers.

Het was doorgaans een gezellige boel in het zusterhuis. Een aantal meisjes ging steevast ’s avonds naar de huiskamer om anderen te ontmoeten of tv te kijken, anderen zaten liever in kleinere groepjes bij elkaar op de kamer. Zelf hoorde ik bij die laatste categorie. Met een paar vriendinnen maakten we dan koffie, thee of soep klaar en wisselden onderwijl van alles uit over wat je meemaakte op de afdeling of tijdens het uitgaan in het dorp.”

Parkwachter Leen Smit rond 1960.
Parkwachter Leen Smit rond 1960.

De parkwachter

Leen Smit (1923) was een van de parkwachters die de controle hadden over het zusterhuis. Hij vertelt: “Ik ben in 1952 op Duin en Bosch begonnen. Daarvoor was ik algemeen opsporingsambtenaar bij de Koninklijke Marechaussee, waar ik onder andere als motorrijder prins Bernhard begeleidde tijdens escortes. De parkwachters hadden toezicht op het personeel en mochten ongewenste bezoekers aanhouden. We zwierven over het hele terrein en hadden continudiensten. Je wisselde dan een week vroeg, een week laat en een week nachtdienst met elkaar af. Meestal was ik rond middernacht in het zusterhuis en begon dan op de vierde verdieping met het uitdoen van de lichten tot je weer beneden was. Maar als je dan nog een keer rondom het gebouw liep, zag je de lampen in diverse kamers en keukentjes alweer branden.

Als we een jongen betrapten, kreeg hij eerst een waarschuwing en als dat niet hielp moesten we rapporteren aan de directie. Daar heb ik mij ook altijd aan gehouden. De zusters lieten in de keukentjes het gas nog wel een branden of er stond bijvoorbeeld een ketel te koken, dus ik wees ze dan onmiddellijk op het uitdoen van het gas. In 1983 zwaaide ik af als parkwachter en ging in de VUT.

Tot slot kan ik vermelden dat ik altijd op of vlakbij Duin en Bosch heb gewoond. Wat dienstwoningen betreft was dat eerst in een woning vlakbij het oude boerderijtje dat eertijds als theehuis werd gebruikt en later werd dat een van de twee huizen naast het vroegere PWN-kantoor.


Jaarboek 43, pagina 80

Frank Jongbloed (1949) startte zijn loopbaan in 1967 als leerling-verpleger op Duin en Bosch en na diverse opleidingen was hij in totaal 45 jaar in dienst van het ziekenhuis als verpleegkundige, leraar en manager. Hij weet zich te herinneren: “Mijn kennismaking met het zusterhuis in 1967 was met ‘juffrouw Du Cloux’, hoofd van het Internaat. Een bijzonder kleurrijke vrouw die een mannelijke verpleegkundige steevast ‘broedertje’ noemde. Ze hield alles in de gaten en waakte over de zusters. Dat was een thema.

Ik woonde in de broederhuisjes aan de overkant en wij probeerden altijd op de een of andere wijze, vooral ’s avonds, binnen te komen in de hunkerbunker. De parkwachters hielden dat scherp in de gaten. Op een winterse nacht had het gesneeuwd en mijn buurman kwam ‘s morgens vroeg uit het zusterhuis naar de broederhuisjes gelopen nadat hij uit een raam was geklommen. Amper binnen werd er bij hem op de deur geklopt. De dienstdoende parkwachter had de voetstappen door de sneeuw gevolgd en kwam verhaal halen. Dit soort dingen vergeet je nooit!

Aan het eind van mijn carrière ben ik nauw betrokken geweest om van dat zusterhuis een RIBW te maken. Dat vond ik een mooie stap in de richting van ambulantisering.”

Een zusterkamer.
Een zusterkamer.

Allet van Dam (1950) sluit de rij van bewoners die herinneringen hebben aan Koekoeksduin. Zij woonde daar vanaf de start van haar B-opleiding in november 1968 totdat ze een jaar later extern ging wonen. Dit staat nog in haar geheugen gegrift: “Beneden had je de kamer van mejuffrouw Du Cloux, een huiskamer met een tv en de eetzaal waar alleen de verpleegsters aten. Verder vier etages met lange gangen en links en rechts daarvan de kamers van de leerling-verpleegsters. Elke kamer had een houten eenpersoonsbed en een hangend bureautje met een stoel.
Ook waren er twee ingebouwde kasten. De ene kast verborg een wastafel en de andere was voor kleding enzovoort.
Met visnetten aan het plafond, rotan stoeltjes, radiootjes, pick-ups enzovoort maakten we het tot ons eigen domein. Elke etage had een kleine huiskamer, maar ik kan me niet herinneren dat wij die ooit gebruikt hebben, want we zaten meestal bij elkaar op de kamer. Ook beschikte iedere verdieping over een badkamer met een bad en een paar douchehokken. Verder een eenvoudig keukentje met een kooktoestel en kastjes met wat pannen en keukengerei.

Na de avonddienst, die tot 23.00 uur duurde, kwam de parkwachter na 24.00 uur kijken en luisteren of de lichten uit waren en het stil genoeg was om te slapen. Als hij wat hoorde of zag, klopte hij aan – of niet! – en kreeg je een waarschuwing. Maar meestal wisten we wel wanneer hij kwam en was het dus stil en waren de lichten uit. Zodra de parkwachter vertrokken was, ging de muziek weer aan en werden de gesprekken voortgezet.

Na de avonddienst maakten we soms een tosti in het keukentje. Veel meer kon je er niet maken, want er waren altijd te weinig pannen.
Ik vond het een crime om overdag te slapen als ik nachtdienst had, omdat het nooit echt rustig was op de gangen. Maar met elkaar was het toch een periode waar ik met plezier aan terugdenk.”

Personeel van Duin en Bosch in Koekoeksduin.
Personeel van Duin en Bosch in Koekoeksduin in Bakkum, rond 1960. Het gebouw deed dienst als huisvesting voor de vrouwelijke leerling-verpleegkundigen.

Jan Camps
Hans Boot

Bronnen:

  • Archief Oud-Castricum;
  • Camps, Jan, Landgoed in de duinen, 2018.
  • Foto-collectie Ernst Mooij;
  • Van Kleffens, Dr. P., Het provinciaal ziekenhuis Duin en Bosch 1909-1959, juni 1959.

Met dank aan: Allet van Dam, Henk Heynis, Frank Jongbloed, Mieke Meurs, Ernst Mooij en Leen Smit.

16 oktober 2023

Breedeweg, bewoners zuidzijde (Jaarboek 41 2018 pg 64-75)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 41, pagina 64

De bewoners aan de Breedeweg (zuidzijde)

Anton Reijnders, opa Tessel, diens dochter Geert Tessel, Riet Reijnders, Maria Schuit - Hourik en Klaas Tessel met op de voorgrond zijn kinderen Sjaak en Truus.
Anton Reijnders, opa Tessel, diens dochter Geert Tessel, Riet Reijnders, Maria Schuit-Hourik en Klaas Tessel met op de voorgrond zijn kinderen Sjaak en Truus.

Als vervolg op het artikel in het 40e Jaarboek met de geschiedenis van een aantal huizen aan de noordzijde is nu de zuidzijde van de Breedeweg tussen de zijstraten Rollerusstraat en Oosterbuurt aan bod.

Aan dit oudste gedeelte van de Breedeweg staan de panden genummerd 45 tot en met 77. Hiervan zijn de boerderijen bij de beschrijving van de stolpboerderijen van Castricum al eerder in verschillende jaarboeken van Oud-Castricum opgenomen. Dit betreft de boerderijen van De Wildt, Kuijs, Van Duuren, Meijne en Glorie.

In dit artikel wordt aandacht besteed aan de geschiedenis van de acht overige panden aan de zuidzijde met de elkaar opvolgende bewoners en eigenaren.

De huizen die worden beschreven, liggen aan de zuidzijde van de Breedeweg.
De huizen die worden beschreven, liggen aan de zuidzijde van de Breedeweg.

Jaarboek 41, pagina 65

Dit oorspronkelijke huis is in 2007 gesloopt.
Dit oorspronkelijke huis is in 2007 gesloopt.

Breedeweg 47: het dubbel bewoonde huisje van Klaas Tessel

Het oorspronkelijke huisje aan de Breedeweg 47 is in 2007 gesloopt. Het was een van de oudste huisjes van de Breedeweg. Het stond er al bij de start van het Kadaster in 1830 en heette toen De Vriendschap.

Door vererving komt het met het erf en een tuin met een totaal grondoppervlak van 540 vierkante meter in 1866 in bezit van Jacob Brakenhoff (1817-1867), als echtgenoot van Neeltje Stet. Dit bezit gaat over op hun enige erfgenaam, hun zoon Jacob (1843- 1929). Zoon Jacob is veehouder aan de Brakersweg, ook raadslid en wethouder van Castricum. Hij trouwt in 1877 met Elisabeth Reijnders, een dochter van de plaatselijke geneesheer. In 1882 gaat het kinderloze echtpaar in Nijmegen wonen.

Het huisje De Vriendschap wordt door hen al die jaren verhuurd en het wordt in tweeën bewoond. Omstreeks 1900 is dat door Dirk Steeman (1830) met echtgenote Elisabeth Kuijt in het ene deel en Engelina Schotvanger (1852), weduwe van Klaas van Weenen in het andere deel. In 1919 verkoopt Jacob Brakenhoff dit bezit aan de Breedeweg aan de 40-jarige Anthonie (Toon) Reijnders, een oomzegger en directe familie van zijn vrouw. Toon koopt er in 1920 nog eens stukje grond bij van buurman Willem de Wildt. Toon is landbouwer en boerenknecht, blijft ongehuwd en woont tot op hoge leeftijd in de westzijde van het huis, waar in 1950 een oomzegger Jaap Reijnders en echtgenote Nel Vlugt vanaf hun huwelijk bij hem komen inwonen. Na vier jaar en gezinsuitbreiding vertrekt Jaap met zijn gezin.

De huidige woning.
De huidige woning.

In mei 1956 komt het nog jonge echtpaar Tessel – Reijnders direct na hun huwelijk bij Toon inwonen.
Nicolaas Johannes (Klaas) Tessel is in 1928 geboren in Ursem en trouwt met Maria (Riet) Reijnders, een zus van genoemde Jaap. Klaas Tessel is timmerman, later onderhoudsmonteur bij de firma Bot in Heerhugowaard. Twee maanden na hun intrek koopt Klaas op 17 juli 1956 het gehele huis en de grond van ‘ome’ Toon Reijnders, die er nog een jaar blijft wonen en vervolgens naar het huis aan de Overtoom ‘voor ouden van dagen’ gaat, waar hij in 1964 op 85-jarige leeftijd overlijdt.
In 1958 voert Klaas een aanzienlijke uitbreiding van het huis uit aan de achterzijde.

Klaas Tessel en Riet Reijnders in 1968 op hun 12,5-jarig huwelijks feest in De Kern met hun kinderen.
Klaas Tessel en Riet Reijnders in 1968 op hun 12,5-jarig huwelijks feest in De Kern met hun kinderen van links naar rechts Nico, Truus en Sjaak.

In het woongedeelte aan de westzijde worden de drie kinderen Tessel geboren: Sjaak, Truus en Nico.
Hier wonen hun ouders tot hun overlijden: Riet in 1986 en Klaas in 2005.

Het oostelijke deel van het pand: nummer 47a

Al vanaf 1940 tot hun overlijden woont hier het echtpaar Johannes Schuit (1886) en Maria Hourik, die respectievelijk in 1957 op 71-jarige en in 1973 op 84-jarige leeftijd zijn overleden. Johannes Schuit is timmerman, in dienst bij aannemer Gerrit Kabel. Zij hebben ook nog haar ouders Johannes Hourik en Grietje de Vries in 1953 in huis opgenomen, die respectievelijk in 1955 en 1954 overlijden, dan bijna 95 en 91 jaar oud.


Jaarboek 41, pagina 66

Na Maria Hourik wordt telkens voor enkele jaren dit gedeelte verhuurd aan verwanten, zoals Arie Stengs met Rie Korsman, Willem Stengs en René Korsman.
Eind 1983 trekt Sjaak Tessel, zoon van eigenaar Klaas, in dit huis; hij trouwt een half jaar later en dan voegt zijn echtgenote Carina Mooij zich bij hem; zij gaan medio 1989 in Limmen wonen.
Direct daarna komt John Giling hier wonen en vanaf hun huwelijk in 1993 ook samen met Miranda Hemmer. Na hun vertrek eind 1996 tot aan de sloop in 2007 zijn er ook meerdere huurders geweest.

De sloop van het oude huisje

Na het overlijden van Klaas Tessel wordt het gehele pand in 2007 gekocht door Nathalie Driessen, dochter van Jan Driessen uit Limmen. Zij laat het gehele pand in 2007 slopen. Daarna volgt het verkrijgen van de nodige vergunningen en de bouw van de nieuwe woning. Dit kost best veel tijd, waardoor pas in september 2010 Joe en Nathalie Driessen in hun mooie huis zijn komen wonen.

Breedeweg 51: drie generaties Verver

Op nummer 51 woont in een nog relatief nieuw huis het echtpaar Ton Verver (1952) en Lina Schavemaker.

Het echtpaar Anton Verver en Maria Zuurbier woonde in huis nummer 51 vanaf 1919.
Het echtpaar Anton Verver en Maria Zuurbier woonde in huis nummer 51 vanaf 1919.

Ton vertelt enthousiast hoe hij met zijn vrouw dit grote huis zelf heeft gebouwd, hij is timmerman. Ze hebben er een jaar over gedaan en het resultaat is prachtig. Hij is opgegroeid met zijn ouders in het oude huis dat op deze plek stond. Na hun huwelijk in 1979 ging Ton en zijn vrouw wonen aan de Prinses Marijkestraat en daar zijn hun drie zoons geboren. In 1995 kocht Ton het ouderlijk huis aan de Breedeweg, waarna sloop en nieuwbouw volgde. In 1996 trokken ze in het nieuwe huis.

Het gezin Verver–Metselaar.
Het gezin Verver-Metselaar: op de voorgrond van links naar rechts Anna Metselaar, Gerrit Verver met Harrie en Cita; achter Ton en Ria Verver.

De familie Verver woont nu al drie generaties op deze plek aan de Breedeweg. Het perceel grond strekt zich uit vanaf de Breedeweg tot aan de Doodweg.

Feestelijk bijeenkomst met de buren ten huize van Cor Kuijs als badgast Cozijnsen op bezoek komt.

Van links naar rechts Cozijnsen, Gerrit Verver, Piet Bakker, Cor Kuijs en Klaas Tessel.
Van links naar rechts Cozijnsen, Gerrit Verver, Piet Bakker, Cor Kuijs en Klaas Tessel.
Van links naar rechts Annie Bakker-Poel, Sjaan Kuijs-Hopman, Riet Tessel-Reijnders en Annie Verver -Metselaar.
Van links naar rechts Annie Bakker-Poel, Sjaan Kuijs-Hopman, Riet Tessel-Reijnders en Annie Verver-Metselaar.

In 1919 koopt Anton Verver (1892-1973) een woonhuis met schuurtje en het erf, groot 337 vierkante meter van de ernaast wonende Theodorus Kuijs. Anton is dan landbouwer en trouwt datzelfde jaar met Maria Zuurbier uit Oudorp; zij gaan hier aan de Breedeweg wonen.


Jaarboek 41, pagina 67

Achtereenvolgens wordt er in 1925 bijgebouwd en koopt hij in 1931 het stuk land achter zijn huis dat doorloopt tot aan de Doodweg; het gehele perceel wordt dan ruim 4.200 vierkante meter.

Breedeweg nummer 51 werd in 1996 gesloopt.
Breedeweg nummer 51 werd in 1996 gesloopt.

Uit het huwelijk van Anton en Maria worden zes kinderen geboren, waarvan er vier de volwassen leeftijd bereiken. Na Maria’s overlijden in 1935 hertrouwt Anton in 1939 met Louisa Charlotta in den Berken. In 1939 gaan zij wonen aan de Nuhout van der Veenstraat en verhuurt Anton zijn huis aan de Breedeweg daarna nog voor korte perioden opeenvolgend aan Castricummers als Anthonius de Graaf en Jacobus Zegwaard.

Vanaf 1950 verhuurt Anton het huis en de tuin aan zijn in 1949 getrouwde oudste zoon Gerrit (1921-1992). Gerrit woonde daarvoor kort aan de Poelven met zijn echtgenote Anna Metselaar. Zij krijgen vier kinderen: Ria, Ton, Cita en Harrie. Gerrit is fabrieksarbeider aan de linoleumfabriek, daarna opperman. Nadat hij in 1967 het bedrijf van zijn vader overneemt en ook meerdere stukjes land in de Castricummerpolder heeft verworven, gaat hij voor zichzelf beginnen en houdt 20 koeien. Gerrit overlijdt in 1992 en zijn echtgenote blijft er wonen totdat de woning wordt gesloopt. Na een tijdelijk verblijf in Limmen woont ze daarna nog tien jaar bij haar zoon Ton in het nieuwe huis en tenslotte vanaf 2006 in De Boogaert, waar zij in 2016 overlijdt.

Het nieuwe huis 51 en het naastgelegen huis 53.
Het nieuwe huis 51 en het naastgelegen huis 53.

Breedeweg 53: vanaf 1905 de familie Van der Park

De geschiedenis van het huis begint in 1903. Op 23 december van dat jaar is er op verzoek van de erfgenamen van Wulbert Melker een openbare verkoping van een strook grond van Breedeweg tot Doodweg. De grond ter grootte van 2.570 vierante meter wordt gekocht door Jacob van der Park. In 1905 laat hij hier langs de Breedeweg een huis met schuur bouwen.

Buren en vrienden van de Breedeweg.
Buren en vrienden van de Breedeweg, van links naar rechts postbode Jan Meijne (1892), Anton Verver (1892), Jan van der Park (1913), Arie van der Park (1911), Arie Meijne (1914) en Klaas van der Park (1908).

Jaarboek 41, pagina 68

Jacob is in dat jaar op 50-jarige leeftijd gehuwd met de 27-jarige Johanna Bakker. In dit nieuwe huis worden hun vier kinderen geboren: Cornelia, Klaas, Arie en Jan.

Jacob van der Park en Johanna Bakker voor hun huis aan de Breedeweg.
Jacob van der Park en Johanna Bakker voor hun huis aan de Breedeweg.

Jacob is tuinder en veehouder met zes koeien en nog ruim drie hectaren land in de Castricummerpolder. Voor zijn huwelijk woont Jacob nog bij zijn moeder Neeltje Hageman in de laatste boerderij aan het weggetje Oosterbuurt; Neeltje is sinds 1892 weduwe van Arie van der Park.

Na het overlijden van Jacob in 1928 blijft zijn vrouw Johanna met haar vier kinderen in het huis wonen. Zij blijft hier nog lang wonen tot zij kort voor 1945 ziek wordt; tot haar overlijden in 1968 wordt zij in Heemskerk verpleegd. De jongste zoon Jan trouwt in 1945 met Gré Boon; zij worden de volgende bewoners. Jan’s andere broers en zus zijn namelijk al eerder getrouwd en het huis uit.

Jan van der Park.
Jan van der Park.

Aan het eind van 1959 verkoopt Johanna het bezit aan de Breedeweg aan haar zoon Jan. Het wordt omschreven als een woonhuis met schuur, waarin een veestal met het erf en tuinland. Zij verkoopt ook aan Jan het perceel weiland van ruim drie hectare, genaamd ‘De IJzeren Maat’ in de Castricummerpolder. Na de overname door Jan volgt er in 1960 een ingrijpende verbouwing van de woning.

Dochter Diana vertelt dat er tot dan in de voorkamer bedsteden waren en de wc was buiten. De zolder werd gebruikt voor de opslag van bloembollen. Met de verbouwing verdwenen de bedsteden, er kwam een douche en wc en op de zolder kwamen drie slaapkamers. De gang achter de voordeur, die naar achteren leidde, werd bij de kamer getrokken en de voordeur verloor zijn functie. Deze is wel als onderdeel van de voorgevel behouden gebleven. Ook werd er een stal bijgebouwd. Om de kosten op te brengen werd gedurende vele jaren het woongedeelte in de zomer aan badgasten verhuurd en bewoonde de familie de achtergelegen stal.

Naast het huis aan de Breedeweg 53 met op de achtergrond het huis van Niek Out op de Doodweg.
Naast het huis aan de Breedeweg 53 met op de achtergrond het huis van Niek Out op de Doodweg. Van links naar rechts Diana, moeder Gré, Anita en vader Jan van der Park.

Jan van der Park (1913-1986) is tuinder en veehouder en krijgt met Gré Boon vijf dochters: Joke, Coby, Anita, Gea en Diana. Na het overlijden van Jan in 1986 blijft zijn vrouw hier wonen tot haar overlijden in 2012. Hun dochter Diana woont hier nog steeds; zij heeft het huis sinds 2015 in eigendom.


Jaarboek 41, pagina 69

Het gezin van Jaap Kuijs en Marie Bleijendaal met aanhang omstreeks 1980.
Het gezin van Jaap Kuijs en Marie Bleijendaal met aanhang omstreeks 1980: van links naar rechts voor: Tonny, vader Jaap, moeder Marie en Annette; achter: Peter Savenije, dochter Margriet en Laurens Bos.

Breedeweg 57: Jaap Kuijs en Maria Bleijendaal

Het huis aan de Breedeweg met huisnummer 57 wordt gebouwd in 1917 op een strook grond tussen Breedeweg en Doodweg. Deze strook met kadaster nummer 465 en een oppervlakte van 2.330 vierkante meter is in gebruik als tuingrond en wordt op 27 september 1916 te koop aangeboden op een openbare verkoping in koffiehuis ‘De Harmonie’. Het gebeurt op verzoek van de toenmalige eigenaar Pieter Schotvanger Pieterszoon, die in Bergen woont en verder ook een huis met kapberg en tuingrond aan de Doodweg en een perceel weiland aan de Uitgeesterweg te koop aanbiedt. Koper van perceel 465 is Cornelis Jannes (1889), machinist bij de koopvaardij, geboren in Den Helder. Cornelis was al drie jaar eerder in 1913 met zijn vader Matthijs Jannes, broers en zusters naar Castricum gekomen.

In 1917 wordt het huis met een stal gebouwd, in 1921 gevolgd door een schuur en in 1941 een gierput.
Cornelis Jannes is veelal op zee. In zijn huis aan de Breedeweg woont zijn vader tot zijn overlijden in 1925 en ook zijn ongehuwde oudere broer Jacob (1880), die eerst vrachtrijder is en daarna veehouder hier aan de Breedeweg tot zijn overlijden in 1946.

Als eigenaar verkoopt Cornelis Jannes in 1922 een stukje grond langs de Doodweg aan Dirk Lute voor de bouw van een huis. Cornelis trouwt op 9 juni 1925 in Castricum met de uit Duitsland afkomstige 30-jarige Katharina Luise Schreiber. Hij is voor lange perioden op zee, van 1922 tot 1924 bijvoorbeeld naar West-Afrika. Op 24 augustus 1937 overlijdt Cornelis aan boord van het stoomschip ‘Amstelland’. Zijn echtgenote is in Castricum blijven wonen en is de enige erfgename. Direct na het overlijden van haar zwager en huurder Jacob Jannes verhuurt zij in mei 1946 het pand aan Johannes (Jan) Zomerdijk, bloembollenkweker.

Jaap Kuijs met zijn laatste koe in 1986. Op de achtergrond de hooiberg, die voor het onderbrengen van kleinvee volledig is afgetimmerd.
Jaap Kuijs met zijn laatste koe in 1986. Op de achtergrond de hooiberg, die voor het onderbrengen van kleinvee volledig is afgetimmerd.

Al een jaar later op 4 juli 1947 verkoopt zij het woonhuis met stal, schuur, erf en tuingrond aan Jacobus Wilhelmus (Jaap) Kuijs, dan veehouder aan de Ruiterweg 5 en gehuwd met Agatha Twisk. Katharina woont dan in de Nuhout van der Veenstraat.

Voor het huis aan de Breedeweg in 1951.
Voor het huis aan de Breedeweg in 1951; van links naar rechts Dora van Tongeren, Jan Zomerdijk en Gré van Tongeren en de kinderen Tonny de Groot en Henny van Tongeren.

Jan Zomerdijk (1905), bloembollenkweker, woont nog bij zijn ouders als hij op 2 mei 1946 trouwt met de 39-jarige Johanna van Rooijen. Het jonge stel gaat wonen aan de Breedeweg 53 en Jan huurt het huis van de weduwe Jannes. Dit huwelijk heeft maar kort geduurd, want Johanna overlijdt drie jaar later op 7 mei 1949. Via een advertentie komt er op 8 augustus 1949 huishoudster Dora van Tongeren in huis. Jan trouwt op 1 februari 1950 met Dora, die weduwe is van de in de oorlog omgekomen Jan de Groot. Uit dat huwelijk brengt zij een zoontje Tonny de Groot mee, die ook opgroeit aan de Breedeweg.


Jaarboek 41, pagina 70

In 1954 verhuist de familie Zomerdijk naar hun nieuw gebouwde huis aan de Geversweg en komt eigenaar Jaap Kuijs van de Ruiterweg in zijn pand aan de Breedeweg wonen. Jaap Kuijs (1906-2002), veehouder, landbouwer, is in 1933 gehuwd met Agatha Anna Twisk, die op 15 september 1954 kinderloos overlijdt, nog maar een paar maanden na hun verhuizing naar de Breedeweg. Jaap hertrouwt in 1956 met de 36-jarige Maria Cornelia Bleijendaal.
Uit dit huwelijk zijn aan de Breedeweg drie dochters geboren: Margriet, Tonny en Annette. Het grotere gezin brengt met zich mee dat er in 1968 een bijkeuken wordt aangebouwd met een douche en wc.

Jaap heeft zo’n 18 koeien, die ’s winters op stal staan achter zijn huis aan de Breedeweg. In het voorjaar worden de koeien verweid naar het weiland in de Castricummerpolder bij de boerderij van Brandjes in de Oosterbuurt. Daar staat ook een oude melkstal. Het verweiden van de koeien was een hele happening. Dat wordt met andere boeren afgestemd en gezamenlijk worden de uitgelaten koeien naar de wei gedreven.

Het volledig herbouwde huis.
Het volledig herbouwde huis.

Jaap en Marie hebben hun laatste jaren in De Boogaert gewoond en overleden respectievelijk in 2002 en 2009. Dochter Margriet met haar partner Frans Riteco worden de nieuwe eigenaren van de woning. Zij vertellen dat zij de oude woning volledig hebben laten slopen en nadrukkelijk wensen dat de nieuwe woning in dezelfde stijl wordt gebouwd. Dit is zo zorgvuldig gebeurd dat er bij de voorgevel geen verschil met de oorspronkelijke situatie waarneembaar is. Wel is het binnen de muren volledig anders geworden. In 2002 hebben Frans en Margriet de nieuwe woning betrokken.

Jan en Aat Schoenmaker met dochter Hilda in 1957 voor het huisje dat in 1964 werd gesloopt.
Jan en Aat Schoenmaker met dochter Hilda in 1957 voor het huisje dat in 1964 werd gesloopt.

Breedeweg 59: Jan en Aat Schoenmaker

Op de strook tuingrond ter grootte van 1.800 vierkante meter (kadaster nummer B462) tussen Breedeweg en Doodweg wordt in 1855 op een afgescheiden gedeelte van 140 vierkante meter aan de Breedeweg een klein huisje gezet. De grond was eigendom van de Diaconie van de Nederlands hervormde gemeente, die het huisje in het kader van de armenzorg laat bouwen.

In 1860 wordt het huisje door het bestuur van de diaconie verkocht aan Jacob Koelemeij, huis- en rijtuigschilder. Het overgrote deel van de grond houdt de diaconie in bezit. Jacob Koelemeij overlijdt in 1885. Het huisje wordt geërfd door zijn dochter Neeltje, die gehuwd is met Pieter van der Weegh, metselaar en met hem in Haarlem woont. Na het overlijden van Neeltje verkoopt Pieter het huisje in 1904 aan Matheas (Thijs) Wittebrood, bloemkweker.


Jaarboek 41, pagina 71

Het huisje wordt dan al een aantal jaren gehuurd door zijn vader Pieter Wittebrood (1824-1908). Deze Pieter komt van Akersloot en is in 1855 als boerenknecht bij Teunis Slooten op Kronenburg gaan werken. Vanaf zijn huwelijk in 1859 woont hij aan de Breedeweg, waar is niet precies bekend, maar in ieder geval al in 1898 in dit huisje. Pieter Wittebrood overlijdt in 1908.

Van zijn vier kinderen blijven er twee ongehuwd: Thijs en Neeltje. Beiden zijn hier blijven wonen, Thijs het langste tot zijn overlijden op 77-jarige leeftijd in 1953. Thijs is bloemkweker en tuinder; hij is ook kerkvoogd van de hervormde kerk en huurt de tuingrond van de kerk. Hij draagt het eigendom van het huisje in 1941 over aan de diaconie onder voorbehoud van het levenslang recht van gebruik en bewoning met het gebruik van de akker tuingrond.

Na het overlijden van Thijs Wittebrood wordt het huisje vanaf 1956 bewoond door Jan Schoenmaker (1929) met zijn vrouw Agatha (Aat) Zonneveld, die uit Heemskerk komt; zij zijn in 1955 getrouwd. Broer Klaas Schoenmaker gaat vanaf zijn huwelijk in 1957 met echtgenote Nel Hoogewerf in het achterste gedeelte van dit huis wonen tot zij in 1963 naar de Jacob Catsstraat gaan. Klaas Schoenmaker (1932) is machinefabrikant en heeft later zijn bedrijf op het Schulpstet.

Het nieuwe huisje aan de Breedeweg 59, zoals dat er in 2004 bijstond.
Het nieuwe huisje aan de Breedeweg 59, zoals dat er in 2004 bijstond.

In 1963 verkoopt het bestuur van de diaconie het huisje aan Klaas Schoenmaker (1932). Dan wordt dit oude huisje van Thijs Wittebrood in 1964 gesloopt en wordt de nu nog bestaande woning gebouwd.

Jan en Aat Schoenmaker voor hun huisje met burgemeester Toon Mans bij het 60 jarig-huwelijksfeest op 4-8-2015.
Jan en Aat Schoenmaker voor hun huisje met burgemeester Toon Mans bij het 60 jarig huwelijksfeest op 4 augustus 2015.

Tijdens de verbouwing wonen Jan en Aat in het aangrenzende achterste deel, waar eerder broer Klaas woonde. Jan Schoenmaker is machinebankwerker en koopt de nieuwe woning in 1970 van zijn broer Klaas. Dit echtpaar woont er nog steeds (anno 2017). Zij kregen twee kinderen Hilda en Hans.

Breedeweg 61: bijna een eeuw van de familie Beentjes

De strook grond waarop de woning nummer 61 in 1874 is gebouwd, is meerdere generaties in het bezit geweest van de familie Nanne. Bij de boedelverdeling in 1881 krijgt Cornelis Nanne (1849-1897) het huisje met een grootte van 45 vierkante meter en het aangrenzende bouwland tot de Doodweg, groot 2.535 vierkante meter.

Breedeweg 61 in 2004.
Breedeweg 61 in 2004.

Bij een openbare verkoping in het café van Lambertus van Benthem op 6 februari 1894 biedt Cornelis dit bezit te koop aan. Koper is Bernardus Anthonius Res, die dan bloembollenkweker is, later gemeenteontvanger en bankier en woonachtig aan de Dorpsstraat. Dit huis aan de Breedeweg verhuurt hij vanaf 1893 aan Cornelis Reijnders (1852-1930), die hier gaat wonen met zijn vrouw Aafje Mooij en hun twee kinderen Anthonie en Cornelis. Vele jaren blijft het in bezit van Bernardus. In 1919 verkoopt hij het huis en het land aan de 25-jarige Nicolaas Pancratius (Klaas) Beentjes (1894-1985).


Jaarboek 41, pagina 72

Tot op dit moment – dus bijna honderd jaar – is de familie Beentjes eigenaar.

Klaas Beentjes en Grietje Twisk voor de achterdeur.
Klaas Beentjes en Grietje Twisk voor de achterdeur.

Klaas Beentjes is in 1919 gehuwd met Margaretha (Grietje) Twisk en het jonge stel hoopte in hun gekochte huis te kunnen gaan wonen. Dat liep volgens de oudste dochter Hannie (nu – in 2018 – 97 jaar) anders. Hannie vertelt dat de familie Reijnders niet meteen het huis ontruimde, want daar ging nog een aantal maanden overheen.

De achterzijde van de woning aan de Breedeweg 61 in de (negentien)zestiger jaren.
De achterzijde van de woning aan de Breedeweg 61 in de jaren (negentien)zestig.

Uiteindelijk vertrekt de familie Reijnders naar de Breedeweg 47. In de tussentijd kreeg Klaas tijdelijk bij zijn zuster Geertje (gehuwd met Gerrit Veldt) in de paardenstal van hun boerderij aan de Kooiweg onderdak.

Aan de Breedeweg 61 worden hun zeven kinderen geboren: Hannie, Marie, Bank, Theo, Niek, Chris en Gré, waarvan Theo en Gré emigreerden naar Canada. De oudste (Hannie, 1921) woont in De Santmark en de jongste (Gré, 1936) in Canada. Beiden zijn nog in leven.
Klaas Beentjes woont er al ruim tien jaar als hij in 1930 gaat verbouwen en er een bergplaats laat aanbouwen. Hij is vooral tuinder en heeft er nog enkele koetjes bij.

Bij het 25-jarig huwelijk in 1979.
Bij het 25-jarig huwelijk in 1979, van links naar rechts Jan-Dirk, Margaret, Niels, Harald en Karin.
Vader Bank met achter hem zijn vijf kinderen in 2010.
Vader Bank met achter hem zijn vijf kinderen in 2010, van links naar rechts Niels, Karin, Harald, Margaret en Jan-Dirk.

In 1959 gaat Klaas aan de Oude Haarlemmerweg wonen en ruilt van woning met zijn zoon Bank (1923-2013) die het bedrijf aan de Breedeweg al vanaf 1953 ombouwt tot veehouderij


Jaarboek 41, pagina 73

en er een veestalling laat bouwen, later nog gevolgd door een landbouwschuur en een veldschuur voor de stalling van vee en de berging van landbouwmachines. Bank start met 12 koeien en weet dat aantal tenslotte uit te breiden tot 30. In 1954 trouwt Bank met Cornelia (Nel) Bleeker; zij krijgen vijf kinderen: Margaret, Jan-Dirk, Niels, Karin en Harald. De eerste drie kinderen worden nog aan de Oude Haarlemmerweg geboren.

In 2001 neemt Harald het bedrijf van zijn vader over. Hij is getrouwd met Margret Groentjes, ook geboren in de Oosterbuurt. Zij hebben vier kinderen. Door de kleinschaligheid van zijn boerenbedrijf is het voor Harald onmogelijk om daarmee een goede boterham te verdienen en daarom stopt hij in 2004; hij is sindsdien storingsmonteur in de ventilatietechniek. Margret is daarna een paardenpension begonnen.

Breedeweg 63: Turkstra – Schoenmaker – Van der Veer

In 1941 koopt Fredrik Turkstra, metselaar en aannemer, wonende in de Torenstraat, een stukje grond ter grootte van bijna 600 vierkante meter aan de Breedeweg van Cornelis Reijnders; het maakt deel uit van de strook grond tussen Breedeweg en Doodweg, waarop woning Breedeweg 65 staat; voor de voorgeschiedenis zie hierna.

De woning aan de Breedweg 63 in 2004.
De woning aan de Breedweg 63 in 2004.

Fredrik Turkstra (1898-1987) woont vanaf 1934 in Castricum, daarvoor in Uitgeest en bouwt samen met Nicolaas Kortekaas ook metselaar-aannemer uit Uitgeest in de jaren (negentien) dertig als firma Kortekaas en Turkstra meerdere huizen aan de Geelvinckstraat, Ruiterweg en Sifriedstraat.


Jaarboek 41, pagina 74

Fredrik bouwt het nu nog bestaande woonhuis nummer 63 op het gekochte stukje bouwterrein en gaat hier met echtgenote Metje Bron wonen. In 1939 is hij voor de Vrijzinnig Democraten gekozen in de gemeenteraad en vervolgens ook benoemd tot wethouder, een functie die hij tot in 1944 heeft bekleed.

In 1974 verlaat hij de gemeente en gaat wonen in Odoorn. De bezittingen aan de Breedeweg verkoopt hij aan Klaas Schoenmaker, die al eerder met echtgenote Nel Hoogewerf kort aan de Breedeweg op nummer 59 heeft gewoond. Klaas gaat hier wonen met zijn vrouw en vier zoons: Nico, Harry, Marcel (overleden) en Richard. Hij heeft de constructiewerkplaats en zijn handel in machines op het Schulpstet.

Bij de trouwdag van zoon Nico Schoenmaker in 1989.
Bij de trouwdag van zoon Nico Schoenmaker in 1989 met van links naar rechts Marcel, Harry, moeder Nel en vader Klaas, Nico en Richard.

Aan het huis aan de Breedeweg zijn ook aanpassingen: de woonkamer wordt vergroot en er wordt een garage bijgebouwd. Als de kinderen al lang het huis uit zijn, gaat hij met Nel wat kleiner wonen. Al eerder heeft zoon Nico de constructiewerkplaats op het Schulpstet overgenomen en zoon Harry de handel, die nu is toegespitst op de verhuur van gereedschappen.

Klaas Schoenmaker heeft de woning verkocht in 1997 aan Willem en Hanneke van der Veer. Zij hebben van de tuin achter het huis een waar paradijs gemaakt. Zij zijn nog steeds de huidige bewoners.
Klaas en Nel Schoenmaker zijn in 2013 overleden.

Breedeweg 65 het huisje van de koster

De woning aan de Breedeweg 65 heeft een heel lange geschiedenis en bestond al bij de eerste gegevens van het Kadaster in 1830. Het huisje was gelegen tegenover de toenmalige schuilkerk en werd toen bewoond door Hendrik Piepers met zijn vrouw Antje Brunt. Hendrik was schoenmaker en ook koster in de er tegenover liggende schuilkerk.

Het huisje van de koster, later bewoond door Dirk en Klaas Stuifbergen.
Het huisje van de koster, later bewoond door Dirk en Klaas Stuifbergen.

Antje Brunt woont tot haar overlijden in 1878 in dit huisje. Haar zoons Jacob en Willem Piepers erven dit huisje met de achterliggende akker. Jacob blijft ongehuwd en woont hier met zijn broer Willem, diens vrouw Maria Heesterbeek en hun zes kinderen, waarvan uiteindelijk de oudste zoon Hendrik, ook ongehuwd, hier woont tot zijn vertrek naar het Algemeen Armenhuis in 1938. Kort daarvoor heeft Hendrik de woning en het land, ter grootte van bijna 6.200 vierkante meter, verkocht aan Cornelis Reijnders.

Deze Cornelis (1897-1971), getrouwd met Geertruida Dekker, woont met zijn grote gezin aan de Doodweg en is tuinder. Cornelis verkoopt in 1941 bijna 600 vierkante meter grond aan Fredrik Turkstra voor de bouw van diens woning (nummer 63). De voormalige kosterswoning verhuurt hij vanaf 1938 aan Teunis Stuifbergen, die hier met zijn zoons Dirk en Klaas gaat wonen tot zijn overlijden in 1961. Dirk, beter bekend als Dirk van Antje, was een kleurrijk figuur. Hij was muzikant op bruiloften en partijen, maakte mooie schilderijen, repareerde voor het hele dorp heilige beelden, was ruim 40 jaar lid van het fanfarekorps en oprichter van de accordeonvereniging. Dirk van Antje overleed in 1983. Zijn broer Klaas bleef hier daarna nog wonen tot hij in 1994 naar De Santmark ging.


Jaarboek 41, pagina 75

Na het overlijden van Cornelis Reijnders verkopen zijn kinderen en erfgenamen dit huisje en de grond in 1972 aan Fredrik Turkstra, die woont in de naastgelegen woning op nummer 63. Beide woningen en de grond tot aan de Doodweg worden door Turkstra in één koop verkocht in 1974 aan Klaas Schoenmaker, handelaar in machines en constructeur op het Schulpstet. Klaas gaat wonen op nummer 63.

De oudste zoon, Nico Schoenmaker, weet te vertellen dat het huisje op nummer 65 al heel oud was en zeer primitief. Er was geen leidingwater, maar water werd uit een put geschept. De ondergrond van de huiskamer was zand, daarover lag een kleed. Er was geen houten vloer aanwezig, Het geheel moest in fasen worden herbouwd, zodat Dirk en Klaas Stuifbergen enkele keren moesten verkassen. De verbouwing kwam in een stroomversnelling toen het dak instortte. De vader van Klaas Schoenmaker was metselaar, toen gepensioneerd en woonachtig op Schoutenbosch. Hij heeft een belangrijk aandeel gehad in de verbouwing.

De huidige woning aan de Breedeweg 65.
De huidige woning aan de Breedeweg 65.

Het geheel werd als vier aaneengesloten appartementjes opgebouwd. In een daarvan ging zoon Harry Schoenmaker met zijn vrouw Anita Beentjes wonen. In de loop der jaren hebben in de overige appartementjes verscheidene mensen telkens voor een paar jaar gewoond.
In 1998 neemt Harry Schoenmaker het geheel van zijn vader over en laat op die plaats een nieuw woonhuis neerzetten als eengezinswoning; hier gaat Harry met Anita en hun twee kinderen wonen.
In 2006 wordt van woning geruild met Dolf en Kristel Coppoolse. Dolf is huisarts in de praktijk aan het Kortenaerplantsoen. Zij zijn de huidige bewoners van Breedeweg 65.

Slotwoord

Met de eerder door Piet Blom beschreven boerderijen aan de Breedeweg in voorgaande jaarboeken en de artikelen in het 40e en 41e Jaarboek worden hiermee de beschrijvingen van de panden aan deze straat afgesloten.

Simon Zuurbier

Bronnen:

  • Archief Gemeente Castricum aanwezig op het Regionaal Archief te Alkmaar;
  • Notariële archieven en Kadaster te Alkmaar en Haarlem;
  • Bevolkingsregisters en Burgerlijke Stand.

Met dank aan:
 de (oud-) bewoners van de zuidzijde van de Breedeweg en hun relaties voor de verstrekte informatie.

21 augustus 2023

Breedeweg, bewoners noordzijde (Jaarboek 40 2017 pg 78-84)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 40, pagina 78

Breedeweg, bewoners noordzijde

De boerderij voor de komst van het zwembad. Op de achtergrond de Nuhout van der Veenstraat.
De boerderij voor de komst van het zwembad. Op de achtergrond de Nuhout van der Veenstraat.

De Breedeweg is de belangrijkste weg in de Oosterbuurt en vormde vroeger de doorgaande weg van de Kerkbuurt naar Uitgeest. Rond 1950 stonden er aan de noordzijde van de Breedeweg vanaf de boerderij van Cor Poel negen huizen (even nummers). In dit artikel wordt aandacht besteed aan de recente geschiedenis van deze panden en de elkaar opvolgende bewoners.

De huizen die worden beschreven, liggen aan de noordzijde van de Breedeweg.
De huizen die worden beschreven, liggen aan de noordzijde van de Breedeweg.

Breedeweg 40: de boerderij van Cor Poel op de plaats van het zwembad

De 25-jarige Kees Poel (1870-1933), een boerenzoon uit Assendelft, pacht de boerderij en komt hier wonen in april 1895, enkele weken na zijn huwelijk met Geertje Velserboer. Hier worden hun acht kinderen geboren. Na Geertjes overlijden hertrouwt Kees in 1912 met de Castricumse Maartje Kuijs.

De boerderij van Cor Poel.
De boerderij van Cor Poel. Breedeweg 47in Castricum, 1964. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Kees is op maatschappelijk gebied actief als oprichter van de Boerenleenbank, lid van het rooms-katholieke parochiaal armenbestuur, als voorzitter van het polderbestuur en gemeenteraadslid van 1923 tot 1927. Zijn bijnaam Kees de Zwijger doet vermoeden dat hij in de raad niet zo vaak het woord gevoerd zal hebben. Hij koopt in 1919 boerderij Heemstede met 20 hectare land, die dan nog verpacht is aan de weduwe van Dirk Dijkman. Op deze boerderij gaat zijn zoon Cor Poel (1896- 1969) na zijn huwelijk met Maria Schermer in 1923 boeren.

De boerderij aan de Breedeweg 40 is vanaf 1885 in het bezit van de koopmansfamilie Laan uit Wormerveer. Deze familie besluit dit bezit in 1928 te verkopen. De openbare verkoping van de boerderij met ruim 25 hectaren land wordt gehouden in café De Vriendschap op 16 mei 1928. Het geheel wordt gekocht door Cor Poel, zoon van de toenmalige pachter Kees Poel.

Cor Poel met paard voor de boerderij, achter hem zijn zussen en broers.
Cor Poel met paard voor de boerderij, achter hem zijn zussen en broers: van links naar rechts Marie, Lien en Anne; Hein, Jan en Siem Poel.

Kees Poel gaat in 1931 wonen aan de Breedeweg 44. Inmiddels heeft zoon Cor de leiding in het bedrijf. In 1939 verhuist hij van de Kerkedijk op Heemstede naar de Breedeweg 40. Uit zijn huwelijk met Maria Schermer zijn vijf kinderen nog aan de Kerkedijk geboren; zij groeien aan de Breedeweg op.

Marie Schermer en Cor Poel met hun vier dochters.
Marie Schermer en Cor Poel met hun vier dochters: van links naar rechts Annie, Riet, Gaath en Truus.

In 1959 wordt de boerderij aangepast, opdat de jongste dochter Annie met haar aanstaande man Piet Bakker en veehouder op de boerderij kunnen inwonen. De oorspronkelijke slaapkamer wordt woonkamer en de naastgelegen bergruimte wordt keuken en slaapkamer.


Jaarboek 40, pagina 79

Voor de uitvoering van het uitbreidingsplan ‘In hoofdzaak Oost’ moeten de betreffende gronden door de gemeente worden verworven. Op 16 juli 1963 neemt de gemeenteraad het besluit om twee percelen weiland en aan de Breedeweg de boerenbehuizing, bestaande uit dubbele woning, stalling, berging en de bijbehorende bedrijfsgebouwen, erf en weiland te kopen.

De eigenaar Cor Poel was bereid deze percelen met een totale oppervlakte van bijna acht hectare te verkopen. Op 2 maart 1964 wordt de verkoop van de boerderij met het land bij de notaris gepasseerd. Cor Poel wordt pachter van zijn woning en zijn schoonzoon Piet Bakker van de boerderij en het land.

De bouw van het zwembad achter de woning van de boerderij is al in volle gang.
De bouw van het zwembad achter de woning van de boerderij is al in volle gang.

Er werd al jaren gediscussieerd over de bouw van een zwembad. In 1956 was daarvoor een comité ‘Stichting Zwembad Castricum’ opgericht. Uiteindelijk viel de beslissing om een zwembad te bouwen nabij de boerderij. In 1969 overlijdt Cor Poel. Er worden in dat jaar al voorbereidingen getroffen voor de bouw van het zwembad.

Op 9 juli 1970 neemt de raad het besluit om de pachtrechten af te kopen. Het land en de bedrijfsgebouwen zouden uiterlijk 15 november 1970 ter beschikking moeten komen van de gemeente.

Uiteindelijk blijkt het vertrek van de pachter aanzienlijk te worden vertraagd en wordt de woning pas in november 1972 gesloopt. Op die plaats komt het parkeerterrein. De rij lindebomen langs het voorhuis van de boerderij zijn als het centrum van het parkeerterrein gehandhaafd. Met de bouw van het zwembad is al eerder een begin gemaakt.

Het bouw van het sportfondsenbad is gereed. Vele jaren later in juni 1987 wordt het grotendeels door brand verwoest. Op dezelfde plaats is later het huidige zwembad gebouwd.
Het bouw van het sportfondsenbad is gereed. Vele jaren later in juni 1987 wordt het grotendeels door brand verwoest. Op dezelfde plaats is later het huidige zwembad gebouwd.

Het nieuwe zwembad gaat De Witte Brug heten, genoemd naar de ‘witte brug’ in de Uitgeesterweg. Dit bad brandt in 1987 af. Uitvoerige discussies over een nieuw zwembad volgen. Onder druk van actiegroepen wordt in 1989 besloten tot nieuwbouw op dezelfde locatie.

Breedeweg 44: de rentenierswoning van Kees Poel

Eind december 1930 heeft Kees Poel van zijn zoon Cor een stukje land aan de Breedeweg overgenomen van ongeveer 600 vierkante meter. Hierop laat hij een burgerwoning bouwen en gaat daar wonen. Lang heeft hij er niet van kunnen genieten, want op 18 mei 1933 overlijdt hij in dit huis, zijn vrouw Maartje Kuijs met dan zijn nog zeven kinderen nalatend.

Het huis aan de Breedeweg nummer 44 omstreeks 1982.
Het huis aan de Breedeweg nummer 44 omstreeks 1982.

Na het overlijden van Maartje Kuijs in 1944 worden haar bezittingen verdeeld onder de erfgenamen. Dit huis wordt toegedeeld aan de jongste zoon Siem (1907-1985). Siem was veehouder, gehuwd met Alie Duijn, dochter van Hendrik Duijn en ook geboren aan de Breedeweg. Het echtpaar krijgt vier kinderen, allen geboren in dit huis nummer 44.

Bij het 12,5-jarig huwelijk in 1953 van Alie Duijn en Siem Poel met de kinderen.
Bij het 12,5-jarig huwelijk in 1953 van Alie Duijn en Siem Poel met de kinderen: van links naar rechts Henk, Trudy, Ton en Cees.

In 1960 verkoopt Siem Poel het huis en de aangrenzende grond ter grootte van 545 vierkante meter aan het aannemersbedrijf G. de Nijs, gevestigd aan de Cieweg en bestaande uit de vennoten Maria Koot, weduwe van Gerardus de Nijs, en haar zoons Kees en Mats de Nijs. Kees trouwt in 1960 met Gré de Wit. Na een flinke verbouwing van het huis worden zij de nieuwe bewoners. Simon Poel gaat wonen aan de Breedeweg op nummer 58.

Na het overlijden van Maria Koot komen in 1962 het huis en de grond aan de Breedeweg in het bezit van Kees en Mats de Nijs. Kees blijft hier wonen. Op het terrein wordt in 1962 een loods gebouwd. Verder wordt het terrein voor de opslag van bouwmaterialen gebruikt en deels voor de hobby van Kees: het fokken van dwerggeitjes.

Luchtfoto van het huis van Kees de Nijs met achter het huis de timmerwerkplaats en aan de voorzijde stond naast het huis een bouwkeet die fungeerde als kantoor en dit neventerrein diende ook voor de opslag van bouwmateriaal.
Luchtfoto van het huis van Kees de Nijs met achter het huis de timmerwerkplaats en aan de voorzijde stond naast het huis een bouwkeet die fungeerde als kantoor en dit neventerrein diende ook voor de opslag van bouwmateriaal.

In 1975 verhuist Kees naar de Westerweg in Limmen en wordt het huis nog enkele jaren als kantoor gebruikt, tot


Jaarboek 40, pagina 80

het in 1982 wordt gekocht door de gemeente Castricum in het kader van het bestemmingsplan ’t Strengh. In die periode wordt het huis gekraakt. De gemeente besluit het pand te verkopen. De nieuwe eigenaars in 1982 worden Willem Heesterbeek en partner Cora Elbers. Met enige moeite lukt het om de krakers uit het huis te krijgen. Daarna kon een flinke verbouwing beginnen en het huis worden betrokken. Willem Heesterbeek (1952), manager projectbeheersing bij Rijkswaterstaat, is nog steeds de huidige bewoner.

Breedeweg 50: bouwbedrijf Tromp

Dirk Groen wordt in 1874 bij een openbare verkoping in De Rustende Jager eigenaar van dit huis aan de Breedeweg met erf en tuin. De vorige eigenaar Jacob Kazenbroot had hier een schildersbedrijf en was failliet gegaan. Dirk verhuurt het aan Jan Tromp, een 36-jarige timmerman uit Oude Niedorp. Jan, in 1869 gehuwd met Maria Castricum, overlijdt aan de Breedeweg in juni 1877.

Het bedrijf van de firma Tromp aan de Breedeweg.
Het bedrijf van de firma Tromp aan de Breedeweg.

Eigenaar Dirk Groen verkoopt zijn bezit aan de Breedeweg op 15 december 1877 aan Cornelis Tromp (1848-1925), timmerman en een tien jaar jongere broer van de overleden Jan Tromp. De verkoop wordt dan omschreven als een woonhuis met werkplaats, erf en tuin aan de Oosterbuurt met een oppervlakte van 1.110 vierkante meter.

Maria Castricum, weduwe van Jan Tromp, is nog winkelierster in de Oosterbuurt. Zij hertrouwt in 1881 met Jan Kuijl en gaat direct daarna in Heemskerk wonen.

Cornelis Tromp, geboren en getogen in Oude Niedorp, trouwt in juni 1877 met de 25-jarige Castricumse Trijntje van Duijn; zij wonen eerst in de Kerkbuurt en vrij kort daarna in het door hem gekochte pand aan de Breedeweg; hun oudste dochter Grietje wordt hier in januari 1879 geboren.


Jaarboek 40, pagina 81

In 1909 verkoopt Cornelis Tromp het perceel aan de Breedeweg onderhands aan zijn zoon Jan, eveneens timmerman in Castricum en gaat wonen aan de Dorpsstraat.

Jan Tromp (1880-1968) is timmerman-aannemer. Uit zijn huwelijk met Anna Maria Theissling worden twaalf kinderen geboren. Hiervan richten de zoons Cor en Bertus Tromp in 1949 ‘Firma Gebroeders Tromp’ op.
In 1953 komt Leo erbij en in 1956 stapt Bertus uit de firma. In 1958 is de firma Gebroeders Tromp opgeheven en wordt vervolgd als Bouwbedrijf Tromp BV.

Hun vader Jan Tromp verkoopt in 1953 aan de firma het woonhuis aan de Breedeweg 50 met bijbehorende timmerwerkplaats, de machine-loods en het erf, groot ongeveer 700 vierkante meter. Het resterende deel, groot 410 vierkante meter, blijft in zijn bezit; hierop staat het dubbele woonhuis Breedeweg 52 en 54.

Jan Tromp woont dan inmiddels aan de Torenstraat en zijn zoon Cor woont in het bedrijfspand aan de Breedeweg 50.

De huidige (in 2017) situatie met het woonhuis nummer 50 en naastgelegen appartementen.
De huidige (in 2017) situatie met het woonhuis nummer 50 en naastgelegen appartementen.

In 1981 koopt Jan Tromp, zoon van Leo, het woonhuis uit de firma en woont hier sindsdien met echtgenote Marjo Duin.

De naast het huis gelegen houtopslag.
De naast het huis gelegen houtopslag.

Na de verplaatsing van het bouwbedrijf naar de Heemstederweg in 2002 wordt het woonhuis flink vergroot en op de plaats van de houtopslag worden appartementen gebouwd.

Breedeweg 52 en 54: dubbel woonhuis

Jan Tromp bouwt naast zijn bedrijf op Breedeweg 50 in 1931 een dubbel woonhuis dat hij gaat verhuren.

Het dubbele woonhuis nog in de oorspronkelijke vorm.
Het dubbele woonhuis nog in de oorspronkelijke vorm.

In 1968 verkoopt zoon Theo namens zijn 87-jarige vader het dubbele woonhuis aan de firma Gebroeders Tromp met als firmanten Cor en Leo. In 1975 neemt Cor het aandeel van Leo over en is dan de enige eigenaar van het dubbele woonhuis. In 1977 verkoopt Cor nummer 54 aan dochter Wil Tromp en schoonzoon Cor Bosch.


Jaarboek 40, pagina 82

Grote ramen en dakkapellen vormen het huidige aanzicht van het dubbele woonhuis.
Grote ramen en dakkapellen vormen het huidige aanzicht van het dubbele woonhuis.

Breedeweg 52

De eerste bewoners van dit deel van het dubbele woonhuis zijn Dorus Lute (1900), fabrieksarbeider en echtgenote Anna Borst met hun enige zoon Jan. Zij hebben er ook langer dan een halve eeuw gewoond. Anna overlijdt in 1987. Dorus gaat in mei 1989 naar De Boogaert, waar hij enkele maanden later overlijdt.

In 1981 verkoopt Cor Tromp deze woning aan Annet Kuijs (1960), dan nog ongehuwd en wonend in Castricum. Zij blijft maar kort eigenaar, want in 1984 verkoopt zij het pand aan haar moeder Marie Bleijendaal (1919), wonend op Breedeweg 57 en gehuwd met Jaap Kuijs. Annet en haar moeder zullen niet in dit huis wonen, maar vanaf april 1981 woont hier Margriet Kuijs samen met Frans Riteco. Margriet (1957) is een zus van Annet, woont hier tot in 2002 en verhuist dan naar de overkant op Breedeweg 57, het huis van haar ouders. In maart van dat jaar heeft Marie Bleijendaal het pand Breedeweg 52 verkocht aan de nieuwe eigenaren Guus van Dijk (1972), restaurateur van antieke schoorsteenmantels en echtgenote Leonie Roders, die hier met hun vier dochters nog steeds wonen.

Breedeweg 54

In de andere helft van het dubbele woonhuis woont vanaf hun trouwen in 1936 Willem Kaandorp (1908), kaashandelaar en Narda Tromp, dochter van eigenaar Jan Tromp. Hier worden hun oudste drie kinderen geboren.

Anna Lute Borst en links zoon Jan met op schoot respectievelijk Kees en Siem Kuiper en rechts hun vader Siem Kuiper. Op de achtergrond de timmerwerkplaats van Tromp.
Anna Lute Borst en links zoon Jan met op schoot respectievelijk Kees en Siem Kuiper en rechts hun vader Siem Kuiper. Op de achtergrond de timmerwerkplaats van Tromp.

Als de familie Kaandorp in 1940 aan de Dorpsstraat gaat wonen, wordt het huis gehuurd door het eveneens dan pas getrouwde echtpaar Siem Kuiper (1913), brandstoffenhandelaar en Sophie Stuifbergen, dochter van ‘Kees de Koster’. Zij krijgen op de Breedeweg vijf kinderen, waarvan er twee hier tragisch op zeer jonge leeftijd overlijden. Zoontje Kees wordt op 5-jarige leeftijd overreden door een boerenwagen en dochtertje Ina verdrinkt op 2-jarige leeftijd in een beerput. Met de drie overgebleven kinderen gaat de familie Kuiper eind 1952 wonen op de Breedeweg 25.

Niek Hollenberg en An Welp, bewoners van Breedeweg 54 met hun vier dochters rond 1962.
Niek Hollenberg en An Welp, bewoners van Breedeweg 54 met hun vier dochters rond 1962: van links naar rechts voor: Anneke, Tiny en José; achter Gré.

Onmiddellijk na het vertrek van de familie Kuiper komt hier Niek Hollenberg (1925) wonen met echtgenote An Welp en hun twee kinderen. Niek had verschillende beroepen en komen we tegen als spoorwegarbeider, fabrieksarbeider, boerenknecht, oliestoker, sjouwerman en monteur bronbemaling.

Het gezin Hollenberg heeft bijna 14 jaar in het huis gewoond, waar nog drie kinderen worden geboren; in oktober 1966 vestigen zij zich op Schoutenbosch. Twee maanden later wordt Aad Kaandorp (1942) de volgende bewoner. Hij is een zoon van de eerste bewoner Willem Kaandorp en Narda Tromp. Aad is radiomonteur en elektricien en trouwt medio dat jaar met Ingrid van Schijndel; in april 1970 gaan zij wonen aan de Oude Haarlemmerweg.


Jaarboek 40, pagina 83

Ook de volgende bewoners zijn verwant aan de familie Tromp. Het huis wordt vanaf juni 1970 bewoond door Cor Bosch (1944) en Wil Tromp. Wil is een dochter van Cor Tromp en woonde daarvoor bij haar ouders op nummer 50. Wil woont nu nog steeds op nummer 54; haar man was technisch ambtenaar bij Nuon en is in 2012 overleden.

Breedeweg 56: woon- en winkelhuis

Het woonhuis op nummer 56 is in 1878 gebouwd en wordt vanaf 1884 bewoond door het echtpaar Arie Duijn en Neeltje Lute; zij wonen hier tot hun overlijden respectievelijk in 1913 en 1915.

Een landelijk sfeer met links de huizen 54, 56 en 58.
Een landelijk sfeer met links de huizen 54, 56 en 58.

Bij de boedelscheiding in 1916 gaat het huis en het land naar dochter Trijntje Duijn, gehuwd met Jan van Benthem. Dit echtpaar woont dan al in het huis. Jan van Benthem (1883-1968) is timmerman. In 1928 koopt hij een werkplaats en doorrijstal aan de Dorpsstraat (nummer 77). Voor deze uitbreiding van zijn bezit heeft hij een hypotheek opgenomen.

Het kruidenierswinkeltje van de familie Hoek.
Het kruidenierswinkeltje van de familie Hoek.

Jan komt in financiële problemen en onder andere het huis aan de Breedeweg wordt in 1935 eigendom van de hypotheekbank. De bank verhuurt het huis aan Hendrik Hoek die vanaf 1937 als bewoner te boek staat. Hendrik (Hein) Hoek (1892-1976) is geboren in De Rijp en komt in 1937 in Castricum wonen. Hij was in 1919 met de Castricumse Grietje Lute getrouwd; hun vijf kinderen waren in De Rijp geboren. Jansje Hoek, de zus van Hein, was in 1918 met Dirk Lute getrouwd en woonde aan de Doodweg in Castricum.

Het assortiment en de aanbiedingen bij de opening van de winkel op 25 september 1937.
Het assortiment en de aanbiedingen bij de opening van de winkel op 25 september 1937.

Hierdoor zal Hein zijn vrouw, een zus van Dirk Lute, ongetwijfeld hebben leren kennen en veel later hebben besloten om ook in Castricum te gaan wonen. Hein is fabrieksarbeider en heeft een tuin aan de Breedeweg, het kruidenierswinkeltje wordt door Grietje gerund.

Grietje Lute en Hein Hoek.
Grietje Lute en Hein Hoek.

De hypotheekbank verkoopt het woon- en winkelhuis in 1941 aan Jacobus J.C. Denkers, slager en wonend in Amsterdam; deze verkoopt zijn belegging in 1953 aan Hein Hoek, zijn huurder. Meteen laat Hein in dat jaar in de oostgevel een raamkozijn plaatsen. In 1975 gaat het echtpaar Hoek naar een verzorgingshuis in Oudorp, waar beiden kort daarna overlijden.


Jaarboek 40, pagina 84

In 1967 wordt dochter Rie Hoek (1920), religieuze, onderwijzeres en wonend in Eindhoven, eigenaar van het huis. Na de verhuizing van haar ouders verkoopt zij het in 1976 aan Sjaak Bohte, assistent-accountant, die hier met zijn echtgenote woont.

De nieuwe eigenaars en bewoners worden in 1978 Cees Hopman (1952) en echtgenote Edith Speekman, onderwijzeres. Cees is in die periode werkzaam als hoofd-huishoudelijke dienst bij het psychiatrisch ziekenhuis in Vogelenzang. Hij heeft dit buurtje op de Breedeweg als heel gemoedelijk ervaren: de mensen gaan heel goed met elkaar om. Cees en Edith verkopen het huis in april 1982 als hun woning aan de Lindenlaan wordt gebouwd.

De volgende bewoner wordt Bernadette Welkers (1954), fysiotherapeut, ongehuwd, die hier vijftien jaar tot haar vertrek naar Beverwijk heeft gewoond. Bij de verkoop in 1997 worden de fraaie betimmeringen van het oude snoepwinkeltje nog genoemd.

Nieuwe eigenaren worden Cornelis Jacob de Groot (1936), toen kinderarts/hoogleraar en echtgenote Laila Marië Buskop, bewegingswetenschapper en kinderfysiotherapeut. Zij wonen nog steeds in Amsterdam en gebruiken het huis als tweede woning.

Breedeweg 58: veehouderij

Hendrik Duijn (1858-1924) is bloemkweker en koopman in aardappelen; hij trouwt in 1885 met Maria Res; het echtpaar krijgt 13 kinderen. Hendrik koopt in 1892 het huis met een schuur, boet, erf en bijna een halve hectare land van zijn moeder Grietje Kuijs, de weduwe van Maarten Duijn.

De wed. Duijn stopt in 1880 met de veehouderij, waarna het vee en de boerengereedschappen in het openbaar worden verkocht.
De weduwe Duijn stopt in 1880 met de veehouderij, waarna het vee en de boerengereedschappen in het openbaar worden verkocht.

In 1912 is er een gedwongen verkoping van huis en weiland op verzoek van zijn schuldeiser. Hendrik is vanaf 1907 weduwnaar met een groot aantal nog minderjarige kinderen. Hij had in 1894 geld geleend van kapelaan Meeus uit Castricum. Koper en nieuwe eigenaar in 1912 wordt Jaap, zoon van Hendrik.

De veehouderij van Simon Poel in de sneeuw.
De veehouderij van Simon Poel in de sneeuw.

Deze Jaap Duijn (1889-1986) is landbouwer en woont vanaf zijn huwelijk in 1927 met Maria Groen in Uitgeest. In het ouderlijk huis aan de Breedeweg wonen dan nog meerdere zusters en broers; de oudste Maarten is de hoofdbewoner. Van hen blijven er meerderen ongehuwd, met name Maarten, Marie, Trien en Henk. Maarten overlijdt in 1968 op 80-jarige leeftijd. Al veel eerder is Henk in 1930 overleden en Marie in 1954. Trien woont hier tot in juni 1974; een maand later overlijdt zij in Schagen.

De jongste zus Alie Duijn (1905-1999) trouwt in 1941 met Simon Poel (1907) en woont op Breedeweg 44. Na verkoop van dat huis in 1960 komen Simon Poel en Alie Duijn wonen op Breedeweg 58. Direct daaraan voorafgaande wordt het pand verbouwd om dubbele bewoning mogelijk te maken (aan de westzijde Maarten en Trien Duijn en aan de oostzijde Alie Duijn met haar man). Ook wordt in 1960 een schuur voor de berging van landbouwwerktuigen gebouwd. Al iets eerder in 1956 is op verzoek van Simon Poel een vijzelberg gebouwd en de veestal uitgebreid.

Alie Duijn wordt omstreeks 1960 eigenares van het huis en land. Na haar overlijden in 1999 en van haar zoon Ton Poel in 2009 wordt het woonhuis met de bijgebouwen mede geërfd door diens broer Cees Poel, toen nog wonende op de Dorcamp. Momenteel (in 2017) wordt het woonhuis bewoond door Judith Poel samen met Job Peters en hun twee kinderen; dit echtpaar is sinds 2012 eigenaar van het gehele perceel. De woning is in 2015 uitgebreid ter plaatse van de voormalige veestal. Inmiddels woont Cees Poel, vader van Judith, ook op dit adres.

Slotwoord

Rond 1950 bestaan de twee overige panden aan de noordzijde van de Breedeweg uit de boerderij van Spaansen (nummer 72) en die van Kuijs (nummer 80).

De geschiedenis van beide boerderijen wordt uitvoerig beschreven door Piet Blom in respectievelijk het 32e en het 30e Jaarboek.

Van de eerste boerderij worden in een afzonderlijk artikel in dit jaarboek nog de bezittingen van bewoonster Zijtje Rechtop beschreven, zoals die kort na haar overlijden in 1798 in de boerderij werden aangetroffen.

Simon Zuurbier

Bronnen:

  • Archief Gemeente Castricum aanwezig op het Regionaal Archief te Alkmaar.
  • Notariële archieven te Alkmaar en Haarlem
  • Bevolkingsregisters en Burgerlijke Stand.

Met dank aan:
 de (oud-)bewoners van de noordzijde van de Breedeweg en hun relaties voor de verstrekte informatie.

14 augustus 2023

Glorie, renovatie boerderij (Jaarboek 40 2017 pg 64-68)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 40, pagina 64

De renovatie van de boerderij van Glorie

De boerderij in 2000 vanuit het zuidoosten voor de renovatie.
De boerderij in 2000, voor de renovatie.

Stolpboerderijen nemen in Noord-Holland een belangrijke plaats in en wijzen op de agrarische geschiedenis van ons woon- en werkgebied. Zo ook in Castricum, waar we heden nog een 40-tal stolpen kunnen aantreffen, die niet meer als veehouderij of agrarisch bedrijf in gebruik zijn. Een enkele keer kan een oude stolpboerderij vanwege de slechte staat niet meer gerenoveerd worden, waarna helaas sloop volgt. Maar meestal kunnen renovatie, herstel en herinrichting wel plaats vinden, zoals bij deze grote boerderij met drie vierkanten aan de Breedeweg, die lang bekend stond als de boerderij van Glorie.

De stolpboerderij aan de Breedeweg 75-77 is aangewezen als gemeentelijk monument. Het pand dateert van voor 1800 en kwam in 1813 in bezit van Nicolaas Glorie uit de nalatenschap van Jan Glorie (1746-1813). De geschiedenis is reeds besproken; in het 28e Jaarboek is een artikel aan de boerderij en de opeenvolgende eigenaren gewijd.

Achterzijde van de boerderij van Glorie.
Achterzijde van de boerderij van Glorie. Breedeweg 77 in Castricum. Hier woonde Johannes Glorie (geboren 5 juni 1898) veehouder en zijn 16 kinderen. Eerst gehuwd met Dorothea Buur, daarna met Guurtje van Twuijver. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

De laatste bewoner was Piet Glorie, die in 1930 in deze boerderij was geboren. Hij had er vanaf 1977 een melkveehouderij met 22 melkkoeien en heeft omstreeks 1992 het bedrijf beëindigd. In 1986 waren zijn zuster Gré en haar man Piet Idema in de boerderij komen wonen op nummer 75 en broer Piet bleef wonen op nummer 77, maar de grote bedrijfsruimte bleef verder ongebruikt. Piet Glorie verzorgde het geheel en de omgeving naar vermogen. Hij is na een korte ziekte in september 2013 overleden.

De stolpboerderij van de familie Glorie.
De stolpboerderij van de familie Glorie. Breedeweg 77 in Castricum. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

De boerderij stond er enige tijd verlaten bij en menigeen die vanaf het oosten de Breedeweg inkwam, zal zich afgevraagd hebben: wat gaat er met deze karakteristieke grote stolp op dit beeldbepalende punt gebeuren? Die grote dakvlakken met rode en blauwe pannen boven de witte voorgevel maakten op velen indruk! Wat zou je met die oude stallen met daarboven dat enorme piramidevormige dak kunnen doen, wat kun je er van maken en … wat een ingreep zal dat zijn!

De oudste boerderij aan de Breedeweg.
De oudste boerderij aan de Breedeweg. Breedeweg 77 in Castricum, 2005. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

In 2015 werd de boerderij door de erven verkocht aan de echtparen Brockhus-Dekker en Dekker-Admiraal. Zij hadden van het bureau Sander Douma Architecten uit Stompetoren een ontwerp om de boerderij geschikt te maken voor dubbele bewoning, op basis waarvan een bouwvergunning werd aangevraagd. Medio 2015 werd de vergunning verleend door de gemeente Castricum, waarna in juni 2015 met inwendig sloopwerk kon worden begonnen, dat door de toekomstige bewoners zelf ter hand werd genomen!


Jaarboek 40, pagina 65

De gehele renovatie werd na aanbesteding uitgevoerd door het aannemersbedrijf ‘Ambacht’ in samenwerking met het Bouwkundig ontwerp- en tekenbureau ‘Koning BV’ uit De Goorn. De bouwdirectie werd verzorgd door Maarten Koning. Het aannemersbedrijf is gespecialiseerd in dergelijke restauratieprojecten: rond 2010 heeft het ’t Kooghuis in Uitgeest en rond 2013 de Jacobs Hoeve, de boerderij aan de Bleumerweg 49 in Bakkum, gerenoveerd. De schrijver van dit artikel (Piet Blom) kon met medewerking van de aannemer en de nieuwe bewoners de werkzaamheden volgen en veel op foto’s vastleggen.

De plattegrond van de oude situatie.
De plattegrond van de oude situatie.

Bouwkundige Maarten Koning over de aanpak van de renovatie:

“Het is natuurlijk prachtig als door de renovatie van zo’n markante boerderij deze voor de toekomst kan worden behouden. Op de eerste dag van de vele bezoeken die ik er bracht, ga je door het gebouw om te beoordelen, te zoeken en te kijken: ‘je gaat het pand lezen’, wat is hier allemaal gebeurd in die 200 jaar? Je ziet verschillende materialen, veel uitgevoerde aanpassingen en wijzigingen, oude houtverbindingen en vooral het verschil tussen het oudste vierkant aan de westkant en de twee latere vierkanten die daar tegenaan stonden, met opvallend een lange grenen balk uit één stuk. De staanders op poeren hebben zand als een goede draagkrachtige ondergrond, wat een lange levensduur garandeert. Daarbij is er geen sprake van hedendaagse verkeerstrillingen, zoals bij veenweidegebieden wel het geval is. Je realiseert je dan ook de ligging op de rand van het Oer-IJ gebied.

Een oude boerderij dus, mogelijk ontstaan als een kleine stolp met één vierkant, die naar het oosten werd uitgebreid met twee vierkanten, toen het bedrijf groeide en mogelijk ook het aantal bewoners. Het is in zijn oorsprong een langhuisstolp, die doet denken aan de boerderij aan de overkant van de weg (Breedeweg 80 van N. Kuijs). De plaats van een oude schouw, oude deuropeningen en ook een schoorsteendoorvoer geven je dan een beeld hoe het geweest zou kunnen zijn. Kleine details, zoals ankers en houtverbindingen, geven daarbij veel informatie over het mogelijke tijdstip van bouwen.

Tijdens de uitvoering kwamen natuurlijk problemen voor, die in het werk in overleg met elkaar werden opgelost. Altijd weer nieuwe uitdagingen om tot oplossingen te komen, waarbij ervaring in dit speciale werk belangrijk is. En altijd zoeken naar gewenste oplossingen binnen het budget voor de nieuwe bewoners die beleving en comfort vragen. Vooral lichtintrede is daarbij een speciaal onderwerp: probeer zoveel mogelijk licht in de kamers te krijgen en dat is mede door grotere vloerhoogtes en toepassing van lamellen en dakramen in de kap goed gelukt. En het vrijstaande pand is van een maximale ‘harde’ isolatie (geen steenwol) voorzien om niet alleen aankomende wind, maar ook de zuigende werking ervan te elimineren en zo warmteverlies uit het pand te voorkomen.

Een wens is er natuurlijk ook nog wel: de datering van het toegepaste hout van het vierkant door dendrochronologisch jaarringonderzoek zou het moment van bouwen kunnen aangeven.
In het algemeen zou bij alle oude stolpboerderijen een dergelijk onderzoek dienen plaats te vinden om daarmee vast te leggen dat er nog veel oude panden zijn met een hoge cultuurhistorische waarde uit misschien de 17e-18e eeuw.”

Het sloopwerk

Het inwendige sloopwerk betrof de houten tussenwanden en de gemetselde gepleisterde binnenmuren. De stenen waren gemetseld in kalkspecie en zijn apart gezet voor hergebruik, omdat de stenen goed schoon gebikt konden worden. De buitenmuur van de woonkamer aan de zuidzijde was voorzien van tengels, waartegen jute was gespannen met behang. Na verwijdering hiervan kwam een gestuukte wand tevoorschijn die blauw was geschilderd. Blauw werkt afstotend op vliegen.

Het blauw op het witte stucwerk.
Het blauw op het witte stucwerk.

Jaarboek 40, pagina 66

Onder de houten vloeren bleken op enkele plaatsen veel kleine oude stenen, veelal als vlijlaag (op de platte kant) op het zand te liggen, van diverse maten en kleur: ‘een bij elkaar geraapte partij oude stenen’ uit de 18e eeuw, die ook in de wanden waren gemetseld. Het hergebruik van oude stenen was op het platte land overigens heel normaal en droeg bij aan kostenbesparing. Ook oude grijze plavuizen werden aangetroffen en de vloer van de dars (dors) was bestraat met straatklinkers van heel veel verschillende formaten.

De binnenmuren die in de jaren 1950 waren aangebracht, bestonden voornamelijk uit kalkzandsteen en boerengrauw in waalformaat, gemetseld in cementspecie; op een enkele plaats zelfs dubbel dikke klinkers en straatstenen. Door de aannemer werd in september 2015 vrij snel een gewapend betonnen vloer over het gehele vloeroppervlak gestort, waarbij de gevels aan de buitenzijde gestut werden met gevulde watercontainers als contragewicht. Ook de houten staanders van het vierkant werden boven de betonvloer met ankers in die vloer vastgezet.

De verschillende vierkanten zijn blijven staan.
De verschillende vierkanten zijn blijven staan.

Het bleek dat de drie vierkanten verschillend waren: de meest oostelijke was opgebouwd uit eikenhout, dat na jaarringonderzoek uit Zuid-Scandinavië afkomstig bleek te zijn met een kapdatum van omstreeks 1563! Tegen dit vierkant zijn later twee grenen vierkanten geplaatst en kreeg de boerderij de huidige vorm. Een verrassing ook voor Maarten Koning. Verder onderzoek naar houtdatering en herkomst van het hout, ook in relatie tot enkele omliggende boerderijen, zou een nieuw licht kunnen werpen op het ontstaan van de boerderijen.

De door houtworm en boktor aangevreten slechte delen van het vierkant werden gestut of vervangen en daarna konden de dakpannen verwijderd worden en apart gezet. Het bleek dat de gehele kap met dakhout, tengels en panlatten ernstig was aangetast (zelfs een groot deel van de oorspronkelijke spijkers was weggeroest) en verwijderd moest worden. Met behulp van de opgestelde kraan werd de kap in grote stukken verwijderd en afgevoerd. De boerderij gaf daarna een ‘uitgekleed’ beeld te zien.

Na het verwijderen van de kap is het vierkant achter de oostgevel duidelijk aanwezig.
Na het verwijderen van de kap is het vierkant achter de oostgevel duidelijk aanwezig.

Ook bleek het noodzakelijk delen van de gevels die verzakt waren of kwalitatief niet goed waren, te verwijderen. Ook de kleine stal aan de westzijde naast de boerderij werd geheel gesloopt, omdat de wanden ontzet waren door intensief gebruik als paardenstal in de winter en als varkensstal in de zomer. Herstel bleek niet mogelijk.

De opbouw

Van de kleine stal werden als eerste de muren weer opgemetseld en geïsoleerd en werd de ruimte met nieuwe sporen en isolatieplaten uitgerust, waarop de oude rode pannen werden teruggelegd.
De erfgrens, de scheidingsmuur tussen de twee te maken wooneenheden, werd vastgelegd, waarna een aantal nieuwe buitenkozijnen en de binnenkozijnen konden worden gesteld. Vervolgens kon met het metselwerk worden begonnen, nadat waar nodig de fundering van de muren was hersteld.

In de buitengevels werden nieuwe rode stenen van 5 centimeter dik verwerkt, die moesten aansluiten op de nog aanwezige geveldelen. Die bestonden uit stenen van verschillende formaten: 3,6 en 4,5 centimeter dikte. Zowel in de noord- en zuidgevel kwamen roodbruine stenen van 3,6 centimeter dikte voor en miskleurige stenen van 4,5 centimeter dikte. De aansluiting van de nieuwe lagen op het bestaande werk werd uitgevoerd door ‘in te kassen’, zoals ook in de bestaande noordgevel voorkomt.


Jaarboek 40, pagina 67

Voor het uitvoeren van het metselwerk was veel kennis en ervaring nodig. De kleurverschillen tussen oud en nieuw metselwerk konden weggewerkt worden door het werk enkele malen te impregneren met kachelzwart, sterk verdund met water.

Ook de staanders van het vierkant werden aangepakt: gekoppeld, vastgezet en slechte delen werden vervangen. De betonnen prefab-elementen voor de verdiepingsvloer werden geplaatst toen ook het metselwerk op hoogte was. Daarna werd de afwerking van de kap voortgezet en toen de nok werd gesteld met de nieuwe liggers, tekenden de contouren van de kap zich weer duidelijk af.

De plattegrond van nieuwe situatie met de aangeven erfgrens.
De plattegrond van nieuwe situatie met de aangeven erfgrens.

Het was toen inmiddels januari 2016 geworden en ook het weer had niet erg meegewerkt, veel harde wind en regen. Voor voldoende licht op begane grond en verdieping werd aan de zuidzijde in de kap een groot kozijn met lamellen geplaatst, in de schuinte van de kap.

Daarop volgden dakisolatie, aanbrengen van panlatten en kon het dekken met pannen beginnen. Een secuur en speciaal werk, dat eindigde met het plaatsen van de daarbij behorende nokvorsten.

Aansluiting van nieuw op oud metselwerk, de noordoost hoek van de aanbouw.
Aansluiting van nieuw op oud metselwerk, de noordoost hoek van de aanbouw.

Uiteraard werd veel aandacht besteed aan details, die vooral tot uitdrukking komen in het handhaven van ankers in gevels, de afwerking van de goten, de hemelwaterafvoeren, kozijnen met deuren en ramen, maar ook bijvoorbeeld bij het kozijn waarin de twee darsdeuren hangen. De oorspronkelijke scheefstand was opgemeten en het nieuwe kozijn is naar deze stand gemaakt en geplaatst. Er zijn toegangsdeuren tot de beide woningen gemaakt aan de Breedeweg, maar de entree voor huis nummer 75 is aan de westkant en voor huis nummer 77 aan de oostkant, zoals het voorheen ook was.

De nieuwe bewoners.
De nieuwe bewoners, van links naar rechts Cees Brockhus, Anke Dekker, Lia Admiraal en Jos Dekker.

De nieuwe bewoner Anke Brockhus-Dekker

De gerenoveerde boerderij is opgesplitst in twee wooneenheden, genummerd Breedeweg 75 en 77 en werd door de echtparen Dekker-Admiraal en Brockhus-Dekker medio 2016 betrokken.

Anke Brockhus-Dekker vertelde kort daarvoor: “Wij wonen op dit moment nog in Alkmaar in een Tjalk, gebouwd in 1896, die wij 25 jaar geleden hebben aangeschaft en voor wonen hebben aangepast. Wij woonden daar met vier kinderen en nu die het ‘huis’ hebben verlaten en wij het zeilen met zo’n groot schip wel gezien hebben, keken wij uit naar een nieuwe uitdaging met ruimte om ons heen.

Overleg met mijn broer en schoonzuster, die in Castricum wonen en bij wie ook hun drie kinderen het huis verlieten, leidde tot het idee een boerderij met ruimte te zoeken in de omgeving van Heemskerk en Castricum, daarbij rekening houdend met de afstand tot ons werk en zo onze gezamenlijke uitdaging aan te gaan.

Die boerderij werd uiteindelijk gevonden aan de Breedeweg; hier konden we die uitdaging vorm geven om ‘wonen naar een eigen wens’ in te vullen. Wij konden ons vinden in een schets- of verbouwingsplan van architect Sander Douma, waarvoor door de gemeente Castricum begin 2015 een bouwvergunning werd verleend. Met z’n allen zijn wij toen begonnen met sloopwerk van een deel van het inwendige, waarbij veel oud bouwmateriaal werd aangetroffen.

Inmiddels was de uitvoering van het werk gegund aan het Aannemersbedrijf ‘Ambacht’ uit De Goorn, dat vrij snel kon beginnen. Voor de verdere uitvoering van het verbouwingsplan bleek Maarten Koning uit De Goorn heel creatief in het bedenken van oplossingen in samenspraak met ons. Maar zonder al die vakmensen, die het werk uitvoerden, gaat zoiets natuurlijk ook niet.

Regelmatig kwam ik langs voor overleg, maar ook om stenen te bikken en allerlei andere werkzaamheden te doen. Opruimen bijvoorbeeld! Ja, het was een heel bijzondere ervaring, ook al doordat je met allerlei details en vragen werd geconfronteerd. Al met al heb ik veel bouwkundige ervaring opgedaan!


Jaarboek 40, pagina 68

Bijzonder vind ik ook het hergebruik van aangetroffen oude stenen, die in de woonkamerwand zijn aangebracht, lekker ruig en stoer. Mijn belangstelling voor oude materialen en voorwerpen kun je ook terug vinden in het huis: oude ramen, hout in de vorm van balken en hang- en sluitwerk.

De tuin zal ook verzorgd gaan worden, waarbij de lindebomen aan de zuidkant natuurlijk blijven staan, maar enkele iepen langs de erfafscheiding zijn verwijderd; er werd toch te veel licht weggenomen. Er is nog veel te doen en te regelen, maar dat is de uitdaging!”

Het interieur

Het interieur is in overleg met de bewoners uitgevoerd en voldoet aan moderne eisen: sterk geïsoleerd, vloerverwarming en fraaie licht intree. Dit wordt gerealiseerd met een groot kozijn met lamellen aan de zuidkant op de begane grond en een deel van de verdieping en dakramen in de kap. In beide woningen zijn de onderdelen van het oude vierkant terug te vinden en op gemetselde poeren geplaatst.

Fraaie oplossingen zijn bedacht om het oude karakter van de stolpboerderij te bewaren: de sparren in de kap van de aangebouwde koestal van nummer 75 is daar een voorbeeld van en in nummer 77 de scheidingsmuur waartegen oude bakstenen (18e eeuw) zijn gemetseld. Ook in delen van de vloer vinden we zogenoemde ‘geeltjes’ terug. Ook is in beide woningen gebruik gemaakt van oude stalramen.

De stallen van de boerderij van Glorie.
De stallen van de boerderij van Glorie. Breedeweg 77 in Castricum, 1974. Foto W. Peperkamp. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Tijdens de bouwwerkzaamheden kwamen behalve de nieuwe bewoners ook de oude bewoners, Piet Idema en zijn vrouw Gré Glorie regelmatig langs. Wat gebeurt er toch allemaal? En ook de schrijver, Piet Blom, deed dat wekelijks en maakte veel foto’s (stolpboerderijen is zijn passie). Hij kwam onder de indruk van het uitgevoerde vakwerk.

De renovatie is nagenoeg gereed (juni 2016).
De renovatie is nagenoeg gereed (juni 2016).

In juni 2016 was het interieur nagenoeg gereed, ramen en deuren konden dicht en kon er tot insectenbestrijding worden overgegaan. Daarna werd het interieur afgeschilderd. In augustus 2016 waren de werkzaamheden nagenoeg gereed en kon een beperkt begin gemaakt worden met ‘verhuizen’, omdat nog een aantal werkzaamheden moest worden uitgevoerd: keukeninrichting plaatsen, montage sanitair beëindigen, klein schilderwerk, elektrische montage afronden, enzovoorts.

Nadat de hekken van de aannemer waren verwijderd, begon het inrichten van het erf en de tuinen als laatste werk. Daarbij is aan de noordzijde, aan de weg, een tweetal populieren en een iep weggenomen. Van de vier oude lindebomen langs de zuidgevel is er één verwijderd. De Belgische iepen langs de erfafscheiding aan de zuidzijde zijn blijven staan, maar enkele wel grondig gesnoeid.

De boerderij gezien vanaf de westkant in december 2016.
De boerderij gezien vanaf de westkant in december 2016.

Tenslotte

Eind 2016 stond aan de zuidkant van de Breedeweg, in de Oosterbuurt, de voormalige boerderij van Piet Glorie geheel gerenoveerd. Onder het enorme pannendak straalt een tweetal woningen het verleden uit als voorbeeld van de Noord-Hollandse boerderijenbouw. Daar mogen we in Castricum best trots op zijn!

Piet Blom

Bronnen:

  • Blom, P., Stolpboerderijen in Castricum en Bakkum, deel 2, 28e Jaarboek Oud-Castricum (2005);
  • Brandts Buys, L, De landelijke bouwkunst in Hollands Noorderkwartier, Stichting Historisch Boerderijen-onderzoek, Arnhem 1974;
  • Schilstra, J.J., Brandts Buys, L., De Jong, C., De stolp te kijk, de stolpboerderij: toen, nu en straks, Boerderijenstichting Noord-Holland, 2004.

14 augustus 2023

Oosterbuurt omstreeks 1830 (Jaarboek 40 2017 pg 51-60)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 40, pagina 51

De Oosterbuurt omstreeks 1830

Oosterbuurt met duidelijk zichtbaar de spoorlijn.
Oosterbuurt met duidelijk zichtbaar de spoorlijn. De zuidoost-rand van het dichtbebouwde Castricum. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

In dit artikel wordt aandacht besteed aan de Oosterbuurt en vooral hoe deze buurt met zijn huizen en bewoners er omstreeks 1830 heeft uitgezien. De percelen zijn rond dat jaar voor het eerst bij de start van het Kadaster nauwkeurig opgemeten en geregistreerd. Ook is er in datzelfde jaar een volkstelling gehouden. Met behulp van deze gegevens zijn in de Oosterbuurt de bewoners van elk huis in dat jaar terug te vinden.

De Oosterbuurt was de woonbuurt ten zuidoosten van de in het centrum van het dorp gelegen Kerkbuurt en strekte zich uit tot de grens met de gemeente Heemskerk. De laatste huizen van de Kerkbuurt lagen zo’n twee honderd jaar geleden aan de zuidzijde ter hoogte van de huidige Schoolstraat. De eerste boerderijen van de Oosterbuurt waren enkele honderden meters zuidelijker gelegen aan de Breedeweg.

Man met juk. Oosterbuurt in Castricum.
Man met juk. Oosterbuurt in Castricum. De tekenaar is onbekend. Collectie Oud-Casticum. Toegevoegd.

Bij de oudste vermelding in 1580 wordt de weg Breewech genoemd. De naam Breedeweg is dan ook niet, zoals men zou verwachten, de naam van een brede weg, maar moet volgens Hans van Weenen worden gelezen als ‘de weg naar de Bree’. ‘De Bree’ is het geheel van een groot aantal akkers van gelijke breedte, alle naast elkaar gelegen tussen de Breedeweg en de Doodweg.

Er zijn verschillende van dergelijke ‘Bree’-namen in de regio te vinden (denk aan ‘Breesaap’).
Bree is zeer waarschijnlijk een naam die duidt op een bepaalde indeling en verdeling van akkerland, een vorm van organisatie van de akkerbouw die van Germaanse oorsprong is. De Breedeweg heeft voor 1930 officieel nog Kerkweg geheten.

Parallel aan de Breedeweg liep de Doodweg, vroeger ook wel Achterweg geheten, met slechts enkele boerderijen. De naam Doodweg zou wijzen op de functie als verbindingsweg van de Oosterbuurt naar de begraafplaats bij de dorpskerk.

Weiland.
Weiland. Oosterbuurt in Castricum. Foto Ad van de Velde. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Het totale grondgebied van de Oosterbuurt was grotendeels in gebruik als weiland. Daarnaast vinden we tussen Breedeweg en Doodweg nog een groot aantal akkers tuingrond. Deze situatie zal reeds vele eeuwen hebben bestaan. Aan de Cieweg is uitgebreid archeologisch onderzoek verricht met als resultaat een aantal woonstalhuisplattegronden uit de 2e-3e eeuw na Christus. Later zal dit gebied verder in cultuur zijn gebracht en is de waterhuishouding verbeterd. Zo werden in de 12e en 13e eeuw de Korendijk, Heemstederdijk, Kerkedijk en Bogaardsdijk aangelegd. Zij vormden een bescherming tegen het water dat via de Die kon worden opgestuwd.

De Heerlykhyd van Castricum.
De Heerlykhyd van Castricum. Kaart uit 1737. Aan de rechterkant is Castricum ingetekend en links het duingebied. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

In vroeger eeuwen bestond Castricum uit vijf buurten: Kerkbuurt, Oosterbuurt, Heemstee, Noorteinde en Kleybroek. Deze indeling is ook ingetekend op de kaart van ‘De Heerlykhyd van Castricum’ uit 1737. Elke buurt had een vertegenwoordiger (een schepen) in het dorpsbestuur. In die tijd was Bakkum nog een zelfstandige banne (gemeente), gelegen ten noorden van de Schulpvaart, met een eigen dorpsbestuur.

Het gebied van de Oosterbuurt in 1680 op de kaart van Johannes Dou.
Het gebied van de Oosterbuurt in 1680 op de kaart van Johannes Dou.

De eerste gedetailleerde kaart van Castricum is de kaart uit 1680 van de Uitwaterende Sluizen in Kennemerland en West-Friesland van Johannes Dou. Vergelijken we deze kaart met de nauwkeurige kadasterkaarten van 1830, dan zien we geen grote verschillen. Alleen is het aantal boerderijen op Heemstede van zes naar twee gegaan en wordt Heemstede niet meer als afzonderlijke buurt genoemd.

Kaart van de Oosterbuurt in 1830 met huisnummers 63 tot en met 84.
Kaart van de Oosterbuurt in 1830 met huisnummers 63 tot en met 84.

De bewoners van de Oosterbuurt in 1830: de huizen met de nummers 59 tot en met 84

Volgens de volkstelling uit 1830 staan er in Castricum 116 huizen en in Bakkum 18. De huizen zijn doorgenummerd en de Oosterbuurt omvat er 26 met de nummers 59 tot en met 84. Deze staan voor het merendeel op de Breedeweg, enkele op de Doodweg, op de Heemstederweg en wat verder van de weg (boerderij Kronenburg, boerderij Heemstede en de Albert’s Hoeve).

Boerderij Heemstede.
Boerderij Heemstede. Heemstederweg 5 in Castricum, 1936. De boerderij was van de familie Kuijs. Hoeve Heemstede is gesloopt rond 1968. Schilder: Sijf Portgies. Foto Jacques Schermer. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Jaarboek 40, pagina 52

Komende vanuit de nu zo geheten Schoolstraat gaat men linksaf de Breedeweg op. Op de hoek staat het huis nummer 85 van timmerman Hendrik Zweeren, dat nog gerekend wordt tot de Kerkbuurt. We vervolgen onze weg vanuit de dorpskom de Breedeweg op en komen bij nummer 84.

Zicht vanuit de Oosterbuurt op het einde van de Kerkbuurt.
Zicht vanuit de Oosterbuurt op het einde van de Kerkbuurt.

84: Pieter Schotvanger, veehouder en wethouder

Gaande over de Breedeweg liep je enkele honderden meters tussen de weilanden, voordat je het eerste huis bereikte. Dit was aan de rechterkant een eindje van de weg af het land in en gelegen halverwege de Doodweg en Breedeweg (ongeveer op de plaats van de huidige – in 2017 – boerderij van De Wildt).

De boerderij van Dirk de Wildt staat op dezelfde plaats als de oude boerderij nummer 84.
De boerderij van Dirk de Wildt staat op dezelfde plaats als de oude boerderij nummer 84.

In 1830 woont hier de 32-jarige Pieter Schotvanger met zijn vrouw Jannetje Pepping, hun twee kinderen Dirk en Willem, twee boerenknechten en twee werkmeiden. Pieter Schotvanger is veehouder en heeft 31 hectare land. Hij is wethouder in het gemeentebestuur van 1836 tot zijn overlijden in 1858 en is na de gevangenneming van burgemeester Pieter Kieft in 1837 tijdelijk waarnemend burgemeester.

Pieter Schotvanger trouwt in 1823 met de uit Limmen afkomstige Jannetje Pepping. Hij is een zoon van Dirk Schotvanger en Guurtje Bruijn. Vader Dirk had de boerderij in de Oosterbuurt met ruim 30 hectare land gekocht in 1821. Na zijn overlijden in 1826 wordt het overgrote deel van dit bezit geërfd door zoon Pieter. Dit land is voornamelijk gelegen rond de boerderij, ten zuiden van de Doodweg en nabij het Uitgeesterweggetje. Na het overlijden van zijn vrouw hertrouwt Pieter in 1844 Arendje Kuijs. De oude boerderij wordt in 1873 gesloopt en vervangen door de nu nog aanwezige boerderij (De Wildt, zie 28e jaarboek, bladzijde 21).

Zijn kleinzoon, ook Pieter Schotvanger geheten, liet in 1909 het café De Harmonie bouwen op de hoek Stationsweg en Burgemeester Mooijstraat.

83: het Klopjeshuisje

Aan dezelfde kant van de Breedeweg staan iets verderop drie relatief kleine huisjes. Nummer 83 is een rentenierswoning met als hoofdbewoner de 84-jarige weduwnaar Cornelis Schrama met zijn dienstbode, de 51-jarige Antje Kaasenbrood uit Heemskerk. Cornelis is eerder veehouder en gemeenteraadslid, heeft geen kinderen en is al vele jaren weduwnaar van Elisabeth van Duijn.

Verder woont in dit huisje de 72-jarige rentenier Klaas Mens met echtgenote, de 65-jarige Aagje van Latum, beiden oorspronkelijk uit Alkmaar. Klaas was tientallen jaren de dorpssmid geweest in de Schoolstraat en vanaf 1806 eigenaar van de hoefsmederij, die hij in 1826 verkocht aan Pieter Smit uit Velsen. Tot enkele tientallen jaren geleden is dat pand een smederij geweest met Kees de Groot als laatste dorpssmid.


Jaarboek 40, pagina 53

Het huisje nummer 83 draagt de naam ‘het Huisje van Klopje’, ook ‘Klopjeshuisje’, waarvan we mogen aannemen dat in de voorgaande eeuw er een klopje heeft gewoond. Een klopje is een ongehuwde katholieke vrouw, die zich dienstbaar maakt voor de kerk in een tijd dat kloosters verboden waren. Een verklaring van de naam zou zijn dat klopjes langs de deuren van de gelovigen gingen en hen met klopsignalen uitnodigden tot het bijwonen van de mis.

Het huisje is eigendom van meester-metselaar (aannemer) Fulps Ranke, die het in 1812 kocht. Na zijn overlijden in 1837 wordt het geërfd door zijn enige dochter Grietje, gehuwd met Arie Duijn. Na het overlijden van weduwe Grietje Ranke in 1858 wordt het pand verkocht aan Jan Pieterszoon Kuijs.

82: veldwachter Barend Dubbeling in De Vriendschap

In dit huisje woont de veldwachter Barend Dubbeling (1784-1857) met zijn tweede vrouw Hendrika Wijlaards en de 16-jarige Bartje Stoevenel, dochter uit Hendrika’s eerste huwelijk.

Barend komt van Uitgeest, woont al in 1811 in Castricum en is dan tuinier. Bij een getuigenis in 1815 staat hij als bos- en veldwachter te boek. In die functie, die hij vele jaren bekleedde, wordt hij nog genoemd in 1847. Op zijn oude dag is hij arbeider.

Ook van dit huisje, genaamd ‘De Vriendschap’, is aannemer Fulps Ranke de eigenaar. Hij heeft het gekocht in 1806. Evenals nummer 83 wordt dit pand na het overlijden van de erfgenamen verkocht in 1858. De nieuwe eigenaar wordt Maarten Duijn. Barend Dubbeling overleed kort daarvoor.

81: Jacob Kuijs veehouder

Aan de linkerkant van de Breedeweg vinden we halverwege de Cieweg (op de plaats van het huidige zwembad) de boerderij van de 43-jarige Jacob Pieterszoon Kuijs, veehouder en vanaf 1826 weduwnaar van Neeltje Dekker. Hij woont op de boerderij met zijn zes minderjarige kinderen, een knecht en een werkbode.

De boerderij die later door de familie Poel werd bewoond.
De boerderij die later door de familie Poel werd bewoond. Nog later door P. Bakker. Breedeweg 40 in Castricum. Op deze plaats is nu (in 2017) ongeveer de parkeerplaats van zwembad De witte brug.

Jacob (1787-1848) had samen met zijn broer Cornelis deze boerderij met een aantal percelen weiland in 1817 gekocht van Jan Kraakman, veehouder uit Egmond-Binnen. In 1826 neemt hij het halve bezit van zijn broer over en is dan alleen eigenaar met in totaal bijna 22 hectare land. Na zijn overlijden in 1848 gaat het bezit over op zijn zoon Jan.

80: winkelier Herman van Keulen

Hier woont winkelier Herman van Keulen (1790-1864) afkomstig uit Schagen met zijn vrouw Guurtje Wagemeester, hun drie kinderen en de 18-jarige werkbode Antje Kramer. Herman, veelal Manus genoemd, trouwt in 1825 met de toen 31-jarige Castricumse Guurtje Wagemeester, dochter van Klaas Wagemeester en Antje Nijman. Hij koopt eind 1827 van Pieter Schotvanger en Willem Melker twee aan elkaar gelegen stukjes land aan de Breedeweg, waarop hij kort daarna zijn huis heeft laten bouwen. Manus van Keulen is naast winkelier ook agrariër. In Bakkum neemt hij in 1829 een stuk land van zijn schoonvader over; in 1834 koopt hij nog meerdere stukjes land in Bakkum. Op 7 april 1858 wordt op zijn verzoek een openbare verkoping gehouden van het huis met erf en de tuin aan de Breedeweg. Koper is Gerrit Gijzen uit Heemskerk.

79: werkman Cornelis Schavemaker woont in het Klooster

Iets verderop woont aan de overkant van de Breedeweg op nummer 79 Cornelis Schavemaker (1777-1832) met zijn vrouw Willemijntje Kuijper en zijn 84-jarige schoonmoeder, de weduwe Marijtje Waardenburg.

Cornelis woont hier al in 1813. In dat jaar koopt hij van de erfgenamen van Aaltje Eefsink het betreffende pand genaamd ‘het Klooster’, dat omschreven is als huis en hof. Cornelis is dagloner en overlijdt in 1832. Hun enig kind Jan Schavemaker trouwt in 1826 met Antje Duinmaijer van Noord-Bakkum. Dit echtpaar woont vanaf hun huwelijk aan het Hoorne in Uitgeest en heeft een schildersbedrijf. Willemijntje Kuijper blijft wonen tot haar overlijden aan de Breedeweg; zij overlijdt in 1857 bij haar zoon in Uitgeest. Het huis aan de Breedeweg zal daarna zijn verhuurd. Het wordt pas in 1871 door Jan Schavemaker verkocht.

78: boerderij Nooit Gedacht

De hierachter gelegen boerderij wordt in 1830 in tweeën bewoond. Hier woont de 23-jarige veehouder Wulbert Glorie met echtgenote Aaltje Teeling en de 30-jarige kleermaker Willem Twisk, zijn vrouw Maartje Duineveld en hun eenjarige dochter Aagje.

Het pand wordt op verzoek van de voormalige schout Joachim Nuhout van der Veen in 1828 in het openbaar verkocht. Koper is aannemer Fulps Ranke, die ook de huizen op nummer 82 en 83 in zijn bezit heeft. Bij de verkoop wordt het pand omschreven als:
een huismanswoning en erf met de Hofstee, groot 43,91 are, het huis gemerkt met nummer 77 in de Oosterbuurt, belend ten oosten de Roomsch Katholieke Kerk van Castricum en ten westen het Klooster.”

Na het overlijden van Fulps Ranke in 1837 wordt het geërfd door zijn enige dochter Grietje, gehuwd met Arie Duijn. Na het overlijden van weduwe Grietje Ranke wordt de al eerder genoemde boerderij ‘Nooit Gedacht’ en nog twaalf percelen land ter grootte van bijna 14 ha bij de boedelscheiding in 1859 toegedeeld aan haar zoon Maarten


Jaarboek 40, pagina 54

Duijn (1816-1873). Veehouder Maarten trouwt in 1838 met Grietje Kuijs. Zij krijgen 13 kinderen, wonen de eerste jaren van hun huwelijk in de Kerkbuurt en vanaf 1842 in deze boerderij aan de Breedeweg.

77: koster en schoenmaker Hendrik Piepers

Op nummer 77 woont de 38-jarige Hendrik Piepers (1791-1861) met zijn vrouw Antje Brunt, hun vier kinderen en nog twee schoenmakersknechten. Hendrik is schoenmaker en is geboren in Freren, gelegen in het koninkrijk Hannover, graafschap Lingen in Duitsland.

Het huisje van de koster, later bewoond door Dirk en Klaas Stuifbergen.
Het huisje van de koster, later bewoond door Dirk en Klaas Stuifbergen.

Hendrik is niet toevallig hier terecht gekomen. Zijn broer Bernardus (1780-1824) is per 13 november 1817 benoemd tot pastoor van Castricum en neemt zijn intrek in de pastorie aan de Breedeweg. Daarvoor was Bernardus in 1810 in Warmond tot priester gewijd, werd achtereenvolgens kapelaan in Zierikzee, Roelofarendsveen, Vlaardingen en Alkmaar. Waarschijnlijk komt Hendrik in 1817 met zijn broer mee naar Castricum, koopt in het daaropvolgende jaar de akker aan de Breedeweg tegenover de schuilkerk van Evert Asjes en laat daarop zijn huisje bouwen.

De schuilkerk naar een aquarel van Sijf Portegies.
De schuilkerk naar een aquarel van Sijf Portegies.

Hij trouwt in 1820 met Antje Brunt uit Schoten (nu gemeente Haarlem), is koster en schoenmaker en krijgt met Antje Brunt negen kinderen. Zij zijn de voorouders van meerdere generaties Piepers die hier in deze regio hebben gewoond. Antje Brunt woont tot haar overlijden in 1878 in dit huisje. Haar zoons Jacob en Willem Piepers erven dit huisje met de achterliggende akker.

76: de schuilkerk met de pastorie

Op de pastorie woont de 47-jarige pastoor Gijsbertus Ruijgrok van der Werven, geboren in Hazerswoude met een dienstbode, de 27-jarige Johanna Maria Kuin uit Doetinchem. De pastorie is tegen de schuilkerk aangebouwd. Onder leiding van deze pastoor wordt de kerk steeds meer verfraaid en komen besprekingen over de bouw van een nieuwe kerk op gang. Na zijn dood in 1849 wordt de reeds als kapelaan aanwezige Henricus Meuwsen tot pastoor benoemd. In 1858 is de schuilkerk gesloopt, nadat er aan de Dorpsstraat nabij de plaats van de huidige rooms-katholieke kerk een nieuwe kerk in gebruik was genomen. Dienstbode Johanna Maria Kuin (1803-1896) trouwt in 1831 met de toen 33-jarige Bernardus Res, die vanaf 1828 als plattelands heel- en vroedmeester in Castricum werkzaam was. Van dit echtpaar stammen alle in ons land wonende personen met de naam Res.

75: veehouder Andries Dekker

Hier woont de 28-jarige Andries met zijn vrouw Aagje Glorie, hun twee nog zeer jonge kinderen, een boerenknecht en een werkbode.
Andries Dekker (1801-1860) komt van Limmen en trouwt in 1826 met de Castricumse Aagje Glorie. Haar familie heeft meerdere boerderijen in de Oosterbuurt in bezit. Met haar man huurt ze de boerderij waarop haar grootvader Jan Glorie heeft gewoond.

Op het weiland links heeft de schuilkerk gestaan. Op de achtergrond boerderij (nummer 75 in 1830).
Op het weiland links heeft de schuilkerk gestaan. Op de achtergrond boerderij (nummer 75 in 1830).

Na diens overlijden in 1813 komt deze boerderij in het bezit van zijn tweede echtgenote Aagje Kraakman, die in 1826 gaat wonen in haar geboortedorp Limmen; ze verhuurt de boerderij aan haar aangetrouwde kleindochter Aagje Glorie en haar man Andries Dekker.

De boerderij wordt in 1842 verkocht aan Klaas Stet (zie voor de verdere geschiedenis van de nu nog bestaande boerderij in het 32e Jaarboek, bladzijde 40, 41). Andries Dekker koopt een boerderij aan de Westerweg in Heerhugowaard, waar hij in 1860 overlijdt.

74: landbouwster Neeltje Nanne

Neeltje Nanne (1792-1879) is pas weduwe geworden; zij woont hier met haar vijf kinderen van 5 tot 10 jaar uit haar huwelijk met Jan Castricum. Ook woont hier de 16-jarige Thijs Castricum alias Krom (uit Neeltjes eerdere relatie met Jacob Tijsz. Krom) en tevens nog de 43-jarige boerenknecht Klaas Bakker uit Heiloo.

Jan Lourenszoon Castricum is in mei 1814 getrouwd met Neeltje Nanne. Binnen het jaar, in maart 1815, koopt hij de boerderij van zijn schoonvader Frans Nanne, die deze al sinds 1783 in zijn bezit had. In 1830 heeft Neeltje 4,66 hectare land in bezit. Na haar overlijden worden de boerderij en een aantal percelen land door haar kinderen en erfgenamen in 1879 in het openbaar verkocht.


Jaarboek 40, pagina 55

Neeltje hertrouwt in 1832 met de 35-jarige Jacob Janszoon Castricum, dagloner en geen directe familie van haar overleden man Jan Castricum.

73: nachtwacht Jacob Krom

Hier woont de 49-jarige Jacob Pietersz. Krom (1776-1831) met zijn vrouw Guurtje Knaap en hun 15-jarige zoon Wulbert. Jacob was eerder boer, landbouwer, later nachtwacht en dagloner. Hij is geboren in Akersloot, trouwt in 1809 met de Castricumse Guurtje Knaap en woont sindsdien in Castricum. Hun 21-jarige zoon Pieter is boerenknecht en woont in de Oosterbuurt op nummer 81 en dochter Antje als werkmeid in Bakkum; zij trouwt in 1838 met Klaas Stuifbergen.

Nummer 73, nu de boerderij van Niek Kuijs.
Nummer 73, nu de boerderij van Niek Kuijs.

De boerderij is in 1791 gekocht door Jan Glorie; na zijn overlijden in 1813 wordt deze boerderij door zijn zoon Klaas geërfd. Hij woont zelf aan de overkant van de Breedeweg (nummer 72) en verhuurt dit pand aan Jacob Krom. Klaas Glorie overlijdt in 1835 en zijn vrouw Antje Nanne zet het boerenbedrijf voort. Bij de boedelscheiding in 1853 wordt haar zoon Frans Glorie de nieuwe eigenaar van de boerderij. Hij woont dan al een aantal jaren op deze boerderij met zijn vrouw Neeltje de Groot; zij krijgen 13 kinderen.

72: veehouder Klaas Glorie

Op deze boerderij, die tot in 2015 in het bezit is geweest van de familie Glorie, woont in 1830 Klaas Glorie (1777-1835) met zijn vrouw Antje Nanne, hun vijf kinderen van 8 tot 16 jaar oud en een boerenknecht en werkbode. Klaas en Antje, beiden in de Oosterbuurt geboren, zijn in 1803 getrouwd. Klaas is veehouder en ook kerkmeester van de rooms-katholieke kerk.

De boerderij van de familie Glorie links en daarachter rechts de vorige boerderij (zie nummer 73).
De boerderij van de familie Glorie links en daarachter rechts de vorige boerderij (zie nummer 73).

De boerderij was oorspronkelijk in het bezit van zijn vader Jan Glorie. Klaas krijgt die na het overlijden van zijn vader bij de boedelscheiding in 1815 met een aantal percelen land op zijn naam. Bij de start van het Kadaster in 1832 staat Klaas te boek met twee boerderijen (nummers 72 en 73) en ruim 23 hectaren land. Na zijn overlijden in 1835 zet zijn vrouw Antje Nanne het boerenbedrijf voort. Bij de boedelscheiding wordt haar zoon Frans in 1853 de nieuwe eigenaar. Antje Nanne overlijdt in 1865.

71: Willem de Vries in het eerste huisje op de Doodweg

In het eerste huisje vanaf de Kerkbuurt op nummer 71, dat toen nog de Achterweg heette, woont Willem de Vries, met zijn vrouw Adriaantje Stuifbergen en hun drie kinderen Pieter, Aagje en Grietje van respectievelijk 3, 4 en 10 jaar oud en ook de tienjarige Jan Rietveld. Omdat Jan’s beide ouders, Pieter Rietveld en Trijntje de Vries, waren overleden in respectievelijk 1829 en 1824, was hij ondergebracht bij zijn oom.

Willem staat ingeschreven met het beroep arbeider; bij andere gelegenheden komen we hem ook tegen als schelpenvisser en landbouwer. Hij koopt in 1826 dit huisje met het erf voor 140 gulden. Om dit te kunnen betalen, leent hij 138 gulden van aannemer Fulps Ranke. Na een aantal jaren gaat het Willem financieel kennelijk wat beter, want in 1840 koopt hij een stukje grond van 870 vierkante meter bij zijn huis. Adriaantje Stuifbergen overlijdt in 1849 en Willem


Jaarboek 40, pagina 56

in 1851. Het huis en de grond worden overgenomen door zijn dochter Aagje en zijn zoon Pieter, die in 1850 beiden op dezelfde dag zijn gehuwd. Het huis wordt in twee delen bewoond.

70: veehouder Klaas Hoefgeest

De boerderij van nummer 70 wordt door twee gezinnen bewoond. Naast de 58-jarige eigenaar en veehouder Klaas Hoefgeest, zijn vrouw Cornelia Castricum en hun twee dochters Marijtje (25 jaar) en Neeltje (21 jaar), woont hier ook het gezin van de 40-jarige dagloner Gerrit de Groot, zijn vrouw Marijtje Bruijn en hun twee jonge kinderen Neeltje en Adriaantje van 6 en 4 jaar.

In datzelfde jaar 1830 koopt Gerrit een huisje, genaamd de Morgenstar aan de Duinzijde. Klaas is in 1771 in Limmen geboren; hij is in 1798 in Castricum getrouwd en woont vanaf die tijd in Castricum. Hij koopt in 1805 het huis en weinig grond. In 1832 heeft hij nog steeds niet veel land in bezit, nog geen twee hectare, waaronder het tegenover zijn huis gelegen verbindingsweggetje tussen de Doodweg en de Breedeweg, toen geheten de Laan van Klaas Hoefgeest en later het Kerkelaantje. In 1832 overlijdt Klaas en in 1833 Cornelia.

Dochter Marijtje trouwt in 1840 met landbouwer Dirk Mors. Zij verkoopt in 1849 haar erfdeel in het huis en de grond aan haar ongehuwde zus Neeltje. Als Neeltje in 1855, dan dienstbode en nog ongehuwd, het geheel verkoopt aan Cornelis Bakker, geldt als voorwaarde dat ze een deel van het huis mag blijven bewonen.

Daarvan lijkt zij tot haar dood geen gebruik te hebben gemaakt, want als zij in 1858 het Klopjeshuisje (nummer 83) koopt, woont zij in Heerhugowaard; zij overlijdt in Heemskerk in 1877.

69: veehouder Willem Melker

Op de boerderij op nummer 69 woont de 33-jarige Willem Melker (1796-1872) met zijn vrouw Maartje Beugel (1797-1853), hun twee jonge kinderen Wulbert (5 jaar) en Klaasje (3 jaar) met nog twee boerenknechten en twee werkmeiden. Vier man personeel wijst op een groot boerenbedrijf.

Dat blijkt ook volgens het kadaster uit het bezit van bijna 30 hectaren land, vooral gelegen in de Castricummerpolder. Tussen Doodweg en Breedeweg heeft hij ook drie smalle akkertjes en een laantje. Dit laantje begon tegenover zijn boerderij, liep tot de schuilkerk en heeft nog de naam Melklaantje, naar we mogen aannemen, genoemd naar de toenmalige eigenaar Willem Melker.

Willem is geboren in Akersloot en trouwt in 1821 met Maartje Beugel uit Uitgeest. Naast veehouder is hij ook raadslid en wethouder in Castricum van 1832 tot 1836. Hij overlijdt in 1872, Maartje is 19 jaar daarvoor al overleden. Bij de boedelscheiding blijkt Willem inmiddels bijna 40 hectare land in Castricum te bezitten, waarvan het overgrote deel wordt geërfd door zijn zoon Wulbert (1824-1903).

68: slager Lourens Stuifbergen

Hier woont de 25-jarige Lourens Stuifbergen, slager, met zijn 24-jarige vrouw Jannetje Rietveld. Dit jonge echtpaar heeft dan geen kinderen. Bij hen woont haar broertje, de 14-jarige Pieter Rietveld.

Een stukje van de hedendaagse Doodweg tussen de nummers 69 en 68. Rechts de boerderij van Piet van der Hulst.
Een stukje van de hedendaagse Doodweg tussen de nummers 69 en 68. Rechts de boerderij van Piet van der Hulst.

Door het kort daarvoor overlijden van zijn beide ouders, moest ook Pieter net als zijn broertje Jan (zoals is beschreven bij nummer 71) worden ondergebracht. Lourens en Jannetje waren kort getrouwd toen zij op 21 augustus 1829 een tweeling kregen. Beide kinderen overleden nog geen twee maanden later. Zij kregen uiteindelijk in totaal negen kinderen.

Zij wonen eerst in een klein huisje op het erf van boer Nanne, bij wie Lourens ook werkte en later aan de Duinzijde, waar Lourens in 1849 is overleden.

67: veehouder Dirk Nanne

Dirk Nanne (1785-1855) woont hier met zijn vrouw Maartje Schee, hun zes kinderen variërend in leeftijd van 7 tot 15 jaar met nog twee werkmeiden; Dirk en Maartje krijgen in totaal 13 kinderen, waarvan er zeven jong overlijden. Dirk trouwt in 1812 met Maartje Schee, een rijke boerendochter uit de Schermer en dochter van Maarten Schee en Neeltje Slap. Zij gaan in de Oosterbuurt wonen.

Dirk Nanne koopt in 1816 van zijn zwager Pieter Schee uit Akersloot de boerderij met 20 morgen land aan de Doodweg. Dit bezit wordt nog uitgebreid na het overlijden van zijn moeder Aagje Melker met de erfenis van vier stukken weiland ter grootte van bijna 10 hectaren. In 1830 staat Dirk geregistreerd voor ruim 30 hectaren land.

Dirk is ook armmeester. Het Armenbestuur verkrijgt na het overlijden in 1829 van Trijntje de Vries, weduwe van Pieter Rietveld, haar huisje met de verplichting tot onderhoud van haar nagelaten kinderen. Mogelijk dat dit gespeeld heeft bij het laten wonen van de oudste dochter Jannetje in het huisje op het erf van Dirk Nanne.

In 1849 laten Dirk Nanne en echtgenote voorlopige koopcontracten opmaken, waarin zij al hun bezittingen verkopen aan de zonen Willem en Sijbrand. Zij krijgen elk een deel van ongeveer 23 hectaren land onder voorwaarde dat de ouders eerder zouden overlijden dan hun zoons. Door het overlijden van Maartje in 1851 en Dirk in 1855 worden de verkopen bekrachtigd.

Bidprentje Dirk Nanne (Theodorus Nannen).
Bidprentje Dirk Nanne (Theodorus Nannen).

Jaarboek 40, pagina 57

Boerderij van Jan Dam op de hoek van de Doodweg en Oosterbuurt.
Boerderij van Jan Dam op de hoek van de Doodweg en Oosterbuurt.

66: vrachtrijder Pieter Castricum aan het Cronenburgerlaantje

De 47-jarige Pieter Dirksz. Castricum woont aan wat we nu noemen het Cronenburgerlaantje. Hij woont hier met zijn vrouw Maartje Knaap en hun vijf kinderen, de oudste is 13 en de jongste 1 jaar. Pieter en Maartje hadden op dat moment al elf kinderen voortgebracht, waarvan er drie jong waren overleden en drie kinderen van 15, 17 en 18 jaar waren al elders in betrekking.

Pieter is naast vrachtrijder ook schelpenvisser, boer en dagloner. Hij koopt in 1808 dit huis met de aangrenzende tuin met in 1830 een totale grootte van bijna 0,3 hectare. Hij zal hier gewoond hebben vanaf zijn eerste huwelijk in 1809 met Elisabeth Poel, die al zes maanden later overlijdt.

Pieter hertrouwt in 1810 met Maartje Knaap. In 1831 verkoopt hij een deel van zijn tuin en in 1839 dit huis en de rest van zijn tuin aan zijn zwager Hendrik Scheerman.

Pieter overlijdt een jaar later in 1840; Maartje gaat wonen in de Kerkbuurt en overlijdt in 1851.

Hendrik heeft dan nog maar 0,2 hectare land in bezit. Hij leent in 1858 en 1860 kleine bedragen van een Amsterdamse koopman en blijft uiteindelijk in gebreke om deze schuld te voldoen met het gevolg dat kort na zijn overlijden zijn bezit bij een openbare verkoping in De Rustende Jager in 1865 door de schuldeiser wordt verkocht.

65: Jan Brakenhoff, dagloner

De 49-jarige Jan Jansz Brakenhoff woont hier alleen met zijn vrouw, de vijf jaar oudere Jannetje Knaap. Zij waren in 1808 gehuwd en kregen drie kinderen, die in 1830 ‘de deur al uit’ waren, Jannetje overlijdt in 1833, Jan hertrouwt met de weduwe Margaretha Lot; uit dit huwelijk kwamen geen kinderen. Jan en Margaretha overlijden beiden in de Oosterbuurt in het jaar 1850.

Het huis huurde Jan van zijn vader die veel land en meerdere boerderijen in bezit had. Na het overlijden van Jan’s vader in 1835 erft hij dit huis en bijna 10 hectare land. Het huis droeg toen de naam: het huis van Reijer Stet. Na zijn overlijden worden de onroerende goederen door de drie kinderen in een openbare verkoping te koop aangeboden. Het huis nummer 65 wordt gekocht door Wulbert Castricum, gehuwd met dochter Maartje Brakenhoff.

De boerderij is gesloopt in 1945; hier woonde toen Dirk Brandjes met zijn
vrouw Maria Roskam, geschilderd door Sijf Portegies.
De boerderij is gesloopt in 1945; hier woonde toen Dirk Brandjes met zijn vrouw Maria Roskam, geschilderd door Sijf Portegies.

64: veehouder Hendrik Scheerman

Hier woont de 44-jarige Hendrik Scheerman (1785-1864) met zijn vrouw Klaasje Knaap met hun zeven kinderen tussen 1 en 15 jaar. Hendrik is geboren in Beverwijk, trouwt in 1814 met de Castricumse Klaasje Knaap en gaat wonen in Heemskerk; hier worden de eerste vijf kinderen geboren.


Jaarboek 40, pagina 58

Hendrik koopt in 1825 van zijn schoonvader Albert Maartensz. Knaap en diens andere twee dochters, als erfgenamen van hun moeder Antje IJpelaan, de boerderij (nummer 64) in de Oosterbuurt met enkele percelen land ter grootte van 3,7 hectare en komt hier wonen.

Het gaat Hendrik financieel waarschijnlijk minder goed, want hij verkoopt in 1833 bijna 3 hectare land. In juni 1839 koopt hij het huis van zijn zwager Pieter Castricum (nummer 66). Op dezelfde dag verkoopt hij dit huis (nummer 64) en het resterende land aan Pieter Muijs, die dit in 1844 verkoopt aan Jan Brakenhoff. Jan van der Park wordt in 1850 de volgende eigenaar, in de koopakte draagt de boerderij dan de naam ‘Nooit Verwacht’.

Kaart van de Oosterbuurt in 1830 met huisnummers 62 tot en met 59.
Kaart van de Oosterbuurt in 1830 met huisnummers 62 tot en met 59.

63: grootgrondbezitter Jan Brakenhoff

Jan Brakenhoff (1757-1835) is geboren in Limmen als zoon van de dorpschirurgijn Frans Brakenhoff. Hij trouwt in 1780 met de Castricumse boerendochter Jannetje Molenaar. Zij wonen eerst in Limmen, waar het eerste kind Jan wordt geboren (woont op nummer 65).

In 1783 koopt Jan Fransz. Brakenhoff de boerderij (nummer 63) met de omliggende weilanden in de Oosterbuurt en gaat hier wonen. Jan was in Castricum een vooraanstaand persoon, lid van het gemeentebestuur en was kerkmeester en armmeester. In 1830 is hij weduwnaar en woont hier nog steeds, nu met zijn zoon Willem en diens vrouw Jannetje Blankert en hun drie nog zeer jonge kinderen, verder ook nog een boerenknecht en een werkbode.

Bij Jan’s overlijden in 1835 heeft hij drie boerderijen met ruim 57 hectare land in bezit. Deze boerderij (nummer 63) met ruim 22 hectare land wordt geërfd door zijn dochter Petronella, die is gehuwd met Jan van der Park. Jan Fransz. Brakenhoff is de stamvader van bijna alle personen die in ons land Brakenhoff heten.

62: veehouder Albert Lans op boerderij Heemstede

Op boerderij Heemstede woont de 45-jarige Albert Lans (1784-1847), zijn vrouw Aaltje Maartens met hun kinderen Pieter en Maartje en een werkbode. Albert Lans, tot 1827 veehouder in Uitgeest, koopt in dat jaar bij een openbare verkoop van de nalatenschap van Cornelis van den Dam en Trijntje Willemsdr. Castricum boerderij ‘Heemstede’ met de bijbehorende bijna 11 hectare land.

Boerderij Heemstede, later De Groene Klaver.
Boerderij Heemstede, later De Groene Klaver.

Albert Lans overlijdt in 1847; zijn vrouw Aaltje Maartens zet het boerenbedrijf voort. Zij overlijdt in 1870. Haar dochter Maartje is dan haar enige nog levende erfgename. Maartje is blijven wonen op boerderij Heemstede na haar huwelijk in 1840 met Dirk Schermer, die in 1856 overlijdt. Zij hertrouwt in 1857 met Dirk Groen.

Maartje Lans overlijdt in 1882 en Dirk Groen in 1883. Erfgenamen zijn de vier kinderen Schermer uit haar eerste huwelijk en zoon Dirk Groen uit haar tweede huwelijk. De vijf erfgenamen besluiten tot openbare verkoop in 1883 van boerderij Heemstede en het grondbezit, dat inmiddels door verschillende tussentijdse aankopen door Aaltje Maartens een grootte heeft van ruim 18 hectare. Jacob Pieterszoon Kuijs koopt de boerderij en bijna alle percelen land.


Jaarboek 40, pagina 59

61: Pieter Schipper, veehouder op De Groene Klaver

Op deze boerderij, die nu aan de spoorlijn is gelegen en ‘De Groene Klaver’ wordt genoemd, woont de 42-jarige veehouder Pieter Schipper (1787-1858), zijn vrouw Sijtje Muijs en hun vier kinderen van 3 tot 13 jaar. Pieter is geboren in Westzaan en is na zijn huwelijk met Sijtje in 1816 veehouder in Assendelft. Daar worden ook hun vier kinderen geboren.

Boerderij De Groene Klaver.
Boerderij De Groene Klaver en de spoorlijn. Foto genomen vanaf de Uitgeesterweg. Van links naar rechts; Marquette, de boerderij aan de Heemstederweg oostkant, boerderij aan de Kerkedijk en het Krengenbos. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

Deze boerderij was eerder samen met boerderij Kronenburg in het bezit van de ambachtsheer van Castricum. In 1816 houden de erfgenamen van deze Albertus Cornelis Schuijt van Castricum een openbare verkoping in De Rustende Jager voor de verkoop van onder andere boerderij Kronenburg met ruim 24 hectare land en deze boerderij (nummer 61) met ruim 16 hectare land. Koper is Gerrit Brasser, veehouder alhier, die waarschijnlijk reeds pachter is van een of beide boerderijen.

Na het overlijden van Gerrit Brasser in 1825 wordt door de erfgenamen boerderij nummer 61 verkocht aan Pieter Schipper, gehuwd met Sijtje Muijs, een schoonzus van mede-erfgename Guurtje Brasser. Het echtpaar Schipper-Muijs verruilt dan Assendelft voor de Oosterbuurt. Pieter is twintig jaar later bestuurslid van de Algemene Armen van Castricum.

Een jaar na het overlijden van zijn vrouw Sijtje verkoopt Pieter Schipper in 1854 de boerderij met het door meerdere aangekochte weilanden toegenomen grondbezit van 30 hectare aan Jan Muijs, de oudste zoon van zwager Pieter van boerderij Kronenburg.

60: veehouder Pieter Muijs op boerderij Kronenburg

Bij de hiervoor genoemde openbare verkoping in 1825 wordt boerderij Kronenburg verkocht aan Pieter Muijs (1781-1841), gehuwd met dochter Guurtje Brasser, een van de erfgenamen.

Boerderij Kronenburg.
Boerderij Kronenburg.

Pieter is in 1830 dus de bewoner van Kronenburg als weduwnaar met zijn zes kinderen, drie familieleden Muijs en nog een werkbode uit Heemskerk. Hij is in 1806 gehuwd met Guurtje Brasser. Het echtpaar woont eerst in Akersloot en vanaf 1812 in de Oosterbuurt in Castricum. Zijn schoonvader Gerrit Brasser koopt in 1816 boerderij Kronenburg en boerderij De Groene Klaver (zie ook bij 61).

Pieter zal waarschijnlijk vanaf 1812 een van deze twee boerderijen hebben gepacht tot het overlijden van zijn schoonvader in 1825. Dan wordt hij zelf eigenaar en bewoner van Kronenburg. Zijn vrouw is al eerder in 1821 op 34-jarige leeftijd overleden. Pieter blijft dan met zeven kinderen achter. Zijn oudere en ongehuwde 53-jarige zus Jannetje Muijs woont als werkbode op de boerderij evenals Elisabeth en Willem Muijs, respectievelijk 23 en 16 jaar, werkbode en boerenknecht. Zij zijn de kinderen van Maarten Muijs, een broer van Pieter en hun beide ouders zijn dan overleden.

Pieter Muijs heeft in 1830 bijna 40 hectare land. Hij is vanaf 1825 tot zijn overlijden in 1841 lid van de gemeenteraad en vanaf 1828 wethouder en daarenboven ook bestuurslid van de Algemene Armen. Na zijn overlijden worden in 1844 de bezittingen onder de erfgenamen verdeeld. Boerderij Kronenburg komt aan de 27-jarige zoon Maarten Muijs, die enkele maanden later trouwt met Antje Kooij. Maarten overlijdt tien maanden na zijn huwelijk. Antje hertrouwt met Theunis Slooten, die boerderij Kronenburg tot 1882 bezit.

59: Albert Asjes, veehouder op de Albert’s Hoeve

Op nummer 59 woont de 36-jarige Albert Asjes (1793-1860), zijn echtgenote Elisabeth de Bie en hun drie zeer jonge kinderen, verder nog een boerenknecht en een werkbode. Alberts vader kocht deze boerderij aan de Bogaardsdijk met het land in 1810; hij is in Dalfsen in 1757 geboren, trouwt met een Heemskerkse en is eerst boer op de Brabantsche Landbouw. Zoon Albert is daar in 1793 geboren.

De boerderij van de familie Asjes.
De boerderij van de familie Asjes.

Vader Evert Asjes komt in 1810 met zijn gezin op deze boerderij wonen. Een week voor zijn overlijden in 1827 verkoopt Evert Asjes samen met zijn kinderen als erfgenamen van het deel van zijn overleden vrouw de boerderij met 17 hectaren land aan zoon Albert. Deze veehouder is ook maatschappelijk actief en is vanaf 1841 tot zijn overlijden raadslid in de gemeente en daarnaast kerkmeester van de Nederlands hervormde kerk.


Jaarboek 40, pagina 60

In 1860 overlijdt Albert Asjes, zijn vrouw was al overleden in 1839. De zeven kinderen verkopen in 1861 de boerderij, die toen ‘de Boterdijk’ heette, aan hun broer Arie. Deze trouwde in datzelfde jaar nog met Dieuwertje Bommezij; zij zijn de ouders van Albert Asjes, die de eendenkooi bij de Albert’s Hoeve stichtte en zijn nalatenschap liet onderbrengen in het Albert Asjes fonds. De naam van zijn boerderij ‘de Albert’s Hoeve’ legde hij vast in zijn testament.

Kaart van de Oosterbuurt in 1895. De enige in het oog springende verandering ten opzichte van 1830 is de aangelegde spoorlijn.
Kaart van de Oosterbuurt in 1895. De enige in het oog springende verandering ten opzichte van 1830 is de aangelegde spoorlijn.

De Oosterbuurt is nu nog het meest landelijk gedeelte van Castricum. Moge dit gebied tot aan de grens met Heemskerk nog vele jaren deze sfeer behouden.

Simon Zuurbier

Bronnen:

  • Archief Gemeente Castricum, 1812-1915;
  • Bevolkingsregister Castricum, volkstelling 1830;
  • Gegevens Burgerlijke Stand;
  • Kadastrale bronnen over Castricum: Oorspronkelijk Aanwijzende Tafels (OAT) met de minuutplans, Hypothecaire Registers;
  • Notariële archieven;
  • Westenberg, J., Kennemer Dijkgeschiedenis, Amsterdam, Londen, 1974.