Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.
Jaarboek 36, pagina 48
Tien jaar carnaval in Pieperduin (1971-1981)

Op 11 november om precies 11.11 uur begint telkenjare het carnavalsseizoen. Het feest dat zes weken voor eerste paasdag losbarst, wordt vooral gevierd in Noord-Brabant en in Limburg, maar in 1971 brak het virus ook uit in Castricum.
Nu, na 40 bestaansjaren, is het evenement tenslotte uitgemond in het huidige sociale carnaval voor mensen met een verstandelijke beperking van de ‘Stichting Sociaal Carnaval Castricum’. Carnavalsvereniging ‘De Windtrappers’ is op 11 november 2011 officieel opgeheven.
De herinnering aan de vele roemruchte prinsen,feesten en optochten is het waard te worden vastgelegd.
Orgelcomité
Sommigen noemen de rooms-katholieke Pancratiuskerk in Castricum ‘de kathedraal van Kennemerland’, anderen noemen haar een moedertjeskerk, vanwege dat koorzoldertorentje dat tegen de flank van de grote toren zit aangeplakt. Hoe het ook zij, gezegd moet worden dat het gebouw zo’n uitzonderlijke akoestiek bezit, dat de geboeide luisteraar snel de harde zit op de houten kerkbank vergeet.
Daarom was het jammer dat de kerk ongeveer 40 jaar geleden geen groot pijporgel bezat en men het moest doen met een jammerend Hammondorgeltje, dat – door enige loze pijpen aan het gezicht van de gelovigen onttrokken – slechts plastic muziek voortbracht. Muziek, die misschien hemeltergend, maar in ieder geval orentergend was.

Dat een aantal parochianen het initiatief nam de kerk aan een passend orgel te helpen was dan ook te verwachten. Dit ‘Orgelcomité’ bestond uit makelaar Nico Mooij, onderwijzeres Riekie Ostheimer, de latere koster Piet Kloes en André Balink, een student die zich in het orgelspel bekwaamd had. Deze personen organiseerden op zondag 12 december 1971 om 12.00 uur een vergadering in ‘De Harmonie’ op de hoek van de Burgemeester Mooijstraat en de Mient, waar thans een chinees restaurant gevestigd is.
Aanwezig waren Nico van Amsterdam, Dick Baltus, Theo Besteman, Cor Burgmeijer, Aad de Graaf, Han Knebel, Piet Kuijs, Piet van der Maat, Jan Mul, Cees de Nijs, Co Portegies, Jan Stet, Ben Zijlstra en de eerder genoemde leden van het Orgelcomité. Inderdaad waren al deze lieden vooraanstaande (en vaak ook vooraan knielende) katholieken. Het onderwerp van de bespreking was het verwerven van een kerkorgel uit Eindhoven, dat een houten beeld van koning David op het front droeg en daarom ‘Het Davids-orgel’ wordt genoemd. Een carnavalsfeestavond moest daarvoor geld opleveren.

Jaarboek 36, pagina 49
Pieperduin
In de volgende tien vergaderingen werden vele afspraken gemaakt, zodat de feestavond steeds meer gestalte kreeg. De naam van Castricum in carnavalstijd vormde geen probleem, omdat de inwoners daarvan reeds bekend stonden onder de naam ‘Duinpiepers’; ons dorp ging dus ‘Pieperduin’ heten. De naam van de te stichten vereniging werd afgeleid van het feit, dat de meeste orgels indertijd nog werden aangedreven door lieden die de balgen van de orgels met de voeten bewerkten: ‘Windtrappers’.
Er werd ook een stemming gehouden over wie de carnavalsprins moest worden en tot verbazing van een ieder won Han Knebel het van Co Portegies, ondanks het feit dat Han pas twee jaar in Castricum woonde en voor de meeste aanwezigen een onbekende was.
Hij koos als naam ‘Prins Gajus de Eerste van Pieperduin’. (Vele, vele jaren later bekende een lid van de kiescommissie dat indertijd gesjoemeld was met de uitslag, omdat men Han nog een slagje gekker vond dan zijn opponent.)

Een carnaval zonder onderscheidingen bestaat niet. Nu had de nieuwe prins een zoontje dat dagelijks op de boerderij van Stuifbergen op het Bakkumse Achterlaantje speelde en op een avond thuis kwam met de verpletterende mededeling dat boer Stuifbergen een luie bul op stal had staan, een mate van luiheid, die een ontspannen carnavalshouding goed weergeeft. ‘De Orde van de Luie Bul’ werd dan ook met een zekere geestdrift als onderscheiding aanvaard. Een ingebracht ontwerp werd zeer snel in metaal gegoten en alle leden werden met het kleinood omhangen.

Burgemeester Van Boxtel
Castricum had in die tijd toevallig een burgemeester die het carnavalsgebeuren met de moedermelk had ingezogen, Van Boxtel heette en uit Breda kwam. Deze burgervader stelde zich beschikbaar om de onbekwame prins in te wijden in de geheimen van carnaval. Zijn taak zou ook zijn om de sleutels van het Castricumse bestuurscentrum gedurende de carnavalstijd aan zijn vervanger af te staan.

De kleding van de prins vormde nog een probleem. Dat werd evenwel op een creatieve wijze opgelost, toen bij Piet Kuijs enige oude gordijnen van zolder werden gehaald en om de fragiele gestalte van de toekomstige bestuurder werden gedrapeerd. Een muts, waarin een grote veer stak, completeerde het kostuum en zo kon de eerste statiefoto met staf en bierglas tegen de achtergrond van schoon metselwerk worden genomen in het huis van Piet.

Op 12 februari 1972 was de grote dag. De voorafgaande kaartverkoop was een dusdanig succes geweest dat De Harmonie die avond vol zat. De hoofdprijs in de loterij was een half speenvarken, dat zich uitdagend bloot gaf op een zilveren schaal.
De muziek zette in en daar verscheen de burgemeester in de zaal met de nieuwe prins aan zijn zijde. De overdracht
Jaarboek 36, pagina 50
van de dorpssleutels vond na een vurige speech plaats en de prins dankte in wat nerveuze bewoordingen voor de eer. Daarna kondigde hij als opening van het feest een foxtrot varié aan, met de burgemeester en echtgenote als startend danspaar. Dit paar schoot echter in een Brabantse lachbui door een foxtrot op klompen! De prins op zijn onbekwame vingers tikkend, zette de burgervader zich aan het hoofd van een enorme hospartij die de hele zaal in beweging bracht. Het werd een uitbundige avond, waarin Pieperduin zijn carnavaleske onschuld verloor; waarop een prins voor een snelcursus hossen slaagde en waarmee netto 3.062,35 gulden werd verworven. Het enige slachtoffer was eigenlijk het speenvarken en dan nog maar voor de helft.

Tweede carnavalsjaar
In het seizoen 1972-1973 trok het carnaval als een tornado over het liefelijk Pieperduin. De nieuwe carnavalsavond in De Harmonie op 3 maart 1973 werd omringd door feesten in de bejaardencentra De Hooghe Aert, De Santmark en De Boogaert en in verzorgingsflat Sans Souci. Daar werden ook de eerste onderscheidingen verleend aan de leiding van die instellingen, te weten zuster Van Kessel, de heren P. Siewers, N. Veldt en mevrouw Hermans.
De tieners werd een feestavond aangeboden in ‘Club 538’ van Theo Besteman, waar ‘Cardinal Point’ speelde, terwijl de jongere kinderen onder leiding van Trees Knebel uitbundig feestten in de gidsenhut ‘El Cabana’ naast de Pancratiuskerk. Daar werd ook de jeugdraad gekozen.
De burgemeester was weer aanwezig in De Harmonie. Hij was daartoe afgehaald met een machtige kraan van Winder uit Limmen, waaraan een enorme krat van de verhuizer Stet bungelde, die het burgemeestersechtpaar en prins ‘Gajus de Eerste’ over het Spoorslootje tilde en naar de feestzaal droeg. Een bijzondere stunt, die door de ingevallen duisternis echter door bijna niemand werd gezien.
Het feest was weer bovenaards. De boerenkapel, die spontaan uit leden van de Castricumse drumband en fanfare was gerekruteerd, musiceerde onder trompettist Jo Lute van de Mient ook nu weer als een volmaakte carnavalsband.
Vermeld dient nog te worden dat de burgervader wat nadere uitleg gaf over de zuidelijke feestelijkheden. Daar stond het carnaval op zich en was niet verbonden aan een goed doel. Deze opmerking leidde tot een discussie over de samenwerking tussen het orgelcomité en De Windtrappers. Een bijdrage voor het nieuwe Davids-orgel werd nog wel gegeven, maar de overige verdiensten waren nodig om de carnavalsvereniging financiële armslag te geven.
Biefstuk
In 1974 kwam het carnaval pas goed los. Alle activiteiten van het voorgaande jaar werden opnieuw aangevat, maar er waren belangrijke aanvullingen. Zo trok op 8 februari 1974 de eerste carnavalsoptocht door het dorp, waarin honderden verklede kinderen meeliepen. Velen als Arabier vanwege de toenmalige oliecrisis.
De carnavalswagens waren in ruil voor een kilo biefstuk onder leiding van Nico van Haaster van een vuilnisbelt in De Zilk gehaald, opgeknapt en schaamteloos als eigen werk ingezet. Het fraaiste onderdeel van de stoet bevond zich in het midden. Daar reed een antiek open rijtuig, getrokken door twee blond-bruine paarden en met twee echte koetsiers op de bok. De Raad van Elf zat opeengepakt in een te kleine ‘Jan Pleizier’ en hield zich krampachtig vast aan een krat bier in hun midden om niet uit de kar te vallen.

Of het kwam door het schrale winterweer of door de spanning is niet bekend, maar hoe dichter de stoet het centrum van het dorp naderde, des te heviger voelde de prins dat er wateroverlast dreigde, die op de Verlegde Overtoom de grootte van een dijkbreuk aannam. Bij het, nu De Kern genoemde, jeugdhuis zag de prins zijn kans schoon. Hij gelaste de koetsier zijn rijtuig tot staan te brengen en snelde zeer onwaardig het gebouw binnen, alwaar hij de dreigende watersnood voorkwam.
Niemand in de optocht had evenwel op zo’n gebeuren gerekend en het begin van de optocht werd vrolijk voortgetrokken door de Pieperduinse straten, zonder te weten dat de stoet zijn staart verloren had. De koetsier van het rijtuig boog zich naar achteren voor overleg. ‘Koetsier, de zweep erover!’ luidde het korte, krachtige bevel en dat deed de koetsier. De paarden zetten zich in galop.
‘Hé!’ dachten de volgende kinderen die het rijtuig zagen verdwijnen: ‘Daar gaat de prins’, en met opgeheven rokjes en wiebelende helmen holden zij achter de wagen aan. ‘Bliksems’, vloekte de bestuurder van de Jan Pleizier, ‘Dat wordt steigeren!’ en hij spoorde zijn zwarte hengsten tot spoed. Daar rende de optocht door de Dorpsstraat, verbluft nagestaard door de toeschouwers, die van de fraaie karren nauwelijks een glimp konden opvangen. Moeders zeulden moe wordende kinderen foeterend voort tot het gemeentehuis was
Jaarboek 36, pagina 51
bereikt. Daar stond de burgemeester rustig te wachten op de komst van de prins en terwijl de kinderen nog hijgend kwamen aanrennen, reikte hij de sleutels van de macht over aan zijn tijdelijke plaatsvervanger. De sanitaire stop werd later officieel in de optocht opgenomen.
Na de plechtigheden op het bordes van het gemeentehuis ging het gezelschap naar binnen. Daar werd een alternatieve vergadering gehouden, waarbij de echte gemeenteraad op de publieke tribune zat. Vervolgens werden gemeentelijke toestanden fijnzinnig bekritiseerd.
Op de agenda stond ook een ingekomen stuk, dat de zaal werd binnengedragen. Het bleek een Pieperduinse schone te zijn die terstond door de prins in zijn portefeuille werd opgenomen.

De openbare feestelijkheden vonden ‘s avonds in café Borst plaats, waar het grote bal met hossen, een prijsuitreiking voor de fraaiste en leukste verkledingen en onderscheidingen werd gevuld. Om middernacht gingen de carnavalssteken, die door de dames van de vereniging zo fijnzinnig waren vervaardigd, af en denderde het feest op volle toeren door tot in de kleine uurtjes. Het spetterende feest doofde met een sisser uit.

Pieperduinse Hoskrant
Het was een goede greep van De Windtrappers om voor het jaar 1975 de aftandse prins Gajus in te ruilen voorde semi-autochtoon Theo Zijlstra, die de carnavalsnaam ‘Theo Trijpspijker’ droeg en die als ‘Prins Theo de Eerste van Pieperduin’ de troepen ging aanvoeren. Zijn foto prijkte in de eerste editie van ‘De Pieperduinse Hoskrant’, een blad dat met zijn advertenties hielp de penibele financiële situatie van de vereniging ietwat te verbeteren.
De eerste activiteit van de prins was aanwezig te zijn bij de opening van het nieuwe autobedrijf van Baltus aan de Soomerwegh. Een stelling vol schroeven en bouten werd daar door een onvoorzichtig carnavalslid omver gestoten. Oorzaak: er werd, vanwege het Franse automerk, uitsluitend Franse cognac geschonken op dat dorstige uur van de dag. Een bedrijfsongeval dus.
Op 8 februari nam de carnavalsprins op het bordes van het gemeentehuis onder de ogen van vele dorpelingen de sleutels van de macht over van burgemeester Van Boxtel. Daarvoor had de prins al het hele dorp doorkruist in een enorm, holklinkend biervat.
Diverse winkelbedrijven en verenigingen hadden ingehaakt op de uitnodiging ook een bijdrage aan de optocht te leveren en dat bracht veel variatie, zoals een rijdende en rokende broodoven van bakkerij Burgmeijer.

De nieuwe dignitaris werd geconfronteerd met een elftal optredens. Naast het normale programma bezocht hij zustervereniging ‘De Groene Kakatoe’ in Alkmaar, de Castricumse Mixed Hockeyclub, zorgcentrum ‘De Tunnel’ en hij hield een dweiltocht langs Pieperduinse cafés.
Bij de hockeyclub ontbrandde een uitbundig feest, dat niet geremd werd door de toespraak van de ceremoniemeester. Daarin werd aan lieden met een hoge rug aangeraden op korfballen te gaan, maar mensen met een hoge borst konden beter bij een hockeyclub terecht.
De avond eindigde ietwat chaotisch toen een lid van de carnavalsclub beticht werd van het misdrijf op de bips vaneen feestgangster te hebben getikt. Nu is het carnaval een lijfelijk feest, daar niet van, maar een latere, nauwkeurige reconstructie van het gebeurde liet van deze beschuldiging geen spaan heel.
Bij de bejaardencentra was de stemming euforisch. Vele aanwezigen kenden de prins al vanaf zijn jongste jaren, hadden hem toen op schoot getrokken en geknuffeld. Ook de prins kende verscheidene mensen bij naam en reikte vele jaaronderscheidingen uit.
De Orde van de Luie Bul viel dat jaar ten deel aan dorpsdichter T. Teiwes, oud-wethouder N. Veldt en de bevlogen schoolmeester C.G. Bodewes, naar wie later een straat genoemd is. Het carnaval van dat jaar smaakte naar meer.
Trien Borst
In het volgende carnavalsseizoen 1975-1976 mochten de Pieperduiners hun prins Theo weer toejuichen, maar omdat de prins een drukbezet man was, werd hij diverse malen vervangen door anderen.
Het programma leek sterk op dat van het jaar daarvoor met als hoogtepunt natuurlijk weer de sleuteloverdracht
Jaarboek 36, pagina 52
op het door de carnavalsclub uitgebouwde bordes van het gemeentehuis na de optocht. Vanaf dat bordes werden de prins en de burgemeester weer eens de lucht in gehesen om gezamenlijk hun leed te overzien.
Daarvoor was er echter een bezoek van het bonte gezelschap aan het ziekenhuis Duin en Bosch.
’s Middags al kwamen patiënten en hun bezoek samen in De Clinghe en werden de sleutels van het complex aan de prins overhandigd. Prins Theo viel bij vele aanwezigen in de smaak en vooral Hanneke van Poeteren, die verzot was op al die carnavalslui, belaagde de prinselijke hoogheid aanhankelijk.

Na het feest werd een broodje genuttigd en toen ging het gezelschap met de mook van het duo Ab Glas enige paviljoens bezoeken. Daar werd gehost en gezongen en er werden vele onderscheidingen uitgedeeld. De dag werd besloten met een uitbundig carnavalsfeest in De Clinghe.

Het seizoen eindigde met een carnavalsbal in café Borst, dat de laatste energie uit het bonte gezelschap perste. Men was daar weer te gast bij Trien Borst, die wel een boegbeeld van gastvrijheid genoemd mocht worden.
Staatssecretaris Mertens op bezoek
Op het prinsenbal bij Borst op 13 november 1976, waar de nieuwe prins voor het zesde carnavalsseizoen werd aangewezen, was er slechts één kandidaat en wel Dick Baltus (Dick Regulateur), die tot ‘Prins Olievier de Eerste van Pieperduin’ werd gekroond. Hij nam zijn rol erg serieus en droeg ook altijd een washandje onder zijn prinsencape om opwellend zweet weg te wissen. Ben Kuilman was zijn ceremoniemeester.

Op de nieuwjaarsreceptie van het gemeentebestuur trad de prins voor het eerst op en wel in vol ornaat. Daar gaf de burgemeester in een heimelijk onderonsje te kennen, dat hij een vriend uit Breda wilde uitnodigen om het carnavalsfeest eens boven de rivieren mee te beleven.

Het bleek de oud-staatssecretaris Mertens te zijn, de man die eens de opmerking maakte, dat Nederland geregeerd werd door slechts 300 personen (de ‘Driehonderd van Mertens’). Afgesproken werd dat deze dignitaris op de dag van de optocht aanwezig zou zijn.
De prins bewees met zijn aanwezigheid eer aan de gebruikelijke festiviteiten bij Duin en Bosch, De Boogaert, de bejaardensoos in De Kern en het kindercarnaval in de gidsenhut El Cabana.
Toen kwam de dag van de optocht met eregast Mertens en burgemeester Van Boxtel. Zij werden in een staatsiekoets vervoerd. Alles verliep naar wens en zonder problemen zocht de optocht zich een weg door Pieperduin.
Omdat het motto van dat jaar luidde: ‘We zijn er zo gezait voor in de wieg gelait’, had de commissie buitengebeuren een passende stunt bedacht. Er was een stalen draad vanuit een dakraam van het gemeentehuis naar de overzijde gespannen en daaraan hingen drie wiegen, waarvan één de sleutel van het gemeentehuis verborg. Onder aan de wiegen hingen touwtjes en een korte ruk moest de
Jaarboek 36, pagina 53
wiegen doen opengaan, zodat de inhoud naar beneden viel. De heer Mertens, daartoe uitgenodigd, greep het eerste touw en trok … het touwtje liet los en de wieg bleef hermetisch gesloten. Gelach! Toen was de burgemeester aan de beurt. Hij trok wat voorzichtiger en daar opende zich de tweede wieg. Wat als confetti naar beneden had moeten dwarrelen, viel als een bom op de onderstaanden. Gebrul! Daar trad Prins Olievier op het derde touwtje toe, gaf een ruk en bleef met het losse eindje in zijn hand staan, Gegier! Er verscheen een rood hoofd uit het dakvenster van het gemeentehuis; de derde wieg werd nabij getrokken en op handkracht geopend.
Allen zagen hoe de felbegeerde sleutel, rustig op een dwarslatje, de loop der gebeurtenissen lag af te wachten en weigerde zich naar beneden te storten. Geschater! Veel geschud bracht het ding eindelijk naar de begane grond en de plechtige overdracht kon, onder applaus, eindelijk plaats vinden. De staatssecretaris, de burgemeester, de prins en de Raad van Elf hadden voor joker gestaan en Pieperduin had in een deuk gelegen.

Na een korte receptie begaf het gezelschap van prins, ceremoniemeester en de heren Mertens en Van Boxtel zich naar het restaurant Kornman op de Mient, waar de vereniging haar gasten een copieus diner aanbood. Dat liep zo uit, dat de disgenoten veel te laat en aangeschoten bij de feestzaal aankwamen voor het grote bal, dit tot verontwaardiging van de overige carnavalsleden. De festiviteiten slaagden desondanks.
Later dankte de heer Mertens in een groot lovend interview in het Nieuwsblad voor Castricum de vereniging voor haar gastvrijheid.
Met een tienercarnaval bij Borst en een jongerencarnaval in Club 538 werden de festiviteiten afgesloten. Een carnavalspas en de oprichting van de ‘Club van 200’ werden dit jaar met veel succes ingevoerd en de Pieperduinse Hoskrant beleefde haar derde editie.
Majorettekorps
De voorbereidingen voor het nieuwe seizoen begonnen eigenlijk al het jaar daarvoor. De door de gemeente in het leven geroepen evenementencommissie, die onder meer de koninginnedagfeesten in Castricum organiseerde, miste bij het carnaval al jaren een majorettekorps.

Op 24 januari 1977 deden de dames Wil Harff en Trees Knebel van genoemde commissie een poging zo’n korps op te richten. Een artikeltje daarover in Onze Krant leverde liefst 40 kandidaten op, meisjes tussen zes en tien jaar. Meteen werden Wil Foekema en Inge Haentjes-Dekker als instructrices aangetrokken.
Ook de kostuumontwerpster Gerry Geerders hielp mee en sneed de jasjes uit rode stof. Een flinke groep moeders naaide de jasjes en zwarte rokjes in elkaar en er werden witte laarsjes, zwarte hoeden met een veer en batons (twirling stokjes) gekocht. Het benodigde geld werd door de VVV en de winkeliersverenigingen gefourneerd. Al spoedig vond het korps onderdak bij de Castricumse Fanfare en Drumband Emergo.
Vooral het hanteren van de batons was moeilijk te leren. Bij het opgooien en vangen van deze apparaten kukelden hele bossen tegen de grond. ‘Blijven doordansen, meisjes!’ zeiden de juffrouwen dan.

Het eerste echte optreden van het korps vond plaats toen Prins Hannes (Han Pennelikker), met gekruiste benen achter op een tandem gezeten, op 25 januari 1978 door zijn zwetende ceremoniemeester Ben Kuilman (Ben Baklucht) het terrein van Duin en Bosch werd opgezeuld.
Jaarboek 36, pagina 54
Ook de Raad van Elf zat op rijwielen die zij op het station hadden gehuurd. (Die huur werd later kwijtgescholden. Hulde!) De muziek voor de meisjes werd verzorgd door Ruud Molenaar met zijn geluidswagen. Zo startte de uitgebreide deelname van het korps aan het carnaval.
Op Duin en Bosch ging het carnaval wonderlijk van start. Men had nog geen bandje om ‘s middags de festiviteiten te ondersteunen en daarom was een theaterbureau gebeld, dat inderdaad een stel feestenmakers wist. Dat was dus oké.
Zo arriveerde die middag een viertal oude heertjes, gestoken in blauwe blazer en grijze pantalon. Beduusd door de aanblik van de prins en het bonte gezelschap gingen ze wat doenerig hun instrumenten uitpakken. Er verscheen een drumstel, een heuse viool en een dikbuikige contrabas. De vierde man zette zich aan de piano en vervolgens werd de feestelijke potpourri van ‘Hoeperdepoep zat op de stoep’ ingezet. Via ‘Laat de klok maar luiden’ bereikten zij ‘Het bal waar de meisjes zijn’. Het klonk zo ontwapenend dat de prins en zijn raad in de polonaise bleven steken en luisterden naar het wat magere gefiedel.
Het bejaarde gezelschap speelde evenwel onverdroten voort en vertelde muzikaal wat je te wachten staat als je pas getrouwd bent. Het feestcomité was in paniek, want er zat weinig hoempa in dit orkest, maar de carnavalsgangers begonnen de grap ervan in te zien en huppelden improviserend naar het einde van de feestmars. Na enige speeches was de muziek weer aan de beurt en men bracht wat emotionele flarden uit opera’s ten gehore. Daar viel geen kuitenflikker op te dansen.
Daarna was het tijd voor het bezoek aan enige paviljoens. Dat gaf veel gesleep met de piano en de andere instrumenten. De artiesten stelden zich op in het trappenhuis en onder de klanken van de schone blauwe Donau André-Rieu-den de prins en de raad van elf het gebouw binnen. Dat gaf me toch een geweldige boost zeg!
Het volgende onderdeel van het programma werd opgevuld met een speech van de prins en het verlenen van onderscheidingen aan verdienstelijke bewoners. De ceremoniemeester gaf de muzikanten een teken en waarachtig: de viool, de contrabas en de drummer staakten hun spel. Maar de pianist had er pas goed de gang in en bleef geducht op de toetsen hameren met zijn voet steevast op het pedaal. Toen zetten de collega’s ook maar weer in.
De ceremoniemeester werd dit te dol en hij sloot langzaam, doch vastberaden de klep van de piano. De bespeler van het instrument, ietwat hardhorend, vroeg toen op luide toon wat dat te betekenen had: ‘Stelletje barbaren!’
De rest van de dag trachtten vereniging en orkest tevergeefs elkaar te vinden in een gezamenlijke viering. Na afloop spraken de muzikale heren het verlangen uit om de carnavalsvereniging nooit meer tegen te komen. Dat was eigenlijk wel jammer, want een ieder had genoten van dit zonderlinge samentreffen.
De Windtrappers waren ook nog op een ander terrein actief. Men kon van aannemer Flink een nissenhut cadeau krijgen als deze snel werd afgebroken. Maar waar moest het gebouwtje geplaatst worden? Hans Groen, die een boerderij aan de Kerkedijk bezat, gaf toestemming om het bouwwerk op zijn erf te plaatsen en dat is toen bliksemsnel gebeurd. Nu hoefde men voor het opbouwen van de praalwagens minder vaak het dorp uit. Hans werd ook meteen lid van De Windtrappers.
Het grote feesten kon beginnen en het eerste gedeelte van het gebruikelijke programma werd weldra afgerond.

Na de optocht met twaalf praalwagens, vier muziekkorpsen, twee majorettekorpsen en vijfhonderd fraai verklede kinderen werd de prins ontvangen door de locoburgemeester Henk Wokke, omdat de heer Van Boxtel zijn ambt in Pieperduin had neergelegd. De prins nam de sleutels van het dorp in ontvangst en onderstreepte in zijn speech dat hijzelf uitstekend paste in de profielschets van de nieuwe burgemeester, zoals door de gemeenteraad omschreven. Als bewijs liet hij door de heer Wokke alvast voor het gemeentehuis zijn standbeeld onthullen en waarachtig: het leek een beetje, hoewel er toch meer van een ‘schertsprofiel’ dan van een ‘profielschets’ sprake was. Er ontstond hierna een spontane en uitbundige hospartij in de Dorpsstraat.
Onvermeld mag blijven hoe de prins de verdere feesten bezocht, begeleid door de majorettes en boerenkapel ‘De Lekke Emmers’, om op het ‘tranenbal’ door de dames van de carnavalsvereniging van zijn prinselijke versierselen te worden ontdaan.
Prins Ramsoes de Eerste
Na een lange zomer zonder vertier brak op 8 oktober 1978 eindelijk de carnavalstijd weer aan. De mannen kwamen op 8 november bijeen om uit hun midden een carnavalsprins te kiezen. Na een zinderende strijd werd Ben Kuilman (‘Ben Baklucht’ zogezeid) gekozen tot toekomstig heerser over Pieperduin en omstreken. Hij droeg als naam: ‘Prins Ramsoes de Eerste’ en koos als motto: ‘Kijk naar je eige‘, om aan te geven dat uitbundig gedrag tijdens de feesten niets afkeurenswaardigs had.
Als jaaronderscheiding werd een handspiegeltje gefiguurzaagd en aan verdienstelijke personen uitgereikt ter beschouwing van het eigen gelaat. Later deelde de missionaris Theo Lute (Theo Gaspedaal) deze attributen uit, waarmee hij de aanwezigen tot het ware carnavalsgeloof trachtte te bekeren.
Om goed te beginnen organiseerde de vereniging een ‘Bokkenbal’ bij Borst. Opvallend was dat op het biljart bij Borst een oude kinderbox werd geplaatst, waarin een heuse bok (‘Barrel de Eerste’) tevergeefs trachtte het groene laken aan te vreten.
Jaarboek 36, pagina 55
Wat met veel geestdrift was opgezet, eindigde in een catastrofe, omdat de bezoekers wegens de gladheid nauwelijks over het stoepetje voor Borst durfden. Met krampachtige geestdrift en weinig feestelingen werd het bal gevierd en uiteindelijk werd Barrel onder de aanwezigen verloot en is nimmer weergezien.
“Reclame kan nooit kwaad” dacht Joop Remijnse (Joop Stekenleger) en op 10 februari 1978 crosste hij met zijn oude bont geschilderde caravan (Hossovan) door het dorp, begeleid door het muziekvehikel van Ruud Molenaar en het majorettecorps dat bij de plaatselijke winkeliers de carnavalsposters ophing.
Om de komende feesten wat op te leuken had zich een cabaretgroepje uit de carnavalsleden gevormd, dat op de feesten wat voordrachten verzorgde. Zo bracht de Raad van Elf op het prinsenbal een modeshow in dameskledij op de catwalk.

Als laatste bijzonderheid kan nog vermeld worden dat na de sleuteloverdracht een touwtrek wedstrijd werd georganiseerd tussen de Raad van Elf en de gemeenteraad, die door eerstgenoemde werd gewonnen (een machtige tractor, die heimelijk aan hun einde van touw was gekoppeld, leek ietwat op vals spel). Ook de feestelijke raadsvergadering in het gemeentehuis droeg een hilarisch karakter. Dit werkstuk is in de archieven van de vereniging terug te vinden.
Prins Dokus
In het seizoen 1979-1980 was de Hossovan weer van stal gehaald om de aandacht van Castricum voor zijn eigen carnavalsfeest te vragen. Diverse winkelzaken namen feestartikelen op in hun assortiment en de toen beroemde drogisterij en speelgoedwinkel Vaalburg ging carnavalskleding en -speeltjes verkopen.

Carnaval was HOT in Pieperduin en de nieuwe prins, Theo Lute (Theo Gaspedaal), die zich ‘Prins Dokus de Eerste’ van het feestdorp wenste te noemen, was uiterst populair. Hij had een groot gevoel voor humor, zijn invallen waren vaak hilarisch en hij schaamde zich er niet voor om uitbundig te lachen om zijn eigen grappen. Dat hij werd gekozen tijdens de prinsverkiezing op 30 oktober 1979 was dus voorspelbaar.
Hij was het ook die de sanitaire stop, zoals die in de optocht was opgenomen, wist uit te bouwen door alle bewoners rondom de Pernéstraat erop voor te bereiden dat zij de kans maakten de prins te mogen ontvangen als plek voor dit gebeuren. Dat zou dan een collectors item opleveren, meende hij. Volgens waarnemers moet dat adres uiteindelijk Brakenburgstraat 39 geworden zijn. ‘Wij steken er de draak mee!’ was het motto van onze prinselijke rugbyfanaat.
Dat hij de prins was, werd vooral in de vierde jaargang van de Pieperduinse Hoskrant zichtbaar. Hij plaatste er een artikel in over de Castricumse bijnamen, waarin vele inwoners hun familie bijnaam genoemd zagen. Een stamboom van hemzelf, die terug ging tot de dorpsstichter Petrus Lute in 1850, werd in navolging van de jaarboeken van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum, in de krant opgenomen.
Natuurlijk had deze prins veel succes, zowel bij het bestuur van de gemeente met burgemeester Gmelich Meijling (burgemeester Smiling volgens hem) als bij de feestvierders.
In een uitvoerig gedicht in de Hoskrant werden de grote kwaliteiten van Prins Dokus weergegeven.
Nog bonter maakte het de verslaggever van ‘het Nieuwsblad voor Castricum’, die onder andere een verslag maakte van de vergadering in het gemeentehuis na de optocht. Op alle wethouders van dat ogenblik had prins Dokus commentaar. Aan het beleid van wethouder Wokke ten opzichte van het gemeenschappelijk gasbedrijf had een luchtje gezeten. Wethouder Roos werd geprezen voor zijn beleid rondom het naaktstrand, maar hij had zich wel als ‘Kop van Jut’ laten gebruiken bij het verpachten van de kermis. Wethouder Ritzer had maar wat aangeritzeld, maar wel dag en nacht de dorpsmonumenten, ‘Beatrixklok’ en ‘s werelds droogste waterfontijn ‘Pegasus’ bewaakt. Zo stak de wakkere prins met een ieder de draak.

In de optocht van dat jaar verscheen voor het eerst de onvergetelijke politie-agent met de lange armen, die het verkeer en de stoet van verklede kinderen in goede banen wist te leiden.
Jaarboek 36, pagina 56

Tien jaar Carnaval
In 1981 moesten De Windtrappers het helemaal maken. Zij zouden hun tienjarig bestaan vieren en het begon al meteen feestelijk, want de nissenhut op het erf van Hans Groen kon worden ingewijd. Met vreugde namen de leden hun nieuwe onderkomen, waar voortaan de kleurrijke feestwagens gebouwd konden worden, in bezit. Meteen werden twee coördinatoren, Hans Groen en Nico Zoontjes, aangewezen voor de leiding. Op hun aanwijzingen zou het betonijzer gebogen en gelast worden tot ludieke carnavalsreuzen. Het eerste feestje smaakte voortreffelijk.
Nu is De Windtrappers altijd een democratische vereniging geweest. Een ieder was kandidaat voor het prinsschap en de verkiezing moest immer uit vier ronden bestaan. In de laatste ronde zou het uiteindelijk gaan om de twee kandidaten met de meeste stemmen. Er brak dit keer een luidruchtige verkiezingsstrijd uit tussen Jan de Nijs en Ben Kuilman. Laatstgenoemde kreeg de meeste stemmen en de voorzitter sprak plechtig: ‘Habemus principem!’ (we hebben een prins)
Toen Ben Kuilman dan ook te laat op de bijeenkomst verscheen, werd hij meteen gelukgewenst met zijn uitverkiezing, hetgeen hem met verbijstering sloeg. Hij wilde kortaf weigeren, maar zijn carnavalsvrienden zeiden dat hij weliswaar geen springpaard was, maar toch gediskwalificeerd kon worden wegens weigering. Toen aanvaardde de gekozene toch maar zijn lot.

Op de elfde van de elfde werd de nieuwe magistraat aan den volke getoond in het monumentale dubbelcafé ‘De Speckkooper’ / ’De Pimpelaer’, omdat de oorspronkelijke naam ‘d’Oude Schimmel’ niet meer mocht worden gebruikt na een schietpartij, die het seizoen daarvoor rondom die zaak had plaatsgevonden tussen de rivaliserende motorclubs de ‘Hell’s Angels’ uit Amsterdam en de ‘Collars’ uit Castricum.
De prins maakte wel van de gelegenheid gebruik om met zijn Raad van Elf zijn echtgenote, Tiny Kuilman-Kuijs in het ziekenhuis te bezoeken, waar zij zijn zoon Bart ter wereld had gebracht. Dat was een blijde afwisseling voor de zaalgenoten die eindelijk over iets anders praatten dan over weeën en stuit liggingen. Zij lagen zelf in een stuip ligging. Misschien stamt het motto van dat jaar wel uit deze gebeurtenis. ‘Carnavalsblauw past bij jou!’ wijst toch enigermate op een vorm van benauwdheid.
Voor de receptie van het tienjarig bestaan bij restaurant Kornman op de Mient werden 115 uitnodigingen verstuurd en het feest werd een uitbundig succes met de dames in grand gala. De penningmeester moest echter geen veer laten, maar was een hele indianen-hoofdtooi kwijt.
Jaarboek 36, pagina 57
Wel hadden de dames toen de smaak te pakken. Zij lieten oude overhemden door Mary Verhoeven tot bonte blouses omtoveren en organiseerden zo met hun mannen een grote Mexicaanse show vol trommels, enorme hoeden en zingende tamboerijnen. Samen met ‘De Vogeltjesdans’ werden hun bedenksels uitgevoerd in de bejaardencentra, Borst en Duin en Bosch, begeleid door de Castricumse Accordeonvereniging.
Op 23 februari 1981 ontving de vereniging een gemeentelijke brief, waarin de toestemming voor de carnavalsoptocht stond. Speciaal werd benadrukt dat geen confetti het gemeentehuis mocht worden binnengesmokkeld en dat eventuele schade voor rekening van de vereniging zou komen.
Dat ontlokte aan Jan Stet de opmerking: ‘Dat we dan al goed begonnen waren door een verkeersbord, dat in de weg stond, al vast uit de grond te slopen.’ Het vrolijke volksfeest werd toch nog keurig afgerond.
Heel bijzonder in dit seizoen was het carnavalsfeest dat op 25 maart 1981 in het huis van Klaas Molenaar werd gegeven in aanwezigheid van Georg Kessler en het kampioenselftal van AZ. De spelers liepen daar vrij rond en je kon ze zomaar aanraken. Klaas wilde eerst als prins optreden, maar omdat hij daarin schromelijk tekort schoot, liet hij dat verder maar aan de geroutineerde Prins van Pieperduin en zijn trawanten over.

Dit waren de krenten uit de enorme kuip van de eerste tien jaren carnavalspap. Nog dertig verdere jaren wachten op vastlegging in de Castricumse historie. Dat wordt nog een geweldige klus, maar is ten volle de moeite waard. Als voorproefje daarvan is bij dit verslag de lijst van alle Pieperduinse prinsen opgenomen.
Han Knebel
Naschrift
Gebruik is gemaakt van het archiefmateriaal en foto’s van De Windtrappers (thans in bezit van de Werkgroep Oud-Castricum) en documentatie in het bezit van de schrijver. In de afgelopen veertig jaren is een aantal personen, die in dit artikel genoemd zijn, overleden. Wij hebben ervan afgezien om deze informatie op te nemen.
Prinsengalerij van Carnavalsvereniging de Windtrappers
Genoemd worden de naam van de prins en de jaren dat hij op carnaval als prins optrad:
1972 tot en met 1974, 1978, 1991 Han Knebel
1975, 1976 Theo Zijlstra
1977 Dick Baltus
1979, 1981 Ben Kuilman
1980, 1986 Theo Lute
1982, 1983 Joop Remijnse
1984 Ton Verhoeven
1985 Co Portegies
1987 Jan Langeveld
1988 Ruud Kuijs
1989, 1990 Nico Zoontjes
1992, 1995 Nico Hoetjes
1993, 1994, 2001, 2007 Peter van Daalen
1996, 1998 Henk Schipper
1997 John Burgmeijer
1999 Henk Oudhoff
2000 Kees Poel
2002 Frank van Hoof
2003, 2004, 2005, 2008 Frans Hendriks
2006 Simon Zijlstra
2009 Peter Zonneveld
2010 Gerard Zoontjes
Han Knebel
Onze gastschrijver, Han Knebel (1928), verhuisde in 1969 van Amsterdam naar Castricum. Hij was hoofd personeelszaken in verschillende ziekenhuizen in Amsterdam en eindigde zijn loopbaan bij het Academisch Medisch Centrum. Han werd lid van het zangkoor van de Pancratiuskerk en trad zelfs enkele malen op als solist.
Hij heeft in Castricum zijn sporen wel verdiend als vrijwilliger voor vele organisaties. Zo was hij redacteur van de clubkranten van Sportclub Castricum en de Tafeltennisvereniging. Hij was mede-oprichter van de wielerronde ‘De Dubbele Lus’, schrijver van de Dubbele Luskrant en speaker bij diverse gelegenheden, vrijwilliger bij de serviceverlening van de Gemeenschapsraad / Stichting Welzijn Castricum en verzorgde de ledenadministratie van de Pancratiuskerk. Ook zijn echtgenote Trees zette zich
Jaarboek 36, pagina 58
enorm in, onder meer voor het dorpshuis De Kern en voor vakantieactiviteiten voor kinderen.

Han Knebel behoorde tot de oprichters van de Carnavalsvereniging Pieperduin, werd vijf keer tot Prins Carnaval gekozen, was ook secretaris van de vereniging en samensteller van de zeer humoristisch geschreven Hoskrant, die vanaf 1975 ieder jaar verscheen. In 2013 ontving Han een koninklijke onderscheiding vanwege zijn verdiensten voor de samenleving.
Nico Zoontjes, de man achter de wagens
Wie zich in het fenomeen ‘Pieperduins carnaval’ verdiept, komt automatisch bij de carnavalsoptochten terecht en wie daar terecht komt, stuit onontkoombaar op Nico Zoontjes. Dat is immers de man die het bouwen van praalwagens tot grote hoogte heeft gebracht.

Met Robert ontwierp hij groteske figuren, die later door de Pieperduinse straten gevoerd werden en daaruit bleek hun artistieke aanleg. Zo’n ontwerp hing aan de muur van de werkplaats geprikt en bestond vaak uit enkele lijnen. Gerard hielp mee om deze figuren uit betonijzer te buigen en tot frames vast te lassen. Daarna volgden de plakkers en de schilders. Nico en zijn zonen zijn vakkundige metaalbewerkers. Wie van de carnavalsleden dat wilde, kon van hen zelfs leren lassen.
Tientallen kleurige, grappige wagens zijn onder zijn leiding en volgens zijn aanwijzingen tot stand gekomen en die enorme klus heeft hij bijna veertig jaar lang geklaard. Hoe dat in zijn werk ging, was alleen waar te nemen door hen die op korte afstand zijn activiteiten volgden. Hij wist vier groepen wagenbouwers te inspireren om eenmaal per week te komen opdraven voor dit gezellige, maar zware werk. Hij ontving deze mensen van maandag tot en met donderdagavond. Hij bereidde de werkzaamheden voor met hulp van zijn zonen Robert en Gerard.

Nico beheerde ook het roerend en onroerend goed van de vereniging, trad op als lid van de Raad van Elf en als carnavalsprins. De bouw van de nissenhut op het erf van Hans Groen heeft onder zijn leiding plaatsgevonden. Samen met de leden van de vereniging verzorgde hij ook de overplaatsing van een enorme loods van de linoleumfabriek naar een stuk grond op de Castricummer Werf. De Windjammers hebben hierdoor die fraaie praalwagens kunnen bouwen en beleefden daardoor vele succesvolle jaren.
Dat alles is een luid ‘ALAAF’ waard.
- Verschenen jaarboekartikelen over verenigingen in Castricum:
- amateurtuinders
- atletiekvereniging AVC
- Bakkerij
- biljart
- bridge Bricas
- carnaval
- fanfare
- gymnastiek
- hengelsport
- Kennemer ijsbaan
- Perspectief
- muziek
- rugby
- scouting
- tennis
- toneel
- turnen
- voetbal
- volleybal