28 maart 2023

Politie (Jaarboek 37 2014 pg 62-71)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 37, pagina 62

Veldwachters en politie in Castricum (deel 2)

Het bureau van de Rijkspolitie was tot in de jaren (negentien)zestig gevestigd in de villa op het adres Dorpsstraat 1a.
Het bureau van de Rijkspolitie was tot in de jaren (negentien) zestig gevestigd in de villa op het adres Dorpsstraat 1a.

In het eerste deel, verschenen in het 36e Jaarboek, beschreven we de handhaving van de openbare orde in de gemeente vanaf het einde van de 18e eeuw tot aan de Tweede Wereldoorlog. In de vooroorlogse jaren waren het de veldwachters Bleijendaal, Gorter en Koelewijn die een hoofdrol vervulden.

In dit artikel wordt ingegaan op de politie-organisatie tijdens en na de oorlog. Allerlei bijzondere situaties maakten het politiewerk in de oorlog bijzonder lastig. Na de oorlog beleefde de plaatselijke politie meerdere reorganisaties en was in verschillende panden gehuisvest. Vele dorpsbewoners zullen zich nog politiemannen als Kloos, Schefferlie, Verbaan en Van der Water herinneren. Dat geldt ook voor de gewelddadige incidenten in de Dorpsstraat waar Zuid-Molukkers en Hells Angels bij betrokken waren en voor de beruchte moord in de Ravelstraat.

Organisatie van de politie in oorlogstijd

Tijdens de Duitse bezetting viel de Nederlandse politie onder de commissaris-generaal voor de openbare veiligheid Hanns A. Rauter. Hij kreeg het bevel over de Waffen-SS, de Duitse politie en had het toezicht op de Nederlandse Rijks- en gemeentepolitie. Rauter voegde de Rijksveldwacht en de Marechaussee samen en plaatste deze onder Justitie. In de grote gemeenten bleef de gemeentepolitie gehandhaafd en in de overige gemeenten, waaronder Castricum, deed alleen de Marechaussee dienst en verdween het begrip veldwachter.

Veel politieambtenaren hebben in de oorlogsjaren goed werk verricht; zij kunnen misdaden of lafhartigheid van anderen niet uitwissen, maar de politie heeft toch ook een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan het verzet.

De NSB vormde in begin 1943 de Nederlandse Landwacht, die tot taak had ‘de openbare orde te handhaven en leven en goed van de ordelievende bevolking te beschermen’. Zij vervulde in feite een politietaak voor de NSB- organisatie ter bescherming van hun aanhang en gebouwen, maar ook om aanslagen op bijvoorbeeld distributiebureaus te voorkomen. De NSB’er Van Geelkerken had de leiding. De bewapening van de Landwachters bestond voornamelijk uit jachtgeweren, vandaar de bijnaam ‘Jan Hagel’.

De wachtmeesters P.M. Boonstoppel, H.B.M. Vermeer en Th. Elbers in 1961.
De wachtmeesters P.M. Boonstoppel, H.B.M. Vermeer en Th. Elbers in 1961.

Organisatie na de oorlog

Kort na de oorlog werd het Politie Besluit 1945 van kracht. Daarin werd bepaald dat er alleen gemeentepolitie is in door de Kroon aan te wijzen gemeenten. In de overige gemeenten is de politiedienst in handen van de Rijkspolitie onder het Ministerie van Justitie.

De naoorlogse periode kenmerkte zich vooral door de wederopbouw, het economisch herstel met geleide loonpolitiek naar welvaart en werkgelegenheid, maar ook door maatschappelijke veranderingen. De taken van de politie namen toe en de organisatie werd hiervoor regelmatig aangepast.

In 1994 werd het korps Rijkspolitie opgeheven, evenals de inmiddels 148 gevormde gemeentelijke politiekorpsen. Er kwamen 25 Regiokorpsen en een Korps Landelijke Politie Diensten (K.L.P.D.) voor toezicht op autosnelwegen, water- en luchtverkeer en het beveiligen van personen, waaronder het Koninklijk Huis. Ook werd een Nationaal


Jaarboek 37, pagina 63

Rechercheteam opgericht. De politie kwam onder gezag van de korpschef en de officier van justitie, maar voor het handhaven van de openbare orde bleef de burgemeester verantwoordelijk. Beleidszaken kwamen ter tafel in een driehoeksoverleg met als deelnemers de korpschef, de hoofdofficier van justitie en de burgemeester van de grootste gemeente in de regio.

Om efficiënt werken te bevorderen en de politie als eenheid te laten functioneren zijn de voormalige politiekorpsen per 1 januari 2013 opgeheven. De nieuwe nationale politieorganisatie onder een korpschef bestaat uit tien regionale eenheden en een landelijke eenheid met een politiechef aan het hoofd van iedere eenheid.

Politie post aan de Van Oldenbarneveldweg 39.
Politie post aan de Van Oldenbarneveldweg 39.

De politie in Castricum en Bakkum tijdens de oorlog

Bij het uitbreken van de oorlog op 10 mei 1940 stond de gemeentepolitie onder leiding van de chef Gerhard Hendrik van Lingen met Klaas Reinders als plaatsvervanger en verder maakten Johannes Tol, Martinus Jozef Nieuwenhuizen en in Bakkum Herman van der Leegte en Johannes Castricum deel uit van het team.

In de zomer van de eerste oorlogsjaren, toen het strand nog toegankelijk was, werd Cornelis (Kees) Meijne toegevoegd voor strandpolitie. Het bureau voor Castricum was ondergebracht in het van mevrouw Stuijt gehuurde voormalig notariskantoor aan de Dorpsstraat nummer 1a. De politie-administratie werd verzorgd door Piet van der Goes. Het bureau in Bakkum was gevestigd in het pand Van Oldenbarneveldweg 39, waar ook Herman van der Leegte met zijn gezin woonde.

Op last van de bezetter moest hij in 1941 verhuizen.
De politie bleef haar taak uitvoeren zo goed en zo kwaad als dat ging. In juli 1940 werden verduisteringsmaatregelen afgekondigd, die gecontroleerd moesten worden; ook de verlichting van fietsers werd gecontroleerd en er was veel Duits militair verkeer, dat altijd voorrang moest hebben.

Op 28 september 1940 werd door de Commissaris van de provincie Noord-Holland bepaald dat de brigade Castricum, Bakkum, Heemskerk, Noorddorp en Limmen zou omvatten. De sterkte werd bepaald op acht manschappen. In Castricum en Bakkum waren alleen Cornelis Kulk en Dirk de Vries gestationeerd, zodat het korps moest worden uitgebreid.

Huize de Vliethof Beverwijkerstraatweg 60.
Huize de Vliethof Beverwijkerstraatweg 60.

Begin 1941 werd voor de bewaking van nieuwe bomvrije opslagplaatsen van het Rijksmuseum in het duingebied van Heemskerk, een groep leden van de Marechaussee aan de politie van Castricum toegevoegd. Deze groep was ondergebracht in Huize Vliethof aan de Beverwijkerstraatweg nummer 60. Ger van Weel en Cornelis Kulk maakten er deel van uit. Zij hielden ook een oogje in het zeil bij de betonnen bunker van het Stedelijk Museum van Amsterdam in het duinterrein van Castricum tot die in maart 1943 ontruimd werd.

Het optreden van de W.A. – de Weerbaarheids Afdeling van de N.S.B. – zorgde voor onrust. Gehuld in zwarte kleding marcheerde de afdeling op een zondag in maart


Jaarboek 37, pagina 64

1941, zeer provocerend door Castricum. Er ontstonden onder meer bij café Duinzicht op de Beverwijkerstraatweg schermutselingen die gemakkelijk uit de hand hadden kunnen lopen. Gelukkig kon veldwachter Johannes Tol dat voorkomen door tijdig bemiddelend en kalmerend op te treden.

Wachtmeester Van Surksem met collega vertrekken vanaf Stationsweg 3.
Wachtmeester Van Surksem met collega vertrekken vanaf Stationsweg 3.

In juni 1942 kreeg de plaatselijke politie te maken met de ontruiming van Duin en Bosch. In december volgde de evacuatie van vele Bakkummers en Castricummers en vanaf april 1943 de afbraak van 270 woningen en bedrijfspanden. Het aantal inwoners liep toen terug van 9000 naar 2800. De bezetter voerde ook acties uit, zoals de inzameling van koper en andere metalen, verplichte inlevering van radiotoestellen en vordering van paarden en fietsen. Er zijn toen heel veel schuilplaatsen gecreëerd …

Castricum met Bakkum werd tot ‘Sperrgebiet’ verklaard: alleen toegankelijk met een ‘Ausweis’, gecontroleerd door wachtposten van de Wehrmacht. Het duinterrein en het strand waren vanaf begin 1943 al verboden gebied. Op 1 maart 1943 werd de gemeentepolitie van Castricum samengevoegd met de marechaussee onder leiding van Klaas Reinders, voorheen chef van de veldwachters.

De marechaussee moest in een groter pand worden ondergebracht, dat gevonden werd in de voormalige ambtswoning van de burgemeester aan de Stationsweg nummer 3. De politie werd gehuisvest in het oude raadhuis aan de Dorpsstraat.

De marechaussee van de groep Castricum in ceremonieel tenue marcheert in de jaren 1943 door de Dorpsstraat.
De marechaussee van de groep Castricum in ceremonieel tenue marcheert in de jaren 1943 door de Dorpsstraat.

De groep politie en marechaussee van de posten Castricum en Bakkum bestond op 1 maart 1943 uit vier man: Johannes Tol, Martinus Nieuwenhuizen, Herman van der Leegte, Jan Castricum en verder uit zeven wachtmeesters van de marechaussee: Ger van Weel, Piet Vijn, Gerhard H. van Lingen, Willem J. Weeda, Johannes C. Blom, Evert van Surksum en Cornelis Kulk.

Johannes Tol en Herman van der Leegte vertrokken in 1943 uit Castricum en Berend Karsten uit Nieuwer-Amstel kwam naar Castricum evenals Cornelis de Meester uit Heemskerk. In datzelfde jaar kwamen Frits Schefferlie en Maarten Sjouw uit Velsen naar Castricum.

De politie had geen gemakkelijke taak. Tegen criminaliteit, inbraak, diefstal en mishandeling moest gewoon worden opgetreden. De politie werd geconfronteerd met sabotage en acties van het verzet, zoals de liquidatie van de commandant van de Landwachters op 7 september 1944. Wie kon je absoluut vertrouwen? Er was heel veel onzekerheid.

Jan Rozing, Piet van der Goes, Cornelis Kulk, Piet Vijn, Cor van der Kaaij, Gerard Klaasse, Ger van Weel en Joop Blom vieren de bevrijding.
Jan Rozing, Piet van der Goes, Cornelis Kulk, Piet Vijn, Cor van der Kaaij, Gerard Klaasse, Ger van Weel en Joop Blom vieren de bevrijding.

Castricum en Bakkum na de bevrijding

Op 4 mei 1945 kwam het verlossende bericht dat de Duitse Wehrmacht had gecapituleerd en dat de wapenstilstand op 5 mei 1945 om 08.00 uur inging. Hieraan voorafgaande was op 3 mei een commissie van samenwerking gevormd uit de illegale organisaties met als voorzitter de huisarts Van Nievelt, secretaris Tjeerd van Eik en de leden Jan Rozing, Cor van der Kaaij, Joop Blom en Ger van Weel. Op 5 mei werd J.J. Nieuwenhuizen, burgemeester van Limmen, waarnemend burgemeester van Castricum. Henk Nielen, hoofd van het distributiebureau, werd aangewezen als loco-burgemeester. Hij werd in december 1945 burgemeester van Heemskerk.

De Castricummers zijn massaal uitgelopen om de Canadezen toe te juichen.
De Castricummers zijn massaal uitgelopen om de Canadezen toe te juichen. Op de achtergrond de bioscoop. Castricum, 8 mei 1945. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Op 8 mei kwamen de eerste de Canadezen als bevrijders Castricum binnen. Er werd onder het Militair Gezag een politieke opsporingsdienst (P.O.D.) gevormd, die zich bezig ging houden met het opsporen en verhoren van personen, die ‘hebben doen blijken van ontrouw’; Cornelis Kulk en Ger van Weel waren bij deze dienst betrokken. Verzetsmensen en politie begonnen met het arresteren van N.S.B.’ers en collaborateurs De arrestanten werden overgebracht naar Duin en Bosch, het Politiek Bewaringskamp, waarvan onder andere Klaas Reinders commandant is geweest.


Jaarboek 37, pagina 65

In november 1945 waren in het kamp 1.094 mannen en vrouwen ondergebracht. Het kamp is in 1946 opgeheven en ook de P.O.D. had zijn taak inmiddels beëindigd.

Als gevolg van het Politie Besluit 1945 kwam de afdeling Castricum onder het district Alkmaar met adjudant H. Wesseling als commandant en opperwachtmeester M. Sjouw als plaatsvervanger. Deze afdeling omvatte de posten Castricum, Bakkum, Noorddorp en Heemskerk. Postcommandanten van Castricum en Bakkum waren de opperwachtmeesters Willem Weeda en Piet Vijn.

Na 27 jaar op Bakkum gestationeerd te zijn geweest, nam Frits Schefferlie in 1973 afscheid wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. Links zijn echtgenote en rechts dochter Rina.
Na 27 jaar op Bakkum gestationeerd te zijn geweest, nam Frits Schefferlie in 1973 afscheid wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. Links zijn echtgenote en rechts dochter Rina.

Herinneringen aan Schefferlie

Rina Korver-Schefferlie (1946) is de dochter van Frits Schefferlie, die wachtmeester was op de politiepost in Bakkum. Haar moeder was jarenlang vrijwilligster bij de plaatselijke EHBO. Zij vertelde:
“Het politiebureau beschikte over twee cellen, die vooral in de zomer regelmatig bezet waren. Als dat het geval was, kookte mijn moeder voor de arrestanten precies hetzelfde als voor het gezin. Dat werd altijd zeer gewaardeerd. Op een keer kwam een campinggast uit Amsterdam na zijn detentie zelfs naar de EHBO-post op het strand, waar mijn moeder dienst had. Hij bedankte haar voor het heerlijke eten en voegde daaraan toe: ”Als ik ooit weer een keer wordt opgepakt, dan hoop ik wel dat het in Bakkum is”.

Mijn vader kon goed omgaan met de bewoners van Duin en Bosch. Vaak werd hij gebeld als er iemand zoek was. Zo vond hij eens een patiënte in het duin terug zonder kleren. Hij zette haar achterop zijn dienstfiets en nam haar mee naar de politiepost. Natuurlijk had hij onderweg veel bekijks, vooral in de Bakkummerstraat …”

Het nieuwe politiebureau aan de Burgemeester Boreelstraat.
Het nieuwe politiebureau aan de Burgemeester Boreelstraat.

In 1947 werd de afdeling Castricum samengevoegd met Heiloo en Uitgeest met opperwachtmeester Hubert van Laar als afdelingscommandant. Het bureau was gevestigd in het perceel Dorpsstraat 1a, waar op de begane grond ook de post Castricum was gevestigd.

Theo Elbers en echtgenote voor de ‘nieuwe woning’.
Theo Elbers en echtgenote voor de ‘nieuwe woning’.

Vanaf 1951 verzorgde Theo Elbers hier de administratie naast zijn normale politiediensten. Hij woonde met zijn gezin met vier kinderen op de eerste verdieping. De keuken was op de begane grond en het toilet was voor gemeenschappelijk gebruik! Hun woonsituatie verbeterde aanzienlijk toen het gezin in 1963 kon verhuizen naar de dienstwoning nabij het nieuwe bureau aan de Burgemeester Boreelstraat.

Dienstwoningen aan de Burgemeester Boreelstraat.
Dienstwoningen aan de Burgemeester Boreelstraat.

Jaarboek 37, pagina 66

Jacob Kloos op de kermis in Bakkum.
Jacob Kloos op de kermis in Bakkum.

Jacob Kloos werd een begrip in Bakkum

Kloos was geboren in 1911 in Katwijk, behaalde zijn politie-diploma in 1936 en trouwde in 1939 met Maria Risdam. Hij begon zijn loopbaan in Wassenaar, volgde de opleiding tot rijksveldwachter en werd in Oudega geplaatst. Tijdens de oorlog maakte hij deel uit van de rijksverkeerspolitie en hij was betrokken bij het verzet, samen met zijn vrouw. Kloos heette toen volgens zijn persoonsbewijs Jacob van der Meer, landbouwer uit Bolsward. Kloos was sociaal gemotiveerd, rechtlijnig, dat wel, en streng!

In 1948 werd Jacob Kloos vanuit Leeuwarden als wachtmeester 1e klasse in Bakkum geplaatst. Hij werkte veel samen met Frits Schefferlie en Jan van Scheppingen.Zij hadden het bureau in Bakkum aan de Van Oldenbarneveldweg 39, dat na herstel van de oorlogsschade weer in gebruik was genomen.

Kloos was zeer muzikaal, speelde orgel bij trouwerijen en begrafenissen, maar heeft nooit in de Pancratiuskerk gespeeld. Hij gaf orgelles en ook blokfluitles aan kinderen. Met zijn vriend Jan Admiraal, de slager, deed hij mee aan schietwedstrijden en dikwijls gingen zij samen op jacht.

Vanaf 1955 was Jacob Kloos bestuurslid van de EHBO-vereniging. In 1957 werd hij bevorderd tot opperwachtmeester en in 1971 ging hij na 33 dienstjaren met pensioen. Hij overleed in 1980.

Vanaf 1960 groeide de gemeente sterk door de bouw van nieuwe woonwijken, zoals Molendijk. Het inwonertal nam toe van 12.346 in 1960 tot 19.698 in 1969. Deze groei betekende uiteraard meer werk voor de plaatselijke politie.

De post van de rijkspolitie op het strandplateau.
De post van de rijkspolitie op het strandplateau.

In de zomermaanden werd de politiepost aan de Zeeweg in gebruik genomen en werden vaak ter versterking van de politie in Bakkum paarden van de Bereden Politie, veelal uit Bergen, soms Bilthoven of Amsterdam ingezet. De paarden stonden op stal in de (witte) boerderij van Jaap Cornelisse nabij het Schulpstet en de Van Uytrechtlaan in Bakkum. Er werd gepatrouilleerd op het strand en over de eerste duinenrij.

Schietbaan.
Schietbaan. Duinpad in Bakkum, juli 1938. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

In de duinen ten noorden van de padvindershutten lag een schietbaan. De baan werd tot rond 1960 gebruikt voor geweer- en pistoolschieten door de politiekorpsen uit de regio. Ook jachtopzieners maakten er gebruik van.


Jaarboek 37, pagina 67

Gerrit Verbaan groepscommandant van 1951 tot 1960.
Gerrit Verbaan, groepscommandant van 1951 tot 1960.

Gerrit Verbaan negen jaar groepscommandant

Het bureau was in 1951 nog in de Dorpsstraat toen Gerrit Verbaan (1906) als groepscommandant aantrad. Hij was geboren in Leerdam en had in zijn jeugd maar een doel voor ogen: hij wilde bij de politie. Hij had alleen maar lagere school en naast zijn werk op het kantoor van de glasfabriek begon hij aan verschillende avondstudies. Hij kwam als agent van politie in Alkmaar en kon in 1934 zijn inspecteursdiploma halen.

In Castricum vond hij een woning aan de Mient voor zijn gezin met 5 kinderen. Verbaan was van protestantsen huize en kwam al snel meneer pastoor tegen. Rechtlijnig als hij was, maakte hij duidelijk dat hij niet te beïnvloeden was. Hij had overigens veel belangstelling voor mensen en kon met jongeren goed overweg. Op een donkere avond hield hij iemand aan die zonder licht fietste. Het bleek dat zijn verlichting onderweg stuk gegaan was. Verbaan gaf hem geen bekeuring, maar leende hem zijn zaklantaarn uit met de woorden: “Kom hem morgen maar terugbrengen. Wel thuis”.
In 1976 keerde hij terug naar zijn geboorteplaats Leerdam waar hij in 1981 overleed.

De salarissen werden langzamerhand verbeterd. In 1954 bedroeg het salaris van een aspirant 182 gulden per maand, in 1960 375 gulden, in 1967 727 gulden en in 1972 1.000 gulden per maand, gelijke tred houdend met het bedrijfsleven. Een beginnend wachtmeester ontving in 1954 242 gulden per maand en in 1960 460 gulden.

V.r.n.l. de collega’s Kloos, Van der Water, Van de Berg (Bereden politie Bergen) en een onbekend persoon.
Van links naar rechts de collega’s Kloos, Van der Water, Van de Berg (bereden politie Bergen) en een onbekend persoon.

Van groepscommandant tot directeur Zorgcentrum

Adjudant Johannes Simon van der Water kwam in 1960 als groepscommandant naar Castricum. Hij was in 1935, na zijn opleiding, geplaatst bij de Militaire Politie en diende in Den Haag, Naarden en Weert. In 1945 ging hij over naar de Rijkspolitie en was van 1949 tot 1952 postcommandant in Castricum. Vervolgens werd hij groepscommandant in Uitgeest en keerde in 1960 terug als groepscommandant in Castricum.

Adjudant Van der Water woonde met zijn echtgenote en vier dochters aan de Piet Heinlaan. In zijn tijd kreeg de politie te maken met toenemende verkeersproblemen bij het strand. Van der Water ergerde zich zeer aan de beperkte parkeerruimte, die een steeds groter probleem werd. Vele jaren overleg met Rijkswaterstaat, PWN, Provinciale Waterstaat hadden niet tot enig resultaat geleid. Het uitdelen van bekeuringen voor fout parkeren was ‘dweilen met de kraan open’.

Hij spuide in 1966 in het Nieuwsblad van Castricum zijn ongenoegen en zei alle vertrouwen in een oplossing te hebben verloren. Pas op 21 mei 1970 zou burgemeester van Boxtel in een shovel met de eerste hap duinzand de start van de aanleg van het enorme parkeerterrein aangeven. De aanpak door de firma Biesterbos werd toen enthousiast verwelkomd. Van der Water nam in 1972 afscheid, maar bleef maatschappelijk zeer actief. Vanaf 1974 is hij waarnemend directeur geweest van De Santmark en van 1970 tot 1980 directeur. Hij overleed in 1988.

Het grote parkeerterrein bij het strand.
Het grote parkeerterrein bij het strand. Zeeweg, Castricum aan Zee. Foto Ad van de Velde. Collectie Oud-Casticum. Toegevoegd.

De toenemende omvang van het korps maakte de aanstelling van een burgerfunctionaris voor de groepsadministratie mogelijk. Daar viel onder het bijhouden van parkeerbonnen, registreren van processen verbaal en arrestatiebevelen, postverwerking, typen dienstroosters en budgetbeheer. De heer Hengst vervulde die taak in de jaren 1970.

In zijn nieuwjaarsrede in 1964 uitte burgemeester Smeets zijn tevredenheid over de lage criminaliteitscijfers in het dorp. Dat kon het inbrekersgilde niet op zich laten zitten, want in 1967 werd in de nachtelijke uren de kluis van het oude raadhuis opengebroken en werd de gemeentekas enkele honderden guldens lichter gemaakt!


Jaarboek 37, pagina 68

Hans Rook met zijn hond Erwald.
Hans Rook met zijn hond Erwald.

Hans Rook en de speurhonden

Wachtmeester Hans Rook werkte onder adjudant Van der Water in Castricum. Hij specialiseerde zich in de begeleiding van speurhonden. Van de speurhondenschool in Wassenaar kwam hij met een opgeleide hond naar Castricum en ging werken vanuit zijn woning aan de Heemstederweg.

Mechelse of Duitse herders worden op tweejarige leeftijd geselecteerd om opgeleid te worden voor het opsporen en lokaliseren van vermiste personen of bij (gewelds)misdrijven. Ook specialisaties zoals het opsporen en lokaliseren van verdovende middelen of wapens en explosieven zijn mogelijk. Hans Rook oefende dagelijks met de hond. Er werden sorteer-proeven gedaan en sporen gelegd op sportvelden of in ander terrein om de speur- en zoekdrift van de hond verder te ontwikkelen. De opgeleide hond deed 4 jaar dienst.

Opdrachten werden verkregen vanuit Amsterdam van de Staf van de Rijkspolitie. In een speciaal ingerichte auto ging Hans erop af. Hij was in principe 24 uur per dag beschikbaar. In zijn loopbaan heeft hij zeven honden onder zijn hoede gehad.

Na dit werk 20 jaar te hebben gedaan werd in 1993 de afdeling ‘honden’ van het District Amsterdam opgeheven. Hans Rook beëindigde in Alkmaar, weer in uniform, zijn bijna 40-jarige politieloopbaan. Hij werd vervolgens in Castricum vooral bekend door zijn voorzitterschap van Muttathara, een functie die hij 12 jaar heeft bekleed.

De groep Castricum in de jaren 1970 voor het bureau aan de Burgemeester Boreelstraat.
De groep Castricum in de jaren (negentien) zeventig voor het bureau aan de Burgemeester Boreelstraat. Van links naar rechts staand: Ton de Groot, parkeerwacht, Co Houtman, Gerard Halfweeg, P. Kwakernaat, Ed Kooij, Gerrit Muizelaar, Gé Mondriaan, Han van Groeningen, administrateur Hengst, Kees Haaijema, Siem Wijker, Dirk de Vries, Jaap Maks en groepscommandant Nicolaas Vrouwe. Gehurkt: Henk Waal, Karel van Dijk, Guus van Limbeek, Jack van As, Boud Brummelkamp, Peter Elbers, Hans Noortman, Gerard Duineveld en Henk Sligte.

Vanaf de jaren (negentien) zeventig

In de jaren (negentien) zeventig kreeg de ordehandhaving in de Dorpsstraat met de vele cafés en kroegen een hoge prioriteit. Eerst twee politiemannen, later zelfs wel zes man moesten worden ingezet. Een enkele keer werd assistentie verleend door de Bereden Politie. Die kwam met de paarden zelfs wel op het perron van het station en dat maakte de nodige indruk!

Bereden Politie ter hoogte van de slagerij Van de Woude.
Bereden Politie ter hoogte van de slagerij Van de Woude. Van Oldenbarneveldweg 20, 22 in Bakkum, 1965. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

Jaarboek 37, pagina 69

In samenspraak met gemeente, politie en eigenaren van cafés en bars kwamen maatregelen tot stand om de overlast te beperken: er werden toegangsregels en sluitingstijden afgesproken en er kwam een portier bij de deur. Dat had een positieve uitwerking: het werd rustiger in ons dorp.

In deze tijd kreeg de politie naast gewone ongelukken ook te maken met zelfdoding op het spoor. Dit was voor alle betrokkenen een zware belasting. De politie stond voor de taak om alle omstandigheden nauwkeurig vast te leggen. Tegenwoordig komt zelfdoding op het spoor gelukkig veel minder voor dan in de jaren (negentien) zeventig jaren.

In 1976 stond de groep Castricum, gehuisvest aan Burgemeester Boreelstraat, onder leiding van adjudant Nicolaas Vrouwe met Dirk de Vries als opperwachtmeester. Bekende namen in dit team waren Henk Waal, Bert Teeuwen, Gerrit Muizelaar en Boudewijn Brummelkamp. Inmiddels was in de groep de eerste vrouwelijke politie-agent opgenomen: Hike Helmantel, geboren in Zwaag-westeinde, dochter van de groepscommandant in Marum. Zij heeft tot medio 1984 in Castricum gewerkt en kijkt daar positief op terug: ” ’t Was wel de gouwe-ouwe tijd hé …” 
Zij is op 1 augustus 1984 naar de kunstacademie in Kampen gegaan, woont nu in Almere en illustreert kinderboeken.

Zuid-Molukkers en Hells Angels in de Dorpsstraat

In 1978 trok Castricum zelfs landelijk de aandacht naar aanleiding van een gewelddadig incident in de Dorpsstraat. Er ontstond, zoals de pers meldde: “Een vechtpartij op zaterdagavond tussen een vijftiental Zuid-Molukse jongeren en leden van de Groep van de rijkspolitie.”

Snackbar Veronica.
Snackbar Veronica. Dorpsstraat 35 in Castricum, 1972. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Op 3 juli 1978 reed de surveillanceauto met twee man richting snackbar Veronica waar, zo was de melding, met bierglazen gegooid zou worden. In de Dorpsstraat werd een personenauto aangehouden en tijdens de confrontatie rondom de politiebus bemachtigde een van de Zuid-Molukkers een dienstpistool en schoot daarmee op een van de agenten, die gelukkig niet getroffen werd. Wel werd de politiebus enkele malen doorboord. Een politieman liep verwondingen op in zijn gezicht. De daders werden kort na het incident aangehouden.

Dorpsstraat 75: café restaurant d'Oude Schimmel, toneel, dancing en vergaderzalen.
Dorpsstraat 75: café restaurant d’Oude Schimmel, toneel, dancing en vergaderzalen.

Een schietpartij bij de dancing ‘d’Oude Schimmel’ in de Dorpsstraat zorgde in januari 1980 voor grote consternatie. Een groep Hells Angels, die de dancing wilde betreden, maar niet welkom was, informeerde de toegesnelde politie van de surveillanceauto dat zij vanuit een steeg was beschoten. Toen twee politie-agenten een onderzoek instelden, werden ook zij onder vuur genomen en toen zij terugschoten verdween de schutter.

Bij nader onderzoek werden in een huis meerdere wapens gevonden, een hagelgeweer en munitie. Burgemeester Gmelich Meijling besloot de dancing te sluiten.

De dader kon worden opgespoord en nadat afspraken waren gemaakt met de exploitant over te nemen maatregelen, mocht d’Oude Schimmel weer worden geopend.

Tiesinga groepscommandant van 1979 tot 1991.
Tiesinga groepscommandant van 1979 tot 1991.

Adjudant Tiesinga

Adjudant Tiesinga was vanaf 1979 groepscommandant. Zijn plaatsvervanger was adjudant Dirk de Vries, die in 1981 werd opgevolgd door adjudant Nico Overpelt. Verder zaten in het team onder meer de opperwachtmeesters Henk Waal, Peter Hof en Ger Mondriaan en de wachtmeesters Bert Teeuwen, Peter Elbers, Kees Haaijema, Gerrit Muizelaar, Nico Plug en Henk van Donselaar. In 1982 trad ook Paul Patist tot de groep toe. Hij werd bekend door zijn activiteiten voor de Aircraft Recovery Group 1939-1945. Hij werkt intussen al 21 jaar in Castricum.

Adjudant Tiesinga werkte tot zijn pensionering in 1991 samen met burgemeester Gmelich Meijling en vanaf 1986 met burgemeester Schouwenaar. Een gebeurtenis waaraan Tiesinga nog veel herinneringen bewaart, was een moord die in Castricum veel opzien baarde.

Laffe moord op Castricummer

Deze kop stond op de voorpagina van het Nieuwsblad voor Castricum boven het verslag van de moord op de 34-jarige Leo Snijders. Hij werd op 21 januari 1983 met vijf pistoolschoten gedood toen hij de voordeur van zijn woning aan de Ravelstraat opende. Er werd een helikopter ingeschakeld bij de zoekactie naar de verdachten. Ook het tv-programma ‘Opsporing verzocht’ besteedde er aandacht aan.

Spoedig bleek dat de oplossing van de zaak dichtbij het huis van Snijders was te vinden. Een buurman had een huurmoordenaar opdracht gegeven voor de uitvoering van deze aanslag. Tijdens de schietpartij stond de opdrachtgever op de planken bij een voorstelling van een plaatselijke toneelvereniging. De politie slaagde erin om alle daders te arresteren, waarna langdurige straffen werden opgelegd.


Jaarboek 37, pagina 70

Het voormalige politiebureau.
Het voormalige politiebureau. De Brink in Castricum. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Toen het nieuwe gemeentehuis in 1982 in gebruik werd genomen, werd het politiebureau ondergebracht in het in 1965 gebouwde kantoor van gemeentewerken aan de Brink. Na enige tijd werd een dienstwoning aan de Burgemeester Boreelstraat ook als kantoor ingericht. De groep bestond toen uit ongeveer 20 man, waaronder twee rechercheurs.

De sterkte van de politie was vooral afhankelijk van de bevolkingsomvang; voor de Rijkspolitie werd een norm aangehouden van 1 politiefunctionaris per 3.000 inwoners. In 1991 werd Gerrit J. Rookhuijzen de opvolger van Tiesinga. In 1992 verhuisde de groep naar een nieuw politiebureau aan de Eerste Groenelaan. Het is een modern ruim opgezet gebouw waar verdachten korte tijd vastgehouden kunnen worden. Voor een langer verblijf is het politiebureau in Alkmaar beschikbaar, waar politiecellen met permanent toezicht en verzorging aanwezig zijn.

De groepscommandanten in de periode 1945-1993:

1945-1947 H. Wesseling
1947-1949 H. van Laar
1949-1951 J.S. van der Water
1951-1960 G.A. Verbaan
1960-1972 J.S. van der Water
1972-1976 T. Sieswerda
1976-1979 N. Vrouwe
1979-1991 H.A. Tiesinga
1991-1993 G.J. Rookhuijzen

De Regiopolitie

In december 1993 werd een nieuwe Politiewet van kracht waarbij 25 politieregio’s werden ingesteld en een Korps Landelijke Politiediensten (K.L.P.D.).

Castricum werd ingedeeld in het district IJmond van de regio Kennemerland met het hoofdbureau in Haarlem. Het district omvatte 165.000 inwoners, waarvoor 200 politiemedewerkers beschikbaar waren. Sedert 1996 kende het district drie basisteams, Velsen, Beverwijk en IJmond-Noord (Castricum, Heemskerk en Uitgeest). De diensten werden vanuit Heemskerk met grotere teams uitgevoerd, waarbij de gemeentegrenzen geen afbakening van het werkterrein meer inhielden.

Het nieuwe bureau aan de Eerste Groenelaan.
Het nieuwe bureau aan de Eerste Groenelaan.

In Castricum was nog wel een contactpunt aanwezig in het bureau aan de Eerste Groenelaan.

Vanuit de Nederlandse samenleving ontstond een toenemende vraag naar zichtbare politie, ‘meer blauw op straat’. Castricum maakte kennis met de gebiedsgebonden medewerkers: wijkagenten die voor delen van de gemeente het eerste aanspreekpunt vormden. De bewoners werden geïnformeerd over de taken van politie door uitgave van de ‘Politiewijzer’.

Na de samenvoeging in 2002 met Akersloot en Limmen werd Castricum opgenomen in de regio Noord-Holland Noord met het Regionaal Meld-Service Centrum in Alkmaar.

Het bureau aan de Eerste Groenelaan bleef gehandhaafd. Inspecteur Jurriaan Zondervan werd groepschef en tot wijkagent werden Eric Dekker voor Castricum en Bert Teeuwen voor Bakkum en de kust benoemd.

Daar de meeste contacten al telefonisch en via het internet plaatsvonden, werd het politiebureau in Castricum in 2012 op zondagen gesloten en twee jaar later volgde ook sluiting op zaterdag.

Poging tot liquidatie

Op kerstavond in 2010 werd op de Zeeweg een kille poging gedaan tot liquidatie van een 28-jarige Amsterdammer. Nabij het strand werd zijn auto beschoten, met benzine overgoten en in brand gestoken. Zwaar gewond kon hij uit de brandende auto komen en door in de sneeuw te rollen de vlammen doven. In een strandtent brak hij in en kon daar 112 bellen. Politie en ambulance waren spoedig ter plaatse en het slachtoffer kon worden afgevoerd.

Enkele dagen later werden de verdachten op de A9 aangehouden. In 2013 werden zij in hoger beroep tot 15, 12 en 10 jaar celstraf veroordeeld.

De Nationale Politie

Op 1 januari 2013 trad een nieuwe Politiewet in werking, waarbij de Nationale Politie werd gevormd, een politiekorps met een korpschef, verdeeld in tien regio’s en een landelijke met elf politiechefs. Deze nieuwe organisatie zal in de komende jaren (gerekend vanaf 2014) zijn definitieve vorm dienen te krijgen.


Jaarboek 37, pagina 71

Castricum maakt nu  (in 2014) deel uit van de afdeling Duinstreek van de regio Noord-Holland. Deze regio heeft als centrum Alkmaar, met politiechef Liesbeth Huyzer en regioburgemeester Bernt Schneiders van Haarlem.

De afdeling Duinstreek onder leiding van Paul Kloosterman bestaat uit Bergen, Heiloo en Castricum. In Castricum zijn voor de basispolitiezorg 16 hoofdagenten, 4 wijkagenten, 4 aspiranten, 1 surveillant en 1 hondengeleider beschikbaar.

De surveillant is Marijke Zijlstra, die in 2002 in Castricum met haar opleiding is begonnen en al veel werk in ons dorp heeft verzet.

De politieopleiding

De opleiding van politiepersoneel vindt tegenwoordig (in 2014) plaats op de Politieacademie in Apeldoorn met andere opleidingsplaatsen, waaronder Amsterdam, Den Haag, Eindhoven en Drachten. De opleidingen zijn op mbo- en hbo-niveau en in het onderwijs staan de problemen waarmee de politiemedewerker in de praktijk te maken heeft centraal. Les wordt gegeven door docenten met jaren straatervaring of specialisten. De lestijden op de school worden afgewisseld met praktijk bij een korps.

Voor de rang surveillant is de duur van de opleiding: 3 maanden school, 3 maanden korps, gedurende 1,5 jaar. Voor de rang agent: 8 maanden school, daarna afwisselend 4 maanden praktijk en school, gedurende 28 maanden. Voor de rang hoofdagent duurt de totale opleiding 3 jaar en voor de rang van politiekundige 4 jaar.

De regiopolitie voor het bureau Castricum aan de Eerste Groenelaan (1996).
De regiopolitie voor het bureau Castricum aan de Eerste Groenelaan (1996). Van links naar rechts Brigadier Henk Hobo (chef bureau Castricum) en hoofdagenten Co Houtman, Marcel Kruize (inspecteur bureau Heemskerk), Marijke Zijlstra, Karin Hoege, Cees Krijger, Bert Teeuwen, Chiel de Wit en Willem Beeldman.

Het politiebureau aan de Eerste Groenelaan is de ‘uitvalsbasis’, waar gedurende vijf dagen per week twee baliemedewerksters aanwezig zijn. Aansturing vindt plaats vanuit Alkmaar en de werkzaamheden worden nu (in 2014) gepland vanuit Alkmaar en afgestemd met de politie Heiloo, die een vergelijkbare sterkte heeft. Bij noodhulp kan extra capaciteit uit het district worden ingezet.

Er werden in 2013 drie wijkagenten aangesteld: Bas Wijnen voor het centrum, Castricum-Zuid en de Oranjebuurt, Wesley Wessendorp voor Bakkum en Kooiweg en Jos Kraakman voor Castricum-Oost. Zij werken nauw samen met René Munsterman, de buurtregisseur van de gemeente Castricum. Hij houdt zich bezig met jongerengroepen en wordt bijgestaan door vier buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s) met bevoegdheden voor een beperkte groep delicten.

Te verwachten valt dat de politieorganisatie Alkmaar zich zal ontwikkelen tot een ‘robuust politieteam’ van circa 200 medewerkers ten dienste van het gehele werkgebied. In het belang van de veiligheid is goede samenwerking met de inwoners essentieel.

We hebben gezien hoe de organisatie zich vanuit de gemeentelijke politie ontwikkeld heeft en er zullen ongetwijfeld meer hervormingen volgen als antwoord op toekomstige veranderingen in de samenleving.

Piet Blom

Bronnen:

• Archief Werkgroep Oud-Castricum;
Castricum in oorlogstijd, 8e Jaarboekje Oud-Castricum (1985);
• Het Nederlandse Gemeenterecht, Den Haag 1971;
• Heideman, John, Castricum en Bakkum tijdens de Tweede Wereldoorlog, 2011;
• Jong, J. A. de, Rijkspolitie 1945-1994, Uitgave Stichting Het Nederlands Politie Museum, 1993;
• Noord-Hollands Archief te Haarlem, archief van het Provinciaal Bestuur Noord-Holland;
• Regionaal Archief Alkmaar, archief van de gemeente Castricum;
• Stichting Historische Verzameling Nederlandse Politie, Westzijde 109 Zaandam.

Met dank aan: Hennie BoonstoppelN. Elbers-Stelling, Peter Elbers, Ton de Groot, John Heideman, Willy van de Kant-van der Water, Wijnand Kloos, Jos Kraakman, Cees Krijger, Jozeph van der Leegte, Hans Rook, Riena Schefferlie, Martijn Sminia, Geesje van Surksem, Bert Teeuwen, Riekus Tiesinga en Joop Verbaan.

6 maart 2023

Inbraak met geweldpleging (Jaarboek 36 2013 pg 82-83)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 36, pagina 82

Een inbraak met geweldpleging in Castricum

Pijnbank met ‘watermarteling’.
Pijnbank met ‘watermarteling’.

In het vroege voorjaar van 1557 is een brutale inbraak gepleegd in Castricum in het huis van Jan Willemszoon, een 74 jaar oude boer. Terwijl hij, zijn vrouw en de rest van het gezin rustig lagen te slapen, moet één van de daders een gat onder de drempel gegraven hebben en zo binnengekomen zijn. Daarna heeft hij zijn medeplichtigen binnengelaten. Ruw werden de bewoners wakker geschud. Voordat ze zich konden verzetten, waren ze al allemaal met lappen, die de rovers van ‘slaaplakens’ gescheurd hadden, gekneveld, hadden een prop in de mond gekregen en waren geblinddoekt.

De arme boer werd bloot op een stoel gezet en de daders hebben met brandend stro onder zijn lijf geprobeerd hem te dwingen te vertellen waar hij zijn geld bewaarde. Toen hij dit niet snel genoeg deed, werd zijn vrouw met zoveel kracht in het vuur geworpen dat haar ingewanden eruit kwamen. Uiteindelijk hebben de dieven drie buidels geld bij het hoofdeind van de stromatras gevonden en één aan het voeteneind. Ze hebben het geld onderling verdeeld en ook kleren van het gezin meegenomen, die ze onderweg verstopt hebben.

De dieven wisten blijkbaar goed bij wie ze moesten zijn. Jan Willemszoon moet een rijke boer geweest zijn. Over de ligging van het huis wordt niets gezegd. Het zal waarschijnlijk niet in de dichtbewoonde Kerkbuurt gelegen hebben.

In het ‘Correctie- of Vonnissenboek’ van Alkmaar, waarin de geschiedenis bewaard is, wordt niet vermeld wat de gevolgen voor de arme boer en zijn vrouw geweest zijn. Is de vrouw aan de gevolgen van de mishandeling overleden? Heeft de boer het overleefd?

De schuldigen gevangen en veroordeeld

Begin april 1557 zijn twee van de inbrekers, Aerian Aeriansz. uit Rotterdam en Jacob IJsbrantsz. uit Hazerswoude, bij de Abdij van Egmond gearresteerd. Na verhoor en bekentenis worden ze op 10 april voor het gerecht gebracht. In die rechtbank hadden de zeven schepenen van Alkmaar zitting, eventueel uitgebreid met één van de burgemeesters, met de schout, die in zijn persoon de functie van hoofd van de politie en officier van justitie vertegenwoordigde.

De schout van Alkmaar was in die jaren Adriaen Aertsz. Vanwege de ernst van de zaak en het gebruik van geweld heeft de schout, om een voorbeeld te stellen, uit naam van de Koninklijke majesteit de Graaf van Holland, de doodstraf geëist. De rechters hebben beide boosdoeners ertoe veroordeeld dat ze door de beul buiten de stad Alkmaar geleid zullen worden en bij Ropkeskuil aan een paal gewurgd, waarna hun lichamen worden verbrand. Hun bezit zal worden verbeurd verklaard en toekomen aan de Koninklijke majesteit. Het vonnis is nog dezelfde dag voltrokken.

Het Vonnissenboek van Alkmaar

De doodstraf komt vaker voor in het Vonnissenboek. Vooral Wederdopers werden in de jaren 1530 vaak ter dood veroordeeld. De Wederdopers behoorden tot een verboden kerkelijke stroming uit het begin van de Reformatie. Hun uitgangspunt was dat alleen volwassenen gedoopt mochten worden. Omdat iedereen toen al als kind was gedoopt, moest eenieder opnieuw gedoopt worden en kreeg daardoor de naam Wederdoper. In alle gevallen bekenden ze zonder gemarteld te zijn: “buyten pijne ende banden van ijseren”.

De mannelijke Wederdopers werden gewoonlijk veroordeeld tot de dood door het zwaard, in enkele gevallen ‘optie cacksloot’, de latere Breestraat. Soms werd eraan toegevoegd dat hun lijf daarna op het rad gelegd werd en hun hoofd op een staak werd gestoken. Vrouwelijke Wederdopers werden geëxecuteerd ‘mitten watere’, door ze vol te gieten met water tot ze erin stikten.

De doodstraf werd ook wel geëist voor inbraak met geweld of inbraak in kerken (veroordeeld dat hij ‘gehangen sal worden onder een dwars balck tuyschen hemel ende aerde ende alsoe geworcht te worden met een coorde’).


Jaarboek 36, pagina 83

In het geval van Aerian Aeriansz. en Jacob IJsbrantsz. wordt niet vermeld dat ze vrijwillig een bekentenis hebben afgelegd. De arrestatie bij de Abdij van Egmond, de overbrenging naar Alkmaar en het verhoor zal gezien het geruchtmakende van de zaak niet zachtaardig verlopen zijn. Waarschijnlijk was marteling niet nodig geweest om hen tot een bekentenis te dwingen, want dan was dat wel in het verslag vermeld.

De doodstraf en de voltrekking ervan passen in het algemene beeld dat uit het Vonnissenboek naar voren komt. Opvallende afwijking is de verbranding van het lijk van de twee veroordeelde rovers. Dit is in de behandelde periode zonder precedent. Ook de plaats van de terechtstelling is uitzonderlijk. Hij vond niet plaats in het centrum van de oude stad op de Kaksloot, maar in de Ropkeskuil.

Ropjeskuil, Propjeskuil, Ropkeskuil.
Ropjeskuil, Propjeskuil, Ropkeskuil.

De Ropkeskuil (later Ropjeskuil) was een van de vuilniskuilen die buiten de Kennemerpoort lag, op de plaats waar de laatste uitbreiding van het Medisch Centrum Alkmaar is gerealiseerd. Mogelijk is voor die plek buiten de stadsmuren gekozen vanwege het brandgevaar (daar zou bijvoorbeeld ook de brandstapel van een van de ter dood veroordeelde Wederdopers gestaan hebben). De boodschap naar buiten was duidelijk: bij buitensporig geweld word je op de vuilnisbelt gewurgd als een crimineel en daarna verbrand (als een ketter?). Of is de boodschap geweest: ‘Wie met vuur omgaat, wordt ermee gestraft?’

Ook de medeplichtigen veroordeeld

Samen met twee van de genoemde rovers zijn ook twee vrouwen opgepakt. Op 12 april 1557 moesten Neeltge Jansdochter uit Baasrode in Vlaanderen en Geerte Gerritsdochter uit Tiel in Gelderland voor het gerecht verschijnen. De beschuldiging luidde dat ze, hoewel gezond van lijf en leden, in strijd met de plakkaten van zijne Koninklijke majesteit hadden lopen bedelen langs ‘s heren wegen. Ze hadden bovendien met de twee veroordeelde rovers geslapen en omgang gehad voor en na de roofoverval in Castricum en dus zeker voordeel gehad van de gestolen goederen.

Terwijl in het begin vaak benadrukt werd dat het gerecht een milde straf uitsprak, besloten de heren rechters de eis van de schout te volgen en veroordeelden zij hen tot de volgende straf: de beul zal hen op de trappen van het stadhuis geselen, waarna hun rechter- of linkeroor zal worden afgesneden en vastgespijkerd voor de deur van het stadhuis. Bovendien zullen beiden voor 20 jaar verbannen worden uit deze stad op straffe van verbeurdverklaring van hun lijf (doodstraf).

Bedelen door gezonde mensen was sinds een plakkaat van Karel V uit 1531 verboden. Toch moeten er grote groepen landlopers en bedelaars door de Nederlanden hebben gezworven, waarschijnlijk voor een deel levend van seizoensarbeid. Opvallend is in Alkmaar, ook bij andere zaken, de grote aanwezigheid van mensen uit verre gebieden en in het bijzonder zuiderlingen, die blijkbaar hun weg tot in het verre Noorden van Holland gevonden hadden. Als plaatsen van herkomst worden onder andere genoemd: Kamerijk (het huidige Cambrai in Frankrijk), Mechelen, Antwerpen, ‘s-Hertogenbosch, Remmerswaal in Zuid-Holland, Noord-Beveland, het Land van Kleef, Elburg, Nijmegen en later ook Leeuwarden en Dokkum in Friesland.

Geselen en verbanning uit de stad is in Alkmaar een gewone straf in het geval van landloperij. Het afsnijden van (een gedeelte van) het oor is zeker in het begin niet gebruikelijk, maar komt in latere jaren af en toe voor. Ook de verbanning voor 20 jaar, zoals in dit geval, is aan de hoge kant. Het is duidelijk dat de schout en het gerecht omgang van de twee vrouwen met de veroordeelden en hun mogelijke betrokkenheid bij de gewelddadige inbraak in Castricum hen zwaar hebben aangerekend.

Arnold van Gemert

Bronnen:

  • Ach Lieve Tijd, aflevering 15, Tien eeuwen Alkmaar, de Alkmaarders en het dagelijks leven, pagina 350-358;
  • Correctieboek Oud Recht Alkmaar 44 (1517-1557), vonnisblad 65 en 66;
  • Müller, Maarten, Stad van Justitie of stad van geweld? Misdaad en straf in 16e eeuws Alkmaar, Pro Memorie. Bijdragen tot de rechtsgeschiedenis der Nederlanden, 13e jaargang (2011), nummer 1, pagina 80-95;
  • Müller, Maarten, Misdaad en straf in Alkmaar in de zestiende eeuw, Oud Alkmaar 35e jaargang (2011), nummer 3, pagina 71-79.

20 februari 2023

Veldwachters (Jaarboek 36 2013 pg 70-81)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 36, pagina 70

Veldwachters en politie in Castricum

Veldwachter Flipse (van Dik Trom) brengt een arrestant in het cachot.
Veldwachter Flipse (van Dik Trom) brengt een arrestant in het cachot.

Misschien zijn er nog ouderen die zich het beeld herinneren van de dorpsveldwachter, die in uniform door het dorp liep, uitgerust met sabel en opschrijfboekje. Bekende namen uit het begin van de vorige eeuw zijn Piet Bleijendaal en Ariën Gorter en de rijksveldwachter Pieter Koelewijn, die in Bakkum was gestationeerd.

Jongeren zullen veldwachters kennen uit jeugdboeken of van de TV: Flipsen uit Dik Trom of Bromsnor uit de belevenissen van Swiebertje. Bij de handhaving van de orde in de gemeente hadden naast de veldwachters ook anderen een rol, zoals de nachtwachten en jachtopzieners.

In dit artikel worden de ontwikkelingen van taken van de veldwachters en politie in de gemeente Castricum beschreven en ook aanverwante functies kort belicht.

Het onderwerp wordt in twee delen behandeld. In het eerste deel (Veldwachters) de periode tot 1940 en in het tweede deel (Politie) dat volgend jaar (in 2014) verschijnt de periode van 1940 tot heden.

Algemeen

De handhaving van de openbare orde en veiligheid heeft een lange geschiedenis, waarbij vorm, organisatie en functies veel veranderingen hebben ondergaan. De zorg voor de orde in een dorp was vanaf de middeleeuwen de taak van de schout, bijgestaan door gerechtsdienaren. Dienaren in uniform en nachtwachten assisteerde hem. De dorpsdienaren liepen rondes, uitgerust met een stok, soms met een ratel of een bel en sloegen alarm bij onraad.

Regels waaraan de burgers zich moesten houden waren door de baljuw en het plaatselijke bestuur vastgelegd in keuren ofwel verordeningen waarop bij overtreding een straf kon worden opgelegd.

Voor de duingebieden waren door de eigenaren duinmeiers (jachtopzieners) aangesteld, voornamelijk voor toezicht op de jacht (konijnen en fazanten) en om stroperij en diefstal van hout tegen te gaan.

In de steden en dorpen, waar de politiezorg beperkt was, werden schutterijen opgericht, die ondergeschikt waren aan het plaatselijk bestuur en konden helpen bij het handhaven van ‘orde en tucht’.

Aan het eind van de 18e eeuw heerste armoede en werkeloosheid door achteruitgang van de nijverheid en visserij. De patriotten, tegenstanders van het Oranjehuis, organiseerden demonstraties en er leek een revolutie te ontstaan, zoals die ook in andere landen plaats vond. Frankrijk trok in de winter van 1794 het land binnen en het Staatse leger bood geen verzet. Na het vertrek van het Huis van Oranje naar Engeland is met de komst van de Fransen in 1795 veel veranderd,  we spreken over de Bataafse Republiek van 1795-1806.

In de Franse tijd zijn veel hervormingen doorgevoerd: het Wetboek van Strafrecht, het Burgerlijk Wetboeken de burgerlijke stand, een nieuw belastingstelsel en nationale verkiezingen. Ook vrijheid van meningsuiting en scheiding van kerk en staat waren belangrijke bijdragen aan de ontwikkeling van de democratie.

In 1798 werd de Akte van Staatsregeling (de eerste Nederlandse Grondwet) vastgesteld, omvattende: de scheiding van de wetgevende, uitvoerende en de rechtelijke macht:

  • De wetgevende macht werd opgedragen aan de regering en de Staten Generaal; vorming 1e en 2e Kamer, zijnde het parlement;
  • De uitvoerende macht werd opgedragen aan de regering, de Koning en de ministers, zijnde de ministerraad;
  • De rechterlijke macht kwam in handen van onafhankelijke rechters.

Na de inlijving bij Frankrijk in 1810 werden rechtbanken ingesteld in de hoofdplaatsen van de arrondissementen en in Haarlem en Alkmaar (rechtbank in eerste aanleg) en werd er geen recht meer gesproken door schout en schepenen of door de ambachtsheer. Er kwamen vredegerechten (de latere kantongerechten).

Naar Frans voorbeeld werden in de steden commissarissen en agenten of dienaren van politie benoemd en in kleine gemeenten en dorpen veldwachters; ook werden boswachters aangesteld om eigendommen en de oogst te beschermen Door het land werd patrouille gelopen door de ‘gendarmerie’ (gens-d’armes = bewapende mannen), die ook bij grote onlusten konden worden ingezet, maar ook militaire taken vervulden.


Jaarboek 36, pagina 71

Het uit de vroege 17e eeuw daterende schilderij het Salomons Oordeel is vermoedelijk al 400 jaar in bezit van de gemeente Castricum. Volgens overlevering hing het in het kantoor van de schout.
Het uit de vroege 17e eeuw daterende schilderij het Salomons Oordeel is vermoedelijk al 400 jaar in bezit van de gemeente Castricum. Volgens overlevering hing het in het kantoor van de schout.

Na de val van het Franse keizerrijk werd het bestuur hervormd, maar de agenten of dienaren van politie en veldwachters bleven gehandhaafd. De ‘Gendarmerie’ werd vervangen door de ‘Marechaussee’, die in oktober 1814 werd opgericht en burgerlijke en militaire taken vervulde.

Vanaf 1818 kwam de zorg voor de algemene veiligheid in handen van het Openbaar Ministerie, dat een beroep kon doen op de politie, veldwachters en marechaussee.

De functiebenaming van de schout werd in 1825 bij Koninklijk Besluit gewijzigd in burgemeester.

In 1836 werd vastgelegd dat commissarissen en dienaren van politie voor de plaatselijke zorg ondergeschikt waren aan de burgemeester en wethouders, indirect onder de minister van Binnenlandse Zaken. De gerechtelijke zorg van de politieambtenaren viel onder het gezag van de minister van Justitie. In Alkmaar werd de rechtbank de arrondissementsrechtbank.

De veldwachter, ook wel koddebeier (kodde = knuppel, beieren = zwaaien) genoemd, heeft in een dorp altijd een ’aparte’ plaats ingenomen. Enerzijds werd hij gewaardeerd door de geboden bescherming, anderzijds stond hij niet in hoog aanzien. Hij had het niet zo druk en werd slecht betaald, waardoor hij allerlei neventaken uitvoerde.

In het begin van de 20e eeuw trad een zekere professionalisering in en verbeterde de beloning, al bleven de arbeidsvoorwaarden en werkomstandigheden problematisch.

Belangenbehartiging door de versnippering van gemeentepolitie en twee rijkspolitiekorpsen onder twee ministeries was een zeer moeilijke taak. De crisisjaren vanaf 1929 en de mobilisatie van het leger in verband met de oorlogsdreiging maakte het er niet eenvoudiger op om tot reorganisatie van de politie te komen. Door verdeeldheid over de aanpak was een oplossing ver weg.

Castricum en Bakkum

De Heerlijkheid Bakkum, lange tijd een zelfstandig dorpje ten noorden van de Zeeweg, is door de graaf van Holland in 1431 in leen uitgegeven aan Jan van Egmond, de eerste ambachtsheer van Bakkum.

Lieve Geelvinck, ambachtsheer van Castricum (1676-1743).
Lieve Geelvinck, ambachtsheer van Castricum (1676-1743).

De Heerlijkheid Castricum was in 1664 in bezit gekomen van de familie Geelvinck; Mr. Nicolaas Geelvinck kocht in 1749 de Heerlijkheid Bakkum van Abraham Perné, waarmee beide dorpen één ambachtsheer hadden. In 1764 gingen de rechten van de heerlijkheden Bakkum en Castricum over op zijn zoon Joan Geelvinck.

De plaatselijke bevolking moest zich houden aan verscheidene voorschriften en verordeningen, in die tijd keuren genoemd. De keuren werden vastgesteld door de ambachtsheer en de schout en schepenen van Castricum.

Het keurboek van Castricum, gepubliceerd in 1769 door secretaris Leonard Tempelaar, bevat 68 keuren. Het boek opent met:
Wij, Mr. Joan Geelvinck, Vrijhere van Zuid en Noord Baccum, Here van Castricum, etc. etc., doen kont een iegelijk dat wij gezien en gelezen hebbende, de Keuren en de Ordonnantiën …, enzovoorts.

Er kwam in die tijd veel armoede voor en daardoor ook diefstal en stroperij. In de keuren vinden we dan ook terug


Jaarboek 36, pagina 72

dat het verboden was om gras of enige andere vruchten te stelen, wagens of karren na te lopen om te bedelen en onderdak te bieden aan bedelaars en landlopers.

Mr. Joachim Nuhout van der Veen was van 1780 tot 1811 schout van Castricum en baljuw en schout van Bakkum. Hij woonde in de nog bestaande boerderij het Knophuis aan de Overtoom.
Mr. Joachim Nuhout van der Veen was van 1780 tot 1811 schout van Castricum en baljuw en schout van Bakkum. Hij woonde in de nog bestaande boerderij het Knophuis aan de Overtoom.

In 1780 werd Joachim Nuhout van der Veen door Mr. Joan Geelvinck tot schout van Castricum en baljuw en schout van Bakkum benoemd. Hij vervulde als patriot een belangrijke rol in Castricum; hij was, met veel dorpsgenoten, voorstander van maatschappelijke veranderingen en het terugtreden van de stadhouder. Hij was pro-Frans en vond dat het volk er recht op had zijn eigen bestuurders te kiezen op basis van Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap. Hij verwelkomde de Franse troepen in het dorp.

In februari 1795 hield hij als schout van Castricum een rede in de dorpskerk voor alle stemgerechtigde burgers van Castricum en sprak de volgende woorden: ‘Ziet daar dan eindelijk de zon der vrijheid met eenen schitterende glans doorgebroken en het Neerlands volk uyt den afgrond gered’. Deze tekst is ook aangebracht op het monument bij het gemeentehuis, dat herinnert aan de ‘Slag bij Castricum’ in 1799.

De plechtige onthulling van het monument voor de Slag bij Castricum in 1999 waar historische woorden van Nuhout van de Veen op staan ter verwelkoming van de democratie.
De plechtige onthulling van het monument voor de Slag bij Castricum in 1999 waar historische woorden van Nuhout van de Veen op staan ter verwelkoming van de democratie.

De dorpsdienaar

 In 1737 werd in Castricum Jacob Willemsz. van der Beek tot dorpsdienaar en dienaar van justitie aangesteld. Hij controleerde de naleving van de keuren en rapporteerde aan de schout.

De dorpsdienaar moest dagelijks een ronde door het dorp doen en vooral controleren op vagebonden, bedelaars en venters die het dorp onveilig maakten en die hij dan langs de kortste weg buiten de gemeente moest zetten. Als er problemen waren, kon hij de hulp van boeren inroepen. Heel bijzonder is dat hij zijn salaris maar zelf moest ophalen bij de door de schout aangewezen personen en gezinnen, Die maakte daarvoor jaarlijks een lijst. Wie er bezwaar tegen had, kon zijn beklag doen bij de ambachtsheer.


Jaarboek 36, pagina 73

De keur van 13 april 1772

Artikel 1.
Dat hij Dorpsdienaar terstond na de ontfangene Commissie van de Ed. Gestr. Ambagts Heer zig zal hebben te vervoegen bij Schout en Schepenen dezer Heerlijkheijd en dezelve zijne Commissie vertoonen en Eed doen in handen van voornoemde Geregte, dat hij dagelijks het geheele dorp soude rond gaan naspeurende alle vagebonden, bedelaars, zak en pakdragers en alle ventjagerij plegende, dezelve aantreffende haar langs de kortste weg buijten de Jurisdictie van Castricum geleijden, met aanzegging dat indien hij wederom bedelende of Goederen bij de Huijzen verkopende in de banne van Castricum mogte gevonden worden dezelve rigorieuselijk na de Wetten van de Landen zoude werden gehandeld.

Artikel 2.
Dat zoo het mogte gebeuren dat eenige bedelaars, vagebonden als andere landloopers op eene brutale wijze zig tegen den gemelde Dorps Dienaar mogte te weer stellen, dat hij als dan dezelve of alleen met assistentie van andere boeren, welke daar toe gedwongen zijn op Poene van 52,5 Stuijvers ten profijte van den Arme van Castricum gevangen zal mogen en moeten brengen naar het Huijs van den Schout en van het geval kennis geven en daar op te hooren zijn Advijs, en de gegeven order te observeren en van alles Kennis te geven aan de Schout.

Artikel 3.
Dat den gemelde Dinaar tot zijn salaris alle verendeels Jaars zal mogen ophalen van alzulke Personen en Huijsgesinnen binnen de banne van Castricum woonagtig, dat gene, dat Schout en Geregte bij den ingang van ider Jaar te beginne van Paassche tot Paassche op eene en ten dien eijnde geformeerde en aan hem ter hande gestelde Lijst, zal werde aangewezen.

Artikel 4.
Tot vinding van welke salaris door Schout en Schepenen alle Jaaren op Paasschen bij het doen van de verriggeling eene taxatie moet werden gemaakt van het gene een ider Persoon of Huijsgezin geduurende dat Jaar aan den Dienaar zal moeten contribueeren.

Artikel 5.
Gemelde Taxatie Lijst geformeerd zijnde moet het dubbelt getal van dien aan den Dorpsdinaar werden overhandigt ten eijnde dezelve zijn salaris art. 4 konde ophalen.

Artikel 6.
Wanneer het mogt gebeuren dat imand van de Ingesetenen binnen deze Heerlijkheijd vermeende te hoog getaxeerd te zijn zoo zal hij in dien gevallen zig moeten adresseren aan den Geregte van Castricum en verzoeken redres in zijn aanslag.

Artikel 7.
En in gevallen den Geregte het met den Doleant niet konde eens werden zoo zal de finale Decisie aan den Ambagts Heere in zijn tijd.

Artikel 8.
En zoo zodanig een, zonder behoorlijke reden en als alleen onwillig, zig quam te gedragen zoo zal den zelve door den Schout en Geregte bij Executie tot zijn Pligt worden geconstrengeerdt.

Omstreeks 1790 werd Arie IJsbrandsz. Heertjes tot dienaar der justitie in Castricum en dienaar en bode te Bakkum aangesteld. Hij was ook jachtopziener en kwam bij de uitoefening van die functie om het leven. Hij werd door stropers doodgeschoten in de nacht van 16 op 17 januari 1794 in het bos van de heer Deutz bij de Heereweg (nu Beverwijkerstraatweg nabij de grenspaal en de Korendijk). Zijn zoon IJsbrand Ariesz. Heertjes, geboren in 1792, heeft later zijn vader als veldwachter in Castricum opgevolgd. Een overzicht van benoemingen van dorpsdienaren, veldwachters en rijksveldwachters in Castricum en Bakkum is elders in dit artikel opgenomen.

Een dorpsdienaar diende na zijn benoeming de eed af te leggen:
‘Dat sweere ik, dat ik mij als Dienaar van dit Dorp en der Justitie te Castricum eerlijk en getrouw zal gedragen, volgens den inhoud mijner commissie en instructie, en dat ik mij verders in alles zal comporteren, zoals een getrouw en vigilant dienaar der Justitie en van het Dorp Castricum behoord te doen, bevestigende met deze woorden ‘Zo waarlijk helpe mij God Almachtig’.

Na de eedsaflegging in het raadhuis ontving hij de instructie van de schout en het gerecht van Castricum en vond registratie in het resolutieboek plaats.

In 1798 tijdens de Bataafse Republiek, toen Joan Geelvinck ambachtsheer van Castricum en Bakkum was, werden de heerlijkheden en bijbehorende rechten afgeschaft. De functies van dorpsdienaar en dienaar van justitie werden vervangen door veldwachter en politie.

De nachtwacht

In 1772 werd ook een keur vastgesteld ‘omtrent de nachtwacht’. Een nachtwacht kon tussen 18 en 60 jaar oud zijn. Hij moest in zijn buurt elke nacht van 1 november tot 1 april waken samen met één van de buurtbewoners, aangewezen volgens een door de nachtwacht opgestelde lijst. Ze liepen in de avond, te beginnen om 22 uur, elk uur een ronde tot 5 uur. Hun taak was vooral te letten op alle onraad, inbraken in huizen, diefstallen, brand en alle personen die zij tegenkwamen, aan te spreken. Een nachtwacht was ook onbezoldigd veldwachter en kon een wapen dragen.


Jaarboek 36, pagina 74

Voor de wacht in de Kerkbuurt was bepaald dat “Die in de Kerkbuurt de wagt houd, zal moeten beginnen met de ronde te doen van het Huijs alwaar de vaste wagt is woonagtig en zoo de geheele Kerkbuurt mitsgaders rondomme het Kerkhof.”

Voor de Oosterbuurt begon de ronde bij het huis van de vaste nachtwacht: “de Cieweg langs, de Breedeweg op, de Roomsze kerk verbij, na Valk zijn laan, de laan op na de Agterweg tot aan de Lindeboom, na Klaas Glorie vervolgens Antie Teunislaan af na Cronenburg, de huijse om zoo dezelve te begaan zijn, en zo van Cronenburg na Huijs.”

In 1816 werd door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland aan de burgemeesters ‘der Respectieve Steden en Gemeenten’, waaronder ook Castricum, een aanschrijving gezonden:
Dat in het wintersaisoen, des nagts, gestadig, iemand in de gemeente rondgaat, zijnde een persoon, welke zeer vertrouwd is en te goeder naam bekend staat en die daarboven, beurtelings, door een der overige Ingezetenen in zijne ronde vergezeld word; dezen Nachtwacht word door de inwoners onderling gesalarieerd, de welke daartoe ieder een stuiver bijdragen, en door ieder op zijn beurt van het nodig vuur en licht wordt voorzien.”

In 1845 besloot het gemeentebestuur tot instelling van een nachtwachtdienst in de zes buurten van Castricum: Kerkbuurt, Oosterbuurt, Noordend, Bakkum, Koningsduin en Duinzijde. De aanleiding was het grote aantal diefstallen en overtredingen. De taak van de nachtwacht en de vastgelegde rondes werden openbaar bekend gemaakt. De wachten ontvingen orders van hun opzichter en deden de ronde van tien uur in de avond tot vier uur in de morgen. Bij brand ‘dienden zij alle ingezetenen der gemeente en hare opzichters te wekken, ten einde door deze dadelijk gezorgd kan worden dat de klok geluid wordt’.

Nachtwacht Pieter de Graaf met echtgenote.

In het begin van de vorige eeuw was Pieter de Graaf, die ‘Piet van Dit’ genoemd werd, een bekende nachtwacht. In 1921 werd hem gevraagd aandacht te geven aan de bouw van de school naast de nieuwe Pancratiuskerk. Daar werd  ́s nachts veel bouwmateriaal gestolen. Eén keer trof hij een man aan die een bakfiets met hout aan het laden was en die hem een tik uitdeelde. Maar Pieter, niet bang, sloeg terug en zijn hond Pasja ging aan de broek van de dief hangen, met als gevolg dat hij in zijn onderbroek kwam te staan en zich toen maar overgaf.

De jachtopziener

Al in de 16e eeuw werd in de duinen gejaagd zowel op herten, ‘met het roer geschoten of met windhonden of jachthonden’, als op konijnen en fazanten. Ook werd het ‘vinken’ beoefend, dat wil zeggen jagen met lokvogels en netten op lijsters, spreeuwen en sijsjes.
In de eerste jachtwet van 1807 werd vastgelegd dat eigenaren van landgoederen kunnen bepalen wie op hun land mag jagen.

Omstreeks 1810 waren in het duingebied enkele duinmeiers actief: Jelgert van Bruijnswaard uit Bakkum en zijn broer Klaas van Bruijnswaard en zijn schoonzoon Cornelis Bakker die in Castricum woonden.


Jaarboek 36, pagina 75

De eerste jachtopziener (ook nog wel duinmeijer genoemd) werd in 1811 benoemd. Hij had tot taak stropers te weren, onderhoud van het duingebied te verzorgen en te helpen als drijver als er jachtpartijen waren.

In het duingebied werd de jacht beperkt, toen de duinontginning in 1829 door Koning Willem I ter hand werd genomen. Nadat de provincie Noord-Holland in 1902 eigenaar was geworden van het duingebied, werd het jachtrecht verpacht en in 1934 ging deze bevoegdheid over naar het PWN.

Jachtopziener Freek Wulp en zijn familie bij Kijk Uit (1904).
Jachtopziener Freek Wulp en zijn familie bij Kijk Uit (1904).

Jachtopzieners waren gehuisvest in de jachtopzienerswoning, zoals ‘Kijk Uit’ aan de Oude Schulpweg 3. Freek Wulp, jachtopziener van jonkheer Gevers, woonde er in 1904.  ́Fochteloo’ aan de Zeeweg was vanaf 1890 de woning van Albertus de Wolf, jachtopziener in dienst van de Prinses von Wied en van baron Van Zuijlen. In de schaapherderswoning bij De Brabantse Landbouw woonde jachtopziener Pieter Schellevis. In 1938 was Cornelis (Kees) Schoen hoofdjachtopziener. Een andere bekende naam was Arie van Velzen, aanvankelijk stroper, maar later boswachter bij het PWN.

Na 1970 werden geen jachtvergunningen meer afgegeven aan particulieren; de jacht beperkte zich tot ‘een regulerende’ functie, waarvan de uitvoering in handen lag van de jachtopzieners.

Het linkerdeel van het oude raadhuis uit 1911 is gebouwd als woonhuis voor de hoofdonderwijzer. In 1936 woonde daar gemeenteveldwachter Tol. Ook het cachot was in het gemeentehuis.
Het linkerdeel van het oude raadhuis uit 1911 is gebouwd als woonhuis voor de hoofdonderwijzer. In 1936 woonde daar gemeenteveldwachter Tol. Ook het cachot was in het gemeentehuis.

De dorpsveldwachter

Veldwachters werden aangesteld en betaald door de gemeente. In de handen van de burgemeester werd de volgende eed of belofte afgelegd:
“Ik zweer (beloof) dat ik de verplichtingen als veldwachter der gemeente naar behooren en getrouw zal vervullen. Zoo waarlijk helpe mij God almachtig (dat beloof ik).”

Zijn bevoegdheden lagen alleen binnen de gemeente. Om daarbuiten strafbare feiten op te sporen kon hij tevens aangesteld worden als onbezoldigd rijksveldwachter.

Het inkomen van de dorpsveldwachter was laag: rond 1850 bedroeg de jaarwedde 200 tot 250 gulden en in het begin van de 20e eeuw werd door de autoriteiten een jaarwedde van 400 gulden voldoende geacht. Vaak leefde hij dan ook in armoede en nam bijbaantjes aan, zoals postbezorger, boodschapper, bode, klokkenluider, omroeper enzovoorts. Ook bij geboorteaangiften, aangiften van overlijden was hij dikwijls aanwezig en als getuige bij huwelijken.

De dorps- of gemeenteveldwachter werkte tot op hoge leeftijd door, omdat hij geen of weinig pensioen kreeg. Dat hij niet in hoog aanzien stond, bleek ook wel uit het feit dat er onvoldoende aandacht aan het uniform werd besteed.

Nadat Barend Dubbeling, veldwachter in Castricum, in september 1847 als getuige was opgetreden bij een rechtszitting in Alkmaar, ontving burgemeester J. de Quack een brief van de Officier van Justitie te Alkmaar W. Hogendorp:
Zoo verzoek ik UED. geb. denzelven te onderhouden en hem evenals den Gerechtdienaar namens mij te waarschuwen van in ’t vervolg, overeenkomstig de bestaande reglementen, niet anders te verschijnen dan behoorlijk gekleed en voorzien van de kenteekenen hunner waardigheid.”

In het dorp Castricum, dat met Bakkum in 1853 ongeveer 1150 inwoners telde, was het redelijk ‘rustig’ volgens een rapportage van de burgemeester:

  • 1853 vijf daders overgeleverd aan Justitie ten gevolge van verwonding en mishandeling;
  • 1854 een inbraak (totale geldwaarde meegenomen goederen 189,50 gulden);
  • 1855 drie keer braak, waarbij een man overgedragen aan Justitie, twee daders voortvluchtig;
  • 1856 vijf insluipingen op eigendommen van personen, tweemaal verwondingen, mishandeling en eenmaal laster en belediging;
  • 1865 twee incidenten met verwonding en tweemaal inbraak, waarbij voor 22,50 gulden aan goederen werd ontvreemd.

Aan de hand van richtlijnen en instructies voor veldwachters van de provincie Noord-Holland werd een instructie voor de gemeenteveldwachters opgesteld. Naast de omschrijving van zijn taak op het gebied van de handhaving van de openbare orde, bevat de instructie de duidelijke waarschuwing dat ongehoorzaamheid, wangedrag of misbruik van sterke drank, schorsing of ontslag ten gevolge zou hebben.

In 1931 werd in de raadsvergadering besloten tot aanstelling van een tweede gemeenteveldwachter door toename van de activiteiten, verkeersverordeningen, strafverordeningen en het gewenste toezicht op ordelijke kleding.


Jaarboek 36, pagina 76

Pieter Bleijendaal, gemeenteveldwachter van 1916 - 1939.
Pieter Bleijendaal, gemeenteveldwachter van 1916-1939.

Veldwachter Piet Bleijendaal werd geboren in 1884 in Den Helder, waar zijn vader jachtopziener was. Hij was aanvankelijk bij de gemeentepolitie in Den Helder. Na sollicitatie werd hij uit 84 kandidaten in 1916 aangesteld als gemeenteveldwachter te Castricum voor 14,50 gulden per week. Zijn salaris werd op 1 januari 1921 gebracht op 2.000 gulden met een rijwiel- en kledingvergoeding, waardoor zijn inkomen uitkwam op 2.270 gulden. Verkeerscontrole behoorde onder andere tot zijn taak. Toen de maximum snelheid voor motorvoertuigen in de Dorpsstraat in 1920 werd verhoogd van 10 tot 20 km per uur, werd een chronometer aan zijn uitrusting toegevoegd.

Hij deed naast zijn werk als veldwachter dienst als ordebewaarder, bode, klokkenluider en deurwaarder voor de plaatselijke belastingen.
Hij werkte vaak samen met rijksveldwachter Gorter.
Het duo ‘Bleijendaal en Gorter’ was een begrip in het dorp. Zijn bureau was in het gemeentehuis.
Na 23 dienstjaren ging Bleijendaal in oktober 1939 met pensioen.

Rijksveldwachters

De functie van rijksveldwachter werd bij Koninklijk Besluit in 1854 ingesteld. In 1858 zijn de functies van gerechtsdienaar, bezoldigd opziener der jacht en visserij en onbezoldigd rijksveldwachter samengevoegd onder de naam rijksveldwacht.

De burgemeester kon bijstandverlening door rijksveldwachters van buiten Castricum aanvragen. In 1877, bij de aanvoer van zand voor de aanleg van de spoorlijn, bleek dat er veel nieuwsgierigen en toeschouwers aanwezig waren die vaak de kortste weg namen, waardoor er onveilige situaties ontstonden.
In een brief van 17 maart 1877 antwoordde de Officier van Justitie te Alkmaar dat aan het verzoek van de burgemeester om rijksveldwachters in te zetten niet kon worden voldaan om de eenvoudige reden dat hij geen mensen beschikbaar had.

Voor de kermis in Bakkum kon een aanvraag wel gehonoreerd worden:
De officier van Justitie te Alkmaar schreef aan de burgemeester van Castricum op 30 augustus 1877:
‘Gedurende de kermisdagen zal een Rijksveldwachter in Uw Gemeente ter Uwer beschikking worden gesteld tot adsistentie Uwer Gemeentepolitie. Natuurlijk zal voor logies en voeding Uwerzijds worden zorggedragen’.

Op 9 oktober 1877 werd bevestigd dat rijksveldwachter Van der Vrande van Uitgeest op 14, 15 en 16 oktober beschikbaar was. Ter gelegenheid van een openbaar feest op 11 juni 1878 werd hij ook weer ingezet, evenals bij de kermissen in 1878, 1880 en 1890.

Ariën Gorter, rijksveldwachter van 1909 tot 1932.
Ariën Gorter, rijksveldwachter van 1909 tot 1932.

Ariën Gorter, werd op 19 februari 1870 te Hoogwoud geboren. Hij was veldwachter in Wieringen en werd in 1909 aangesteld als rijksveldwachter in Castricum.

Hij werkte nauw samen met gemeenteveldwachter Piet Bleijendaal: zij liepen vooral in de avond- en nachtelijke uren hun ronde door het dorp. Ze hadden dan ook wel hun adresjes waar ze gezellig een kaartje konden leggen. Het sluiten van cafés in de nacht had hun speciale aandacht. Vaak werd, onder het genot van een borreltje aan de stamtafel van het café, onderhandeld over het tijdstip van de sluiting! In 1933 verliet hij de dienst.


Jaarboek 36, pagina 77

Het oude woonhuis van de rijkspolitie aan de Van Oldenbarneveldweg 39. De laatste bewoner was rijksrechercheur en speurhondgeleider Herman van der Leegte.
Het oude woonhuis van de rijkspolitie aan de Van Oldenbarneveldweg 39. De laatste bewoner was rijksrechercheur en speurhondgeleider Herman van der Leegte.
De nieuwe politiepost aan de Van Oldenbarneveldweg kwam rond 1939 gereed.
De nieuwe politiepost aan de Van Oldenbarneveldweg kwam rond 1939 gereed.

In het veldwachterreglement van 1929 werd het uniform omschreven: hoge zwarte schoenen of laarzen, kousen, broek en jas, met een rij knopen aan de uniformjas, leren stropdas met koperen vest, ronde grijze hoed of pet.

Pas enkele jaren later werd een uniformvoorschrift voor alle veldwachters in de provincie van kracht. Het uniform bestond uit een tuniek van zwart kamgaren ribcord en een rijbroek van dezelfde stof en beenkappen van zwart leer, een uniformpet en een zwarte legerjas. Verder was hij bewapend met een klewang (zwaard) in een zwarte schede, een soepele gummistok en een pistool of revolver.

Pieter Koelewijn, rijksveldwachter van 1908 tot 1934.
Pieter Koelewijn, rijksveldwachter van 1908 tot 1934.

Pieter Koelewijn, geboren in 1872 in Katwijk, werd in augustus 1901 aangesteld als rijksveldwachter, jachtopziener te Castricum en woonde met zijn gezin in de Schoolstraat. Omdat hij niet uit het dorp wilde verhuizen, was hij brigadier titulair, wat betekende dat hij wel de rang had maar niet het bijbehorende salaris. In september 1908 werd hij geplaatst in Bakkum en ging wonen in de toen nieuw gebouwde politiepost aan de Van Oldenbarneveldweg. Het was een grote, sterke man met een grote baard, die in zijn uniform indruk maakte. Hij had het vertrouwen van de Bakkummers. Bij zijn 25-jarig jubileum kreeg hij van de bevolking een gouden horloge met inscriptie.


Jaarboek 36, pagina 78

Veel gezag genoot hij bij herrieschoppers en vooral bij stropers, die in het duingebied opereerden. In de tijd van de bouw van het Provinciaal Ziekenhuis kreeg hij met vechtpartijen te maken, maar ook met inbrekers. Maar hij stond zijn mannetje!

Een keer werd hij bij een confrontatie met inbrekers aan zijn baard getrokken. Dat heeft de man geweten: hij beet een stuk van zijn duim af waarna hij door zijn verwonding gearresteerd kon worden.
Hij exploiteerde ook een kleine strandtent die door zijn vrouw en zijn oudste zoon Daan werd gerund. De man, die tijdens zijn dienst altijd aanwezig was, nooit afwezig door ziekte, is kort na zijn pensionering op 5 april 1935 overleden.

De eisen van benoembaarheid en bezoldiging van veldwachters in vaste dienst werden in 1935 in een verordening vastgelegd. Om voor een benoeming in aanmerking te komen moest men tussen de 23 en 40 jaar oud zijn, Nederlander zijn, van goed zedelijk gedrag en lichamelijk geschikt. Het bezit van diploma’s kon worden geëist;
In de raadsvergadering van 6 november 1936 werd hier nog aan toegevoegd dat in het vervolg een aan te stellen veldwachter een oud-militair diende te zijn.

Benoemingen van gemeenteveldwachters en rijksveldwachters in Castricum

(Aanstelling naam, benoeming tot, bijzonderheden)
1737 Jacob Willemsz v.d. Beek, dienaar dorp en justitie
1790 Arie IJsbrandsz. Heertjes, dienaar dorp en justitie, bode, doodgeschoten door stropers in 1794
1794 Jan Nipkens, dienaar dorp en justitie
1795 Gerrit Enke, dienaar dorp en justitie, gediend tot overlijden in 1804
1804 Cornelis Schavemaker, dienaar dorp en justitie, overleden in 1832
1816 Barend Dubbeling, veldwachter en opzichter der jacht en visserij, ontslag in 1854, overleden in 1857
1832 Hendrik Levering, onbezoldigd rijksveldwachter, die surveillance deed in Castricum, ontslag in 1861 in verband met leeftijd
1836 Jan Hakmulder, gemeenteveldwachter, ontslag in 1845, overleden in 1858
1854 Cornelis Bakker (Ouwe Kees, geboren in 1813), gemeenteveldwachter, ontslag in 1881, overleden in 1881
1858 Schotvanger, gemeenteveldwachter
1861 IJsbrand Ariesz. Heertjes, gemeenteveldwachter
1872 Gerrit Jan Bannink, rijksveldwachter, tot overlijden in 1896
1875 Floris Twisk, rijksveldwachter 3e klasse
1876 Cornelis Bakker (geboren in 1850) Keessie, gemeenteveldwachter werd bode, ontslag in 1919
1881 Piet Rigter Gz., rijksveldwachter, tot 1919, overleden in 1930
1882 Jan Beusman, gemeenteveldwachter, ontslag in 1884, vertrok naar USA met 100 gulden
1884 Johannes Oude Steenhof, in 1887 naar Nijmegen
1885 Jan Hogenstijn, rijksveldwachter, overleden in 1915
1887 Frederik Wulp, rijksveldwachter, jachtopziener, na 1894 bij Jonkheer Gevers tot 1905 overleden in 1943
1887 W. van Dijk, gemeenteveldwachter, in 1888 benoeming ingetrokken
1887 B. Strooker, rijksveldwachter, jachtopziener, kwam van Schoorl
1893 Gerrit Turk, rijksveldwachter, jachtopziener, in 1897 naar Hoorn
1898 Barend Strooker, ontslag in 1901
1901 Pieter Koelewijn, rijksveldwachter, tot 1934, overleden in 1935 in 1908 naar Bakkum


Jaarboek 36, pagina 79

Vier veldwachters en meester Dekker op het bordes van het raadhuis.
Vier veldwachters en meester Dekker op het bordes van het raadhuis.
Van links naar rechts Gorter, Bleijendaal, Dekker, Koelewijn en Bakker.

(Aanstelling naam, benoeming tot, bijzonderheden)
1908 A.D. de Zwart, rijksveldwachter, ruilde met Ariën Gorter zijn standplaats te Wieringen
1909 Ariën Gorter, rijksveldwachter, tot 1932, overleden in 1954
1916 Pieter Bleijendaal, gemeenteveldwachter, tot 1939, overleden in 1976
1932 Johannes Tol, gemeenteveldwachter, in 1957 naar rijkspolitie
1932 Jan Dijkstra, rijksveldwachter, in 1939 naar Oosterhesselen
1935 Cornelis Beentjes, gemeenteveldwachter
1935 Herman van der Leegte, rijksveldwachter, in 1943 naar Brabant, overleden in 1952
1935 Johannes Castricum, tijdelijk gemeenteveldwachter
1936 Cornelis Schoen, gemeenteveldwachter

Openbare zedelijkheid

In de jaren (negentien) twintig nam het strandbezoek sterk toe, mede door de komst van het kampeerterrein Bakkum aan de Zeeweg. Het was aanleiding om voor toezicht op het stranden omgeving in de zomermaanden een tijdelijke agent van politie aan te stellen. Openbare zedelijkheid kreeg veel aandacht. Zo was het volgens de gemeentelijke verordening op de strand- en zeepolitie (1924) verboden om zich te ontkleden of gedeeltelijke ontkleed zich op te houden en ook het baden zonder gebruik te maken van een badkoets of tent was niet toegestaan.

In 1926 werd in de raadsvergadering de vraag gesteld of baden uit een eigen tent, dat verboden was, toch kon worden toegestaan. Het antwoord van de voorzitter hield in dat er een proef gedaan zou kunnen worden op een bepaald deel van het strand, 400 meter ten noorden van de Zeeweg, maar niet op zondag!

Pootjebaden in de branding.
Pootjebaden in de branding. Strand van Castricum aan Zee. Hier ging men zo gekleed mogelijk het water in. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

In de raadsvergadering van 30 juni 1927 ontstond een discussie over het verbod op pootje baden (blote benen!), dat een belemmering zou zijn voor de ontwikkeling van het strandleven. ‘De mensen die het strand bezoeken krijgen direct een waarschuwing van de politie, dat mensen afstoot en ergernis opwekt’. Er werd om opheffing van de bepaling gevraagd. Burgemeester Lommen, als hoofd van de politie, verklaarde dat de zaak van alle kanten was bezien, ook besproken was met de wethouders en dat hij


Jaarboek 36, pagina 80

voor behoud van het artikel was, maar dat het artikel soepel moest worden toegepast. Liever ‘je mag hier niets, dan je mag hier alles’.
Het voorstel om wat meer vrijheid toe te staan, werd in stemming gebracht en met negen tegen twee stemmen verworpen. Gedegen toezicht op het strand dus.

Politiefunctionarissen die tussen 1931 en 1936 een tijdelijk aanstelling kregen als toezichthouder, waren:
IJf Witbaard, Jacob Castricum, Ariën Gorter, Lorenz. Couperus en Cornelis Beentjes, tegen een vergoeding van 5 gulden per dag en 7,50 gulden voor de zondagen.

Post van de gemeentepolitie op het strandplateau aan de Zeeweg (1930).
Post van de gemeentepolitie op het strandplateau aan de Zeeweg (1930).

Ook op het kampeerterrein aan de Zeeweg was toezicht gewenst. In 1934 werd Maria Margaretha Brakenhoff als vrouwelijke politieagent aangesteld tot kampwacht.

Marie Brakenhoff hield toezicht op het kampeerterrein.
Marie Brakenhoff hield toezicht op het kampeerterrein.

Zij was belast met ‘de handhaving van de openbare zedelijkheid en controleerde in de zomer de tenten of niet hier en daar stiekeme zaken gebeurden’.

De Schutterij

De oprichting van de Schutterij zowel in Castricum als in Bakkum vond plaats op 27 februari 1785 onder de goedkeuring van Mr. Joan Geelvinck. De Schutterij bestond uit vrijwilligers, inwoners van Castricum en Bakkum die minstens 18 jaar oud waren en had tot taak onder het gezag van de schout ‘goed en ingezetenen te beschermen teegen alle geweld, moedwil en oproer’.

De schutters waren gewapend met een geweer met bajonet. Ook hadden zij een patroontas met bandelier en een sabel. Voor de bewapening werd bij ontvangst 3 gulden betaald, maar de hele uitrusting bleef eigendom van de gemeente. De schutter was verantwoordelijk voor het onderhoud van zijn uitrusting.

Regelmatig werd geoefend in onder meer exerceren. In Bakkum bestond de schutterij uit 20 schutters. De Castricumse Schutterij zou uit een 60-tal schutters hebben bestaan, volgens een rekening voor de aanschaf van 62 sets wapens (15 gulden per set).
Eenmaal per jaar werd een grote exercitie gehouden in de Dorpsstraat, stram marcherend door het dorp! Wie niet kwam opdagen kreeg een boete!

In oktober 1787 bevolen de Gecommitteerde Raden te Hoorn om de gehele wapenuitrusting op te sturen naar ‘s Lands Magazijn te Hoorn. Hierna was er alleen sprake van een ‘slapende schutterij’ of ‘een schutterij in ruste’.

In 1826 hadden tien manschappen hun tien dienstjaren bij het 1e bataljon Schutterij volbracht en konden ontslagen worden. Dat gold in 1832 voor Pieter Jansz. Castricum, Jan Jansz. Stuifbergen, Dingenum de Graaf, Cornelis Castricum en Jan Schol (als plaatsvervanger van Jan Tromp). Zij kregen een onderscheiding voor hun trouwe dienst.

In 1907 werd de schutterij na invoering van de dienstplicht opgeheven.


Jaarboek 36, pagina 81

Oproep voor oefeningen van de Burgerwacht.
Oproep voor oefeningen van de Burgerwacht.

De Burgerwacht

Na het einde van de Eerste Wereldoorlog in 1918 in Europa waren het linkse groeperingen die zich meester maakten van de macht in landen van Oost-Europa. Daarvoor had in Rusland een revolutie plaats gevonden en in Oostenrijk en Duitsland werden in enkele steden arbeidersraden opgericht en trad het burgerlijk gezag terug.

In november 1918 ontstond onrust in Nederland door de aankondiging van Pieter Jelles Troelstra dat er een socialistische machtsovername zou plaats vinden; hij kondigde de vorming aan van een Opperste Raad van Arbeiders en Soldaten voor Nederland als hoogste gezag. Tegenstanders van de revolutie vormden in steden en dorpen burgerwachten, die het wettig gezag wilden steunen.

In Castricum werd ook een vrijwillige burgerwacht opgericht. De burgerwacht kreeg een gemeentelijk subsidie van 300 gulden per jaar. Wapenen zouden door de gemeente pas worden uitgereikt als het nodig zou zijn.

Burgemeester Lommen was een warm voorstander van de burgerwacht, zoals ook blijkt uit zijn oproep in juli 1920 om de oefeningen voort te zetten. In mei en juni waren de oefeningen onderbroken wegens het aardbeienseizoen. Er gingen al stemmen op om de Burgerwacht op te heffen. Even nog aarzelde men, toen in september 1920 in de plaatselijke krant, onder de kop ‘Iets nieuws’, het volgende bericht verscheen:
‘Dezer dagen is onder Bakkum een afdeling gesticht van de Communistische partij. Met vijf leden wordt begonnen. Het is nu de taak van onze burgerwacht om flink en kranig op te komen bij de oefeningen, te tonen dat voor Russische toestanden geen plaats is in ons vooruitstrevend dorp’.

In december 1922 werd in de raadsvergadering de post Burgerwacht van  100 gulden toch van de begroting geschrapt. Daarmee kwam ook aan dat instituut een einde.

Tot slot

In de jaren (negentien) dertig van de vorige eeuw, die zich kenmerkten door economische problemen en oorlogsdreiging, was mede door de mobilisatie van het leger ook in Castricum en Bakkum de spanning voelbaar. Er werden militairen gelegerd en met vrijwilligers werd een luchtwachtdienst opgericht. Er moesten verduisteringsmaatregelen worden getroffen. Het politiekorps bestond in mei 1940 uit drie vaste en twee tijdelijke veldwachters.

Herman van der Leegte (1898-1952).
Herman van der Leegte (1898-1952).

In Bakkum had Herman van der Leegte de politiepost aan de Van Oldenbarneveldweg 35 betrokken. Hij was rijksrechercheur en politiehondbegeleider voor Noord-Holland. Hij moest al weer snel verhuizen want het pand werd in 1935 gesloopt en vervangen door nieuwbouw. In 1937 kon het gezin in het nieuwe pand gaan wonen. Cornelis Kulk werd in Castricum gestationeerd. Dat was de situatie toen op 10 mei 1940 het Duitse leger Nederland binnenviel.

Cornelis Kulk (1903-1991).
Cornelis Kulk (1903-1991).

In een vervolg artikel wordt ingegaan op de steeds gecompliceerder wordende geschiedenis van onze Hermandad (politie).

Piet Blom

Bronnen:

  • Archief Werkgroep Oud-Castricum;
  • Ÿ Deelen van, D., Historie van Bakkum en Castricum, Schoorl, 1973;
  • Ÿ Hespe, W.,Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap, 22e Jaarboek Oud-Castricum (1999);
  • Ÿ Jelles, J.G.G., Ir. Geschiedenis van het beheer en gebruik van het Noordhollands Duinreservaat, Arnhem, 1968;
  • Ÿ Kaan, N.A., De gemeente en haar raadhuizen, 5e Jaarboek Oud-Castricum (1982);
  • Ÿ Koelma, A., mr., De Gemeentewet, in het bijzonder voor raadsleden toegelicht, Alphen aan den Rijn, 1933;
  • Ÿ Kort, Albert L., Bromsnor in Zeeland, een geschiedenis van de gemeenteveldwacht 1795-1943, Vlissingen, 2010;
  • ŸNoord-Hollands Archief te Haarlem, archief van het Provinciaal Bestuur Noord-Holland;
  • Ÿ Regionaal Archief Alkmaar, archief van de gemeente Castricum;
  • Ÿ Ruijter de, Q., W. Jzn., Schippers van het Stet, 1974;
  • Ÿ Stichting Historische Verzameling Nederlandse Politie, Westzijde 109, Zaandam;
  • Ÿ Zuurbier, S.P.A., De Heerlijkheid Bakkum en zijn ambachtsheren, 3e Jaarboek Oud-Castricum (1980).