Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.
Jaarboek 32, pagina 52
VVV Castricum 90 jaar
De oudste archiefstukken van de VVV ‘Castricum Vooruit’ zijn ruim een jaar geleden bij toeval gevonden op een nauwelijks bereikbaar zoldertje van een bedrijfspand. Lang werd gedacht dat het archief bij een brand verloren was gegaan, maar door een verbouwing kwamen daar de oude notulenboeken en andere papieren tot ieders verrassing tevoorschijn.
Ter gelegenheid van het 90-jarig bestaan van de VVV kunnen we nu even terugkijken naar de geschiedenis van deze organisatie en tegelijk zien hoe recreatie en toerisme in Castricum langzamerhand tot ontwikkeling kwamen.
Pas eind jaren (negentien) twintig begon de opkomst van Castricum als vakantieoord. In vergelijking met andere dorpen die aan zee en aan de duinen liggen, is dat aan de late kant. Belangrijke oorzaken waren dat de duinen in handen waren van grootgrondbezitters, die hun terreinen voor het publiek gesloten hielden en dat de weg naar het strand nauwelijks begaanbaar was. Het terrein van het gesticht Duin en Bosch was ook verboden gebied. Toegangskaartjes voor het duingebied kon je ook niet overal kopen. Het werd de toerist niet makkelijk gemaakt.
In 1903 kocht de provincie de duinbezittingen van prinses Von Wied, die voorheen eigendom waren geweest van koning Willem I. De zuidgrens lag ongeveer ter hoogte van het begin van de Zanderij.
Ontginning en verbetering van gronden en bosbouw waren de voornaamste motieven voor de aankoop. Aan recreatieve doeleinden werd nog helemaal niet gedacht. Pas vele jaren later sloegen de eerste kampeerders hun tenten op in het bos tegenover de boerderij Johanna’s Hof van Willem Twisk. Officiële kampeervergunningen zijn in 1920 verleend en toen werden er ook 273 toegangsbewijzen verkocht.
Vooruitgang
De oprichting van de VVV ‘Castricum Vooruit’ markeerde de feitelijke start van Castricum als recreatie- en vakantie-oord. Op uitnodiging van burgemeester Lommen werd op 12 september 1919 een groot aantal inwoners bijeengeroepen. Lommen had burgemeester Mooij op 1 juli 1918 opgevolgd. Hij was er van overtuigd dat Castricum aan de vooravond stond van grote veranderingen.
Het verslag van de eerste vergadering begint als volgt:
“Op uitnodiging van de burgemeester vond een bijeenkomst plaats van neringdoenden en burgers om te komen tot een vereeniging beogende de vooruitgang op alle gebied van Castricum.”
De burgemeester zelf leidde de eerste vergadering. Maar liefst 50 mensen, waaronder de oud-burgemeester, waren op de eerste vergadering aanwezig; een aantal dat in de daarop volgende 90 jaar nooit meer gehaald is.
De nieuwe vereniging stelde zich de bevordering van het vreemdelingenverkeer ten doel, maar daarnaast stonden bevordering van industrie, uitbreiding van het dorp en verbetering van het vaarwater (de Schulpvaart) en straatverlichting hoog genoteerd.
De gemeente, met nog geen 4.500 inwoners, was volgens de burgemeester te veel afhankelijk van het tuinbouwbedrijf. Verbetering van wegen en voorzieningen in het dorp zag hij als een voorwaarde om het dorp als vakantieoord meer kansen te geven en ‘Castricum Vooruit’ zou een belangrijke medespeler van het gemeentebestuur kunnen zijn. Bij de keuze van bestuursleden uit alle delen van de gemeente mochten politieke opvattingen geen rol spelen.
Tot eerste voorzitter en secretaris werden respectievelijk ondernemer J. de Haas en gemeentesecretaris Van Lunen gekozen. Verder bestond het bestuur uit de heren J. Harbers, A. van Benthem, M. Olgers, A.C. Borst. H. Hemmer en C. de Groot.
Hemmer, die een bakkerij had aan de Ruiterweg, volgde De Haas al spoedig op en bekleedde deze functie naar ieders tevredenheid vervolgens 12 jaar. Schilder Sijf Portegies heeft hem qua zittingsduur overigens ruim verslagen. Hij was 25 jaar bestuurslid, waarvan vele jaren penningmeester.
Het eerste besluit dat het bestuur nam, was de instelling van een commissie die de uitdieping van de Schulpvaart moest onderzoeken. Bestuurslid Olgers, eigenaar van enkele beurtschepen, zal daar debet aan zijn geweest. Een volgend punt was de realisering van een ijsbaan op het land bij Fochteloo. De aanwezige heer Rommel verklaarde zich daartegen: “Iedereen moet vrij zijn en de mogelijkheid is niet uitgesloten dat de Katholieken dan weer afzonderlijk beginnen.” Het tekende wel een beetje de verhouding tussen katholieken en niet-katholieken. Het
Jaarboek 32, pagina 53
voorstel werd toch aangenomen. Voor de investering van 300 gulden werd een obligatielening uitgeschreven, die staande de vergadering voltekend werd.
De vereniging hield zich in de daarop volgende jaren bezig met onderwerpen zoals de verbetering van wegen, de treinenloop, het dempen van slootjes, de vestiging van een telefoonkantoor, de straatverlichting, de aansluiting op het waterleidingnet enzovoorts.
Samen met de gemeenteraad verzette de VVV zich met succes tegen de dreigende omleiding van de rijksweg oostelijk van het dorp. De nieuwe weg zou via een ‘luchtbrug’ over de spoorbaan worden geleid. Het is wel begrijpelijk dat de ‘neringdoenden’ bang waren dat de nieuwe weg tot omzetverlies zou leiden.
Natuurwaarden
Het bestuur werkte graag mee aan een publicatie over Castricum in het tijdschrift ‘Buiten’ van 1 mei 1920. Of het helemaal zo heeft uitgepakt als de bedoeling was, moet worden betwijfeld, want na een beschrijving van het nog onbedorven landelijke gebied schreef de journalist: “Er is sinds korte tijd een vereeniging ‘Castricum Vooruit’ die daarin verandering wil brengen en met gemengde gevoelens hebben wij het vernomen. Want ach hoeveel landelijkheid dreigt hier weder te loor te gaan!”
Het bestuur was zich toch wel degelijk bewust van de te beschermen natuurwaarden. In 1924 nam men met ontzetting kennis van het bericht dat de familie Gevers in onderhandeling was getreden met de N.V. Ballast Mij. te Amsterdam over de afzanding van de voorduinen, waaronder de Papenberg. De vergadering was van oordeel dat dit een niet te herstellen verlies zou betekenen voor het natuurschoon. Men zag heel goed in dat dit Castricum minder aantrekkelijk zou maken als woonplaats en dat het ook ten koste zou gaan van het vreemdelingenverkeer. Het bestuur werd gemachtigd alles te doen om dat te voorkomen. De verdere afzanding is gelukkig tot een kleiner stuk beperkt gebleven.
Ook spande de vereniging een proefproces aan tegen de familie Gevers, die de wandelwegen in het duin had afgesloten. De kantonrechter gaf de eigenaar gelijk. Het bestuur wilde zich er nog niet bij neerleggen, maar van verder procederen is het toch niet gekomen.
Toen de provincie in 1933 het Geversduin kocht, was de VVV er als de kippen bij om Gedeputeerde Staten te vragen dit deel van de duinen, net als het landgoed Bakkum, open te stellen. De vreugde was groot toen dat verzoek in maart 1934 werd ingewilligd. De openstelling was voor beide delen nog niet helemaal gelijk. Geversduin zou bezocht kunnen worden van 1 mei tot en met 30 september, terwijl Bakkum het hele jaar was opengesteld. Pas in 1942 werd de regeling voor de toegang gelijk getrokken.
Strandweg
De aanleg van een weg naar zee, toen nog de Strandweg genoemd, heeft de gemoederen behoorlijk bezig gehouden. ‘Castricum Vooruit’ blies haar partijtje mee.
De provincie zag de aanleg van het eerste gedeelte tot het kampeerterrein en Johanna’s Hof als een provinciaal belang en het vervolg tot aan het strand vooral als een gemeentelijk belang.
In een ledenvergadering van ‘Castricum Vooruit’, die op 25 oktober 1922 in De Rustende Jager werd gehouden, deelde de burgemeester mee dat de verharding van het tweede deel tot aan de voet van de duinen 12.500 gulden zou kosten. De provincie vond dat 90 procent van de kosten voor rekening van de gemeente moest komen. De burgemeester wilde daar wel in meegaan en de VVV steunde de burgemeester van harte. De gemeenteraad was niet zo enthousiast. Raadslid Middelveld was erop tegen om een bedrag aan te bieden aan de rijke provincie en de heer Spaansen wilde het besluit uitstellen tot de begrotingsbehandeling. Kortom, de raad werkte niet mee en het kwam niet tot een gezamenlijke aanleg van de hele weg. De provincie stopte met de bestrating bij het Commissarishuis (de boerderij die ter hoogte van het kampeerterrein stond).
Bij de opening van het eerste deel in 1922 organiseerde de VVV een optocht door het dorp en over de verharde Zeeweg, waarin onder meer een draaiorgel meereed en Piet Wulp als omroeper fungeerde. Er reed ook een groot aantal schelpenkarren mee. Zolang het tweede deel van de Strandweg nog niet was aangelegd, stalden de strandbezoekers hun fietsen bij Johanna’s Hof en bij het Commissarishuis en liepen het laatste stuk.
Het VVV-bestuur bleef aandringen op doortrekking van de weg. Op 30 april 1924 togen de toenmalige voorzitter van Castricum Vooruit, D.R. de Jong en de secretaris Jac. van Hoeve (directeur van de gasfabriek), naar Haarlem. De provincie was van mening dat de bestrating voor de gemeente Castricum van groot belang was en zag zelf geen direct belang bij de doortrekking. Een belangrijke financiële bijdrage van de gemeente en voldoende politie toezicht langs de Strandweg en aan het strand bleven de provinciale voorwaarden. De provincie was bereid enkele vergunningen te verlenen voor ‘ververschingstenten’ op provinciaal terrein en aan het eind van het seizoen kon worden bekeken of er schade aan de provinciale landgoederen was ontstaan. Tegen de winter zou dan door Gedeputeerde Staten een besluit worden genomen over het al of niet doortrekken van de bestrating.
De delegatie van het VVV-bestuur voerde aan dat geen extra beschadigingen van een goed begaanbare weg waren te verwachten en vroeg om de provinciale voorwaarden zo spoedig mogelijk aan het gemeentebestuur voor te leggen.
Jaarboek 32, pagina 54
Dan zou de verbinding met het strand, waarvoor Provinciale Waterstaat de plannen al klaar had liggen, misschien nog voor het volgende zomerseizoen gereed kunnen zijn.
De provincie hield zich aan die afspraak en stelde de gemeenteraad voor dat de provincie en de gemeente ieder 50 procent van de aanleg- en de onderhoudskosten zouden betalen; gunstiger dus dan de eerste aanbieding.
Het VVV-bestuur besloot een wagen door het dorp te laten rijden met een oproep aan de ingezetenen voor een bezoek aan de raadsvergadering, die op 27 mei 1924 werd gehouden. Tot ieders opluchting werd het voorstel van de provincie nu door de gemeenteraad aanvaard. Burgemeester Lommen verklaarde verheugd dat de Raad door dit besluit in het waarachtig belang van Castricum had gehandeld en een zeer prijzenswaardige daad had verricht.
Op 17 maart 1925 stelde de gemeente de naam Zeeweg vast voor ‘den verharden Strand- of Schelpweg’; op 19 mei 1925 vond de opening plaats. Castricum Vooruit organiseerde op verzoek van de gemeente een groot feest, inclusief optocht en muziekkorpsen. Bestuurslid Borst zorgde voor de erepoort op de Zeeweg. De ontsluiting van het strand was eindelijk een feit. Het oude dorp was de jongste badplaats geworden.
Bezoekers uit de Zaanstreek en Amsterdam moesten nog wel via de Brakersweg of de Mient hun weg naar het strand zien te vinden. De provinciale weg tussen Uitgeest en Limmen kwam in pas in 1933 gereed en de aansluitende Zeeweg richting Bakkum, met viaduct over de spoorlijn, nog drie jaar later. Zo ontstond de wegenstructuur zoals we die tot vandaag nog steeds kennen.
Gids voor Castricum
Toen de bestrating van de Zeeweg was voltooid, kon Castricum zich als vakantieoord presenteren. In 1924 gaf de VVV al een plattegrond uit van het provinciaal landgoed Bakkum, het vroegere Koningsduin en het Geversduin. De opbrengst van de advertenties dekte de kosten. De kaart was belangeloos getekend door de toenmalige voorzitter D.R. de Jong. Over de uitvoering kreeg hij hevig ruzie met directeur Winkler van de plaatselijke drukkerij ‘Dante Alighieri’, waarop hij bedankte als voorzitter.
Een jaar later besloot de VVV een complete gids uit te geven. Voorzitter van de redactiecommissie was burgemeester Lommen persoonlijk. Met een bijdrage van de gemeente en de opbrengst van de advertenties lukte het ook die uitgave te bekostigen.
De burgemeester schreef in zijn voorwoord:
“Castricum maakt zich gereed de vreemdelingen te ontvangen. Alles is nog in het begistadium, maar heeft daardoor de aantrekkelijkheid van het nieuwe.
Castricum gaat badplaats worden, eene badplaats naar wij hopen met een eigen karakter, eene badplaats gezocht en bezocht door hen, die in de rustige rust, het ongeschonden natuurschoon, het mooie strand en de heerlijke zee bevrediging vinden.
Zeker Castricum zal het zijn gasten aangenaam hebben te maken, voor afwisseling en afleiding – buiten het natuurschoon – hebben te zorgen, maar toch wenschen wij, dat dit steeds bijzaak moge blijven en dat het de mooie omgeving zal zijn, welke de vreemdeling doet besluiten Castricum te verkiezen als vacantie-oord of woonplaats.
Jaarboek 32, pagina 55
Ons ideaal is: het dorp de comfortabele woonplaats; het onmiddellijk daaraan grenzend natuurschoon ongerept.”
Ook in andere hoofdstukken van deze eerste toeristische gids wordt benadrukt dat Castricum beslist geen Scheveningen of Zandvoort wil zijn. “Wie van de natuur wil genieten kome hier, naar Castricum aan Zee.”
Woonplaats
In de gids worden de kwaliteiten van Castricum als woonplaats ruim onder de aandacht gebracht, passend binnen de doelstelling van ‘Castricum Vooruit’. Beschreven wordt het uitzicht vanaf de Papenberg.
“Hier rust de blik met welgevallen op Castricum, als centrum der overige duidelijk zichtbare buurtplaatsen als Heemskerk, Uitgeest, Akersloot, Limmen, Heiloo en de Egmonden.”
Verder: “Staat dus den inwoner van Castricum de volle schoonheid der omgeving ten dienste, de plaats zelf biedt gelegenheid tot bouwen ten over. Een uitbreidingsplan is in wording, terwijl de gemeente voorziet in de behoefte van gas, water en elektriciteit, de provincie in die van leidingwater. De steeds toenemende vraag naar bouwterrein, vooral van de zijde van hen, die in Amsterdam of de Zaanstreek hun werk hebben, valt dan ook niet te verwonderen.”
In advertenties boden de Castricumse aannemers A. Borst, C. de Groot, A. Hopman, Jac. de Nijs, Joh. Res en Jb. Weel hun diensten aan, zowel voor de verkrijging van bouwgrond als voor de bouw van woningen.
De VVV kwam in 1933 en in 1936 met geactualiseerde uitgaven, waarin net als in de eerste gids Castricum als plaats voor ‘tijdelijk verblijf of als plaats voor blijvende vestiging’ werd aangeprezen.
Het jaar 1936 eindigde triest door het op 10 november overlijden van burgemeester Lommen, ere-voorzitter en oprichter van de VVV. Met moeite was het hem nog gelukt de zomerfeesten te openen; het zou zijn laatste openbare optreden zijn.
In het jaarverslag van 1936 wordt vermeld: “In overleg met mevrouw de weduwe Lommen werd voor de zielenrust van de overledene een Heilige mis gelezen, in plaats van het zenden van bloemen.”
Castricum aan Zee
In 1921 verrezen de eerste tentjes voor ‘ververschingen’ op het Castricumse strand. De gemeente huurde 100 meter van Rijkswaterstaat tegen een huurprijs van 0,05 gulden (vijf cent) per strekkende meter. De strandexploitanten waren Bakker, Buxtorff, Koelewijn, Vader en Van Velzen. Willem Borst en Piet Schotvanger hadden samen een ‘paviljoen’.
Tussen de strandexploitanten, de VVV en de afdeling Castricum van de rooms-katholieke middenstandsvereniging De Hanze werd in 1931 een felle discussie gevoerd over het plan van het gemeentebestuur om een groot deel van het strand aan Johan Wilhelm Kockx uit Egmond aan Zee te verpachten, die dan met instemming van de provincie ook een ‘Badhotel’ zou bouwen. Er was nog al wat weerstand tegen het monopolie van de Egmonder.
Voor een meerderheid van de raad gaf de verbetering van de kwaliteit van de voorzieningen in Castricum aan Zee en de realisering van het Badhotel de doorslag. De rooms-katholieke middenstandsvereniging en de strandexploitanten spraken er hun afkeuring en diepe verontwaardiging over uit.
Jaarboek 32, pagina 56
Badhotel
De Alkmaarsche Courant schreef op 7 juli 1931:
“Eenvoudig en van architectonische waarde verheft zich het gebouw dat door een fraaie en degelijke trap is verbonden met de weg.
Beneden heeft men een ruim restaurant dat in een halve cirkel is gebouwd en uitzicht geeft op zee. De hal geeft met een trap verbinding met de op de verdieping gelegen slaapkamers, welke alle van stroomend water zijn voorzien en door een ruime deur toegang geven tot een flink balkon. Beneden aan het strand is een flink paviljoen gebouwd dat den weidschen naam draagt van Paviljoen Armeria. Hier heeft men naast een terras een flinke ruimte binnen, met een afzonderlijke dansgelegenheid.
Over het geheele strand zijn een groot aantal vlaggestokken geplaatst waaraan vlaggen van allerlei nationaliteiten zijn bevestigd. Ook op de ververschingsgelegenheden aan het strand en op het hotel wapperen de vlaggen dat het een lieve lust is.”
M.J. Biesterbos kwam in 1931 ook tot een akkoord met de provincie en bouwde een autogarage voor 50 auto’s en een overdekte fietsenstalling voor 800 rijwielen naast een open stalling.
Castricum aan Zee was gereed om de badgasten te ontvangen. Het enige waar toen al over gemopperd werd, waren de parkeertarieven.
Hotels en pensions
Castricum telde volgens de toeristische gids uit 1925 drie hotels: ‘Van Benthem’ en ‘De Rustende Jager’ aan de Dorpsstraat en ‘de Harmonie’ op de hoek Burgemeester Mooijstraat en Stationsweg. Enkele jaren later boden ook het Badhotel in Castricum aan Zee, Borst, De Goede Verwachting (Heereweg), Johanna’s Hof, Kuilman, Maja (het latere Kornman en thans – in 2009 – Mezza Luna) hotelaccommodatie. Er waren toen maar liefst 9 hotels en daarnaast veel pensions of particulieren die kamers verhuurden.
Behalve de 40 adressen die in 1926 bij de VVV waren aangesloten, waren er nog tientallen huisgezinnen die zelfstandig verhuurden. Bij het station werden zelfs pensiongasten aangesproken en naar adressen begeleid door gidsen die daar weer een centje aan verdienden.
Het was volop crisistijd en iedereen wilde er graag wat bij verdienen. In 1932 werd het aantal huisgezinnen dat verhuurde geschat op 120. Veel mensen ontvingen ieder jaar dezelfde gasten en er ontstonden langdurige vriendschappen.
Vanaf 1937 gaf de VVV een hotel- en pensiongids uit. In bijna iedere advertentie werd in de beginjaren de aanwezigheid van ‘stroomend water’ als bijzonderheid vermeld. In 1962 veranderde het aanzien van de gids. Op verzoek van de Bakkummers werd naast Castricum voortaan ook Bakkum op de kaft van het gidsje genoemd. Behalve deze gids gaf de VVV nog verschillende promotiefolders uit met vertalingen in het Duits, Frans en Engels.
In juli 1930 was in de boerderij Zeeveld een jeugdherberg van start gegaan met als vader en moeder de heer en mevrouw Mooij. In het eerste seizoen maakten 195 personen, waaronder 6 uit het buitenland, gebruik van de provisorische accommodatie en in 1931 waren er meer dan 980 overnachtingen.
Op 1 oktober 1931 legde de heer Gerhard, lid van Gedeputeerde Staten, de eerste steen voor de nieuwe jeugdherberg Koningsbosch. Hij zei daarbij onder andere: “De jeugd moet door de ouderen gewend worden aan orde en gehoorzaamheid, om daardoor meer vreugde te kunnen genieten en het saamhoorigheidsgevoel aan te kweeken.”
In 1952 werd ook de rooms-katholieke Jeugdherberg ‘De Mantelmeeuw’ geopend. Wegens de grote toeloop van trekkers werd in juli van dat jaar het rooms-katholieke Jeugdhuis, thans De Kern, ook omgebouwd tot jeugdherberg.
De eerste administrateur
Castricum kwam al snel zo in de belangstelling, dat het werk voor een vrijwillige secretaris te veel werd om het er even bij te doen. Aanstelling van een functionaris die te allen tijde beschikbaar kon zijn, zowel voor pensionzoekenden als voor pensionhouders, was noodzakelijk.
In de ledenvergadering van 4 april 1927 werd de historische beslissing genomen om er een ‘kantoor’ op na te houden. De eerste administrateur werd de heer Ehrenfeldt. Zijn jaarsalaris werd vastgesteld op 250 gulden. In 1932 kreeg hij het aan de stok met het bestuur, waarna de vroegere voorzitter D.R. de Jonge hem opvolgde. In februari 1937 werd die weer door de heer Ranshuijsen opgevolgd.
In 1937 behandelde administrateur Ranshuijsen 1251 aanvragen voor pensions, de jeugdherberg ontving 4.700 trekkers en de EHBO verleende 147 maal hulp op
Jaarboek 32, pagina 57
het strand. De tweeledige doelstelling van de VVV komt in het jaarverslag goed tot uitdrukking, want in een adem wordt vermeld dat er 46 bouwvergunningen voor 93 woningen werden afgegeven.
De opeenvolgende administrateurs werkten vanuit de eigen woning of winkel. Keetbaas deed het erbij in zijn drogisterij in de Bakkummerstraat. Administrateur Duinker werkte in het huis van drogist Van Exter in de Burgemeester Mooijstraat. Buxtorff heeft na 1938 de VVV-taken nog een aantal jaren waargenomen vanuit zijn consumptietentje bij het station.
Pas in mei 1960 slaagde de VVV erin een eigen kiosk bij het station te bouwen. Het was er in de winter wel koud en er kwam dan ook een kacheltje in. De inmiddels 76-jarige heer Duinker had het er behoorlijk druk, zodat besloten werd een ‘pientere’ jongen of meisje ter assistentie aan te trekken.
Bemiddeling bij het vinden van logiesadressen nam een groot deel van de tijd in beslag. Castricum telde in 1960 nog 8 hotels met 140 bedden, 12 pensions met 100 bedden, 150 kamers met 800 bedden en 25 zomerhuisjes.
Uit landelijke cijfers blijkt dat tachtig procent van de vakantiegangers toen nog in eigen land verbleef en dat daar de badplaatsen het meest in trek waren. Ook kamperen werd steeds populairder. Op het kampeerterrein Bakkum stonden zo’n 1.350 tenthuisjes. Vanaf 1959 stond ook speciaal voor gemotoriseerde trekkers de ‘Camping Castricum’, later ‘Geversduin’ genoemd, ter beschikking.
De spoorwegdagtochten, die in samenwerking met het P.W.N. werden georganiseerd, waren ook erg succesvol. Het aantal deelnemers steeg snel van 3328 in 1959 tot ruim 8000 in 1964.
Het aantal verkochte toegangskaarten voor het Noord-Hollands duinreservaat nam toe van 78.539 in 1939 tot 239.393 in 1964. Nu (in 2009) bedraagt het aantal bezoeken per jaar rond de 4 miljoen.
Zomerprogramma’s
De VVV organiseerde op 13 september 1920, gelijk met de kermis, voor het eerst volksfeesten. De evenementen bestonden uit spelletjes zoals mastklimmen, hardlopen, tonrijden, bal slaan en zaklopen en hardlopen voor ‘grooteren’ met hindernissen. Verder was een etalagewedstrijd uitgeschreven. Burgemeester Lommen, zijn echtgenote en de dorpssmid Cor Peperkamp maakten deel uit van de jury. Het feest werd een echt hoogtepunt. Na afloop trok een stoet door het dorp met de fanfare voorop en vond in de zaal van de heer Van Benthem (in de bocht van de Dorpsstraat) de prijsuitreiking plaats.
In de loop van de jaren (negentien) twintig kreeg de organisatie van feestelijkheden, muziekconcoursen, optochten, vuurwerk en kinderspelen op het strand steeds meer aandacht. Ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van de VVV werd de eerste feestweek georganiseerd.
Het zomerseizoen werd in 1939 verstoord door de mobilisatie. Het strandfeest, dat al vele malen georganiseerd was door de bekende plaatsgenoten zuster Plas en Wub van Weenen, ging nog wel gewoon door. Er werd ook nog een tweedaags feest gehouden ter gelegenheid van het 20-jarig bestaan van de VVV. Voor de leden werd in zaal Borst een revue opgevoerd, zoals gebruikelijk onder leiding van Wub van Weenen.
Een andere tijd
Het verenigingsleven kwam door de evacuatie en alle andere problemen tot stilstand.
De laatste ledenvergadering van de VVV, in aanwezigheid van 8 leden, vond plaats op 3 maart 1942. Voorzitter Broksma memoreerde de ernst der tijden.
In augustus 1942 werd het duingebied voor publiek gesloten. De uitgifte van de pensiongids (er was in januari 1942 nog een gestencild exemplaar gemaakt) had geen zin meer en werd gestaakt. De bezetter verbood om kaarten en plattegronden uit te geven. Zelfs VVV-kaarten zouden bij de verwachte invasie door de Engelse en Amerikaanse strijdkrachten immers van nut kunnen zijn.
De eerste bijeenkomst van het bestuur na de bevrijding was op 21 februari 1946. Van de 150 leden waren er nog 24 overgebleven. Het duingebied en het strand zijn
Jaarboek 32, pagina 58
vanwege mijnen en explosieven dan nog niet toegankelijk. Het badhotel (Armeria) was afgebroken, net als honderden woningen en andere gebouwen in het dorp. Het aantal inwoners was meer dan gehalveerd. De situatie was erbarmelijk, maar er werden al spoedig weer wat activiteiten georganiseerd. Het lukte zelfs om in 1946 de wielerronde weer te houden.
De eerste raadsvergadering van de nieuw gekozen gemeenteraad onder voorzitterschap van de pas benoemde burgemeester Smeets vond plaats op 3 september 1946. De wederopbouw werd ter hand genomen en langzamerhand steeg het aantal inwoners en tegelijk het aantal VVV-leden. Ook het kinderfeest op het strand en wandeltochten werden weer op het programma gezet.
In de zomer van 1950 organiseerde de VVV vier avonden met muziek, volksdans en gymnastiek, uitgevoerd door plaatselijke verenigingen. In 1951 en 1952 lukte het zelfs om samen met de VVV’s van Limmen en Heiloo een bloemencorso te houden. In 1958 werd een nationale marswedstrijd voor fanfare en harmoniekorpsen en drumbands georganiseerd, waaraan 20 korpsen deelnamen.
De belangstelling voor de zomerprogramma’s daalde in de loop van de jaren (negentien)vijftig. De bezoekers hadden steeds minder behoefte aan dat soort vertier. Alleen het schatgraven op het strand en fiets- en wandeltochten bleven in trek.
Tijdens een van de ledenvergaderingen stelde voorzitter Broksma dat de VVV er niet in de eerste plaats is om feestjes te organiseren, maar om meer bekendheid te geven aan de gemeente als vakantieoord. Ook de oude doelstellingen om woningbouw en wegenaanleg te stimuleren en Castricum ‘Vooruit’ te stuwen waren op de achtergrond geraakt.
Inlichtingenbureau
Vanaf 1975 was het VVV-kantoortje bij het station ook in de wintermaanden halve dagen open. In de jaren (negentien) zeventig en (negentien) tachtig was het kantoor zelfs op zondag enkele uren geopend en draaiden vrijwillige bestuurders zondagsdiensten!
In die tijd kwam er ieder seizoen een aantal bussen met vakantiegangers uit Duitsland, Frankrijk of zelfs Tsjecho-Slowakije, die bij particulieren onder dak gebracht moesten worden. Jan van Pelt kwam op die manier in contact met de VVV en werd gedurende meer dan 10 jaar bestuurslid en secretaris.
Na nog enkele jaren van Oost-Europese belangstelling voor de bloeiende bollen, zakte de animo voor busreizen en verhuur van kamers door particulieren in de jaren (negentien) negentig volledig in. De mensen gingen meer eisen stellen en wensten een (hotel)kamer met douche en toilet; de vraag naar eenvoudige zomerhuisjes liep ook terug. Het kamperen bij de boer werd wel steeds populairder.
De landelijke invoering van de VVV-geschenkbon in 1974 werd een succes. In het algemeen kreeg de commerciële dienstverlening in de loop der jaren steeds meer aandacht. VVV-kantoren veranderden langzamerhand in VVV-winkels. Tot ver in de jaren (negentien) zeventig waren er nog veel VVV-bestuursleden die daar de nodige moeite mee hadden. Ook voor de bezoekers was het soms wennen dat voor sommige brochures of folders betaald moest worden en de service niet alleen gratis was. Het vroeg nog heel wat uitleg van de dames van de VVV.
In het kantoortje was een enorme hoeveelheid informatie opgeslagen. Het barstte bijna uit zijn voegen van de stapels folders, brochures en magazines. Behalve voor inlichtingen en reserveringen kon je er ook kaarten krijgen voor concerten, toneelvoorstellingen enzovoorts. Bij grote popconcerten stonden de klanten soms in een lange rij voor de deur. Het aantal werkzaamheden breidde zich flink uit.
De in 1960 gebouwde houten kiosk was na de nieuwbouw van het station in 1969 vervangen door een stenen aanbouw, wat al een grote vooruitgang was. Toch was de ruimte nog steeds te klein. Met grote inzet van het bestuur werd in 1992 een herinrichting tot stand gebracht. Uitbreiding zat er helaas niet in. Het was opnieuw een verbetering, maar ook die bood nog onvoldoende soelaas.
Het was in het kantoortje bij het station woekeren met de ruimte, maar toch deden de informatrices hun werk met veel plezier. Ria Baars-Moll vervulde de functie meer dan 12 jaar. Hoofdinformatrice Hely van Ladesteijn-Allon en Janny Richters-Wieringa werkten er zelfs 25 jaar. Janny Richters en haar man hebben heel wat wandel- en puzzeltochten voor de VVV uitgezet. Nelly Flentge-Antoons, die ook hoofdinformatrice is geweest, heeft al bijna 20 jaar ervaring. Marina Marcker-Feeke heeft in 2006 de leiding overgenomen.
VVV – ANWB
Na bijna twintig jaar voorzitter te zijn geweest, nam in mei 1994 Jan van Hemert als erelid afscheid, omdat hij wethouder was geworden. Zijn voorganger Henk Wokke had dat traject ook gevolgd. Bestuurslid Roel Rieke nam de plaats van Van Hemert in. Hij begon met de organisatie van een feestje rond het 75-jarig bestaan om de VVV weer eens goed onder de aandacht te brengen.
Jaarboek 32, pagina 59
Van oudsher bemiddelde de VVV vooral bij de verhuur van vakantieverblijven. Vanaf 1990 was het accent, naast promotionele activiteiten, steeds meer komen te liggen op dienstverlening, informatievoorziening en theaterboekingen. De tijd dat zomerhuisjes druk bevolkt werden met vooral Duitse toeristen en hele gezinnen (delen van) hun huis verhuurden, behoorde tot het verleden. Automatisering vroeg de aandacht, waarvoor grote investeringen nodig waren. Er ontstond behoefte aan verbreding van het draagvlak, waarvoor aan samenwerking met de ANWB werd gedacht.
Het zou nog een aantal jaren van overleg en afwegingen in beslag nemen, maar in 1996 werden er belangrijke stappen gezet. Er kwam een overeenkomst met de ANWB tot stand en er werd een nieuwe werkruimte gevonden in de Rabobank aan de Dorpsstraat. Er gloorde een nieuwe toekomst. De opening van de ANWB-vestiging op 23 april 1996 werd groots aangepakt. In een open koets maakten burgemeester Schouwenaar, ANWB directeur Nouwen, voorzitter Rieke en hoofdinformatrice Irma van Wanrooy een tochtje door het dorp.
Dreigende sluiting
Na enige tijd bleek dat het nieuwe samenwerkingsverband toch niet het einde betekende van de financiële problemen. Het water steeg het bestuur zo tot de lippen, dat een faillissement in zicht kwam. Het gemeentebestuur stond ook niet direct klaar met aanvullende subsidie. Het bestuur zag geen andere oplossing dan sluiting per 1 januari 2001; het personeel werd ontslag aangezegd en de overeenkomst met de ANWB werd opgezegd.
De informatrices accepteerden niet dat hun kantoor, waar in Castricum zoveel mensen gebruik van maakten, zou worden opgeheven en verzamelden handtekeningen. Heel veel Castricummers tekenden protest aan tegen de sluiting. De gemeente schrok daar ook voor terug en besloot een nader onderzoek uit te voeren. In afwachting daarvan werden de tekorten in 2000 en 2001 nog gedekt. De ontslagen werden voorlopig weer ingetrokken.
Eind 2001, enkele maanden voordat de fusie met de gemeenten Akersloot en Limmen een feit zou zijn, stelde de raad aanvullende middelen beschikbaar en was de VVV – ANWB vestiging definitief gered. De afgetreden bestuursleden werden in 2002 opgevolgd door nieuwe bestuursleden, aangezocht door toen oud-wethouder Bert Meijer, die zelf voorzitter werd.
Begonnen werd met besprekingen over een fusie met de Regio VVV. In 2005 werd overeenstemming bereikt over een overdracht van promotie en marketing taken. Een volledige fusie bleek nog een brug te ver te zijn, vooral omdat er nogal wat onzekerheden waren over de toekomstige accommodatie.
Verhuizingen
De verhuizing naar de Rabobank in 1996 was een stap vooruit. Toen de bank in 2003 ging verbouwen en de VVV – ANWB moest verkassen, kon een naburig pand worden gehuurd, dat voor het nieuwe winkelhart ‘Bakkerspleintje’
Jaarboek 32, pagina 60
op termijn zou moeten verdwijnen. Door de grotere ruimte en de centrale ligging nam het bezoek aan de winkel en de ‘omzet’ sterk toe.
In 2007 moest volgens verwachting naar een andere ruimte worden omgezien. Met grote medewerking van het gemeentebestuur slaagde het VVV-bestuur erin om de al jaren leegstaande stationsrestauratie te huren en die vervolgens, gedeeltelijk met hulp van bestuursleden en vrijwilligers, op te knappen. Wethouder Christel Portegies opende op 31 augustus 2007 de prachtige winkelruimte. Na een onderbreking van ruim tien jaar was de VVV, nu met ANWB-agentschap, terug op de plaats waar in 1960 de eerste eigen kiosk geopend was.
Bijna gelijktijdig met de realisering van de nieuwe accommodatie in het stationsgebouw, bereikten alle partijen overeenstemming over het opgaan van de VVV Castricum in de Regio VVV Schiereiland Noord-Holland. In een ledenvergadering op 8 april 2008 vond de formele opheffing van de vereniging plaats.
Toekomst
Vanaf de oprichting hebben de opeenvolgende besturen strijd geleverd om financieel het hoofd boven water te houden. De informatrices werden zuinig betaald en goed drukwerk was ook vaak te duur. Er was voortdurend een tekort aan geld. De gemeente hield de hand op de knip en ook het bedrijfsleven liet het nog al eens afweten, ondanks het feit dat de toeristische bestedingen voor velen een belangrijke bron van inkomsten zijn.
Als er niet zoveel vrijwilligers waren geweest, die zich met hart en ziel voor de organisatie hebben ingezet, dan zou de VVV de 90 jaar niet gehaald hebben. Ook aan opeenvolgende administrateurs en de vele betrokken informatrices is het te danken dat Castricum zijn VVV heeft behouden en dat die naar verwachting in veilige haven is gekomen.
Niek Kaan
Bronnen:
- Archief VVV Castricum.
- Archief gemeente Castricum aanwezig in het Regionaal Archief te Alkmaar.
- Jaarboeken en archief Oud-Castricum.