Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.
Jaarboek 24, pagina 50
Van landweg tot winkelstraat:
De Burgemeester Mooijstraat
De huidige Burgemeester Mooijstraat heette aan het begin van de vorige eeuw nog niet zo en was een onderdeel van de toenmalige Kramersweg. De naamgeving heeft betrekking op Johannes Mooij, die van 1888 tot 1918 burgemeester van Castricum was. Van een reeks burgemeesters die Castricum heeft gekend, was hij de enige echte Castricummer, namelijk geboren in ons dorp in 1848. Zijn verdiensten voor de gemeente werden dusdanig op prijs gesteld, dat de gemeenteraad reeds bij zijn vertrek in 1918 besloot het gedeelte van de Kramersweg tussen dorpscentrum en spoorbaan tot Burgemeester Mooijstraat te benoemen, een eer die iemand meestal pas na zijn overlijden deelachtig wordt. Johannes Mooij heeft de naamgeving van zijn straat nog ruim 20 jaar overleefd.
De naam Kramersweg komen we al in de 17e eeuw in Castricumse bronnen tegen, meestal gespeld als Cramersweg. Op een kaart uit 1680 begint de Cramersweg op een kruising van enkele wegen, niet ver ten westen van de huidige hervormde Kerk en loopt dan door tot in het duin. Het tracé lijkt ten opzichte van de huidige situatie iets verschoven. Er zijn geen aanwijzingen dat er toen huizen langs de Kramersweg stonden. De weg vormde de verbindingsweg van het toenmalige dorpscentrum, waar de bewoning rond de kerk geconcentreerd was, met het duingebied en wordt op sommige oude kaarten dan ook wel toepasselijk ‘Duijnweg’ genoemd.
Jaarboek 24, pagina 51
Volgens kadastrale gegevens uit 1830 stonden er toen aan het gedeelte van de Kramersweg, dat nu Burgemeester Mooijstraat heet, nog slechts drie huizen, omringd door percelen weiland, bouwland en zelfs bos. In een relatief groot pand, waarschijnlijk een boerderij, aan de ingang van de Kramersweg ter hoogte van de huidige (*) Super De Boer, woonde Jan Beugeling, 26 jaar, boer, met vrouw, drie kinderen en inwonend personeel. Het huis was voor eigen rekening gebouwd door zijn vader, de timmerman Hendrik Beugeling. Tot het bezit behoorde ook een ruime tuin ten westen van de woning en een groot stuk weiland er achter.
Er tegenover, in een beduidend kleiner huis, met tuin en erf, woonde de toen 34-jarige Cornelis Steeman, met vrouw, twee kinderen en een werkbode. Zijn beroep wordt aangeduid als tapper, hetgeen betekent dat hier reeds in 1830 een café gevestigd was. Het derde huis stond ongeveer ter hoogte van het pand dat bekend is onder de naam ’De Gouden Stulp’ en waarin thans Shoarma Mama, Sinar-Djaya en D-tails, gevestigd zijn. Daar woonde Jan Visser, 54 jaar, dagloner, met vrouwen vier kinderen. Eigenaar van het huis en de grond er omheen was Fulps Ranke, een aannemer/metselaar, die destijds in Castricum veel meer bezittingen had.
Reeds in de 19e eeuw, maar vooral in de vorige eeuw nam de bebouwing sterk toe en ontstond de Burgemeester Mooijstraat die we thans kennen. De progressieve groei van het aantal inwoners van 2.500 in het jaar 1910 tot 20.000 in 1971 creëerde een vraag naar allerhande artikelen die vroeger alleen buiten het dorp in de steden verkrijgbaar waren en de ondernemers speelden daarop in.
De Kramersweg was een van de eerste wegen die in Castricum werden verhard. In 1871 werd de weg ten behoeve van het doorgaande verkeer, naar het inmiddels 5 jaar bestaande station bestraat en op een breedte van 2,5 meter gebracht.
In 1980 werd voor ruim 300.000 gulden een omvangrijke reconstructie van de Burgemeester Mooijstraat doorgevoerd met een tot het winkelniveau opgehoogde straat en parkeerplaatsen aan twee kanten. Jan Stengs, van de groentewinkel in de Burgemeester Mooijstraat, merkte hierover op: “Het verschil met vroeger is, dat er nu een bord bij de ingang staat met een auto er op, dat was vroeger een koe”. Een nieuwe reconstructie van de Burgemeester Mooijstraat is inmiddels voltooid.
De gedaantewisseling die de Burgemeester Mooijstraat sinds zijn naamgeving onderging, heeft niet alleen te maken met nieuwbouw. De bestaande winkelpanden werden, als daartoe aanleiding was, ook regelmatig verbouwd, zowel van binnen als van buiten. Het wemelt in de plaatselijke pers door de jaren heen dan ook van advertenties met de strekking ‘opening van onze winkel in een geheel vernieuwde zaak’ en ‘feestelijke heropening van onze geheel verbouwde winkel’. In het kader van dit artikel is van al deze veranderingen slechts beperkt melding gemaakt.
Problemen
Vanaf 1973 kreeg winkelcentrum Geesterduin gestalte. Hierop vooruitlopend werd reeds in juni 1967 de ‘Stichting Winkelcentrum Burgemeester Mooijstraat’ opgericht, met volgens voorzitter Hillenbrink de bedoeling ‘om straks als tegenhanger te fungeren voor winkelcentrum Geesterduin’. In 1967 verenigden de winkeliers in het oude dorpscentrum zich bovendien nog in een ‘Stichting tot behoud en sanering van de bestaande dorpskern’ die al dadelijk tegen de opzet van Geesterduin bezwaar maakte, tot aan het College van Gedeputeerde Staten toe. Over de omvang die het nieuwe winkelcentrum zou moeten krijgen, bestond veel commotie.
Het past niet in het kader van dit artikel om op de ontstane problematiek door de komst van een nieuw koopcentrum verder in te gaan, maar het is wel duidelijk dat de concurrentie met Geesterduin aan de winkeliers in het oude dorpscentrum niet ongemerkt voorbij is gegaan. Verschillende winkeliers in de Burgemeester Mooijstraat hielden het voor gezien en verhuisden naar het nieuwe winkelcentrum of openden er een filiaal. Zorg over de concurrentie met andere winkelcentra was voor de winkeliers in de Burgemeester Mooijstraat overigens niet nieuw, want ook de opkomst van de Torenstraat als winkelstraat schijnt met de nodige argwaan te zijn bekeken.
In 1985 werd onder veel publiciteit het 50-jarig bestaan van de Burgemeester Mooijstraat als winkelstraat gevierd. Het is niet duidelijk waarop dit berustte. Er waren reeds voor 1935 winkels gevestigd en ook de naamgeving van de straat dateerde van ver voor 1935.
De voorzitter van de winkeliersvereniging gaf bij deze gelegenheid een interview af aan het Nieuwsblad voor Castricum, waarin hij de Burgemeester Mooijstraat zeer prees: hoogwaardige winkels aan weerskanten, een gunstige ligging vlak bij het station met veel doorgaand publiek en een zeer goede samenwerking van de winkeliers.
Niettemin kon men in zijn betoog toch een kritische noot bespeuren: de huren van de winkels waren voor sommige winkeliers niet meer op te brengen. We zullen ook hier niet verder op ingaan, maar het ligt voor de hand de veelvuldige afwisseling van winkelbedrijven in sommige winkelpanden met een niet rendabele exploitatie in verband te brengen.
Het genoemde interview riep nog andere reacties op. Tegen het geschetste beeld van de Burgemeester Mooijstraat als een straat waarin het onbekommerd en gezellig winkelen zou zijn, werd geprotesteerd. Een ingezonden stuk in de plaatselijke krant vertolkte waarschijnlijk de mening van veel Castricummers. De straat werd gevaarlijk genoemd, zeker voor fietsers, maar ook voor de winkelende voetganger.
* noot van de redactie: in dit artikel worden veel winkels genoemd, die inmiddels verdwenen zijn of hebben plaats gemaakt voor andere.
Jaarboek 24, pagina 52
De markt
De bekende vrijdagmarkt die tot voor kort in de Burgemeester Mooijstraat werd gehouden, dateert van 1950. De meeste winkeliers schijnen blij te zijn geweest met de komst van de markt. Dat een markt veel winkelend publiek trekt, woog kennelijk zwaarder dan concurrerende bedrijvigheid tot soms vlak voor de deur.
In 1980 vonden tot in de Castricumse gemeenteraad niettemin discussies plaats over een andere vestigingsplaats van de markt. Een proef met verplaatsing van de markt naar onder andere de parkeerplaatsen bij Geesterduin vond bijval bij de marktkooplieden, maar de winkeliers uit het Dorpscentrum, waaronder de Burgemeester Mooijstraat, ageerden hiertegen.
Als argument werd zelfs aangevoerd, dat vertrek van de markt zou bijdragen aan de verpaupering van het oude dorpscentrum, zoals men die meende af te leiden uit een toename van leegstaande winkelpanden. Het protest van de winkeliers had succes, want in 1981 keerde de markt weer terug in de Burgemeester Mooijstraat.
Overigens vindt de vrijdagmarkt nu plaats in de Dorpsstraat. Of dit een blijvende situatie zal zijn, is niet duidelijk.
De bebouwing in 1900 en 2000
Als inleiding tot een meer gedetailleerde bespreking van de geschiedenis van Kramersweg en Burgemeester Mooijstraat toont tabel 1 (zie onderaan dit artikel) een reconstructie van de bewoningssituatie in 1900 aan de hand van de beschikbare gegevens, waarbij ook is aangegeven welke panden thans gelegen zijn op ongeveer de plaats van de oorspronkelijke huizen, waarvan slechts een enkel zich heeft kunnen handhaven.
De tabel toont duidelijk de kleinschaligheid van de bewoning in 1900: enkele huizen en boerderijen met een ruim erf en grote stukken land erachter, waarop vruchtbomen stonden en groente werd geteeld. Opvallend is de enorme toename van de bebouwing in de afgelopen eeuw met winkelpanden en bovenwoningen. Aan deze bebouwing, het uitbreidingsplan Geelvinck-kwartier in de jaren (negentien) dertig en later het doortrekken van de Henri Schuijtstraat, werd vrijwel al het land rond en achter de oorspronkelijke huizen opgeofferd. Enkele gedeelten zijn tot dusver gespaard gebleven, zoals de tuin van Kapitein Rommel en een strook land achter huizen in de Geelvinckstraat, waarvoor echter plannen bestaan om er in de nabije toekomst te gaan bouwen.
De bewoningsgeschiedenis vanaf ongeveer 1850
De plattegrond toont de toenmalige nummering van de huizen in de Burgemeester Mooijstraat, die we zullen aanhouden bij de bespreking van de geschiedenis van de verschillende (winkel)panden en die dus niet moet worden verward met de huidige nummering, zoals die in tabel 1 is aangegeven.
We wandelen bij de bespreking in gedachten eerst langs de oneven kant (de noordkant) van de Burgemeester Mooijstraat en daarna langs de even kant.
Een boerderij maakt plaats voor wasserette en supermarkt (nummer 1)
Aan het begin van de Kramersweg, waar we nu (in 2001) Super de Boer aantreffen, stond vroeger de mooie boerderij van de familie Ten Wolde. Het was een ruim huis met een opvallend mooie daklijst. Wat de ouderdom betreft: wellicht was dit de in de inleiding genoemde boerderij, die reeds in 1830 bestond en toen werd bewoond door Jan Beugeling.
De in 1875 in Wormer geboren Huibert ten Wolde vestigde er zich in 1894. Hoewel hij tuinder was en als zodanig bestuurslid werd van de in 1913 opgerichte tuinbouwvereniging ‘Ons Belang’, begon hij er ook een melkventersbedrijf. Het gezin Ten Wolde telde 5 kinderen, die zowel in het tuindersbedrijf als het melkventersbedrijf meehielpen. De vrouw van Huibert, de in 1871 in Egmond-Binnen geboren Geertje Mooij, genoot in het dorp grote bekendheid als melkventster, wat ze tot haar tachtigste jaar heeft volgehouden.
Het huis werd door de laatste Ten Wolde die er verbleef, kleinzoon Huib, in 1964 verkocht aan de firma Res. Henk Veldt begon er toen een wasserette, die kennelijk in een behoefte voorzag, want wasautomaten waren nog dun gezaaid. De wasserette heeft tot 1972 gefunctioneerd, waarna het pand (met het naastliggende pand aan de Dorpsstraat) werd gesloopt om plaats te maken voor supermarkt Simon, die in januari 1974 feestelijk werd geopend.
Van geneeskrachtige (?) kruiden naar tabak (nummer 3)
Naast de boerderij van de familie Ten Wolde stond het woonhuis van Maartje Glorie, gebouwd in 1885. Ze was waarschijnlijk de eerste bewoonster, want geboren in 1847, wordt ze in 1890 als zodanig genoemd, terwijl ze in 1880 nog woonachtig was op de boerderij van haar vader, Frans Glorie, in de Oosterbuurt.
Zij genoot in Castricum en verre omgeving een reputatie als ‘kankerjuffrouw‘. Ze had een pastoor in Brabant een kruidenrecept weten te ontfutselen voor de bestrijding van kanker en wist daar als ‘alternatief’ genezer in Castricum goede sier mee te maken.
Jaarboek 24, pagina 53
Van ver buiten Castricum kwamen de patiënten. Rika Hopman, de dienstbode van de alleenstaande Maartje, zorgde voor de opvang van de patiënten. Deze Rika, getrouwd met Simon Glorie, een neef van Maartje, droeg kennis van de samenstelling van het kruidenmengsel en zette de ‘geneeskundige’ praktijk na de dood van Maartje in 1922 nog enige tijd elders in Castricum voort, onder andere aan de Overtoom.
In 1922 vond, te oordelen naar het geldbedrag dat er mee gemoeid was, een vrij grondige verbouwing van het pand plaats, waarschijnlijk tot een winkel. In 1939 begon de in 1904 in Velsen geboren Henk Heeremans er een tabakswinkel, die hij de respectabele periode van 40 jaar heeft aangehouden. Overigens hielp vooral zijn vrouw in de zaak, omdat hij er zelf nog een bijbaan op nahield in de verzekeringsbranche, die hij echter na het overlijden van zijn vrouw in 1958 opgaf. In 1979 verkocht hij de winkel aan R.J. Loesink, die zich ongeveer 10 jaar later om gezondheidsredenen terugtrok. De tabakszaak bleef bestaan en heet nu Smokey’s Specialties.
Sloop ten behoeve van een bank (nummer 5)
Het pand op nummer 5 bestond reeds in 1895. Eigenaar en bewoner was toen de uit Egmond-Binnen afkomstige Pieter Mooij, een tuinder, die ook nog in 1943 als eigenaar wordt genoemd, het jaar waarin de woningen en winkels in de Burgemeester Mooijstraat op last van de bezetter moesten worden ontruimd en er dus tot de bevrijding geen activiteiten meer konden worden ontplooid.
Pieter Mooij was een familielid van burgemeester Mooij, naar wie de straat werd genoemd. Direct na de oorlog vestigden zich op nummer 5 twee dames, waarvan omwonenden de indruk hadden, dat ze niet onbemiddeld waren: de weduwe Bet Grapendaal-Hogenstijn, die in 1954 overleed en haar zuster Antje Grapendaal, die in 1964 naar elders verhuisde. Hun beider vader was Freek Grapendaal, die onder meer de boerderij Starrenburg aan de Bleumerweg bezat.
In 1964 kreeg het pand een geheel andere bestemming. Het werd verbouwd tot magazijn, waarna er een chocoladesorteerderij van de firma Verkade werd gevestigd, beheerd door Ber Castricum. Huidige Castricummers, die toen in de kinderleeftijd waren, hebben daar aangename herinneringen aan, want er werd nogal eens chocola uitgedeeld. Circa 1975 werd het pand in gebruik genomen door de NMB-bank, die het in 1981 vrijwel geheel liet slopen om er een nieuw bankgebouw, met bovenverdieping, voor in de plaats te zetten. Nu (in 2001) huist er de ING-bank.
Van kleine bedrijvigheid naar grote zaken (nummers 7 en 9)
De twee aan elkaar gebouwde panden 7 en 9 vormden de voorlopers van de huidige drogisterij Portegies.
Piet Portegies, van beroep huis- en rijtuigschilder, vestigde zich met zijn echtgenote Maartje van der Velden in 1877, op 35-jarige leeftijd vanuit Wognum in Castricum, waar hij volgens de overlevering de genoemde panden liet bouwen.
Nummer 7 fungeerde als woonhuis, een houten pand met turf als isolatie tussen de buitenmuren en nummer 9 als werkplaats. Al snel kwam hij tot de conclusie dat het leveren van verf aan Castricummers, die zelf de kwast ter hand wilden nemen, lucratief zou kunnen zijn en dus begon hij in een uitbouw van de werkplaats een winkeltje in schildersbenodigdheden. Dat breidde zich uit tot andere artikelen, zoals bezems en boenders, die de agrariërs meestal van rondreizende kooplieden betrokken. Ook ging hij wrijfwas maken, een populair product voor het onderhoud van het zware houten meubilair dat men in de meeste Castricumse huizen aantrof. Er is wel geopperd, dat de winkel van Piet Portegies de oudste winkel aan de Kramersweg zou zijn, maar dat valt te betwijfelen.
Het echtpaar Portegies kreeg 9 kinderen, waarvan de zoons voorbestemd waren om in het bedrijf van hun vader mee te helpen en om het ook na diens dood, in 1922, voort te zetten. De loopbaan van de broers liep echter al snel uiteen. Sijf Portegies begon aanvankelijk elders in de Burgemeester Mooijstraat een winkel, later in de Dorpsstraat en ging in zijn vrije tijd vooral op in het schilderen en tekenen van landschappen en boerderijen in Castricum en omgeving.
Cor Portegies bleef betrokken bij het schildersbedrijf. Piet Portegies was de meest ondernemende van de broers en begon in het voorste gedeelte van de schildersloods een eenvoudige drogisterij. In het begin simpel met zalfjes, hoestdranken, drop, pepermunt, verband, urbanus-pillen, aspirine, zwart-op-wit enzovoorts. Maar dat assortiment werd steeds uitgebreider en daarbij gaf hij ook nog gratis een uitgebreide mondelinge gebruiksaanwijzing. Toen Piet Portegies in 1959 stierf, zette zijn zoon Nico de drogisterij voort. Hij voerde een aantal verbouwingen door, de meest drastische in 1965 waarbij vrijwel alles plat ging en drogisterij Portegies een nieuw uiterlijk verkreeg. In 1970 kwam er nog een etage bovenop.
De bouw van een nieuw kantoor door de naastgelegen NMB-bank in 1981 inspireerde Portegies in datzelfde jaar tot een modernisering van onder andere de voorgevel met de etalages.
Het familiebedrijf Portegies groeide uit tot een winkelketen, die thans meer dan veertig winkels omvat. Een voorbeeld van zeer succesvol Castricums ondernemerschap.
Jaarboek 24, pagina 54
Het ‘witte huis’ (nummer 11)
Het nog steeds bestaande karakteristieke ‘witte huis’ dateert van 1885 met als eerste bewoner de in 1851 geboren Cor Kabel die daar een tuinderij had. Hij woonde er met zijn vrouw Geertje Albrink en drie kinderen. Ook was er enige tijd Willem Albrink, een broer van zijn vrouw in huis, eveneens een tuinder.
Na Cor Kabel bleef zijn zoon Jan met zijn familie nog enige tijd in het pand wonen om het omstreeks 1930 te verkopen aan Jan Brandjes. Sindsdien woonden er onafgebroken leden van de familie Brandjes. De huidige bewoonster, de reeds lang gepensioneerde Coba Brandjes, die jarenlang op Duin en Bosch werkzaam was, vertelt hierover: “Ik ben geboren in de Burgemeester Mooijstraat, niet op nummer 11, maar meer naar het einde van de straat, richting station, in de boerderij van Schotvanger, mijn opa. Mijn ouders hebben eerst ook nog aan de Kooiweg gewoond.
Omstreeks 1930 kwamen we in de Burgemeester Mooijstraat op nummer 11 te wonen. Jan Kabel, een veehandelaar, had daar vóór ons gewoond en die verhuisde toen met zijn gezin naar de Rijksstraatweg. Wij woonden er met acht personen, vader, moeder, vijf meisjes en één broer. Achter ons huis was een bollenschuur en een groot stuk tuin. Mijn vader zette daar nog een kas op, daar werden onder andere tomaten gekweekt, dat was iets nieuws toen.
Hij was ook voorzitter en tevens veilingmeester van Ons Belang, dat is hij 50 jaar geweest. De aardbeien- en groentekarren reden via de Burgemeester Mooijstraat, er was een doorgang tegenover ons huis, naar het veilinggebouw aan de Dorpsstraat. Op nummer 9 woonde Portegies en op nummer 13 was de winkel van Piet Vader, die in 1952 gesloopt werd vanwege het doortrekken van de Henri Schuijtstraat. Aan twee kanten van mijn huis is de situatie wel erg veranderd in de tijd dat ik hier woon. Toch is het nog leuk wonen, zo echt in het centrum van Castricum.”
Een huis maakt plaats voor de Henri Schuijtstraat (nummer 13)
Het pand met nummer 13 bestond reeds voor 1900 en werd toen bewoond door de in 1851 geboren Hendrik Scheerman en zijn familie. Hendrik was een landbouwer en handelde ook in boter en kaas. Hij overleed in 1897. Zijn weduwe Anna Scheerman-de Boer bleef achter met vier kinderen. Bovendien woonde haar vader bij haar in en had ze ook nog kostgangers in huis. Nadat de kinderen achtereenvolgens het ouderlijk huis hadden verlaten, verkocht Anna de woning in 1917 aan de in dat jaar getrouwde Sijf Portegies, die hiermee vlak bij het familiebedrijf (de hiervoor besproken nummers 7 en 9) kwam te wonen.
Jaarboek 24, pagina 55
Sijf Portegies en zijn vrouw Cornelia Rustman begonnen, na een verbouwing, in een gedeelte van het woonhuis een ‘Handel in klompen, porselein, glas en aardewerk’, zoals op de winkelpui was vermeld. De winkel heeft echter zijn grootste bekendheid te danken aan de altijd opgewekte Piet Vader, die het pand in 1923 van de naar de Dorpsstraat vertrokken Sijf Portegies kocht en er de kruideniers- en tabakszaak ‘De Concurrent’ begon.
Riet Vader, dochter van Piet Vader, merkt hierover op: “Ik denk nog vaak aan de Burgemeester Mooijstraat zoals die vroeger was, heel dorps en vol grote bomen. Mijn vader kwam met zijn ouders naar Castricum en woonde eerst aan de overkant van de straat, waar later, na afbraak van het ouderlijk huis, zijn zus Neeltje een lingeriewinkel begon. Toen mijn vader trouwde met Johanna Out, begonnen ze aan de andere kant van de straat een winkel in kruidenierswaren en tabaksartikelen.”
Piet Vader was in zijn tijd een populaire Castricummer. Hij was er altijd voor in om iets in de straat te ondernemen. In de Sinterklaastijd was hij de man die de optocht van de Sint organiseerde en tot slot installeerde hij dan in zijn achterkamer Sinterklaas met een grabbelton van 5 cent. Dat trok enorm veel moeders met kinderen. In 1936 overleed hij en bleef zijn vrouw met de kinderen in het winkelpand achter.
In 1943 werd de familie, zoals iedereen uit de straat, geëvacueerd, maar na de oorlog keerden ze terug om in juni 1945 de vernieuwde zaak te heropenen. Maar nu doemden er andere moeilijkheden op: de Henri Schuijtstraat werd doorgetrokken naar de Burgemeester Mooijstraat en het pand van Vader stond daarbij in de weg. Volgens Riet Vader was dat geen prettige periode; er was van de kant van de gemeente weinig begrip en medewerking. Uiteraard wilde de familie Vader niet zonder slag of stoot weg en de onteigening had dus nog heel wat voeten in de aarde, met name het vinden van een geschikte plaats om de broodwinning voort te zetten. Uiteindelijk werd dat de Torenstraat. De sloop van het pand in de Burgemeester Mooijstraat vond in 1952 plaats.
Van boeken tot lingerie (nummer 15)
Naast het pand van Vader stond een klein winkelpand, dat was gebouwd in 1923. In dat jaar kwam Nicolaas de Jonge op 30-jarige leef tijd met zijn vrouw Maartje Schilp uit Haarlem om er een boek- en kunsthandel te beginnen. Na een onderbreking in de oorlog keerde De Jonge in 1945 weer terug.
Hij verkocht de winkel in 1958 aan Dirkje Smit, die de boekhandel voortzette. Veel Castricummers zullen zich haar nog herinneren, met de hond Beer en een grote kat in de winkel. Ze had ook een uitleenbibliotheek die in een behoefte voorzag, want er was toen nog geen openbare bibliotheek in Castricum. Wegens gezondheidsredenen trok mejuffrouw Smit zich in 1976 uit de boekhandel terug, waarvan de voorraad, met uitzondering van de uitleenboeken, werd overgenomen door Siebrand Laan, die zich aan de overkant van de straat met een boekhandel gevestigd had.
Voordat het pand in 1997 werd gesloopt, zijn er nog diverse zaken in gevestigd geweest, met als meest bekende waarschijnlijk de Markthal. Nu staat er op deze plaats een recent nieuw gebouwd winkelpand, waarin LinChérie gevestigd is.
Een lange geschiedenis van bedrijvigheid (nummer 17)
De geschiedenis van winkeliersactiviteiten op de plek waar nu kapsalon Quax, juwelier Dikhoff en lunchroom De Roset gevestigd zijn, gaat terug tot circa 1850, toen de kiem werd gelegd voor wat waarschijnlijk de eerste winkel aan de Kramersweg was.
In 1848 werd de hier gesitueerde tuinderij, uit de nalatenschap van de Castricumse bakker Pieter Schavemaker, verkocht aan Evert Winkelman, die zich in 1840 op 26-jarige leeftijd vanuit Scherpenzeel als dagloner in Castricum had gevestigd. Evert liet er in 1850 een huis bouwen, waarin hij in 1853 een kruidenierswinkel begon. Hij bleef zich vooral met de tuinderij bezig houden, terwijl zijn vrouw, Elisabeth Scholder, de winkel beheerde. Evert geraakte in de schulden, want bij zijn overlijden in 1878 leverde een boedelverkoop slechts een positief saldo op van 25 gulden.
Het pand kwam toen in handen van de in 1849 in Castricum geboren Piet Lute, oorspronkelijk landarbeider, die er een café begon. Dat het houden van een café aan de Kramersweg in die tijd lucratief was, wordt wel in verband gebracht met het afgraven van de duinen, die nog aan de Mient grensden, voor de aanleg van de spoorweg. De arbeiders die daarbij waren betrokken zochten vertier en vonden dat in de nabijgelegen cafés.
Het verhaal gaat, dat Lute de aantrekkingskracht van zijn café nog vergrootte met het optreden van muzikanten. Het gezin van Piet Lute, die gehuwd was met Maria Kaas, telde 10 kinderen, dus dat zal in het cafébedrijf wel eens wat leven hebben gegeven.
Het café werd in 1908 overgenomen door de in 1873 geboren Thijs Olgers, wiens beroep in de archieven als koffiehuishouder wordt omschreven.
Jaarboek 24, pagina 56
Olgers komt uit de geschiedschrijving naar voren als een zeer ondernemende, maar ook rusteloze figuur. Hij breidde het pand uit met een woongedeelte en exploiteerde er niet alleen het cafébedrijf, nu met feestzaal, maar ook een winkel in huishoudelijke artikelen. Verder was hij actief in het transportwezen met autobusdienst ‘De Onderneming’ , onder andere naar het strand, waar hij belangen had in het voor de oorlog bekende hotel- en cafébedrijf Armeria, dat later op last van de bezetter werd gesloopt.
Olgers pakte zijn zaken groot aan. Tijdens de kermis bouwde hij achter zijn café een danstent met plaats voor wel 500 personen, waar dan een groot Duits orkest walsen en polka’s speelde. Niettemin schijnt de zaak op den duur minder te zijn gaan lopen, wellicht door de gevolgen van de eerste wereldoorlog, zoals de distributie van de dagelijkse levensbehoeften, want in 1916 doet Olgers afstand van zijn cafévergunning. Hij begint dan in het pand nog wel een soort uitdragerswinkel met meubels en huishoudelijke artikelen.
In archiefstukken wordt hij vanaf 1917 ook genoemd als actief in de beurtvaart met twee boten op de trajecten Wormerveer-Zaandam en Limmen-Amsterdam en een bodedienst met vrachtwagens tussen Amsterdam en Alkmaar. Voordat het pand in 1926 gesloopt werd, hield Olgers nog een openbare verkoping van zijn winkelspullen, wat volgens de overlevering gepaard ging met muziek en veel tam-tam. Dus ook dat pakte hij groots aan. Daarna verhuisde Olgers met zijn garage en autobussen naar de Rijksstraatweg (nu Dorpsstraat), de vroegere doorrijstal van De Rustende Jager. Als het kermis was in Castricum, kon hij niet nalaten daarachter nog een danstent op te zetten.
Na de sloop van het cafébedrijf in 1926 kwam er een dubbel winkelpand voor in de plaats met als eigenaar Coenraad Marjot, die er in 1930 een banketbakkerij begon en het er ruim twintig jaar volhield. Daarna nam de uit Bussum afkomstige Willem Boske de banketbakkerij over onder de benaming ‘Boske’s Edelgebak’, een zaak die lang heeft bestaan, van 1953 tot 1984. Velen zullen zich daarna nog banketbakkerij Hoetjes, ‘de roomboterspecialist’ herinneren, terwijl het pand nog niet zo lang geleden door bakker Kees Zoon werd verbouwd tot de lunchroom waarin thans De Roset is gevestigd.
Wat de andere helft van het pand betreft was de bestemming eigenlijk vanaf het begin zoals die thans nog is, een kapsalon. Oudere Castricummers zullen zich nog kapper Lajos Horvat herinneren. Zijn wortels lagen, zoals zijn naam aanduidt, in Hongarije. Hij leerde het kappersvak van jongs af aan in de kapsalon van Bertus Stuifbergen (Grote Bertus) aan de Dorpsstraat en begon in 1946 een eigen kapsalon aan de Burgemeester Mooijstraat.
Het gezin Horvat telde 9 kinderen, waarvan sommige nog in Castricum wonen. Na de periode Horvat probeerden in een kort tijdsbestek drie andere kappers in het pand een zaak op te zetten, echter zonder succes, zodat de uit Beverwijk afkomstige Sirnon Quax in 1956 te maken kreeg met een vrijwel verlopen kapperszaak. Hij wist echter wel een goed lopende kapperszaak op te bouwen en begon er ook een parfumeriewinkel.
Later stopte Quax met de parfumeriewinkel en verhuurde hij het winkelgedeelte aan andere ondernemers, recent juwelier Dikhoff. Simon Quax was geruime tijd de gewaardeerde organisator van de befaamde braderie in de Burgemeester Mooijstraat, die zich later uitbreidde tot enkele andere straten en uitgroeide tot de grootste braderie in Noord-Holland.
Herhaald bouwen en slopen (nummer 19)
Rond 1910 nam de hiervoor genoemde café-eigenaar Piet Lute met zijn familie een woonhuis in gebruik dat was gelegen naast het café en dat daarvoor werd bewoond door de in 1830 in Uitgeest geboren Daan Rozenbroek. Hij en zijn vrouw Aagje Konijn worden in archiefstukken reeds in 1880 genoemd als de bewoners. Daan Rozenbroek was kleermaker en hield zich bovendien met het kweken van bloemen bezig. Ook was hij voorzanger bij de Nederduitsch hervormde gemeente in Castricum, waarvoor hij jaarlijks 45 gulden betaald kreeg. Toen dat vanwege de slechte financiële toestand van het kerkgenootschap in 1893 tot 25 gulden werd verlaagd, hield hij dit werk voor gezien. Verder weten we weinig meer van hem, dan dat hij op latere leeftijd slecht ter been was en altijd met een stok liep.
Het woonhuis werd, evenals het voornoemde café van Olgers, in 1926 afgebroken. Gerbrand Lute, een zoon van Piet, liet op dezelfde plaats een nieuwe woning bouwen. Hij oefende het beroep uit van melkslijter. Na zijn overlijden in 1938 bleef zijn weduwe Marijtje Duin, die hem twaalf jaar overleefde, in het pand wonen met haar in 1908 geboren zoon Paul, die de melkslijterij voortzette. De woning werd in 1968, 42 jaar na de bouw, alweer afgebroken om plaats te maken voor nieuwbouw ten behoeve van makelaardij Kloes, die in het naastgelegen pand (nummer 21) uit zijn jasje was geroeid. Van 1972 tot 1980 was het makelaarskantoor in het nieuwe pand gevestigd om daarna opnieuw te verhuizen, nu naar de overkant.
Jaarboek 24, pagina 57
Vervolgens werd het pand, na een verbouwing, definitief in gebruik genomen door Laan, die eerder aan de overkant in de Burgemeester Mooijstraat was gevestigd en nu zijn boekhandel aanzienlijk kon vergroten.
Siebrand Laan belandde eigenlijk bij toeval in Castricum, door een fietstocht die hij met zijn vrouw maakte van Avenhorn naar Velsen-Noord, in welke plaats hij reeds een boekhandel had. In 1985 vertelde hij in een interview met de plaatselijke krant hierover: “Wij kwamen ongeveer 9 jaar geleden door Castricum en werden aangetrokken door een gezellig verlichte avondmarkt in de Burgemeester Mooijstraat. Wij dachten: een leuke straat om ons te vestigen. Het toeval wilde dat er een bonthandelaar stopte en wij onze intrek konden nemen in het pand waar nu Van Dam zit. In 1980 verhuisden we naar ons huidige pand.”
Achter het pand van Laan treffen we tegenwoordig nog een vrij groot, momenteel wild begroeid, stuk land aan, waar enige tijd een mini-golfbaan gevestigd is geweest en waar ook schapen hebben gegraasd. Het ziet er naar uit dat dit laatste open stuk land dat aan vroegere tijden herinnert, in de nabije toekomst zal worden bebouwd.
Een karakteristiek, nog bestaand, pand (nummer 21)
Vervolgen wij onze route dan komen wij bij een woonhuis dat in 1919 werd gebouwd voor Cornelis Spaansen en zijn familie, tot dan woonachtig in een boerderij aan de Breedeweg. Dit boerenbedrijf werd in 1920 door zijn zoon Cor voortgezet. Cornelis Spaansen was vooraanstaande Castricummer die geruime tijd lid was van de gemeenteraad. In 1919 werd hij benoemd tot wethouder en in 1922 tot waarnemend burgemeester. Na zijn overlijden in 1925 bleef zijn weduwe Johanna Spaansen – Henneman nog tot 1943 in het huis wonen.
In de oorlog, toen de Burgemeester Mooijstraat op last van de bezetter enkele jaren was ontruimd, namen Duitse officieren hun intrek in het woonhuis. Na de oorlog werd het pand korte tijd bewoond door Hendrik Nielen, in de periode 1945 tot 1977 burgemeester van Heemskerk. Vervolgens huurde Piet Kuijs de woning van de weduwe Spaansen. Zijn dochter Corry Kuijs, herinnert zich de periode, dat zij daar woonde, nog goed: “In 1946 kwamen wij op nummer 21 in de Burgemeester Mooijstraat wonen. Het was het statige herenhuis van Spaansen. Voor ons had Nielen er in gewoond. We waren nog met zes personen, vader, moeder, twee broers, één zus en ik dan. Er achter was een heel grote tuin die doorliep tot aan de Pernéstraat. Een tuin met fruitbomen, groente en kippen. Vóór het huis stonden twee kastanjebomen, een witte en een rode. Rechts van ons was het kruidenierswinkeltje van Groen en aan de linkerkant woonde de een weduwe Lute met haar zoon Paul, de melkboer. We keken uit op het witte huis van mevrouw Rommel, met het bekende prieeltje vóór het huis, dat nu in de tuin van De Boogaert staat. In 1964 verhuisden wij naar de Alkmaarder Straatweg en kwam makelaar Kloes in het huis.
Jaarboek 24, pagina 58
Het reisbureau is begonnen in de zijkamer aan de voorkant, later kwam het in een aanbouw. Het reisbureau is er nog, maar in de makelaardij is nu de Trekpleister.”
Als aanvulling op het betoog van Corry Kuijs kan nog het volgende worden opgemerkt. Het in het pand van Kloes begonnen reisbureau kwam al snel onder de leiding van Piet Kuijs (junior), een broer van Corry en medewerker van Kloes. Later nam hij het reisbureau, dat onder de naam Zonvaart bekend is geworden, over.
Makelaardij Kloes verhuisde in 1972 naar de ernaast gelegen nieuwbouw. (Zie hiervoor.)
‘De Gouden Stulp’, hoe lang nog? (nummer 23)
In 1830 stond aan de Kramersweg, op de plek van het winkelpand waarin momenteel (in 2001) Shoarma Mama, Indradjaya en D-tails gevestigd zijn, al een eenzaam huisje, dat werd bewoond door de in de inleiding genoemde Jan Visser, een dagloner met zijn vrouwen vier kinderen. Dit was niet het huidige pand, dat echter volgens de beschikbare gegevens ook van een respectabele ouderdom is, want het bestond reeds in 1890. Bewoner was toen de 20-jarige Bernard Res die, in wat in archiefstukken een boerderij wordt genoemd, een kleine kruidenierszaak begon, die hij ‘De Gouden Stulp’ noemde. Res, getrouwd met Johanna de Weijer en vele jaren lid van de gemeenteraad, stierf kinderloos in 1952.
Circa 1920 kwamen de kruidenierswinkel en woning in handen van Jan Groen en zijn familie. Zijn dochter Mien Groen heeft hieraan nog vele herinneringen: “Ik ben geboren in dit huis op 28 november 1925. Mijn vader had een kleine kruidenierswinkel. Maar voordat ik op de wereld kwam heeft hij nog heel wat andere dingen gedaan.
Zo is hij onder andere koetsier geweest in dienst van ‘De Rustende Jager‘, met een paard en tweewielig wagentje. Soms kreeg hij vreemde opdrachten. Zo moest hij eens midden in de winter met een lijkwagen, met paard natuurlijk en hij zat dan op de bok, de overleden knecht van schoenmaker Immink naar Volendam brengen. Een Volendammer wil nu eenmaal in Volendam begraven worden. Het vroor stevig en van die tocht hield hij een paar bevroren oren over.
Hij is ook nog zogenaamde kouwe bakker geweest, maar toen hij de kans kreeg om de kruideniers-winkel van Nardus Res over te nemen, deed hij dat. Eigenlijk was het van oorsprong een klein boerderijtje, zoals er van oudsher in de Kramersweg stonden. Aan de achterkant was nog steeds de stal. Het was niet groot, maar toch woonden wij naast de winkel met vader, moeder en zeven kinderen, twee jongens en vijf meisjes.
Het was een winkeltje in de oude stijl, gewitte muren, houten vloer, een toonbank met koperen koffiemolen, weegschaal en zakkenhouder boven de toonbank. Heel nostalgisch, een ‘gortla’ met erwten, bonen en meel, vaten met zeep en stroop, ook nog petroleum. In 1942-1943 moest de hele straat leeg van de bezetter, wij bleven bij familie in Castricum. Mijn moeder had de wasmachine in de schuur laten staan, want naast ons, in het huis van Spaansen, zaten Duitse officieren en daarvan tapten wij stiekem stroom af voor de was.
In 1945 konden we weer terug in de Burgemeester Mooijstraat. Ik was toen 20 jaar, mijn vader was er niet meer en mijn oudere zusters waren getrouwd. Zo beheerde ik de winkel. Ik trouwde in 1954 en door verschillende omstandigheden ben ik met de winkel gestopt in 1956. De winkel is toen overgegaan naar kunsthandel Groesz. In 1977, na Groesz is het pand gesplitst in drie winkeltjes.”
Johan Groesz huisde, met een zaak in antiek en curiosa, niet minder dan 20 jaar, van 1957 tot 1977 in het pand. Volgens een bericht in de plaatselijke krant vertrok Groesz uit Castricum, omdat hij niet meer in staat was de steeds stijgende huur te betalen.
Waarschijnlijk mede hierom vond na zijn vertrek de door Mien Groen genoemde verdeling in meerdere winkels plaats, waarin een bonte reeks van zaken gevestigd is geweest. In de herinnering onder adere kindermode Mister Minit, Eigenwijs kinderkleding, bloemenzaak Boekette, Grillroom Baba, Traiteur La Casserole, Galerie Golubeus, Boetiek De-Ja-Vu en een meubelzaak. Opgemerkt kan nog worden, dat Groesz naast zijn huis een soort schuur als garage gebruikte, waarin thans boekenantiquariaat ‘Het Duveltje’ gevestigd is.
Jaarboek 24, pagina 59
In 1976 werd voorgesteld ‘De Gouden Stulp’ op de Castricumse monumentenlijst te plaatsen. Dit gaf aanleiding tot veel discussie. Het advies van de monumentencommissie werd in een raadsvergadering afgestemd. Men vond het pand niet karakteristiek genoeg. Een der raadsleden sprak van een ‘schilderachtig krot’.
Het pand was toen eigendom van makelaar Kloes, die evenals zijn meeste collega- ondernemers in de Burgemeester Mooijstraat voor sloop was, maar zich volgens mededelingen in de pers toch niet gelukkig voelde in de rol van ‘boosdoener’. Misschien daarom is het pand tot op de huidige dag blijven bestaan, hoewel plannen voor sloop in de nabije toekomst en nieuwbouw ter plaatse reeds zijn uitgewerkt.
Een nog bestaand woonhuis (nummer 25)
De hiervoor genoemde Bernard Res van de kruidenierswinkel liet het karakteristieke woonhuis op nummer 25 in 1918-1919 bouwen om daar met zijn vrouw te gaan wonen, nadat hij met de kruidenierszaak was gestopt en die had overgedragen aan de familie Groen. Bernard Res overleed in 1952.
Na zijn dood, zijn vrouw was reeds eerder overleden, bleek hij het huis vermaakt te hebben aan de Pancratius kerk, met echter de bepaling, dat er alleen iemand van de familie Res in het pand zou mogen wonen.
Vanaf 1952 was de volgende bewoner dan ook Willem Res, een neef van Bernard, met vrouw en dochter. Deze Willem Res was de laatst overgebleven tuinder aan de oneven kant van de Burgemeester Mooijstraat.
Na diens overlijden bewoonden Gerardine en Marian Res, de dochters van zijn broer Anton, het pand dat inmiddels weer van de kerk was teruggekocht.
Ook dit huis zou in de nabije toekomst wel eens aan de slopershamer ten prooi kunnen vallen.
Twee families in een kleine behuizing (nummer 27)
In 1968 werd het winkelpand gebouwd waarin nu Flexitex, Foto Loek Anderson en Max O’Larrys IJssalon gevestigd zijn. Hiervoor werd een woonhuis gesloopt, dat er reeds in 1900 stond en toen werd bewoond door Piet Bakker, een tuinder. Later is het huis gesplitst en woonde in de ene helft de familie Bakker en in de andere helft Dorus Veldt, een vrachtrijder, met zijn familie.
Dat moet een vrij krappe bedoening zijn geweest en Jacoba Veldt, dochter van Dorus, kan zich deze situatie nog goed herinneren: “Ik ben geboren in het huis op nummer 27 dat in de Burgemeester Mooijstraat stond. Ik heb daar met mijn familie gewoond tot 1929. Ons gezin bestond toen uit acht personen, ik had twee broers en drie zusjes. Eigenlijk woonden we maar in de helft van het huis.
Aan de andere kant woonde de familie Bakker, ook al met acht personen. Het was nogal klein en er was, zoals haast overal in die jaren, nog geen waterleiding. Een regenput en een pomp zorgden voor het nodige water en er was een WC, ‘het huisje’ op enige afstand van het huis. We hoefden ons niet te vervelen met al die kinderen van twee gezinnen bij elkaar.
De eerste huizen van de Geelvinckstraat werden toen gebouwd, dus speelden wij daar overdag met zand, stukken hout en dergelijke dingen. De buurman links was Bernard Res, dat huis staat er nog steeds. Aan de andere kant was de slagerij van Sneekes. Er werd toen nog door de slagers zelf geslacht en wij kinderen vonden het spannend om stiekem te kijken hoe de koeien en varkens werden doodgeschoten. Kinderen uit die jaren waren niet zo fijngevoelig op dat punt, leek het wel.
In 1929 verhuisden we naar Gasstraat 1, daar was eerst de stoomwasserij Blanka gevestigd geweest. Dat was in vergelijking met het huis in de Burgemeester Mooijstraat een kasteel. Toch was het wonen in de Burgemeester Mooijstraat voor ons onvergetelijk.”
Een boerderij maakt plaats voor winkels (nummer 29)
Het pand waarin thans slagerij Hans van Borre en snuisterijenwinkel Tisane zijn gevestigd, had als voorloper een boerderij gebouwd door Jaap Schotvanger, volgens sommige bronnen ver voor 1900. Schotvanger was ook eigenaar van een café op de hoek met de Stationsweg, waarin nu een Chinees restaurant is gevestigd.
Jaarboek 24, pagina 60
Hierop komen we nog terug. Omstreeks 1900 gingen zijn dochter Johanna Schotvanger en haar echtgenoot Jan Brandjes in de boerderij wonen. Brandjes was tuinder en teelde ook bloembollen. In 1926 werd de boerderij gesloopt.
Na enkele jaren aan de Kooiweg te hebben gewoond, betrok de familie Brandjes ‘het witte huis’ in de Burgemeester Mooijstraat (nummer 11), dat we hiervoor reeds hebben besproken.
Na de sloop van de boerderij bood de vrijgekomen grond genoeg ruimte voor de uit Alkmaar afkomstige Cornelis Sneekes om er in een nieuw te bouwen pand een slagerij te beginnen. Veel Castricummers zullen zich Sneekes nog herinneren, want hij was hier niet minder dan 30 jaar als slager werkzaam, van 1926 tot 1957. Zijn gezin telde 12 kinderen.
Hij werd opgevolgd door zijn zoon, Albertus Sneekes, die de slagerij tot 1972 voortzette. Daarna vestigden er zich onder andere keurslager Van Haaster en vanaf 1989 Johannes Besteman, wiens winkel bekendheid kreeg als ‘vlees-boutique’. Circa 1972 werd het woongedeelte van het pand verbouwd tot een kleine tweede winkel, waarin een reeks winkeltjes gevestigd was, onder andere de Lappenmand, ’t Molletje (antiek en postzegels), een filiaal van bakker Burgmeijer, de Eeuwige Lente (bloemsierkunst) en sinds kort Tisane.
Het postkantoor (nummer 33)
In 1920 was er volgens plattegronden uit die tijd nog geen enkele bebouwing tussen de hiervoor genoemde boerderij en het cafébedrijf van Schotvanger op de hoek met de Stationsweg. In 1924 werd op dit nog open stuk een hulppostkantoor gebouwd, waartoe het initiatief uitging van het Postbedrijf Uitgeest, dat toen nog de postdistributie in Castricum verzorgde.
Johannes Greuter, afkomstig uit Monnikendam, die aanvankelijk als ‘postgaarder’ voor 50 gulden per jaar in Castricum werkzaam was, werd de eerste kantoorhouder. Dochter Maria, uit zijn huwelijk met Anna Palmboom, verzette veel werk op het postkantoor, vooral aan het loket. Ze was befaamd om de snelle en accurate wijze waarop ze uit haar hoofd kon rekenen, daar kon geen machine tegenop. In 1933 trouwde ze met Gerard Klaasse, die inmiddels ook op het postkantoor werk gevonden had. Deze liet in 1938 een nieuw postkantoor bouwen, waarvan de bovenverdieping tevens onderdak bood aan zijn grote gezin.
Greuter ging in 1939 met pensioen, in welk jaar zijn dochter, die over de benodigde papieren beschikte, het van hem overnam. Zoals reeds herhaaldelijk vermeld, werd in de Tweede Wereldoorlog de gehele Burgemeester Mooijstraat ontruimd, maar de familie Klaasse mocht er vanwege het verzorgen van de telegraaf- en telefoonverbindingen blijven wonen.
Toen in 1962 een postkantoor aan de Ruiterweg werd geopend, kreeg het pand in de Burgemeester Mooijstraat een winkelbestemming met Welkers huishoudelijke artikelen, later gevolgd door Gallash Mode, Bianca Mode en Charleys Mode. Na een ingrijpende verbouwing werd het in gebruik genomen door makelaardij Vervoort. Thans maakt het deel uit van de uitgebreide makelaardij Boske en Vervoort, waartoe met de hierna te noemen vestiging van deze makelaardij een verbinding is gemaakt.
Gerard Klaasse bleef nog tot aan zijn pensioen werkzaam op het postkantoor aan de Ruiterweg. Zijn vrouw was al een tijdje met ziekteverlof, toen ze in 1965 wegen haar 40-jarig dienstverband met de posterijen een onderscheiding kreeg.
Van kaas en ijs tot makelaardij (nummer 35)
Op het hiervoor genoemde open stuk grond werd in 1925 naast het postkantoor een pand met een dubbele bestemming gebouwd. In het gedeelte met nummer 35 woonde aanvankelijk de weduwe Lommen-Sauveur, de moeder van de toenmalige Castricumse burgemeester Lommen, met een broer en schoonzuster.
Jaarboek 24, pagina 61
Mevrouw Lommen kwam oorspronkelijk uit Maastricht en hield veel van uitgaan. Daarbij nam ze haar huishoudelijke hulp, als een soort gezelschapsdame, van tijd tot tijd mee naar Amsterdam, waar ze bijvoorbeeld het Tuschinski-theater bezochten en daarna uit eten gingen. Later verhuisde mevrouw Lommen naar een villa aan de Stationsweg.
Volgens het bevolkingsregister vestigde zich begin 1936 op nummer 35 een Oostenrijkse banketbakker, Hermann Zinkl met vrouw en dochter. Bewijs van zijn activiteiten in Castricum vormt ondermeer bewaard gebleven verpakkingsmateriaal met de opdruk ‘Hermann Zinkl, Weensche Banketbakkerij en IJsbuffet, Burgemeester Mooijstraat 35, Castricum’. Verder weten we weinig van hem, behalve dat hij achter zijn huis een terrasje onder een pergola exploiteerde, dat weinig belangstelling scheen te trekken. Wellicht de reden dat hij eind 1937 alweer uit Castricum vertrok naar Haarlem.
Na het vertrek van Zinkl opende de bekende Bank Beentjes zijn kaashandel op het adres Burgemeester Mooijstraat 35. Vele Castricummers zullen nog herinneringen hebben aan deze kaaswinkel, die in 1962 wegens personeelsgebrek werd gesloten en vooral aan het latere IJshuis BB, met ‘ijs om te smullen’.
Eind 1979 hield Bank het voor gezien en hij deed daarbij nog een verkapte uitspraak over het weer, waarvan hij bij zijn ijsverkoop uiteraard sterk afhankelijk was geweest: “Ik heb hier 25 jaar in boter en kaas gedaan, daarna 25 jaar in ijs en ik was van plan om 25 jaar in zonweringsartikelen te gaan doen, maar je kunt niet weren wat er niet is.”
Na verbouwing tot een kantoor vestigde zich hier vervolgens makelaar Vervoort, voormalig medewerker van Kloes, in het pand.
Van schoenhandel tot groentewinkel (nummer 37)
In de andere helft van het hiervoor genoemde pand begon kort na de bouw in 1925 Gerard Morren met zijn familie een manufacturenwinkel. De winkel werd na 1932, toen zijn vrouw was overleden, voortgezet door zijn dochter Everdina die coupeuse was en ook naailessen gaf. Gerard Morren overleed eind 1934.
In 1935 huurde Hein Groot, de schoenhandelaar, de winkel. Daar zat een geschiedenis aan vast, waarover Groot het volgende vertelde: “Mijn eerste schoenwinkel was gevestigd waar nu de groentezaak van Stengs is. Toentertijd was daar een stoffenzaak van de familie Morren. In 1935 werd de winkel op een morgen leeg gevonden, waarschijnlijk omdat de schulden niet konden worden betaald. Ik was toen net 20 jaar en woonde in Krommenie, waar mijn vader een schoenwinkel had. Je had het in die tijd niet voor het zeggen, ik had misschien wel wat anders gewild, maar ik was ook voorbestemd voor het schoenbedrijf. Mijn vader werd door een familielid getipt over het leegstaande pand in de Burgemeester Mooijstraat en huurde het voor tien gulden in de week van de eigenaar die in Bussum woonde. Zo werd ik met een voorraad schoenen naar de winkel in Castricum gedirigeerd.”
Hein Groot bleef voorlopig met de trein heen en weer reizen tussen Krommenie en Castricum, wat op het eerste gezicht lastig lijkt om succesvol handel te bedrijven, maar er was boven de winkel een woning waar Corry Groot, een zuster van Hein, en haar echtgenoot Aloysius Weenink hun intrek namen. Op deze manier bleef er toezicht op de winkel, terwijl Corry bovendien in de winkel hielp.
Eind 1938 verplaatste Groot zijn schoenwinkel naar elders in de Burgemeester Mooijstraat en kwam er een totaal andere nijverheid voor in de plaats, de groentehandel van Jan Stengs. Deze huurde het pand, evenals zijn voorganger Groot, voor tien gulden in de week, wat voor die tijd veel geld was. Terwijl zijn vrouw de winkel beheerde, ventte Jan Stengs groente en aardappelen, waarvoor hij er eerst met een transportfiets op uit trok en later met een auto die hij voor vijftig gulden had gekocht. Tot 1978 voorzag hij bovendien nog de camping Bakkum van aardappelen, groente en fruit. Het bedrijf werd door zijn zoons voortgezet
‘De Harmonie’ (nummer 39)
Het pand waarin nu een Chinees restaurant is gevestigd, op de hoek Burgemeester Mooijstraat-Stationsweg, liet Jacob Schotvanger in 1910 bouwen voor zijn in 1881 geboren zoon Piet, die er een café-restaurant, annex hotel begon dat als ‘De Harmonie’ grote bekendheid kreeg. Het café schijnt veel klandizie te hebben gehad van bezoekers aan het toen reeds bestaande Provinciaal Ziekenhuis ‘Duin en Bosch‘. Deze kwamen veelal met de trein naar Castricum en bij het wachten op de paardentram was ‘De Harmonie’ een gunstig gelegen pleisterplaats.
Piet Schotvanger was getrouwd met Anna Bisschop en het echtpaar kreeg 8 kinderen. Volgens de overlevering was Piet niet zo gecharmeerd van het cafébedrijf en ging hij liever met zijn vrienden jagen. In 1924 deed hij afstand van zijn vergunning voor de verkoop van sterke drank. Daarna kende het bedrijf nog diverse uitbaters, waaronder vanaf 1924 Klaas Schuijt, in 1933 Johannes Kehl en van 1939 tot 1949 Dirk Heerema. Toen de oorlog was afgelopen, heropende Heerema, na een gedwongen afwezigheid van 2,5 jaar, in juli 1946 zijn verwaarloosde etablissement, waarbij hij een grondige renovatie doorvoerde, die in de plaatselijke pers veel lof oogstte.
Jaarboek 24, pagina 62
Castricummers zullen de meeste herinneringen hebben aan de in 1901 geboren Gerrit Ammeraal, die van 1949 tot 1965 de uitbater was. Hij kwam uit Wormerveer, waar hij onder andere als ober werkzaam was geweest.
In 1970 kocht Theo Bleijendaal het pand en liet het drastisch verbouwen. Hij begon er een café-restaurant, dat alweer in 1973 werd verkocht. Het werd het begin van een reeks Chinese restaurants, allereerst Tong Fa en nu China City.
‘De Harmonie’ had lange tijd een belangrijke functie in het Castricumse verenigingsleven. Er vonden recepties en tentoonstellingen plaats, muziekverenigingen als Zang en Vriendschap en de Castricumse Orkest Vereniging hielden er hun repetities, er waren wekelijkse kaartavonden van klaverjasclub De Harmonie en in de periode Ammeraal had schietvereniging De Vrijheid een schietbaan op de bovenverdieping.
Een ingewikkelde situatie (nummers 2 en 4)
Vanaf de buitenkant kunnen we reeds vaststellen, dat het tegenwoordige pand op de hoek van Burgemeester Mooijstraat-Dorpsstraat uit verschillende onderdelen is opgebouwd die niet uit dezelfde tijd stammen. Aan de kant van de Dorpsstraat is er de ‘Brasserie bij Beentjes’ gevestigd. Aan de kant van de Burgemeester Mooijstraat Pizzeria Miamo en erboven een aantal kleine woningen. Ook automatenhal Meetpoint en Tapperij De Stiefel maken bij nadere beschouwing deel uit van het pand.
Dit complex is voortgekomen uit een herberg die daar al omstreeks 1830 heeft gestaan. Als ’tapper’ in dat jaar wordt genoemd Cornelis Steeman, die de herberg had laten bouwen op een stuk grond dat zijn vrouw, Aagje Stuifbergen, had verkregen uit de erfenis van haar vader.
n 1895 wordt de 22-jarige Bernard Wempe als kastelein genoemd en heet de herberg Café Sportlust. Wempe heeft een reeks opvolgers gehad, waaronder vanaf 1905 Toon van Benthem, die de zaken groot aanpakte en in 1921-1922 de uitbreiding van het pand aan de Burgemeester Mooijstraat realiseerde. In de modern ogende aanbouw, in stijl geheel afwijkend van het cafégedeelte, werden de keuken, sanitaire voorzieningen en enkele logeerkamers ondergebracht, waarna er nog ruimte overbleef voor verhuur.
Hier maakte aanvankelijk de vanuit Heemskerk gekomen notaris Heenk gebruik van. Er was ook enige tijd een bankkantoor (Oscar Smit) gevestigd en zelfs heeft een tandarts er zijn praktijk uitgeoefend.
In de periode van circa 1930 tot 1948 droeg het pand de naam ‘Bondshotel Broksma’, naar de eigenaar Hendrik Broksma. Daarna werd het bondshotel Meijer, tot in 1959 Joop Lefering de zaak overnam en in het cafégedeelte het Biljartpaleis ging exploiteren met enkele echte wedstrijdtafels, waarvan dan ook door biljartvereniging ‘Onder Ons’ druk gebruik werd gemaakt.
Het gedeelte van het pand waar nu Meetpoint en De Stiefel gevestigd zijn, schijnt omstreeks 1878 te zijn aangebouwd als kolfbaan. Later werden het twee woningen. Een bekende Castricummer, die vanaf 1945 tot 1963 op nummer 4 woonde, was vishandelaar Cees Veenboer.
De reeds genoemde Coba Brandjes, bewoonster van het ‘witte huis’ op nummer 11, herinnert zich deze overbuurman nog goed en vertelt daarover: “Bij mij aan de overkant woonde Veenboer. Hij haalde verse vis uit IJmuiden en mevrouw Veenboer bakte die iedere vrijdag voor de verkoop. Dat deed ze achter het huis onder een waranda, gewoon met een paar grote koekenpannen. Dat nam nogal wat tijd in beslag, maar iedereen had het wachten er voor over, want de vis was heerlijk. Alles was zeer hygiënisch. Mevrouw Veenboer had weliswaar geen koksmuts op, maar wel een grote alpino over haar kapsel. En heel de straat at op vrijdag de gebakken vis van mevrouw Veenboer, behalve dan de mensen die ze niet mocht, daar bakte ze niet voor.”
De geslaagde verbouwing in 1974 van de twee vervallen woninkjes tot café de Stiefel werd tot voorbeeld gesteld voor de renovatieplannen van het in slechte staat verkerende Biljartpaleis, die door eigenaar Theo Bleijendaal in 1978 werden bekend gemaakt. De bouwvallige toestand van het Biljartpaleis was volgens bezoekers uit die tijd overduidelijk. De balken waren vermolmd en een bekende Castricumse biljarter kan zich nog herinneren dat hij bij een harde stoot door de houten vloer zakte.
Bleijendaal had ook voor sloop kunnen kiezen, maar gaf er de voorkeur aan om met toestemming van de gemeente het oorspronkelijke karakter van de bebouwing, waaronder ook de naastgelegen voormalige doorrijstal aan de Dorpsstraat, zoveel mogelijk te handhaven. De verbouwingsplannen betekenden dat het Biljartpaleis zou wijken voor winkelruimte, terwijl op de bovenverdieping, die reeds voor bewoning werd verhuurd, een aantal één-kamerappartementen (studio’s) zouden komen.
In 1980-1981 werd de verbouwing gerealiseerd, waarbij door het weghalen van de onderbouw van de gevel aan de kant van de Burgemeester Mooijstraat een luifel ontstond, een leuke entree tot de eerste winkel die zich daar in 1981 vestigde: Brigitte Modes. In het voormalige cafégedeelte, later biljartruimte, aan de kant van de Dorpsstraat, kwam een bloemenzaak. Opmerkelijk is dat dit niet het definitieve einde van het café- en restaurantbedrijf op de hoek Dorpsstraat-Burgemeester Mooijstraat betekende, want thans zijn er toch weer eetgelegenheden gevestigd.
Jaarboek 24, pagina 63
Bouw en sloop (nummer 6)
De kruidenierswinkel van Piet Vader op nummer 13, die in 1952 werd gesloopt ten behoeve van de Henri Schuijtstraat, kwam reeds ter sprake. Zijn in 1852 in Oudorp geboren vader Klaas, die gehuwd was met Maria Wempe, was al voor 1900 woonachtig aan de even kant van de Kramersweg.
Riet Vader, de dochter van Piet Vader, weet er meer over te vertellen: “Mijn opa Klaas Vader kocht in 1895 het huis met het latere nummer 6. Hij woonde daar met zijn vrouw en drie kinderen, mijn vader Piet, Cor en Neeltje. In een gedeelte van het huis werden wat kruidenierswaren verkocht maar voornamelijk snoep. Een zuurbal kostte een cent.
In 1936 werd dit huis afgebroken en daarvoor in de plaats werd een winkelpand gebouwd voor mijn tante Neeltje. Opa en tante woonden toen tijdelijk bij ons in. Oom Cor was naar elders verhuisd. Mijn opa overleed al spoedig, maar heeft de tekening van de nieuwe winkel nog gezien. Neeltje verkocht in de nieuwe winkel lingerie en textiel. In 1938 trouwde ze met Klaas Stiemer, beddenmaker van beroep.
Toen Neeltje in 1967 stierf, werd de zaak door Stiemer voortgezet als ‘beddenpaleis’, maar daar kwam een einde aan toen het pand werd afgebroken om plaats te maken voor een nieuw winkelpand waarin een schoenenwinkel kwam. Eerst van Piet van de Put en daarna van Antoon Hurkmans.”
Van de Put betrok het nieuwe pand in 1974, na sinds 10 jaar op nummer 8 (zie hierna) gevestigd te zijn geweest. In 1978 nam Antoon Hurkmans de winkel over. Hij had het schoenenvak van niemand vreemd, want zijn vader en later zijn broer hadden meer dan 50 jaar een schoenmakerij aan de Overtoom. Hurkmans Schoenmode is nog steeds in de Burgemeester Mooijstraat gevestigd.
Nog een kruidenierswinkel (nummer 8)
Het pand, zoals het aangegeven staat op de plattegrond, werd gebouwd in 1907, waarschijnlijk op een open plek, want er zijn geen gegevens dat daar al eerder een huis stond. Eigenaar was de in 1873 geboren Lambert Stuifbergen, die daar een kruidenierszaak begon. Daarvoor had hij overigens al een kruidenierszaak ‘de Kleine Winst’ op de hoek Ruiterweg-Mient.
Lambert trouwde in 1897 met Jansje van den Berg. Het gezin telde zeven opgroeiende kinderen, waarvan de in 1906 geboren Lambertus de kruidenierswinkel na de oorlog voortzette.
In 1958 werd het pand gesloopt en liet Quirinus Schram er een nieuw woon- en winkelhuis bouwen. Hij exploiteerde daar tot 1964 een schildersbedrijf, waarbij hij ook een achtergelegen schuur benutte die niet was gesloopt.
In de winkel vestigde zich in 1964 schoenhandel Van de Put, om in 1974 plaats te maken voor Van Vuuren Mode die de onderpui liet verbouwen. Vanaf 1980 was er geruime tijd servieshandel Zwemmer gevestigd en thans treffen we er Lisa Mode.
Sonnevanck en de tuin van kapitein Rommel (nummer 10)
Ongeveer gelijktijdig met het hiervoor besproken pand, in 1906, liet de makelaar en industrieel Johannes Rommel de riante villa Sonnevanck bouwen, die met zijn tuin lange tijd beeldbepalend voor de Burgemeester Mooijstraat is geweest. Kadastrale gegevens noemen reeds in 1830 de grootvader van Johannes, Bartholomeus Rommel, eigenaar van De Rustende Jager en grootgrondbezitter, als eigenaar van het stuk bouwland aan de Kramersweg, waarop later Sonnevanck is gebouwd.
Een huizenlijst uit 1895 geeft een sterke aanwijzing dat Johannes Rommel daar, reeds voordat Sonnevanck werd gebouwd, een huis bezat. Na de dood van Johannes in 1932 werd zijn vrouw Antje Vis, met wie hij in 1914 getrouwd was, de eigenaresse van de villa en de bijbehorende tuin. Antje Vis was eerder gehuwd geweest met een broer van Johannes, de in 1912 overleden Jacobus Rommel, uit wiens huwelijk in 1889 een zoon Albert was geboren, die later grote bekendheid in het dorp kreeg als kapitein Rommel.
Deze Ab Rommel woonde, als hij niet op zee was, aanvankelijk in bij zijn moeder en stiefvader. Later woonde hij met zijn tweede vrouw in een huis dat in 1951 in de tuin was bijgebouwd als pompgebouw en dagverblijf en dat bekend werd als ‘Achter Bornholm’. De extraverte Ab Rommel trad naar buiten toe op als de eigenaar van Sonnevanck en hield zich dan ook intensief bezig met de inrichting van de grote tuin, zoals de aanleg van een vijver, het kweken van vis en zelfs met plannen voor het kweken van forellen.
In werkelijkheid was Ab Rommel pas na de dood van zijn moeder in 1957 eigenaar van Sonnevanck en de tuin en dat slechts voor een korte tijd, want hij overleed zelf in 1958, waarna alles werd verkocht aan de reeds in de Burgemeester Mooijstraat gevestigde schoenhandelaar Hein Groot. Oudere Castricummers herinneren zich Sonnevanck nog als een prachtig huis, maar niettemin werd het als bouwvallig beoordeeld en liet Hein Groot het slopen om er een dubbel winkelpand met bovenwoningen voor in de plaats te bouwen.
Jaarboek 24, pagina 64
Wel bleef de tuin grotendeels behouden en werd deze nog niet zo lang geleden opengesteld voor het publiek. Ook ‘Achter Bornholm’ werd gespaard. Hein Groot verplaatste zijn elders in de Burgemeester Mooijstraat gevestigde schoenenzaak naar een van de nieuw gebouwde winkels. Groot Modeschoenen is er ook thans (2001) nog gevestigd, zodat men kan spreken van een schoenenzaak die kan terugkijken op een 65-jarige geschiedenis in de Burgemeester Mooijstraat en die daardoor voor veel Castricummers en hun voeten een begrip zal zijn.
In de andere helft van het nieuw gebouwde pand begonnen in 1959 Piet Zonneveld en zijn zoon Jan Zonneveld een zelfbedieningszaak in kruidenierswaren (Centra). In 1974 verdween de supermarkt om na een drastische verbouwing plaats te maken voor de drogisterij annex schoonheidssalon van Tini van Holland. Dit moet van korte duur zijn geweest, want in 1978 wordt in advertenties Van Vuuren Mode genoemd als exploitant van de winkel op nummer 10 (met de winkel op nummer 8). Daarna waren er nog andere modezaken gevestigd, onder andere Second Self, de Trendsetter en tegenwoordig Ditta Müller.
Een tuinderswoning (nummer 12) maakt plaats voor vier winkels
Van nummer 12, een houten tuinderswoning omringd door een groot stuk land, wordt in 1895 en ook nog in 1909 als bewoner genoemd de in 1861 in Huizen geboren Pieter Arnold. De woning was waarschijnlijk veel ouder, volgens sommige bronnen zelfs van omstreeks 1842.
In 1925 woonde er Siebrand de Vries, die op zijn erf een grote kas had staan waarin hij bloemen kweekte. Een van het huis losstaande schuur had hij als bloemenwinkel ingericht.
In 1938 werd het huis gesloopt en was er ruimte genoeg voor de bouw van twee dubbele winkelpanden, dus vier winkels met bovenwoningen. In de eerste winkel, gerekend vanaf nummer 10, vestigde zich in 1939 de rusteloze schoenhandelaar Groot, die eerst aan de overkant op nummer 37 (nu Stengs) gevestigd was en later in 1958 opnieuw verhuisde naar het naastgelegen pand.
De trend om in de Burgemeester Mooijstraat een modezaak te beginnen zette door, want in de vrijgekomen winkel vestigde zich vanuit de Dorpsstraat Dijkstra Mode, een firma die het daar de respectabele periode van 35 jaar met succes wist vol te houden, wat in schril contrast staat tot de korte perioden waarin veel andere modezaken in de Burgemeester Mooijstraat gevestigd waren.
De oorspronkelijk uit Friesland afkomstige, nog in Castricum woonachtige Dijkstra, heeft hiervoor geen eenduidige verklaring. Hij noemt een goed inkoopbeleid, waarvoor zijn vrouw grotendeels verantwoordelijk was. En bovendien het feit dat hij de eigenaar van het winkelpand was, in tegenstelling tot modezaken die in de Burgemeester Mooijstraat winkelruimte huurden en daardoor voor een rendabele exploitatie in een veel slechtere positie verkeerden. Dijkstra verkocht zijn zaak in 1993, waarna er Dames Modehuis Kemp werd gevestigd.
In het andere gedeelte van het dubbelpand naast Groot had aanvankelijk Siebrand de Vries, wiens huis plaats had moeten maken voor het winkelpand, nog een bloemenzaak. Na de oorlog begon Simon Stuifbergen er een kruidenierszaak. Omstreeks 1950 verhuisde Stuifbergen zijn handel naar de Verlegde Overtoom en startte kleermaker Kors Leeuwrik in de winkel een confectiezaak.
Zijn dochter Greetje van Geenhuizen-Leeuwrik vertelt hierover: “In 1948 kwamen wij van de Beverwijkerstraatweg naar de Burgemeester Mooijstraat. We waren met vier personen, mijn ouders mijn broer en ik. Vader was kleermaker en wilde daar een eigen zaak voor maatkleding en confectie opzetten. Het was een pand met twee winkels. In de ene winkel zat schoenhandel Groot en daarnaast begon dus Leeuwrik. Wij woonden boven, want beneden was achter de winkel het atelier van vader. Als we op vrijdag vanuit de bovenramen op de markt keken, leek het wel een plaatje van een Parijse straat. De marktkooplieden hadden toen nog hun eigen, vaak veelkleurige tenten.
Na mijn huwelijk met Ger van Geenhuizen hebben we nog twee jaar bij mijn ouders ingewoond en in 1953 zijn we verhuisd. De zaak van Leeuwrik bleef nog tot 1961, daarna kwam Hillenbrink met kinderkleding. We hebben daar heel prettig gewoond, met aan de overkant de winkel van Groen en aan de achterkant keken we uit op de prachtige tuin van Rommel. En we haalden natuurlijk op vrijdag, zoals iedereen, gebakken vis bij mevrouw Veenboer”.
Na Hillenbrink Mode waren in het winkelpand onder andere Modegroep 20, Bart Modeschoenen, het Castricums Tapijthuis (later Sfeervol Wonen) , kunstnijverheidswinkel Vedette en Kiki Fashion gevestigd. Momenteel huist er Van Vuuren Mode BV.
Ook de eerste winkel in het naastgelegen dubbelpand kende een grote reeks winkelbedrijven. Vanaf de bouw in 1939 tot 1950 een zaak in comestibles van Frans van der Houw, die op circa 29-jarige leeftijd uit Avenhorn naar Castricum kwam, waarschijnlijk door informatie van zijn zuster, die reeds in Castricum woonde en in melkartikelen handelde. Van der Houw begon in 1950 een groothandel in koek- en suikerwerk aan de Julianastraat en verkocht toen zijn winkel in de Burgemeester Mooijstraat aan Wilhelm Padt, die er een delicatessenzaak opende. Het gezin Padt telde één zoon, die naar Australië emigreerde, zodat er wat de winkel betrof geen opvolging was.
In 1960 kwam de winkel in handen van de firma Molenaar-Kaal, die ondanks de luidruchtig reclame voor grammofoonplaten en elektrische apparaten, alweer in 1969 verdween, om te worden opgevolgd door schoenenzaak Waardijk. Deze firma was ook geen lang leven beschoren en maakte op zijn beurt in 1976 plaats voor boekhandel Laan, die na een eveneens kortstondig verblijf in 1980 verhuisde naar de overkant. Vervolgens kunnen als winkels die in het pand gevestigd waren nog worden genoemd: Spijkergoed, Swart’s Doe Shop, Van Dam Design en heden ten dage opnieuw een schoenenzaak, Naturel Schoenen.
De geschiedenis van de winkel ernaast is veel overzichtelijker. Vanaf het begin waren er kappers gevestigd. Een lange periode, van 1939 tot 1970 Ben Kamp, die kort na zijn huwelijk uit Heerhugowaard naar Castricum was gekomen om er een dameskapsalon te beginnen. Vanaf 1973 tot nu is Thoes Coiffures er gevestigd. Ruud Thoes kwam op 24-jarige leeftijd van Alkmaar, waar hij in de kapsalon van zijn ouders werkzaam was geweest, naar Castricum.
Jaarboek 24, pagina 65
‘Achter Bornholm’
In de sloop van ‘Sonnevanck’ werd niet ‘Achter Bornholm’ betrokken. Het huisje, dat tegenwoordig nummer 14A draagt, ligt wat verborgen aan de Burgemeester Mooijstraat. Men kan het bereiken via de steeg tussen Van Vuuren Mode en Naturel Schoenen, waar het achter een hek is gelegen op een stukje grond dat vroeger tot de tuin van Rommel behoorde, maar er nu van is afgezonderd. Na de dood van Ab Rommel in 1958 bleef zijn weduwe Helena Plas daar nog tot 1971 wonen. Vervolgens kende het pandje een reeks van bewoners.
Het brandspuithuisje (nummer 14)
In 1877 werd voor de Castricumse brandweer een voor die tijd moderne handbrandspuit met toebehoren aangeschaft. Voor het vrij omvangrijke apparaat en de wagen waarop het werd vervoerd, werd in 1877-1878 een nieuwonderkomen gebouwd aan de Kramersweg.
Op deze plaats stond aanvankelijk een gemeentelijk schuthok voor vee, dat moest wijken voor de brandweer en werd verplaatst naar de Oudeweg. Dergelijke schuthokken waren in gebruik om loslopend of verdwaald vee tijdelijk in op te bergen tot de eigenaar kwam opdagen, maar dan moest er wel betaald worden.
In 1908 werd in Castricum een afdeling van Het Witte Kruis opgericht, in 1920 gevolgd door het Wit-Gele Kruis. Beide verenigingen hadden behoefte aan een magazijn voor het uitlenen van verplegingsartikelen. Het Witte Kruis kocht hiertoe het brandspuithuisje, dat na een reorganisatie van de brandweer geen dienst meer deed, en richtte dit in als magazijn.
Dit ‘kruisgebouwtje’, waarvan de exploitatie in handen was van de beide kruisverenigingen, heeft dienst gedaan tot de opening van het Leenaershuis in 1959. Voor het vrijgekomen gebouwtje was een aantal gegadigden, onder andere de VVV, maar in 1961 ging niettemin de firma Biesterbos er mee aan de haal.
Deze firma sloopte het pand om plaats te maken voor nieuwbouw van een eigen kantoor. In 1980 verhuisde Biesterbos naar de Brakersweg en vestigde er zich makelaardij Kloes, onder een nieuwe directie, de tweede verhuizing van deze firma binnen de Burgemeester Mooijstraat.
Drie huisjes op een rij (nummers 16, 18 en 20)
De vroegere Castricumse postbode Freek Stuifbergen heeft eens een beschrijving gemaakt van de huizen die hij bij de postbezorging op zijn route door Castricum tegenkwam. Hij noemt in de Burgemeester Mooijstraat de ‘drie huisjes op een rij’. Dit slaat op de drie huizen met de nummers 16, 18 en 20.
Aan deze huisjes is een merkwaardige geschiedenis verbonden. Helena Koopman-Mak, eigenaresse van De Rustende Jager, liet ze circa 1900 bouwen als inzet voor een loterij, die ze had uitgeschreven. Dit werd een mislukking, waardoor de in 1881 in Schoorl geboren schoenmaker Willem Imming zijn kans schoon zag om de huisjes in 1904 te huren en in 1917 te kopen.
Nummer 20 verhuurde hij aan Kees Stuifbergen, bijgenaamd Kees Spriet, die er een tabakswinkel begon, wat aanvankelijk neerkwam op het uitstallen van wat tabaksartikelen op een tafel voor het raam. Imming was nog een schoenmaker van de oude stempel en trok op maandag langs de huizen en boerderijen, de zogenaamde schoenlappertjes-maandag, om te repareren schoeisel op te halen.
Toen het gezin, na enkele jaren van gedwongen afwezigheid, na de oorlog terugkeerde, werd het pand in 1946 verbouwd tot een schoenwinkel. Willem Imming en zijn vrouw bleven in het pand wonen, maar hij was niet meer tot veel in staat. Zijn zoon Theo Imming nam toen de schoenreparaties waar, terwijl diens vrouw Marie Meijering de winkel dreef. Volgens laatstgenoemde een druk bestaan, met de zorg voor vier opgroeiende kinderen en inwonende schoonouders, terwijl Theo behalve in Castricum ook nog in Amsterdam werkte.
De panden werden in 1971 verkocht aan bouwonderneming De Nijs en in 1972 gesloopt om plaats te maken voor een dubbel winkelpand met bovenwoningen en een kelder. Er zijn sindsdien verscheidene zaken gevestigd geweest, onder andere de firma Zeeman, een drukkerij en De Meubelkelder. Thans treffen we er Frères Mode en Blue Basement Mode.
Klandestiene jenever (nummer 22)
Het pand waar thans Dekker Sport is gevestigd, dateert van 1935. Daarvoor stond er een meer naar achteren gelegen boerenwoning waarvan de ouderdom niet bekend is, maar waar geruime tijd Jan Koopman en zijn vrouw zouden hebben gewoond.
Het nieuw gebouwde pand werd aanvankelijk betrokken door Petrus Springorum met zijn drogisterij. Petrus genoot tijdens de oorlog een zekere befaamdheid door zijn clandestien gestookte jenever, waarmee hij onder meer de repetities opvrolijkte van toneelvereniging Pancratius, waarvan hij lid was.
In 1948 werd hij opgevolgd door IJsbrand van Exter, ook een drogist, die tevens bij de activiteiten van het VVV betrokken was. In 1973 vestigde er zich een telg uit de Portegiesfamilie, Theo Portegies, met – hoe kan het anders – een winkelbedrijf in verf en behang, Bevano, dat tot 1980 heeft bestaan. In dat jaar begon Henricus Dekker er zijn sportzaak.
Goud en zilver (nummers 24 en 26)
Op de plattegrond zijn de nummers 24 en 26 twee dicht tegen elkaar gelegen, langgerekte panden die elkaars spiegelbeeld lijken. Ze werden echter niet gelijktijdig gebouwd, want nummer 24 dateert van 1934 en nummer 26 van 1926. De eerste bewoner van nummer 24 was Everardus van Randshuizen met een manufacturenwinkel.
Van 1937 tot 1967 was de bekende Castricumse juwelier Johannes Plas er gevestigd die daarna verhuisde naar de naastgelegen nieuwbouw. Hij werd opgevolgd door een reeks andere zaken: schoonheidssalon Marinel, Berry’s Shop kindermode, damesmodeboetiek Marie Claire, Spiffy Mode en thans Floral Design. Plas stamde uit een bekende familie van goudsmeden, met meerdere zaken in Noord- Holland. Zijn vader was een zeer bekend graveur.
Nummer 26 was vanaf de bouw in gebruik door de in 1889 geboren zilversmid Theo Latjes, die met zijn moeder, de weduwe Maria Latjes – Schoorel, in 1926 uit Amsterdam kwam om zich in de Burgemeester Mooijstraat te vestigen. Latjes was meer dan alleen zilversmid. Hij repareerde ook brillen, spoortreintjes enzovoorts.
Dit pand werd in 1966 alweer gesloopt om plaats te maken voor een nieuw winkelpand, waar Plas zijn juweliersbedrijf tot op de dag van vandaag voortzet.
Jaarboek 24, pagina 66
Het Nieuwsblad voor Castricum liet in 1967 ter gelegenheid van de opening van zijn nieuw gebouwde winkel juwelier Plas aan het woord, die onder meer ingaat op zijn relatie met Latjes: “We waren zeker geen concurrenten. Integendeel zelfs, we gingen heel vriendschappelijk met elkaar om. De heer Latjes is twee jaar geleden met werken gestopt. Ik heb toen zijn zaak overgenomen. Nu staat er dus op de plaats waar eens de zaak stond van de heer Latjes mijn nieuwe pand. Ja, ziet U, mijn oude pand is in de loop der jaren veel te klein geworden en bovendien voldeed de zaak ook niet meer aan de eisen des tijds. Vandaar dit nieuwe pand, met achter de winkel, kantoor, magazijn en werkplaats.”
Van woonhuis tot kaaswinkeltje (nummer 28)
Het pand waarin het Kaaswinkeltje is gevestigd, kwam in de plaats van een voormalig woonhuis dat dateerde van 1921. De oudst bekende bewoner was de in 1899 in Castricum geboren Niek Jacobs, die er zich in 1923 met zijn vrouw en schoonmoeder vestigde. Hij werkte aanvankelijk op Duin en Bosch als kok en exploiteerde later een snackbar in de Dorpsstraat, het pand waar nu Restaurant ’t Eethuysje gevestigd is. Na zijn overlijden in 1977 bleef zijn vrouw Neeltje Haringa nog een jaar in de Burgemeester Mooijstraat wonen.
Daarna kwamen woning en grond in handen van vervoersbedrijf Tervoort, dat er diverse plannen mee had die echter niet gerealiseerd werden, tot in 1982 Piet Grapendaal de boel opkocht en er zijn kaaswinkel opende. De uit Hensbroek bij Alkmaar afkomstige Grapendaal was daarvoor reeds zeven jaar met een winkeltje in kaas en aanverwante artikelen gevestigd op een adres daar vrijwel tegenover, Geelvinckstraat 1, vlak bij de hoek met de Burgemeester Mooijstraat. Hoewel de winkel bleef bestaan, trok Grapendaal zich enkele jaren geleden uit de zaak terug, om nog wel een handel in kerstpakketten te beginnen in een loods op het achterterrein.
Postzegels
Op de open plek tussen de panden 28 en 32, de voormalige tuin van de hiervoor genoemde Jacobs, is circa 1985 het winkelpand gebouwd waarin Luijpen zijn postzegelhandel, die eerst aan de overkant was gevestigd (’t Molletje, nummer 29), voortzet.
De warme bakker van de hoek (nummer 32)
Dit laatste te bespreken pand werd gebouwd in 1924 en heeft vanaf het begin dienst gedaan als bakkerij. De eerste die er een bakkerij begon, was Piet Groot. Oudere Castricummers herinneren zich nog zijn buitengewoon lekkere taai-taai die hij maakte volgens een geheim gebleven recept. Piet Groot mag ook gelden als een sociaal bewogen persoon, die vooral voor grote gezinnen graag iets extra’s deed.
In de jaren voor de Tweede Wereldoorlog was het de gewoonte om op de tweede zondag vóór Sinterklaas in de bakkerijen gelegenheid te geven om te komen ‘smakken’, wat volgens Van Dale ‘spelen, dobbelen’, betekent. Zo ook bij bakker Groot. Er werd dan ruimte in de winkel en bakkerij gemaakt voor allerhande speelattributen, zoals een rad van avontuur, een schietschijf en natuurlijk dobbelstenen, waarmee prijzen konden worden gewonnen. In de winkel stond een sinterklaastafel met daarop de prijzen uitgestald: snoep, speculaas, taai-taai, banket, figuren van marsepein enzovoorts. Het meespelen werd extra aantrekkelijk gemaakt door het schenken van een drankje en vooral veel vaders gaven zich over aan het spel om met een voorraadje aan lekkernijen voor het aanstaande sinterklaasfeest thuis te komen. Door de oorlogsomstandigheden raakte het feest in onbruik en het is na de oorlog dan ook niet teruggekeerd.
Het bakkersbedrijf van Groot werd in 1957 voortgezet door Petrus Bakker en daarna door Jacobus Bakker. In 1975 vestigde zich Wilhelmus Brakenhoff in het pand, die er tot de dag van vandaag zijn bedrijf uitoefent.
Ger van Geenhuizen (overleden)
Wim Hespe
Lien Steeman
Bronnen:
Veel informatie werd verkregen in gesprekken met een aantal Castricummers, waarvoor we hen zeer erkentelijk zijn.
Verder geraadpleegd:
- Archief Gemeente Castricum, 1812-1936.
- Baars, F., Hopman, M., Tweehonderd jaar brandweer in Castricum, 18e Jaarboekje Werkgroep Oud- Castricum, 1995.
- Bevolkingsregister Castricum.
- Deelen, D. van, Historie van Castricum en Bakkum, Schoorl 1973.
- Glorie – van der Steen, A.C., Zuurbier, S.P.A., De Castricumse familie Lute, 8e Jaarboekje Werkgroep Oud-Castricum, 1985.
- Glorie – van der Steen, A.C., Zuurbier, S.P.A., De Castricumse familie Stuifbergen, 9e Jaarboekje Werkgroep Oud-Castricum, 1986.
- Heideman, H., De oude generatie van Bakkum en Castricum (1900-1940), 1982.
- Heideman, H., De oude generatie van Bakkum en Castricum, Deel 2 (1900-1950), 1994.
- Kaan, N.A., Wie was Kapitein Rommel, 12e Jaarboekje Werkgroep Oud-Castricum, 1989.
- Kaan,N.A., Wie was Sijf Portegies, 14e Jaarboekje Werkgroep Oud- Castricum, 1991.
- Kaan, N.A., Castricum in de 20e eeuw, verkenning van de ruimtelijke ontwikkeling. Op zoek naar Castricums verleden, Schoorl 1992.
- Nieuwsblad voor Castricum (en omgeving), beschikbare nummers uit de periode 1925-2001.
- Oude Ansichten van Castricum, Schoorl 1972.
- Ruijter, Q.W. Jzn. de, Schippers van het Stet, 1974.
- Stichting Werkgroep Oud-Castricum, Castricum-Bakkum in vervlogen Jaren, 1996.
- Zuurbier, S.P.A., De Castricumse familie Res, 6e Jaarboekje Werkgroep Oud-Castricum, 1983.
Jaarboek 24, pagina 67
Tabel 1
Honderd jaar Burgemeester Mooijstraat:
de bebouwing van de straat in juli 2000
in vergelijking tot de bewoning op dezelfde plek in 1900
Situatie in 2000 nummer:
46* bestemming: Super de Boer
Situatie in 1900:
(hoofd)bewoner: Huibert ten Wolde, beroep: tuinder, melkboer, gesloopt: 1972
Situatie in 2000 nummer:
3 bestemming: Smokey’s Specialties
Situatie in 1900 (Hoofd)bewoner: Glorie, beroep: kruidenhandel
Situatie in 2000 nummer: 5 bestemming: ING-bank
Situatie in 1900 (Hoofd)bewoner: Pieter Mooij, beroep: tuinder, gesloopt: 1981
Situatie in 2000 nummer:
7 bestemming: drogisterij Portegies
Situatie in 1900:
(hoofd)bewoner: Piet Portegies, beroep: verfwinkel, gesloopt: 1965
Situatie in 2000 nummer:
11 bestemming: woonhuis
Situatie in 1900:
(hoofd)bewoner: Cor Kabel, beroep: tuinder
Situatie in 2000 nummer:
– bestemming: Henri Schuijtstraat
Situatie in 1900:
(hoofd)bewoner: Weduwe Scheerman, gesloopt: 1952
Situatie in 2000 nummer: 13 bestemming: linChérie en 15 bestemming: Quax Kapsalon, juwelier Dikhoff en 17a bestemming: lunchroom De Roset
Situatie in 1900:
(hoofd)bewoner: Thijs Olgers, beroep: caféhouder, ondernemer, gesloopt: 1926
Situatie in 2000 nummer:
19 bestemming: boekhandel Libris-Laan
21 bestemming: drogisterij Trekpleister
21b bestemming: reisbureau Zonvaart
Situatie in 1900:
(hoofd)bewoner: Daan Rozenbroek, beroep: bloemkweker, kleermaker, gesloopt: 1926
Situatie in 2000 nummer:
23a bestemming: Shoarma Mama
23b bestemming: Sinar-Djaya
23c bestemming: D-tails
Situatie in 1900:
(hoofd)bewoner: Bernard Res, beroep: kruidenier
Situatie in 2000 nummer: 27 bestemming: Flexitex en 27a bestemming: Foto Anderson Loek en 27b bestemming: Max O’Larrys IJssalon
Situatie in 1900 (Hoofd)bewoner: Piet Bakker, beroep: tuinder, gesloopt: 1966
Situatie in 2000 nummer:
29 bestemming: slagerij Van Borre
29a bestemming: Tisane
33, 35 bestemming: makelaardij Boske & Vervoort
37 bestemming: Stengs groentehandel
39 bestemming: Chinees restaurant China City
Situatie in 1900:
(hoofd)bewoner: Jaap Schotvanger, beroep: boerenbedrijf, gesloopt: 1926
Situatie in 2000 nummer:
42* bestemming: Brasserie bij Beentjes
4 bestemming: pizzeria Miamo
4a bestemming: automatenhal Meetpoint
4b bestemming: tapperij De Stiefel
Situatie in 1900:
(hoofd)bewoner: Bernard Wempe, beroep: caféhouder
Situatie in 2000 nummer:
6 bestemming: schoenhandel Hurkmans
8 bestemming: Lisa Mode
10 bestemming: Ditta Müller Damesmode
10a bestemming: Groot Modeschoenen
Situatie in 1900:
(hoofd)bewoner: Klaas Vader, beroep: kruidenier, gesloopt: 1936:
Situatie in 2000 nummer:
12 bestemming: Damesmodehuis Kemp
14 bestemming: Van Vuuren Mode
14a bestemming: Achter Bornholm
16 bestemming: Naturel Schoenen
18 bestemming: Thoes kapsalon
Situatie in 1900:
(hoofd)bewoner: Pieter Arnold, beroep: tuinder, gesloopt: 1938
Situatie in 2000 nummer:
20 bestemming: Kloes makelaardij
22a bestemming: architectenbureau Vree
Situatie in 1900 Functie: Brandspuithuisje, gesloopt: 1962
Situatie in 2000 nummer:
24 bestemming: Frères Mode
24c bestemming: Blue Basement Mode
26 bestemming: Dekker Sport
28 bestemming: Floral Design
30 bestemming: juwelier Plas
32 bestemming: ’t Kaaswinkeltje
32a bestemming: postzegelhandel Luijpen
34 bestemming: bakker Brakenhoff
Situatie in 1900:
(hoofd)bewoner: Jan Koopman, beroep: handelaar, gesloopt: 1935
* Deze hoekpanden, die mede gezichtsbepalend zijn voor de Burgemeester Mooijstraat, worden qua nummering tot de Dorpsstraat gerekend.
- Verschenen artikelen over de straten in Castricum en Bakkum:
- Bakkummerstraat
- Brakersweg
- Breedeweg noord
- Breedeweg zuid
- Burgemeester Mooijstraat
- Dorpsstraat
- Dr. Jacobilaan noord
- Dr. Jacobilaan zuid
- Groenelaan
- Heemstederweg
- Kooiweg
- Mient
- Nieuwe weg
- Oldenbarneveldweg, van
- Overtoom
- Peperstraat noord
- Peperstraat zuid
- Schoolstraat
- Schulpstet
- Sifriedstraat
- Vinkebaan
- Weg naar Beverwijk