De Vinkebaan richting spoorwegovergang gezien. Deze woningen zijn in 1943 op last van de bezetter afgebroken. Op de foto: Freek Wulp, Sijp Nanne, Tonie Groentjes, Neely Buisman, Neel en Cor Nanne en ?? . In het midden de woningen van Piet de Vries en Siem en Jan Ooms. Later zijn daar drie woningen tussen gebouwd. Rechts vooraan de winkel van Willem Nanne. Een soort winkel van Sinkel: groenten, sponsen, tabak, klompen enzovoorts. Let op, de spoorboom is gesloten! Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.
Als onderdeel van de route Beverwijk – Castricum – Bakkum – Egmond is de Vinkebaan al eeuwenlang een weg waar veel doorgaand verkeer gebruik van maakt. De Vinkebaan is aan beide zijden bebouwd geweest. Tijdens de oorlogsjaren in 1942 en 1943 werden alle panden gesloopt in verband met de aanleg van een verdedigingslinie van de Duitsers langs de gehele kust. Voorbij de spoorwegovergang kon de weg worden afgesloten door enorme kantelbare betonblokken. Na de oorlog zijn aan de noordkant weer opnieuw huizen gebouwd. De zuidzijde van de Vinkebaan bleef onbebouwd, evenals de westzijde van de Mient vanwege de stedebouwkundige wens het zicht op de duinrand vrij te houden.
Overzicht Vinkebaan, links vanaf Jan en Siem Ooms (nummer 6) en rechts vanaf Willem Groot (nummer 1).
De eerste foto geeft een beeld van de Vinkebaan vanaf de spoorwegovergang in 1907 toen het nog een onverharde weg was. De volgende foto laat de Vinkebaan zien enkele jaren voor de afbraak. Aan de rechterkant van de straat voor het eerste huis staat tuinman Willem Groot die bij wijze van hobby sterke drank vervaardigde tot cognac aan toe. Naast hem staat Egbert Fiat, die werkzaam was bij de spoorwegen.
Vinkebaan 1907; nog een onverharde weg.
Voor de overweg, aan de Mient dus, stond het spoorhuis waarin eerst de familie De Zeeuw woonde en later overwegwachter Hijstek. Cees de Zeeuw en zijn vrouw Anna Briefjes waren beiden in dienst van de spoorwegen; Cees bij het onderhoud en Anna als overwegwachtster. Ruim 24 jaar heeft zij dit werk gedaan. Aan de overzijde van de Ruiterweg en dus ook tegen de spoorlijn aan, daar waar nu de Helmkade begint, stond de bakkerij ‘De Hoop’ van Hemmer. Ten westen langs de spoorlijn lag een notweg (nu nog zichtbaar). Red: Een notweg is een weg over andermans land. Aan het einde van dat pad woonden de wed. A. Zonneveld en de broers Frans en Jaap IJpelaan. Het huisje van Frans en Jaap was heel laag; het pannendak hing ongeveer een meter boven de grond.
Huisje nr. 2 van Frans en Jaap IJpelaan.
Verder aan de linkerkant van de Vinkebaan op nummer 6, woonden Jan en Siem Ooms. Eerst woonden zij samen met hun zuster, maar die ging later in het zo geheten Armenhuis wonen aan de Overtoom. Jan werkte in de tuin van het ziekenhuis Duin en Bosch. Broer Siem handelde in huiden van katten, konijnen, mollen enz. Met een bakfiets haalde hij zijn handel op. Deze bakfiets had maar één trapper, aan de andere kant zat alleen maar een steun voor zijn houten been. Toen in die tijd kinderen iets uithaalden, dreigden moeders met de woorden:”Als het weer gebeurt, verkoop ik je aan Siem Ooms.”
Jaarboek 16, pagina 35
Vinkebaan nummers 6 tot en met 34. Op nummer 8 woonde Piet de Vries, opperman en wethouder. Foto uit 1943 vlak hierna zijn alle panden aan de Vinkebaan afgebroken op last van de bezetter. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.
Naast Ooms op nummer 8 woonde Piet de Vries, die Rooie Piet werd genoemd. Of dat nu kwam omdat hij rood haar had of omdat hij zich sterk inzette voor de katholieke Arbeiders Bond is onduidelijk. Piet werkte op Duin en Bosch als opperman en was tevens tientallen jaren wethouder.
Een anekdote uit die tijd … We gaan terug naar de raadsvergadering van 6 september 1926; er is een meningsverschil over een te plaatsen urinoir. Raadslid P. Twisk sprak zijn verontwaardiging uit over de slechte toestand van het ‘urinor’ bij het station. Wethouder P. de Vries, vrezende dat het gras voor zijn voeten zou worden weggemaaid, was even verontwaardigd over het ‘urinor’, maar wist ook nog de oorzaak te vertellen: “Het water loopt de verkeerde kant uit, ik geloof dat ’t het beste is om andersom te gaan staan!” Het woord urinoir was voor de raadsleden moeilijk uit te spreken, maar de voorgestelde oplossing was simpel!
Varkens-, runder- en paardenslagerij Huiberts.
Verder met de Vinkebaan. Naast Piet de Vries had men de varkens-, runder- en paardenslager Jan Huiberts, vervolgens fotograaf Jan Hartog en de timmerfabriek van Adrianus (Janus) Hopman. Hopman afkomstig uit Egmond was als krullenjongen in dit vak begonnen. Als gezel werkte hij in verschillende plaatsen. Omstreeks 1918 was hij knecht bij Toon Borst in Bakkum. De ondernemingsgeest van Hopman leidde ertoe, dat hij zelf een zaak begon. Hij kocht in 1920 een stuk grond aan de Vinkebaan, bouwde hierop een kleine loods en werd eigen baas. Met zeer hard werken kwam een prachtig bedrijf tot stand. In 1928 werd om en over de oude loods een nieuw bedrijfspand gebouwd. Het werk in het oude gebouw ging gewoon door totdat de vloer gelegd moest worden. Op het gebied van de sport was Hopman zeer aktief. Omstreeks 1920 richtte hij in Castricum een gymnastiekvereniging op, met de naam ‘Vlugheid en Kracht’. Door gebrek aan belangstelling en ook wel door tegenwerking ging de vereniging na enkele jaren over de kop. Bij het oude CSV heeft Hopman ook nog gevoetbald onder andere met Dorus Schermer, de latere keeper en voorzitter van Vitesse.
Nummers 12 – 20: Hartog, Hopman, Nanne en Brakenhoff.
Naast Hopman op nummer 18 was groenteboer Willem Nanne gevestigd. Daar kon men tevens potten, pannen, garen enzovoorts verkrijgen; een kleine supermarkt dus. Naast de winkel van Nanne liep een pad naar de Duinenboschweg, nu de Zanderijweg genoemd. Aan twee kanten stonden elst-hagen en in de volksmond werd het ‘het padje van Nanne’ genoemd.
Aan de Vinkebaan stonden gaslantaarns die ’s avonds ontstoken moesten worden en de volgende ochtend weer gedoofd. Mogelijk is dit Arie Stet die op Vinkebaan 22 woonde en lantaarnopsteker was. Locatie: Vinkebaan rond 1930, voor de winkel van Nanne. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.
Naast het pad woonde Doris Brakenhoff, tuinder en Arie Stet, die bij de gemeente werkte. ’s Morgens en ’s avonds ging hij met de ladder op zijn schouder op pad om de gaslantaarns in het dorp te doven respectievelijk aan te steken.
Kalfs en varkensslagerij Jonker, in de deuropening, aan de Vinkebaan 24 te Bakkum in 1936. Jan Jonker (1911-1984) uit Wijdewormer nam vlak na zijn huwelijk met Agie de Wolf in november 1936 van Piet Hourik een slagerij over aan de Vinkebaan 24. Het vak had hij geleerd bij slager Mul in Purmerend. Erg lang heeft het echtpaar, dat gezegend werd met 14 kinderen, niet van de winkel en woning kunnen genieten, want in 1942 werd het pand door de Duitsers gevorderd en afgebroken. Het gezin evacueerde naar De Rijp en kon in 1947 terugkeren naar Bakkum, zij het in een noodwinkel aan de Bakkummerstraat 36, omdat een definitieve winkel op nummer 11 pas in 1952 kon worden opgeleverd. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.
Naast Stet woonde slager Jan Jonker (opvolger van slager Ostheimer). Slager Jonker kreeg 14 kinderen en dat werden bijna allemaal hele goede sportlui. Op een gegeven moment draaide het 1e elftal van Vitesse bijna geheel op de Jonkers. Naast dit gezin woonde Van Beek, verpleger op Duin en Bosch. Dan volgde Tiemstra, overwegwachter en bestuurslid van CSV. Op nummer 32 woonde tuinder Hendrik Wulp, die zijn moeilijk ter been zijnde vrouw zittend in een leunstoel per bakfiets vervoerde. Op nummer 34 woonde Trijn Brakenhoff, die Trijn Lunt werd genoemd, naar haar vader, want dat was Jan Lunt (Brakenhoft). Naast haar woonde Grietje Limmen, schoonmaakster van de Augustinusschool.
Timmerfabriek ‘De Volharding ‘ van A. Hopman omstreeks 1925. Op de foto staan rechts Janus Hopman met zijn kinderen Sjaan en Martinus. De motor waarmee Hopman de provincie doorkruiste is een 4 cilinder A.E.C.
Jaarboek 16, pagina 36
Winkel van Willem Nanne (nummer 18); in de deuropening staan Annie en Corrie Nanne. Overzicht Vinkebaan vanafwinkel Nanne naar de Bakkummerstraat toe (in 1928).Schoenmaker Hijstek (nummer 9) en manufacturenwinkel van de weduwe JA. Meyer (nummer 11). De panden nummers 22 en 24 van respectievelijk Arie Stel en slager Jonker.Tuinder Cees Sprenkeling (nummer 17).
Jaarboek 16, pagina 37
Nu weer terug naar het begin van de Vinkebaan bij de spoorweg overgang. Aan de rechterkant woonde tuinman Willem Groot, zoon van Cees de Groot, dan Egbert Fiat en Rein Kok, die wat koeien hield. Rein en zijn vrouw Griet hadden heel lang een petroleumlamp, die je laag moest draaien en uitblazen als het bedtijd werd. Tenslotte kregen ze gaslicht, hoewel er al elektriciteit was. Griet, die uitblazen gewend was, zei in het begin steevast: “Rein blaas jij de lamp effies uit.” Het is altijd goed afgelopen. Vervolgens woonde op nummer 7 Floor de Groot, metselaar. Hij was gehuwd met dochter van Kees Stuifbergen, de koster. De nummers 9 en 11 was een dubbel woonhuis; op nummer 9 woonde eerst Jan Stroomer, gemeentewerkman, later Jan Groentjes en weer later schoenmaker Hijstek. In de andere helft van het huis op nummer 11 woonde de weduwe J. Meyer. Zij had een manufacturenzaak. Haar dochter Marie heeft de zaak in 1943 voortgezet in de Bakkummerstraat. Deze winkel bestaat nog steeds.
Winkel van de weduwe J.A. Meyer.
Op nummer 13 woonde eerst Piet Ooms en zijn vrouw Jans; zij stierven vlak na elkaar door een griepvirus in 1936 en werden samen op dezelfde dag begraven. Daarna bewoonde poelier Cor Lute dat huis. Ernaast – het was ook een dubbel woonhuis – woonde op nummer 15 de weduwe Nijman, die een melkzaak had. Op nummer 17 woonde boer Kees Sprenkeling, die naar velen zich herinneren, altijd dezelfde bijzondere broek met een klep van voren aanhad. Buurman Bernard Piepers, op nummer 21 , werkte op de papierfabriek en had ook een sigarenwinkeltje. Op nummer 23 woonde Chris Beusman, verpleger bij Duin en Bosch en op nummer 25 Gerrit Koppes, fabrieksarbeider. Op nummer 27 woonde Cees de Zeeuw afkomstig van het spoorhuis en op nummer 29 Paul Kuijs, kok bij Duin en Bosch. In het laatste huis nummer 31 woonde Bertus Nootebos de timmerman, die eigenlijk wagenmaker was.
Timmerbedrijf G.A. Nootebos (nr. 31-33); voor het bedrijfstaan Jan Vlaar met echtgenote en Bertus Nootebos.
In verband met de afbraak van de woningen zijn vele bewoners elders in het dorp ondergebracht of vertrokken naar andere plaatsen in Nederland. Aan de Vinkebaan zijn de bewoners nooit meer teruggekeerd.
J.J. Stuifbergen L. Zonneveld
Bronnen:
Gemeentearchief Castricum Streekarchief Alkmaar Informatie van diverse ex-bewoners van de Vinkebaan.
Bijzondere dank aan de heer M. Hopman voor zijn vele inlichtingen.
Verschenen artikelen over de straten in Castricum en Bakkum:
Castricum in 1807; de hoofdweg naar het noorden was blijkens deze aquarel van J.A . Cresent nog een mulle zandweg; de aquarel is gemaakt vanaf een punt nabij het beging van de Oude Haarlemmerweg.
In het jaar 1820 worden voorbereidingen getroffen voor de aanleg van de straatweg nummer 1 tussen Alkmaar en Beverwijk. Deze weg volgde voor een deel het tracé van de bestaande weg, die daarvoor aanzienlijk werd verbreed. Daar waar de bestaande route veel bochten vertoonde, werd een nieuwe weg aangelegd. In Castricum liep de oorspronkelijk weg richting Heemskerk vanuit de dorpskom over de Dorpsstraat, zich bij de aansluiting met de Kramersweg (nu Burgemeester Mooijstraat) sterk buigend en zich voortzettend over wat nu wordt genoemd het Rusthof (achter snackbaar Veronica), de Oude weg, de Oude Haarlemmerweg en de Hollaan. Dit weggedeelte werd vervangen door een nieuwe weg, lopende van de eerder genoemde bocht in de Dorpsstraat, dwars door de weilanden en aansluitend op het oude tracé vlak voor het buurtschap Noorddorp onder Heemskerk (zie schets op pagina 27).
Dorpsstraat in 1983 met rechts Francois mode en even verder snackbar Veronica. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.
De aanleg van Rijkswegen
In Nederland bestonden in het begin van de 19e eeuw reeds vele verharde wegen. De kwaliteit van de wegen was veelal slecht en er was geen sprake van een samenhangend stelsel van wegen. Het onderhoud van de meeste wegen liet te wensen over, waardoor vooral ’s winters de wegen onberijdbaar waren. Over veel trajecten waren de reistijden lang, terwijl de reis zelf zeer oncomfortabel was. Hierdoor bestond een sterke voorkeur voor vervoer over water. In de 17e en 18e eeuw gingen er van overheidswege nauwelijks initiatieven uit om te komen tot een stelsel van bestrate wegen. De weinige wegen, die waren bestraat, bestonden rond 1800 uit individuele wegstukken, die veelal steden met omringende plaatsen verbonden.
Eerst onder Lodewijk Napoleon werden op nationaal niveau aanzetten gegeven om te komen tot de aanleg van bestrate wegen. Dit resulteerde in de totstandkoming van enkele langere trajecten, zoals die tussen Den Haag en Haarlem. Met de inlijving bij het Franse Keizerrijk trad ten aanzien van de wegen en hun administratie een ingrijpende verandering in. Bij keizerlijk decreet werden enkele wegen tot keizerlijke wegen verheven; deze wegen moesten de integratie van het pas ingelijfde gebied met het keizerrijk tot stand brengen. De betreffende wegen werden daartoe verbeterd en de kosten hiervan kwamen ten laste van het keizerrijk.
Ook na beëindiging van de Bataafse Republiek in 1813 was er meer eenheid in de regeringspolitiek daar waar dit het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden betrof. Er werden nu plannen gemaakt om uiteindelijk te komen tot een heel netwerk van hoofdwegen. Een heel groot project vormde de aanleg van ’s Rijks Groote Weg nummer 1, die liep van Leer in Noord Duitsland via onder andere Alkmaar en Haarlem naar Duinkerken aan de kust in Noord Frankrijk. De kosten van de aanleg en van de aan te kopen gronden werden door het rijk betaald. Hiertoe werden door het rijk leningen aangegaan, waarvan de renten en aflossingen betaald dienden te worden uit de opbrengsten van de langs de Rijksweg opgerichte tollen. De tol opbrengsten dienden verder voor het onderhoud van de wegen.
Het tracé van de Nieuwe Weg
De ‘Groote of Nieuwe Weg’ volgde waar mogelijk het tracé van de bestaande weg, die dan wel aanzienlijk moest worden verbreed. Toch werden op veel plaatsen nieuwe weggedeelten aangelegd om het aantal bochten te verminderen. Zo zien we dat in Castricum een gehele nieuwe weg naar Heemskerk wordt aangelegd vanaf de scherpe bocht in de Dorpsstraat bij de Burgemeester Mooijstraat. Op dit punt kruisten vroeger de doorgaande verbindingsweg van Alkmaar naar Haarlem en de lokale weg, die de Duinderbuurt verbond met de Oosterbuurt en Uitgeest via de Kramersweg, Overtoom en de Breedeweg. De Duinderbuurt was een kleine buurtschap met in 1820 circa vijf huizen aan de binnenduinrand.
Zicht op de Duinkant in de jaren (negentien) veertig, Onderlangs, Kramersweg en Slingerpad. Op de voorgrond de boerderij van Piet Stuifbergen, gesloopt in de oorlog. Aan de weg de boerderij van Hogenstijn, rechts Wijker, dan Zomerdijk, dan zuster Plas en achter de bomen Van der Himst. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.
Jaarboek 16, pagina 27
Het tracé van de Nieuwe Weg uit 1819 met de hoogteprofielen.
De nieuwe weg sloot vanuit het zuiden vanaf de buurtschap Noorddorp in een nagenoeg recht verloop aan op het eerder genoemd kruispunt; er werd daarbij geen gebruik gemaakt van het tracé van de oude weg. De nieuwe weg passeerde een paar hoge duinen, die voor de aanleg deels moesten worden afgegraven. De eerste duintop was gelegen bij de gemeentegrens (banpaal) met Heemskerk en de volgende ter hoogte van ca. 250 m ten noorden van het jachthuis.
Rijksstraatweg 217 in 1989, deze woning staat tussen de Noorddorperweg en de Oosterweg aan de westzijde van de Rijksstraatweg. De woning is in 2017 in zijn geheel verbouwd. maar is aan de buitenzijde in de oorspronkelijke staat gehandhaafd. Pentekening René Gort. Toegevoegd.
Het eerste ontwerp van het tracé dateert uit 1817 en is niet uitgevoerd. Dit ontwerp had tussen Beverwijk en Castricum niet zoveel afwijkingen met het huidige tracé van de Rijksstraatweg (alleen ging de weg niet door het buurtje Noorddorp, maar er ten oosten langs). Het grote verschil was dat de weg komende vanaf Heemskerk, bij de aansluiting van de Burg. Mooijstraat recht werd doorgetrokken in noordelijke richting en ongeveer parallel zou lopen aan de later aangelegde spoorlijn naar Heiloo en vanaf de aansluiting met de Zevenhuizerlaan het huidige tracé van de Rijksstraatweg vervolgde naar Alkmaar. In dit ontwerp liep de weg dus ver westelijk van Limmen.
De aanleg van het gedeelte Alkmaar – Castricum
De uitvoering van de aanleg was in een aantal weggedeelten opgesplitst; elk weggedeelte werd apart uitbesteed en uitgevoerd. Castricum lag juist op de overgang van 2 weggedeelten: het gedeelte Alkmaar – Castricum en het gedeelte Castricum – Beverwijk.
Op woensdag 16 februari 1820 wordt in het lokaal van het Gouvernement te Haarlem aanbesteed: “Het maken van een aardenbaan tot den aanleg van het gedeelte des wegs nummer 1 tussen Alkmaar en Castricum.” Volgens het bestek volgt de weg het oude tracé en heeft een totale lengte van 11.070 meter, een breedte van 10 meter met aan weerszijden waar nodig een sloot met een breedte van 2 m en een diepte van 1 meter. Dit werk wordt aanbesteed voor 8.800 gulden aan Lammert Nijman wonende te Uitgeest; als zijn borgen treden op Lammert Nijman uit Beverwijk en Jan Nijman uit Castricum.
Na de aanbesteding van de aanleg van de aardenbaan (het grondwerk) worden voor de vaststelling van de schadeloosstelling der af te stane gronden twee taxateurs benoemd, één door de betreffende eigenaren en één door het Rijk; de door het Rijk benoemde is Gerrit Brasser woonachtig te Castricum.
Op 8 maart 1820 heeft Pieter Kieft, de schout van Castricum, de taxatie naar de Commissaris van de Koning gestuurd van alle percelen, die voor de aanleg benodigd zijn met de opstallen, die moeten worden gesloopt. Alle eigenaren gaan akkoord met de taxatie met uitzondering van mr. Joachim Nuhout van der Veen, eerder schout van Castricum en op dat moment president van de rechtbank in Alkmaar; Nuhout van der Veen heeft nog vele huizen en landerijen in Castricum in zijn bezit.
Voor het oude raadhuis bij de doorrijstal van de Rustende Jager aan de Dorpsstraat te Castricum in 1945. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.
Nuhout van der Veen heeft geweigerd het betreffende procesverbaal te tekenen, omdat hij nog geen reactie heeft ontvangen op een door hem aan Zijne Majesteit de Koning ingediend verzoek. Dit verzoek gaat over de vergoeding voor de afbraak van een schuur, die zijn eigendom is. Op zijn voorstel om wederzijds deskundige personen te benoemen, die de schadeloosstelling moeten taxeren, wordt door Zijne Majesteit goedkeurend beschikt. Namens het Rijk wordt Willem de Bie, metselaar uit Limmen en namens Nuhout van der Veen wordt Krijn van der Kraaij, aannemer uit Alkmaar benoemd. De te slopen schuur blijkt de doorrijstal te zijn bij de herberg ‘de Rustende Jager’, die eigendom is van Nuhout van der Veen. Deze acht het beslist noodzakelijk om die stal te herbouwen om zo een uitspanning bij de herberg te behouden. De totale kosten worden getaxeerd op 2.475 gulden en hiermee gaan beide partijen akkoord.
Op zaterdag 27 mei 1820 wordt in het logement ‘de Toelast’ in Alkmaar aanbesteed: “Het bestraten van een gedeelte des Grooten Wegs nummer 1, begrepen tusschen een te stellen baak bezuiden Castricum en de brug over de stadsgracht te Alkmaar, mitsgaders het bestraten met klinkermoppen van den weg door de Beverwijk.”
Jaarboek 16, pagina 28
De Rijkstollen
Nu een begin is gemaakt met de bestrating van de weg tussen Alkmaar en Velsen, worden ook plannen gemaakt om langs de nieuwe weg vier tollen te plaatsen. Bij Koninklijk Besluit van 8 juli 1820 zullen de volgende tollen worden geplaatst: de eerste tol op 1852 muit het centrum van Alkmaar bij de hofstede Pikbergen tegenover de Regulierslaan. De tweede tol staat 4.718 meter verder en wel 270 meter benoorden de banpaal tussen Heiloo en Limmen. Op dezelfde plaats heeft vele jaren het ‘Café Tolhuis’ gestaan, het als café verbouwde en ingerichte oorspronkelijke Tolhuis, waar nu het Motel Heiloo is gevestigd. De derde tol staat 5.040 meter verder ongeveer een tiental meters ten zuiden van snackbar Veronica wat toen het einde van het dorp Castricum werd genoemd. De vierde tol staat .5000 meter verder halverwege tussen het buurtje Noorddorp onder Heemskerk en Beverwijk.
De plaats van de tollen is zo gekozen, dat de mensen die slechts van een gering gedeelte van de weg gebruik maken geen tol hoeven te betalen en ook zo dat er geen misbruik van bijwegen kan worden gemaakt om langs de tol heen te kunnen komen; in een enkel geval zal daartoe zelfs een bijweg moeten worden afgesloten. Op 19 juli 1820 vindt de openbare aanbesteding plaats van de 5 tolhuizen tussen Alkmaar en Velsen. Aannemer Jan van der Meer uit Zaandijk krijgt voor 8.300 gulden de opdracht.
De verpachting van de tollen
In een openbare bijeenkomst werden de tollen gelegen in de gemeenten Heiloo, Limmen, Castricum en Heemskerk bij opbod en afslag verpacht. Zo vinden we een notariële akte dat op 29 september 1829 van de verpachting van de tol in Castricum de heer W.P.M. van Odijk wonende te Utrecht voor een bedrag van 1.585 gulden de hoogste bieder geworden.
Aan elke verpachting was een groot aantal voorwaarden verbonden, die bij Koninklijk Besluit waren vastgesteld. Zo moest de pachter een borgsom storten of als onderpand onroerende goederen inbrengen ter waarde van drie maanden pacht. Voor de 10e van elke maand moest hij de maandelijkse pacht betalen vermeerderd met het bedrag van de door hem bij overtredingen geïnde boeten. De verpachting gold voor een periode van drie jaar, terwijl zowel de regering als de pachter het recht had na elk jaar de pacht op te zeggen.
Varkens. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.
Volgens dezelfde akte moest de pachter de volgende tarieven hanteren:
Dieren: – elk los paard of muilezel: 5 cent – elk rund of ezel: 1,5 cent – elk kalf, schaap of varkens: 1 cent – een kudden schapen of varkens meer dan 50: 50 cent
Rij- en voertuigen: – rijtuigen of voertuigen met twee wielen en sleden voor elk aangespannen paard, muilezel, ezel of os: 7,5 cent – rij- of voertuigen met vier wielen voor als boven: 10 cent – diligences en postwagen, ingericht voor niet meer dan zes personen voor elk paars: 10 cent – idem voor zes t/m twaalf personen: 12,5 cent – idem voor dertien t/m achttien personen: 15 cent – idem voor meer dan achttien personen: 17,5 cent
Niet iedereen hoefde tol te betalen: vrijgesteld werd het transport met paarden en rijtuigen, die werden gebruikt voor of door het Koninklijk Huis, door bisschoppen, voor de brievenposterij, voor het onderhoud of het toezicht van de weg, voor militair transport en door landbouwers voor het binnenhalen van de oogst en het vervoeren van mest.
Een pachter moest over enig kapitaal beschikken om de borgsom te kunnen betalen. We zien dat de pachter veelal meerdere tollen pacht, elders woont en voor het innen van het tolgeld een tolgaarder aanstelt.
Tolhuis bij Castricum, Kramersweg 35 in 1890. Tekening van Sijf Portegies. Toegevoegd.
De tolgaarders
De tolgaarder woont in het tolhuis; in vroeger tijd werd de tol of het tolhuis ook wel de Gabel genoemd. De tollen langs de ‘Nieuwe Weg’ waren genummerd; het tolhuis te Castricum had nummer 4 en stond bij het begin van de Oude Weg, ongeveer een tiental meters ten zuiden van snackbar Veronica staat. Schuin tegenover het tolhuis op de hoek van de Dorpsstraat – Kramersweg stond omstreeks 1830 de herberg van Cornelis Steeman.
De situatie omstreeks 1830 bij de oprichting van het kadaster. Op de kaart is de plaats van het tolhuis aangegeven, gelegen tussen de oude en de nieuwe weg. Duidelijk is ook te zien hoe de ‘Nieuwe Weg’ verschillende percelen weiland heeft doorsneden.
Jaarboek 16, pagina 29
De allereerste tolgaarder te Castricum is Carel Paulussen; hij wordt in 1820 benoemd en komt met zijn Engelse vrouw, zijn pasgeboren zoon en zijn moeder in Castricum wonen. De familie verhuist in 1829 naar Schoorl, toen Carel Paulussen brugwachter was geworden op de vlotbrug over het Noord-Hollands Kanaal. Bij de eerste volkstelling in 1830 woonde in het tolhuis de 26 jarige Antonie Cornelis Josephus van den Braak uit Pijnakker met echtgenote, hun driejarige in Gouda geboren dochtertje Jaantje en de 23 jarige dienstbode Maria van der Poll uit Kerkdriel.
Cornelis (Cees) de Vries, geboren in Castricum op22-12-1856, arbeider, tolgaarder, kruidenier en landbouwer, woonde in de Duinderbuurt, vanaf circa 1888 op Schulpstet, in de Oosterbuurt (1898).
De tolgaarders kwamen meestal niet uit onze regio en bleven gemiddeld slechts enkele jaren op hun post; vermoedelijk had dit te maken met de lage verdiensten en mogelijk ook met het feit dat een tolgaarder zich vanwege zijn functie niet bepaald geliefd maakte bij zijn dorpsgenoten.
Op 21 april 1846 is er een conflict met de tolgaarder. De wegwerker Steeman mocht van zijn baas Van Vuuren wat puin van ‘den Grooten Weg’ zonder betaling en vrij van tol aan de burgemeester van Castricum geven ter verbetering van de dorpsachterwegen (verharde doch onbestrate wegen). Steeman zou zelfs het puin helpen opladen. De tolgaarder stond onder de ‘Directie van de Grooten Weg’ en wilde zijn tolgeld innen. De waarnemend burgemeester Pieter Schotvanger wil de beslissing aan de ‘Directie van de Groote Weg’ overlaten.
Op 1 april 1849 wordt Antonie Tabernal als tolgaarder aangesteld. Antonie Tabernal is verminkt in de Slag bij Hasselt op 7 augustus 1830, waarbij zijn linkerbeen door een kogel is getroffen en vervolgens is afgezet. Tabernal had de zorg van een groot huisgezin en dient een verzoek in bij de Koningin-weduwe om extra onderstand (red: inkomen ondersteuning).
Omstreeks november 1852 worden door de pachters en huurders van landerijen vele klachten geuit bij de wethouder over de tolgaarder Jacob Dekker, die een slagboom heeft geplaatst op de Notweg om doorgaande rijtuigen te beletten de Rijkstolboom mis te rijden. De notweg (red: Een notweg is een weg over andermans land) is eigendom van de gemeente en geeft een ieder het recht daarlangs te rijden.
Enkele jaren na de aanleg van de spoorlijn zijn er veel klachten over de slechte toestand van de toevoerweg naar het station (Burgemeester Mooijstraat). Naar aanleiding hiervan wordt het verzoek geuit om te worden vrijgesteld van de betaling van tol voor de rijtuigen, die passagiers van het station halen of brengen (via Dorpsstraat – Stationsweg). Als dit niet mogelijk is wil de gemeenteraad graag de tol verplaatsen naar de noordzijde van het dorp, ook al omdat de afstand tussen de tol van Heemskerk en die van Castricum te klein is. Verschillende keren wordt het verzoek tevergeefs bij de Minister herhaald.
Het tolhuis verplaatst naar de Kramersweg; hier op de foto met de laatste bewoner: Dirk Hogenstijn.
Het einde van het tolhuis
Aan het einde van de vorige eeuw werd besloten om de tolheffing te beëindigen; bij Koninklijk Besluit van 22 juli 1899 worden de rechten voor het gebruik van tollen officieel afgeschaft, de tolheffing gaat nog even door tot het aflopen van het nog geldige pachtcontract. De tolhuizen moeten verdwijnen. Het duurt nog enkele jaren tot de overheid op 3 november 1903 het perceel grond ter grootte van zeven are met het tolhuis voor in totaal 926 gulden verkoopt aan Johannes Andrieszoon Hogenstijn, landbouwer alhier. Hierbij wordt de voorwaarde gesteld dat de koper binnen zes maanden op eigen kosten het tolhuis met de fundamenten moet afbreken en opruimen. Ook de bestrating tussen het tolhuis en de oostelijke rail van het tramspoor moet worden opgeruimd.
Het tolhuis wordt afgebroken en door Johannes Hogenstijn met paard en wagen vervoerd naar de duinkant, alwaar het tolhuis weer wordt opgebouwd op een plaats aan de noordkant van de Kramersweg nabij de driesprong met de Puikman. Hier gaan Johannes Hogenstijn en zijn echtgenote Marijtje Ineke wonen en groeit hun gezin op, dat bestaat uit de zes zoons Andries, Herman, Dirk, Dorus, Albert en Gerrit. De laatste bewoner van het tolhuis is de zoon Dirk Hogenstijn.
De overweg Mient-Kramersweg voor 1943. Aan de overzijde van de overweg een deel van het buurtje de Duinkant. Het seinwachterhuisje aan de Kramerseweg/Duinenboschweg vlakbij het station. Over het spoor staat de woning van achtereenvolgens de familie Van Egmond, Gorter en Heeck. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.
In de tweede wereldoorlog moeten op last van de bezetter alle huizen aan de duinkant worden ontruimd en gesloopt. Zo komt er na ruim een eeuw een einde aan het tolhuis.
S.P.A. Zuurbier
Bronnen:
Lennep, E. van, De tolheffing op de openbare wegen in Nederland (dissertatie), Amsterdam 1884. Smal, H., ’s Rijks groote wegen in de l9e eeuw: Historische geografie in meervoud, Utrecht 1984. Rijksarchief Haarlem: – Archief Provinciaal Bestuur: 1814-1850 – Archief Rijkswaterstaat inv. 269. Regionaal Archief Alkmaar – Archief Gemeente Castricum – Bevolkingsregister 1830 Kadaster – Minuutplans + OAT Inlichtingen van de familie Hogenstijn.
Kaart van 1681 met de Backelweg en de Cleybroeckerweg
In de Middeleeuwen lag Bakkum best een flink eind weg van Castricum. Voordat de Mient bestraat was (die tot 1864 een zanderig pad vlak voor de duinen was), liep de verbinding via Torenstraat, Ruiterweg, Vinkebaan en Bakkummerstraat. De naam Torenstraat is van na de oorlog, de namen van de andere drie straten zijn in de raadsvergadering van 29 augustus 1930 vastgesteld. Tijdens diezelfde vergadering kreeg de Torenstraat de naam Kleibroekerweg.
Ruim een jaar geleden vroeg de gemeente aan de Werkgroep Oud-Castricum om een suggestie te doen voor een nieuwe straatnaam. Het betreft een ontsluitingsweg voor enige woningen die op dit moment worden gebouwd achter Geesterhage. De nieuwe weg komt uit op de Henri Dunantsingel. Omdat deze en meerdere aangrenzende straten zijn vernoemd naar Nobelprijswinnaars en de nieuwe woonomgeving min of meer een besloten karakter krijgt, heeft de werkgroep het college voorgesteld de bewuste ontsluiting de naam ‘Nelson Mandelahof’ te geven als hommage aan de Zuid-Afrikaanse anti-apartheidsstrijder en winnaar van de Nobelprijs voor de Vrede in 1993.
Dit voorstel is volledig overgenomen, waarna burgemeester en wethouders de straatnaam hebben vastgesteld. Sinds kort is deze ook te lezen op het nieuwe straatnaambordje dat op een van de lantaarnpalen langs de Dunantsingel is bevestigd. Kennelijk waren de gele bordjes bij de gemeente op, want dit keer is een wit exemplaar gebruikt …
Hein Poel pleegt onderhoud op zijn Kerkelaantje. (Foto Hans Boot)
Mysterieuze laantjes tussen Breedeweg en Doodweg
In Castricum kun je meer paden op en lanen in dan je denkt. Twee privéweggetjes tussen de Breedeweg en de Doodweg blijken gewoon openbaar toegankelijk, ontdekte verslaggever Hans Boot. Al wordt het nut ervan betwijfeld door entertainer Hein Poel die aan de Doodweg woont.
Hein Poel pleegt onderhoud op zijn Kerkelaantje. (Foto Hans Boot)
Links Erica Brouwer van Oud-Castricum en Karin de Winter voor de deur van straks Hairstyle4You.(foto Hans Boot)
De voormalige sigarenwinkel aan de Torenstraat 42 wordt door Paul Versteeg en Karin de Winter verbouwd tot kapperszaak. Het echtpaar bood de Werkgroep Oud-Castricum aan om gedurende een half jaar de twee etalages van het pand op te vullen met nostalgische foto’s en voorwerpen.
Links Erica Brouwer van Oud-Castricum en Karin de Winter voor de deur van straks Hairstyle4You.(foto Hans Boot)