3 april 2023

Dorpsstraat (10e deel) huisnrs 112-148 (Jaarboek 37 2014 pg 72-83)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 37, pagina 72

De geschiedenis van de Dorpsstraat en zijn bewoners (deel 10)

Kadasterkaart uit 1939, waarop aangegeven de in dit artikel te bespreken panden. De panden waren gelegen aan de Alkmaarderstraatweg en de toen geldige nummering is aangegeven. Pas in 1980 werd dit straatgedeelte herbenoemd als Dorpsstraat en in de navolgende tekst wordt dan ook gerefereerd aan de huidige nummering. Opvallend is het grote onbebouwde erf, waarover de boerderij op nummer 8 toen nog beschikte en de naar het noorden steeds breder wordende tuinen achter de huizen.
Kadasterkaart uit 1939, waarop aangegeven de in dit artikel te bespreken panden. De panden waren gelegen aan de Alkmaarderstraatweg en de toen geldige nummering is aangegeven. Pas in 1980 werd dit straatgedeelte herbenoemd als Dorpsstraat en in de navolgende tekst wordt dan ook gerefereerd aan de huidige nummering. Opvallend is het grote onbebouwde erf, waarover de boerderij op nummer 8 toen nog beschikte en de naar het noorden steeds breder wordende tuinen achter de huizen.

Met dit tiende deel wordt de beschrijving van de geschiedenis van de Dorpsstraat en zijn bewoners voltooid.

Het stuk grond langs de Dorpsstraat (eerder genaamd Straatweg, Rijksstraatweg en Alkmaarderstraatweg), waarop de in dit artikel te bespreken panden werden gebouwd, was lange tijd onbebouwd weiland met oude veldnamen, zoals Kleibroekerweid en Het Loetje.

De boerderij van Frans Schut.
De boerderij van Frans Schut. Dorpsstraat 94 in Castricum, 1950. Deze boerderij zou zijn gebouwd in 1880 door de vader van Cornelis Mooij. Het werd in 1892 verkocht aan Frans Schut. De familie woonde er tot 1972. De Firma Res bouwde hier twee winkelpanden en een kantoor. Op 94a startte de Tapijtcentrale en op 94b de slijterij Ruhl. Daarna is op 94a gevestigd de Aldor lampenwinkel en op 94b na een advertentie- en reclamebureau de Zonnestudio Club Soleil. Na kantoren op de bovenverdieping zijn er 6 appartementen gekomen in 1996. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

De genoemde panden in het vorige artikel en enkele van de hierna te bespreken panden werden gebouwd op een gedeelte van de Kleibroekerweid, die in 1892 in het bezit kwam van Frans Schut, eigenaar van de inmiddels niet meer bestaande boerderij Dorpsstraat 94. Hij verkocht zijn grond langs de Rijksstraatweg in gedeelten voor de huizenbouw, waarvan we de geschiedenis grotendeels in het voorgaande artikel hebben beschreven.

Een luchtfoto genomen omstreeks 1960 met de nog doorlopende Alkmaarderstraatweg, rechts de R.-K. kerk en de Augustinusschool. Op de foto zijn de te bespreken panden zichtbaar tussen de zijstraten Koningin Wilhelminalaan en Prinses Beatrixstraat.
Een luchtfoto genomen omstreeks 1960 met de nog doorlopende Alkmaarderstraatweg, rechts de rooms-katholieke kerk en de Augustinusschool. Op de foto zijn de te bespreken panden zichtbaar tussen de zijstraten Koningin Wilhelminalaan en Prinses Beatrixstraat.

Jaarboek 37, pagina 73

Nummering panden voor en na 1980:

Alkmaarderstraatweg 8 wordt Dorpsstraat 112
Alkmaarderstraatweg 10 wordt Dorpsstraat 114
Alkmaarderstraatweg 12 wordt Dorpsstraat 116
Alkmaarderstraatweg 14 wordt Dorpsstraat 118
Alkmaarderstraatweg 16 wordt Dorpsstraat 120
Alkmaarderstraatweg 18 wordt Dorpsstraat 122
Alkmaarderstraatweg 20 wordt Dorpsstraat 124
Alkmaarderstraatweg 22 wordt Dorpsstraat 126
Alkmaarderstraatweg 24 wordt Dorpsstraat 128
Alkmaarderstraatweg 26 wordt Dorpsstraat 130
Alkmaarderstraatweg 28 wordt Dorpsstraat 132
Alkmaarderstraatweg 30 wordt Dorpsstraat 134
Alkmaarderstraatweg 32 wordt Dorpsstraat 136
Alkmaarderstraatweg 34 wordt Dorpsstraat 138, 140
Alkmaarderstraatweg 36 wordt Dorpsstraat 142
Alkmaarderstraatweg 38 wordt Dorpsstraat 144
Alkmaarderstraatweg 40 wordt Dorpsstraat 146
Alkmaarderstraatweg 42 wordt Dorpsstraat 148

Aan de noordkant van de Kleibroekerweid grensde Het Loetje, een weiland dat van oudsher in bezit was van de rooms-katholieke Kerk te Limmen. Pas in 1903 werd door het plaatselijk kerkbestuur een gedeelte verkocht aan leden van de Castricumse familie Res, binnen welke familie ook weer grondtransacties plaatsvonden.

De Rooie Buurt.
Dorpsstraat 130-138 in Castricum, 1907. Links de zogenaamde Rooie Buurt en rechts tramrails. Rechts is niet zichtbaar de boerderij van koster Kees Stuifbergen. Op de weg loopt de bakker met zijn handkar. De Rooie Buurt dankt zijn naam aan het feit dat de huizen werden gebouwd met afgekeurde rode stenen die voor het Provinciaal Ziekenhuis Duin en Bosch bedoeld waren. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

In 1906 kwam een strook van dit land langs de Rijksstraatweg met een lengte van ongeveer 80 meter en een naar het noorden toenemende breedte in handen van Jacobus Res, van beroep timmerman en aannemer, onder andere bekend van de bouw in 1911 van het voormalige raadhuis in Castricum. Res bouwde op deze strook grond rond 1907 de elf woonhuisjes, die bekend zijn geworden als De Rooie Buurt.

Bouwtekening uit 1912 van het huis van Jan Baltus.
Bouwtekening uit 1912 van het huis van Jan Baltus.

Dorpsstraat 112
(Alkmaarderstraatweg 8, boerderij, woonhuis)

In juni 1912 kwam de toen 25-jarige Johannes Antonius (Jan) Baltus, zoon van een bloembollenkweker, kort na zijn huwelijk met Antje Liefting, vanuit Limmen naar Castricum om daar een woning te betrekken die hij had laten bouwen op een stuk land dat gekocht was van Frans Schut. Dit gedeelte van de Dorpsstraat was toen nog Alkmaarderstraatweg en het pand kreeg nummer 8 toebedeeld. Het is het eerste van de relatief kleine huizen, die nu nog karakteristiek zijn voor het huidige gedeelte van de Dorpsstraat na de Koningin Wilhelminalaan.

Je moet je voorstellen dat Jan Baltus een destijds nog onbebouwd gebied aantrof, waar hij een gemengd vee- en tuinbouwbedrijf kon beginnen, met een hooiberg en een koestal, gelegen achter de woning.


Jaarboek 37, pagina 74

Jan Baltus in 1934 met paard op het erf naast zijn huis. (Foto: Jeanne Ruigrok-Schoorl in het Zondag Ochtendblad van 21 januari 2007).
Jan Baltus in 1934 met paard op het erf naast zijn huis. Foto Jeanne Ruigrok-Schoorl in het Zondag Ochtendblad van 21 januari 2007.

Oudere Castricummers zullen zich nog de grazende koeien herinneren op het land, dat gedeeltelijk nog steeds als binnenterrein aanwezig is tussen de Dorpsstraat en de Prinses Margrietstraat, ook een straat, die in de tijd dat Baltus zijn bedrijf begon, nog niet bestond. Het was allemaal weiland.

In de loop der tijd breidde Baltus zijn bedrijf uit, onder andere door bijbouw van een fietsenstalling en een paardenstal, de laatste voornamelijk bestemd voor bezoekers met paard en wagen van de tegenoverliggende Pancratiuskerk.

De voormalige koestal van Jan Baltus, nu (in 2014) het bedrijf O.I.T., gelegen aan de Koningin Wilhelminalaan achter het nog bestaande woonhuis Dorpsstraat 112.
De voormalige koestal van Jan Baltus, nu (in 2014) het bedrijf O.I.T., gelegen aan de Koningin Wilhelminalaan achter het nog bestaande woonhuis Dorpsstraat 112.

In 1931 volgde een vergroting van de veestal, die – opmerkelijk – de tijd heeft doorstaan. Want toen de stal niet meer als zodanig in gebruik was, werd deze door de familie Baltus verhuurd aan het installatiebedrijf O.I.T. (Oudejans Installatie Techniek), nu (in 2014) gesitueerd aan de Koningin Wilhelminalaan, dat het gebouw na de nodige aanpassingen in gebruik nam.

Het gezin van Jan Baltus en Antje Liefting omstreeks 1935.
Het gezin van Jan Baltus en Antje Liefting omstreeks 1935.

Jan Baltus en Antje Liefting kregen tien kinderen, die allen in Castricum werden geboren. Het zal met zo’n groot gezin wel een krappe behuizing zijn geweest, maar die situatie kwamen we vroeger in Castricum wel meer tegen en er werd niet zwaar aan getild. Dat komt althans naar voren als je Castricummers spreekt die deze tijd nog als kind hebben meegemaakt. Men was het nu eenmaal zo gewend; de kinderen sliepen vaak op de wat gammele zolderverdieping, met een deel voor de jongens en een deel voor de meisjes.

Jan Baltus kan gezien worden als de stamvader van de familie Baltus in Castricum. Hij overleed in 1969. Zijn agrarisch bedrijf was inmiddels voortgezet door zijn zoon Johannes Joseph (Jan) Baltus, geboren in 1927 in Castricum, die na zijn huwelijk met Maria Steltenpool in 1966 zijn intrek had genomen in de woning van zijn vader.

Het bedrijf werd geleidelijk ingekrompen, vooral door de omringende uitbreiding van de bebouwing en in 1985 hield Jan Baltus het op 58-jarige leeftijd dan ook voor gezien en ging onderdelen van zijn bedrijf, zoals de hiervoor genoemde stal, verhuren.

Dorpsstraat 112.
Dorpsstraat 112 in Castricum, 1960. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Later verhuisde hij met zijn echtgenote naar de Prinses Beatrixstraat. Hij verkocht zijn huis aan de Dorpsstraat aan zijn enige zoon, opnieuw een Jan Baltus, geboren in 1967 en in Castricum bekend geworden als postbesteller. Deze woont er met zijn echtgenote nog steeds (in 2014). Het huisje heeft nog vrijwel het oorspronkelijke uiterlijk, alleen hebben de twee afzonderlijke ramen in de voorgevel plaats gemaakt voor één groot raam.

Dorpsstraat 114 omstreeks 1977 toen daar uitzendbureau Harass was gevestigd.
Dorpsstraat 114 omstreeks 1977 toen daar uitzendbureau Harass was gevestigd.

Dorpsstraat 114
(Alkmaarderstraatweg 10, tandtechnische praktijk)

Het pand Dorpsstraat 114, waar tegenwoordig (in 2014) een tandtechnische praktijk is gevestigd, kreeg gestalte in 1967, toen Dirk Saarloos het reeds bestaande pand liet verbouwen tot een winkelpand, waar hij postzegelhandel ‘De Merkuur’ begon.

Postzegelhandelaar Dirk Saarloos en echtgenote.
Postzegelhandelaar Dirk Saarloos en echtgenote. Dorpsstraat 114 in Castricum, 1967. Collectie Oud-castricum. Toegevoegd.

De verbouw schijnt niet zo succesvol te zijn verlopen, want er wordt gesproken van nieuwbouw, weliswaar met als speciale vermelding ‘in de oude stijl’. Saarloos is het voorbeeld van iemand die van een hobby zijn beroep maakte. In maart 1948 – hij woonde toen nog op Schoutenbosch – richtte hij een postzegelvereniging op, die meestal bij hem thuis vergaderde en waar hij ook ruilbeurzen organiseerde. De vereniging was aangesloten bij de Nederlandse Vereniging van Postzegelverzamelaars.

De postzegelhandel aan de Alkmaarderstraatweg bestond ruim tien jaar, toen de familie Saarloos in juni 1978 verhuisde naar Opsterland. Voordat plaats werd gemaakt voor de huidige tandtechnische praktijk, waren in het pand onder diverse namen uitzendorganisaties gevestigd, het laatst Tempo Team.


Jaarboek 37, pagina 75

Het pand van Saarloos kende dus een in architectonisch opzicht gelijkende voorganger. Daarover kan men twisten, maar volgens oude foto’s was het inderdaad een huis met ongeveer dezelfde omvang en met kenmerken van de reeks eerder gebouwde panden van de zogenaamde ‘Rooie Buurt’, zoals een puntdak, maar wel al met het aangebouwde lage winkelgedeelte.

Kleine Bertus (Stuifbergen) met zijn nichtje voor de barbierswinkel.
Kleine Bertus (Stuifbergen) met zijn nichtje voor de barbierswinkel.

Dit pand is omstreeks 1912 gebouwd in opdracht van Lambertus (Bertus) Stuifbergen, die er kort na zijn huwelijk met Johanna Maria Logman kwam wonen. Bertus exploiteerde hier een kapperszaak. Hij was in Castricum bekend als Kleine Bertus, een bijnaam die hij te danken had aan het feit dat zijn neef, ook een Bertus Stuifbergen, eveneens in Castricum als kapper werkzaam was en onder de bijnaam Grote Bertus door het leven ging. Beide Bertussen stamden uit de kappersfamilie Stuifbergen, waarop in het 31e Jaarboek (2008) nader is ingegaan bij de bespreking van het inmiddels afgebroken pand Dorpsstraat 93. Daar was de kapperszaak van Grote Bertus gevestigd en later het winkeltje van zijn dochter Guurtje Stuifbergen.

Aan de geschiedenis van Kleine Bertus kunnen we weinig meer toevoegen, dan wat Q. de Ruijter reeds schreef in zijn bekende boek ‘Schippers van het Stet’:
Kleine Bertus had zijn barbierswinkel aan de Dorpsstraat tegenover de parochiekerk en mocht veel Bakkummers tot zijn klanten rekenen, die gewend waren zich ’s zondags voor de hoogmis van tienen te laten scheren, omdat ze daarvoor door de weeks geen tijd hadden. De barbierswinkel had ook veel aanloop om louter de gezelligheid. De laatste nieuwtjes werden er verteld en Kleine Bertus verhoogde de sfeer nog met zijn kwinkslagen. Hij kende echter ook vrome bezigheden: als trouw lid van het kerkkoor heeft hij honderden rouw- en trouwmissen gezongen. Hoewel het zich liet aanzien dat Bertus een verstokte vrijgezel zou blijven, trouwde hij tenslotte toch nog met de pastoorsmeid Naatje Logman, die zich nog jarenlang verdienstelijk maakte als stovenzetster”.

Het huwelijk van Kleine Bertus bleef kinderloos. Hij overleed in september 1936, waarna zijn weduwe nog geruime tijd in het pand bleef wonen om in 1942, gedwongen als gevolg van de evacuatiemaatregelen van de bezetter, te verhuizen naar Leidschendam.

In 1949 kwam het echtpaar Petrus Boomars en Johanna Beentjes er te wonen. De toen 45-jarige Boomars, oorspronkelijk afkomstig uit Ouderkerk en eerder een korte periode gevestigd aan de Alkmaarderstraatweg 30, betrok woningen in dit gedeelte van de straat, ongetwijfeld vanwege de ligging tegenover de Pancratiuskerk, waaraan hij als koster verbonden was. Hij woonde er vrij lang, tot 1966, waarna het tijdperk Saarloos aanbrak, over wie we in het voorgaande hebben geschreven en die het pand liet verbouwen.

Foto uit 1987 van de nog bestaande rij lage huisjes, Dorpsstraat 116-136.
Foto uit 1987 van de nog bestaande rij lage huisjes, Dorpsstraat 116-136.

De Rooie Buurt

We komen nu aan bij de nog bestaande panden Dorpsstraat 116 tot en met 136 en het inmiddels afgebroken pand Dorpsstraat 138. Het is een verzameling van kleine en betrekkelijk eenvormige huizen, van een architectuur die we overigens vaker tegenkomen, onder andere in de Schoolstraat en die bekendheid hebben gekregen onder de verzamelnaam ‘De Rooie Buurt’.


Jaarboek 37, pagina 76

We tastten aanvankelijk in het duister over deze benaming, maar zij zou volgens de overlevering te maken hebben met prostitutie die lang geleden in een van de panden schijnt te zijn bedreven. (Huidige uitleg beeldbank bij foto 000291: De Rooie Buurt dankt zijn naam aan het feit dat de huizen werden gebouwd met afgekeurde rode stenen die voor het Provinciaal Ziekenhuis Duin en Bosch bedoeld waren.)

Maar het is in de herinnering van oude Castricummers te lang geleden. Dat kan wel kloppen, want zoals in de inleiding al vermeld, zijn de elf woonhuisjes gebouwd door Jacobus Res rond 1907 en dus meer dan honderd jaar geleden.

In de verhalen over de bouw wordt steeds een link gelegd met psychiatrisch centrum Duin en Bosch, dat werd gebouwd in de periode 1904-1909. Volgens de overlevering zou voor de bouw van de rooie buurthuisjes gebruik zijn gemaakt van (afgekeurd) bouwmateriaal van Duin en Bosch. Wat betreft de gegevens die men in het kadaster vindt over de koop van deze huizen, valt op dat deze veelal plaats vond jaren nadat ze waren gebouwd. Wat was dus de bestemming in de tussentijd? Een veronderstelling is dat ze werden verhuurd. Het lijkt wat dit betreft niet onmogelijk, dat bij Res ideële motieven – het bouwen van betaalbare huurhuisjes voor arbeiders – een rol hebben gespeeld en dan kom je aan een alternatieve verklaring voor de benaming Rooie Buurt.

Hierna gaan we wat nader in op de geschiedenis van de verschillende woonhuizen in dit speciale buurtje, met vooral aandacht voor opmerkelijke bewoners, die kans zagen in hun woninkje toch een bedrijf uit te oefenen.

Dorpsstraat 116
(Alkmaarderstraatweg 12, woonhuis)

De oudst bekende bewoner van het huidige Dorpsstraat 116 was Lambertus (Ber) van Benthem, grondwerker en kleinzoon van Maria Res en Bertus van Benthem, die we in het 29e Jaarboek (2006) hebben leren kennen als beheerder van het café De Vriendschap (later d’Oude Schimmel en Sam-Sam). Ber van Benthem was getrouwd met Cornelia van Vliet; met haar en hun drie kinderen vertrok hij in 1939 naar Voorburg.

Hotel van Benthem.
Hotel van Benthem. Dorpsstraat 42 in Castricum, 1935. Naast een hotel was dit ook een café, restaurant en pension. Toon van Benthem was de uitbater. Tot 1932 heette het café Sportrust. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Het woonhuis, toen nog Alkmaarderstraatweg 12, kwam vervolgens in handen van Jacob Schermer, kort na zijn huwelijk in 1939 met Adriana Nieuwland. Hij was werkzaam als monteur en chauffeur. Na een evacuatie in de oorlog van enkele jaren naar Beverwijk keerde Jacob in oktober 1945 terug in zijn woning, na een moeilijke periode, want in april van dat jaar was zijn echtgenote overleden.

In 1946 hertrouwde hij met Maria van Steijn, die een kind meebracht uit een eerder huwelijk. Jacob Schermer woonde met Maria nog tot november 1950 op de Alkmaarderstraatweg, waar nog vier van zijn kinderen het licht zagen. Daarna verhuisde hij naar de Tetburgstraat.

De familie Schermer werd opgevolgd door het echtpaar Antoon Duinmeijer en Maria Maters. Zij woonden er een lange periode, van 1950 tot 1984, waarna dochter Ingrid Duinmeijer, gehuwd met Meinhardus Beentjes, hier is gaan wonen.

Dorpsstraat 118.
Dorpsstraat 118 in Castricum, 1960 Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Dorpsstraat 118
(Alkmaarderstraatweg 14, woonhuis)

Van dit pand was de eerste koper Jan Tool, een huisschilder, die er in januari 1923 zijn intrek nam vanuit zijn geboorteplaats Wognum. Hij werd in 1943 op het adres uitgeschreven om te vertrekken naar Zaandam, wat ook in dit geval te maken had met de oorlogssituatie, waardoor veel inwoners van Castricum hun huizen moesten verlaten. Na de oorlog keerde Tool op dit adres niet meer terug.

Enkele opvolgers woonden er maar kort, met uitzondering van ene Peter Lust, een zoon van de Jan Lust, die in een vorig artikel ter sprake kwam als bewoner, winkelier en makelaar op Dorpsstraat 12. Peter Lust was getrouwd met Aaltje Meyberg en het echtpaar woonde hier vanaf 1960 een lange periode.


Jaarboek 37, pagina 77

De huizen Dorpsstraat 120, 122 en 124 in 1997.
De huizen Dorpsstraat 120, 122 en 124 in 1997.

Dorpsstraat 120 (Alkmaarderstraatweg 16, woonhuis)

Over de geschiedenis van deze woning valt wel wat meer te vertellen, want dit pand was behalve als woning ook jaren in gebruik als een soort kantoor door Johan (Jan) Stuifbergen, die direct na de oorlog inde vrijgekomen woning zijn intrek nam, kort na zijn huwelijk in 1944 met Frederika Prein. Hij was toen 46 jaar.

Uit advertenties in de plaatselijke krant blijken zijn veelzijdige activiteiten: verzorger van familiedrukwerk, verkoper van kinderboeken, verzekeringsagent en werver van advertenties en abonnementen op kranten en tijdschriften, waarbij hij een periode was verbonden aan het Nieuwsblad voor Castricum. Jan Stuifbergen zal in zijn activiteiten zeker geïnspireerd zijn door zijn vader Willem Stuifbergen, postbode, boekhandelaar en eveneens krantenverkoper met een winkel gelegen aan de Dorpsstraat naast slager Admiraal (zie 31e Jaarboek, 2008).

Over de persoon van Jan Stuifbergen komen we meer te weten uit de herinneringen van Siem Scheerman, die werden opgetekend in het 23e Jaarboek (2000):

Siem Scheerman.
Een portret van Siem Scheerman uit de jaren (negentien) veertig. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

“Ik heb nog een halfjaar bij Jan Stuifbergen, bijgenaamd ‘de Koet’, gewerkt. Dat was een krantenman. Ik bracht de Castricummer, andere kranten en tijdschriften rond. De Castricummer kostte toen nog 70 cent in de maand en dat geld moest je iedere maand weer ophalen. Jan was een bijzonder mens. Hij woonde in de Rooie Buurt. Hij schreef voor de krant en was ook een halve advocaat.”

Jan Stuifbergen was in zekere zin een concurrent van de op Dorpsstraat 96 gevestigde boekhandel en winkel in religieuze artikelen van Kees Stuifbergen en zijn zoon (zie het 36e Jaarboek, 2013), die zich onder andere ook met de werving van advertenties bezig hielden. Er is tussen de vele Stuifbergen’s in Castricum altijd wel een familierelatie, maar die gaat in dit geval verscheidene generaties terug, zeg maar die van verre neven en dat zal dus de concurrentieverhoudingen niet in de weg hebben gestaan. Jan Stuifbergen vertrok in juni 1955 met zijn gezin van de Dorpsstraat naar de Beverwijkerstraatweg; hij overleed in juni 1968.

Na de periode Stuifbergen werd het pand betrokken door de 25-jarige Petrus de Graaf en zijn echtgenote Ursula de Groot. Hij trof volgens zijn zeggen een wat verwaarloosd pand aan en voerde nog in 1955 een vrij drastische verbouwing uit, waarbij onder andere de vloer en de muren onderhanden werden genomen. Hij woont er nu (in 2014) dus al bijna 60 jaar, maar vanwege het overlijden van zijn echtgenote verhuist hij dit jaar naar De Boogaert.

Dorpsstraat 122.
Dorpsstraat 122 in Castricum. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Dorpsstraat 122
(Alkmaarderstraatweg 18, woonhuis)

Ook dit pand was niet alleen maar een woonhuis. Het diende sinds 1922 als werkplaats voor de koper van het pand, Johannes Schaap, bekend geworden in Castricum als schoenmaker. Voordien was hij gevestigd op Dorpsstraat 54 in een pand dat hij had gehuurd van de familie Kehl.

Opvallend is dat Schaap, in tegenstelling tot andere Castricumse schoenmakers, voor zijn activiteiten, voor zover wij hebben kunnen nagaan, niet adverteerde. Hij genoot kennelijk een goede reputatie, wat ook blijkt uit de viering in augustus 1949 van zijn 50-jarig huwelijk met Magdalena Roozing met een druk bezochte receptie en een aubade door fanfarecorps St. Aloysius. Ook de krant memoreerde het gouden huwelijksfeest van de 76-jarige heer Schaap, die “Vele jaren als schoenmaker werkzaam was aan de Alkmaarderstraatweg en ook als aanspreker. Na de oorlog keerde het echtpaar in de oude woning terug en geniet daar van een rustige levensavond.

Schaap was dus een bekende Castricummer en wordt ook beschreven door Q. de Ruijter in zijn boek ‘Schippers van het Stet’, die daarbij opmerkt dat Schaap in de functie van aanspreker altijd een zwart uniform droeg met witte tressen en een hoge hoed.

Na de periode Schaap werd het pand in 1954 betrokken door Petrus (Piet) Druijven, die het er bijna veertig jaar volhield. Hij was gehuwd met Tekela van Dijk en zijn gezin telde drie kinderen.

Dorpsstraat 124.
Dorpsstraat 124 in Castricum, 1975. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Dorpsstraat 124
(Alkmaarderstraatweg 20, woonhuis)

De oudste gegevens over dit pand gaan terug tot het jaar 1918, toen het werd gekocht door Grietje de Waard, weduwe van de in 1906 overleden Dirk Schotvanger, een agrariër.

In 1925 kwam de woning in handen van Petrus Zonneveld, toen 35 jaar en getrouwd met Aaltje Groot, uit welk huwelijk vier kinderen werden geboren. Voor zijn komst naar de Alkmaarderstraatweg bewoonde Petrus, die de wat merkwaardige bijnaam droeg van Vader Abt, als landbouwer de boerderij Vogelwater in het duingebied. In 1937 verhuisde hij met zijn gezin naar de Sifriedstraat.

Boerderij Huize Vogelwater.
Boerderij Huize Vogelwater. Staringweg (duinen) in Egmond-Binnen, 1935. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Sindsdien kende het pand diverse bewoners, die er relatief kort verbleven, maar vanaf 1948 kwam hier verandering in en werd het huis niet minder dan ruim 40 jaar bewoond door het gezin van Theodorus (Theo) Druijven, die gehuwd was met


Jaarboek 37, pagina 78

Agatha Pekel en een broer was van de in het hiervoor genoemde pand woonachtige Piet Druijven.

Dorpsstraat 126 in Castricum, 1975. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Dorpsstraat 126
(Alkmaarderstraatweg 22, woonhuis)

Het pand Dorpsstraat 126, eerder Alkmaarderstraatweg 22, werd volgens kadastergegevens in 1921 gekocht door de huisschilder Cornelis Kroone, die er tot zijn overlijden in januari 1965 heeft gewoond. Na zijn overlijden bleef zijn echtgenote Maartje Mettes er nog twee jaar wonen. Ook hier bleek de relatief kleine behuizing geen belemmering voor een groot gezin, dat acht kinderen telde. In 1967 werd het pand betrokken door Cornelis de Wit en zijn echtgenote Elisabeth Kokkelman, die er nog steeds (in 2014) wonen.

Dorpsstraat 128.
Dorpsstraat 128 in Castricum, 1975. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Dorpsstraat 128
(Alkmaarderstraatweg 24, woonhuis)

In het vorige artikel in deze serie hebben we aandacht besteed aan de kleermaker Jacob (Jaap) Twisk, die in 1927 het pand van de failliet gegane Hanzebank, Dorpsstraat 90, kocht om er tot 1958 zijn kleermakerij en een kledingzaak te exploiteren. Daarna werd de zaak, zoals we eveneens hebben beschreven, voortgezet door Jo Stevens.

Het gezin van kleermaker Willem Twisk.
Het gezin van kleermaker Willem Twisk en Catharina Haaker. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Het huis Dorpsstraat 128 was gekocht door zijn vader Willem Twisk, eveneens kleermaker, en daar komen we in 1923 Jaap opnieuw tegen, waar hij enkele jaren woonde en waarschijnlijk ook het kleermakersvak uitoefende voor zijn verhuizing naar Dorpsstraat 90.

Na het vertrek van Jaap Twisk bleef het pand bewoond door leden van de familie Twisk. We noemen de weduwe van de in 1932 overleden Willem Twisk, Catharina Haaker, die in 1960 overleed en Geertrudes Twisk, een ongehuwd gebleven dochter, die in 1976 overleed. Ook nu (in 2014) wordt het huis nog bewoond door een Twisk.

Dorpsstraat 130, ca. 1975.
Dorpsstraat 130, circa 1975.

Dorpsstraat 130
(Alkmaarderstraatweg 26, woonhuis)

De eerste koper van dit huis was in 1919 Jacoba (Koosje) Brakenhoff, weduwe van de in 1907 overleden tuinder en bloemkweker Pieter Kuijs. Zij overleed in 1933. Latere bewoners in de periode 1944 tot 1953 zijn Johannes Winkelman en daarna tot 1961 zijn weduwe Johanna Bos.

Vervolgens deed Cornelis Kroone zijn intrede, een naam die we reeds eerder tegenkwamen met betrekking tot het naastgelegen pand Dorpsstraat 126. Dat betrof zijn vader, wiens beroep van huisschilder hij voortzette.

Cornelis Kroone junior was getrouwd met Agatha Herben. Hij genoot in Castricum onder andere bekendheid door de Castricumse Fanfare en Drumband, waarvan hij ook enige jaren voorzitter was. Zijn gezin telde drie kinderen. De ruim tachtigjarige Cornelis Kroone en zijn echtgenote wonen nog steeds (in 2014) op Dorpsstraat 130.

Dorpsstraat 132 in 1995.
Dorpsstraat 132 in 1995.

Dorpsstraat 132
(Alkmaarderstraatweg 28, woonhuis)

Als eerste koper staat in 1927 te boek Johannes (Jan) de Graaf, een spoorwegbeamte en toen 45 jaar. Hij was in 1905 gehuwd met Grietje Duin.

We hebben in de inleiding tot de Rooie Buurt gesignaleerd, dat volgens het kadaster de verkoop van de huizen veel later gebeurde dan de bouw, in de veronderstelling dat in de tussenliggende periode verhuur plaatsvond. In het geval van Jan de Graaf lijkt dit, ook gezien zijn huwelijksdatum, niet onwaarschijnlijk. We zijn bijvoorbeeld geen ander adres tegengekomen waar een van zijn negen kinderen is geboren dan de Dorpsstraat. Hier vond ook in april 1913 zijn tweejarige dochter Cornelia de dood, over-


Jaarboek 37, pagina 79

reden door de stoomtram, die toen dagelijks door de straat reed. Jan de Graaf en zijn familie werden in de oorlog ook het slachtoffer van de gedwongen evacuatie, in dit geval naar Uitgeest. Het gezin keerde na de oorlog niet meer in Castricum terug.

In 1950 werd het pand gekocht door Cornelis (Cor) Druijven. Dit gedeelte van de Dorpsstraat had kennelijk een grote aantrekkingskracht op leden van de familie Druijven, want zoals we in het voorgaande hebben gezien, woonden zijn twee broers Piet en Theo vlakbij, respectievelijk op nummer 122 en 124. Cor Druijven was getrouwd met Maria Mooij en zij kregen drie kinderen.

De inmiddels bejaarde Cor, die met zijn echtgenote nog steeds (in 2014) Dorpsstraat 132 bewoont (Cor Druijven woont niet meer op de Dorpsstraat 132, volgens rectificatie in jaarboek 37, pagina 124), noemde het wel ‘gezellig’ om met directe familieleden zo dicht bij elkaar te wonen. Op de vraag of de achterliggende tuinen en het aangrenzende erf van Baltus geen oase vormden voor de vele kinderen van de hier kinderrijke families, antwoordde hij ontkennend. Het erf van Baltus was het domein van zijn vee en dus niet geschikt voor spelende kinderen, die voor zover zij zich toch op zijn land waagden, toesprak met “oprotten“. De voornaamste speelplek voor de kinderen vormde het tegenoverliggende schoolplein van de Augustinusschool.

Dorpsstraat 134.
Dorpsstraat 134.

Dorpsstraat 134
(Alkmaarderstraatweg 30, woonhuis)

Eerste koper van dit pand was in 1932 Reinier de Ruijter, een Castricummer die in 1921 trouwde met Catharina Geertruida (Cato) Res. Hier komen we voor het eerst een direct verband tegen tussen een koper van het huis en de bouwer, want Catharina was een dochter van Jacobus Res, bouwer van de huizen van de Rooie Buurt.

Na de oorlog werd het pand vanaf juli 1947 een korte periode bewoond door Petrus Boomars en echtgenote, die met hun in dat jaar geboren dochter in 1949 verhuisden naar de hiervoor besproken woning Dorpsstraat 114.

Het pand werd daarna vrij lang, vanaf 1953 tot 1973, bewoond door Kunder Gort, waar hij kantoor hield als financieel adviseur. Verder genoot hij onder andere bekendheid als secretaris van schietvereniging De Vrijheid. Sinds 1974 woont er het echtpaar Willem Witte en Renske Kok.

Dorpsstraat 136, ca. 1936.
Dorpsstraat 136, circa 1936.

Dorpsstraat 136
(Alkmaarderstraatweg 32, woonhuis)

Als eerste koper wordt in 1921 vermeld de melkslijter Willem Bruijn, tot dan woonachtig te Heerhugowaard. Hij lijkt niet in Castricum te hebben gewoond en over zijn persoon, familie en de motieven van zijn aankoop tasten we in het duister.

Mogelijk verhuurde hij het pand. Nog voor 1965 wordt als bewoonster de weduwe van Wilhelmus (Willem) Druijven genoemd.

Deze Willem Druijven, fabrieksarbeider en tuinder, werd in 1887 geboren in Limmen, waar nog veel leden van de familie Druijven woonachtig zijn. Hij trouwde in 1913 met Catharina Bruin en uit dit huwelijk werden onder andere de zonen geboren die we tot dusver zijn tegengekomen als bewoners van de Rooie Buurt.

Willem overleed in 1947. Zijn weduwe overleed in 1965 en de bewoning van het pand werd sindsdien voortgezet door zijn zoon Willem Druijven, getrouwd met Adriana Boon. Hij was de vierde van de broers die we hiervoor hebben leren kennen als bewoners van dit gedeelte van de Dorpsstraat.

Willem Druijven junior verhuisde in 1991 met zijn echtgenote naar de Offenbachstraat. Sindsdien (2014) zijn de bewoners Aarnoud van der Plank en Jozina Stitzinger.


Jaarboek 37, pagina 80

Dorpsstraat 138 circa 1975, kantoorpand van makelaar Kuijs, nu (in 2014) Makelaardij Kuijs Reinder Kakes.
Dorpsstraat 138 circa 1975, kantoorpand van makelaar Kuijs, nu (in 2014) Makelaardij Kuijs Reinder Kakes.

Dorpsstraat 138, 140
(Alkmaarderstraatweg 34, kantoor en bovenwoning)

Dit is het enige door Res gebouwde en tot de Rooie Buurt behorende pand dat de tijd niet heeft doorstaan en in 1974 werd gesloopt om plaats te maken voor nieuwbouw van een kantoor en bovenwoning voor Piet Kuijs, makelaar en verzekeringsagent.

Het pand kende dus een voorganger die gelijkenis ver met de nog bestaande reeks huizen. Dit huis werd in 1923 gekocht door Cornelis Brakenhoff, weduwnaar van Aafje Schermer en eerder eigenaar en bewoner van boerderij Starrenburg aan de Bleumerweg. Hij was 65 jaar bij de aankoop van de woning op de Alkmaarderstraatweg; Cornelis overleed in 1936.

De ligging van de oorspronkelijke panden van Klaas Veldt, de boerderij met ervoor aan de straatweg een woning.
De ligging van de oorspronkelijke panden van Klaas Veldt, de boerderij met ervoor aan de straatweg een woning.

Dorpsstraat 142
(Alkmaarderstaartweg 36 woning en boerderij)

We zijn nu de Rooie Buurt, die rond 1906 gestalte kreeg, voorbij en stuiten op enkele panden die later werden gebouwd. Dat is allereerst de fraaie voormalige boerderij aan de Dorpsstraat 142, waarover Piet Blom in het kader van zijn artikelenreeks over ‘Stolpboerderijen in Castricum’ in het 33e Jaarboek (2010) al eens schreef en een aantal bijzonderheden gaf. Zo werd de boerderij in 1920 gebouwd door metselaar-aannemer Gerrit Borst en gaat het om een onvolledige stolp met hooiberg en stal. De oorspronkelijke eigenaar in 1922 was Klaas Veldt, toen reeds 75 jaar en gehuwd met Maartje Brakenhoff.

Vooraanzicht, volgens een bouwtekening, van de boerderij van Klaas Veldt.
Vooraanzicht, volgens een bouwtekening, van de boerderij van Klaas Veldt.

Jaarboek 37, pagina 81

Links het woonhuis van de familie Veldt, gelegen voor de boerderij.
Links het woonhuis van de familie Veldt, gelegen voor de boerderij.

We hebben hier te maken met een pand dat oorspronkelijk volledig in dienst stond van de veehouderij, want er werd niet gewoond. Voor de boerderij was voor de familie Veldt, die zes kinderen telde, een afzonderlijke woning gebouwd, die vanaf de straatweg gezien de boerderij aan het zicht onttrok.

Klaas Veldt overleed in 1929, maar het bedrijf bleef voorlopig in handen van de familie. Tot 1968, toen Gerrit Veldt zijn bezit verkocht aan Piet Kuijs, tot dan woonachtig aan de Vinkebaan en werkzaam als makelaar in verzekeringen en onroerend goed. Piet Kuijs pakte de zaken groot aan. De boerderij werd verbouwd tot woonhuis en de voorwoning werd ingericht als kantoor voor de makelaardij, hoewel die daar relatief kort bestond en werd verplaatst naar het hiervoor besproken pand, Dorpsstraat 140. Er is ook een garage bijgebouwd.

Het pand Dorpsstraat 142, zoals dat er nu, na diverse ver- en aanbouwingen uitziet.
Het pand Dorpsstraat 142, zoals dat er nu, na diverse ver- en aanbouwingen uitziet.

In 1982 volgde opnieuw een grote verbouwing toen Piet Kuijs zijn woning, die nog gebaseerd was op het oude bouwplan van de boerderij, aan de linkervoorkant uitbreidde met een aanbouw, overigens in een oude en bijpassende stijl. Het onttrok wel de gevel van de oorspronkelijke en verbouwde boerderij aan het zicht. Het verbouwde pand was tot 2005 in handen van Piet Kuijs en daarna van zijn zoon Bob Kuijs.

Vooraanzicht van de woning, die - door de verbouwing van wat in het bouwplan nog een  ́veestal ́ werd genoemd - in 1969 in opdracht van Piet Kuijs door firma C.G. de Nijs werd gerealiseerd.
Vooraanzicht van de woning, die – door de verbouwing van wat in het bouwplan nog een  ‘Veestal’ werd genoemd – in 1969 in opdracht van Piet Kuijs door firma C.G. de Nijs werd gerealiseerd.
Een bouwtekening geeft een impressie van het tijdelijk kantoor van defirma Kuijs in het voormalige woonhuis van de familie Veldt.
Een bouwtekening geeft een impressie van het tijdelijk kantoor van de firma Kuijs in het voormalige woonhuis van de familie Veldt.

Jaarboek 37, pagina 82

De villa Dorpsstraat 144 in 1999, toen bewoond door de familie Verschuren.
De villa Dorpsstraat 144 in 1999, toen bewoond door de familie Verschuren.

Dorpsstraat 144
(Alkmaarderstraatweg 38, woonhuis)

We stuiten bij het vervolgen van onze weg nu op een villa die er nog vrijwel hetzelfde uitziet als na de bouw in 1923. De eerste bewoonster en waarschijnlijk ook eigenares van het pand was de toen bijna 65-jarige weduwe Agie Schermer-Castricum. Haar echtgenoot Jan Schermer, een agrariër, was in 1906 overleden. De villa bleef geruime tijd in bezit van de familie Schermer. Vanaf 1945 woonden er kinderen van genoemde Agie: een in 1899 geboren zoon Nicolaas Schermer, gemeentebode, ongehuwd, overleden in 1962 en een in 1892 geboren zoon Johannes Schermer, een landbouwer en veehouder, die eerder eigenaar en bewoner was van de boerderij Mariahoeve aan de Brakersweg.

Johannes overleed in 1965, zijn weduwe Maria Schermer-Twisk bleef nog een jaar in het pand wonen en verhuisde toen naar de Brakersweg.

Zij werd in 1966 opgevolgd door Roland Wefers Bettink en zijn echtgenote Margaretha Weel, die eerder boven het Corstheater op Dorpsstraat 70 woonden. Roland Wefers Bettink was een van de initiatiefnemers tot de stichting van het in 1937 geopende Corsotheater, was ook eigenaar van het theater, dat hij exploiteerde tot 1972, toen zijn zoon Piet Bettink en zijn vrouw Jenny het roer overnamen (zie het artikel over 75-jaar Corsotheater in het 35e Jaarboek, 2012). Ronald en zijn echtgenote vertrokken in 1976 naar Emmen.

Merkwaardigerwijs geven de beschikbare gegevens sindsdien geen nadere informatie over bewoners, tot in 1991 Theodorus Verschuren en zijn echtgenote Jacqueline worden genoemd. Thans (in 2014) is eigenaar en bewoner Wim Perlee, die zich namens de bewoners van de Dorpsstraat uitermate heeft ingespannen voor de inrichting van de Dorpsstraat als ‘fietsstraat’.

De villa Dorpsstraat 146, ca. 1985, toen eigenaar en bewoner De Graaf.
De villa Dorpsstraat 146, circa 1985, toen eigenaar en bewoner De Graaf.

Dorpsstraat 146
(Alkmaarderstraatweg 40, woonhuis)

Ook dit pand werd, evenals het voorgaande, gebouwd in 1923. Als eerste eigenaar wordt genoemd Pieter Klaaszoon (Piet) Veldt, een toen bijna 50-jarige landbouwer. Wat Piet Veldt bewoog om dit pand te laten bouwen en of hij er ook zelf nog gewoond heeft, is niet duidelijk, hoewel dat gezien zijn overlijden in 1955 (op de hoge leeftijd van 86 jaar), niet onwaarschijnlijk is.

Toen hij het pand liet bouwen, had hij al een hele bewonersgeschiedenis achter de rug. In 1903, enkele jaren na zijn huwelijk met Grietje Zonneveld, kocht hij een woning aan de Brakersweg 22, waar hij een tuindersbedrijf was begonnen. In 1913 liet hij dit woonhuis verbouwen tot een stolpboerderij. In 1922 verhuisde hij naar Brakersweg 77. Mogelijk heeft hij het pand aan de Alkmaarderstraatweg bedoeld voor zijn kinderen, want zijn gezin telde er niet minder dan twaalf.

Dit pand werd inderdaad een lange periode, tot 1985, bewoond door de in 1908 geboren Gerardus Veldt, van beroep bollenkweker, getrouwd met Alida Zomerdijk en een zoon van genoemde Pieter Veldt (voor stamboom familie Veldt zie 5e Jaarboekje, 1982).

In 1985 werd het pand betrokken door de toen 38-jarige Piet de Graaf en zijn echtgenote Dora Borst. Hij was kraanmachinist bij Hoogovens.

De panden Dorpsstraat 144, 146 en 148, ca. 1974.
De panden Dorpsstraat 144, 146 en 148, circa 1974.

Jaarboek 37, pagina 83

Het pand Dorpsstraat 148 (voorheen Alkmaarderstraatweg 42) omstreeks 1963; in 2011 werd het afgebroken.
Het pand Dorpsstraat 148 (voorheen Alkmaarderstraatweg 42). In 2010 werd het gesloopt.

Dorpsstraat 148
(Alkmaarderstraatweg 42, woonhuis)

Nu komen we met enige nostalgie toe aan het laatste pand in deze artikelenserie: de geschiedenis van de villa Dorpsstraat 148. De villa, zoals die er thans bijstaat, is een in 2011 gebouwde opvolger van een gesloopt pand, dat in 1923 werd gebouwd.

We houden ons eerst bezig met deze voorganger. Bouwer en eigenaar was Gerrit Borst, een aannemer, die de villa volgens een kleinzoon zou hebben laten bouwen voor zijn zoon Wim Borst, die als metselaar aanvankelijk in het bedrijf van zijn vader werkte en die er na zijn huwelijk met Catharina (Trien) Wehnes in 1936 introk.

We hebben hier te maken met bouwactiviteiten, weliswaar in de familie Borst, waarbij er geen familierelatie bestaat met het bekende bouwbedrijf A.C. Borst. Voordat het pand door een Borst werd betrokken, zou het in een periode na de bouw bewoond zijn geweest door iemand uit het onderwijs, maar daarover hebben we geen bijzonderheden kunnen achterhalen. Het gezin Borst-Wehnes bewoonde de villa een lange periode en ging toen acht kinderen tellen. Wim Borst overleed in 1957. Zijn weduwe bleef het pand nog tot 1972 bewonen, toen zij op hoge leeftijd verhuisde naar een verzorgingsflat.

Het pand was inmiddels gekocht door Jan Meere, die er zijn eerder in de Prinses Margrietstraat gevestigd schildersbedrijf voortzette en dat ook wel gekarakteriseerd werd als ‘schilderswinkel’. Dat betrof vooral de interne inrichting van de woning en schuur. Meere beperkte zijn activiteiten overigens niet alleen tot schilderwerk, maar adverteerde ook als behanger en zelfs met auto-onderhoud.

In 1982 vertrok Jan Meere naar Hoorn en vervolgens vestigden zich in het pand Henricus Bannenberg, werkzaam bij Hoogovens en zijn echtgenote Catharina Wortel. De kinderen waren reeds het huis uit.
Dit echtpaar verhuisde in 1994 naar Diever. Na hun vertrek nam nog een zoon drie jaar zijn intrek in het pand, waarna het werd gekocht door makelaar Van Amsterdam.

Het in 2011 nieuw gebouwde pand Dorpsstraat 148.
Het in 2011 nieuw gebouwde pand Dorpsstraat 148.

Deze liet, zoals vermeld, in 2011 het inmiddels bijna 90-jarige pand afbreken om plaats te maken voor een nieuw gebouwde villa, overigens nog in de stijl van het oorspronkelijke pand.

Wim Hespe

Bronnen:

Archieven:

  • Gemeente Castricum: archief Bouw- en Woningtoezicht en bewonerskaarten;
  • Noord-Hollands Archief Haarlem: kadastrale gegevens betreffende Castricum;
  • Regionaal Archief Alkmaar: burgerlijke stand, bevolkingsregisters, kadastrale gegevens, notariële akten;
  • Werkgroep Oud-Castricum: fotoarchief, Nieuwsblad voor Castricum en De Castricummer, beschikbare nummers uit de periode 1925 tot heden.

Publicaties:

  • Ruijter W. Jzn., Q. de: Schippers van het Stet, 1974.

6 maart 2023

Dorpsstraat (9e deel) huisnrs 90–108 (Jaarboek 36 2013 pg 86-98)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 36, pagina 86

De geschiedenis van de Dorpsstraat en zijn bewoners (deel 9)

We bespraken tot dusver de geschiedenis van een groot deel van de panden aan de Dorpsstraat, die tot nu toe werd opgeknipt in acht delen, zodat nu alweer het negende artikel in de reeks voorligt. In dit artikel zetten wij de geschiedschrijving voort van de panden aan de even zijde van de Dorpsstraat tussen Korte Cieweg en Koningin Wilhelminalaan.

De bebouwing van de Dorpsstraat tussen Korte Cieweg en Koningin Wilhelminalaan in 1939.
De bebouwing van de Dorpsstraat tussen Korte Cieweg en Koningin Wilhelminalaan in 1939.

De oudste kadasterkaart uit 1822 toont in dit gebied langs de latere Dorpsstraat, toen de Straatweg, nog geen enkele bebouwing. Meer dan 100 jaar later blijkt, zoals bijvoorbeeld een kaart uit 1939 laat zien, dat inmiddels een intensieve bebouwing heeft plaatsgevonden, die met uitzondering van de boerderij op Dorpsstraat 94, rond 1920 tot stand kwam.

Overigens is dit beeld alweer verouderd, want een aantal panden die de kaart nog toont, werd gesloopt en vervangen door nieuwbouw.
De oudst bekende benaming van het stuk grond waarop de te bespreken bebouwing plaatsvond, was Kleibroekerweid. Dit was een groot stuk weidegebied en behoorde toe aan Cornelis Schermer, die als bakker gevestigd was in een boerderij op de plek van de latere Dorpsstraat 80 (zie 34e Jaarboek). Het grootste gedeelte van dit land kwam in 1878 in handen van Cornelis Mooij (1821-1888), eveneens een grootgrondbezitter.

In 1892 kocht Frans Schut een gedeelte van het land van Mooij. Deze Schut verkocht een strook van zijn grond langs de Rijksweg in gedeelten aan geïnteresseerden om er een woning te bouwen.

De Rijksstraatweg (nu Dorpsstraat) met links de Hanzebank in 1919.
De Rijksstraatweg (nu Dorpsstraat) met links de Hanzebank in 1919.

Dorpsstraat 90 (leegstaand) en 90A (Maximum Bike-in 2013)

In 1918 kocht Franciscus Brom uit Haarlem een perceel grond op de oostelijke hoek Korte Cieweg-Dorpsstraat (destijds geheten Cieweg-Rijksstraatweg) van Frans Schut. Op dit stuk grond kwam in 1919 een gebouw tot stand, dat in Castricum bekend werd als Hanzebank. Het was een voor Castricumse begrippen vrij robuust gebouw van twee verdiepingen, waar op de begane grond het bankkantoor was gerealiseerd en de bovenverdieping was ingericht als een voor die tijd comfortabele woning met zeven vertrekken. Franciscus Brom wordt in archiefstukken kassier en bankdirecteur genoemd en het is dus duidelijk dat hij de scepter zwaaide over deze nieuw in Castricum opgerichte bank.

Rijksstraatweg (nu Dorpsstraat) met links de Hanzebank.
Rijksstraatweg (nu Dorpsstraat) met links de Hanzebank. Dopsstraat 90 in Castricum, 1920. Dit deel noemde men Kerkbuurt. Let op: vooraan links de leuning van de Ciebeek. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Deze bank was geen zelfstandige onderneming, maar maakte deel uit van een landelijke organisatie, de in 1907 in ’s-Hertogenbosch opgerichte Hanzebank, een initiatief vanuit de roomse kerkgemeenschap. De bank vertoonde een snelle groei en vestigde zich in de loop der tijd in een aantal gemeenten, waaronder in 1919 dus in Castricum. Ondanks dit aanvankelijke succes kwam de Hanzebank reeds in 1923 aan zijn einde door een faillissement, dat werd toegeschreven aan slecht management. Het lijkt er op dat Franciscus Brom dit zag aankomen, want al in 1922 verliet hij het zinkend schip om te vertrekken naar Rotterdam.

In hetzelfde jaar verkocht hij het bankgebouw plus bijbehorend erf aan de N.V. Hanzebank in Delft. Waarschijnlijk heeft de Castricumse bank onder dit nieuwe bewind nog enige tijd gefunctioneerd, want direct na de verkoop werd vergunning verleend voor een uitbouw aan de achterzijde van het gebouw. Bekend is dat de afwikkeling van het faillissement nog jaren in beslag nam.

Het gebouw werd in 1927 namens de bewindvoerders van de geliquideerde Hanzebank in Delft verkocht aan de toen 33-jarige Jacob (Jaap) Twisk, een Castricumse kleermaker, die het pand in gebruik nam na een verbouwing door de firma De Nijs tot woon- en winkelhuis met werkplaats. Hierbij werd ook de voorgevel onder handen genomen, waar de twee ramen links naast de voordeur plaats maakten voor een etalageruit.

De winkel van Jaap Twisk.
De winkel van Jaap Twisk. Dorpsstraat 90 in Castricum, 1959. Foto JosPe. Collectie RAA. Toegevoegd.

Jaarboek 36, pagina 87

Jaap Twisk was een telg uit een textielfamilie. Zijn grootvader Floris Twisk en zijn vader Willem Twisk waren reeds werkzaam als kleermakers in Castricum, laatstgenoemde met een atelier aan de Overtoom. Zijn broer, Jan Twisk, exploiteerde in de periode 1931 tot 1971 een manufacturenzaak op Dorpsstraat 46.

Kort voor de aankoop van de voormalige Hanzebank was Jaap Twisk getrouwd met Dorothea de Nijs. Het echtpaar bleef kinderloos. Al in 1930 voerde Twisk opnieuw een verbouwing door. Het pand, met tot dan een plat dak, kreeg een kap. In een ‘Terugblik op de Dorpsstraat anno 1945-1950’ in de plaatselijke krant omschreef mevrouw Eggers (van De Rustende Jager) de activiteiten van Jaap Twisk dichterlijk als volgt:
“Had uw man aanleg voor een buik, of wilde hij een pantalon als een fuik, kleermaker Twisk was daarvoor de man van het vak, hij maakte voor alle posturen een pak.”

Twisk is lang met zijn zaak op de Dorpsstraat actief gebleven. Pas in 1958, op 65-jarige leeftijd, zette hij er een punt achter en verhuisde naar de Cieweg. Hij verkocht zijn winkel in heren- en kinderkleding aan de toen 40-jarige Jannes (Jo) Stevens, een confectiehandelaar, die zich vanuit Noord-Scharwoude met zijn vrouw Elsje Spijkerman en zes kinderen in Castricum vestigde.

1965: De herenmodezaak Stevens, afgebroken rond 1979. Rechts woonhuis nummer 92. Voorheen was hier in 1919 een Hanzebank gevestigd, dat was een katholieke bank van het bisdom Haarlem. Naderhand in 1927 vestigde zich kleermaker Jaap Twisk hier.
1965: De herenmodezaak Stevens, afgebroken rond 1979. Rechts woonhuis nummer 92. Voorheen was hier in 1919 een Hanzebank gevestigd, dat was een katholieke bank van het bisdom Haarlem. Naderhand in 1927 vestigde zich kleermaker Jaap Twisk hier.

Stevens komt naar voren als een zakenman die veelvuldig de publiciteit zocht. Dat begon al direct na zijn komst in juni 1958 met wat door de plaatselijke krant ‘een fantastische openingsstunt’ werd genoemd. Een vliegtuig gooide waardevolle pamfletten uit en er werd een sleutel aan een parachute neergelaten, waarvan de vinder aanspraak mocht maken op een prachtig cadeau.

Al in 1960 liet Stevens het pand verbouwen tot een ruim winkel- en woonpand. De winkel op de begane grond toonde nu vier etalages, twee in de voorgevel aan de Dorpsstraat en twee in de zijgevel aan de Korte Cieweg, terwijl de erker werd verplaatst van de begane grond naar de woonverdieping.

Jannes Stevens, circa 1970 (overleden in 2012).
Jannes Stevens, circa 1970 (overleden in 2012).

Stevens, geboren in 1918, zat als zoon van een kleermaker reeds als dertienjarige jongen in het vak en was voor zijn komst naar Castricum onder andere werkzaam als filiaalchef bij kledingzaken in Emmen en Noord-Scharwoude. Kort na zijn vestiging begon hij naast zijn herenmodezaak een winkel in dameskleding op Dorpsstraat 88, de westelijke hoek van Korte Cieweg-Dorpsstraat, een zaak die aanvankelijk werd gerund door zijn echtgenote en die er onder de naam Stevens nog steeds (in 2013) is gevestigd. De geschiedenis van dit pand werd besproken in het 34e Jaarboek.

Omstreeks 1968 kocht Stevens het naastgelegen pand Dorpsstraat 92 van de dames Louter en voegde dat via een gebouwde tussenverbinding bij zijn zaak op nummer 90 en zo groeide de zaak Stevens uit. Het werd een modezaak met atelierruimte voor diverse medewerkers, waar niet alleen confectie en maatwerk werd verkocht, maar ook werkkleding. Er huisde zelfs een woningstoffeerderij. De ‘heropening’ ging weer met de nodige publiciteit gepaard, onder andere een modeshow in hotel Borst. Advertenties accentueerden sinds die tijd de omvang van het bedrijf: ‘Stevens dames- en herenmode, gevestigd Dorpsstraat 88, 90 en 92’.

Behalve als winkelier ontplooide Stevens diverse activiteiten in het belang van de Castricumse middenstand, onder andere als voorzitter van een Middenstands Aktie Komité, dat vooral ageerde tegen de omvang van het winkelcentrum en ook enige tijd als bestuurslid van het Castricums Ondernemers Verbond.


Jaarboek 36, pagina 88

De herenmodezaak Stevens circa 1974. Inmiddels is de oorspronkelijke zaak op Dorpsstraat 90 uitgebreid met het pand Dorpsstraat 92, waardoor na een verbouwing een zeer ruime winkel is ontstaan, zoals geïllustreerd door de rij verlichte etalages. Rechts een gedeelte van Dorpsstraat 94, onderdeel van de nieuwbouw in 1973, waar toen de Tapijtcentrale was gevestigd.
De herenmodezaak Stevens circa 1974. Inmiddels is de oorspronkelijke zaak op Dorpsstraat 90 uitgebreid met het pand Dorpsstraat 92, waardoor na een verbouwing een zeer ruime winkel is ontstaan, zoals geïllustreerd door de rij verlichte etalages. Rechts een gedeelte van Dorpsstraat 94, onderdeel van de nieuwbouw in 1973, waar toen de Tapijtcentrale was gevestigd.

Na 20 jaar, in 1977, hield het echtpaar Stevens het voor gezien. De winkel op Dorpsstraat 88 werd voortgezet door dochter Geke, de panden Dorpsstraat 90 en 92 werden verkocht aan de plaatselijke bouw- en exploitatiemaatschappij van H.M. Veldt en gesloopt om plaats te maken voor nieuwe winkeleenheden en bovengelegen appartementen, die hier thans nog het straatbeeld bepalen.

De situatie hoek Dorpsstraat-Korte Cieweg in 1997. Voor het pand van Stevens zijn winkels met bovengelegen appartementen in de plaats gekomen. Op de hoek was toen een fotozaak gevestigd. Ernaast, Dorpsstraat 92, poeliersbedrijf J. van Hoogdalem.
De situatie hoek Dorpsstraat-Korte Cieweg in 1997. Voor het pand van Stevens zijn winkels met bovengelegen appartementen in de plaats gekomen. Op de hoek was toen een fotozaak gevestigd. Ernaast, Dorpsstraat 92, poeliersbedrijf J. van Hoogdalem.

Van de in 1980 gereed gekomen nieuwbouw kreeg het hoekpand Dorpsstraat-Korte Cieweg de nummers 90 en 90A toegewezen. Hier waren achtereenvolgens diverse ondernemingen met een winkel gevestigd, waarvan we noemen de firma Kok, met huishoudelijke apparatuur, Superfoto en vanaf 2011 twee jaren Bertram Brood.

De winkel met nummer 90 staat, als we dit schrijven leeg, maar op nummer 90A heeft zich onder de naam Maximum Bike een fietsenhandel gevestigd (in 2013).

De situatie in 1968: vanaf de hoek de nog niet samengevoegde panden van Stevens (Dorpsstraat 90) en Louter (Dorpsstraat 92).
De situatie in 1968: vanaf de hoek de nog niet samengevoegde panden van Stevens (Dorpsstraat 90) en Louter (Dorpsstraat 92).

Dorpsstraat 92 (winkelpand)

In 1921 verkocht de reeds genoemde Frans Schut een perceel van zijn grond gelegen aan de Rijksstraatweg aan Gerrit Louter, tot dan als landbouwer en kruidenier gevestigd aan het Schulpstet. Hij was een bekende en geziene Castricummer en ontplooide naast zijn reguliere werkzaamheden vele activiteiten. Als ondernemer was hij omstreeks 1900 betrokken bij de stichting van de eerste kaasfabriek in Castricum ‘De Duinstreek’ aan het begin van de Cieweg. Hij was ook zeer actief in de plaatselijke politiek als raadslid namens de Rooms Katholieke Staatspartij en als wethouder. Hij bekleedde nog diverse andere bestuursfuncties, waaronder sinds 1922 die van secretaris-penningmeester van de Castricummerpolder.

Gerrit Louter (1863-1958) was een geziene Castricummer die vele functies vervulde.
Gerrit Louter (1863-1958) was een geziene Castricummer die vele functies vervulde.

Op de aangekochte grond liet de inmiddels bijna 60-jarige Gerrit Louter, die het kennelijk wat kalmer aan wilde doen, een woonhuis bouwen, dat hij in 1925 betrok.

Het woonhuis van Gerrit Louter.
Het woonhuis van Gerrit Louter. Dorpsstraat 92 in Castricum, 1968. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Hij was getrouwd met Adriana de Weijer en zijn gezin telde acht kinderen, waarvan de in 1905 geboren Gerardus Louter in Castricum bekendheid kreeg als gemeentesecretaris.

Gerrit Louter overleed, als weduwnaar, in 1958 op de hoge leeftijd van 94 jaar. Zijn vrouw was al op 2 januari 1939 overleden. Na zijn overlijden bleven zijn ongehuwde dochters Johanna en Adriana, beiden de vijftig


Jaarboek 36, pagina 89

gepasseerd, het pand bewonen. In 1960 voerden zij verbeteringen aan het pand door. Zo werden met subsidie de verouderde sanitaire voorzieningen vervangen.

Zoals hiervoor beschreven wist Stevens omstreeks 1968 het pand bij zijn modezaak te voegen. Het ‘dubbelpand’ maakte in 1980, zoals eveneens reeds hiervoor beschreven, plaats voor nieuwbouw met winkels en wooneenheden. Dit complex telde opnieuw een winkelpand met nummer 92, waar sinds oktober 1980 het poeliersbedrijf Van Hoogdalem was gevestigd. Deze zaak is in februari 2011 is overgenomen door de Gebroeders Van der Ende uit Maasdijk.

Dorpsstraat 94A, 94B (winkelpanden) en 94C (bovenwoningen)

De plek in de Dorpsstraat waar nu de winkelpanden 94A en 94B zijn gevestigd, kent wat bebouwing betreft een relatief lange geschiedenis. Uit het voorafgaande kwam al naar voren, dat de oorspronkelijke panden op Dorpsstraat 90 (Hanzebank) en 92 (woonhuis Gerrit Louter) gebouwd werden op grond aangekocht van Frans Schut. Deze bezat niet alleen grond langs dit gedeelte van de voormalige Rijksstraatweg, maar was ook eigenaar en bewoner van een aan de weg gelegen boerderij, die hier lange tijd het straatbeeld heeft bepaald.

Frans Schut en Grietje Dekker met hun kinderen voor de boerderij aan de Dorpsstraat omstreeks 1919.
Frans Schut en Grietje Dekker met hun kinderen voor de boerderij aan de Dorpsstraat omstreeks 1919. Van links naar rechts voor het hek Marie, Trien, Jan, Thijs, Frans en Jaap Schut; achter het hek Griet, Guurt, Anne en de ouders Grietje Dekker en Frans Schut. De drie oudere kinderen Dirk, Cor en Martha staan niet op de foto, want zij woonden niet meer thuis.

Hoewel de vele Castricummers die de boerderij nog hebben gekend, deze van oudsher met de familie Schut zullen associëren, was het toch niet deze familie die betrokken was bij de bouw en de vroegste bewoning. Als oudste bewoner noemt Q. de Ruijter in zijn bekende boek ‘Schippers van het Stet’ Jan Mooij, de latere burgemeester van Castricum. Na zijn huwelijk met Cornelia Kuijs zou hij in 1880 de boerderij, die zijn vader Cornelis Mooij in dat jaar had laten bouwen, hebben betrokken als bloembollenkweker.

De familie Mooij bleef ruim tien jaar betrokken bij de boerderij, want landbouwer Nicolaas (Klaas) Mooij, een andere zoon van Cornelis Mooij, kreeg na het overlijden van zijn vader in 1888 het huis met bijbehorend erf en omringend weiland in bezit. Klaas bracht in 1892 de verkoop tot stand aan Frans Schut, om zelf kort daarna met zijn familie naar Amsterdam te verhuizen.

Jan Mooij vestigde zich na zijn benoeming tot burgemeester in 1888 in de zogeheten burgemeesterswoning, het nog bestaande pand Dorpsstraat 36 (zie 26e Jaarboek).

We staan even stil bij deze Cornelis Mooij. Geboren in 1821 in Bergen, verhuisde hij op nog jonge leeftijd naar Castricum, waar hij in 1842 trouwde met Antje Schermer. In zijn dagelijks werk was hij landbouwer, maar hij was in Castricum ook bekend om zijn bestuurlijke activiteiten, onder andere als gemeenteontvanger, raadslid en wethouder.

En ook, zoals al bleek, als grootgrondbezitter, wat hij ten dele had te danken aan zijn echtgenote Antje Schermer, die als dochter van de eerdergenoemde Cornelis Schermer (1791-1877) in 1878 als mede-erfgenaam eigenaar werd van de Kleibroekerweid. Dat is de naam van het nog onbebouwde stuk grond gelegen aan de Dorpsstraat tussen wat nu heet de Korte Cieweg en de Prinses Beatrixstraat.

In 1858 trok hij de aandacht met zijn aankoop van de voormalige schuilkerk en bijbehorende gronden aan de Breedeweg. Zelf bewoonde hij met zijn familie aan die weg een riante, nog bestaande boerderij, waarvan de geschiedenis is beschreven in het 32e Jaarboek. Het gezin van Cornelis Mooij telde zes getrouwde kinderen.

Frans Schut en familieleden bewoonden de boerderij een lange periode, vanaf 1892 tot 1972. Frans werd geboren in 1866 in Alkmaar, huwde in 1892 in Akersloot met Margaretha (Grietje) Dekker en betrok nog in datzelfde jaar de boerderij. In de periode 1893 tot 1912 kwam het tot een omvangrijk gezin en werden in Castricum 13 kinderen geboren. Hiervan is vooral bekend geworden de in 1904 geboren Jacobus (Jaap) Schut, die in de geschiedschrijving over Castricum herhaaldelijk ter sprake komt, onder andere als directeur van de Raiffeisenbank en als voorzit-


Jaarboek 36, pagina 90

ter van de veiling Ons Belang. Frans Schut overleed in Castricum in 1950.

Het bedrijf bleef in de familie, want zijn opvolger werd zijn 26-jarige zoon Mattheus (Thijs) Schut, waardoor er in de gang van zaken niet veel veranderde. De in deze artikelenreeks reeds geciteerde mevrouw Eggers komt in haar krantenartikel over de geschiedenis van de Dorpsstraat tot de ontboezeming:
“De boerderij van Thijs Schut, wel mooi maar het stonk er altijd naar mest en gierput”.

Thijs Schut en zijn echtgenote Jo Maier hebben het pand nog geruime tijd als boerderij gebruikt, maar werden in toenemende mate geconfronteerd met de naastgelegen en omringende bebouwing, wel de Oranjebuurt genoemd, die vanaf circa 1950 gestalte kreeg. En dus werd van de nood een deugd gemaakt: verkoop van de grond. Thijs Schut overleed in 1970. Zijn echtgenote verhuisde kort daarna naar de Prinses Margrietstraat.

Vooraanzicht van de boerderij van de familie Schut, Dorpsstraat 94 in 1950. Het in 1880 gebouwde pand werd in 1972 gesloopt om plaats te maken voor nieuwbouw.
Vooraanzicht van de boerderij van de familie Schut, Dorpsstraat 94 in 1950. Het in 1880 gebouwde pand werd in 1972 gesloopt om plaats te maken voor nieuwbouw.

Als gevolg van de verschillende bouwplannen voor dit gedeelte van de Dorpsstraat ging de boerderij nu zijn ondergang tegemoet. De firma J.J. Res kreeg in 1972 toestemming om hier twee winkeleenheden en een kantoor te bouwen. Nog in 1974 werden de nieuwe winkelpanden, respectievelijk Dorpsstraat 94a en 94b, opgeleverd. Op 94a deed hier een Tapijtcentrale zijn intrede, een filiaal van een in Heemskerk gevestigde zaak en op 94b slijterij Ruhl. De Tapijtcentrale hield het vol tot 1985, toen er zich Aldor Verlichting vestigde, begonnen door Kees Juffermans en tot heden voortgezet door zijn zoon Sander.


Jaarboek 36, pagina 91

Gedeelte van de Dorpsstraat circa 1975. Naast het pand van Stevens de in 1973 tot stand gekomen nieuwbouw, omvattend twee winkeleenheden en een bovengelegen kantoor.
Gedeelte van de Dorpsstraat circa 1975. Naast het pand van Stevens de in 1973 tot stand gekomen nieuwbouw, omvattend twee winkeleenheden en een bovengelegen kantoor.

Dorpsstraat 94b bleef de alcoholica nog enige tijd toegedaan, want Ruhl werd opgevolgd door slijterij Impodra. Omstreeks 1988 werd er een advertentie- en reclamebureau gevestigd; na 2001 werd het in gebruik genomen door de (in 2013) nog bestaande zonnestudio Club Soleil.

De bovenverdieping is in gebruik geweest als kantoor, onder andere door een financiële instelling met de naam Swaij Ventures B.V. en door advocatenkantoor Leesberg. Hieraan kwam echter een eind, want in 1996 deed bouwondernemer R. Zonneveld uit Heemskerk het verzoek om het kantoor te verbouwen tot kamers, voor de verhuur. Het verzoek werd gehonoreerd en er werden zes bovenwoningen gerealiseerd.

Dorpsstraat 96 (restaurant)

We komen nu aan een pand dat de tand des tijds heeft doorstaan, Dorpsstraat 96, thans het restaurant Le Moulin. De eerst bekende bewoner in 1930 was de toen al 47-jarige Cornelis (Kees) Stuifbergen, die handelde in boeken, maar ook in religieuze artikelen. Hij had het pand in 1915 laten bouwen op een strook grond langs de Rijksstraatweg, die hij had aangekocht van Frans Schut.

De boekhandel van Kees Stuifbergen sr. met voor de winkel Kees Stuifbergen met echtgenote Trijntje Lute (links) en dochter Riet, later getrouwd met Florentius de Groot.
De boekhandel van Kees Stuifbergen senior met voor de winkel Kees Stuifbergen met echtgenote Trijntje Lute (links) en dochter Riet, later getrouwd met Florentius de Groot.

Kees bewoonde eerder aan de Rijksstraatweg een boerderij, die werd gesloopt om in 1920 plaats te maken voor de Augustinus- en Maria Gorettischool. In deze boerderij handelde hij ook reeds in religieuze artikelen.

Cornelis (Kees) Stuifbergen handelde in boeken, maar ook in religieuze artikelen.

Kees Stuifbergen was getrouwd met Trijntje Lute, een verbintenis die de aandacht trok, omdat dit het eerste huwelijk was dat werd gesloten na de opening van de nieuwe Pancratiuskerk in 1910. Dit voorrecht had Kees ongetwijfeld te danken aan zijn werkzaamheden als koster in de Pancratiuskerk en vandaar ook zijn bijnaam ‘Kees de Koster’.

Het gezin van Kees 'de koster'.
Het gezin van Kees ‘de koster’. Dorpsstraat 96 in Castricum, 1927. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

De boekhandel van Kees Stuifbergen genoot een grote bekendheid in Castricum. Niet alleen omdat de overwegend katholieke bevolking er zijn religieuze artikelen kon kopen, waarbij de ligging van de winkel tegenover de rooms-katholieke kerk zeker een rol zal hebben gespeeld, maar ook om diverse nevenactiviteiten, waaronder het fungeren als postadres en het beheren van de rooms-katholieke parochiebibliotheek, die eerder gevestigd was in café Beentjes.


Jaarboek 36, pagina 92

Interieurfoto van de boekhandel van Kees Stuifbergen jr. in 1963.
Interieurfoto van de boekhandel van Kees Stuifbergen junior in 1963. Achter de toonbank Anna Stuifbergen-Winder.

Uit zijn huwelijk met Trijntje Lute werden in de periode 1911-1923 zeven kinderen geboren. Trijntje overleed in 1931. Kees Stuifbergen trouwde voor de tweede keer in 1941 met de 52-jarige Johanna Marjot. Hij overleed in 1949, waarna de boekhandel werd voortgezet door zijn zoon Cornelis Stuifbergen. Deze in 1923 geboren Kees junior, gehuwd met Anna Winder, hield de boekhandel nog tot 1964 in bedrijf. Misschien liep zijn handel niet meer zo goed, want hij vertrok nog in dat jaar naar Helvoirt, hoewel hij onder andere in advertenties nog de aandacht had getrokken met nieuwe activiteiten, zoals het verzorgen van klein drukwerk (visitekaartjes en dergelijke), de “aanname van advertenties voor alle kranten en tijdschriften” en de verkoop van koffers.

De Zaanse Molen (Dorpsstraat 96) in zijn beginperiode, als snackbar, met Annie Kortekaas achter het buffet.
De Zaanse Molen (Dorpsstraat 96) in zijn beginperiode, als snackbar, met Annie Kortekaas achter het ‘buffet’.

Het pand waarin de boekhandel was gevestigd, kreeg nu een geheel andere bestemming, want het werd een horeca-onderneming. De eerste exploitant die in dit verband wordt genoemd, is Johannes (Joop) van der Wardt. Hij begon er een soort snackbar onder de naam ‘De Zaanse Molen’, een naamgeving die waarschijnlijk te maken had met zijn komst in augustus 1964 vanuit Zaandam, waar hij uitbater was van restaurant ‘Het Kalf’. Hij nam in Castricum de omschakeling van boekhandel tot eetgelegenheid voortvarend ter hand door een verbouwing; er verscheen ook een molentje aan de voorgevel, ter illustratie van de naam.

Hetzelfde pand met een Zaanse molen aan de voorgevel, circa 1965.

In 1968 vond Joop van der Wardt het tijd voor een verdere uitbreiding van zijn activiteiten en werd de snackbar verbouwd tot een café-bar. Hierbij werden kosten nog moeite gespaard om het geheel een voorname en exclusieve uitstraling te geven.

De exploitatie van de bar werd voornamelijk een aangelegenheid van Rita Vergouw, de echtgenote van Joop, daarbij geassisteerd door barman John Brouwer. De 30-jarige horeca-ondernemer Henk Klardie kocht in 1973 het pand met toebehoren van Joop van der Wardt. Al in 1975 ging Klardie echter failliet en werd het pand geveild.

Het kwam nu in handen van niet in Castricum woonachtige speculanten. In 1978 kwam er rond de bestemming meer duidelijkheid, als Johannes (Jan) en Silvia van Laar vanuit Amsterdam zich op Dorpsstraat 96 vestigden om er een restaurant te beginnen. Zij introduceerden de benaming ‘Le Moulin’, daarmee aangevende dat zij zich specialiseerden in de Franse keuken.

Restaurant Le Moulin.
Restaurant Le Moulin. Dorpsstraat 96 in Castricum, 1996. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

In oktober 1980 schreef het Nieuwsblad voor Castricum, naar aanleiding van het tweejarig bestaan van Le Moulin, een lovend artikel over het restaurant, maar nog hetzelfde jaar vertrok


Jaarboek 36, pagina 93

Silvia naar Haarlem en een jaar later verhuisde Jan van Laar naar Soest. Het restaurant werd enige tijd voortgezet door de uit Amsterdam afkomstige kok Francisco Gomez Munoz, die in 1986 naar Spanje vertrok en het restaurant verkocht aan Frans Glas, die Le Moulin tot de huidige dag met zijn zus Yvonne beheert. Het klasse restaurant voert een Bourgondische keuken en is bekroond met een Michelin Bib Gourmand (prijs/kwaliteitverhouding).

Rijwielhandel Bennes op Dorpsstraat 98 met etalage en in het woongedeelte een erker.
Rijwielhandel Bennes op Dorpsstraat 98 met etalage en in het woongedeelte een erker.

Dorpsstraat 98 (winkelpand, thans – in 2013 – woonhuis)

In 1922 vestigde zich de 55-jarige Pieter Gootjes in Castricum, waar hij omstreeks dat jaar een huis had laten bouwen op een stuk grond gelegen aan de Rijksstraatweg, gekocht van de eerdergenoemde Frans Schut. Gootjes kwam uit Alkmaar, waar hij onder andere als schoenhandelaar werkzaam was. Hij zette dit ambacht in Castricum voort onder de naam Noord-Brabantsche Schoenwinkel, hoewel de naamgeving niet slaat op zijn afkomst, want die lag in Heerhugowaard. De naam had ongetwijfeld te maken met het centrum van de Nederlandse schoen- en leerindustrie, toen nog gelegen in de Brabantse Langstraat.

1922: Advertentie van P. Gootjes.
1922: Advertentie van P. Gootjes.

Over de persoon Gootjes weten we weinig, behalve dat hij in de plaatselijke krant herhaaldelijk wordt genoemd als lid van de Castricumse Damclub. Pieter Gootjes overleed in februari 1945 in Zeist.

In 1934 vestigde zich op het adres Dorpsstraat 98 de 42-jarige Johannes Petrus Willems, die handelde in naaimachines en rijwielen. Hij kwam met zijn vrouw Cornelia Lach en tweejarige zoon Bernard uit Amsterdam. Hij was huurder van het pand, want dat stond te boek als eigendom van familie van Aafje Pereboom, de echtgenote van Pieter Gootjes.


Jaarboek 36, pagina 94

Het vrij plotselinge overlijden van Willems in november 1947 werd in de plaatselijke krant gememoreerd, waarbij speciaal aandacht werd geschonken aan zijn verdiensten in de periode van de bezettingstijd, toen vele landgenoten op zoek naar voedsel door Castricum trokken. Willems stond van de vroege ochtend tot de late avond klaar om de ‘doortrekkers’, die pech hadden met hun oude fietsen, handkarren en alles wat leek op een wagentje, te helpen door deze voertuigen te repareren.

Coenraad Bennes en echtgenote in hun fietsenzaak, circa 1954.
Coenraad Bennes en echtgenote in hun fietsenzaak, circa 1954.

Na zijn overlijden werd de rijwielzaak voortgezet door zijn weduwe. In mei 1948 deed vanuit Amsterdam Coenraad Bennes zijn intrede in Castricum. Het echtpaar Coenraad Bennes en Marie Altman hadden ruim 25 jaar hun rijwielzaak op Dorpsstraat 98.

Bennes bewoonde met zijn echtgenote (het echtpaar had geen kinderen) het betrekkelijk kleine voormalige winkelpand van Gootjes, dat voor de zich uitbreidende fietsenhandel met bromfietsen (Mobylette), fietskleding en allerhande fietsaccessoires op den duur onvoldoende ruimte bood.

Vanaf omstreeks 1970 bracht hij dan ook een deel van zijn activiteiten onder in het voormalige winkelpand van manufacturier Bart van der Schaaf, aan de overkant van de straat, waartoe hij ook personeel in dienst nam. Sindsdien adverteerde hij in de plaatselijke krant met twee winkels, respectievelijk op Dorpsstraat 98 en 107. In zijn vrije tijd was Bennes een verwoed schaker, wat blijkt uit zijn jarenlange lidmaatschap van schaakvereniging Castricum, waar hij niet alleen als speler maar ook als wedstrijdcommissaris optrad.

Coenraad Bennes overleed in 1974. Vanaf dat jaar fungeerde Dorpsstraat 98 als woonhuis voor zijn weduwe tot 1983, toen zij een woning betrok in De Boogaert.

Huidige woning Dorpsstraat 98, voorheen de winkel van Bennes, waar in de voormalige etalage wisselende uitstallingen zijn te zien.
Huidige woning Dorpsstraat 98, voorheen de winkel van Bennes, waar in de voormalige etalage wisselende uitstallingen zijn te zien.

Sindsdien is het woonhuis gebleven, al werd de etalage gehandhaafd en benut de huidige bewoner die voor allerlei ludieke uitstallingen.

Foto van enkele panden in de Dorpsstraat met in het midden het pand Dorpsstraat 100.
Foto van enkele panden in de Dorpsstraat met in het midden het pand Dorpsstraat 100.

Dorpsstraat 100 (woonhuis)

Dorpsstraat 100 is een vrij karakteristiek woonhuis en verkeert voor zover aan de hand van foto’s kan worden beoordeeld nog vrijwel in de oorspronkelijke staat. Wat vanaf de straat zichtbare, uiterlijke veranderingen betreft, vermeldt alleen het jaar 2002 de bouw van een overigens vrij volumineuze dakkapel in de zijgevel.

Het pand werd gebouwd door de firma De Nijs in 1922 en kende als eerste eigenaar Haaije van der Brug, van beroep machinebankwerker en monteur. Een Fries, geboren in Drachten en kort voor zijn vestiging in Castricum in 1921 op 25-jarige leeftijd in Vriezenveen getrouwd met Hendrika Kokkelink. Voor zover bekend bleef het echtpaar kinderloos.

Haaije overleed in 1967. Zijn echtgenote bleef nog enkele jaren in het pand wonen. In 1969 vertrok zij naar Waddinxveen. Het huis kende sindsdien nog verschillende bewoners, onder anderen vrij langdurig het echtpaar Johannes Schut en Margaretha Timmer in de periode 1967 tot 1990 en daarna Ferdinand Baltus en Teunis Kriek.

Ook was er tot 2012 een financiële instelling onder de naam Luna Beheer B.V. Het pand werd in mei van dat jaar gekocht door Sjoerd Balk en Martine Schoonenberg en is weer als woning in gebruik.

Dorpsstraat 102: de kruidenierswinkel van Frans Glorie in 1923.
Dorpsstraat 102: de kruidenierswinkel van Frans Glorie in 1923.

Dorpsstraat 102 (winkelpand)

Veel Castricummers kennen het winkelpand Dorpsstraat 102 waarschijnlijk niet anders dan als het pand van Johan Bakker, die daar in 1983 zijn glashandel vestigde. Toch heeft dit pand een lange voorgeschiedenis, die niets te maken heeft met de huidige activiteiten. Een geschiedenis die terug gaat tot 1922, in welk jaar Frans Glorie vergunning kreeg tot de bouw van dit woon/winkelhuis aan de Rijksstraatweg om daar een jaar later zijn kruidenierszaak te openen. De toen 44-jarige Frans Glorie kwam van de overkant, waar hij reeds eerder met een kruidenierszaak was gevestigd op het latere adres Dorpsstraat 103 (zie 31e Jaarboek).

In 1913 was Frans Glorie gehuwd met Johanna Gijzen, uit welk huwelijk in Castricum zeven kinderen werden geboren. Hiervan ontpopte de in 1925 geboren Nicolaas zich evenals zijn vader als een Castricumse zakenman met zijn bedrijf Eierenglorie BV in de Schoolstraat, dat hij volgens de overlevering zou zijn begonnen achter het pand in de Dorpsstraat van zijn vader.

Met een onderbreking in de oorlog bestond de kruidenierszaak van Frans Glorie bijna 25 jaar tot 1947 en als we de eerdere loopbaan van Frans als kruidenier aan de overkant meerekenen, was hij ruim 40 jaar in het kruideniersvak actief. In 1948 gaf hij de pijp aan Maarten en verhuisde naar de Nuhout van der Veenstraat. Hij overleed in Castricum in 1962 op 82-jarige leeftijd.

Nog in 1948 vestigde zich vanuit de Haarlemmermeer op Dorpsstraat 102 Gerard Zwetsloot met een kruidenierszaak, nu aangeduid als ‘levensmiddelenbedrijf’. Gerard stamde uit een kruideniersfamilie en was een broer van Karel Zwetsloot, eigenaar van een drogisterij in onder andere winkelcentrum Geesterduin.

In 1952 stopte Gerard met zijn bedrijf en verkoos


Jaarboek 36, pagina 95

hij het beroep van vertegenwoordiger in de levensmiddelenhandel. Hij maakte plaats voor Engelbertus (Ber) Zonneveld die de meeste Castricummers zich zeker nog wel zullen herinneren, want hij was een lange periode op deze plek als kruidenier gevestigd.

Bij de start van zijn loopbaan als kruidenier was de in Castricum geboren Ber Zonneveld 25 jaar en toen nog kort getrouwd met Agatha Glorie, een dochter van Frans Glorie en Johanna Gijzen.

Ber Zonneveld en Agatha Glorie.
Ber Zonneveld en Agatha Glorie.

Het is aannemelijk dat hij door zijn huwelijk de kruidenierszaak, die waarschijnlijk nog steeds in bezit was van zijn schoonvader, kon overnemen en voortzetten. Hij trad toe tot de kruideniersorganisatie De Kroon.

Uit het huwelijk van Ber Zonneveld en Agatha Glorie werden in Castricum zeven kinderen geboren, waarvan geen zich geroepen voelde het kruideniersbedrijf voort te zetten. Toen Ber omstreeks 1965 wegens gezondheidsklachten zijn bedrijf moest opgeven, ging hij dan ook zijn winkel verhuren, hoewel hij nog wel in het pand bleef wonen. We komen huurders tegen die niets meer met het kruideniersbedrijf van doen hebben.

Kantoor van "Onze Krant".
Kantoor van “Onze Krant”. Dorpsstraat 102 in Castricum, 1966. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

In 1966 betrof dat een kantoor van Onze Krant en vanaf september 1969 platenboetiek Diskotiek. Ber Zonneveld verhuisde in 1976 naar de Chopinstraat. De volgende eigenaar was Charles Grautman uit Alkmaar, die het pand in 1779 verkocht aan Bert Pieters, die er na een drastische verbouwing een kapperszaak begon. In 1980 opende hij er ook een schoonheidssalon. Zijn vrouw Antje Roukema zou over beide zaken de scepter hebben gezwaaid, maar dat heeft merkwaardig kort geduurd.


Jaarboek 36, pagina 96

Foto van het pand Dorpsstraat 102.
Foto van het pand Dorpsstraat 102.

In 1983 verscheen Johan Bakker ten tonele. Hij begon met zijn echtgenote Geertruida (Ida) Boots in mei van dat jaar een klein bedrijfje in isolatie- en glasmateriaal. Het bedrijf kende een aanzienlijke groei, wat in de loop der tijd verschillende aanpassingen van het pand tot gevolg had. Zo werd de glashandel verplaatst naar de Castricummer Werf, wat echtgenote Ida Bakker ruimte gaf om een lijstenmakerij te beginnen en zich te concentreren op de handel in artikelen voor de amateur- en beroepskunstenaar. Johan Bakker begon ook een handel in vuurwerk. Deze veranderingen hadden overigens opvallend weinig invloed op het uiterlijk van het pand aan de kant van de Dorpsstraat.

Doorkijk Dorpsstraat in 1983 met rechts Dorpsstraat 104.
Doorkijk Dorpsstraat in 1983 met rechts Dorpsstraat 104.

Dorpsstraat 104 (woonhuis)

In 1922 vestigde zich in Castricum de 25-jarige, in Limmen geboren, Maria Renkel. Zij kwam toen uit Boskoop, waar zij in het lager onderwijs werkzaam was geweest en zette nu haar carrière voort in Castricum als onderwijzeres aan de in 1920 gestichte rooms-katholieke meisjesschool Maria Goretti. Die school maakte al snel onderdeel uit van de in hetzelfde jaar opgerichte St. Augustinusschool voor jongens en was gevestigd in het schoolgebouw naast de rooms-katholieke kerk, dat in 1983 is afgebroken om plaats te maken voor een appartementencomplex.

Maria Renkel vroeg in 1924 vergunning voor de bouw van een woonhuis tegenover de school waar zij werkzaam was. De bouwvergunning werd in november 1924 verleend en in 1925 werd het woonhuis betrokken, niet alleen door Maria, maar ook door haar drie jaar jongere zuster Helena, die eveneens onderwijzeres was, eerst in Akersloot en vanaf 1925 aan de Maria Goretti-, later St. Augustinusschool.

Het voormalige woonhuis van de dames Renkel.
Het voormalige woonhuis van de dames Renkel. Dorpsstraat 104 in Castricum, 1990. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

De gezusters Renkel maakten lange tijd deel uit van het onderwijsteam. In december 1947 memoreerde het Nieuwsblad voor Castricum de dag dat de gezusters Renkel 25 jaar geleden werden benoemd aan de St. Augustinusschool. Verschillende Castricummers blijken bij het vragen naar herinneringen aan hun lagere schooltijd het toenmalig regiem op de meisjesschool als nogal streng te hebben ervaren. De gezusters Renkel komen wat dit betreft niet naar voren als de meest geliefde onderwijzeressen.

In ‘Herinneringen aan de meisjesschool 1951-1957’, gepubliceerd in 1995 ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van de St. Augustinusschool, wordt over de dames Renkel opgemerkt:
Vooral voor de oudste hadden we een heilig ontzag. Het zien van de vijfde klas die achter fuffrouw Renkel de trap opliep en jezelf gelukkig prijzen dat je nog maar in de derde zat. Natuurlijk ontliep je je lot niet en wat was ze streng.”

In een artikel ‘Dorpsgenoten kijken terug op de 20e eeuw’ in het 23e Jaarboek merkt de geïnterviewde Gré Gijzen op:
“Ik zat ook op de Augustinusschool, de meisjesschool. Juffrouw Renkel had de eerste klas. De tweede juffrouw Renkel had de vijfde klas. Het waren nette dametjes, ze gaven goed les, maar ze waren heel streng. In de vijfde klas kregen we van een van hen zangles en moesten drie klassen bij elkaar komen. Vreselijke lol natuurlijk, met zijn drieën in de bank en de rest allemaal staan. Maar ze had de wind eronder.”

Maria Renkel verliet in 1971 het pand aan de Dorpsstraat – ze was toen 74 jaar – en ging wonen in Sans Souci. Waarschijnlijk geldt dit ook voor haar zuster.

De stelling dat de stress van het onderwijs de gezondheid aantast, vindt in de gezusters Renkel geen bevestiging. Maria en Helena Renkel overleden op de hoge leeftijd van respectievelijk 90 en 89 jaar in 1987 en 1989.

Foto met rechts het pand Dorpsstraat 104.
Foto met rechts het pand Dorpsstraat 104.

Na de periode Renkel bleef Dorpsstraat 104 een woonhuis. Het werd betrokken door Laurentius (Lots) Zonneveld, een hovenier werkzaam op Duin en Bosch en zijn echtgenote Maria Martens. Zij wonen er nog steeds (in 2013). Maria Martens was een dochter van Wilhelmus Martens, die als bewoner van het hierna te bespreken pand ter sprake komt.


Jaarboek 36, pagina 97

Het pand Dorpsstraat 106 met nog de vrijwel oorspronkelijke voorgevel. Alleen de dakkapel is vergroot en de karakteristieke dakornamenten zijn verwijderd.
Het pand Dorpsstraat 106 met nog de vrijwel oorspronkelijke voorgevel. Alleen de dakkapel is vergroot en de karakteristieke dakornamenten zijn verwijderd.

Dorpsstraat 106 (woonhuis)

Dorpsstraat 106 is een karakteristiek en comfortabel woonhuis met twee verdiepingen, een diepe kelder, een grote tuin en als bijzonder kenmerk de twee erkers. Het werd gebouwd in 1926 door de firma J. Res in opdracht van Henk Heideman, een destijds bekende Castricumse manufacturier op de hoek Dorpsstraat-Schoolstraat (zie 29e Jaarboek).

Heideman liet het pand bouwen voor zijn schoonmoeder, de weduwe Wilken-Velzeboer, die de woning in mei 1926 betrok. Zij verhuisde alweer eind december 1926 naar haar geboorteplaats Purmerend.
Mogelijk is daarna het pand enige tijd onbewoond geweest, want pas in april 1929 is de nieuwe bewoonster de 60-jarige Aagje Driessen-Igesz, weduwe van de in 1920 in Spanbroek overleden Dirk Driessen. Haar zoon Willem Driessen was kort na de oorlog in Castricum werkzaam als hoofd van de afdeling Sociale Zaken. Aagje vertrok in oktober 1942 naar Alkmaar, ongetwijfeld een door de bezetter gedwongen evacuatie. Na de oorlog zien we Aagje niet meer in Castricum terug. Zij overleed in 1948 in Haarlem.

In de periode 1944 tot 1952 woonden op Dorpsstraat 106 achtereenvolgens Hermanus Zomerdijk, die hier in de oorlog als gevolg van zijn gedwongen vertrek van de Duinkant terecht kwam en sinds 1948 Andreas van de Ven. In 1952 kwam het pand in handen van Wilhelmus Henricus (Wim) Martens, van oorsprong een Noord-Hollander, die na een lang verblijf in Limburg als bakker en kastelein met zijn echtgenote Geertruijda de Ruijter en een inmiddels kinderrijk gezin, in onze provincie was teruggekeerd. Hij kocht het pand van Pieter Liefting, een in Castricum bekende leverancier van boter, kaas en eieren, die elders in de Dorpsstraat woonde. Liefting heeft het pand niet zelf bewoond.

Een bouwtekening toont de villa Dorpsstraat 106 in 1953, met rechts de in dat jaar gerealiseerde aanbouw.

Martens vroeg in 1953 vergunning voor de aanbouw van wat een verkooplokaal wordt genoemd, die nog hetzelfde jaar werd verleend. In de aanbouw begon hij een winkel in tweedehands goederen.

Wim Martens overleed op 31 augustus 1961. Zijn weduwe bleef nog lange tijd in het pand wonen, tot 1987 toen zij een woning betrok in De Santmark. Zij overleed in 1992.

Het pand was inmiddels van de erven Martens gekocht door Henricus Jonker, bekend van de slagerij in Bakkum, die er met zijn echtgenote in 1988 zijn intrek nam.

Jonker stelde zich vanaf het begin ten doel het verwaarloosde pand te restaureren. De gerealiseerde restauratie omvatte onder andere het reliëf van de plafonds, herstel van de fraaie glas- en loodramen en van de schouw in de voorkamer. Al met al betekende dit een behoorlijke investering, waarvan Jonker zich wel eens afvroeg waaraan hij begonnen was.

Dorpsstraat 108 in Castricum.
Dorpsstraat 108 in Castricum, 1985. Collectie Makelaarsbriefje. Toegevoegd.

Dorpsstraat 108 (woonhuis)

De woning Dorpsstraat 108 werd in 2009 door de makelaar aangeprezen als een ‘karakteristieke vrijstaande jaren 1930-woning op maar liefst 440 vierkante meter grond- en 115 vierkante meter woonoppervlak en een achtertuin van 30 meter diep’. Koper en nieuwe bewoner werd de in Alkmaar werkzame huisarts P.S. Visser.

Het pand kent overigens een vrij lange geschiedenis, die aanvangt met de bouw in 1934 in opdracht van de eerste bewoner, de toen 60-jarige Gijsbertus Overwater, afkomstig uit Amsterdam en volgens archiefgegevens ‘zonder beroep’. Met hem kwam ook zijn echtgenote Anna Brockhoff en hun zoon naar Castricum. In 1938 vertrok Overwater alweer vanuit Castricum naar Vinkeveen.

In hetzelfde jaar vestigde zich op Dorpsstraat 108 de sinds


Jaarboek 36, pagina 98

1932 in Castricum werkzame rijksveldwachter Jan Dijkstra. Hoewel niet lang in Castricum gestationeerd, wordt hij in de annalen niettemin geboekstaafd om zijn niet aflatende strijd, tezamen met zijn collega de veldwachter Koelewijn, tegen de stropers van wild in het duin. Vaak hield Dijkstra in het duin de wacht om stropers te betrappen, maar door zijn rokersgedrag was hij weinig succesvol en werd hij tijdig opgemerkt.

In september 1939 werd Dijkstra overgeplaatst naar Drenthe en werd de toen 60-jarige weduwe Aafje Kabel-Duijn de nieuwe bewoonster. Zij was de weduwe van de in 1933 in Castricum overleden Gerrit Kabel, een zeer bekende Castricummer, betrokken bij de bouw van vele panden in Castricum en wiens geschiedenis we kort hebben beschreven in het 26e Jaarboek.

Met de komst van Aafje Kabel bood het pand geruime tijd onderdak aan diverse leden van de familie Kabel. Vanaf 1948 was dat haar in 1921 in Castricum geboren dochter Catharina Geertruida (Tiny) Kabel, die vanwege haar betrokkenheid bij vele organisaties in Castricum een grote bekendheid genoot.

Het pand Dorpsstraat 108 in 2008.
Het pand Dorpsstraat 108 in 2008.

Een volledig overzicht van haar vele activiteiten zullen we hier niet geven, maar dat begon al kort na de oorlog (WO2), toen zij als vrijwilligster zeer actief was bij het Katholiek Thuisfront, een organisatie met betrekking tot de naar Nederlands Indië uitgezonden militairen. Later was zij onder andere medewerkster van Unicef, het Rode Kruis en in 1970 was zij betrokken bij de oprichting van verpleeghuis ‘De Hooghe Aert’. Ook deed zij veel werk voor de Pancratiuskerk en deed zij dienst op de ambulance van taxi Tervoort. Zij overleed in 2008.

Moeder Aafje Kabel verhuisde in 1964 naar Beverwijk. Zij maakte toen plaats voor haar zoon, de ongehuwde 50-jarige Johannes Kabel, een in Castricum bekende postbode. Hij overleed in 1971.

In 1973 vestigde zich in het pand de inmiddels bejaarde Maria Nederpelt-Res, tot dan woonachtig aan de overkant, Dorpsstraat 89, waar zij onder andere een corsetterie-speciaalzaak exploiteerde (zie het 31e Jaarboek). Nog in 1973 vroeg zij vergunning voor de verbouwing en de uitbreiding van het pand, waarin zij aanzienlijk investeerde, maar waarbij de voorgevel werd gespaard. In december 1985 vertrok Maria naar Bergen.

Al in juli 1986 kreeg het pand nieuwe bewoners, het echtpaar Antonius Schoorl en Joanna Baltus vanuit de Haarlemmermeer. Antonius Schoorl overleed op 13 augustus 1986, maar zijn echtgenote Joanna heeft het pand nog bewoond tot in 2009 toen het te koop werd gezet. Joanna is op 5 juli 2016 overleden.
[cursieve tekst in deze alinea is gerectificeerd op advies van hun dochter Annie van der Poel-Schoorl].

Wim Hespe

Bronnen:

Archieven:

  • Gemeente Castricum: archief Bouw- en Woningtoezicht en bewonerskaarten;
  • Noord-Hollands Archief Haarlem: kadastrale gegevens betreffende Castricum;
  • Regionaal Archief Alkmaar: burgerlijke stand, bevolkingsregisters, kadastrale gegevens, notariële akten;
  • Ÿ Werkgroep Oud-Castricum: fotoarchief, Nieuwsblad voor Castricum en De Castricummer, beschikbare nummers uit de periode 1925 tot heden.

Publicaties:

  • Ÿ Baltus, R. en P., De familie Baltus, 1410-1991, Schoorl 1992;
  • Mooy, J.G.W., Herinneringen aan de familie Mooy, 1848-1945, eigen uitgave 1984;
  • Ruijter W. Jzn., Q. de: Schippers van het Stet, 1974;
  • Ÿ Vervoort, H.J., 75 jaar St. Augustinusschool Castricum 1920-1995.


10 oktober 2022

Dorpsstraat (8e deel) huisnrs 64–88 (Jaarboek 34 2011 pg 67-80)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 34, pagina 67

De geschiedenis van de Dorpsstraat en zijn bewoners (deel 8)

Torenstraat op de hoek met de Korte Cieweg.
Torenstraat (toen Bakkummerweg) op de hoek met de Korte Cieweg (toen Cieweg en eerder Achter Kerkzicht). Zichtbaar is het beboste deel van de tuinen die bij de herenhuizen, zoals Kerkzicht, aan de Dorpsstraat hoorden. Castricum, 1907. Collectie Pennekamp. Toegevoegd.

In 1820 vonden aanbestedingen plaats voor de verbreding en bestrating van de rijksweg tussen Alkmaar en Beverwijk. Het gedeelte dat nu Dorpsstraat wordt genoemd, is de eerste verharde weg in Castricum.

In zeven delen hebben we tot nu toe de bewoningsgeschiedenis van deze straat behandeld. In de laatste twee artikelen bespraken we de panden tussen de Burgemeester Mooijstraat en Torenstraat.

In dit artikel vervolgen we onze weg met de geschiedenis van de panden gelegen tussen de Torenstraat en de Korte Cieweg.

Kadasterkaarten uit 1822 en 1930 tonen de toenmalige bebouwing tussen de huidige Torenstraat en de Korte Cieweg, die in dit artikel ter sprake komt.
Kadasterkaarten uit 1822 en 1930 tonen de toenmalige bebouwing tussen de huidige Torenstraat en de Korte Cieweg, die in dit artikel ter sprake komt.

Kerkzicht

De vroegst bekende bebouwing op het te bespreken gedeelte van de Dorpsstraat is te zien op de kadasterkaart uit 1822. Vrijwel ter hoogte van de dorpskerk ligt een langgerekt geheel, waarvan in 1826 bij een verkoop de omschrijving luidde: “een zomer- en winterbuitenbedrijf bestaande in een hecht, sterk en wel betimmerd dubbel huis en erve genaamd Kerkzigt, voorzien van vele kamers en verschillende gemakken met eenen stal voor twee paarden, wagenhuis en hooizolder, benevens een grote tuin beplant met weldragende vruchtbomen, bosch en heestergewassen genaamd de Hofstee van Bakkerstuin, alles aan elkaar staande en liggende in de Kerkbuurt van Castricum”. Het ging voor Castricumse begrippen duidelijk om een voornaam bouwwerk.

Rechts het oude gemeentehuis en links Kerkzicht.
Rechts het oude gemeentehuis en links Kerkzicht. Rijksstraatweg (nu Dorpsstraat) in Castricum, 1907. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Uit kadastrale gegevens kunnen we omvang van Kerkzicht (toen nog gespeld als Kerkzigt) afleiden. Het gebouw met de bijbehorende percelen had een totale oppervlakte van 7.490 vierkante meter. Het grondgebied had langs de Dorpsstraat een breedte van ongeveer 60 meter en langs de Torenstraat liep het door tot aan de Korte Cieweg.

Achter het huis lag een tuin van 3.650 vierkante meter en een boomgaard van 680 vierkante meter; deze werden langs de Torenstraat en de Korte Cieweg omgeven door een strook van ongeveer tien meter bos.

Mr. Joachim Nuhout van der Veen, sinds 1794 schout van Castricum en Bakkum, liet Kerkzicht omstreeks 1798 bouwen op een stuk land langs de huidige Dorpsstraat, vanaf de Torenstraat tot aan de Korte Cieweg, dat hij in juni 1797 had gekocht. Aanvankelijk woonde hij volgens de traditie als schout in het zogeheten Knophuis, een nog bestaande hoeve aan de Overtoom, maar na de bouw van Kerkzicht nam hij daar zijn intrek.

In 1795 werd ons land bezet door Franse troepen en voltrok zich de Bataafse Revolutie. Nuhout van der Veen ontpopte zich vanaf het begin niet alleen plaatselijk als een vurig patriot, maar ging ook deel uitmaken van het landelijk bestuur. In 1809 verhuisde hij naar Alkmaar, waar hij verschillende bestuursfuncties bekleedde.

Pas in mei 1826 verkocht hij Kerkzicht bij openbare verkoop voor 3.000 gulden aan de 26-jarige Johannes Velleur, een koopman te Castricum. De naam suggereert een Franse afkomst, maar daar hebben we verder geen bijzonderheden over kunnen vinden. Hij was getrouwd met Anna Eenhuijs en bewoonde Kerkzicht wellicht al voordat hij het kocht. Financieel ging het hem niet voor de wind, want schulden aan een firma in Alkmaar noodzaakten hem reeds in 1827 tot de openbare verkoop van het pand. Koper was Bartholomeus Nicolaas Rommel, logementhouder te Castricum, die 3.050 gulden betaalde.

Links huis Kerkzicht.
Links huis Kerkzicht, een groot pand dat tegenover het oude raadhuis stond en dat later patronaatsgebouw is geworden. Het was tot 1899 het woonhuis van familie Rommel. Dorpsstraat 65 in Castricum., 1910. Foto Schnabel CS (Kath. Ill.). Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

De oorspronkelijk uit Duitsland afkomstige familie Rommel speelt in de geschiedenis van Castricum, zeker wat grond- en huizenbezit betreft, een belangrijke rol en dat geldt ook voor deze Bartholomeus Rommel, de overgrootvader van de later in Castricum zeer bekend geworden kapitein Albert Rommel. Hij vestigde zich omstreeks 1815 vanuit Amsterdam in Castricum, in welk jaar hij door zijn huwelijk met Johanna Telvoren in het bezit kwam van De Rustende Jager. In de loop der jaren kocht hij veel huizen en land in Castricum, waaronder dus Kerkzicht, dat lange tijd in het bezit bleef van de familie.

Bartholomeus Rommel verhuurde Kerkzicht aanvankelijk aan Ernst Willem Fabritius, rustend predikant te Castricum en Pieter Kieft, burgemeester van Castricum, maar in het voorjaar van 1833 ging hij er zelf wonen, nadat hij De Rustende Jager had verpacht. Hij kwam in 1846 te overlijden. Zijn bezittingen werden geërfd door zijn enige zoon Johannes


Jaarboek 34, pagina 68

Rommel, geboren in 1817 in Castricum, die Kerkzicht met zijn echtgenote Anna Waagmeester, zijn kinderen en zijn moeder, de weduwe Johanna Rommel-Telvoren, bleef bewonen.

Na het overlijden van Johannes in 1879 vond een verdeling plaats van de nalatenschap, waarbij Kerkzicht bewoond bleef door leden van de familie Rommel. De laatste bewoner uit de familie, zoon Jacobus Rommel, werkzaam als bloemkweker en makelaar en ook de vader van kapitein Rommel, vertrok met zijn gezin in 1889 uit deze woning.

Joseph Maria Goes (1861-1942).
Joseph Maria Goes (1861-1942).

In mei van dat jaar vestigde zich vanuit Haarlem in Kerkzicht de in 1861 in Amsterdam geboren bloemkweker Joseph Maria Goes met zijn echtgenote Maria Voorting, twee in Haarlem geboren dochters en zijn 74-jarige vader Nicolaas Goes. Hij wist zich al snel in Castricum te profileren. Van 1893-1917 als raadslid en wethouder en ook als bestuurslid van de Castricummerpolder.

Later, in de periode 1907-1913, was hij ook actief in de landelijke politiek, als lid van de Provinciale Staten voor de Rooms-Katholieke Partij. Alsof hij het nog niet druk genoeg had, nam hij in 1902 de leiding op zich van de plaatselijke brandweer.

Dan was er ook nog zijn gezin, dat niet minder dan acht opgroeiende kinderen ging tellen. Zijn verknochtheid aan het roomse geloof wist hij over te dragen op zijn dochter Josephine, geboren in 1897, die als onderwijzeres deel uitmaakte van de Kern van de Graalbeweging en op twee van zijn zoons, Johannes en Nicolaas, die zich op jeugdige leeftijd aangetrokken voelden tot ontwikkelingswerk onder de lokale bevolking van Afrika.

Kerkzicht in 1933. Toen in gebruik door het patronaatsbestuur.
Kerkzicht in 1933. Toen in gebruik door het patronaatsbestuur.

In april 1931 vertrok Johannes Goes, inmiddels 70 jaar oud, naar Leende. Het pand kwam nu in handen van het rooms-katholieke patronaat. De Alkmaarsche Courant van 31 oktober 1931 meldde:
“Het patronaatsbestuur heeft met medewerking van het rooms-katholieke kerkbestuur de hand weten te leggen op het grote herenhuis tegenover het raadhuis, dat nu is ingericht voor de roomse jeugd. Vrijdagavond vonden de opening en inzegening plaats, nadat de laatste weken onder leiding van kapelaan De Boer hard was gewerkt de verschillende lokalen voor het doel geschikt te maken.”

In verband met de bouw van jeugdhuis ‘De Kern’ vertrok het jeugdwerk uit Kerkzicht en besloot de eigenaar tot sloop. Met de sloop van Kerkzicht en toebehoren kwam een vrij grote strook grond langs de Dorpsstraat beschikbaar voor nieuwbouw. Een vergelijking van verschillende plattegronden maakt duidelijk dat het oorspronkelijke Kerkzichtcomplex zich ongeveer tot de huidige dansschool Griffioen uitstrekte (in 2011).

Corso theater, schoenenzaak, Luut Griffioen dansschool,
pand van winkel Noord Hollands Landschap.
Corso theater, schoenenzaak, Luut Griffioen dansschool,
pand van winkel Noord Hollands Landschap. Dorpsstraat 70-72 in Castricum. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

Wat de geschiedenis van de latere bebouwing betreft volgen we – zoals gebruikelijk in deze artikelenserie – de huidige huisnummering.

Dorpsstraat 64, gelegen op de hoek met de Torenstraat en deel uitmakend van het vier winkels omvattende winkelgebouw, dat in 1939 werd gesticht.
Dorpsstraat 64, gelegen op de hoek met de Torenstraat en deel uitmakend van het vier winkels omvattende winkelgebouw, dat in 1939 werd gesticht.

Dorpsstraat 64 (makelaardij Van Amsterdam)

Op 6 december 1938 kreeg C. Flink, toen nog als aannemer gevestigd in Amsterdam, vergunning voor de bouw van vier winkelhuizen met woongelegenheid, gelegen aan de Dorpsstraat op een gedeelte van het perceel dat braak lag na de sloop van Kerkzicht. De bouw van de vier aaneengelegen winkelhuizen met bovenwoningen kwam in 1939 gereed.

Het eerste van de vier panden onderscheidt zich qua architectuur van de rest van de bebouwing en kan vrij karakteristiek worden genoemd. Het was als winkelpand gunstig gelegen op de hoek Dorpsstraat – Torenstraat, met een groot etalage-oppervlak. Het eerste bedrijf dat zich hiertoe aangetrokken voelde was het Amsterdamse Wolhuis. Dit bedrijf was echter geen lang leven beschoren, want in 1943 moest het pand op last van de bezetter worden ontruimd. Er werden niet – zoals we voor veel andere panden in de Dorpsstraat hebben gezien – Duitse militairen ingekwartierd, maar het


Jaarboek 34, pagina 69

pand werd (tijdelijk), in het kader van een moeilijk te begrijpen verdelingsplan, toegewezen aan een uit Bakkum geëvacueerde winkelier.

In 1945 kwam het tot een nieuwe start en vestigde zich hier Piet van Duijn met een zaak in elektriciteitsartikelen en een installatiebureau. Piet van Duijn genoot al voor de oorlog grote bekendheid als verzorger van radiodistributie samen met Nelis Stolk, toen hij aan de Duinenboschweg woonde. Na zijn vestiging in de Dorpsstraat komen we zijn naam in de krant veelvuldig tegen als geluidstechnicus bij allerlei plaatselijke evenementen. Piet van Duijn overleed in 1953.

Oudejans elektronica.
Uiterst links het gemeentehuis. Verder van links naar rechts: Oudejans elektronica, juwelier Mienes, Co-op, Cools bloemenzaak, Corso bioscoop. Transformatorhuisje in midden op veldje. Dorpsstraat 64, 66, 68, 70 in Castricum, 1970. Collectie Pennekamp. Toegevoegd.

De zaak in elektriciteitsartikelen werd onder andere voortgezet door de firma Oudejans, die later naar de Torenstraat verhuisde.

Van Amsterdam makelaarskantoor.
Rechts Van Amsterdam makelaarskantoor en links een winkeltje en woonhuis van Siem Scheerman. Torenstraat hoek Dorpsstraat in Castricum, 1980. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

In februari 1980 kwam makelaardij Van Amsterdam van Dorpsstraat 32 naar Dorpsstraat 64, wat betekende dat het pand sindsdien een kantoorfunctie kreeg. Dat gaf niet alleen aanleiding tot een interne verbouwing, maar ook tot opeenvolgende veranderingen van de gevel, wat resulteerde in de huidige situatie.

Kadasterkaart ca. 1970.
Kadasterkaart circa 1970.

Dorpsstraat 66 (meubelstoffenzaak Dijkzicht)

In 1939 werd huisnummer 66 aan het tweede van de vier in dat jaar gebouwde winkelpanden toegekend. Een pandje met het adres Dorpsstraat 66 komt al voor op de kadasterkaart uit 1930, pal op de hoek van Dorpsstraat en Torenstraat. Het wordt volgens een bewonerslijst uit dat jaar aangeduid als de ‘stal van Goes’, behoorde dus bij Kerkzicht en werd betrokken in de sloop. Overigens toont ook de kadasterkaart uit 1822 op dezelfde plaats al een losstaand, tot het toenmalige Kerkzichtcomplex behorend gebouw, hoewel het niet waarschijnlijk is dat dit na meer dan 100 jaar nog bestond in de vorm van een stal.

In juni 1940 nam de uit Heerhugowaard afkomstige juwelier Pieter Mienes op Dorpsstraat 66 zijn intrek. Zijn verblijf op de Dorpsstraat was aanvankelijk geen lang leven beschoren, want ook hij moest op last van de bezetter in 1943 het veld ruimen om plaats te maken voor een collega-winkelier uit het inmiddels ontvolkte Bakkum.

In september 1945 kondigde Mienes in een advertentie de heropening van zijn zaak aan ‘na 2,5 jaar evacuatie’. Dit was het begin van een lange periode, waarin Mienes op Dorpsstraat 66 uitgroeide tot een begrip.

Juwelier en edelsmid Mienes.
Juwelier en edelsmid Mienes. Dorpsstraat 66 in Castricum, 1976. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

Pieter Mienes was ook actief in het culturele leven van Castricum als regisseur van de plaatselijke toneelvereniging De Schakel. In november 1962 deed hij zijn zaak over aan zijn zoon Arie, die met zijn echtgenote Willy van der Ham de zaak nog lange tijd heeft voortgezet.

Het is letterlijk een open deur, maar juwelierszaken staan altijd in de belangstelling van het dievengilde. Ook de firma Mienes werd verschillende malen het slachtoffer. Al kort na de heropening in 1946 vermeldt de plaatselijke krant een inbraak, waarbij diverse gouden en zilveren voorwerpen werden gestolen. Ook de plaatselijke juwelier Plas was het slachtoffer.

In de loop der tijd escaleerde het geweld, zoals blijkt uit een bericht in de Castricummer van 14 juli 1992, waarin onder de suggestieve kop ‘Echtpaar Mienes grijpt overvaller’ werd geschreven:
“Woensdagmiddag werd het centrum van Castricum opgeschrikt door een politiemacht van 15 man, die met getrokken pistolen de juwelierszaak van de firma Mienes omsingelden. Aanvankelijk dacht de politie, dat er iemand van de firma Mienes werd gegijzeld, maar bij nader inzien bleek dat de heer Mienes (met een hockeystick) een man in bedwang hield, die een poging had gedaan voor 6.500 gulden aan sieraden te stelen.”

De kapsalon van Marjolein Appel.
De kapsalon van Marjolein Appel. Dorpsstraat 66 in Castricum, 2004. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

In 1995 vond Arie Mienes het welletjes en stopte hij met zijn juwelierszaak, hoewel hij er nog wel boven bleef wonen. De winkel verhuurde hij aan Marjolein Appel, die er een kapsalon voor kinderen begon met de toepasselijke naam ‘De Appel’.

De koffie en thee winkel.
De koffie en thee winkel (Gusto). Achter in de winkel was ruimte gemaakt voor de VVV. die daar was ondergebracht. In 2018 is de winkel in gebruik genomen door het Zorgbalans buurtteam Castricum. Dorpsstraat 66 in Castricum, 2014. Foot Jolanda Out. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

De kapsalon bestond tot 2004, waarna er zich een handel in homeopathische geneesmiddelen vestigde. Nog niet zo lang geleden hield deze firma het, althans in Castricum, voor gezien en na een periode van leegstand vestigde zich in het winkelpand Meubelstoffenzaak Dijkzicht.

Nicolaas Schoute met enkele personeelsleden in 1948 voor zijn kruidenierszaak, Dorpsstraat 66A.
Nicolaas Schoute met enkele personeelsleden in 1948 voor zijn kruidenierszaak, Dorpsstraat 66A.

Dorpsstraat 66A (nog geen bestemming)

Wat betreft de toekenning van huisnummers lijkt het logisch dat aan het winkelpand volgend op nummer 66 het nummer 68 zou zijn toegekend. Om de een of andere reden kwam dit niet goed uit en daarom ziet men het pand op verschillende documenten aangegeven als 66A, maar verwarrend ook als 68A. Volgens mevrouw Mienes gaf de huisnummering in dit gedeelte van de Dorpsstraat vaak problemen. Hoe dit ook zij, we ontwijken deze problemen en vervolgen onze bespreking van het onderhavige pand als Dorpsstraat 66A.

Co-op kruidenierszaak.
Winkelpanden tegenover het gemeentehuis. Het eerste pand links staat leeg, dan volgt: juwelier Mienes, Co-op kruidenierszaak, Cools boemenwinkel, Corso Bioscoop, garage Lute en de winkel van Louman. Foto G. van Geenhuizen. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Toen dit pand in 1939 gereed kwam, vestigde zich daar in september vanuit Wormer Nicolaas Schoute, die er een kruidenierszaak begon. Evenals zijn buren werd hij in de oorlog door de bezetter gedwongen om te vertrekken. In 1946 hervatte hij zijn werkzaamheden. Schoute was er lange tijd werkzaam als filiaalhouder van de CO-OP Zaanstreek-Kennemerland. Hij overleed in 1979.

In 1980 verhuisde de CO-OP Zaanstreek naar het winkelcentrum


Jaarboek 34, pagina 70

Geesterduin, waar de toenmalige supermarkt van Reurings werd overgenomen. Op Dorpsstraat 66A vestigde zich toen ‘Up to Date’ menshop, een modezaak. De geheel andere bestemming bracht, zoals te verwachten, niet alleen een interne aanpassing van de winkel met zich mee, maar ook een wijziging van de winkelpui. Volgens directeur Van den Bosch: “Zoals er nu links van het midden een ingang geplaatst is, willen wij graag ook rechts van het midden een tweede ingang. Hierdoor komt een van de drie etalages te vervallen.”

Petra's Dames en Kinderboetiek.
Petra’s Dames en Kinderboetiek. Dorpsstraat 66A in Castricum, 2000. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Modezaken volgden elkaar op dit adres op. In 1989 Yes-Yes damesmode, die in 1992 verhuisde naar winkelcentrum Geesterduin en daarna Petra’s Kinderboetiek. In maart 2010 kwam het pand leeg te staan.

Dorpsstraat 68 (in 2011 Cools Bloemsierkunst)

Toen in 1939 de bouw van de vier winkelpanden gereedkwam, vestigde zich op Dorpsstraat 68 Jacobus Cools, die er zijn bloemenzaak voortzette die eerder gevestigd was in een iets verder gelegen pand, Dorpsstraat 72, dat nog ter sprake zal komen. Cools kreeg gezondheidsklachten, wat hem noodzaakte zich terug te trekken uit zijn bloemenzaak die per 1 januari 1963 werd voortgezet door Joke Vrugt. Zij werkte niet – zoals wel verondersteld – reeds bij Cools, maar kreeg er kennis van dat de zaak te huur stond. Joke bezat alle diploma’s voor de bloemisterij en werkte met buitengewoon veel plezier in de zaak tot ze ook door ziekte werd geveld.

De bloemenwinkel Cools.
De bloemenwinkel Cools. Dorpsstraat 68 in Castricum, 1974. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

De bloemenzaak werd vervolgens overgenomen door Sietse Brandsma, die Joke al enige tijd assisteerde en die er tot vandaag de dag (feitelijk tot 2018) nog gevestigd is, onder handhaving van de naam Cools.

Dorpsstraat 70 (Corso-bioscoop)

Corso theater.
Corso theater. Dorpsstraat 70 in Castricum. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Het stuk grond waarop de Corso-bioscoop zou worden gebouwd, behoorde tot het oorspronkelijke Kerkzicht.

In 1930 was dit stuk grond onbebouwd en in gebruik voor de bloementeelt met als eigenaar Frans Kehl, die betrokken was bij de exploitatie van de bloemenzaak op Dorpsstraat 72, het pand dat we hierna zullen bespreken.

Roland Bettink.
Roland Bettink voor de ingang van bioscoop het Corso theater. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Op 5 april 1937 gaf Roland Wefers Bettink uit Alkmaar aan de gemeente Castricum te kennen dat hij het voornemen had in Castricum in samenwerking met bouwondernemer Jan Res een bioscooptheater te stichten op het voornoemde perceel. Aanvankelijk werd door de gemeente negatief over de bouw geoordeeld. Men voorzag verkeers- en parkeerproblemen en ontsierende en schreeuwende reclame.

Niettemin werd per 1 juni 1937 de bouwvergunning verleend, onder de voorwaarden van de bioscoopwet en rekening houdend met verordeningen van de plaatselijke brandweer. Met de bouw van de bioscoop werd in 1937 begonnen. Nog in september van hetzelfde jaar kwam het theater gereed en werd het met een galavoorstelling feestelijk geopend. De exploitatie kwam in handen van de genoemde Roland Wefers Bettink en zijn echtgenote Margaretha Weel.

Jenny en Piet Bettink.
Jenny en Piet Bettink.

In 1972 zette Pieter Cornelis Wefers Bettink, bekend als Piet Bettink en een zoon van genoemd echtpaar, geassisteerd door zijn echtgenote Jenny, de exploitatie van de bioscoop voort.
In de loop der tijd vonden verschillende min of meer ingrijpende verbouwingen plaats. Wijzigingen van de voorgevel en de entree om de bioscoop toegankelijker te maken, maar verder ook verbouwingen naar de enige kant die nog ruimte bood, de achterzijde. Onder andere verrees de Pjotrbar, die later weer sneuvelde in verband met een uitbreiding van de woonruimte. Nog niet zo lang geleden werd een tweede bioscoopzaal gerealiseerd op de plaats van het boven de bioscoop gelegen woonhuis.

De Pjotrbar achter de Corso bioscoop.
De Pjotrbar achter de Corso bioscoop. Dorpsstraat 70 in Castricum. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Na het bioscoopbedrijf 32 jaar te hebben gerund namen


Jaarboek 34, pagina 71

Piet en echtgenote Jenny op 1 november 2004 afscheid, waarna de exploitatie in andere handen kwam. Piet Bettink overleed in februari 2007 op 67-jarige leeftijd, wat het afscheid betekende van een bekende Castricummer.

Corso bioscoop.
Corso bioscoop. Dorpsstraat 70 in Castricum, 2004. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

We hebben deze bespreking van de geschiedenis van het Corso-theater beperkt gehouden, want het theater bestaat volgend jaar 75 jaar en daaraan wordt in het volgende jaarboek uitvoerig aandacht geschonken.

Doorkijk Dorpsstraat ca. 1939. Vanaf links gezien eerst de vier in 1938 gebouwde aaneen liggende winkelpanden. Vervolgens het in 1937 geopende Corso-theater en daarna het dicht aan de weg gelegen kleine voormalige pand  van de familie Kehl met de naar voren aangebouwde bloemenwinkel, toen geëxploiteerd door Jacobus Cools.
Doorkijk Dorpsstraat circa 1939. Vanaf links gezien eerst de vier in 1938 gebouwde aaneen liggende winkelpanden. Vervolgens het in 1937 geopende Corso-theater en daarna het dicht aan de weg gelegen kleine voormalige pand  van de familie Kehl met de naar voren aangebouwde bloemenwinkel, toen geëxploiteerd door Jacobus Cools.

Dorpsstraat 72 (party- en danscentrum Luut Griffioen)

Op een foto uit 1910 zien we na Kerkzicht eerst een open ruimte en komen daarna een aan de weg gelegen en in verhouding klein pand tegen. Dit huisje bestond al in 1894 en was toen eigendom van Otto Kehl. Hij kwam in onze artikelenreeks al eerder ter sprake als bakker, elders gevestigd in de Dorpsstraat. Hij begon op 65-jarige leeftijd een tweede leven als bloemkweker, waartoe hij het genoemde pand met de bijbehorende grond in gebruik nam.

Deze foto uit ca. 1939 toont op de achtergrond tussen de Corso-bioscoop en de bloemenwinkel de door Jan Kehl gestichte bollenschuur. Op de voorgrond de toenmalige vijver met fontein naast het voormalige gemeentehuis, deel uitmakend van een uit 1937 daterend parkje met de Juliana en Bernhard bank.
Deze foto uit circa 1939 toont op de achtergrond tussen de Corso-bioscoop en de bloemenwinkel de door Jan Kehl gestichte bollenschuur. Op de voorgrond de toenmalige vijver met fontein naast het voormalige gemeentehuis, deel uitmakend van een uit 1937 daterend parkje met de Juliana en Bernhard bank.

Zijn bakkersbedrijf had hij in 1893 overgedragen aan zijn 36-jarige zoon Nicolaas Kehl, die in de voetsporen trad van zijn vader, want ook hij hield het bakkersbedrijf voor gezien om het in 1902 te verkopen aan Hendrik Hemmer en de bloemkwekerij van zijn vader over te nemen. Nicolaas Kehl overleed in 1918 en de bloemkwekerij werd voortgezet door de derde generatie Kehl, de toen 30-jarige Johannes (Jan) Kehl. Deze trok de aandacht in 1922 met wat de eerste Castricumse bloemenzaak werd genoemd, door het bouwen van een winkel aan de voorzijde van het pand. Op het achterterrein bouwde hij twee kweekserres en een bollenschuur met, zoals we in het vervolg zullen zien, een eigen geschiedenis.

Er zullen zeker nog oudere Castricummers zijn die herinneringen hebben aan Jan Kehl met zijn vrouw Maria Oostermeijer als uitbater van café De Harmonie in de Burgemeester Mooijstraat. Zijn opvallende overstap naar een geheel andere branche was volgens zijn dochter het gevolg van onenigheid van haar vader met enkele familieleden die bij de bloemenkwekerij waren betrokken.

Inderdaad verdween in 1930 de naam Jan Kehl als bewoner van de Dorpsstraat 72 en werd sindsdien als zodanig genoemd Franciscus Gregorius (Frans) Kehl, een oom van Jan Kehl. In hoeverre deze het bedrijf heeft voortgezet is niet duidelijk. Het zal echter niet lang zijn geweest, want hij overleed in 1934, in welk jaar de bloemenzaak werd overgenomen door de 26-jarige


Jaarboek 34, pagina 72

in Tilburg geboren en vanuit Bloemendaal naar Castricum gekomen Jacob Cools. Uit zijn huwelijk met Anna Bloedjes werden in Castricum drie kinderen geboren. Cools zal zijn behuizing in het winkelpand niet als ruim hebben ervaren, want toen de vier reeds besproken winkelpanden eind 1939 werden opgeleverd, verhuisde hij dadelijk naar Dorpsstraat 68, een van deze panden.

Achter deze (onbekende) jongens het distributiekantoor.
Achter deze (onbekende) jongens het distributiekantoor, voorheen was het de bloemenwinkel van J. Kehl. Dorpsstraat 70 in Castricum, 1943. Collectie Oud-Castricum. Toegvoegd.

Zijn achtergelaten pand kreeg in de oorlog de bestemming van distributiekantoor, wat duurde tot 1944. In dat jaar werd het ‘s nachts door een brand verwoest. Deze gebeurtenis trok uiteraard sterk de aandacht en over de oorzaak deden verschillende theorieën de ronde. In een artikel met een overzicht van het 50-jarig bestaan van de Castricumse brandweer werd geschreven:
“In juli 1944 is het distributiekantoor op de plaats waar nu het Corso-theater staat in brand geraakt. Met het blussen werd geen haast gemaakt. Als het sabotage was, loopt er nu nog iemand in Castricum rond die onze welgemeende hulde verdient.“

Propagandaposters aan het distributiekantoor.
Propagandaposters aan het distributiekantoor naast de bioscoop. De persoon is Jan Res, die als aannemer het pand Corso theater heeft gebouwd. Dorpsstraat 70 in Castricum, 1943. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

Tiny van Vlaanderen-Boot schreef in het 30e Jaarboek van Oud-Castricum over haar oorlogservaringen als medewerkster van de distributiedienst en zij noemt de brand een camouflage voor het verdwijnen van distributiebonnen, dus inderdaad sabotage. Piet van der Goes, een gemeenteambtenaar die in het verzet zat en voor wie zij werkzaamheden verrichtte, zou haar vertrouwelijk hebben ingelicht bij de brand betrokken te zijn geweest. De bezetter was er natuurlijk ook op uit om de dader(s) te vinden. Zo werd de bewoner van het naastgelegen huis, Dorpsstraat 74, Bernard Louman, gearresteerd en van de brandstichting beschuldigd, maar dat kon niet worden waargemaakt. De distributiedienst werd vervolgens ondergebracht in het gemeentehuis.

Na het afbranden van het distributiekantoor in 1944 kwam het terrein tussen Corso en Louman braak te liggen. Tijdelijk hebben hier gebouwtjes gestaan, zoals deze foto uit circa 1955 laat zien. De gebouwtjes waren als kleuterschool en voor de scouting in gebruik.
Na het afbranden van het distributiekantoor in 1944 kwam het terrein tussen Corso en Louman braak te liggen. Tijdelijk hebben hier gebouwtjes gestaan, zoals deze foto uit circa 1955 laat zien. De gebouwtjes waren als kleuterschool en voor de scouting in gebruik.

Op het achtererf stond aan de westzijde een bollenschuur en aan de oostzijde bevonden zich twee noodgebouwtjes: in het voorste was de scouting gevestigd en in het achterste een kleuterschool.

Bij de brand bleef de bollenschuur gespaard. Wat de geschiedenis van deze schuur betreft het volgende. Toen Jan Kehl in 1930 zijn kweekbedrijf opgaf om café-exploitant te worden, verloor dit pakhuis zijn functie als bollenschuur en werd het door de achtergebleven Frans Kehl verhuurd aan Hette Woudstra, die er de drukkerij van de Castricummer Krant in vestigde. Het kende daarna nog verschillende bestemmingen, waarvan we noemen het loodgietersbedrijf van de firma Kriek, als zondagschool van de Nederlands hervormde kerk en als kleuterschool.

Impressie van het garagebedrijf Lute, zoals dat in 1959 werd gerealiseerd.
Impressie van het garagebedrijf Lute, zoals dat in 1959 werd gerealiseerd.

In 1957 werd de schuur afgebroken en kwam naast het Corso-theater nu ruimte vrij om plaats te maken voor een nieuwe activiteit: een garagebedrijf.

De bouwaanvraag dateert van 6 januari 1959 en werd gedaan door Bal Lute, die tot dan een garagebedrijf exploiteerde op Dorpsstraat 22, wel het oudste autobedrijf in Castricum genoemd, waarvan de geschiedenis is beschreven

Doorkijk Dorpsstraat ca. 1984 met naast het Corso-theater het verbouwde pand Dorpsstraat 72, waarin voorheen garagebedrijf Lute was gevestigd.
Doorkijk Dorpsstraat circa 1984 met naast het Corso-theater het verbouwde pand Dorpsstraat 72, waarin voorheen garagebedrijf Lute was gevestigd.

Jaarboek 34, pagina 73

in het 26e Jaarboek van Oud-Castricum. De aanvraag behelsde een garagebedrijf met service-station, alsmede twee bovenwoningen. Het te bebouwen oppervlak bedroeg niet minder dan 1000 vierkante meter en de bouwsom was 100.000 gulden (zie voor een plattegrond de kadasterkaart van circa 1970). De bouwvergunning werd op 13 februari 1959 verleend.

Het garagebedrijf van Bal Lute kreeg vooral bekendheid door zijn specialisatie in het automerk Opel.
Bal kwam te overlijden in 1976 en niet lang daarna verdween het autobedrijf uit de Dorpsstraat, om te verhuizen naar de Stetweg.

Kadasterkaart 1970.
Kadasterkaart 1970.

Verbiest, die reeds een dansschool exploiteerde in Alkmaar, diende in 1982 een aanvraag in voor het verbouwen van het pand van Lute tot een dansinstituut, annex een winkel aan de straatzijde. Dit was een opmerkelijk plan, waarbij het naar voren uitgebouwde kantoor en het entree-gedeelte van de garage zouden worden verbouwd tot de winkel en de achter gelegen ruime garage tot dansschool.

De ingang van dansschool Peter Verbiest.
De ingang van dansschool Peter Verbiest. Dorpsstraat 72, 1990. Foto Ad van de Velde. Toegevoegd.

De winkel zou geen onderdeel vormen van de dansschool, maar afzonderlijk worden verhuurd. Hierover was de gemeente aanvankelijk niet enthousiast. Een verdere uitbreiding van het winkelarsenaal werd ongewenst geacht, want er zou sprake zijn van overbewinkeling in de dorpskom. Niettemin werd, na wat geharrewar en na advies van enige instanties, de (ver)bouwvergunning verleend.

Interieur van dansschool Peter Verbiest.
Interieur van dansschool Peter Verbiest. Dorpsstraat 72, 1990. Foto Ad van de Velde. Toegevoegd.

De winkel kreeg de meeste bekendheid als verkooppunt van Noordhollands Landschap, hoewel er ook andere zaken gevestigd zijn geweest, waaronder een schoenhandel en een kantoor van weekblad ‘De Castricummer’.

Party- en dansschool Centrum Castricum.
Party- en dansschool Centrum Castricum van Luut Griffioen. Dorpsstraat 72 in Castricum, 2000. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

In 1987 werd dansschool Verbiest overgenomen door Luut Griffioen. Volgens Griffioen in een later krantenartikel:
“Dat was een spannende tijd. De familie Verbiest had een bloeiend bedrijf opgebouwd en ik kreeg de kans dit voort te zetten. Het was een goede periode voor de danswereld. Bijna ieder kind ging in die jaren op dansles en we hebben heel wat jonge talenten mogen opleiden.”

In 2007 vierde Luut Griffioen het 20-jarig jubileum van zijn party- en danscentrum en nu, als we dit schrijven (in 2011), bestaat het nog steeds.

Dorpsstraat 74

Het pand waarin dansschool Griffioen is gehuisvest, beslaat het laatste deel van het gebied van het oorspronkelijke Kerkzicht. Van oudsher bleef er een smalle onbebouwde strook grond, gelegen tussen het hiervoor besproken pand en villa Zorgvlied (Dorpsstraat 76). Deze strook grond is oorspronkelijk een tuin en later in gebruik voor de bloementeelt.

Het in 1937 gebouwde winkelpand van Bernhard Louman, Dorpsstraat 74. De foto zou zijn gemaakt ter gelegenheid van de bruiloft van dochter Hendrika in 1964, vandaar het grote gezelschap voor de winkel en de speciale auto.
Het in 1937 gebouwde winkelpand van Bernhard Louman, Dorpsstraat 74. De foto zou zijn gemaakt ter gelegenheid van de bruiloft van dochter Hendrika in 1964, vandaar het grote gezelschap voor de winkel en de speciale auto.

Omstreeks 1937 dreef de in 1901 in Amsterdam geboren Bernard Louman in zijn geboorteplaats een handel in ijzerwaren en kachels. Volgens een in Castricum nog woonachtige dochter liepen de zaken van haar vader daar niet zo goed en ging hij op zoek naar een geschikte plek voor de vestiging van een nieuw bedrijf. Die vond hij inderdaad in het voornoemde stuk onbebouwde grond, dat hij aankocht.

Bernhard Louman in zijn overvolle winkel.
Bernhard Louman in zijn overvolle winkel.

Hij was kennelijk nog bemiddeld genoeg om er een winkel annex woning op te laten bouwen, die hij op 8 januari 1938 in bedrijf nam. Aanvankelijk handelde Louman nog in ijzerwaren, maar al snel nam het assortiment toe met potten, pannen, tuingereedschap enzovoorts. Het werd een klein warenhuis of zoals een tijdgenoot het schetste: “een winkel vol geladen, je kon niet bedenken wat, teveel om op te noemen.”


Jaarboek 34, pagina 74

Bernard Louman was getrouwd met Maria Geertruida Beerepoot, het gezin telde vijf kinderen. Louman hield het met zijn zaak aan de Dorpsstraat ruim 25 jaar vol om begin 1964 te verhuizen naar de Pernéstraat, waar hij in februari 1966, op 64-jarige leeftijd overleed.

In datzelfde jaar werd Dorpsstraat 74 door de 25-jarige Bernard van Amsterdam betrokken, die er een wijnhandel begon als filiaalhouder van de firma Hooy. Hij huurde het pand van de familie Louman en vertrok al weer van de Dorpsstraat in 1970, omdat hij in Zaandam zelfstandig een slijterij kon vestigen. De wijnhandel werd nog door Hooy met andere uitbaters voortgezet tot 1978, toen zich in het winkelpand de modezaak Ursula van Bernard en Marjan van den Berg vestigde.

Voorheen de firma Louman en later Leesberg advocatenkantoor.
Voorheen de firma Louman en later Leesberg advocatenkantoor. Dorpsstraat 74 in Castricum, 2000. Collectie Makelaarsbriefje. Toegevoegd.

In 1988 kreeg het pand weer een geheel andere bestemming, want Advocatenkantoor Leesberg had er zijn oog op laten vallen. Het geschikt maken van een winkelpand als kantoor, met uiteraard de in de branche gebruikelijke uitstraling, betekende voor het eerst een vrij drastische verbouwing, waarbij ook de voorgevel onder handen werd genomen, maar toch bleef het oorspronkelijke pand duidelijk herkenbaar.

Deze foto toont links het pand van Adviesbureau Molenaar, Dorpsstraat 74, waarin ondanks de opvallende schildering, nog het oorspronkelijke pand is te herkennen.
Deze foto toont links het pand van Adviesbureau Molenaar, Dorpsstraat 74, waarin ondanks de opvallende schildering, nog het oorspronkelijke pand is te herkennen.

In 2000 hield in verband met een reorganisatie het kantoor van de Leesberg-advocaten in Castricum op te bestaan. Dorpsstraat 74 bleef een kantoorpand, waarin adviesbureau Molenaar was gevestigd.

Kadasterkaarten 1822 en 1930.
Kadasterkaarten 1822 en 1930.
Het in 1970 geopende kantoor van Amro Bank N.V., Dorpsstraat 76.
Het in 1970 geopende kantoor van Amro Bank N.V., Dorpsstraat 76.

Dorpsstraat 76 (van 1970 tot 2018 Amro Bank)

Keren we nogmaals terug naar de kadasterkaart van 1822, dan is de eerstvolgende bebouwing die we vanaf Kerkzicht aan de toenmalige Straatweg tegenkomen een wat naar achteren gelegen pand. In officiële akten wordt het pand omschreven als een herenhuis, genaamd Zorgvlied (sectie B, kadasternummer 379). Bij het pand behoorden twee tuinen, je kunt haast wel zeggen kleine parken, met boomgaarden en bos, één achter het pand gelegen en één aan de overzijde van de toen nog verkeersluwe weg.

De bouw van het pand, oorspronkelijk Zorgvlied geheten, vond plaats in 1794, een jaartal dat op de eerste steen zou hebben gestaan. De eerste eigenaar was Joachim Nuhout van der Veen, de Castricumse schout, die om zijn vele bezittingen reeds ter sprake kwam.

De geschiedenis van Zorgvlied (Hermana State) is al eerder uitvoerig beschreven in het 6e Jaarboek van Oud-Castricum. Er is een reeks van bemiddelde eigenaars, wat suggereert dat het pand zeer gewild was. Dat had ongetwijfeld niet alleen te maken met het comfort dat het bood, maar ook met de ligging in een toen nog landelijke omgeving, dicht bij het duingebied, dat zich veel verder dan nu in de richting van het dorp uitstrekte. Om niet in herhaling te vervallen zullen we niet alle bewoners hier weer de revue laten passeren en ons tot de meer recente geschiedenis beperken.

We beginnen deze geschiedenis met de arts Pieter Stolp, die zich in 1881 op 25-jarige leeftijd op Zorgvlied vestigde, dat toen in handen was van de op leeftijd zijnde rentenier

Een gedeelte van de Dorpsstraat gezien vanaf de toren van de Hervormde Kerk, ca. 1933. We zien van links naar rechts een aantal panden die ter sprake komen in dit artikel: Dorpsstraat 74 (winkel Louman); Dorpsstraat 76 ( het naar achter gelegen Hermana State); Dorpsstraat 78 (winkel Bos); Dorpsstraat 80 (winkel Uljee); Dorpsstraat 82 (woonhuis).
Een gedeelte van de Dorpsstraat gezien vanaf de toren van de hervormde kerk, circa 1933. We zien van links naar rechts een aantal panden die ter sprake komen in dit artikel: Dorpsstraat 74 (winkel Louman); Dorpsstraat 76 (het naar achter gelegen Hermana State); Dorpsstraat 78 (winkel Bos); Dorpsstraat 80 (winkel Uljee); Dorpsstraat 82 (woonhuis).

Jaarboek 34, pagina 75

Pieter Kreur, die er woonde met zijn echtgenote en een huishoudster en die kennelijk ruimte over had. Het kan verhuur zijn geweest, maar ook is geopperd dat Kreur een deel van zijn huis afstond in ruil voor geneeskundige hulp.

Stolp trouwde in 1883 met Johanna Planteydt, die uiteraard ook op Zorgvlied kwam wonen. In dat jaar kocht hij Zorgvlied. Pas na de dood van Pieter Kreur, op de hoge leeftijd van 95 jaar, liet Stolp Kerkzicht renoveren. Hij bleef ruim twintig jaar als arts actief in Castricum, maar meende in 1905, net 50 jaar geworden, aan het gemeentebestuur ontslag te moeten aanvragen, met het verzoek om in zijn plaats de arts Jacobus Rentmeester te benoemen. Het ontslag werd verleend en Stolp verkocht Zorgvlied aan Rentmeester, die er zijn intrek nam. De in Alkmaar geboren Rentmeester, bij zijn vestiging in Castricum vanuit Utrecht 50 jaar, voorzag niet de moeilijkheden die zouden voortvloeien uit de vrijwel gelijktijdige komst van de 31-jarige arts Yeb Schoonhoff vanuit Bolsward naar Castricum, die zijn intrek had genomen in De Rustende Jager.

Het herenhuis Hermana State werd bewoond door de arts Yeb Schoonhoff en zijn echtgenote. Het huis was geheel opgetrokken uit hout. Bij de sloop in 1964 bleek, dat de dubbele buitenwanden met turf waren opgevuld.
Het herenhuis Hermana State werd bewoond door de arts Yeb Schoonhoff en zijn echtgenote. Het huis was geheel opgetrokken uit hout. Bij de sloop in 1964 bleek, dat de dubbele buitenwanden met turf waren opgevuld.

Beide artsen waren naar Castricum gekomen in de hoop er een praktijk te kunnen opbouwen, maar wat hun acceptatie betreft tekende zich onder de Castricumse bevolking een controverse af, die het gevolg was van een verschil in godsdienst: Rentmeester was van protestantse huize en Schoonhoff was een vroom katholiek. Het conflict liep hoog op tot in de gemeenteraad en zelfs Gedeputeerde Staten werd er in betrokken, waarbij in het geding was wie zou worden benoemd tot gemeentearts.

Het is hier niet de plaats om op details van het conflict in te gaan; zie daarvoor het artikel over de Castricumse gezondheidszorg in het 17e Jaarboek van Oud-Castricum, maar de uitkomst was dat Rentmeester het in Castricum voor gezien hield en in 1906 met zijn gezin vertrok naar Almelo. In het persoonlijke vlak had hij waarschijnlijk geen slechte verstandhouding met zijn collega Schoonhoff, want hij verkocht hem Zorgvlied en de bijbehorende tuinen nog voor zijn vertrek.

Hermana State met dokter Schoonhoff staand voor het huis.
Hermana State met dokter Schoonhoff staand voor het huis. Dorpsstraat 76 in Casticum, 1925. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Het was dus Schoonhoff die in december 1906 werd benoemd tot gemeentearts. Zijn loopbaan in Castricum eindigde in 1926, in welk jaar hij zich als arts terugtrok en zich elders vestigde. Gedurende zijn Castricumse periode bleef Schoonhoff, inmiddels getrouwd met Petronella Bruinsma, Zorgvlied bewonen, dat hij omdoopte in Hermana State, een naam die terugging naar zijn Friese afkomst. Het echtpaar bleef kinderloos.

Nog in juni 1926 werd Hermana State met toebehoren in het openbaar verkocht. Het gehele bezit was hiertoe opgesplitst in vijf kavels. Als een van de kopers komt nu de uit Landsmeer afkomstige Hendrik Jan Heideman in beeld, exploitant van de bekende manufacturenzaak ‘Magazijn De Zon’, op ongeveer de plaats waar nu Huitenga is gevestigd. Heideman woonde met zijn gezin, dat acht kinderen ging tellen, aanvankelijk boven zijn winkel, maar zelfs na een grondige renovatie werd hem dat te klein en kocht hij de kavel met de villa Hermana State.

Hier hield Heideman op den duur kennelijk weer ruimte over, want hij begon met de verhuur van gedeelten van het pand. Een van de huurders in de zomermaanden was sinds 1934 de familie Grond uit Amsterdam. In het 23e Jaarboek van Oud-Castricum beschreef een lid van deze familie uitvoerig zijn jeugdervaringen tijdens deze logeerpartijen en schetste daarbij een beknopt beeld van hoe Hermana State er van binnen uitzag:
“Er waren twee grote kamers aan de linkerzijde, een voor- en een achterkamer. Wij noemden dat zaal 1 en 2. Aan de andere kant nog een grote kamer, zaal 3, en een grote keuken. Het was een enorm pand met wat oude meubels en breekbare spullen, die van mijn moeder in de kast moesten vanwege het breekgevaar.”

Hij herinnerde zich ook de komst van een meer permanente ‘gast’, burgemeester Sloet, die in de periode 1937-1941 enkele kamers in het pand ging bewonen; de grote kamers “die wij zaal 1 en 2 gedoopt hadden. Daar konden wij toen niet meer in, wel in een ander deel van het huis, een gezellige en intieme kamer”.


Jaarboek 34, pagina 76

In de oorlog was in een gedeelte van Hermana State ook enige tijd de Duitse Ortskommandantur gevestigd, maar de bezetter legde kennelijk geen ‘claim’ op het gehele pand, want in juli 1943 werd Hermana State door Heideman verkocht aan notaris Hendricus van Cranenburgh, die een deel van het huis als kantoor ging gebruiken. De notaris overleed in 1961.

Voor het huis Hermana State, eigendom van notaris Cranenburgh, poseert zijn echtgenote.
Voor het huis Hermana State, eigendom van notaris Cranenburgh, poseert zijn echtgenote. Dorpsstraat 76 in Castricum, 1948. Links achter het huisje van postbeambte van Benthem en rechts achter de winkel van Huitenga. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

Daarna bleef de familie Cranenburgh het pand nog enige jaren bewonen, maar er was een verval ingetreden, wat de aanleiding was tot de sloop van het pand. Zoals de plaatselijke krant het formuleerde:
“De familie Van Cranenburgh heeft ongeveer 23 jaar in de villa gewoond. Nadat deze was verlaten ontfermde de jeugd zich over de woning en richtte een geweldige ravage aan. De grote tuin werd herschapen in een vuilnisbelt, terwijl men geen pan meer op het dak liet zitten. Het interieur werd zwaar beschadigd en diverse malen moest de politie ingrijpen, omdat de Castricumse jeugd vuurtje stookte in de villa. Ofschoon er een stukje historie aan de Dorpsstraat verloren gaat, betekent de sloop voor de gemeente een opluchting”.

Hermana State kort voor de sloop.
Hermana State kort voor de sloop. Dorpsstraat 76 in Castricum, 1964. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

De sloop vond in 1964 plaats. Het vrijgekomen perceel kwam in handen van de Amro bank, die er een kantoor vestigde, dat in 1970 officieel werd geopend en er nu nog staat (ABN bank tot 2018).

Dorpsstraat 78

Het pand Dorpsstraat 78 werd gebouwd in 1933 op een tot dan onbebouwde strook grond, op de kadasterkaart uit 1930 aangeduid met nummer 3218. Dit was een van de vijf kavels waarin Hermana State in 1926 ten behoeve van de verkoop was opgesplitst.

Peter Bos voor zijn winkel.
Peter Bos voor zijn winkel.

Als eerste winkelier, die zich in het pand vestigde met een sigarenwinkel, komen we de bejaarde Johannes van der Ploeg tegen, geboren in 1869 in Heemskerk. In 1939 ging hij weer terug naar Heemskerk. Welke activiteiten er in de oorlog werden uitgeoefend, is niet geheel duidelijk. Kort na de oorlog, in augustus 1945, opende de toen 30-jarige Jan Bos er een zuivelhandel. In een advertentie sprak hij van een heropening van zijn winkel ’na twee en een half jaar verbanning’. Dat sloeg op zijn eerste zuivelhandel, die hij in 1938 was begonnen in Bakkum, maar die hij in 1942 op last van de bezetter moest opgeven. Hij woonde daarna enige tijd in de Schoolstraat.

In 1947 adverteerde Jan Bos in het plaatselijk nieuwsblad als melkhandel ‘sinds 1917’. Dit moet dan teruggaan tot zijn vader, die een boerderij bezat aan de Ruiterweg van waaruit reeds melk werd uitgevent in Bakkum. Gezondheidsredenen noodzaakten Jan Bos op den duur om de werkzaamheden in de winkel vrijwel geheel over te laten aan zijn echtgenote Catharina Jongkind en een knecht. Hij overleed in 1966. Zijn zoon Peter Bos nam de zaak over en zette de exploitatie met zijn echtgenote Maria (Mieke) Heerooms nog lange tijd voort. Veel Castricummers zullen zich ook nog Catharina Jongkind herinneren, die tot op hoge leeftijd bleef meehelpen in de winkel.

De zuivelwinkel van de familie Bos.
De zuivelwinkel van de familie Bos. Dorpsstraat 78 in Castricum, 1996. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Zuivelhandel Bos was een begrip in Castricum, maar dat kon niet verhinderen dat de zaak minder ging lopen. De voornaamste reden was de concurrentie met het grootwinkelbedrijf, de supermarkten. Op 2 september 1996 werd de zaak opgeheven. Sindsdien onderging het pand een kleine metamorfose en werd het verbouwd van winkelpand tot woonhuis voor de familie Bos.

 Foto van het pand van de familie Bos, Dorpsstraat 78, na de verbouwing, waarbij de voormalige winkel werd betrokken bij het woonhuis.
Foto van het pand van de familie Bos, Dorpsstraat 78, na de verbouwing, waarbij de voormalige winkel werd betrokken bij het woonhuis.

Dorpsstraat 80 (notariskantoor Van Duin)

De bakkerswinkel, annex woonhuis, Dorpsstraat 80, van Cor Juffermans omstreeks 1920. De bovenwoning werd enige tijd mede bewoond door Catharina Theissling - van der Park, schoonmoeder van Cor Juffermans.
De bakkerswinkel, annex woonhuis, Dorpsstraat 80, van Cor Juffermans omstreeks 1920. De bovenwoning werd enige tijd mede bewoond door Catharina Theissling-van der Park, schoonmoeder van Cor Juffermans.

Als we onze weg aan de hand van de kadasterkaart uit 1822 vanaf Zorgvlied naar het oosten vervolgen, stuiten we op een vrij aanzienlijk bouwwerk (kadasternummer 381). Volgens notariële gegevens omvatte deze bebouwing een winkelhuis annex broodbakkerij. Het bouwjaar weten we niet, maar de oudst bekende bewoner die hier het bakkersberoep uitoefende was Cornelis Schermer. De in 1791 in Heemskerk geboren Cornelis, aanvankelijk boer in Velsen, kocht het geheel in 1821 voor 2.500 gulden van Thijs Dekker, een graankoopman. Cornelis


Jaarboek 34, pagina 77

Schermer was in 1814 in Heiloo in het huwelijk getreden met Anna Dekker, dochter van Thijs Dekker. Anna overleed al in 1819. Dat verhinderde niet dat Cornelis de koop sloot met zijn voormalige schoonvader, inmiddels ook grootvader van twee kleinkinderen. Als inbegrepen bij de koop werden genoemd: ’alle vaste en losse gereedschappen behorend tot de bakkerij, kasten, toonbank, planken, gewichten en maten’, waaruit we kunnen concluderen dat het pand al eerder als winkel en bakkerij in gebruik was. Cornelis Schermer trouwde voor de tweede maal in 1823 met Willemijntje Brakenhoff, uit welk huwelijk twee kinderen werden geboren. Het noodlot bleef Cornelis achtervolgen, want Willemijntje overleed in 1827. In 1831 trouwde hij voor de derde maal, met Maartje Bakker, uit welk huwelijk nog een kind werd geboren.

Cornelis Schermer zal ongetwijfeld een druk bestaan hebben gekend, maar dat weerhield hem niet om ook nog toe te treden tot het Castricums gemeentebestuur. Op zijn oude dag deelde hij zijn woning met twee dochters en twee kleinkinderen, plus twee werksters en twee broodbakkersknechten, dus allerminst een armoedig en eenzaam bestaan.

Cornelis Schermer overleed in 1877 in Castricum op 85-jarige leeftijd. Gezien zijn drie huwelijken is het niet verwonderlijk dat er vrij veel erfgenamen waren, vijf kinderen en drie kleinkinderen, waarmee de verdeling van het bezit moest worden geregeld.

In 1878 kwam de verdeling tot stand en werden boerderij annex broodbakkerij toegewezen aan Jan Kuijs. Aafje Schermer, een dochter van Cornelis Schermer en Anna Dekker, introduceerde de naam Kuijs in de familie door haar huwelijk in 1836 met Pieter Kuijs. Uit dit huwelijk werd in 1844 genoemde Jan Kuijs geboren, die dus de bakkerij, geassisteerd door zijn echtgenote Neeltje Kraakman, voortzette.

Nadat Jan Kuijs zich op hoge leeftijd terugtrok uit de bakkerij, werd deze in 1919 overgenomen door de in 1887 in Oegstgeest geboren Cornelis (Cor) Juffermans. Zijn komst naar Castricum hing waarschijnlijk samen met zijn huwelijk in 1913 met Agatha Theissling, telg uit de sinds 1856 in Castricum gevestigde textielfamilie Theissling (zie 31e Jaarboek).

Bakkerij Juffermans, Dorpsstraat 80, ca. 195o0.
Bakkerij Juffermans, Dorpsstraat 80, circa 1950.

Juffermans voerde al snel een drastische verbouwing door, waardoor het oorspronkelijke karakter van het pand verloren ging. Het pand was een soort vergrote boerderij, zoals blijkt uit een schilderij door Sijf Portegies.

Vooraanzicht van de panden van Jan Kuijs, geschilderd door Sijf Portegies, waarin gevestigd een woonhuis, een bakkerij en een winkel. De aanwezigheid van de bakkerij wordt bevestigd door een bord rechts op de voorgevel met een wit en bruin brood.
Vooraanzicht van de panden van Jan Kuijs, geschilderd door Sijf Portegies, waarin gevestigd een woonhuis, een bakkerij en een winkel. De aanwezigheid van de bakkerij wordt bevestigd door een bord rechts op de voorgevel met een wit en bruin brood.

Jaarboek 34, pagina 78

In 1934 vond Cor Juffermans de tijd rijp voor nieuwbouw. Hij liet zijn pand slopen en in april 1935 werd de eerste steen gelegd van een nieuw winkel/woonhuis.

Juffermans kreeg in 1943, evenals zijn buren, te maken met de door de bezetter verordonneerde evacuatie uit zijn pand, maar in oktober 1945 keerde hij vanuit Zaandijk terug in Castricum om zijn bakkersbestaan te hervatten.

In 1946 telde Castricum (inbegrepen Bakkum) 12 bakkers. Je vraagt je af hoe zij onder de toen circa 6.600 inwoners van de gemeente een bestaan konden vinden. Het zal geen vetpot zijn geweest, maar zij kwamen ondanks de concurrentie niettemin tot een gezamenlijke organisatie om bijvoorbeeld de bezorgwijken te verdelen en een vakantieregeling af te spreken. Cor Juffermans was enige tijd secretaris van deze organisatie.

In 1951 trok hij zich uit de bakkerij terug, die werd voortgezet door zijn oudste zoon Johannes Juffermans. In 1960 kwam na ruim 40 jaar een einde aan het bakkersbedrijf Juffermans in de Dorpsstraat. Johannes Juffermans vertrok uit Castricum, want hij zag ‘meer brood’ in een bakkerij in Amsterdam.

Het pand van bakkerij Uljee.
Het pand van bakkerij Uljee. Dorpsstraat 80 in Castricum. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

In Castricum werd zijn zaak overgenomen door de in 1932 geboren Theodorus Uljee, tot dan werkzaam in een bakkerij in Leiden en die er weet van kreeg dat er in Castricum mogelijkheden lagen om een eigen zaak te beginnen. Uljee was getrouwd met Anna Pennings, uit welk huwelijk in Castricum vier kinderen werden geboren. In 1966 voerde Uljee een verbouwing van het winkelpand door, zowel intern als extern, waardoor de voorgevel een wat ander aanzien kreeg.

Foto van notariskantoor Duin, Dorpsstraat 80.
Foto van notariskantoor Duin, Dorpsstraat 80.

Op Dorpsstraat 80 vestigde zich in 2003 notariskantoor Van Duin. Een verandering in bestemming, van winkel tot kantoor, geeft altijd aanleiding tot verbouwing. Dat was ook nu het geval, maar niettemin is in het huidige pand nog veel van de oude bestemming te herkennen.

Dorpsstraat 82 (woonhuis)

Dorpsstraat 82, 84, 86, 88.
Rechts een blok van drie woonhuizen en nog gedeeltelijk zichtbaar damesmode Stevens. Dorpsstraat 82, 84, 86, 88 in Castricum, 1968. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

De villa Dorpsstraat 82, in 1972 betrokken door makelaar Nicolaas van Amsterdam en zijn gezin, werd gebouwd in 1936. Volgens de overlevering zou dit woonhuis een voorloper hebben gekend, waarover een kleindochter van de hiervoor besproken bakker Jan Kuijs bijzonderheden verschafte. Jan Kuijs liet dit pand bouwen toen hij zich op latere leeftijd uit de bakkerij terugtrok en deze werd na een ingrijpende verbouwing in gebruik genomen door Cor Juffermans. Het bouwjaar van de woning zal rond 1915 hebben gelegen. Het pand heeft niet lang bestaan, want het werd afgebroken, omdat het te dicht aan de weg lag. Deze situatie toont de kadasterkaart uit 1930, waar de ligging van het pand op het perceel met kadasternummer 2610 is aangegeven.

Jan Kuijs bewoonde het pand met twee ongehuwde dochters, Anna (geboren 1880) en Maria (geboren 1887). Hij overleed in 1932 en heeft dus de bouw in 1936 van een nieuw, meer naar achteren gelegen woonhuis (zie kadasterkaart ca. 1970) niet meer meegemaakt, maar feit is dat als eigenaars en ook als eerste bewoners worden genoemd Anna en Maria Kuijs. Anna Kuijs overleed in 1954 en Maria Kuijs was nu nog de enige eigenaresse en bewoonster van het pand. Zij overleed in maart 1972. Wat de verkoop van het pand in dat jaar betreft, waren er vele erfgenamen in het spel, die Cornelis Admiraal machtigden om de verkoop aan Van Amsterdam tot stand te brengen.

Dorpsstraat 84, 86 en 86a (woningen)

Op een nog open stuk van de Dorpsstraat, in gebruik voor de land- en tuinbouw, werden in 1936 drie aaneengeschakelde woningen gebouwd. De eerste eigenaar was ene J. Vermande uit Baarn, die er niet zelf gewoond heeft, maar de woningen aanvankelijk verhuurde en later doorverkocht. Uit bewonerslijsten komt een reeks van bewoners naar voren, maar we hebben geen historisch belangwekkende feiten kunnen ontdekken en een opsomming heeft in het kader van dit artikel dus weinig zin.

Dorpsstraat 88 (Stevens Mode)

De damesmodezaak van Stevens, Dorpsstraat 88, in 1968.
De damesmodezaak van Stevens, Dorpsstraat 88, in 1968.

Op de hoek van de Dorpsstraat en Korte Cieweg, waar een lange tijd modezaak Stevens was gevestigd, stond volgens de kadasterkaart uit 1822 al een bescheiden huis (kadasternummer 383). De toenmalige eigenaar was kleermaker Willem Dop. Het pand bestond al in 1812 toen Willem Dop genoemd werd in een lijst van Castricummers betreffende de dorpsomslag, een belasting. Hij betaalde relatief weinig, waaruit we kunnen opmaken dat het een eenvoudig pand betrof, niet van het kaliber Kerkzicht of Zorgvlied.

Hoewel zijn naam Nederlands klinkt, was Willem Dop uit Duitsland afkomstig Hij werd geboren in het Duitse plaatsje Werpeloh in het koninkrijk Hanover. Hij overleed in 1846, 70 jaar oud. Zijn nalatenschap ging naar de in Duitsland wonende nazaten van zijn
(lees verder op pagina 80)


Jaarboek 34, pagina 79

Gerrit Res, voor zijn bakkerij, in 1900.
Gerrit Res, voor zijn bakkerij in 1900.
Het nieuwe onderkomen van bakkerij, woonhuis en winkel van Gerrit Res in 1928. In beschrijvingen wordt gesproken van een kapitaal herenhuis genoemd met een monumentale entree. Res had in elk geval het nodige personeel in dienst, want voor de bakkerij met paard en wagen de broodbezorgers Siem Wokke en Doris Kaandorp.
Het nieuwe onderkomen van bakkerij, woonhuis en winkel van Gerrit Res in 1928. In beschrijvingen wordt gesproken van een kapitaal herenhuis genoemd met een monumentale entree. Res had in elk geval het nodige personeel in dienst, want voor de bakkerij met paard en wagen de broodbezorgers Siem Wokke en Doris Kaandorp.

Jaarboek 34, pagina 80

beide broers. Zij verkochten het huis in 1847 aan de Castricumse Johanna de Jong, weduwe van Johannes Schlatter. Of zij er zelf heeft gewoond, is niet duidelijk, maar enkele jaren later was het pand in handen van familielid Dorothea Schlatter, gehuwd met de in 1813 in Den Haag geboren Jacobus Wedepoel, ook kleermaker. De familie Wedepoel-Schlatter woonde er geruime tijd en in de periode 1848- 1855 werden er hun vier kinderen geboren. In 1854 vestigde zich op dit adres vanuit Alkmaar nog de 17-jarige schoenmaker Joseph Bruijn.

In 1860 kocht de Castricumse aannemer Johannes Res een stukje grond van Dorothea Schlatter met de bedoeling er een huis op te bouwen. Na het overlijden van Johannes Res in 1881 erfde zijn weduwe Maartje Brakenhoff een pand dat in de plaats is gekomen van het huis waarin de kleermakerij van Wedepoel was gevestigd.
We nemen aan dat dit het huis is dat voorkomt op een foto uit 1900, waarin toen de bakkerij was gevestigd van Gerardus (Gerrit) Res, een zoon van Johannes Res en Maartje Brakenhoff.

In 1925 vond Gerrit Res, inmiddels de vijftig gepasseerd, dat het tijd was om zijn bakkerij nieuw leven in te blazen. Hij liet zijn bestaande pand slopen en opende in 1926 een nieuw onderkomen voor zijn bakkerij, winkel en woonhuis, een karakteristiek pand, dat in sommige beschrijvingen een kapitaal herenhuis wordt genoemd met een monumentale entree.

De nieuwe bakkerij van Gerrit Res.
De nieuwe bakkerij van Gerrit Res. Voor dit herenhuis met monumentale entree staan van links naar rechts de broodbezorgers Siem Wokke, Doris Kaandorp, Co met vader Co Res, knecht van Gerrit. Rechts naast Co staat met fiets de vader van Ab Rommel. Dorpsstraat 88 in Castricum, 1928. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

Gerrit Res overleed in 1947. Zijn weduwe, Maria de Waard, bleef voorlopig nog op het adres Dorpsstraat 88 wonen. De bakkerij werd voorgezet door haar ongehuwde zoon, de 45-jarige Piet Res en ongehuwde dochter, de 41-jarige War Res.
Maria de Waard kwam in 1959 te overlijden en een jaar later overleed Piet Res.

Dit betekende het einde van het bakkersbedrijf. Het pand kreeg een nieuwe bestemming. Op de andere hoek van Dorpsstraat en Korte Cieweg was sinds 1958 de herenmodezaak van Jo Stevens gevestigd (Dorpsstraat 90). Om in te spelen op de vraag naar damesmode kocht Stevens het pand van Res en begon er een damesmodezaak. Uiteraard waren wel enkele verbouwingen noodzakelijk, maar die betroffen voornamelijk de winkel. Het uiterlijk van het pand aan de straatkant bleef vrijwel ongewijzigd.

Stevens damesmode.
Stevens damesmode. Dorpsstraat 88 in Castricum, 1975. Foto Henk Honing. Toegevoegd.

Een van de uitbreidingen betrof de stichting van een soort filiaal met mode voor jongeren, toepasselijk genaamd De Schuur, omdat het gevestigd was in een naar achter gelegen voormalige schuur en paardenstal van Res. Dit filiaal had een aparte ingang aan de Korte Cieweg en werd gerund door dochter Geke Stevens, die van jongs af aan betrokken was bij de zaak van haar vader en moeder.

Stevens herenmode.
Stevens herenmode. Dorpsstraat 90 in Castricum, 1965. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

De panden van Stevens aan de overzijde van de Korte Cieweg, Dorpsstraat 90 en 92, kwamen in 1978, toen het echtpaar Stevens het na 20 jaar overigens voor gezien hield, in aanmerking voor sloop. Deze ging inderdaad door en leverde nieuwe winkelpanden op. Het pand Dorpsstraat 88 wist tot 1989 stand te houden, om toen ook plaats te maken voor nieuwbouw. Rond de nieuwbouw was door Stevens afgesproken dat zijn dochter Geke met echtgenoot Theo Sahuleka, Stevens Mode in het nieuwe pand zouden voortzetten. En dat is tot vandaag (2011) de dag de situatie.
Momenteel (2022): The Blue Barn.

Wim Hespe

Beeld in 2011 van damesmodezaak Stevens met appartementen, Dorpsstraat 88.
Beeld in 2011 van damesmodezaak Stevens met appartementen, Dorpsstraat 88.

Bronnen:

Archieven:

  • Gemeente Castricum: archief Bouw- en Woningtoezicht en bewonerskaarten;
  • Noord-Hollands Archief Haarlem: kadastrale gegevens betreffende Castricum;
  • Regionaal Archief Alkmaar: burgerlijke stand, bevolkingsregisters, kadastrale gegevens, notariële akten;
  • Werkgroep Oud-Castricum: fotoarchief, Nieuwsblad voor Castricum en De Castricummer, beschikbare nummers uit de periode 1925 tot heden.

5 september 2022

Dorpsstraat (7e deel) huisnrs 58–62a (Jaarboek 33 2010 pg 66-74)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 33, pagina 66

De geschiedenis van de Dorpsstraat en zijn bewoners (deel 7)

In het vorige artikel hebben we een begin gemaakt met de bespreking van de bewoningsgeschiedenis van het gedeelte gelegen tussen de Burgemeester Mooijstraat en de Torenstraat. Het betrof de bebouwing van een in 1822 nog maagdelijk gebied. Opvallend is dat dit gedeelte, toen we erover schreven, opnieuw voor een groot deel tijdelijk braak lag.

De recent gereedgekomen nieuwbouw aan de Dorpsstraat in het kader van de herinrichting van het Bakkerspleintje, op ongeveer de plaats van de vroegere panden Dorpsstraat 48 en Dorpsstraat 50/52. De toegang tot het vernieuwde Bakkerspleintje bevindt zich ongeveer op de plaats van de vroegere panden Dorpsstraat 54/56.
De recent gereedgekomen nieuwbouw aan de Dorpsstraat in het kader van de herinrichting van het Bakkerspleintje, op ongeveer de plaats van de vroegere panden Dorpsstraat 48 en Dorpsstraat 50-52. De toegang tot het vernieuwde Bakkerspleintje bevindt zich ongeveer op de plaats van de vroegere panden Dorpsstraat 54-56. De geschiedenis van genoemde panden tot aan de sloop kwam in het vorige artikel in deze reeks ter sprake. Links een glimp van de reeds eerder nieuw gebouwde modezaak Mull.

Dit kwam door de sloop van panden, die plaats moesten maken voor nieuwbouw in het kader van de herinrichting van het Bakkerspleintje. Inmiddels is de nieuwbouw daar gereed gekomen. Het is een volumineus bouwwerk met een winkelgalerij en bovenwoningen. Het straatbeeld is geheel veranderd en de opmerking: ”Ik ken mijn dorpscentrum niet meer terug,” is hier zeker van toepassing.

Gedeelte van kadasterkaarten uit resp. 1822 (links) en 1963 (rechts), waarbij ingekleurd de panden die in dit artikel worden besproken.
Gedeelte van kadasterkaarten uit respectievelijk 1822 (links) en 1963 (rechts), waarbij ingekleurd de panden die in dit artikel worden besproken.

Na deze aanvulling op ons vorige artikel vervolgen we de bewoningsgeschiedenis van het gedeelte van de Dorpsstraat tussen Burgemeester Mooijstraat en Torenstraat met de bespreking van panden waaraan we in het vorige artikel niet zijn toegekomen en waarvan een kadasterkaart uit 1963 een beeld geeft.

Dorpsstraat 56, 58, 60, 62: Hotel De Rustende Jager met in het midden de Co-op Boerenleenbank. Links de smederij van Cor Peperkamp.
Dorpsstraat 56, 58, 60, 62: Hotel De Rustende Jager met in het midden de Coöperatieve Boerenleenbank. Links de smederij van Cor Peperkamp.
Gedeelte van een kadasterkaart uit 1882, waarin ingekleurd de panden van bespreking. Het aan de weg gelegen oorspronkelijke pandje uit 1822 (met nu kadasternummer 1218) is qua vorm nog te onderkennen, maar de achterzijde toont een duidelijke aanbouw, die ongetwijfeld met de smederij te maken had en ook een losstaande schuur, die waarschijnlijk behoorde bij het naastgelegen pand.
Gedeelte van een kadasterkaart uit 1882, waarin ingekleurd de panden van bespreking. Het aan de weg gelegen oorspronkelijke pandje uit 1822 (met nu kadasternummer 1218) is qua vorm nog te onderkennen, maar de achterzijde toont een duidelijke aanbouw, die ongetwijfeld met de smederij te maken had en ook een losstaande schuur, die waarschijnlijk behoorde bij het naastgelegen pand.

Dorpsstraat 58 (nu winkel- en appartementengebouw)

De plaats van het huidige Dorpsstraat 58 was – zie de betreffende kadasterkaart (nummer 366 op kadasterkaart uit 1822) – al in 1822 bebouwd en werd omschreven als huis, schuur en stal, toen eigendom van de in 1788 in Amsterdam geboren Bartholomeus Nicolaas Rommel, de overgrootvader van de later in Castricum zeer bekend geworden kapitein Albert Rommel. Batholomeus vestigde zich omstreeks 1815 in Castricum, in welk jaar hij trouwde met Johanna Margaretha Telvooren, een weduwe, die eerder gehuwd was met Pieter Mos, uitbater van De Rustende Jager, van wie ze de inboedel had geërfd. Zijn huwelijk stelde Bartholomeus in staat de exploitatie van De Rustende Jager als kastelein en logementhouder voort te zetten. Hij viel dus in een gespreid bedje. De Rustende Jager leverde hem kennelijk het nodige op, want in de loop der jaren wist hij een status van groot-grondbezitter in Castricum te verwerven met de aankoop van huizen en land. Rommel woonde


Jaarboek 33, pagina 67

met zijn familie in De Rustende Jager. Hij zal het pand Dorpsstraat 58 hebben verhuurd, zoals met de meeste van zijn panden het geval was.

Hij overleed in 1846 en liet veel van zijn bezit na aan zijn zoon Johannes Frederik Rommel (1817-1879), waaronder ook dit pand met toebehoren. Pas op 30 november 1862 krijgen we meer duidelijkheid over de bestemming, als Johannes het pand verkoopt aan Klaas Smit, geboren in

De smederij van Klaas Smit aan de Rijksstraatweg (later Dorpsstraat) omstreeks 1900. Achter het pand bevond zich een loods voor ijzeropslag.
De smederij van Klaas Smit aan de Rijksstraatweg (later Dorpsstraat) omstreeks 1900. Met fiets Cor Peperkamp (toen knecht van Klaas Smit). Rechts Klaas Smit, echtgenote Maartje Brakenhoff en dochter Agatha Smit. Achter het pand bevond zich een loods voor ijzeropslag.

Jaarboek 33, pagina 68

1832 in Oude Niedorp, een grof- en hoefsmid, die stamde uit een familie van smeden en die in het jaar van aankoop van het pand was gehuwd met Maartje Brakenhoff.

Klaas Smit heeft er relatief lang gewoond en zijn beroep uitgeoefend. Zijn acht kinderen werden allen in Castricum geboren. Het gezin werd in november 1898 zwaar getroffen door het kort na elkaar overlijden van de 34-jarige Simon Smit en 27-jarige Gerardus Smit, naar verluidt als gevolg van een toen heersende influenza-epidemie. Beiden werkten in de smederij van hun vader, die er toen alleen voor kwam te staan en dus wel hulp kon gebruiken. In 1899 nam hij de toen 20-jarige Cor Peperkamp in dienst, die later de smederij zou overnemen en voortzetten.

In 1906 hield Klaas Smit, inmiddels 73 jaar, het voor gezien en vertrok met zijn echtgenote naar Haarlem, waar hij in 1910 overleed. De smederij en toebehoren verkocht hij in 1907 aan zijn knecht Cor Peperkamp, die enkele maanden eerder in Uitgeest was gehuwd met Trijntje Berkhout en bij de aankoop financieel gesteund werd door zijn schoonvader Mattheus Berkhout.

Smederij Peperkamp. Dorpsstraat 58.
Smederij Peperkamp. Dorpsstraat 58 in Castricum, 1914. Rechts de smid Cor Peperkamp. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Cor Peperkamp stamde evenals zijn voorganger uit een geslacht van smeden. Zijn grootvader Jan Peperkamp was smid in Bergen. Zijn vader Kees Peperkamp had een smederij op Bonkenburg in Uitgeest.

Cor Peperkamp groeide uit tot een populaire en kleurrijke Castricumse persoonlijkheid. Behalve als smid stond hij bekend om zijn vele nevenactiviteiten, waaronder bestuurslid van verschillende verenigingen, vrijwel vaste getuige bij geboorteaangiften, ceremoniemeester bij allerlei festiviteiten en plechtigheden en vooral ook als humorist en grappenmaker. Voor wie meer wil weten over deze welhaast legendarische Castricummer, verwijzen we naar het artikel ‘Wie was…Cor Peperkamp’, 15e jaarboek van Oud-Castricum (1992), geschreven door zijn kleindochter Catharina Peperkamp.

Oploop voor de smederij Peperkamp aan de Rijksstraatweg (later Dorpsstraat) in 1911.
Oploop voor de smederij Peperkamp aan de Rijksstraatweg (later Dorpsstraat) in 1911. Met de hand in de zak smid Cor Peperkamp. Het wiel, waaromheen de smid een ijzeren band zal smeden, wordt vastgehouden door smidsknecht Piet Dam.

Een foto uit 1911 toont smid Peperkamp te midden van een aantal personen poserend voor zijn woonhuis annex smederij en zo te zien is het uiterlijk van het pand, in de vier jaar na de aankoop, niet veranderd.

Het gezin van Cor Peperkamp en Trijntje Berkhout telde zeven kinderen, waarvan er een jong overleed. Twee zoons, Cor en Frans Peperkamp, werkten in de smederij van hun vader.

Het pand van Peperkamp, Dorpsstraat 58, na een ingrijpende verbouwing in 1935. Volgens het opschrift op de gevel is het nu een ‘SMEDERIJ & RIJWIELHANDEL’.
Het pand van Peperkamp, Dorpsstraat 58, na een ingrijpende verbouwing in 1935. Volgens het opschrift op de gevel is het nu een ‘SMEDERIJ & RIJWIELHANDEL’.

Door de maatschappelijke ontwikkelingen onderging de aard van het smidswerk veranderingen, die aan Peperkamp niet voorbij gingen en die aanleiding gaven tot een drastische verbouwing van het pand in 1935, waardoor de verkoop en reparatie van fietsen op het programma kon worden gezet. Na het overlijden van Cor Peperkamp in 1952 zetten zijn zoons Frans en Cor het bedrijf voort, waarbij Cor de eigenaar werd van het winkelgedeelte met een haarden- en kachelzaak en Frans de voortzetting van de smederij voor zijn rekening nam.

In 1964 opende Fem Peperkamp - Bruinenberg daarin een afleverings- en afhaalwinkel van stomerij S. Krom, genaamd "De Snelstomer". Tweemaal per week kwam de bestelwagen van S. Krom (met het beroemde zwart-witte blokjeslogo) de vuile was ophalen en schone was terugbrengen. Het zaakje van vrouw Fem is circa elf jaar later opgeheven nadat Krom er geen interesse meer had in een agentschap in Castricum.
In 1964 opende Fem Peperkamp-Bruinenberg daarin een afleverings- en afhaalwinkel van stomerij S. Krom, genaamd “De Snelstomer”. Tweemaal per week kwam de bestelwagen van S. Krom (met het beroemde zwart-witte blokjeslogo) de vuile was ophalen en schone was terugbrengen. Het zaakje van vrouw Fem is circa elf jaar later opgeheven nadat Krom er geen interesse meer had in een agentschap in Castricum.

In 1964 kwam er een einde aan de smederij. Cor Peperkamp junior trok zich uit de zaak terug om te gaan werken als buschauffeur en zijn echtgenote Femmetje Bruinenberg begon op Dorpsstraat 58 een stomerij, als depothoudster van Stomerij Krom. In 1968 kwam na echtscheiding Dorpsstraat 58 in handen van Femmetje.

De stomerij heeft 11 jaar bestaan, tot 1975. Het pand heeft daarna te huur gestaan tot 1979, in welk jaar het werd afgebroken om plaats te maken voor een veel kolossaler pand met een winkelbedrijf en koopappartementen. Voor deze nieuwbouw werd ook het hierna te bespreken pand Dorpsstraat 60 gesloopt.

De winkel van Jan Res: Handy House.
De winkel van Jan Res: Handy House. Foto Ad van de Velde. Toegevoegd.

In 1982 opende Jan Res er de ‘doe-het-zelf’zaak Handy House, die na aansluiting bij een landelijke keten omgedoopt werd in Doeland. In 1990 nam zijn zoon Paul Res de zaak over.

Het interieur van doe het zelf winkel Handy House later Doeland. Dorpsstraat 58 in Castricum Foto Ad van de Velde. Toegevoegd.

Jaarboek 33, pagina 69

Nog niet zo lang geleden vestigde er zich Xenos, dat zijn deuren begin 2010 sloot om elders op het nieuwe Bakkerspleintje zijn bestaan voort te zetten. Het oude pand van Xenos is verbouwd tot zes winkels, waarvan er vier hun entree hebben naar het Bakkerspleintje en twee naar de Dorpsstraat.

In het kader van de vernieuwing van het Bakkerspleintje zijn in het pand, waar tot voor kort Xenos was gevestigd, zes winkels ondergebracht.
In het kader van de vernieuwing van het Bakkerspleintje zijn in het pand, waar tot voor kort Xenos was gevestigd, zes winkels ondergebracht.
Kadasterkaart uit 1822 links) en uit 1963 (rechts).
Kadasterkaart uit 1822 links) en uit 1963 (rechts).

Dorpsstraat 60 (nu winkel- en appartementengebouw)

We keren terug naar 1822, in welk jaar de kadasterkaart op de plaats van het latere Dorpsstraat 60 reeds bebouwing vertoont: huis, erf, stal en bijbehorende tuin (kadasternummer 367), met als eigenaresse Cornelia Voerman, weduwe van de in 1800 overleden Arie de Bie. Zij woonde daar waarschijnlijk al vanaf haar kortstondig huwelijk in 1799 en exploiteerde er, naar wij aannemen, een winkel, want zij wordt in archiefstukken ook ‘winkelierster’ genoemd.

In 1819 deed een zekere Doris Ineke zijn intrede in de familie De Bie door zijn huwelijk in dat jaar met de enige dochter, de in 1799 geboren Elisabeth de Bie. Op leven en loopbaan van de in Uitgeest geboren Doris Ineke, een tuinman en bloemist, zijn we reeds in het voorgaande artikel over de Dorpsstraat ingegaan. Hij was in 1833 de koper van het grote bouwland met kadasternummer 363 en stond aan de wieg van de bewoningsgeschiedenis van dit gedeelte van de Dorpsstraat. Hij ondernam zijn vele activiteiten ongetwijfeld vanuit het huis van zijn schoonmoeder, van welk pand hij in 1836 eigenaar werd. Het pand telde toen zes bewoners, te weten Doris Ineke, zijn tweede echtgenote Marijtje de Bie (een nicht van zijn eerste echtgenote), hun vijfjarige zoon Herman, twee minderjarige dochters Cornelia en Trijntje uit zijn eerste huwelijk met Elisabeth de Bie en schoonmoeder Cornelia de Bie-Voerman.

Marijtje de Bie overleed in 1840. Doris Ineke trouwde voor de derde maal in 1843 met Mietje Grapendaal. Uit dit huwelijk werden nog twee zoons, Hendrik en Willem, en een dochter Neeltje geboren. Cornelia Voerman heeft dit alles niet lang meer meegemaakt, want zij overleed in december 1847.

Doris Ineke ging het na een bewogen leven wat kalmer aandoen, want in juni 1861 op de leeftijd van bijna 65 jaar, verkocht hij zijn bezit – omschreven als huis, stenen keuken en schuur, waarin stalling voor koeien en paarden met vrije poort, kadasternummer 367 en bijbehorende grond, kadasternummer 365 – voor 4.660 gulden aan Johannes Frederik Rommel, zijn buurman van De Rustende Jager. Het huis bleef waarschijnlijk nog enige tijd verbonden met de familie Ineke, want volgens een genealogische bron zou een zoon van Doris Ineke, Willem Ineke, die in 1866 op 19-jarige leeftijd in het huwelijk trad met Regina van Diepen, in het ouderlijk huis zijn blijven wonen. Wellicht heeft ook Doris Ineke er nog zijn laatste jaren doorgebracht. Hij stierf in 1865.

Wat de verdere geschiedenis van het pand betreft komen we pas later, in een lijst uit 1898, als bewoonster de ‘vrouw van J. Beusman’ tegen. Dit was de toen 70-jarige Margaretha van der Wal, waarvan we weten dat ze in 1884 door haar man Jan Beusman in de steek was gelaten. Het pand bleef nog geruime tijd in handen van de familie Rommel. In 1901 kwam het tot een verkoop aan Bernard Res. In de akte van verkoop is ook sprake van de schuur, die direct achter de panden van de smederij was gelegen.

Het gezin van Bernardus Res en Trijntje Fraijman.
Het gezin van Bernardus Res en Trijntje Fraijman. Van links naar rechts Bernardus Res, Maria Res, Trijntje Fraijman, Anna Res, Johannes Res.

Bernard Res zijn we reeds eerder als bewoner van de Dorpsstraat tegen gekomen. Hij ging kort na zijn huwelijk met Trijntje Fraijman in 1893 wonen in de latere boerderij van Twisk, Dorpsstraat 11, gehuurd van Otto Kehl, die inmiddels in het gedeelte van de Dorpsstraat, dat we nog zullen bespreken, een bloemenwinkel was begonnen.

Res was enige tijd bollenkweker, maar hij gaf dit beroep al snel op, om op 28-jarige leeftijd een bestaan te beginnen als gemeenteontvanger, waartoe hij per 1 januari 1896 werd benoemd. Je kunt je afvragen hoe iemand het brengt van bollenboer tot gemeenteontvanger. Bij zijn afscheid in maart 1936 gaf Res in een interview met de Alkmaarsche Courant een kort en bondig antwoord op deze vraag. Je had om bij de gemeente benoemd te worden helemaal geen administratieve- of andere diploma’s nodig, “als je maar een eerlijke jongen was”. Hij noemde zijn arbeid heel eenvoudig, vanwege het voor een kleine gemeente


Jaarboek 33, pagina 70

als Castricum beperkte kohier van inkomsten en uitgaven. Res bleek dan ook tijd te hebben voor het bekleden van verschillende andere functies op financieel terrein. Hij was 26 jaar secretaris-penningmeester van het Burgerlijk Armenbestuur, jarenlang kassier van de plaatselijke Boerenleenbank en bestuurder van de zogenaamde vrije veiling, een tweede Castricumse veiling die zetelde in de doorrijstal van De Rustende Jager.

In zijn ruim 40-jarige ambtsperiode werd Res geconfronteerd met grote veranderingen in de Castricumse samenleving en dat liet hem niet onberoerd. Zo schetste hij in genoemd interview de economische situatie in 1896, het jaar van zijn benoeming, als slecht.

Een foto ter gelegenheid van de opening in 1956 van een nieuw kantoor van de Boerenleenbank, Dorpsstraat 60, met de toenmalige bestuursleden.
Een foto ter gelegenheid van de opening in 1956 van een nieuw kantoor van de Boerenleenbank, Dorpsstraat 60, met de toenmalige bestuursleden. Van links naar rechts staand Gerard Hemmer, Cornelis Res, Gerrit Borst en Gerardus Twisk; zittend Cor Glorie, Jaap Schut, Huib ten Wolde, Kees de Groot en Gerrit Veldt.

Hij herinnerde zich grote armoede. De maaltijd van veel gezinnen bestond uit drie keer per dag aardappelen met mosterdsaus. Hij nam een duidelijke verbetering waar na 1905, toen de bouw van het Provinciaal Ziekenhuis begon. Dat gaf werk en inkomsten.
Voor wat betreft de bebouwing op het perceel van Res is in 1930 sinds 1882 nog vrijwel niets veranderd.

Het nieuwe kantoor van de Coöp. Boerenleenbank omstreeks 1956, Dorpsstraat 60. Opschrift op de gevel ‘SPAARBANK, Coöp. Boerenleenbank’. Rechts het woongedeelte van het gezin van directeur Jaap Schut.
Het nieuwe kantoor van de Coöperatieve Boerenleenbank omstreeks 1956, Dorpsstraat 60. Opschrift op de gevel ‘SPAARBANK, Coöp. Boerenleenbank’. Rechts het woongedeelte van het gezin van directeur Jaap Schut.

Aan de Dorpsstraat ging Jaap Schut ook de belangen behartigen van de Boerenleenbank, als opvolger van Bernard Res. Eerst als kassier, maar later ook als directeur. Een combinatie van de twee functies bij resp. de Boerenleenbank en de veilingorganisatie was niet onlogisch, want het ging in beide gevallen om de financiële belangen van de Castricumse tuinders. Schut kreeg het kennelijk wel druk, want in

In 1939 komt het tot een scheiding van tafel en bed tussen Bernard Res en zijn echtgenote Trijntje Fraijman, waarbij Bernard huis, schuur, erf en tuin aan de Dorpsstraat krijgt toegewezen. Niettemin verhuisde hij nog in dat jaar van Dorpsstraat 60 naar het Schoutenbosch.

Wat de verdere geschiedenis van de panden van Res betreft komt nu de rooms-katholieke Coöperatieve Tuinbouwvereniging Ons Belang met een veilinggebouw op Dorpsstraat 40 in beeld. De tuinbouwvereniging had daar al enige tijd te kampen met ruimtegebrek en liet nu het oog vallen op de panden van Res. In februari 1940 werd het bestuur van de vereniging door de leden gemachtigd om woonhuis en schuur aan de Dorpsstraat 60 van Bernard Res aan te kopen. Het ging hoofdzakelijk om opslagruimte, waartoe niet alleen de bestaande schuur werd benut, maar ook enkele loodsen werden bijgebouwd. In het woonhuis werd het kantoorgedeelte in gebruik genomen.

Hier ging de toen 35-jarige Jaap Schut aan de slag als boekhouder en betaalmeester van Ons Belang. In januari 1943 verhuisde hij met zijn vrouw Catharina Kops en kinderen van Bakkummerstraat 54, waar hij een boekhandel exploiteerde, naar Dorpsstraat 60, waarschijnlijk mede als gevolg van de gedwongen evacuatie uit Bakkum door de Duitse bezetter.


Jaarboek 33, pagina 71

1948 besloot hij zijn boekhandel in Bakkum over te doen aan een zekere Sijm. De tuinbouwvereniging Ons Belang bleef kampen met ruimtegebrek en dit, gekoppeld aan een ongunstige ligging, had tot gevolg dat er nieuwbouwplannen werden ontwikkeld, die in 1952 resulteerden in de opening van een nieuw veilingcomplex aan de Kramersweg. Daarmee ontstond aan de Dorpsstraat de mogelijkheid om hier een nieuw bankkantoor te stichten. In 1953 verkocht hiertoe Ons Belang het huis Dorpsstraat 60 met de schuur, opslagplaatsen en tuin aan de Coöperatieve Boerenleenbank.

Het uitgebreide kantoor van de voormalige Boerenleenbank, nu Raiffeisenbank, geopend in november 1968.
Het uitgebreide kantoor van de voormalige Boerenleenbank, nu Raiffeisenbank, geopend in november 1968.

Vanaf nu begint de gestage schaalvergroting van de bank op deze plek, die tot de huidige situatie heeft geleid. In 1968 kwam het tot een eerste uitbreiding van de Boerenleenbank, die inmiddels door een fusie als Raiffeisenbank door het leven ging.

Jaap Schut bereikte in november 1969 de pensioengerechtigde leeftijd na een bijna 30-jarige loopbaan bij de bank, eerst als kassier en later als directeur. Hij bleef nog tot 1974 wonen op Dorpsstraat 60 om daarna te verhuizen naar de Torenstraat. In 1971 kwam de Raiffeisenbank in moeilijk vaarwater in verband met het personeelsbeleid. De plaatselijke krant sprak van een tumultueuze ledenvergadering, die gehouden werd in De Rustende Jager en veel weg had van een ordinaire rel.

Het grote knelpunt vormde de benoeming van twee zonen van Jaap Schut, tot resp. directeur en adjunct-directeur van de bank, waar veel leden het niet mee eens waren. De leden van het bestuur en ook de leden van de Raad van Toezicht stelden de vertrouwenskwestie en traden af. Later in het jaar verdween de kou grotendeels uit de lucht en kwam het tot de verkiezing van een nieuw bestuur en een nieuwe Raad van Toezicht. Aan de dynastie Schut kwam echter een einde.

Tegeltableau met de naam 'De Rustende Jager' in een gestileerde cirkel.
Tegeltableau met de naam ‘De Rustende Jager’ in een gestileerde cirkel.

De landelijke fusie tussen de Raiffeisenbank en de Boerenleenbank leidde tot een grote expansiedrift van de bank als Rabobank. In 1975 werd De Rustende Jager door de Rabobank aangekocht en vervolgens gesloopt. De Rabobank besloot tot nieuwbouw op deze plek, waarmee het ‘oude’ bankgebouw Dorpsstraat 60 vrij kwam. Dit werd in 1979 – met Dorpsstraat 58 – gesloopt, om plaats te maken voor het winkel- en appartementengebouw, dat hiervoor werd besproken.

Zicht op Castricum in 1622.
Zicht op Castricum in 1622. Gemaakt door A. Rademaker.

Dorpsstraat 62 (van 1977-2021 de Rabobank)

Veel Castricummers zullen zich nog De Rustende Jager herinneren, een karakteristiek pand, dat lange tijd de hoek Dorpsstraat – Torenstraat domineerde. Al eerder is aan de geschiedenis van dit pand ruim aandacht besteed (zie 7e jaarboek, 1984) en we zullen ons hier beperken tot enkele hoofdpunten. Op de kadasterkaart uit 1822 is bebouwing op deze plaats van de Dorpsstraat al prominent aanwezig. En dat gaat nog veel verder terug. De oudste ons bekende afbeelding betreft een gravure van de hand van A. Rademaker, een zicht op Castricum in 1622, getekend vanuit een standpunt dat we situeren ter hoogte van het huidige Dorpsstraat 45 (in 2010: ‘Klaver Vier’).

Links op de prent is een pand afgebeeld op ongeveer de plaats van de latere De Rustende Jager. Naar we aannemen is het een herberg of bierstal, die dus al in 1622 bestond. Het was waarschijnlijk deze bierstal, die in 1687 in handen kwam van de gebroeders Hendrik en Adriaan Stoep, bierbrouwers in Haarlem. Bierbrouwerijen waren reeds vroeger een interessante geldbelegging en investering voor vermogende ingezetenen en zo werden de bezittingen van de Haarlemse bierbrouwers herhaaldelijk doorverkocht.

Wat dit betreft weten we dat in 1753 ene Hubertus van Speijk zijn rechten op de vrije bierstal in Castricum verkocht aan Nicolaas Geelvinck, toen ambachtsheer van Castricum. En in 1787 werd mr. Joachim Nuhout van der Veen, de door Geelvinck aangestelde en ook niet onbemiddelde schout van Castricum, eigenaar van de herberg. Het was natuurlijk een prachtige plek voor een herberg: ligging aan de doorgaande weg in het dorpscentrum, nabij de kerk, met ongetwijfeld faciliteiten voor doorgaande reizigers.

De Rustende Jager omstreeks 1900.
De Rustende Jager omstreeks 1900.

Een foto daterend van omstreeks 1900 toont hoe De Rustende Jager er toen uitzag en dat was anders dan de huidige Castricummers hem nog gekend zullen hebben: een boerderijachtig pand zonder de latere karakteristieke trapgevel. Het is opvallend dat volgens verschillende kadasterkaarten de plattegrond van het gebouw lange tijd niet duidelijk veranderde en we mogen aannemen dat het er in de tijd van Nuhout van der Veen ook al ongeveer zo uitzag als op de foto.

In 1901 kwam De Rustende Jager in het bezit van Johannes Koopman, die op den duur met het verouderde pand niet


Jaarboek 33, pagina 72

meer goed uit de voeten kon, wat mede toe te schrijven was aan de explosieve groei van Castricum, door onder andere de komst van Duin en Bosch.

De Rustende Jager, zoals veel Castricummers die hebben gekend, kort na de bouw in 1910-1911.
De Rustende Jager, zoals veel Castricummers die hebben gekend, kort na de bouw in 1910-1911.

De vernieuwingsdrang, die vanaf 1910 om zich heen greep met de bouw van een nieuwe Pancratiuskerk en een nieuw raadhuis, werd door Johannes Koopman gevolgd met de bouw van een nieuwe De Rustende Jager met de bekende trapgevel. Er kwam nu ook een toneelzaal, wat een impuls gaf aan vele nieuwe activiteiten. Het als hotel-pension-café-restaurant aangeduide pand kende sindsdien verschillende eigenaren, die allen verbouwingen en aanpassingen doorvoerden, hoewel die van beperkte invloed op het uiterlijk van het pand waren.

De afgescheiden slijterij van de Rustende Jager.
De afgescheiden slijterij van de Rustende Jager. Toegevoegd.

De laatste eigenaar van De Rustende Jager was Jan Endstra, die het in 1969 kocht van Libert Eggers. Ook onder Endstra werden nog veranderingen doorgevoerd. Zo scheidde hij van het oorspronkelijke café een gedeelte af om er een slijterij te beginnen met ingang aan de Dorpsstraat en verplaatste de ingang van het café naar de oostkant. Ook werd het interieur opgeknapt.

Het moderne pand van de huidige Rabobank, Dorpsstraat 62.
Het moderne pand van de Rabobank, Dorpsstraat 62.

De nieuwe De Rustende Jager heeft nog geen 65 jaar bestaan, want in 1973 verkocht Endstra zijn bedrijf aan de Rabobank, die reeds geruime tijd kantoor hield in het naastgelegen pand op Dorpsstraat 60, dat we hiervoor bespraken. Er was nog hoop dat De Rustende Jager na de nodige aanpassingen als bankkantoor zou kunnen blijven bestaan, maar dit bleek een illusie. Er werden nog wel acties gevoerd tot behoud van het karakteristieke pand, maar in oktober 1976 viel het ten prooi aan de slopershamer.

In 1977 werd het nieuwe kantoor van de Rabobank, dat thans – in 2010 – nog dit gedeelte van de Dorpsstraat domineert, geopend.


Jaarboek 33, pagina 73

Dorpsstraat 62A (van 1977-2021 de Rabobank)

Al op de oudste kadasterkaart van 1822 zien we naast De Rustende Jager, op de hoek met de Torenstraat, een smal, direct aan de weg gelegen gebouw. Dit hoorde bij De Rustende Jager. Het was een doorrijstal, van oudsher een voorziening voor het toen nog gebruikelijke wegvervoer per paard en wagen. Daar werden de paarden verzorgd en gewisseld, terwijl de koetsier en zijn passagiers zich in het naastgelegen café konden verpozen.

Een uitje voor bejaarden uit Castricum. Zij staan voor de doorrijstal bij De Rustende Jager.
Een uitje voor bejaarden uit Castricum. Zij staan voor de doorrijstal bij De Rustende Jager. Dorpsstraat 62a in Castricum, 1929. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

Een kadasterkaart uit 1872 toont nog een onveranderd beeld. In 1891 blijkt er echter een uitbreiding te hebben plaatsgevonden. Het oude pand is op de kaart nog wel herkenbaar, maar er is een tweede pand aangebouwd, een situatie die lang heeft bestaan en waarvoor zelfs de kadasterkaart uit 1963 nog representatief is. Van deze extra ruimte weten we, dat ze aanvankelijk werd benut als een soort stalling voor rijtuigen, wat er mee te maken had dat de toenmalige eigenaar Jan Koopman, naast herbergier van De Rustende Jager, ook zijn oorspronkelijke vak van wagenmaker bleef uitoefenen. Hiertoe had hij al in 1877 aan de overkant op ongeveer de plek van ’t Eethuysje’ een wagenmakerij in gebruik genomen.

De wagenmakerij van Jan Koopman
Links de wagenmakerij van Jan Koopman. Dorpsstraat 53 in Castricum, 1905. Collectie Pennekamp. Toegevoegd.

Vanaf 1925 behoorde de rijtuigstalling niet meer tot De Rustende Jager, door verkoop aan Jacobus de Nijs, die de ruimte al weer in 1926 doorverkocht aan Matthijs Olgers, een veelzijdig man. Hij was onder andere cafébaas en winkelier in de Burgemeester Mooijstraat en exploitant van autobus- en bodediensten. Olgers richtte de voormalige rijtuigstalling in als garage voor zijn autobussen en vrachtwagens en begon er ook een soort uitdragerswinkel, nadat zijn pand in de Burgemeester Mooijstraat in 1926 was gesloopt. In 1934 kwam de garage in handen van touringcarbedrijf De Zeemeeuw, met als eigenaar Jacobus Fontijn, die in hetzelfde jaar ook het garagebedrijf van Anton Gorter aan de Dorpsstraat 39 kocht. De Zeemeeuw kreeg grote bekendheid door zijn busdienst vanaf het station Castricum naar het strand, waaraan een einde kwam tijdens de Duitse bezetting.

De voormalige doorrijstal van De Rustende Jager omstreeks 1930, hier in gebruik door de Vrije Veiling. Links Bernard Res, een der oprichters van deze veiling.
De voormalige doorrijstal van De Rustende Jager omstreeks 1930, hier in gebruik door de Vrije Veiling. Links Bernard Res, een der oprichters van deze veiling.

De oude doorrijstal werd omstreeks 1920 in gebruik genomen door de zogenaamde Vrije Veiling, een tweede veilingbedrijf in ons dorp, naast de veiling van de Coöperatieve Tuinbouwvereniging Ons Belang.

Na de oorlog werd de voormalige doorrijstal door Libert Eggers, de toenmalige eigenaar van De Rustende Jager, in drie gedeelten verhuurd. Dat gebeurde aan respectievelijk de brandweer (voor stalling van de motorspuit), aan de bekende dorpsstraatbewoner en fietsenhandelaar Piet Eikel (voor de opslag van fietsen) en aan Nic Groot, die er ijssalon De Toekomst begon.

IJssalon De Toekomst, die van kort na de oorlog tot in de vijftiger jaren in de voormalige doorrijstal gevestigd was.
IJssalon De Toekomst, die van kort na de oorlog tot in de jaren (negentien) vijftig in de voormalige doorrijstal gevestigd was.

Het garagegedeelte aan de kant van de Torenstraat schijnt nog geruime tijd een winkeltje te hebben gekend, mogelijk nog daterend uit de tijd van Olgers, waar onder andere Piet Deen zelfgemaakte sigaren verkocht.

In 1958 was de beschadiging van het pand door een binnenrijdende vrachtwagen een goede aanleiding om het


Jaarboek 33, pagina 74

door de gemeente toch al als bouwvallig gekarakteriseerde pand te slopen.

Een vrachtauto vernielt ijssalon De Toekomst.
Om 2 uur ’s nachts is er een zware vrachtauto met aanhangwagen van de Firma Doorenbos afkomstig uit Franeker de ijssalon De Toekomst van N. Groot binnengereden. In de auto zaten vijf mensen die met de schrik vrij kwamen. In de ijssalon werd de gehele inventaris vernield en de achtermuur werd verschoven naar de daarachter gelegen opslagplaats van Bertus Eikel. De materiële schade was 25.000 gulden. Rechts van het pand is garage De Zeeuw en links De Rustende Jager. Dorpsstraat 62a in Castricum, 1954. Fotopersbureau De Boer. Collectie Oud-Casticum. Toegevoegd.

Plannen om een garagebedrijf te beginnen waren er al eerder, met name van Herman Fontijn, maar nu zag de Benzine en Petroleum Handels Maatschappij N.V. (BP) te Amsterdam haar kans schoon om op het braakliggend terrein het plan te realiseren. De vergunning werd verleend in 1959 en in oktober 1960 kwam een nieuw garagebedrijf met benzinestation, winkel, showroom en bovenwoning tot stand. Als exploitant werd aangesteld Klaas Hoekstra, reeds werkzaam bij BP, die er zich in juni 1960 met vrouw en twee kinderen vanuit Haarlem vestigde en er ‘Autoshop Hoekstra‘ begon.

Hoek Dorpsstraat - Torenstraat, ca. 1968, met links het garagebedrijf van Hoekstra. Dit bedrijf omvatte een garage, een showroom, een benzinestation en een bovenwoning.
Hoek Dorpsstraat-Torenstraat, circa 1968, met links het garagebedrijf van Hoekstra. Dit bedrijf omvatte een garage, een showroom, een benzinestation en een bovenwoning.

In 1978 kwam het tot een andere beheersvorm en werd het bedrijf door de B.P. officieel overgedragen aan Klaas Hoekstra. Hij heeft niet lang kunnen genieten van zijn zelfstandigheid, want hij kreeg te maken met toenemende bezwaren van de kant van de gemeente tegen tankstations in de Dorpskom. Dit leidde in 1980 tot ontmanteling en sloop van het geheel.

Inmiddels had zich bij Hoekstra reeds een gegadigde voor het vrijkomende perceel gemeld, de Algemene Bank Nederland (ABN). Deze bank had reeds een korte geschiedenis in de Dorpsstraat achter de rug met de opening in 1969 van een bescheiden kantoor op het adres Dorpsstraat 47. In 1980 verliet de ABN dit pand, ook in verband met sloop en nieuwbouw, om op het voormalige perceel van Hoekstra een nieuwe bankvestiging te openen.

Het nieuwe ABN-kantoor, Dorpsstraat 62A, geopend in 1980. De architect heeft zich door de vormen van de oude doorijstal laten inspireren!
Het nieuwe ABN-kantoor, Dorpsstraat 62A, geopend in 1980. De architect heeft zich door de vormen van de oude doorijstal laten inspireren!

Bouwkundige veranderingen in dit gedeelte van de Dorpsstraat volgden elkaar in een snel tempo op, want alweer in 2003 maakte het bankgebouw van de ABN plaats voor een forse uitbreiding van het naastgelegen gebouw van de Rabobank.

De laatste nieuwbouw op de hoek Dorpsstraat - Torenstraat, een (tweede) kantoor van de Rabobank, gerealiseerd in 2003. Van enige gelijkenis met de vroegere doorrijstal is nu geen sprake meer. Wel werden als herinnering twee tegeltableaus in de gevel ingemetseld. Deze tegeltableaus uit De Rustende Jager had de Werkgroep Oud-Castricum in bezit gekregen en bewaard.
De nieuwbouw op de hoek Dorpsstraat-Torenstraat: een (tweede) kantoor van de Rabobank, gerealiseerd in 2003. Van enige gelijkenis met de vroegere doorrijstal is nu geen sprake meer. Wel werden als herinnering twee tegeltableaus in de gevel ingemetseld. Deze tegeltableaus uit De Rustende Jager had de Werkgroep Oud-Castricum in bezit gekregen en bewaard.

Dit nog steeds – in 2010 – de hoek van Dorpsstraat en Torenstraat dominerende gebouw vormt het sluitstuk van onze bespreking van de bebouwing tussen Burgemeester Mooijstraat en Torenstraat. In een volgend artikel hopen wij de geschiedenis van de bebouwing aan de Dorpsstraat te vervolgen met het gedeelte tussen Torenstraat en Cieweg.

Wim Hespe

Bronnen:

Archieven:

  • Gemeente Castricum: archief Bouw- en Woningtoezicht en bewonerskaarten.
  • Noord-Hollands Archief Haarlem: kadastrale gegevens betreffende Castricum.
  • Regionaal Archief Alkmaar: burgerlijke stand, bevolkingsregisters, kadastrale gegevens, notariële akten.
  • Werkgroep Oud-Castricum: fotoarchief, Nieuwsblad voor Castricum en De Castricummer, beschikbare nummers uit de periode 1925 tot heden

Publicaties:

  • Op zoek naar Castricum’s verleden, Schoorl, 1992.
  • Castricum-Bakkum in vervlogen jaren, Stichting Werkgroep Oud-Castricum, 1996.



8 augustus 2022

Dorpsstraat (6e deel) huisnrs 44–56 (Jaarboek 32 2009 pg 61-70)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 32, pagina 61

De geschiedenis van de Dorpsstraat en zijn bewoners (deel 6)

Gedeelte van kadasterkaarten uit 1822 (links) en 1963 (rechts) met ingekleurd de panden, die in dit artikel worden besproken.
Gedeelte van kadasterkaarten uit 1822 (links) en 1963 (rechts) met ingekleurd de panden, die in dit artikel worden besproken

Dit is alweer het zesde artikel in de reeks over de Dorpsstraat en zijn bewoners. In voorgaande artikelen kwam de gehele oostkant van de Dorpsstraat aan de orde, te beginnen met villa ‘De Geertruida’, Dorpsstraat 1.  Wat betreft de overzijde bespraken we tot dusver de bewoningsgeschiedenis van het gedeelte vanaf de spoorwegovergang tot aan de Burgemeester Mooijstraat, de huidige panden Dorpsstraat 2, Chinees restaurant Jasmin Garden tot en met 42, nu (in 2009) Brasserie Van Gogh.

We vervolgen met de geschiedenis van de panden aan de even zijde van de Dorpsstraat, vanaf de Burgemeester Mooijstraat.

Deze foto, genomen rond 1950 vanaf de toren van de Hervormde Kerk, geeft zicht op een reeks panden aan de rechterkant van de Dorpsstraat  die allen zijn gesloopt, waaronder de in dit artikel te bespreken panden.
Deze foto, genomen rond 1950 vanaf de toren van de hervormde kerk, geeft zicht op een reeks panden aan de rechterkant van de Dorpsstraat die allen zijn gesloopt, waaronder de in dit artikel te bespreken panden.

Jaarboek 32, pagina 62

De huidige Dorpsstraat toonde al honderden jaren geleden een relatief intensieve bebouwing, geconcentreerd rond de oude Pancratiuskerk. Het is dus niet verwonderlijk dat in de totstandkoming van het huidige straatbeeld sloop en nieuwbouw elkaar vele malen afwisselden. Troffen we in eerder besproken gedeelten van de Dorpsstraat nog wel panden aan die sinds hun bouw de tand des tijds hebben doorstaan, het gedeelte van de Dorpsstraat waarin we nu binnen gaan, telt geen enkel oorspronkelijk pand meer. Recent werd in het kader van het project Bakkersplein nog een aantal panden gesloopt, wat een goede aanleiding vormt om in dit artikel speciaal op de geschiedenis van deze panden in te gaan en het straatbeeld in de herinnering terug te roepen.

Op deze plek (het linker gedeelte) stond vroeger de boerderij van melkhandel Ten Wolde, later omgebouwd tot wasserette. De bouw van het nieuwe pand van Simon de Wit nam enkele jaren in beslag en in januari 1974 vond de opening plaats.
Dorpsstraat 44-46 rond 1980: op deze plek (het linker gedeelte) stond vroeger de boerderij van melkhandel Ten Wolde, later omgebouwd tot wasserette. De bouw van het nieuwe pand van Simon de Wit nam enkele jaren in beslag en in januari 1974 vond de opening plaats.

Dorpsstraat 44-46

De oudst bekende kadasterkaart uit 1822 toont tussen de latere Burgemeester Mooijstraat (toen Kramersweg) en de Torenstraat een groot stuk onbebouwd land, met kadasternummer 363, gevolgd door enkele bebouwde percelen.

De Rustende Jager.
De stoomtram staat stil bij De Rustende Jager, één van de vele stations langs de rails. Uitnodigend staan de stoelen onder de luifel. Het houten fietsenrek is nog leeg. Dorpsstraat 60 in Castricum, 1901. Collectie Pennekamp. Toegevoegd

Een belangrijk oriëntatiepunt is de herberg gelegen op de hoek van de huidige Torenstraat en Dorpsstraat, die omstreeks 1813 ‘De Rustende Jager’ werd gedoopt. Deze was toen in handen van de schout van Castricum, Joachim Nuhout van der Veen. Ze is gemakkelijk aan de hand van een beschrijving op de kaart uit 1822 te herkennen, een relatief groot pand op het perceel met kadasternummer 368, waarop ook een bijbehorende doorrijstal was gelegen. De Rustende Jager viel reeds in 1976 ten prooi aan de slopershamer om plaats te maken voor bankgebouwen. De geschiedenis van De Rustende Jager is in dit artikel geen onderwerp van bespreking, maar zij is al eens uitvoerig beschreven in het 7e jaarboekje (1984).

We concentreren ons in dit artikel op het ‘lege land’ met kadasternummer 363. De bebouwingsgeschiedenis van dit stuk land vangt in feite aan met de aankoop door Doris Ineke. Deze in Uitgeest geboren Doris Ineke was van beroep tuinman en bloemist. Hij was in 1819, op 21 jarige leeftijd, in Castricum in het huwelijk getreden met Elisabeth de Bie en toen gaan inwonen bij zijn schoonmoeder Cornelia de Bie-Voerman, de 52-jarige weduwe van de in 1800 overleden Arie de Bie en in het bezit van een huis en schuur op het perceel dat op kadasterkaart uit 1822 is aangegeven met nummer 367.

Het leven van Doris Ineke en dat van zijn schoonmoeder nam een tragische wending door het overlijden in 1828 van zijn echtgenote, nog geen 30 jaar oud. In 1830, nog steeds inwonend bij zijn schoonmoeder, trouwde Doris opnieuw, nu met Marijtje de Bie, een nicht van zijn eerste echtgenote. In 1833 kocht hij uit de nalatenschap van Joachim Nuhout van der Veen het bouwland genummerd 363, groot 6.260 vierkante meter , voor een bedrag van 360 gulden.

Een kadasterkaart uit 1882 toont de bebouwing in dat jaar van het gedeelte van de Dorpsstraat (toen Rijksstraatweg) dat onderwerp is van bespreking. Kadasternummer 1626 betreft een pand gelegen op de plaats van de latere Dorpsstraat 44/46, 1625 van de latere Dorpsstraat 48 en 1156 van de latere Dorpsstraat 50/52.
Een kadasterkaart uit 1882 toont de bebouwing in dat jaar van het gedeelte van de Dorpsstraat (toen Rijksstraatweg) dat onderwerp is van bespreking. Kadasternummer 1626 betreft een pand gelegen op de plaats van de latere Dorpsstraat 44-46, 1625 van de latere Dorpsstraat 48 en 1156 van de latere Dorpsstraat 50-52.

Het jaar 1840 verliep voor Doris Ineke opnieuw tragisch, want zijn tweede echtgenote kwam te overlijden. Hij verkocht in dit jaar onderhands een klein deel van nummer 363, gelegen op de hoek van de huidige Dorpsstraat-Burgemeester Mooijstraat, aan zijn oom Johannes de Bie, die met zijn gezin in Limmen woonde.

Johannes de Bie was timmerman; hij bouwde op zijn nieuw verkregen stukje land een woonhuis en een houtschuur, wat het begin was van een timmerbedrijf, dat nog lang op deze plek gevestigd is geweest. Johannes de Bie verkocht in 1846 zijn bedrijf aan zijn zoon Arie de Bie, enkele jaren nadat Arie in het huwelijk was getreden met Kodijntje Wagenaar.

Arie was eveneens timmerman en maakte als zodanig enige naam met de bouw van verschillende huizen in Castricum, onder andere het tolhuis aan de Rijksstraatweg. Ook wordt hij winkelier genoemd, wat wel te maken zal hebben gehad met zijn timmerbedrijf, waarbij hout en aanverwante zaken werden verkocht.

In 1855 verhuisde hij met zijn gezin naar de Duinkant en verkocht zijn bedrijf aan de toen 27-jarige Cornelis Bakker, eveneens timmerman, getrouwd met Trijntje Zwaan en afkomstig uit Akersloot. Het bedrijf van Cornelis Bakker zal aanvankelijk een voortzetting zijn geweest van dat van Arie de Bie, maar kennelijk ging het zo goed, dat hij zich kon permitteren een nieuw timmermansbedrijf plus woning te stichten op een plek direct gelegen naast zijn bestaande bedrijf en behuizing. Waarschijnlijk kwam deze nieuwbouw omstreeks 1866 gereed, want er zijn aanwijzingen dat hij in dat jaar zijn oude behuizing ging verhuren. We komen hier nog op terug.


Jaarboek 32, pagina 63

In 1869 huwde zijn 21-jarige zoon Klaas Bakker, eveneens timmerman, met Maartje van Til. Dit huwelijk was voor vader Cornelis een aanleiding om de nieuw gestichte timmermanswerkplaats met woongelegenheid aan zijn zoon te verkopen. Cornelis Bakker bleef nog jaren bij het timmerbedrijf betrokken, want hij verhuisde pas in 1889 naar Beverwijk.

Onder Klaas Bakker groeide het timmerbedrijf uit tot een kleine fabriek. Volgens een beschrijving in een latere notarisakte, toen het bedrijf ophield te bestaan, zoals we zullen zien, was het een fabrieksgebouw, ingericht ’tot het fabriceren van houtwerken en het malen van granen met stoom’. Dat laatste klinkt wat merkwaardig, maar kennelijk loonde het om de stoomkracht – er wordt gesproken over meerdere stoommachines – voor verschillende doeleinden te benutten. Mogelijk kwam dit bij gevestigde bakkers, zoals buurman Kehl, die we hierna nog zullen tegenkomen, goed van pas. Hoewel de stoomtram in Castricum pas in 1897 zijn intrede deed, waaiden er dus al eerder stoomwolken langs de toenmalige Rijksstraatweg, geproduceerd door waarschijnlijk de eerste industriële vestiging in Castricum.

Het in 1822 qua bebouwing nog kale gedeelte van de Dorpsstraat had nu dus een gezicht gekregen, waarvan helaas geen afbeeldingen bestaan, maar waarvan een kadasterkaart uit 1882 toch een indruk geeft. Het langgerekte pand met de erachter gelegen schuur op het perceel met kadasternummer 1625, betreft het woonhuis en timmerbedrijf van Klaas Bakker. Hij wordt in sommige archiefstukken ook winkelier genoemd, dus waarschijnlijk was het pand ook een verkooppunt voor (hout)artikelen uit zijn fabriek, zoals het dat ook al was in de periode Arie de Bie. Het pand met nummer 1626 betreft de ‘oude’ behuizing van het bedrijf.

Gedeelte van kadasterkaarten uit 1822 (links) en 1963 (rechts).
Gedeelte van kadasterkaarten uit 1822 (links) en 1963 (rechts).
Kadasterkaart uit 1882.
Kadasterkaart uit 1882.

We zullen nu eerst de verdere geschiedenis bespreken van nummer 1626, de oorspronkelijke behuizing van het bedrijf van Cornelis Bakker om daarna te vervolgen met de lotgevallen van zijn zoon Klaas Bakker en zijn fabriek. Vergelijken we de kadasterkaart uit 1882 met de kadasterkaart uit 1963, dan is een overeenkomst in ligging en vormgeving van de latere Dorpsstraat 44-46 opvallend, wat suggereert dat het pand in ongeveer deze vorm, waarvan slechts veel latere foto’s een indruk geven, dus al in 1882 bestond. Cornelis Bakker verhuurde het pand omstreeks 1866 aan de toen 24-jarige Castricummer Willem Steeman, die in dat jaar was getrouwd met de 28-jarige Martha Kok, afkomstig uit Uitgeest.

Als beroep van Willem Steeman werd bij zijn huwelijk ‘straatwerker’ aangegeven en dat maakt duidelijk dat hij niet genoeg bemiddeld was om het pand te kopen. Later promoveerde hij tot kantonnier, een functie waarin hij verantwoordelijk werd voor het onderhoud van een gedeelte (kanton) van de Rijksweg. Bovendien begon zijn vrouw Martha er een handel in manufacturen, waardoor de koop van het pand wel binnen het bereik kwam. Dat maakte Willem Steeman niet meer mee, want hij overleed in 1883.

De koop kwam tot stand in 1892, met als koper zijn in 1867 geboren zoon Cornelis Steeman, die zich eveneens in het vak van manufacturier had bekwaamd. Cornelis, die ongetrouwd bleef, had gedurende vele jaren samen met zijn moeder de manufacturenhandel aan de Dorpsstraat, maar toen hij de leeftijd van 65 jaar naderde, vond hij het tijd om te stoppen en de zaak te verkopen.

Foto uit circa 1970 van het ‘dubbelpand’ van Jan Twisk, met links de woning Dorpsstraat 44 van huurder Dirk Schotvanger en rechts de manufacturenzaak van Jan Twisk. Rechts op de foto nog een glimp van de modezaak van Jan Mul in het vernieuwde pand dat hij in 1969 betrok.
Foto uit circa 1970 van het ‘dubbelpand’ van Jan Twisk, met links de woning Dorpsstraat 44 van huurder Dirk Schotvanger en rechts de manufacturenzaak van Jan Twisk. Rechts op de foto nog een glimp van de modezaak van Jan Mul in het vernieuwde pand dat hij in 1969 betrok.

Er zullen niet veel Castricummers zijn, die nog duidelijke herinneringen hebben aan Cornelis Steeman en zijn manufacturenhandel. Dat ligt uiteraard anders voor zijn opvolger, die het pand in 1931 kocht. Dat was de kleermaker Johannes (Jan) Twisk, geboren in 1902 in Heiloo, als telg uit een kleermakersgeslacht, dat terugging tot zijn vader, grootvader en zelfs zijn overgrootvader(!). Betrekkelijk kort voor zijn vestiging in de Dorpsstraat was hij in 1928 in Heiloo getrouwd met Johanna Mulder. De aankoop betrof twee huizen onder één kap: Dorpsstraat 44 en 46 (sinds de huisnummering van 1930). Van het gehele pand (woonhuis en winkel) werd Twisk eigenaar, een situatie die tot de sloop heeft voortgeduurd. Twisk had voldoende ruimte aan de verdieping boven zijn winkel op Dorpsstraat 46 en kon Dorpsstraat 44 gaan verhuren.

De woning van Schotvanger.
De woning van Schotvanger. Dorpsstraat 44 in Castricum. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

Als huurder meldde zich vanuit Amsterdam Pieter Schotvanger, die toen 54 jaar was en al een hele geschiedenis in Castricum en ook elders achter de rug had, onder meer als eigenaar van café De Harmonie in de Burgemeester Mooijstraat


Jaarboek 32, pagina 64

(nu – in 2009 – Chinees restaurant). Hij overleed op 8 januari 1957 en een bewonerskaart vermeldt vanaf die datum als bewoner van Dorpsstraat 44 zijn zoon Dirk Schotvanger. Naar aanleiding van zijn 100e levensjaar treffen we in dit jaarboek een interview met Dirk Schotvanger aan.

In 1971 ontwikkelde het concern Simon de Wit plannen om in de Dorpsstraat een grote supermarkt te stichten, waarover de in de dorpskern gevestigde middenstand zich volgens het Nieuwsblad voor Castricum zeer verheugd toonde. Het levensmiddelenconcern had daartoe de panden van Jan Twisk, Dorpsstraat 44-46 en de wasserette van Henk Veldt (Burgemeester Mooijstraat 1) aangekocht. In 1972 was het zover, want met de sloop werd een aanvang gemaakt. Dirk Schotvanger verhuisde in januari naar de Verlegde Overtoom. Jan Twisk, inmiddels 69 jaar, was in 1971 gestopt en aan de Nansenlaan gaan wonen, maar niet nadat hij, wat zijn textielwinkel betreft, nog een grote uitverkoop had gehouden.

Simon de Wit supermarkt.
Simon de Wit supermarkt. Dorpsstraat 44-46 in Castricum, 1980. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd,

De bouw van het nieuwe pand van Simon de Wit nam enkele jaren in beslag en in januari 1974 vond de opening plaats. Boven de supermarkt werden enkele bovenwoningen gerealiseerd. De supermarktbranche was vanaf het begin onderhevig aan veranderingen en het concern Simon de Wit kwam in moeilijkheden met als gevolg dat het bedrijf in Castricum in 1984 plaats maakte voor supermarkt Amax. Deze supermarkt was ook geen lang leven beschoren en kreeg in 1996 de naam Supermarkt De Boer. De ingang aan de Dorpsstraat werd verplaatst naar het Bakkerspleintje. Nog geen 35 jaar na de opening kwam de supermarkt niettemin aan zijn einde, werd bijna geheel gesloopt en verbouwd tot de huidige modezaak Mull.

Dorpsstraat 48

Keren we nu terug tot de geschiedenis van de stoomzaagfabriek van Klaas Bakker op de plek van de latere Dorpsstraat 48. Deze fabriek leverde niet het succes op dat Klaas (en zijn vader Cornelis) er van zullen hebben verwacht. In 1882 had Klaas Bakker ter financiering van zijn industriële activiteiten een lening van 3.000 gulden afgesloten bij Theodorus Koorn, een geldschieter in Alkmaar. Klaas kwam in moeilijkheden toen hij in gebreke bleef de rente te betalen. Het notarieel afgesloten contract van geldlening bevatte de logische bepaling dat bij niet voldoen van de schuld de schuldeiser kon overgegaan tot de verkoop van het onroerend goed. En dat gebeurde in 1892 op een openbare veiling van woonhuis, timmerfabriek en toebehoren. Klaas vertrok nog in hetzelfde jaar met echtgenote en familie naar Alkmaar.

Koper van dit onroerend goed was Nicolaas Kehl, gevestigd als brood- en banketbakker op het naastgelegen perceel. Voorzover valt na te gaan deed Kehl zijn aankoop voornamelijk om de schuur van Klaas Bakker te kunnen gebruiken als bergplaats. Het hoofdpand onderging kort na de aankoop een soort halvering, te oordelen naar een kadasterkaart, maar merkwaardigerwijs veranderde het kadasternummer niet; het bleef 1625, benoemd als huis, schuur en erf. Het lijkt erop dat het fabrieksgedeelte aan de achterzijde werd ontmanteld en gesloopt. Maar hoe dit ook zij, het resterende deel, het aan de straatzijde gelegen woonhuis, werd door Nicolaas Kehl verhuurd. Als huurders zijn bekend ene A. van der Leur, over wie we verder geen informatie hebben en vanaf 1898 de toen 45-jarige, uit Limmen afkomstige spoorwegarbeider Jacob Schuit en zijn gezin.

Melkventer Jan Castricum met paard en wagen. Op de achtergrond het moeilijk te herkennen winkelpand met opschrift ‘Handel in melkproducten’. Naast de deuropening zijn echtgenote Margaretha Kuilman. De foto werd gemaakt in 1924, waarschijnlijk bij de opening van de winkel.
Melkventer Jan Castricum met paard en wagen. Op de achtergrond het moeilijk te herkennen winkelpand met opschrift ‘Handel in melkproducten’. Naast de deuropening zijn echtgenote Margaretha Kuilman. De foto werd gemaakt in 1924, waarschijnlijk bij de opening van de winkel.

Pas in 1919 trad er een koper naar voren in de persoon van Hendrikus Schram, in Castricum geboren en volgens de archieven een verzekeringsagent en koopman. Al in 1924 verkocht Schram huis, schuur en erf (nummer 1625) aan Jan Castricum, een melkboer, die kort voor zijn vestiging in de Dorpsstraat was getrouwd met Margaretha Kuilman. Jan Castricum begon er niet alleen een handel in melkproducten, maar ging ook venten met paard en wagen.

Van de zeven kinderen van het echtpaar Castricum-Kuilman is dochter Ans – lange tijd werkzaam in de verpleging – nog in Castricum woonachtig. Zij werd geboren in 1933 en groeide op in het pand aan de Dorpsstraat, dat ze zich herinnert als een heel oud en wat gammel huis. De kinderen sliepen op zolder en daar waren de kieren dichtgestopt met kranten. Volgens Ans had haar vader ook een winkel op het kampeerterrein en was hij de eerste beheerder van een kiosk op het voetbalterrein van Vitesse aan de Oudeweg.


Jaarboek 32, pagina 65

De winkel van Jan Castricum, Dorpsstraat 48, omstreeks 1950. De voorgevel werd in 1939 vernieuwd na ernstig te zijn beschadigd door een uit de bocht gevlogen vrachtwagen. Links een glimp van de manufacturenzaak van Twisk. Rechts de zijgevel van het pand van bakker Gerard Hemmer.
De winkel van Jan Castricum, Dorpsstraat 48, omstreeks 1950. De voorgevel werd in 1939 vernieuwd na ernstig te zijn beschadigd door een uit de bocht gevlogen vrachtwagen. Links een glimp van de manufacturenzaak van Twisk. Rechts de zijgevel van het pand van bakker Gerard Hemmer.

Na een moeilijke periode in de oorlog, waarbij het gezin overigens niet werd geëvacueerd omdat Jan Castricum betrokken was bij de voedselvoorziening, verliepen de zaken kennelijk weer zo voorspoedig dat in 1954 werd besloten tot nieuwbouw, waarbij het vrij bescheiden pandje plaats maakte voor een aanzienlijk robuuster gebouw.

Foto uit ca. 1960 van het nieuwe pand van Jan Castricum, Dorpsstraat 48, gebouwd in 1955.
Foto uit circa 1960 van het nieuwe pand van Jan Castricum, Dorpsstraat 48, gebouwd in 1955.

In 1964 liet Jan Castricum de dagelijkse exploitatie van zijn winkel over aan zijn toen 36-jarige zoon Kees Castricum, die hem al geruime tijd had geassisteerd en verhuisde hij naar een nieuw gebouwde woning aan de Henri Schuytstraat. Hij bleef niettemin zijn zoon nog jaren in de winkel assisteren. Uit enkele foto’s, destijds genomen van het interieur van de winkel, kan men opmaken dat er toen niet alleen zuivelproducten werden verhandeld, maar ook kruidenierswaren.

Doorkijk Dorpsstraat met links een glimp van de supermarkt, die in 1974 werd geopend op de plaats van het 'dubbelpand' Dorpsstraat 44/46 en vervolgens op nummer 48 modehuis Mul.
Doorkijk Dorpsstraat met links een glimp van de supermarkt, die in 1974 werd geopend op de plaats van het ‘dubbelpand’ Dorpsstraat 44-46 en vervolgens op nummer 48 modehuis Mul.

Kees Castricum werd aanvankelijk gezien als de opvolger van zijn vader, maar door ziekte van zijn echtgenote moest hij zijn activiteiten beëindigen en verkocht hij het pand omstreeks 1968 aan Jan Mul, die een zaak had aan de overkant op Dorpsstraat 47. Na een (grondige) verbouwing opende Mul er in mei 1969 zijn verplaatste herenmodezaak.

Foto van het pand waarin Jan Mul in 1969 zijn herenmodezaak begon, kort voor de sloop in 2007. In dat jaar verhuisde de modezaak, inmiddels Mull Mode met als eigenaar Marco van Hall naar het nieuwe pand, waarvan een klein gedeelte links op de foto zichtbaar is.
Foto van het pand waarin Jan Mul in 1969 zijn herenmodezaak begon, kort voor de sloop in 2007. In dat jaar verhuisde de modezaak, inmiddels Mull Mode met als eigenaar Marco van Hall naar het nieuwe pand, waarvan een klein gedeelte links op de foto zichtbaar is.

Jaarboek 32, pagina 66

Voor meer bijzonderheden over Jan Mul en de geschiedenis van zijn modezaak verwijzen we naar deel 3 van deze artikelenreeks (28e jaarboek, 2005). Na het plotseling overlijden van Jan Mul in 1998 werd de herenmodezaak voortgezet door Marco van Hall, die reeds enige jaren als medewerker aan de zaak verbonden was en die deze later onder de naam Mull Mode voortzette. Op de plek waar voorheen de eerder besproken supermarkt was gevestigd, realiseerde Marco van Hall een nieuwe zaak. Daarna werd in 2007 het oude pand gesloopt.

Het ‘dubbelpand’ Dorpsstraat 50/52, door Hemmer gebouwd in 1927, kort voor de sloop in 2007. Op nummer 50 was toen kinderkledingzaak Noes gevestigd en op 52 café Camelot. De sloop vond plaats in het kader van een nieuw bebouwingsplan Bakkersplein, waarvan een groot doek aan de voorgevel van Noes een indruk geeft.
Het ‘dubbelpand’ Dorpsstraat 50-52, door Hemmer gebouwd in 1927, kort voor de sloop in 2007. Op nummer 50 was toen kinderkledingzaak Noes gevestigd en op 52 café Camelot. De sloop vond plaats in het kader van een nieuw bebouwingsplan Bakkersplein, waarvan een groot doek aan de voorgevel van Noes een indruk geeft.

Dorpsstraat 50-52

De kadasterkaart uit 1882 toont op ongeveer de plek van het inmiddels gesloopte pand Dorpsstraat 50-52 al een bescheiden bebouwing, met kadasternummer 1156, waar toen was gevestigd bakker Otto Johannes Kehl. Hij kwam in onze artikelenreeks al eerder ter sprake vanwege zijn ‘tweede leven’ als bloemist en de veronderstelde stichter omstreeks 1892 van de ‘boerderij’ Dorpsstraat 11, later de bloemisterij van Jan Twisk (zie 27e jaarboek, 2004, blz. 49).

Kadasterkaart uit 1882.
Kadasterkaart uit 1882.

Deze Otto Kehl werd in 1827 in Alkmaar geboren, waar hij opgroeide in het gezin van logementhouder Johannes Kehl en Johanna Schaap. Hij kwam in juni 1865 vanuit Alkmaar naar Castricum met zijn echtgenote Aafje Zonjee en zijn vijf in Alkmaar geboren kinderen. Op 16 maart 1865 kocht Otto Kehl op een openbare veiling het woonhuis van de erfgenamen van Doris Ineke, die in 1865 was overleden. Het gaat hier om een pand, waarvan we de bouw dateren omstreeks 1862. Enkele maanden na de aankoop vestigt Kehl zich met zijn gezin in Castricum. Blijkens de kadasterkaart uit 1882 heeft Otto Kehl enkele verbouwingen al snel na zijn komst doorgevoerd.

Gedeelte van een kadasterkaart uit 1891. Van het pand van Klaas Bakker (nr 1625) lijkt een gedeelte vervallen, hoewel het nog gestippeld is aangegeven. Waarschijnlijk het gevolg van de ontmanteling van het fabrieksgedeelte. Perceel 1744 van Otto Kehl toont verbouw en bijbouw ten opzichte van de situatie in 1882.
Gedeelte van een kadasterkaart uit 1891. Van het pand van Klaas Bakker (nummer 1625) lijkt een gedeelte vervallen, hoewel het nog gestippeld is aangegeven. Waarschijnlijk het gevolg van de ontmanteling van het fabrieksgedeelte. Perceel 1744 van Otto Kehl toont verbouw en bijbouw ten opzichte van de situatie in 1882.

Na de vestiging van Kehl volgden ‘verbouwing’ en ‘bijbouw’, om in kadastertermen te spreken, elkaar in snel tempo op om te resulteren in de situatie die op een kaart uit 1891 is aangegeven. Ten opzichte van 1882 is de situatie aanzienlijk veranderd. Nummer 1687, waarschijnlijk de bakkerij, blijkt aanzienlijk vergroot en er zijn enkele kleine panden naast gebouwd op ongeveer de plaats van de latere panden Dorpsstraat 54-56, waarop we in het vervolg nog terugkomen.

Over het bakkersbestaan van Otto Kehl weten we verder weinig. Er zijn geen getuigenissen, maar opvallend is dat hij op 65-jarige leeftijd nog aan een tweede leven begon als bloemkweker en bloemist elders in de Dorpsstraat. Zijn motieven kennen we niet, maar je kunt je voorstellen dat hij toen tijd vond om van zijn hobby zijn beroep te maken. Hij verkocht zijn woonhuis en bakkersbedrijf in 1893 aan zijn toen 36-jarige zoon Nicolaas Kehl, die reeds in het bakkersbedrijf assisteerde.

Nicolaas en zijn echtgenote Antje Dam zetten dus het bakkersbedrijf van vader voort, maar niet voor lang. Hij volgde het voorbeeld van zijn vader door zich in de teelt van bloembollen te bekwamen. Over de opvallende veranderingen in de loopbaan van verschillende leden van de familie Kehl, van het bakken van brood naar het kweken van bloemen en bloembollen, valt nog wel meer op te merken. Dat wordt onderwerp van een volgend artikel, waarin onder andere de stichting van een bloemenzaak, verderop in de Dorpsstraat (voorloper van de huidige – in 2009 – bloemenzaak Cools) ter sprake zal komen.

Omstreeks 1930. Hendrik Hemmer (met strohoed) en personeel in de deuropening van zijn bakkerij aan de Ruiterweg. Rechts zijn zoon Gerard, die hem later zou opvolgen.
Omstreeks 1930. Hendrik Hemmer (met strohoed) en personeel in de deuropening van zijn bakkerij aan de Ruiterweg. Rechts zijn zoon Gerard, die hem later zou opvolgen.

Nicolaas Kehl verkocht een deel van zijn bezittingen, waaronder woon- en winkelhuis met bakkerij volgens een akte van verkoop op 1 november 1902 aan de 28-jarige Hendrik Hemmer uit Tubbergen, in dat jaar in Castricum getrouwd met Jeannette Breijder. Hemmer werd als Castricumse bakker een begrip, mede omdat hij in 1910 een tweede bakkerij opende aan de Ruiterweg, vlak bij de


Jaarboek 32, pagina 67

spoorovergang. Hij exploiteerde zijn beide zaken onder de naam ‘De Hoop’. Een vraag die gesteld kan worden is of Hemmer in zijn beide vestigingen bakte. Volgens een in Castricum woonachtige kleinzoon, die overigens putte uit de overlevering, bakte zijn grootvader aan de Ruiterweg en was de Dorpsstraat een verkooppunt.

Bakkerij Hemmer.
Bakkerij Hemmer. Dorpsstraat 50 in Castricum, 1902. Dit is de bakkerij die Hendrik Hemmer in 1902 kocht. In 1927 liet hij op deze plek een nieuw pand bouwen. Voor de winkel staan van rechts naar links Hendrik Hemmer, Thiema Hemmer, Lena Hemmer, Mevrouw Hemmer-Breijder. Kinderen van rechts naar links Jeannette Hemmer, Henk Hemmer en Anton Hemmer. Het zijn de drie jongste kinderen van bakker Hendrik Hemmer. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Van het bakkersbedrijf van Hemmer aan de Dorpsstraat na de overname van Kehl zijn ons geen afbeeldingen bekend. In 1927 liet Hendrik Hemmer op de plaats van het oude pand aan de Dorpsstraat een nieuw en veel groter pand bouwen, waarin hij zijn bakkerswinkel vestigde.

Het dubbelpand van bakker Hemmer.
Het dubbelpand van bakker Hemmer. Dorpsstraat 50-52 in Castricum, 1930. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Het oude pand van Kehl verdween dus uit het straatbeeld en werd vervangen door een ‘dubbelpand’ dat wil zeggen twee woon-winkeleenheden onder één kap. In het eerste gedeelte, Dorpsstraat 50, vestigde eigenaar Hemmer zijn winkel en ging er met zijn gezin ook wonen, want er was een ruime bovenverdieping beschikbaar. Het aangrenzende, maar gescheiden woon-winkelhuis Dorpsstraat 52, werd door Hemmer verhuurd. We leren Hemmer niet alleen kennen als een succesvol ondernemer, maar hij voelde zich ook aangetrokken tot de plaatselijke politiek, werd verkozen in de gemeenteraad en later benoemd tot wethouder, in welke functie hij ook als locoburgemeester optrad. Hij toonde zich bovendien zeer betrokken bij het Castricumse verenigingsleven en was voorzitter van het Witte Kruis en van VVV ‘Castricum Vooruit’.

Omdat we nu te maken hebben met een daadwerkelijke tweedeling van voormalige panden, gaan we eerst verder met de geschiedenis van Dorpsstraat 50.

Doorkijk Dorpsstraat circa 1930, met als eerste pand links het ‘dubbelpand’ van Hemmer, Dorpsstraat 50/52.
Doorkijk Dorpsstraat circa 1930, met als eerste pand links het ‘dubbelpand’ van Hemmer, Dorpsstraat 50-52.

Dorpsstraat 50

In 1939 werd Hendrikus Hemmer 65 jaar en zoals we al in het voorgaande hebben gezien, was deze ‘pensioenleeftijd’ ook voor zelfstandigen het moment om het wat kalmer aan te doen en de zaken over te laten aan een opvolger, liefst een familielid. Zo ook Hendrikus Hemmer, die in dat jaar als beheerder van het bakkersbedrijf zijn 32-jarige zoon Gerard Hemmer aanstelde.

Bakkerij Hemmer aan de Ruiterweg.
Bakkerij Hemmer. Ruiterweg 71-73 in Castricum, voor 1943. De bakkerij stond op de plaats waar nu de Helmkade begint. Het pand is gesloopt in 1943. Electrische bakkerij De Hoop is gesticht in 1919 door Hendrik Hemmer met 2 compagnons Johannes Kuilboer en Adrianus Bolten. De vennootschap werd enkele jaren daarna ontbonden. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

De oorlog vormde ook voor de familie Hemmer een moeilijke periode. In 1941 was Hendrikus Hemmer overleden. Op last van de bezetter moest de bakkerij aan de Ruiterweg in 1943 worden gesloopt en was er geen andere keus dan weer te gaan bakken aan de Dorpsstraat. Het pand aan de Dorpsstraat stond tot 1945 op naam van zijn weduwe Jeannette Breijder, toen het bakkersbedrijf definitief toeviel aan Gerard Hemmer en zijn echtgenote Catharina Tromp. Gerard was in de oorlog actief betrokken bij het verzet, want in 1946 ontving hij een onderscheiding van de Nederlandse Spoorwegen vanwege zijn aandeel in de spoorwegstaking. Direct na de oorlog roemde het uit de illegaliteit voortgekomen blad ‘Strijd Castricum’s Dagblad’ bakkerij Hemmer om zijn ‘bevrijdings-Taai-Taai’.

Gerard Hemmer toonde zich, evenals zijn vader, betrokken bij allerlei maatschappelijke activiteiten, die niet direct met het bakkersbedrijf hadden te maken. Zo wordt hij in 1947 in de plaatselijke krant genoemd als bestuurslid van de woningbouwvereniging St. Joseph. In 1948 roemt de krant hem als de ‘kampioen’ in het beschikbaar stellen van premies voor renners in de Ronde van Castricum. Dat was opnieuw het geval in 1949, een ronde waarin de later bekend geworden wielrenners Adrie Voorting en Henk Faanhof een deel van de premies opstreken. In 1949 heeft Gerard Hemmer zitting in het bestuur van de Boerenleenbank, toen gevestigd op Dorpsstraat 60. Bij de latere voortzetting van de bank als Coöperatieve Raiffeissenbank was hij zelfs enige jaren voorzitter.

 De Boerenleenbank. 
 De Boerenleenbank. Dorpsstraat 58 in Castricum. Links ervan de smederij van Cor Peperkamp. Rechts ervan Hotel De Rustende Jager. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Jaarboek 32, pagina 68

Wat de bakkerijactiviteiten betreft, vergde de gedwongen verplaatsing van de Ruiterweg naar de Dorpsstraat waarschijnlijk toch te veel improvisatie, want Gerard Hemmer maakte al kort na de oorlog plannen voor de bouw van een nieuwe bedrijfsruimte achter zijn perceel Dorpsstraat 50, waarvoor hij in juli 1948 toestemming kreeg. Dit pand, Dorpsstraat 50a, werd later door de gemeente gekocht en verbouwd voor de jeugdsociëteit ‘De Bakkerij’.

De Bakkerij op het Bakkerspleintje in Castricum.
De Bakkerij op het Bakkerspleintje in Castricum. Dit was de vroegere bakkerij
 van Hemmer achter zijn pand aan de Dorpsstraat. Het is jaren in gebruik geweest als jongerensocieteit, tot dat het pand eveneens in 2007 gesloopt moest worden voor de nieuwbouw. Foto Ad van de Velde. Toegevoegd.

In 1966, Gerard naderde de leeftijd van 60 jaar, kwam een einde aan het lange bestaan van bakkerij De Hoop en werd Dorpsstraat 50 verkocht aan Adriaan van den Tweel, die er zijn Modehuis Riat naar verplaatste, dat tot dan gevestigd was op Dorpsstraat 22. Deze modezaak was vooral een aangelegenheid van Hendrika Weeda, de echtgenote van Van den Tweel, die zelf veel meer geïnteresseerd was in de exploitatie van de bowlingbar die hij in 1968 op Dorpsstraat 22 was begonnen. Weliswaar brandde deze in 1970 af, maar een jaar later stond er al weer een splinternieuw pand. Bij de opening werd een spetterende modeshow gegeven door Modehuis Riat; het mes sneed hier aan twee kanten.

Ondanks de op het eerste gezicht succesvolle exploitatie van twee zaken, hield het echtpaar Van den Tweel het omstreeks 1978 in Castricum voor gezien en verhuisde naar Spanje, naar verluidt vooral door de overlast veroorzaakt door groepen jongeren. In verband hiermee was de Bowlingbar al in 1974 verkocht aan Theo Besteman (zie voor de geschiedenis van de bowlingbar 26e jaarboek, 2003, bladzijde 44).

Modehuis Riat werd verkocht aan Frans de Roode. Het Nieuwsblad van Castricum van 1 maart 1978 schreef: ”Met ingang van vandaag is Castricum een nieuwe modezaak rijker. Aan de Dorpsstraat 50 heeft Frans de Roode de deuren van een intern verbouwd pand geopend. Afscheid werd genomen van de oude eigenaars, het echtpaar Van den Tweel, die Dieuwertje en Frans de Roode bij hun bestaande klantenkring zal aanbevelen. Het echtpaar De Roode, dat sinds twee jaar in Castricum woont, heeft twee kinderen. Frans de Roode heeft een bijna 25-jarige ervaring in de verkoop van damesmodeartikelen.”

Modezaak Frans de Roode bleef tot 1999 op Dorpsstraat 50 bestaan, in welk jaar de zaak werd verkocht aan de firma Biesterbos. Die had toen al sloopplannen, maar zoals we wel vaker zien, kan tussen plannen en daadwerkelijke uitvoering nog geruime tijd verlopen. Dat betekende dat Biesterbos in het pand nog een aantal jaren tijdelijk onderdak bood aan verschillende ondernemers, het laatst aan Noes Kinderkleding, tot de sloop in 2007.

Dorpsstraat 52 in 1997: in 1997 was er al sprake van dat deze panden van J. Mul Herenmode, damesmodezaak Riat of Frans de Roode FdR, de Voem-Voem bar en slijterij Gall en Gall gesloopt zouden worden voor de vernieuwing van het centrum.
Dorpsstraat 52 in 1997: in 1997 was er al sprake van dat deze panden van J. Mul Herenmode, damesmodezaak Riat of Frans de Roode FdR, de Voem-Voem bar en slijterij Gall en Gall gesloopt zouden worden voor de vernieuwing van het centrum.

Dorpsstraat 52

We keren nu terug tot Dorpsstraat 52, de andere helft van het pand van Hemmer, dat hij na de bouw in 1927 ging verhuren. De eerste huurder was een kapper, wat we opmaken uit een krantenbericht in 1935, dat spreekt van de heropening van de kapsalon voor dames en heren, annex tabaks- en parfumeriezaak van de heer B. Martin na een verbouwing van de pui, ‘waarmee de Dorpsstraat een vernieuwde fraaie gevel rijker is geworden’. Vanaf 1939 werd de kapperszaak gerund door Wouter Molenaar uit Zaandijk. Na de oorlog komen we hem tegen als kapper gevestigd op Dorpsstraat 39.

In april 1949 kondigde de plaatselijke krant de vestiging aan van een dameshoedenwinkel op Dorpsstraat 52. Als ondernemer wordt genoemd Aart van Neure, zoon van een kleermaker in Zaandam Hij werkte zelf bij Bruynzeel en liet de exploitatie van de winkel voornamelijk over aan zijn echtgenote Margreta van Strop. Het werd aanvankelijk een hoedenzaak genoemd, maar het had toch een wat uitgebreider assortiment, want mevrouw Eggers (van De Rustende Jager) karakteriseerde in een in de krant gepubliceerde, berijmde kroniek de winkel als volgt: “De mode kocht je bij Neure-Strop, jumpers, handschoenen, of een sjaal of muts voor je kop”. Later werd geadverteerd onder de naam Maison Van Neure-Strop. Het echtpaar kreeg vier kinderen. Het gezin woonde boven de winkel. De familie hield het ruim 15 jaar in de Dorpsstraat vol.

Daarna vestigde zich in 1965 een geheel ander bedrijf in dit pand: bar-discotheek ‘Voem-Voem’. Dit bracht wel het aanvragen van de nodige vergunningen en verbouwingen met zich mee, waardoor de opening pas in 1969 plaatsvond. Het café genoot een grote populariteit en bestond ruim 35 jaar. De verbouw van een modezaak tot een café betekende op dit punt van de Dorpsstraat een grote verandering en een zoon van de familie Van Neure kon bij een bezoek aan de bar dan ook nooit nalaten op te merken: “Hier heeft nog mijn bed gestaan.”

De gesloten Voem-Voer bar omgedoopt tot  Voemerij.
De gesloten Voem-Voer bar omgedoopt tot Voemerij. Dorpsstraat 52 in Castricum in 2007. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Volgens een ex-eigenaar van Voem-Voem kondigde zich de sloop van het pand al in 1995 aan, want de vergunning werd nog maar per jaar verlengd met de toevoeging ‘zolang de sloop het toelaat’, die dus nog twaalf jaar op zich liet wachten. Het ging op den duur met het café niet meer zo goed en rond 2005 werd Voem-Voem opgeheven.

Onder de naam Camelot werd het cafébedrijf nog enige tijd voortgezet. Toen het voorafgaande aan de sloop enige tijd leegstond, nam een aantal leden van de jeugdsociëteit De Bakkerij (inmiddels ook gesloopt) de gelegenheid te baat om de voormalige Voem-Voem te kraken en om te dopen tot ‘Voemerij’. Men wist hiermee wel publiciteit te trekken en aandacht te vestigen op het in gebreke blijven van de gemeente in het bieden van goede alternatieve huisvesting voor De Bakkerij. Maar de sloop kon niet worden tegengehouden en deze vond in 2007 plaats.

Dorpsstraat 54/56 in 1959 met de smederij van Cor Peperkamp.
Dorpsstraat 54-56 in 1959 met de smederij van Cor Peperkamp.

Dorpsstraat 54-56

De plek van de latere panden Dorpsstraat 54-56 is in 1882 nog onbebouwd. Het betreft het stuk grond met kadasternummer 1155, dat toebehoorde aan Otto Kehl, die er toen al eigenaar was van de panden waaruit Dorpsstraat 50 en 52 zijn voortgekomen, een geschiedenis die we hiervoor hebben besproken.

Negen jaar later, in 1891, zijn er twee kleine panden bijgekomen. Een pand met kadasternummer 1745, een nieuw en afzonderlijk pand en een klein tussenliggend pandje, dat als we de kadasterkaart goed interpreteren tot kadasternummer 1744 moet worden gerekend. Dat is een aanbouw. In 1893 kwam dit gehele domein van Otto Kehl in handen van zijn zoon Nicolaas Kehl, die het grootste deel, bakkerij en woonhuis, in 1902 verkocht aan Hendrikus Hemmer, waarvan we eveneens in het voorgaande verslag hebben gedaan. Nicolaas Kehl overleed in 1918


Jaarboek 32, pagina 69

in Castricum. Zijn nalatenschap werd in augustus 1918 door vier erfgenamen, allen tuinder te Castricum, verkocht aan Hendricus Franciscus Koek, een vishandelaar te Beverwijk.

Foto uit 1919 met links de winkel van de familie Hogenstijn. De foto is mogelijk genomen ter gele- genheid van de opening van de winkel die in dat jaar plaatsvond. De personen voor de winkel zijn waarschijnlijk Marijtje Hogenstijn - Ineke met drie van haar zonen. Een ijscoman kwam de feestvreugde verhogen
Foto uit 1919 met links de winkel van de familie Hogenstijn. De foto is mogelijk genomen ter gelegenheid van de opening van de winkel die in dat jaar plaatsvond. De personen voor de winkel zijn waarschijnlijk Marijtje Hogenstijn-Ineke met drie van haar zonen. Een ijscoman kwam de feestvreugde verhogen

Iets meer dan een jaar later, in september 1919, verkocht Koek zijn bezittingen alweer aan de gebroeders Albert en Gerrit Hogenstijn, groentekwekers te Castricum. De latere bewoners troffen in de keuken een grote marmeren plaat aan, die kennelijk bedoeld was voor het schoonmaken van vis. In het pand met nog steeds kadasternummer 1745, later Dorpsstraat 56, begonnen de gebroeders Hogenstijn en hun moeder Marijtje Ineke, weduwe van de in 1915 overleden tuinder Jan Hogenstijn, een groente- en comestibleszaak.

Marijtje was een kleindochter van de eerdergenoemde Doris Ineke.
In het andere aangekochte pand, het latere Dorpsstraat 54, woonde een bekende Castricumse schoenmaker, Johannes Schaap, die het pand kennelijk gehuurd had van de familie Kehl, want hij wordt nergens als eigenaar genoemd. Toen hij met zijn nering vertrok naar een huisje tegenover de rooms-katholieke kerk, kon de familie Hogenstijn dit pand in gebruik nemen als woonhuis. Albert Hogenstijn nam de verkoop in de winkel voor zijn rekening en Gerrit startte een venterswijk met paard en wagen en reed tevens producten van tuinders in Castricum en Bakkum naar de markt.

 Albert Hogenstijn in 1926 voor zijn winkelpand Dorpsstraat 56.
Albert Hogenstijn in 1926 voor zijn winkelpand Dorpsstraat 56.

Wat de naam Hogenstijn betreft is het opmerkelijk dat in opschriften op de winkel, in advertenties en zelfs in notariële akten, de spelling Hogensteijn wordt gehanteerd. Marijtje Hogenstijn, een nog in Castricum woonachtige dochter van Gerrit, verschafte ons veel informatie over haar familie en merkte over de spellingskwestie het volgende op: “De zonen van Jan Hogenstijn en Marijtje Ineke schreven hun naam als Hogensteijn. Tot mijn 15e jaar wist ik niet beter of ik heette zo. Pas bij de invoering van het persoonsbewijs in de oorlog merkte ik dat de naam officieel alleen met een lange ij werd geschreven in plaats van eij. Toen ik mijn vader (Gerrit) hiernaar vroeg, zei hij dat in zijn jongenstijd broer Dirk dat had bedacht. Hij vond dat namelijk iets deftiger staan.”

In 1925 trouwde de inmiddels 26-jarige Gerrit Hogenstijn met Maria ten Wolde en dat vormde de aanleiding om van het adres Dorpsstraat 54 te verhuizen naar de Beverwijkerstraatweg. Weliswaar zette hij daar zijn werkzaamheden als vrachtrijder en uitventer van groente voort, maar wat de groentewinkel betreft kocht hij zich in juli 1925 uit.

De groentezaak van Hogenstijn.
De groentezaak van Hogenstijn. Dorpsstraat 56 in Castricum. Links Albert Hogenstijn. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Albert Hogenstijn en zijn moeder bleven wonen en werken op Dorpsstraat 54-56. In 1930 werden beide panden verenigd, wat een kwestie was van interne verbouwing. Niet lang daarna nam de geschiedenis weer een wending, die


Jaarboek 32, pagina 70

door de hiervoor reeds geciteerde dochter als volgt werd beschreven:
“In 1932 werd Gerrit (mijn vader) wegens complicaties tijdens een blindedarmontsteking ernstig ziek en na zijn herstel werd hem door zijn behandelende geneesheer aangeraden geen zware lichamelijke arbeid meer te verrichten. Toen hij op een avond tijdens een bezoek aan zijn moeder en broer Albert hierover sprak, verklaarde Albert dat hij wel wilde ruilen. Moeder en Albert in het huis aan de Beverwijkerstraatweg en Gerrit met zijn gezin in de winkel aan de Dorpsstraat. Gerrit die als geen ander zijn broer goed kende en wist dat Albert wel eens op eerder genomen beslissingen terugkwam, liet er geen gras over groeien en besloot diezelfde avond nog te verhuizen. Mijn moeder en ik (toen 5 jaar oud) werden totaal overvallen. Ik herinner me nog de hoop huisraad die voorlopig in het huiskamertje in de Dorpsstraat lag en m’n moeders tranen. Zij kwam tenslotte van een mooi nieuw huisje totaal onverwacht terecht in een oud afgeleefd pandje in de Dorpsstraat.”

Genoemde woningruil kreeg gestalte in een akte van verkoop, gedateerd 15 september 1933, waarin Albert Hogenstijn zijn woon- en winkelhuis met getimmerten verkocht aan broer Gerrit Hogenstijn. Gelukkig liep de zaak zo goed dat nog in 1933 de woonruimte kon worden gerenoveerd en in 1938 de winkel vergroot. Er volgden moeilijke oorlogsjaren waarin het gezin Gerrit Hogenstijn weliswaar niet behoefde te evacueren, maar wel te maken kreeg met de gevolgen van de distributie en een sterk verminderde klantenkring. Na de oorlog moest een nieuw begin worden gemaakt. Dat lukte, want de zaak kwam weer tot bloei.

In 1960 bereikte Gerrit Hogenstijn de leeftijd van 60 jaar, een leeftijd om te stoppen. Hij verhuisde naar de Torenstraat en verhuurde zijn zaak aan het echtpaar Joseph Gouweleeuw en Betina Hartog, dat er zich met twee kinderen in april 1960, op wat latere leeftijd, vanuit Haarlem vestigde en er een snoepwinkel begon. Al in 1965 verhuisde deze familie naar de Pernéstraat.

Woon-winkelpand Dorpsstraat 56 Castricum.
Oorspronkelijk de groentewinkel van Hoogestein, vervolgens Chocolaterie Gouweleeuw (op de foto), radio, tv winkel van Paul Dekker, Erics Audio Video, slijterij, ANWB winkel (volgorde is mogelijk iets anders geweest). Gesloopt om ruimte te maken voor de nieuwbouw van het Bakkerspleintje. Dorpsstraat 56 in Castricum. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Gerrit Hogenstijn zette zijn pand nog in dat jaar in de verkoop en het kwam in handen van Paul Dekker, die zijn nering in elektronica van de Mr. Ludwigstraat verplaatste naar de Dorpsstraat. Dekker ging met zijn tijd mee, want in juli 1967 kondigde zijn firma in de plaatselijke krant een grote demonstratie aan van kleurentelevisie, waartoe een reusachtige antenne op het dak werd geplaatst om proefuitzendingen uit Duitsland en Engeland te ontvangen. Hij deed er nog een schepje bovenop door kort daarna een kleurentelevisieshow in hotel Ammeraal te organiseren. Het werd door de plaatselijke krant een geweldige belevenis genoemd, want Ageeth Scherphuis verscheen op het scherm in een gele jurk.

In 1969 voerde Paul Dekker een vrij drastische verbouwing van zijn pand door, waarbij de benedenverdiepingen van de panden Dorpsstraat 54 en 56 werden samengetrokken tot één winkelruimte en het schuine puntdak van Dorpsstraat 56 werd gesloopt om plaats te maken voor een plat dak, dat een soort terras vormde voor de bewoners van de overgebleven bovenverdieping. Een foto uit 2007 kort voor de sloop genomen, geeft nog een indruk hoe het pand er na deze ingreep van Dekker ongeveer uitzag.

Het pand Dorpsstraat 54-56, kort voor de sloop in 2007, met op de begane grond de winkel van de VVV - ANWB. Dorpsstraat 54, het linker gedeelte, vormt nog een afspiegeling van de oorspronkelijke situatie, maar het rechtergedeelte is inmiddels beroofd van de oorspronkelijke schuine overkapping.
Het pand Dorpsstraat 54-56, kort voor de sloop in 2007, met op de begane grond de winkel van de VVV – ANWB. Dorpsstraat 54, het linker gedeelte, vormt nog een afspiegeling van de oorspronkelijke situatie, maar het rechtergedeelte is inmiddels beroofd van de oorspronkelijke schuine overkapping.

In 1982 verkocht Paul Dekker zijn zaak aan Eric Kippersluis, die er in moderne termen een audio-video centrum en een hifistudio begon. Kippersluis ging er niet wonen; het boven de winkel nog gelegen woongedeelte werd verhuurd. Hiertoe werd aan de buitenkant een trap gebouwd. Het zich uitbreidende bedrijf van Eric Kippersluis kwam op den duur ruimte aan de Dorpsstraat tekort en verhuisde daarom in 1990 naar een veel groter pand in de Torenstraat.

Slijterij-tapperij Impodra.
Slijterij-tapperij Impodra. Dorpsstraat 54 in Castricum, 1991. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

In het verlaten pand aan de Dorpsstraat was sindsdien een drankenhandel onder de naam Impodra gevestigd, die in 1992 onderdeel ging uitmaken van het Albert Heinconcern onder de naam Gall & Gall. Omstreeks 2001 volgde de verplaatsing van de slijterij naar het winkelcentrum Geesterduin. Vanaf 2003 vestigde zich tijdelijk de winkel van de combinatie VVV – ANWB in het pand. De sloop vond in 2007 plaats.

Wim Hespe

Bronnen:

Archieven:

  • Gemeente Castricum: archief Bouw- en Woningtoezicht en bewonerskaarten.
  • Noord-Hollands Archief Haarlem: kadastrale gegevens betreffende Castricum.
  • Regionaal Archief Alkmaar: burgerlijke stand, bevolkingsregisters, kadastrale gegevens, notariële akten.
  • Werkgroep Oud-Castricum: fotoarchief, Nieuwsblad voor Castricum en De Castricummer, beschikbare nummers uit de periode 1925 tot heden.

Publicaties:

  • Heideman H., De oude generatie van Bakkum en Castricum. Deel 2 (1900-1950), Castricum 1994.
  • Castricum-Bakkum in vervlogen jaren, Stichting Werkgroep Oud-Castricum, 1996.

11 juli 2022

Dorpsstraat (5e deel) huisnrs 87–107 (Jaarboek 31 2008 pg 52-67)

De geschiedenis van de Dorpsstraat en zijn bewoners (deel 5)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 31, pagina 52

Appartementengebouw.
Appartementengebouw, woning en – met zonnescherm – slagerij Admiraal. Dorpsstraat 103, 105, 107 in Castricum, 1990. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

Inleiding

De bewonersgeschiedenis van de Dorpsstraat gaat ver terug, zoals te verwachten valt van een weg die van oudsher de belangrijkste doorgaande route door het dorp is. Aan een dergelijke weg staat meestal niet alleen de kerk, maar in de loop der tijd vestigen zich er ook allerhande bedrijfjes en andere kleine nering.

Evenals in de voorgaande artikelen van deze reeks wordt dit beeld van de Dorpsstraat ook in dit artikel opnieuw bevestigd: een levendige straat met veel activiteiten, wat deze straat historisch tot een van de meest interessante straten van Castricum bestempelt. In ons vorige artikel (deel 4) waren we voor wat betreft de beschrijving van de panden aan de oneven kant (oostkant) van de Dorpsstraat gevorderd tot aan de Cieweg. We passeren nu de Cieweg en vervolgen onze beschrijving met de geschiedenis van de panden genummerd Dorpsstraat 87 tot en met 107. Het laatste nummer heeft betrekking op een nog niet zo lang geleden gebouwde kleine appartementenwoning, gesitueerd naast slagerij Admiraal.

Daarmee zijn we nog niet aan het einde van de Dorpsstraat gekomen, want de Pancratiuskerk (Dorpsstraat 115), met de oorspronkelijk daarbij behorende panden, zoals het zusterhuis (later onder andere. De Hooghe Aert, nu Dorpsstraat 111) en de nog bestaande pastorie (nu Dorpsstraat 113) volgen nog. Er zijn nog enkele wat naar achteren gelegen panden overgebleven, waarin thans – in 2008 – de fysiotherapeutische praktijk van Roodjes en de peuterspeelzaal ‘De Springplank’ (beide Dorpsstraat 109) zijn gevestigd. Het laatste en dichtst bij het kruispunt gelegen pand met de naam ‘Aemstelveldt’, dat een groot aantal appartementen herbergt, werd in 1984 gebouwd op de plaats van een rooms-katholiek scholencomplex, dat grotendeels werd afgebroken.

Hoewel we hier ongetwijfeld te maken hebben met een qua geschiedenis interessant deel van de Dorpsstraat, werd van een behandeling in het kader van dit artikel afgezien. Anders zouden we in herhaling vallen van wat in voorgaande jaarboekjes van de werkgroep reeds uitvoerig aan de orde is gekomen. We verwijzen naar jaarboekje 6 (1983), waar de geschiedenis van de rooms-katholieke Pancratiusparochie wordt besproken en naar jaarboekje 11 ( 1988), dat voor een groot deel is gewijd aan de geschiedenis van het onderwijs in Castricum en waarbij ook aan de destijds aan Dorpsstraat gelegen Augustinusschool aandacht wordt geschonken.

Kadasterkaart uit 1965, waarop de aan de Dorpsstraat gelegen panden zijn aangegeven, die wij in dit artikel zullen bespreken.
Kadasterkaart uit 1965, waarop de aan de Dorpsstraat gelegen panden zijn aangegeven, die wij in dit artikel zullen bespreken.

Dorpsstraat 87 (in 2008: café My Way) en Dorpsstraat 89 (in 2008: Britt-mode)

Café My Way.
Café My Way. Dorpsstraat 87 in Castricum, 1998. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Bij de invoering van het kadaster werd de gemeente Castricum onderverdeeld in vier secties, A tot en met D. De in de voorgaande artikelen besproken panden aan de Dorpsstraat waren gelegen in het woongebied Kerkbuurt, een onderdeel van de kadastrale sectie B. In dit artikel betreden we nu sectie C, waartoe een groot deel van de Castricummer polder behoort, die destijds nog vrijwel onbebouwd was en doorliep tot aan het noordelijk gedeelte van de Dorpsstraat.

Een gedeelte van de kadasterkaart uit 1822, die een indruk geeft van de destijds bestaande bebouwing op een driehoekig stuk land, begrensd door Dorpsstraat (toen Nieuwe Weg) en de Cieweg. Aan de Dorpsstraat zijn een drietal panden gelegen met respectievelijk de kadasternummers 1, 4 en 5. Aan de Cieweg ligt een pand met kadasternummer 2.
Een gedeelte van de kadasterkaart uit 1822, die een indruk geeft van de destijds bestaande bebouwing op een driehoekig stuk land, begrensd door Dorpsstraat (toen Nieuwe Weg) en de Cieweg. Aan de Dorpsstraat zijn een drietal panden gelegen met respectievelijk de kadasternummers 1, 4 en 5. Aan de Cieweg ligt een pand met kadasternummer 2.

De oudste plaatselijke kadasterkaart, die teruggaat tot de situatie in 1822, illustreert de in deze sectie nog schaarse bebouwing langs de Dorpsstraat (toen Nieuwe Weg) een 3-tal panden, waarvan niet exact bekend is wanneer ze werden gebouwd.

Wel weten we dat het pand met kadasternummer 1 (in sectie C), op de hoek van Dorpsstraat en Cieweg, reeds in 1794 bestond en toen werd betrokken door de 30-jarige schilder en glazenmaker Wouter de Bie, die in dat jaar was getrouwd met de Alkmaarse Helena Catharina Grupper.


Jaarboek 31, pagina 53

De Bie was een vrij vooraanstaande Castricummer, onder meer betrokken bij het gemeentebestuur als armenmeester en belastingontvanger. Ook was hij kerkmeester van de gereformeerde kerk, weliswaar een relatief kleine religieuze gemeenschap in het overwegend rooms-katholieke Castricum, maar behorend tot wat toen de officiële staatskerk was, met dus veel bestuurlijke zeggenschap en in het bezit van de verhoudingsgewijs veel te grote oude dorpskerk.

Wellicht had hij aan zijn geloofsovertuiging ook zijn bestuurlijke functies te danken, want de toenmalige schout van Castricum, Joachim Nuhout van der Veen en verschillende schepenen waren ook de gereformeerde godsdienst toegedaan, hoewel er geen slechte verstandhouding bestond met de katholieke gemeenschap.

In 1832 was Wouter de Bie, inmiddels 67 jaar en weduwnaar, volgens het kadaster nog steeds eigenaar van het huis en erf op de hoek Dorpsstraat-Cieweg (kadasternummer 1), van een tuin (nummer 3) en van een schuur, eveneens gelegen aan de Dorpsstraat (nummer 4).

Hij overleed in 1841. Uit de erfenis verkreeg zijn zoon Arie de Bie in 1843 het woonhuis, de tuin en de schuur. Deze verkocht zijn bezit in 1850 aan Anton Reijnders, een heel- en vroedmeester, die zich in 1845 als opvolger van Bernardus Res in Castricum had gevestigd. Na een opleiding te hebben genoten bij verschillende heelmeesters in de Zaanstreek, was Reijnders in 1842 gepromoveerd tot ‘heelmeester voor het platteland’, na een uitputtend examen, afgenomen door een geneeskundige commissie te Haarlem. Deze opleiding was weliswaar niet van universitair niveau, maar we moeten hier zeker niet geringschattend over oordelen. In 1843 behaalde hij, na een herexamen, ook het diploma van vroedmeester voor het platteland en mocht hij dus de verloskundige praktijk uitoefenen.

Hij trouwde in 1850 met de Castricumse Neeltje Kuijs en betrok kort daarna het pand op de hoek Dorpsstraat-Cieweg, dat hij had gekocht van Arie de Bie en waar hij vervolgens zijn geneeskundige praktijk vestigde. Zijn beginperiode als geneesheer in Castricum was overigens niet zonder problemen, want in 1845, het jaar van zijn komst, vestigde er zich een tweede heelmeester, Xaverius Fornier.

Voor de niet veel meer dan 1.000 ingezetenen die Castricum toen telde, bleek de aanwezigheid van twee geneeskundigen wel wat te veel van het goede. Er ontstond namelijk een soort concurrentiestrijd, onder meer om de uit de gemeentekas betaalde ziekenzorg voor de armen.

Aan deze situatie kwam een einde in juli 1855, toen Fornier kort voor zijn 45e verjaardag kwam te overlijden. Anton Reijnders werd nu alleen verantwoordelijk voor de gezondheidszorg in Castricum.
In 1861 voerde Reijnders een verbouwing van zijn pand door. De kadasterkaart toont dat het pand van vorm veranderd is, maar waarop de verbouwing neerkwam is niet duidelijk. Reijnders genoot in zijn loopbaan van ruim 35 jaar als geneesheer in Castricum veel waardering.

Bidprentje met betrekking tot het overlijden van Antonius Reijnders in 1881.
Bidprentje met betrekking tot het overlijden van Antonius Reijnders in 1881.

Zijn overlijden in 1881 op 66-jarige leeftijd werd zeer betreurd. Door ziekte was zijn praktijk al enige tijd waargenomen door Pieter Stolp, de eerste universitair opgeleide arts die zich in Castricum vestigde, overigens niet in het pand van de familie Reijnders.

Na het overlijden van Anton Reijnders tonen kadastergegevens over zijn pand een reeks van eigenaren, die het korte tijd in bezit hadden. De eerste in de reeks was Cornelis Janszoon Mooij , een landbouwer met een groot grondbe-


Jaarboek 31, pagina 54

zit en vader van de latere Castricumse burgemeester Johannes Mooij. Deze koop was niet zo bijzonder, want zijn dochter Aafje Mooij was in 1878 getrouwd met Cornelis Reijnders, een zoon van Anton Reijnders en waarschijnlijk heeft dit echtpaar het pand enige tijd bewoond.

Vooraanzicht van het oude postkantoor aan de Dorpsstraat - hoek Cieweg, dat in deze vorm ca. 1892 tot stand kwam en waar Jacob Res als kantoorhouder begon. Een veronderstelling is, dat als we het schuine dak links naar beneden doortrekken en bovendien de aanbouw links wegdenken, het beeld ontstaat van het pand voor de verbouwing tot postkantoor; waar de heelmeester Antonius Reijnders zijn praktijk uitoefende.
Vooraanzicht van het oude postkantoor aan de Dorpsstraat-hoek Cieweg, dat in deze vorm circa 1892 tot stand kwam en waar Jacob Res als kantoorhouder begon. Een veronderstelling is, dat als we het schuine dak links naar beneden doortrekken en bovendien de aanbouw links wegdenken, het beeld ontstaat van het pand voor de verbouwing tot postkantoor; waar de heelmeester Antonius Reijnders zijn praktijk uitoefende.

In 1892 komt er meer duidelijkheid over de verdere bestemming van het pand met de verkoop aan Jacob Res, tot dan een kantoorbediende, die er een postkantoor begon.

Het gezin van Jacob Res en Gisebertha Maria Zonjee omstreeks 1912. Staand Maria Cornelia Res, die in 1925 een manufacturenwinkel op het latere adres Dorpsstraat 87 begon.
Het gezin van Jacob Res en Gisebertha Maria Zonjee omstreeks 1912. Staand Maria Cornelia Res, die in 1925 een manufacturenwinkel op het latere adres Dorpsstraat 87 begon.

Jacob, een kleinzoon van voornoemde heelmeester Bernard Res, trouwde in 1896 met de uit Uitgeest afkomstige Gisebertha Maria Zonjee, uit welk huwelijk zes kinderen werden geboren. Omstreeks 1906 werd het kennelijk noodzakelijk het postkantoor drastisch te renoveren, want Res kreeg in dat jaar een bouwvergunning. Daarin wordt gesproken over wijziging van het bestaande pand en gedeeltelijke nieuwbouw. Wellicht zal in deze plannen ook een rol hebben gespeeld, dat het woongedeelte van het pand voor het zich uitbreidende gezin wel wat krap werd. Ook de Posterijen zullen hun eisen hebben gesteld.

Foto uit 1901 met een doorkijk van de Dorpsstraat in de richting van de Pancratiuskerk met als eerste pand rechts, direct na de Cieweg, het postkantoor van Jacob Res.
Foto uit 1901 met een doorkijk van de Dorpsstraat in de richting van de Pancratiuskerk met als eerste pand rechts, direct na de Cieweg, het postkantoor van Jacob Res.
Doorkijk van de Dorpsstraat in de richting van de nieuwe Pancratiuskerk na 1911.
Het huis rechts met puntdak, gelegen voor de Cieweg, was toen een bakkerij en werd eerder besproken. Direct na de Cieweg zien we het omstreeks 1906 gebouwde pand, dat nu nog bestaat als café, Dorpsstraat 87. Het postkantoor, Dorpsstraat 89 is op deze foto niet zichtbaar; omdat het naar achteren was gelegen. Wel weer zichtbaar is het naastliggende pand dat nog bestaat als Dorpsstraat 91.
Doorkijk van de Dorpsstraat in de richting van de nieuwe Pancratiuskerk na 1911. Het huis rechts met puntdak, gelegen voor de Cieweg, was toen een bakkerij en werd eerder besproken. Direct na de Cieweg zien we het omstreeks 1906 gebouwde pand, dat nu nog bestaat als café, Dorpsstraat 87. Het postkantoor, Dorpsstraat 89 is op deze foto niet zichtbaar; omdat het naar achteren was gelegen. Wel weer zichtbaar is het naastliggende pand dat nog bestaat als Dorpsstraat 91.

Als men het resultaat in ogenschouw neemt, lijkt er een volledige nieuwbouw te hebben plaatsgevonden. Het straatbeeld is geheel veranderd. Voor het oude pand zijn twee nieuwe panden in de plaats gekomen.

Rechts, op de hoek Dorpsstraat-Cieweg, naar we veronderstellen op de plaats van het vroegere woongedeelte van het pand van Res, een vrij smal maar relatief hoog winkelpand, dat nu (in 2008) nog bestaat als café My Way, Dorpsstraat 87. Het gedeelte waar het oude postkantoor was gevestigd, werd verbouwd tot een nieuw postkantoor met een ruime bovenwoning. Ook dit is een nog bestaand pand, Dorpsstraat 89. Wat de bebouwing aan de Dorpsstraat op de plaats van het oude postkantoor betreft, hebben we vanaf ongeveer 1906 dus te maken met twee afzonderlijke panden.

We vervolgen de geschiedenis nu eerst met het pand Dorpsstraat 87, hoek Dorpsstraat-Cieweg. Kort na de bouw werd er een winkel in manufacturen gevestigd en dat is lange tijd zo gebleven. De eerste die er met deze handel begon, was Chris van Leeuwen, die het pand en bijbehorende erf in 1911 kocht van Bernard Res. Chris van Leeuwen trouwde in 1910 met Maria Theissling, dochter van Bernard Theissling, een manufacturier, gevestigd met een winkel in het eveneens nog bestaande pand Dorpsstraat 95, waarop we nog zullen terugkomen. Bernard Theissling zal ongetwijfeld betrokken zijn geweest bij de aankoop van het pand en bij de bestemming tot winkel in manufacturen voor zijn dochter en schoonzoon.

Van Leeuwen vertrok met zijn gezin in 1921 naar Uitgeest en verkocht zijn pand in 1922 aan de manufacturier Hermanus Benning, afkomstig uit Beverwijk. Deze was er slechts korte tijd gevestigd en het is opmerkelijk dat het pand daarna weer terugkeerde in handen van de familie Res. Het werd in 1925 namelijk gekocht door Maria Cornelia Res, de inmiddels 27-jarige dochter van Jacob Res, die nu, als buurvrouw van haar vader, de manufacturenwinkel naast het postkantoor voortzette. In de eerste jaren adverteerde zij in plaatselijke kranten als ‘M.C. Res, combinatie J.E. Zurlohe’.

Advertentie van manufacturenhandel M C. Res uit 1925. De Dorpsstraat heette toen nog Rijksstraatweg.
Advertentie van manufacturenhandel M C. Res uit 1925. De Dorpsstraat heette toen nog Rijksstraatweg.

Jaarboek 31, pagina 55

Leden van de uit Duitsland afkomstige familie Zurlohe exploiteerden in die jaren in de omgeving van Castricum, ondere andere in Beverwijk, een aantal textielzaken en zij hadden klaarblijkelijk in de zaak van Maria Res ook een aandeel genomen. De verbintenis heeft niet zo lang geduurd, want in 1933 adverteerde Maria onder haar eigen naam met onder meer bedden, tapijten en kleding. Ze was nu zelfstandig, kocht zelf haar goederen in en kreeg daarbij te maken met een vertegenwoordiger in textiel, Piet Nederpelt.

Deze foto uit ca. 1938 geeft nog een goede indruk van het straatbeeld, ontstaan omstreeks 1906 na de nieuwbouw op de plaats van het oude postkantoor. Rechts het pand Dorpsstraat 87 met de manufacturenwinkel van het echtpaar Res - Nederpelt, waarschijnlijk ook de personen in de deuropening. links het nieuw gebouwde postkantoor, dat toen overigens niet meer als zodanig in gebruik was.
Deze foto uit circa 1938 geeft nog een goede indruk van het straatbeeld, ontstaan omstreeks 1906 na de nieuwbouw op de plaats van het oude postkantoor. Rechts het pand Dorpsstraat 87 met de manufacturenwinkel van het echtpaar Res-Nederpelt, waarschijnlijk ook de personen in de deuropening. Links het nieuw gebouwde postkantoor, dat toen overigens niet meer als zodanig in gebruik was.

Tussen Maria en Piet groeide iets moois, want in 1938 kwam het in Castricum tot een huwelijk. Nederpelt nam direct een aandeel in de exploitatie van de manufacturenhandel en vele oudere Castricummers zullen zich hem nog herinneren als een markante dorpsfiguur, die het in de manufacturenhandel op Dorpsstraat 87 meer dan 25 jaar volhield en met succes. Dat zou men althans kunnen


Jaarboek 31, pagina 56

concluderen uit de min of meer berijmde kroniek ‘Terugblik op de Dorpsstraat anno 1945-1950’, die Annie Eggers, bekend van ‘De Rustende Jager‘, in 1981 in het Nieuwblad voor Castricum publiceerde: “Het echtpaar Nederpelt, allebei heel zoet, hij droeg in de winkel altijd een hoed. Zij hielp bij de corsetten en bustehouders. Zij zaten wel goed bij de centen, ik denk wel tot hun schouders.”

Manufacturenwinkel van Nederpelt-Res
Manufacturenwinkel van Nederpelt-Res (wellicht Piet Nederpelt staande in deuropening). Dorpsstraat 87 in Castricum, 1960. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

In 1966 bereikte Piet Nederpelt de leeftijd van 65 jaar, een leeftijd om het wat kalmer aan te gaan doen en hij trok zich dan ook terug uit de textielhandel. Zijn gezondheid liet waarschijnlijk ook te wensen over, want hij overleed nog geen drie jaar daarna.

Maria Nederpelt-Res heeft de textielhandel nog enige tijd voortgezet in het naastliggende pand, dat inmiddels al geruime tijd niet meer als postkantoor in gebruik was.

Rechts op nummer 87 was het chinees restaurant Tong Fa. Links op nummer 89 de corsetterie speciaalzaak op 89 van Maria Nederpelt-Res.
Rechts op nummer 87 was het chinees restaurant Tong Fa. Links op nummer 89 de corsetterie speciaalzaak op 89 van Maria Nederpelt-Res. Dorpsstraat 87, 89 in Castricum, 1973. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

In 1966 vestigde zich op Dorpsstraat 87, na de nodige aanpassingen, het Chinese restaurant Tong Fa, met als eigenaar Jacobus Werkhoven, die het pand huurde van leden van de familie Res. Het idee om er een dergelijk restaurant te beginnen kwam van zijn vrouw, die van Chinese afkomst was en die de eigenlijke exploitatie ter hand nam. Dit was het eerste Chinese restaurant in Castricum; hier kon je nog met je eigen pannetje een maaltijd afhalen. Het was in elk geval het begin van de horecabestemming van het pand, die tot de dag van vandaag (2008) voortduurt.

Tong Fa was er niet zo lang gevestigd en verhuisde in 1973 naar de Burgemeester Mooijstraat.

Eetcafé Castell, Dorpsstraat 87, in 1996.
Eetcafé Castell, Dorpsstraat 87, in 1996.

Het vrijgekomen pand werd nu een café onder de naam Café Bar Grill Castell, met als exploitant de familie Swart, afkomstig uit Amsterdam. Als latere uitbater werd zeer bekend wijlen Aad Neelen, bijgenaamd Aad Castell, die het café de naam van de leukste kroeg van Castricum wist te bezorgen. Deze horecagelegenheid bestaat nog steeds, nu (in 2008) echter als café My Way.

Het pand Dorpsstraat 89 in ca. 1985 heeft rechts een woongedeelte en links een winkelbedrijf.
Het pand Dorpsstraat 89 in circa 1985 heeft rechts een woongedeelte en links een winkelbedrijf.

Keren we terug naar het pand Dorpsstraat 89, het omstreeks 1906 door Jacob Res vernieuwde postkantoor. Res gold als een nauwgezette postbeambte en daarom is het extra tragisch dat hij in 1913 werd betrokken bij een affaire betreffende de vermissing van een geldbedrag. Postzendingen uit Castricum werden in die tijd verzonden naar het postkantoor Uitgeest en daar verder verwerkt. Op de avond van 29 juli 1913 werd in Uitgeest vermissing van een geldzending uit Castricum met


Jaarboek 31, pagina 57

een waarde van 770,80 gulden geconstateerd.
Jacob Res werd voor de dief aangezien en gearresteerd. Hij bleek echter onschuldig. Een privé-detective wist bewijs te verzamelen tegen een bediende van het postkantoor in Uitgeest, Jacob Koppenol.
In november 1913 kwam het onder grote publieke belangstelling tot een rechtszaak voor de rechtbank in Alkmaar, waar Koppenol werd veroordeeld en Res volledig werd gerehabiliteerd.
Hij schijnt de affaire echter maar moeilijk te hebben kunnen verwerken. De Posterijen bood Res een bedrag aan als smartengeld, maar dat weigerde hij.

In het kader van dit artikel hebben wij deze geschiedenis, die in een kleine gemeenschap als de Castricumse veel stof deed opwaaien, slechts beknopt kunnen beschrijven. Zij komt veel uitvoeriger aan de orde in het boek ‘Schippers van het Stet’ van Q. de Ruijter en in een artikel in het Nieuwsblad voor Castricum (30 december 2003) van de hand van Fred Marschall.

Omstreeks 1924 kwam er een einde aan het postkantoor in de Dorpsstraat. Op initiatief van het districtskantoor in Uitgeest werd het verplaatst naar de Burgemeester Mooijstraat, waar Johannes Greuter als eerste kantoorhouder werd aangesteld. De inmiddels 62-jarige Jacob Res kwam voor deze functie kennelijk niet meer in aanmerking – misschien wilde hij ook wel niet – en bleef wonen op zijn oude adres. Hij overleed in 1930. Zijn weduwe, Gisebertha Zonjee, bleef met nog enkele van haar kinderen op Dorpsstraat 89 wonen. Zij overleed in 1949.

Vanaf 1938 werd het pand ook in gebruik genomen als woonhuis door het echtpaar Nederpelt-Res dat, zoals reeds beschreven, in het naastliggende pand, Dorpsstraat 87 een textielzaak exploiteerde. Nadat deze zaak in 1966 werd opgeheven, begon Maria Res op Dorpsstraat 89 nog een corsetterie-speciaalzaak, waarvoor ze tot in 1971, ze was inmiddels 73 jaar, in het plaatselijke nieuwsblad adverteerde. In 1973 verhuisde zij naar de overkant, Dorpsstraat 108.

Dorpsstraat 89 kende daarna nog verschillende eigenaars, waaronder Johan de Ridder, die we eerder tegenkwamen als exploitant van het toenmalige cafébedrijf d’Oude Schimmel en Renee de Graaf, eigenaar van een sanitairzaak in de Dorpsstraat. Er zijn geen aanwijzingen dat zij het zelf hebben betrokken. Het werd verhuurd als winkelpand en deels ook als woning.

Dorpsstraat nummer 89, rechts woongedeelte en links winkel van fotozaak Kesting.
Vanuit de Cieweg: het witte pand Dorpsstraat nummer 89, rechts woongedeelte en links winkel van fotozaak Kesting. Daarnaast Dorpsstraat nummer 87 café bar Castell. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

Van de zaken die er vrij lang gevestigd waren, noemen we modezaak Scorpion, geëxploiteerd vanaf 1975 tot 1982 door een familie Schotanus, afkomstig uit Alkmaar en fotozaak Kesting, die er vanaf 1987 was gevestigd. Kesting trof het pand aan in een slechte staat. Het was niet goed onderhouden. Tijdens een hevige regenbui begaf een gedeelte van het dak het en was er voor circa 60.000 gulden schade aan foto- en videoapparatuur, wat gelukkig door de verzekering werd vergoed. In 1994 vertrok de firma Kesting naar de Castricummer Werf. Later was er opnieuw een fotozaak gevestigd, tot voor kort Re-Play Fashion, een winkel in tweedehands kleding en inmiddels (in 2008) een moderne modezaak onder de naam Britt-mode.

Doorkijk Dorpsstraat ca. 1980 richting Pancratiuskerk. Rechts een aantal panden, die in dit artikel ter sprake komen. Vooraan: Dorpsstraat 89 (fotozaak), Dorpsstraat 91 (voormalige groentehandel, hier woonhuis), Dorpsstraat 93 (winkel), Dorpsstraat 95 (woonhuis).
Doorkijk Dorpsstraat circa 1980 richting Pancratiuskerk. Rechts een aantal panden, die in dit artikel ter sprake komen. Vooraan: Dorpsstraat 89 (fotozaak), Dorpsstraat 91 (voormalige groentehandel, hier woonhuis), Dorpsstraat 93 (winkel), Dorpsstraat 95 (woonhuis).

Dorpsstraat 91 (nu – in 2008 – woonhuis)

Het bescheiden, nog bestaande huisje Dorpsstraat 91, werd in 1891 gebouwd in opdracht van Antje Stet, weduwe van Jan Schotvanger, een veehouder en landbouwer en ook enige tijd wethouder van Castricum. Het pand werd voor het eerst ingetekend op een kadasterkaart uit 1892 en kreeg nummer 346 toebedeeld.

Een gedeelte van een kadasterkaart uit 1892, die een indruk geeft van de toen bestaande bebouwing op een driehoekig stuk land begrensd door Dorpsstraat en Cieweg. In vergelijking met de situatie in 1822 is de bebouwing weinig geïntensiveerd.
Het oorspronkelijke pand hoek Dorpsstraat-Cieweg met kadasternummer 1 blijkt, door onder andere de verbouwing in 1892 tot postkantoor, van vorm veranderd en heeft nu nummer 347. Voor de oorspronkelijke aan de Dorpsstraat gelegen panden met kadasternummers 4 en 5 zijn panden in de plaats gekomen met respectievelijk de nummers 345 en 344. Tussen 347 en 345 is een nieuw pand verschenen (nummer 346), het latere Dorpsstraat 91. Een aan de Cieweg gelegen pand met kadasternummer 2 overleefde niet en werd nog voor 1846 afgebroken.

Antje Stet overleed op 67-jarige leeftijd in 1891, het jaar van de bouw. Er zijn geen aanwijzingen dat zij het pand nog heeft bewoond, want toen zij overleed, woonde zij op boerderij Starrenburg aan de Bleumerweg, die zij in 1866 van haar vader, Klaas Stet, had geërfd. Wel vestigde de in 1850 geboren Maria Brakenhoff, een dochter van Antje uit haar eerste huwelijk met Gerrit Brakenhoff, zich in het huis van haar moeder aan de Dorpsstraat. Maria, die ongehuwd bleef, handelde in manufacturen. Het pand was blijkens bouwtekeningen in die periode echter niet ingericht als winkelpand, maar als woonhuis met op de begane grond een woonkamer, een slaapkamer en een keuken. Maria overleed in 1926.

Nog in hetzelfde jaar werd het pand betrokken door de 40-jarige Gerrit Beentjes, die kwam van de Kramersweg, waar hij een tuindersbedrijf had. Daarvoor was hij in Heemskerk reeds als tuinder werkzaam geweest, onder andere op het landbouwbedrijf van zijn vader, Bancras Beentjes, die in Heemskerk bekend stond als ‘Rooie Bank’. Bij het betrekken van het pand aan de Dorpsstraat telde het gezin van Gerrit Beentjes, die in 1913 getrouwd was met Catharina Maria Duives, reeds vijf kinderen en daar kwamen er nog zeven bij. Dat moet een krappe behuizing zijn geweest in het kleine pand, waar Beentjes bovendien nog een groentezaak begon. Voor de verbouw van het pand tot winkel werd de vergunning in augustus 1926


Jaarboek 31, pagina 58

afgegeven. De slaapkamer op de benedenverdieping aan de voorzijde werd verbouwd tot een kleine winkel, met een etalageraam, waardoor de voorgevel een wat ander aanzien kreeg.

De kinderen sliepen op de zolder, waar een zeil was gespannen voor een afscheiding van de jongens en de meisjes. Een schoorsteen zorgde in de winter voor wat warmte, maar bij heel koud weer waren de wollen dekens toch wel eens aan het voeteneind vastgevroren. We citeren hier uit de herinnering van twee nog in Castricum woonachtige zoons van Gerrit Beentjes, de in 1920 geboren Tinus en de in 1926 geboren Ko.

Aan de krappe behuizing aan de Dorpsstraat hadden ze overigens geen slechte herinneringen. In de veelal grote Castricumse gezinnen was men in die tijd niet anders gewend. Tegenwoordig hebben veel kinderen, zeker in het relatief welvarende Castricum, een eigen kamertje, maar Ko Beentjes heeft dat nooit als een gemis gevoeld. Je had geen huiswerk, knutselen deed je in de huiskamer en je speelde veel op straat, zelfs in de Dorpsstraat, waar het verkeer het nog toeliet.

De groentezaak van Beentjes aan de Dorpsstraat 91 omstreeks 1930.
De groentezaak van Beentjes aan de Dorpsstraat 91 omstreeks 1930. Van links naar rechts Niek en Cor Beentjes en hun moeder Catharina Beentjes-Duives.

Het bedrijf van Gerrit Beentjes was gezien het winkeltje aan de Dorpsstraat aanvankelijk klein. In het begin was het inderdaad sappelen, maar niettemin groeide het bedrijf op den duur aanzienlijk uit, waarbij Beentjes zijn zoons ging inschakelen.

Aan de Van Egmondstraat nummer 1 werd in  1942 een soort filiaal geopend, waar de in 1915 geboren Cor Beentjes de scepter zwaaide. Veel werk werd gemaakt van de aardappelhandel, waarvoor in Castricum een pakhuis aan de Ruiterweg werd ingericht. De aardappelen werden verkocht tot in Haarlem, Beverwijk en Alkmaar, waar de firma, die inmiddels adverteerde onder de naam G. Beentjes en Zn., over pakhuisruimte beschikte.

In 1954 trok Gerrit Beentjes zich op 68-jarige leeftijd uit de zaak terug en verhuisde van de Dorpsstraat naar de Doodweg. Hij overleed in 1959. De winkel aan de Dorpsstraat werd voortgezet door zijn zoon Cor Beentjes, die ook de zaak in de Van Egmondstraat beheerde en daar ook woonde. In 1968 stopte Cor Beentjes met zijn winkels en verhuisde met zijn echtgenote naar Dorpsstraat 91, nadat hij dit pand in min of meer zijn oorspronkelijke staat van woonhuis had terug laten brengen, met aanzienlijke gevolgen voor de voorgevel, zoals we thans nog kunnen aanschouwen. Met de winkel verdween ook de etalage, om vervangen te worden door een klein raam en aan de kant van de huiskamer kwam één groot venster op de plaats van twee kleinere vensters.

Het terugtreden van Cor Beentjes betekende overigens niet het einde van de groente- en fruithandel Beentjes, integendeel, want in 1969 werd de firma ‘Beentjes Groentebroers’ opgericht door zoons van Cor Beentjes. Deze bestierden nog geruime tijd winkels in de Van Egmondstraat en de Anna Paulownastraat en stichtten daarna nieuwe winkelbedrijven in Castricum (Geesterduin), Beverwijk, Heiloo en Alkmaar, waarbij inmiddels al een vierde generatie Beentjes is betrokken.

Maken we nog even een zijsprong naar de Torenstraat, waar lange tijd een groentehandel was gevestigd van de gebroeders Bertus en Kees Beentjes. De veronderstelling ligt voor de hand, dat ook deze winkel tot de keten van de hiervoor besproken firma Beentjes behoorde, maar dat is niet zo. We hebben hier te maken met een andere tak van de uitgebreide tuindersfamilie Beentjes in Heemskerk en de verwantschap gaat ver terug.

Het pand Dorpsstraat 91 omstreeks 1996.
Het pand Dorpsstraat 91 omstreeks 1996.

Na het overlijden van Cor Beentjes in 1974 bewoonde zijn weduwe, Margaretha Zonneveld, nog geruime tijd Dorpsstraat 91. Thans is het nog steeds een woonhuis.


Jaarboek 31, pagina 59

Dorpsstraat 93 (afgebroken)

Vrijwel op de plek van het nog niet zo lang geleden afgebroken woonhuis Dorpsstraat 93 (nu staat er slechts een schutting) toont de kadasterkaart uit 1822 reeds een pand met kadasternummer 4. Het was toen in het bezit van schilder en glazenmaker Wouter de Bie, die woonde aan de Dorpsstraat numer. 87 en op wie we reeds vrij uitvoerig zijn ingegaan. Hij gebruikte het pand als opslagplaats.
Na verschillende eigenaars te hebben gekend, kwam pas een einde aan het gebouw in 1891. Het is toen gesloopt, waarna in kadasterterminologie op dezelfde plaats de ‘stichting’ plaatsvond van een pand met kadasternummer 345.

Klaas Stuijfbergen, die in de periode 1892 tot 1907 in het pand met later het nummer Dorpsstraat 93 een kapperszaak exploiteerde ...
Klaas Stuijfbergen, die in de periode 1892 tot 1907 in het pand met later het nummer Dorpsstraat 93 een kapperszaak exploiteerde …
met zijn echtgenote Guurtje Zonneveld.
met zijn echtgenote Guurtje Zonneveld.

Degene, die dit nog niet zo lang geleden gesloopte panel liet bouwen, was de in 1842 geboren Klaas Stuifbergen, een barbier. Hij was de zoon van Jan Stuifbergen, eveneens een barbier, bij wie we even stilstaan, want hij kan als de stamvader worden gezien van verschillende generaties Stuifbergen, die in Castricum, onder meer in de Dorpsstraat, het vak van kapper hebben uitgeoefend.

Deze Jan Stuifbergen, geboren in 1804, was een van de eersten die met een familietraditie brak door geen boer of schelpenvisser te worden, maar zich in de Oosterbuurt vestigde als wat toen ‘baardscheerder’ werd genoemd. Uit zijn huwelijk met Maartje Steeneveld werden drie zoons geboren, waarvan twee er voor kozen om later het beroep van hun vader voort te zetten: de reeds genoemde Klaas Stuifbergen en Jan Stuifbergen junior, die vanaf 1904 een kapperszaak exploiteerde in een klein pand gelegen aan de Dorpsstraat nabij de Schoolstraat, waaraan we aandacht hebben besteed in de vorige aflevering van deze serie. We memoreerden hierbij zijn zoon Lambertus Stuifbergen, die later bekendheid kreeg als ‘Kleine Bertus’ met een kapperszaak in de Dorpsstraat tegenover de rooms-katholieke kerk.

We keren terug naar Klaas Stuifbergen. Hij huwde met Guurtje Zonneveld en zijn gezin ging 13 kinderen tellen. Toen hij zich in 1892 met zijn kapperszaak aan de Dorpsstraat vestigde, was hij reeds 50 jaar. Daarvoor woonde hij aan de Breedeweg, waar hij ook als kapper werkzaam was, mogelijk als opvolger van zijn vader.

In 1907 verkocht Klaas, hij was inmiddels 65 jaar, de kapperszaak aan zijn 37-jarige zoon Bertus, die als kapper de zaak in de Dorpsstraat ging voortzetten. Deze Bertus Stuifbergen kreeg bekendheid als ‘Grote Bertus’, een bijnaam die kennelijk verwarring met zijn hiervoor genoemde neef  ‘Kleine Bertus’ moest voorkomen.

Grote Bertus was een markant figuur en er zullen wellicht nog oudere Castricummers zijn die door hem zijn geknipt  en geschoren. Naast kapper was hij ook afslager bij veilingen, wat hij had te danken aan zijn luide en sonore stem,  die geen versterking nodig had. Als zodanig trad hij jarenlang op bij de verschillende groenteveilingen in ons dorp. Wie daar meer van wil weten, verwijzen we naar het bekende boek van Q. de Ruijter ‘Schippers van het Stet’, waarin een heel hoofdstuk is gewijd aan de Grote, maar ook aan de Kleine Bertus.

Grietje Lute en (Grote) Bertus Stuijbergen omstreeks 1915 met dochtertje Guurtje voor hun kapperszaak in het inmiddels gesloopte pand Dorpsstraat 93.
Grietje Lute en (Grote) Bertus Stuijfbergen omstreeks 1915 met dochtertje Guurtje voor hun kapperszaak in het inmiddels gesloopte pand Dorpsstraat 93.

Grote Bertus Stuifbergen was in 1910 in Castricum getrouwd met Grietje Lute. Het echtpaar kreeg twee kinderen waarvan er een zeer jong overleed. Tot het gezin behoorde ook een pleegzoon, de uit Hongarije afkomstige Lajos Horvat, die van zijn pleegvader het kappersvak leerde. Na het overlijden van Bertus in 1936 heeft deze Lajos Horvat de kapperszaak nog een aantal jaren voortgezet, tot hij in 1946 na zijn huwelijk met Cornelia Schram in de Burgemeester Mooijstraat een eigen kapsalon begon.

Het was in die tijd gebruikelijk dat kappers er nog een soort


Jaarboek 31, pagina 60

Guurtje Stuifbergen achter de toonbank van haar winkel.
Guurtje Stuifbergen achter de toonbank van haar winkel.

winkeltje op nahielden waar zij onder andere rookwaren verkochten. Dit bood, na het verdwijnen van de kapsalon, aan de in 1913 geboren dochter Guurtje Stuitbergen een goede gelegenheid om met deze verkoop door te gaan en van de voormalige kapsalon een soort kruidenierswinkeltje te maken. Zij ging hierbij niet over een nacht ijs en slaagde in oktober 1947 in Den Haag voor de examens ‘Vakbekwaamheid tabaksdetaillist en Algemene Handel’. Haar moeder, de weduwe Grietje Stuifbergen-Lute, die na de dood van Bertus in het pand was blijven wonen, bleef nog lange tijd haar huisgenoot.

Het pandje van Guurtje Stuifbergen.
Links zien we het pandje van Guurtje Stuifbergen. Dorpsstraat 93, 91, 89 in castricum, 1979. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Nog in 1955 werden als woonachtig op het adres Dorpsstraat 93 genoemd de weduwe Stuitbergen-Lute en dochter Guurtje. Het winkeltje van Guurtje schijnt in die jaren goed te hebben gefloreerd, zeker dankzij de schooljeugd, want zij verkocht ook snoep.
Grietje Stuitbergen-Lute overleed in januari 1957, bijna tachtig jaar oud.

Dochter Guurtje bleef nog tot op hoge leeftijd actief in haar winkeltje. Tot in 1990 – zij was toen 77 jaar – wordt zij in overzichten van Castricumse middenstanders vermeld als ‘sigarenhandel G.G. Stuifbergen.’

Guurlje Stuifbergen voor haar winkeltje, Dorpsstraat 93, ca. 1980.
Guurlje Stuifbergen voor haar winkeltje, Dorpsstraat 93, circa 1980.

Zij overleed in december 1992 zonder nabestaanden en vermaakte haar bezittingen aan de rooms-katholieke kerk in Castricum, want ze wilde niet dat haar bezittingen in handen zouden vallen van personen, die zij om een of andere reden niet mocht. Maar de kerk verkocht haar bezittingen, zodat deze via een omweg toch nog in handen kwamen van degenen aan wie zij ze oorspronkelijk niet had willen verkopen. Volgens sommige Castricummers, die van de gang van zaken op de hoogte zijn, werd er rond haar erfenis ‘een spelletje gespeeld’. Haar huisje werd na haar overlijden nog korte tijd bewoond, maar kwam daarna leeg te staan.

De laatste eigenaar, kaashandelaar Dijkman, bezat ook het naastgelegen pand. In 1997 meldde een plaatselijke krant de sloop van het oude pandje ‘in pakweg één dag’ en merkte daarbij nog op: “Omdat het niet meer voldeed aan de huidige normen heeft de twee huizen verderop wonende A.F Dijkman de gemeente in september gevraagd medewerking te verlenen aan een bouwplan dat voorziet in vervangende nieuwbouw op het perceel Dorpsstraat 93. De ingediende bouwaanvraag voor een woning met berging past – ook in de ogen van de welstandscommissie – qua vormgeving goed in het straatbeeld en sluit aan bij de belendende percelen.” We zijn nu tien jaar verder, maar van deze nieuwbouw is tot dusver niets terechtgekomen.

Vooraanzicht van het pand Dorpsstraat 97. Ogenschijnlijk onderging dit pand in de loop der tijd weinig verandering, maar in 1946 werd de zolderverdieping verbouwd.
Vooraanzicht van het pand Dorpsstraat 97. Ogenschijnlijk onderging dit pand in de loop der tijd weinig verandering, maar in 1946 werd de zolderverdieping verbouwd.

Dorpsstraat 97 (woonhuis en voormalig kaaspakhuis)

Volgens een verkoopakte uit 1819 stond er toen ongeveer op de plaats van het huidige woonhuis Dorpsstraat 97 reeds een gebouw, enigszins vanaf de weg gelegen, dat op de kadasterkaart wordt aangeduid met het kadasternummer 5. Dit pand en het bijbehorend erf waren toen in handen van Jan Metselaar, een schoenmaker, die in 1819 met zijn schoenhandel naar Heiloo is verhuisd en het pand verkocht aan Koert Breek, een tuinman en werkman.

Van deze Koert Breek weten we slechts dat hij het pand kort in bezit had, want hij verkocht het in 1821 aan Bartholomeus Nicolaas (Bart) Rommel, kastelein-logementhouder van de toenmalige ‘De Rustende Jager’ . Deze Bart Rommel was een grootgrondbezitter over wie in het 7e jaarboekje van Oud-Castricum wordt opgemerkt: “Het logement legt hem geen windeieren, want in de loop der jaren koopt hij vele stukken land en huizen in Castricum”. Bart Rommel maakte de meeste van zijn panden ten gelde door verhuur.

Zo worden in 1830 als bewoners van het pand van bespreking genoemd: Cornelis Duinmeijer, 43 jaar, dagloner, zijn echtgenote Trijntje Bogerman, 40 jaar en vier kinderen. Trijntje overleed in 1849. Cornelis, die overleed in 1862 en zijn laatste levensdagen sleet in het algemeen armenhuis, is het pand waarschijnlijk nog tot ongeveer 1854 blijven bewonen, in welk jaar Johanna Telvoren, weduwe van de inmiddels overleden Bart Rommel “huis, erf en tuin, genaamd ‘De Zwaan’, staande en gelegen in de Kerkbuurt, kadasternummer 5” verkocht


Jaarboek 31, pagina 61

aan Pieter Willemsz. de Vries, een dagloner. Het is voor het eerst dat hier als naam van het pand ‘De Zwaan’ opduikt. De Vries hield het pand niet lang in bezit en ruilde het in 1856 met (Gerhard) Leopold Theissling voor een stuk bouwland op de Hoogevoort. Het is opvallend dat De Vries in de betreffende akte van ruiling ’tapper’ wordt genoemd, waaruit we mogen concluderen dat De Zwaan een herberg was.

Hieraan kwam een einde door de ruil met genoemde Leopold Theissling, die in 1814 in Duitsland was geboren, in 1844 was getrouwd met Antje Traan en zich omstreeks die tijd in Castricum had gevestigd. In de huwelijksakte wordt hij ‘koopman’ genoemd, maar wat dit precies inhield is niet duidelijk. Volgens nog in Castricum woonachtige nazaten kwam hun overgrootvader naar Nederland als een ‘poepezak’, vroeger een scheldwoord voor uit Duitsland afkomstige marskramers en venters; hij verkocht langs de deur kleding en textiel.

De 19e eeuw kent een grote opbloei van de textielindustrie in Nederland. Een niet onbelangrijke impuls hiertoe ging uit van Duitse families die zich in ons land vestigden. Leopold Theissling behoorde ook tot zo’n familie. Zijn jongere broer Johann Clemens Theissling, met wie hij een vennootschap aanging, begon een winkel in manufacturen aan de Langestraat in Alkmaar. Zijn beide zusters waren ook bij de textielhandel betrokken: Josephine Theissling had een zaak in Wijchen; Theresia Theissling en haar echtgenoot Joseph Tombrock, wiens vader reeds in Duitsland actief was in de textielhandel, had een zaak in Franeker.

Hoe de textielhandel vaak een familieaangelegenheid was, wordt geïllustreerd door twee dochters van dit echtpaar: Cisca Tombrock huwde met manufacturier Willem Vroom en Helena Tombrock met manufacturier Anton Dreesmann. De twee zwagers begonnen in 1887 in de Weesperstraat in Amsterdam een gezamenlijke winkel in stoffen en kleding, het begin van het bekende familiebedrijf. Je kunt dus stellen dat de familie Theissling aan de wieg heeft gestaan van het concern Vroom en Dreesmann.

Leopold Theissling heeft dit niet meer meegemaakt, want hij overleed in Castricum op nog jonge leeftijd in augustus 1858, kort nadat hij zijn nieuwe pand had betrokken. Zijn vrouw Antje Theissling-Traan, volgens archiefstukken ‘winkelierster’, en later zijn in 1849 in Castricum geboren zoon Bernard Theissling hebben de textielhandel aan de Dorpsstraat voortgezet. Bernard lijkt er al spoedig mee te zijn gestopt. Hij wordt althans bij zijn huwelijk in 1880 met Catharina van der Park nog ‘koopman in manufacturen’ genoemd, maar bij de geboorte van zijn eerste kind, Anna Theissling in 1881, was hij volgens de geboorteakte ‘bloemenkweker’. De belangstelling van Bernard Theissling voor het vak van hovenier en tuinder, een bedrijvigheid die nog lang in de familie heeft voortbestaan, betekende niet dat hiermee een einde kwam aan de textielhandel.

De familie Theissling voor hun huis en winkel.
De familie Theissling voor hun huis en winkel. Dorpsstraat 97 in Castricum. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Zijn echtgenote zette deze handel voort, om die later over te doen aan haar in 1885 geboren dochter Maria Theissling en echtgenoot Chris van Leeuwen, die zoals hiervoor beschreven in een toen nieuw gebouwd pand, het latere Dorpsstraat 87, van 1911 tot 1921 een winkel in manufacturen exploiteerden. Bernard Theissling overleed in 1922 en dat kan mede een aanleiding zijn geweest dat aan de textielactiviteiten van de familie Theissling in Castricum nu wel een definitief einde kwam, want Maria van Leeuwen-Theissling en haar echtgenoot verkochten hun pand aan de Dorpsstraat om in Uitgeest hun handel voort te zetten. Catharina Theissling-van der Park verhuisde naar een naastgelegen, nieuw gebouwde kleine villa, het nog bestaande Dorpsstraat 99, dat we hierna zullen behandelen.

Zicht op de binnenplaats achter het pand Dorpsstraat 97 (links) met rechts een schuur en daarachter een gedeelte van het voormalige kaaspakhuis.
Zicht op de binnenplaats achter het pand Dorpsstraat 97 (links) met rechts een schuur en daarachter een gedeelte van het voormalige kaaspakhuis.

Nog in 1923 kocht de 29-jarige Piet Dijkman het pand om er in twee voormalige en verwaarloosde bollenschuren, die Bernard Theissling in 1892 op zijn erf had laten bouwen, een kaashandel te beginnen. In de periode van de textielhandel zou er volgens de overlevering in het pand een winkelgedeelte zijn geweest, hoewel dat volgens de oudst bekende foto’s van buiten af niet blijkt. We zien bijvoorbeeld geen etalage.

Al kort na zijn vestiging voerde Piet Dijkman in 1925 een verbouwing door, voornamelijk inwendig, waarmee het de bestemming van een dubbel woonhuis kreeg. Eén van de twee woningen werd betrokken door de weduwe Catharina Dijkman-Hoogewerf, de moeder van Piet Dijkman. In 1930 kreeg het pand, waarschijnlijk door de dubbele bewoning, de huisnummers 95 en 97 toegekend.

De groei van kaashandel Dijkman tot een groot familiebedrijf begon al in 1934 met de bouw van een kaaspakhuis gelegen achter het woongedeelte met nummer 97. Waar betrok Piet Dijkman toen zijn kaas? Dat was onder andere van de destijds in Castricum aan de Breedeweg gevestigde stoomzuivelfabriek ‘De Holland’.

In een artikel over deze fabriek, gepubliceerd in het 20e jaarboekje van de Werkgroep Oud-Castricum, vernemen we van medewerker Dook Lute: “Dijkman was de kaashandelaar. Die kwam dan op z’n driewieler-fiets naar de fabriek en dan moest hij naar boven, maar hij kon slecht de trap opkomen. M’n vader en ik moesten hem de trap op helpen en ook kaas voor hem boren. Op zijn smaak afgaande kocht hij een partij, dat was dan kaas van 1 bak die misschien 9 of 10 maanden oud was.”

In de oorlog zal het bedrijf de nodige problemen hebben gekend, want in december 1943 moesten de bewoners


Jaarboek 31, pagina 62

van het pand – nog steeds de weduwe Catharina Dijkman-Hoogewerf op nummer 95 en Piet Dijkman met zijn echtgenote Antonia de Goede en zijn gezin op nummer 97 – het veld ruimen voor de bezetter.

In 1946 werd de draad overigens weer opgepakt en keerden de genoemde bewoners in het pand terug en blijkt ook de kaashandel weer op gang te zijn gekomen, want nog in dat jaar werd toestemming verkregen voor een uitbreiding van het kaaspakhuis. Het pand was inmiddels wel wat krap geworden voor het gezin Dijkman dat 11 kinderen was gaan tellen, wat de aanleiding was tot een herbouw van de zolder tot een bewoonbare bovenverdieping.

Later, in 1962 en 1968, was het achter de woning gelegen kaaspakhuis opnieuw onderwerp van verbouwing en uitbreiding. Bij deze uitbreiding was het bedrijf inmiddels in handen gekomen van een volgende generatie Dijkman en ging bovendien deel uitmaken van de Nederlandse Kaas Unie (NKU), later Uniekaas, waarin een aantal Nederlandse kaashandelaren hun belangen had gebundeld. Het is duidelijk dat een verdere schaalvergroting aan de Dorpsstraat, ook verkeerstechnisch, op den duur niet meer haalbaar was en in 1971 verhuisde de kaashandel dan ook naar een locatie die meer mogelijkheden bood, het verwaarloosde, maar inmiddels opgeknapte veilinggebouw van de voormalige Coöperatieve Tuinbouwvereniging ‘Ons Belang’ aan de Kramersweg, ten noordwesten van het station. Hier groeide het bedrijf onder de naam Uniekaas verder uit, maar ook dit bedrijf is inmiddels weer opgegaan in een groter geheel.

Wat het pand aan de Dorpsstraat betreft, dit wordt tot de dag van vandaag nog bewoond door een lid van de familie Dijkman. De woning draagt nu nog slechts het nummer Dorpsstraat 97, omdat de dubbele bewoning na de oorlog ongedaan werd gemaakt.

Foto uit ca. 1930, van het pand Dorpsstraat 99. Voor het pand staand achter het hek waarschijnlijk de weduwe Catharina Theissling - van der Park.
Foto uit ca. 1930, van het pand Dorpsstraat 99. Voor het pand staand achter het hek waarschijnlijk de weduwe Catharina Theissling-van der Park.

Dorpsstraat 99 (woonhuis)

Na de verkoop van het hiervoor besproken pand nummer 97 liet Catharina Theissling-van der Park in 1923 de naastgelegen woning bouwen. Het is de nog bestaande, kleine maar karakteristieke woning, Dorpsstraat 99. Catharina woonde er tot december 1938, om daarna op 80-jarige leeftijd in te trekken bij haar dochter Agatha Theissling op Dorpsstraat 80, de woning boven de bakkerij van haar schoonzoon Cornelis Juffermans. Dorpsstraat 99 kende sindsdien enkele huurders.

Catharina overleed in 1943, maar het pand bleef in de familie, want het werd eigendom van de 30-jarige Willem Brakenhoff, die in 1942 gehuwd was met Margaretha (Gré) Juffermans, een dochter van het echtpaar Theissling-Juffermans.

Het hoofdberoep van Willem Brakenhoff was emballagemeester bij de veiling. Daarnaast was hij tuinder, maar volgens zijn familieleden (zijn gezin telde zes kinderen) niet erg grootschalig.
Hij teelde hier en daar, onder andere bij de kerk, wat groente. In 1977 verhuisde Willem Brakenhoff, inmiddels bijna 65 jaar, naar Beverwijkerstraatweg 12 en overleed in juli 1979.

Foto van het pand Dorpsstraat 99.
Foto van het pand Dorpsstraat 99.

Dorpsstraat 99 werd gekocht door Cornelis Martens, die het pand opdeelde in kleine appartementen voor de verhuur. Sindsdien heeft er een groot aantal personen gewoond.

Aan de verhuur kwam in 1987 een einde, toen het pand door Cornelis Martens werd verkocht aan een neef, Harry Martens, die er ging wonen. Ondanks een grote opknapbeurt vond Harry de Dorpsstraat voor zijn kinderen op den duur geen ideale omgeving en verkocht hij het pand in 1995 aan de huidige (?) bewoners, om met zijn gezin naar Limmen te verhuizen.

Een gedeelte van de kadasterkaart opgemaakt in 1896, waar op de plaats van slagerij Admiraal (Dorpsstraat 103) en het naastgelegen kleine wooncomplex (Dorpsstraat 105) de bouw is aangegeven van drie aaneengesloten panden met resp. kadasternummers 355, 356 en 357.
Een gedeelte van de kadasterkaart opgemaakt in 1896, waar op de plaats van slagerij Admiraal (Dorpsstraat 103) en het naastgelegen kleine wooncomplex (Dorpsstraat 105) de bouw is aangegeven van drie aaneengesloten panden met respectievelijk kadasternummers 355, 356 en 357.

Dorpsstraat 103 (nu – in 2008 – Slagerij Admiraal) en 107 (nu woningen)

Op een kadasterkaart, uitgegeven in mei 1896, is voor het eerst bebouwing aangegeven op de plek van de panden Dorpsstraat 103 en 107. Deze kadasterkaart toont drie


Jaarboek 31, pagina 63

aangesloten panden. De bouwer en ook eerste eigenaar van de panden was ene Karel Kooter, een timmerman uit Heiloo.
Hij bouwde de huizen voor de verkoop, want al kort na de bouw zijn de kopers achtereenvolgens: Jacob van Westerop, een koopman woonachtig in Heiloo, de ons reeds bekende Bernard Theissling tezamen met timmerman Jacob Res (elk voor 50 procent) en Klaas Glorie, eveneens koopman genoemd.

Foto uit 1900 van de drie huizen onder één kap, die werden gebouwd omstreeks 1895 op de plaats van de huidige panden Dorpsstraat 103 (woonhuis, annex slagerij) en Dorpsstraat 107 (een kleinschalig wooncomplex) In het rechterpand was toen een slagerij gevestigd, in het middenpand een boekhandel en in het linkerpand een kruideniers bedrijf.
Foto uit 1900 van de drie huizen onder één kap, die werden gebouwd omstreeks 1895 op de plaats van de huidige panden Dorpsstraat 103 (woonhuis, annex slagerij) en Dorpsstraat 107 (een kleinschalig wooncomplex) In het rechterpand was toen een slagerij gevestigd, in het middenpand een boekhandel en in het linkerpand een kruideniers bedrijf.

Er is een interessante foto uit 1900, dus niet zo lang na de bouw genomen, waaruit blijkt dat de drie panden eigenlijk onderdeel zijn van één gebouw, het zijn drie huizen onder één kap.
In dat jaar diende het rechtergedeelte van het pand als woon- en winkelhuis voor slager Gerard Groot, die zich hier in 1898 met zijn vrouw Antje van den Berg en vier kinderen vanuit Alkmaar had gevestigd. Groot kocht het pand pas in 1901 , dus hij zal het daarvoor hebben gehuurd. Een bewonerslijst uit 1900 geeft een aanwijzing dat er een korte periode voordat Gerard Groot het pand betrok nog een andere bewoner is geweest, ene Ruurd Plantenga, kleermaker van beroep.

Willem Stuifbergen en familie omstreeks 1900 voor de ingang van zijn boekwinkel, waar zo te zien ook de Alkmaarder Courant werd verkocht.
Willem Stuifbergen en familie omstreeks 1900 voor de ingang van zijn boekwinkel, waar zo te zien ook de Alkmaarder Courant werd verkocht.

In 1900, het jaar van genoemde foto, woonde in het middelste pand de in 1869 in Castricum geboren Willem Stuifbergen, sinds enkele jaren gehuwd met de uit Akersloot afkomstige Dieuwertje Frederiks. Willem Stuifbergen combineerde de beroepen van postbode en boekhandelaar.

We komen zijn naam nergens tegen als koper van het pand, dus hij zal een huurder zijn geweest. Hij en zijn echtgenote zullen geen gemakkelijk leven hebben gehad, want van hun elf in Castricum geboren kinderen bereikten er slechts vier de volwassen leeftijd.
Het linkerpand werd vanaf de bouw bewoond door eigenaar Klaas Glorie, zijn echtgenote Neeltje Brakenhoff en nog enkele van de zes kinderen, die in zijn voormalige woonplaats Uitgeest waren geboren. Klaas wordt in archiefstukken kruidenier genoemd en dan verwacht je een winkel, maar op de foto uit 1900 is daarvan niets te zien. Er is bijvoorbeeld geen etalage. We kunnen dus slechts


Jaarboek 31, pagina 64

gissen hoe hij zijn handel dreef. Klaas overleed in 1905, waarna zijn weduwe nog in het pand bleef wonen. We nemen aan dat zij daar met enkele van haar zoons het kruideniersbedrijf heeft voortgezet, want toen Willem Stuifbergen in 1911 met zijn boekhandel stopte, werd zijn winkel al dadelijk overgenomen door Frans Glorie, de toen 32-jarige zoon van Klaas Glorie en Neeltje Brakenhoff.

Nog in 1911 bracht Frans Glorie volgens het kadaster een ‘vereniging’ tot stand van de twee panden (de kadasternummers 356 en 357), wat betekende dat zij werden samengetrokken tot één woon- en winkelhuis, voornamelijk een zaak van interne verbouwing, want zoals uit latere foto’s valt op te maken, bleef de gevel van dit gedeelte van het gebouw vrijwel onveranderd.

Groot verkocht zijn woon- en winkelhuis aan de 26-jarige Cor Admiraal die, komende uit Uitgeest en nog maar pas getrouwd met Johanna Brakenhoff, hier zijn kans schoon zag een eigen slagersbedrijf te beginnen. In november 1912, dus al kort na zijn vestiging als slager in het voormalige winkelpand van Gerard Groot, kreeg Cor Admiraal vergunning voor de bouw van een nieuwe slagerswinkel. Het resultaat is te zien op een foto die we rond 1913 dateren.

In 1913 werd de slagerswinkel, die Cor Admiraal in 1911 van Gerard Groot had overgenomen, verplaatst naar een nieuw pand direct naast het oorspronkelijke gebouw.
In 1913 werd de slagerswinkel, die Cor Admiraal in 1911 van Gerard Groot had overgenomen, verplaatst naar een nieuw pand direct naast het oorspronkelijke gebouw. Personen op de foto uit circa 1913 zijn rechts Johanna Admiraal-Brakenhff en haar dochter Jannetje in de deuropening van de nieuwe slagerij. Vervolgens Cor Admiraal en zoon Maarten voor de oude slagerswinkel, die is omgebouwd tot woning. Daarnaast Frans Glorie en zijn echtgenote Johanna Gijzen voor hun kruidenierswinkel.

Het jaar 1911 was een jaar van veranderingen, want ook Gerard Groot verliet zijn winkel en vertrok uit Castricum om weer terug te keren naar zijn geboorteplaats Alkmaar. Mogelijk werd het pand aan de Dorpsstraat wel wat krap voor zijn gezin, dat in Castricum tot niet minder dan 12 kinderen was gegroeid. Zijn gezin zou overigens qua kindertal in die tijd wel eens recordhouder kunnen zijn geweest, want in Alkmaar baarde Antje Groot-van den Berg op 41-jarige leeftijd haar 20e kind!

De oude slagerswinkel behoefde niet te worden gehandhaafd en werd omgebouwd tot een woning, aanvankelijk voor Cor Admiraal en zijn familie.

We hebben in onze artikelenreeks over de Dorpsstraat regelmatig geschreven over de problemen die de bewoners ondervonden tijdens de Tweede Wereldoorlog, maar ook de Eerste Wereldoorlog bracht voor menig Castricummer de nodige zorgen met zich mee.

Daar was bijvoorbeeld de mobilisatie, waardoor veel huisvaders hun normale werkzaamheden tijdelijk moesten opgeven om het land te dienen. Dit lot trof ook Cor Admiraal en zo werd zijn echtgenote gedwongen om de nog maar kort geopende nieuwe slagerswinkel enkele jaren min of meer zelfstandig draaiende te houden. Toen aan deze situatie een einde leek te komen, werd Johanna Admiraal-Brakenhoff eind 1918 het slachtoffer van de toen alom heersende Spaanse griep, waarbij Castricum tot een van de zwaarst getroffen gemeenten in Noord-Holland behoorde. Hoewel dit plotselinge verlies hard zal zijn aangekomen, trouwde Cor Admiraal niettemin later voor de tweede keer met Anna Ruigrok.

Slagerij C. Admiraal.
Slagerij C. Admiraal. Dorpsstraat 103 in Castricum. Foto J. Weima. Bakkum. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

In 1925 kreeg hij vergunning voor de aanbouw aan zijn slagerij van een nieuw en thans nog bestaand woonhuis. In 1930 werd de nummering van huizen in verschillende Castricumse straten doorgevoerd en kregen woonhuis, annex slagerij, het nummer Dorpsstraat 103 toebedeeld. Het in 1923 gebouwde pand, dat hiervoor onderwerp van be-


Jaarboek 31, pagina 65

spreking was, werd toen Dorpsstraat 99 en men zou zich dus kunnen afvragen waar nummer 101 is gebleven. Dit werd in 1930 toegekend aan een onbebouwd stuk grond, dat sindsdien ook onbebouwd is gebleven.

Volgens Peter Admiraal, de huidige slager, is Dorpsstraat 101 in feite dus het nummer van zijn tuin. Wat betreft de nummering zou men overigens dezelfde vraag kunnen stellen met betrekking tot het nummer 105, dat we vandaag de dag ook niet meer tegenkomen. Dit werd destijds, voor zover we konden nagaan, toegekend aan het reeds genoemde woonhuis in het omgebouwde pand, waar voordien de oude slagerswinkel was gevestigd. Dit gedeelte van het oude pand bestaat in feite nog, maar werd nog niet zo lang geleden na een renovatie bij de slagerswinkel getrokken en daarmee kwam nummer 105 te vervallen.

Bouwtekening uit 1976, waarop afgebeeld v.r.n.l. woonhuis annex slagerswinkel Dorpsstraat 103, woning Dorpsstraat 105 en winkel annex woonhuis Dorpsstraat 107.
Bouwtekening uit 1976, waarop afgebeeld van rechts naar links woonhuis annex slagerswinkel Dorpsstraat 103, woning Dorpsstraat 105 en winkel annex woonhuis Dorpsstraat 107.

In 1943 werd Cor Admiraal, zoals zoveel Castricummers, geconfronteerd met een gedwongen evacuatie. Hij vertrok met zijn gezin naar Haarlem. Wat de panden in de Dorpsstraat betreft, kwam dit meestal neer op een vordering van de huizen voor de inkwartiering van Duitse militairen, maar in dit geval werden slagerswinkel en woonhuis merkwaardigerwijs betrokken door Seger Lakeman, een slager die voordien gevestigd was aan de Van Oldenbarneveldweg in Bakkum.

Dorpsstraat 105 en 107 tijdens de oorlog.
Dorpsstraat 105 en 107 tijdens de oorlog. Castricum, 1943. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Het patroon van gedwongen evacuaties van families uit hun huizen tijdens de bezetting en van tijdelijke toewijzing aan de bezetters of aan nieuwe bewoners, was in Castricum op zijn zachtst gezegd nogal chaotisch. Waarschijnlijk kreeg Lakeman Dorpsstraat 103 toegewezen, omdat hij op zijn beurt zijn pand in Bakkum, dat vrijwel geheel werd geëvacueerd, had moeten verlaten. In juli 1945 keerde Lakeman terug naar Bakkum en nog in dezelfde maand vestigde Admiraal zich weer op zijn oude adres in de Dorpsstraat, dat hij in een vrij erbarmelijke toestand aantrof.

In 1948 deed Cor Admiraal, hij was de leeftijd van 60 jaar al ruim gepasseerd, zijn slagersbedrijf over aan zijn zoon Jan Admiraal, die in dat jaar was getrouwd met Elisabeth van Emmerik en zo een mooie start kon maken. Jan Admiraal was een karakteristieke Castricummer en een uitstekende vakman, tot in de wijde omtrek bekend om de kwaliteit van zijn vleeswaren. Hij is ruim 40 jaar als slager actief gebleven en assisteerde nog tot zijn dood in 1992 zijn zoon Peter, die de zaak op zijn beurt in 1985 had overgenomen.

Foto van slagerij Admiraal, Dorpsstraat 103. V.r.n.l. het woonhuis, de slagerswinkel en het verbouwde en bij de slagerij getrokken voormalige woongedeelte.
Foto van slagerij Admiraal, Dorpsstraat 103. Van rechts naar links het woonhuis, de slagerswinkel en het verbouwde en bij de slagerij getrokken voormalige woongedeelte.

De geschiedenis van Dorpsstraat 103 blijkt uit het voorgaande relatief weinig gecompliceerd, omdat er van oudsher eenzelfde bedrijf was gevestigd, dat vanaf 1911 bovendien nog in handen was van opeenvolgende generaties van een familie.

Wat nu de geschiedenis van het in 1911 door samenvoeging ontstane naastgelegen pand betreft, hebben we te maken met een veel ingewikkelder situatie, gekenmerkt door een opeenvolging van meerdere bewoners en diverse bedrijven.

De loodgieterswinkel van Gerrit de Rooij, Dorpsstraat 107, ca. 1925, met aan de linkerkant het woongedeelte. Voor de winkel moeder To van Tongeren, vader Gerrit de Rooij en kinderen.
De loodgieterswinkel van Gerrit de Rooij, Dorpsstraat 107, circa 1925, met aan de linkerkant het woongedeelte. Voor de winkel moeder To van Tongeren, vader Gerrit de Rooij en kinderen.

Nu keren we terug naar 1911, toen Frans Glorie hier een kruidenierswinkel begon. Deze zaak heeft bestaan tot 1924, in welk jaar Frans zijn winkel en woonhuis verkocht aan loodgieter Gerrit de Rooij, om zelf aan de overkant van de Dorpsstraat een nieuwe kruidenierszaak te starten.

We stuiten hier op een fenomeen dat we ook in voorgaande artikelen over winkelstraten als de Dorpsstraat en de Burgemeester Mooijstraat zijn tegengekomen. De ondernemers veranderden wat betreft hun nering niet zelden binnen dezelfde winkelstraat van pand, als ze meenden daarmee hun voordeel te kunnen doen en zo komen we bij de bespreking van de geschiedenis van een straat dan ook herhaaldelijk dezelfde personen tegen.

Dat geldt ook voor Gerrit de Rooij, die alweer in 1929 verhuisde naar het


Jaarboek 31, pagina 66

voormalige burgemeestershuis Dorpsstraat 36, om daar zijn loodgietersbedrijf tot grotere bloei te brengen.

Over de bestemming van het pand, dat in 1930 als nummer Dorpsstraat 107 kreeg toegekend, verkeren we na zijn vertrek enkele jaren in onzekerheid. In 1930 zou er de uit Alkmaar afkomstige Johannes Groenland hebben gewoond, een colporteur over wie we verder geen gevens hebben kunnen achterhalen.

Vanaf 1936 wordt als bewoner genoemd Piet Nagengast, die zich als typograaf in november van dat jaar in Castricum vestigde. Hij kwam uit Alkmaar. Zoals we in het voorgaande vaker hebben gezien, hing een vestiging in Castricum veelal samen met een kort daarvoor gesloten huwelijk en dat was ook hier het geval, want de in Drenthe geboren Nagengast was op 29-jarige leeftijd, in 1936, in het huwelijk getreden met Catharina Henselmans.

Nagengast nam een Castricumse drukkerij over en werd drukker/uitgever van onder andere een plaatselijk weekblad. Zijn verblijf op Dorpsstraat 107 was niet van lange duur, want kort voor de oorlog, in 1939, verhuisde hij naar Dorpsstraat 88. Hij kwam nu dicht bij zijn drukkerij te wonen, die was gevestigd aan nu genoemde Korte Cieweg in een pand dat niet meer bestaat.

Tijdens de oorlog ontpopte Nagengast zich als een principiële persoonlijkheid, die zich niet – als zoveel van zijn collega-uitgevers – conformeerde aan de wensen van de bezetter en daar dan ook problemen mee kreeg. Een stuk Castricumse geschiedenis, dat het waard is in een apart kader wat nader te worden belicht.

Piet Nagengast in 1968.
Piet Nagengast in 1968.

Piet Nagengast, een opmerkelijke inwoner van Castricum in de periode 1936 tot 1946

Petrus Nagengast werd geboren op 29 oktober 1907 in Vries (Overijssel), woonde in Alkmaar en trouwde met Catharina Henselmans. In 1936 vestigde hij zich als typograaf in Castricum. Nagengast nam een Castricumse drukkerij over en werd drukker/uitgever van onder andere ‘Het Nieuwsblad voor Castricum, Bakkum en Omgeving’, een voortzetting van de in 1924 voor het eerst verschenen ‘Castricummer Courant’. Het weekblad van Nagengast kende vier succesvolle jaargangen.

In 1941, zijn blad was toen bezig aan zijn vijfde jaargang, liep het mis. Als we kennis nemen van de inhoud van sommige hoofdartikelen uit die tijd is gemakkelijk te raden waarom: zijn blad toonde te weinig begrip voor het gedachtegoed van het nationaal-socialisme. Een citaat uit oktober 1941: “Er zijn mensen, die zich nationaal-socialist noemen en het zijn. Dat moeten zij zelf weten, maar het is dwaas van hen te menen, dat zij alleen de waarheid bezitten. Dat hun houding de enig juiste is. Er zijn voorts ook mensen, vele mensen op dit ogenblik, die lijnrecht tegenover de levenshouding van dit nationaal-socialisme staan. Dergelijke mensen zijn er ook in Duitsland, zoals er in Italië anti-fascisten zijn. Hoe kan ’t anders. Er wordt dan ook niet van ons gevraagd – er mag niet gevraagd worden, dat wij nationaal-socialisten zouden zijn. Immers, zoiets moeten wij zelf weten. Vandaar ook, dat het bij voorbeeld niet zal gebeuren, dat een Burgemeester verplicht wordt lid te zijn van deze beweging. Het kan van geen enkel ambtenaar van geen enkele burger ook, gevraagd worden. Wij zijn en blijven vrije mensen; wij zijn en blijven vrije Nederlanders en we kiezen zelf onze weg.”

Het artikel refereerde zelfs aan: “Het bekende feit dat van NSB-ers gezegd wordt dat voor hen de touwen klaarliggen en dat de bomen zijn aangewezen waaraan zij zullen bengelen.”

Voor die tijd was een dergelijke tekst, mogelijk niet van de hand van Nagengast zelf, maar uiteraard wel zijn mening vertolkend, uiterst gewaagd. Het wekt dan ook geen verbazing dat zijn blad al snel daarna werd verboden en de vijfde jaargang dus niet kon worden voltooid. Ook de drukkerij werd ontmanteld.

Eén van de zeven kinderen van Nagengast, een thans in Schoorl woonachtige zoon herinnerde zich dat zijn vader, die overigens vrijwel nooit over de oorlog sprak, zich toch eens had laten ontvallen dat hij na het sluiten van zijn drukkerij in Castricum nog kans had gezien een aantal drukpersen onder te brengen in de Willibrordus Stichting te Heiloo, om vandaar uit illegaal te gaan drukken.

Castricum bleef na het verbod enkele jaren verstoken van een eigen weekblad, maar in november 1944 verscheen in Castricum het eerste nummer van het illegale blad ‘Strijd’. In het tot stand komen daarvan heeft Nagengast waarschijnlijk een belangrijke rol gespeeld, want direct na de bevrijding verscheen dit blad bovengronds onder de dubbele naam ‘Strijd, Nieuwsblad voor Castricum’ en zien we Piet Nagengast weer als uitgever en drukker. Kort daarna kwam de naam ‘Strijd’ te vervallen en werd het blad voortgezet als ‘Nieuwsblad voor Castricum, Limmen en Uitgeest’.

In september 1946 stopte Nagengast zijn activiteiten voor dit blad, dat overigens onder een andere redactie en met een andere uitgever bleef voortbestaan. Hij vertrok naar Alkmaar en stortte zich daar opnieuw in het drukkersvak. Hij overleed daar in 1969 op 63-jarige leeftijd.


Jaarboek 31, pagina 67

Bart van der Schaaf onderweg met zijn kar met manufacturen.
Bart van der Schaaf onderweg met zijn kar met manufacturen.

Na het vertrek van Nagengast vestigde zich nog in 1939 op Dorpsstraat 107 de 27-jarige manufacturier Bartholomeus (Bart) van der Schaaf met zijn echtgenote Johanna van Reijn. Hij was een jaar eerder vanuit Amsterdam naar Castricum gekomen, waar hij nog kort woonde aan het Schoutenbosch.

Van der Schaaf exploiteerde niet alleen een manufacturenhandel aan de Dorpsstraat, maar trok er ook op uit met een kar vol textiel, onder andere voor de verkoop op het kampeerterrein Bakkum en op het toenmalige Duin en Bosch.

In de oorlog werden ook Bart van der Schaaf en zijn echtgenote tot evacuatie gedwongen en moesten hun handel enkele jaren in de steek laten. Evenals in het geval van Cor Admiraal werden er geen Duitse militairen ingekwartierd, maar werd het pand toegewezen aan een Bakkummer, Gerard Bedeke, die er zich met zijn technische bureau vestigde. In 1946 kwam aan de onverkwikkelijke situatie een eind.

Het witte gedeelte is het woonhuis met daarnaast de winkel van Bart van der Schaaf.
Het witte gedeelte is het woonhuis met daarnaast de winkel van Bart van der Schaaf. Dorpsstraat 107 in Castricum. In 1985 is het pand in een dag afgebroken.
Het is vervangen door nieuwbouw met 3 appartementen. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Bedeke verhuisde naar de Van Egmondstraat en Bart van der Schaaf kon terugkeren naar zijn vertrouwde Dorpsstraat 107 om er zijn manufacturenhandel te heropenen. Bart van der Schaaf was een begaafd musicus en hield er daarom nog een tweede beroep op na, dat van pianist. Hij leeft nog in de herinnering van Castricummers voort door zijn optredens in plaatselijke restaurants als dat van Kornman aan de Mient, maar hij trad ook elders in het land op.

In 1957 kwam het tot een breuk met zijn echtgenote met het gevolg dat Bart verhuisde naar Alkmaar en zijn echtgenote achterbleef. Hoe het Bart verder verging hebben we niet uitgezocht, maar Johanna van Reijn bleef nog tot haar overlijden in 1983 op Dorpsstraat 107 wonen en specialiseerde zich in bontwerk. (Johanna was overigens een zuster van de bekende mime-kunstenaar Rob van Reijn.) Ze verhuurde haar winkelpand ook wel periodiek aan bepaalde bedrijven, zoals omstreeks 1960 aan fietsenhandelaar Bennes, die zijn hoofdvestiging op Dorpsstraat 98 had en in een periode rond 1978 als opslagruimte aan Electronica de Graaf.

Appartementengebouw aan de Dorpsstraat 107 in Castricum.
Appartementengebouw aan de Dorpsstraat 107 in Castricum, 1985. Collectie Makelaarsbriefje. Toegevoegd.

We komen nu in het jaar 1985 en op het eerste gezicht lijkt het oorspronkelijke gebouw uit 1894-1895, gekarakteriseerd als drie huizen onder één kap, de tand des tijds redelijk te hebben doorstaan. Niettemin werd in dit jaar het besluit genomen tot sloop, waarbij het huidige straatbeeld ontstond: Dorpsstraat 103, een woonhuis, annex slagerij en Dorpsstraat 107, een klein appartementengebouw.

Wim Hespe
Lien Steeman

Bronnen:

Archieven:

  • Gemeente Castricum: archief Bouw- en Woningtoezicht en bewonerskaarten.
  • Kadaster te Alkmaar: kadastrale gegevens betreffende Castricum.
  • Regionaal Archief Alkmaar: bevolkingsregisters, kadastrale gegevens.
  • Werkgroep Oud-Castricum: fotoarchief; Nieuwsblad voor Castricum, beschikbare nummers uit de periode 1925 tot heden.

Publicaties: