22 augustus 2024

Voetbalverenigingen, de Castricumse (Jaarboek 29 2006 pg 3-29)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 29, pagina 3

De Castricumse voetbalverenigingen

Sportveld Vitesse '22.
Sportveld Vitesse ’22 in 1932. Dit is op de plaats waar nu de Jan Hoberg en Leo Toepoelstraat zijn. Van links naar rechts boven: P. Stuifbergen, P. Res, L. Res, G. Heideman, C.v.d.Berg. Midden: S. Stuifbergen, Fr. Schut, B.v.Benthem. Onder: C. Beentjes, Th. Schermer, Th. Schut. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Voetbal is al sinds jaar en dag de grootste volkssport in Nederland. In bijna elke plaats werd minstens één voetbalvereniging opgericht. Ook Castricum bleef daarin zeker niet achter.

Duizenden inwoners hebben hun voetsporen liggen op de velden van Vitesse ’22, de Castricumse Sportvereniging (CSV) of Sport Club Castricum (SCC). De twee laatstgenoemde clubs zijn in 2002 opgegaan in FC Castricum.

De maatschappelijke betekenis van de verenigingen is indrukwekkend. Begin jaren (negentien) zestig was bijvoorbeeld een derde van het aantal Castricumse jongens lid van de Vitesse- of CSV-familie. Daarnaast ondersteunden vele vrijwilligers de voetbalverenigingen. Hieronder wordt teruggeblikt op de talloze herinneringen aan het in clubverband beoefenen van de voetbalsport in ons dorp. De eerste officiële aftrap vond ongeveer vijfennegentig jaar geleden plaats (red: gerekend vanaf 2006).

Het allereerste eljial van de eerste vereniging CSV (circa I911- 1925).
Het allereerste eljial van de eerste vereniging CSV (circa 1911-1925). Van links naar rechts zittend: Iet Strijkers, Jaap van der Wolff, Jan Res Gzn., Jan Goes en Jaap Borst; knielend: Dirk Joos en. Cor de Haas en Jan Res Bzn.; spelers staand: Wim Jacobs, Dorus Schermer en Jan Castricum Wzn.; overigen staand: Willem Scherme1; Piel Schermer; scheidsrechter Jacob Jacobs, Gerrit. van der Wel en voorzitter Cor Peperkamp.

Wie was de eerste?

Vaak wordt gedacht dat Vitesse een oudere vereniging is dan CSV, uitgaande van de respectievelijke oprichtingsjaren 1922 en 1930. Maar wat velen niet weten, is dat er voor Vitesse al een CSV bestond.

Die vereniging zou rond 1911 van start zijn gegaan. Tot nu toe zijn hiervan geen bewijsstukken gevonden. Het exacte oprichtingsjaar is helaas niet meer te achterhalen. CSV komt pas vanaf 1917 op de adreslijsten van de KNVB voor. De vereniging speelde op een terrein aan het eind van de Haagscheweg. Het entreegeld bij wedstrijden bedroeg 15 cent. Van enige verzorging van spelers en toeschouwers op het terrein was aanvankelijk geen sprake. Het omkleden kon alleen bij café Borst geschieden.

Pas na verloop van tijd werd er een kiosk op het terrein neergezet, waar kogelflesjes en Kwattarepen gekocht konden worden. Men speelde eerst in witte shirts met witte of zwarte broeken en zwarte kousen. Sommigen gebruikten hun overhemd kennelijk als shirt en hielden de stropdas om, zoals een van de oudste foto’s laat zien. Later veranderde het tenue, in wat werd omschreven als: ‘Zwartjersey trui met breede roode baan in het midden verticaal, roode kraag en manchetten, zwaite broek’.

Dorpssmid Cor Peperkamp werd de eerste voorzitter van de vereniging. De eerste secretaris was Gerrit van der Wolff. Het bestuur bestond verder uit de heren Schermer, lmmink en Kok. Het was vooral Van der Wolff die stimuleerde dat er een sterk eerste elftal ontstond, waarin de namen voorkwamen van doelman Dorus Schermer en veldspelers als Willem Jacobs, Jaap van der Wolff, Hannes van Koot, Nic. Goes, Jaap Borst, Jan Castricum, Jan Res, Piet Stuifbergen en Frans van de Torren.

CSV kwam vele jaren uit in de eerste klasse van de Noord-Hollandse Voetbalbond. Men ontmoette voor die tijd reeds sterke clubs, zoals Stormvogels uit IJmuiden. Er werd opp0rtunistisch voetbal gespeeld, gezwoegd en gevochten voor de overwinning. Quirinus de Ruijter vertelt in zijn boek ‘Schippers van ’t Stet’ dat’ Ant van Bertus’, de moeder van keeper Dorus Schermer, tijdens de wedstrijden een bijzondere rol vertolkte. Gewapend met een paraplu koos zij altijd positie naast een van de palen van het doel van haar zoon, dat hij als zijn heiligdom verdedigde. Als CSV scoorde, maakte Dorus met z’n moeder een indianendansje. Maar het oude mensje was totaal van de kook als het doel van haar zoon onder vuur werd genomen. En na afloop meldde zij luid en duidelijk: “Onze Dorus was weer goed, hè!”

Tussen de vele sp0rtvrienden van CSV vormde zich een hechte band. Naar ‘geloof’ werd niet gevraagd, men speelde ‘voetbal’.
Helaas voor de club keerde het tij. De verzuiling nam in de jaren (negentien) twintig  scherpere vormen aan. Katholieken en niet-katholieken leefden steeds meer gescheiden. De ene groep kocht niet bij de andere en omgekeerd. Ook in de gemeenteraad kwam het toenemende ‘separatisme’, zoals de door de Katholieke kerk voorgestane scheiding ook wel werd aangeduid, aan de orde. Wethouder Hemmer merkte eens op: “De kerkelijke overheid treft geen verwijt, dat zij althans de jeugd in eigen kring opgevoed wil zien, want het gevaar voor gemengde huwelijken is niet denkbeeldig. “

Tegen die achtergrond moet het initiatief van de kerk worden gezien om naast de bestaande algemene voetbalvereniging een rooms-katholieke vereniging op te richten.
De nieuwe vereniging kwam er en dat betekende praktisch de doodsteek voor CSV. De meeste tooms-katholieke spelers volgden de door de kerk aangewezen weg en voor CSV werd het steeds moeilijker om zich te handhaven. Het eerste elftal zakte af naar de tweede klasse en in mei


Jaarboek 29, pagina 4

1923 werd in een bestuursvergadering van de Noord-Hollandse Voetbalbond het verzoek ingewilligd om het tweede elftal van CSV uit de competitie terug te trekken. De vereniging werd in 1925 ontbonden. Zij zou echter vijf jaar later onder dezelfde naam terugkeren in het Castricumse voetballeven.

De oprichtingsfoto van Vitesse.
De oprichtingsfoto van Vitesse. Van links naar rechts grensrechter J. Olgers, H. Beentjes, J. Brasser, C. Twisk, B. van Benthem, P. Kuijs, C. Res, J. de Nijs, C. Kabel, C. Res, S. Bakker en P. de Nijs.

Vitesse ’22

Op uitnodiging van kapelaan Starrenburg komt een groepje mannen bijeen, wat resulteert in de oprichting van een katholieke voetbalvereniging op 11 mei 1922. Er wordt gekozen voor de naam ‘Vitesse’, het Franse woord voor ‘snelheid’. De toevoeging van het jaartal wordt later noodzakelijk, omdat er meerdere clubs in ons land zijn die dezelfde naam dragen.

De eerste wedstrijden vinden plaats op het weiland van Jac. Schuit, waar nu de Brink is. Later verhuist de club naar een weiland ten zuiden van het huidige Vitesse-terrein met alleen wat greppels en sloten er omheen. Een kleedkamer is er niet.

Kapelaan Starrenburg wordt benoemd tot geestelijk adviseur van de vereniging. Een dergelijke functionaris had het laatste woord als het ging om zaken die de kerk raakten. Meester Koot van de Augustinusschool is de eerste voorzitter, die onder andere wordt bijgestaan door G. de Nijs Mzn. (secretaris) en P. Bakker (penningmeester).

Spoedig worden er plannen gesmeed voor de aanleg van een veld aan de Oudeweg, achter de Dorpsstraat (waar nu straten als Rusthof en Jan Hobergstraat zijn gelegen). Op zekere dag komen veertig jongens bijeen om twaalfhonderd kubieke meter zand te verplaatsen en gras in te zaaien. De doelpalen en een summiere afrastering worden in de werkplaats van timmerman/aannemer Kabel gemaakt, zoals dochter Tiny beschrijft in het jubileumboek ‘Vitesse 75 jaar’. Als het gras nog maar net is opgekomen, worden de eerste competitiewedstrijden al gespeeld. De aanleg van het terrein heeft in totaal circa 180 sigaretten gekost …

Spelmoment uit de wedstrijd Vitesse-ADO op het terrein aan de Oudeweg. Herman van Velzen gooit in voor Vitesse. Rechts volgen Jan Zonneveld en Jac. Roozing (ADO) de bal.
Spelmoment uit de wedstrijd Vitesse-ADO op het terrein aan de Oudeweg. Herman van Velzen gooit in voor Vitesse. Rechts volgen Jan Zonneveld en Jac. Roozing (ADO) de bal.

De beginperiode

In het begin trokken de spelers hun voetbaltenue thuis al aan, omdat er geen kleedgelegenheid op het veld was. Na afloop van de wedstrijd ging het ook thuis weer uit.

Het tenue

Het eerste tenue van Vitesse bestond uit een blauw-zwart verticaal gestreept shirt. Over de kleur van de broek of kousen is niets bekend, maar uit de eerste foto’s blijkt dat beide zwart waren. De kousen werden later blauw-zwart gestreept.

Vanaf 1950 wordt er gesproken over een donkerblauw shirt met witte kraag of hals en witte manchetten, een zwarte broek en blauwe kousen met of zonder een witte boord. De club is deze outfit grotendeels trouw gebleven. Aan het eind van de jaren (negentien) zestig wordt hiervan door het eerste team nog wel eens afgeweken en is het tenue bijvoorbeeld vrijwel geheel wit met een blauwe baan op het shirt. Vanaf de jaren 1970 worden de shirts van met name het eerste team ook voorzien van rugnummers. Nadat sponsoring een bekend verschijnsel wordt in de jaren 1990, krijgen de shirts van diverse teams bij zowel de senioren als de jeugd de opdruk van een bedrijfsnaam.

Vitesse startte op de onderste sport van de voetballadder in de 3e klasse A van de Diocesane Haarlemse Voetbalbond (DHVB), een onderafdeling van de IVCB. Het eerste jaar bracht direct succes, want de ploeg legde beslag op de titel en promoveerde naar de 2e klasse. De financiën baarden echter zorgen; de inkomsten waren zeer laag. De opbrengst aan entreegelden uit de eerste competitiewedstrijd bedroeg bijvoorbeeld zestig cent.


Jaarboek 29, pagina 5

Binnen enkele jaren promoveerde Vitesse achtereenvolgens naar de 1e klasse DHVB en de 4e klasse van de IVCB-competitie.

Langzaam maar zeker kwamen er betere voorzieningen op het terrein aan de Oudeweg. Kabel bouwde een echt kleedlokaal met aparte ruimtes voor de thuisploeg en de bezoekende club. In het midden bevond zich een kiosk. De eerste beheerder was Jan Castricum, melkboer uit de Dorpsstraat. Na verloop van tijd zorgde men ook voor een waterleiding, werd een hoge afrastering om het veld gerealiseerd en verrees bij de ingang een hokje voor de kaartjescontrole. Tot slot werd zelfs een echte tribune opgetrokken, die plaats bood aan honderd toeschouwers. Het hele dorp liep op zondagmiddag uit voor een bezoek aan de thuiswedstrijden van het eerste elftal. Na afloop gingen de spelers naar café De Landbouw om te biljarten.

In de jaren (negentien) dertig was Vitesse de ploeg van de middenmoot. Spelers waren onder andere Cor Bakker, Jan Kabel, Lots Res, Siem Bakker, Thijs Schut, Tinus Admiraal, Piet Lute, Joop Hageman, Piet Veldt, Niek de Zeeuw, Toon Hollenberg, Toon Lute, Nic. van Weenen, Piet Stengs, Gerard de Groot, Jan Tromp, Twan Toepoel, Willem de Wildt, Klaas Zonneveld, Herman van Velzen en Henk Zeeman.

De economische crisis drukte in deze tijd ook haar stempel op het verenigingsleven. Er heerste een grote werkloosheid. Sommige leden konden hun contributie niet meer voldoen en het publiek had moeite om entreegeld te betalen. Toch wist de club zich dankzij enkele gulle gevers te handhaven.
Ten gevolge van de mobilisatie waren vele jongemannen eind jaren (negentien) dertig onder de wapenen. Bij het dreigende oorlogsgeweld zag het er somber uit voor de vereniging.

Uit donker dal naar successen

Spoedig na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog kwam Vitesse uit in de KNVB, omdat de IVCB daarin was opgenomen op last van de bezetter. Ondanks gedwongen tewerkstelling van verschillende spelers in Duitsland slaagde de club erin om in 1942 het kampioenschap van de 4e klasse te behalen. De promotiewedstrijden tegen ADO ’20 uit Heemskerk gingen echter verloren, zodat men geen treetje hoger mocht spelen.

Vanwege de oorlogssituatie kon Vitesse haar eigen veld niet meer betreden. De club zag zich genoodzaakt haar thuiswedstrijden elders te spelen en daarvoor bood GVO in Krommenie onderdak. Dat was echter van korte duur, want de competitie 1944-1945 kwam in zijn geheel stil te liggen.

Een week na de bevrijding speelde Vitesse haar eerste wedstrijd tegen ADO ’20. De Castricummers wonnen maar liefst met 5-1. Zij kwamen in die periode ook uit tegen de Binnenlandse Strijdkrachten en een team bestaande uit soldaten van de geallieerden.

Vanaf oktober 1945 werd een eigen clubblad uitgegeven. Het gestencilde blaadje kreeg de naam ‘Climax’ en genoot vanaf het begin grote populariteit, omdat het vol stond met gezellige Vitesse-nieuwtjes.

Het bestuur van Blauw-Zwart tijdens het 25-jarig bestaan van de supportersvereniging in 1970.
Het bestuur van Blauw-Zwart tijdens het 25-jarig bestaan van de supportersvereniging in 1970. Van linksn naar rechts zittend: Siem Admiraal, voorzitter Bank Bakker en Jan Bakker; staand: Piet Kok, Nico Beentjes en Rikus Beerse.

De supportersvereniging

Op 15 augustus 1945 werd de supportersvereniging ‘Blauw-zwart’ opgericht. De naam ontleende men aan de clubkleuren van Vitesse. Gerrit Lute Bzn. was de eerste voorzitter. De doelstelling was het geven van morele steun aan de club in de ruimste zin van het woord. Daaronder werd onder andere verstaan het ‘smeden van een hechte band tussen de supporters en het kweken van een sportieve geest’ door het organiseren van contact- en spelregelavonden. Ook beijverde de club zich in de beginperiode voor het meereizen van de supporters naar uitwedstrijden tegen een gereduceerde prijs. De contributie bedroeg toen een kwartje per maand.

In 1970 werd de supportersvereniging in het zonnetje gezet ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan. Blauw-Zwart zorgde zelf voor een grootse feestavond in De Clinghe met na afloop bal bij Endstra in De Rustende Jager.

Ook tijdens het 75-jarig bestaan van Vitesse was Blauw-zwart springlevend en organiseerde volop loterijen, klaverjasdrives enzovoorts. Zij beschikte toen over 500 leden. Het bestuur werd gevormd door Kees Louter (voorzitter), Henny Reijnders (secretaris), Jos Kos (penningmeester) en de leden Nico Lute, Rikus Beerse en Piet Nieuwenhuizen. Al zo’n kleine 40 jaar is de door Blauw-Zwart gehouden ‘ouderenmiddag’ in de kantine op de Puikman een jaarlijkse traditie. De senioren kunnen dan, onder het genot van een borreltje, meedoen aan allerlei spelletjes.

In augustus 2005 werd er een receptie gehouden ter gelegenheid van het 60-jarig jubileum van Blauw-Zwart. Tevens was dit de afscheidsreceptie voor Kees Louter, die bijna 26 jaar bestuurslid was geweest van de supportersvereniging, waarvan 14 jaar als voorzitter. Hij werd opgevolgd door Henny Reijnders.

De eerste poging om de derde klasse te bereiken strandde in de laatste wedstrijd van het seizoen 1945-1946. Tegen VVB uit kreeg Vitesse vlak voor tijd een penalty tegen. De Velsenaren maakten er dankbaar gebruik van en promoveerden.

Het seizoen 1946-1947 bracht wel het verdiende succes: het kampioenschap en promotie naar de derde klasse. Vitesse had in die tijd ook een bloeiende handbalafdeling.

Tot 1947 kon Vitesse op het terrein aan de Oudeweg blijven voetballen. Door de geplande woningbouw aldaar moest men verkassen naar het noodterrein aan de Oude Haarlemmerweg achter de boerderij van Jaap Beentjes. De jeugdelftallen speelden op een tweede noodterrein aan de Doodweg.

 Annie Zijlstra zamelt geld in om artikelen te kopen voor de Vitesse-jongens in Indië.
Annie Zijlstra zamelt geld in om artikelen te kopen voor de Vitesse-jongens in Indië.

Ter gelegenheid van het 25-jarig jubileum van de vereniging verscheen op 11 mei 1947 een extra uitgave van de Climax. In het voorwoord werd naast de feestvreugde stilgestaan bij het feit dat een groot aantal leden in Indië vertoefde. Naar deze jongens stuurde men bij elkaar gespaarde pakketten met artikelen zoals postpapier, scheerzeep, pepermunt en een zang- en kerkboekje. Ook werd er onder de militairen een prijsvraag gehouden. Daarbij ging het om het aangeven van zoveel mogelijk namen van de 160 personen op een foto, die ter ere van het zilveren jubileum was gemaakt.

Het kampioenselftal uit 1948.
Het kampioenselftal uit 1948. Van links naar rechts knielend: Theo Tromp, Herman van Velzen, Klaas Zonneveld, Willem de Wildt en Jan Tool; staand: grensrechter Jan Tromp, Wim Zonneveld, Arie van der Valk, Antoon Hollenberg, Henny Eickhoff, Nick van Weenen en Floor Zonneveld.

In 1948 eindigde Vitesse opnieuw als kampioen. De promotiewedstrijden tegen Alkmaarse Boys, Zaandijk en De Meteoor leverden echter, ondanks de extra treinen met Castricumse supporters, niet meer dan een derde plaats op.


Jaarboek 29, pagina 6

Foto circa 1948: Vitesse speler Arie van der Valk.
Foto uit circa 1948: Vitesse speler Arie van der Valk.

De vedette: Arie van der Valk

Arie van der Valk, geboren op 12 augustus 1927, was een voetbalartiest met een fluwelen techniek. Hij kwam uit Beverwijk en verhuisde in 1945 naar Castricum, waar hij lid werd van Vitesse. Jarenlang was hij een vaste keus in het eerste. Ooit sloeg hij een aanbod van Alkmaar ’54 af.

Arie was ook populair bij de jeugd, zoals blijkt uit een anekdote van Henk Hommes: “Als jongetje ging ik al mee naar de uitwedstrijden van Vitesse en ik vond het een hele eer om de koffer van Arie van der Valk te mogen dragen. Toen er een keer entreegeld voor me werd gevraagd, zei Arie: mijn zoon gaat gratis naar binnen, want anders wordt er vanmiddag niet gevoetbald!”

In de jaren (negentien) zestig hoorde Arie met spelers als Henny Eickhoff en de tweeling Henk en Jan Borst bij Vitesse tot de groep die zich vanwege meningsverschillen liet overschrijven naar CSV. Een aantal van hen voetbalde nog geruime tijd in het eerste van die club. Arie van der Valk zou zich daar onsterfelijk maken in een belangrijke wedstrijd tegen ADO. De Castricummers stonden op degraderen en de Heemskerkers konden kampioen worden. ADO kwam op 0-1, maar na rust kwam Arie in het veld. Hij maakte twintig minuten voor tijd de gelijkmaker en op zijn aangeven werd het zelfs 2-1 voor CSV. Mede daardoor ging promotie aan ADO voorbij en werd Arie nog lange tijd vervloekt in Heemskerk. Arie hing op z’n 38e zijn kicksen aan de wilgen. Daarna werd het stil rondom deze vedette. Hij werkte als magazijnbediende op Duin en Bosch en overleed op 5 januari 1997 op 69-jarige leeftijd.

Omdat Vitesse een eigen sportpark wilde, gingen pastoor Goes en de heer J.P. Bos het gevecht aan met diverse instanties om deze wens in vervulling te doen gaan. Na veel vergaderen en onderhandelen kwam het complex tot stand op de Puikman, gelegen aan de voet van de Papenberg. Het werd in 1951 geopend.

Voetbalcomplex Vitesse '22 aan de Puikman.
Voetbalcomplex Vitesse ’22 aan de Puikman.

De velden aan de Puikman

1951 Opening van het sportpark. De aanleg vond plaats in het kader van het wederopbouwplan. Het complex bestond uit drie speelvelden, zes kleedlokalen en een kleine bestuursruimte. De grond is deels eigendom van de kerk en deels van de gemeente. Het deel van de kerk wordt gepacht door de gemeente Castricum, waarvan Vitesse de velden huurt.

1959 Ingebruikname van de overdekte tribune (met 350 zitplaatsen), een kantine en een staantribune (‘drietraps’ staantalud aan de zijde van de Beverwijkerstraatweg). De financiële middelen hiervoor kwamen uit reclameborden en de plaatselijke middenstand.

1962 Uitbreiding van de zittribune met 150 plaatsen en realisatie van zes kleedkamers onder het nieuwe gedeelte. Een paar jaar later kwamen er nog eens 150 zetels bij. Het ging maar door, onder invloed van de gedachte de Puikman niet te willen verlaten. Er bestonden namelijk rond die tijd plannen voor een randweg, waartegen de club zich met hand en tand verzette. In 1962 genoot Vitesse ook de primeur van terreinverlichting en trainer Verschuur mocht de eerste training onder de lichmasten geven.


Jaarboek 29, pagina 7

Burgemeester Smeets trapt af bij de opening van het sportpark aan de Puikman.
Burgemeester Smeets trapt af bij de opening van het sportpark aan de Puikman.

1967 Het bestuur kreeg een goede vergaderruimte; ook werd er een massagekamer ingricht.

1968 Vergroting van de keuken en de kantine. Ook werd eindjaren (negentien) zestig vanwege de grote bloei van de jeugdafdeling het clubhuis uitgebreid met support van lokale ondernemers.

1970 Aanleg van een nieuw seniorenveld, waardoor het totaal op zes velden kwam.

1972 Realisatie van een geheel nieuwe terreinverlichting op het toenmalige B-veld.

1974 Broodnodige facelift van de Puikman dankzij de inzet van wethouder voor sportzaken L.W. Stam. Daarn1ee was het voortbestaan van de vereniging gewaarborgd.

1977 Door de overname van het beheer en onderhoud kreeg het complex het karakter van een gemeentelijk sportpark.

1978 Op 14 april werd de eerste steen gelegd voor een nieuwe kleedaccommodatie. Deze bevatte zes kleedlokalen, zes scheidsrechterskamers, een magazijnruimte en een EHBO/massage-ruimte. In dat jaar werden ook de parkeerplaats voor fietsen en auto’s, de toegang, het hekwerk om het complex, de trainingshoek met verlichting en de drainering geheel vernieuwd.

jaren 1980 Uitbreiding met velden voor de honk- en softbalvereniging, die als onderdeel van Vitesse werd beschouwd. De honk- en softballers gebruiken het sponsorhome als kantine sinds de ‘Club van 1000’ is opgeheven.

1998 Aanleg van een speeltuintje en opening door Henny Huisman.

1999 Aanleg van een boardingveldje langs de Beverwijkerstraatweg, dat de naam ‘Jeugd Arena’ kreeg en bestemd werd voor de jongste pupillen van de club.

2004 Voorstel van het bestuur aan de kerk om een deel van de grond te verkopen aan de gemeente, die daarop woningbouw zou kunnen ontwikkelen. In ruil daarvoor zou er een herindeling van het complex moeten plaatsvinden, inhoudende de sloop van de huidige kantine met kleedkamers en herbouw daarvan. Ook eiste de club twee kunstgrasvelden. Omdat de provincie woningbouw in dit gebied niet toestond, was dit plan in 2005 van de baan. Toen besloot het bestuur een verbouwplan in te dienen bij de gemeente, daar de opstallen sterk verouderd waren. Het complex kreeg in hetzelfde jaar reeds een facelift door vernieuwing van het toegangspad en de hekwerken. Bovendien werd het hoofdveld van een nieuwe grasmat en drainage voorzien.

2006 Goedkeuring verbouwplan en start uitvoering.

De terreinknechten

De velden aan de Puikman zijn jarenlang verzorgd door trouwe vrijwilligers als Jan Valkering, Cor Zonneveld, Riekus Beerse en Bank Breedveld.

Vanzelfsprekend maakten de terreinknechten allerlei belevenissen mee. Hier volgen er twee. Tijdens een wedstrijd van het tweede vonden de spelers dat de bal te zacht was en ook de scheidsrechter beaamde dat. Cor Zonneveld werd toen gevraagd of hij de bal in de rust even wilde oppompen. Na afloop van de wedstrijd vroeg hij de jongens of de bal hard genoeg was geweest. Het antwoord luidde: “Prima, Cor.” En Cor kon toen lachen, want hij had niets aan de bal gedaan.

Jan Valkering was erg populair bij de spelers, maar dat betekende niet dat zij hem nooit voor de gek hielden. Een van de terugkerende streken was het aan de vloer spijkeren van zijn rubberlaarzen. Jan ging daar echter nooit op in. Op een gegeven dag prezen de jongens Jan omdat hij niets had laten merken en beloofden, onder het aanbieden van een doos sigaren, dat ze het nooit meer zouden doen. Jan knikte goedkeurend, stak de sigaren in zijn zak en antwoordde: “Dat is best jongens, dan zal ik voortaan mijn pruim niet meer in de theepot gooien …”

Het elftal van Vitesse dat in 1959 de titel pakte en promoveerde naar de 2e klasse van de KNVB.
Het elftal van Vitesse dat in 1959 de titel pakte en promoveerde naar de 2e klasse van de KNVB. Van links naar rechts hurkend: Nico Stuijbergen, Jan de Zeeuw, Martin Res, Theo de Groot, Henk Zonneveld en Nico Jonker; staand: Gerard Jonker, Piel Beentjes, Nico Lute, Henny Jonker, Fred Res, Toon Groot en grensrechter Jan Tromp.

‘Eeuwige tweede’

Vanaf 1955 gingen de prestaties in stijgende lijn. Vitesse verbleef steeds in het bovenste deel van de ranglijst.

In 1959 bereikte men het kampioenschap en de promotie naar de 2e klasse. Dat was voor een groot deel te danken aan trainer Jan Hagenaars. Deze oud-doelman van de Volewijckers had Vitesse vijf jaar onder zijn hoede.

Na het seizoen 1958-1959 zag men voor het eerst een speler vertrekken naar het betaalde voetbal. Het was Nico Jonker, die naar Haarlem ging en daar vele jaren zou spelen. De ploeg leed een ernstig verlies, dat echter gecompenseerd werd door een goede opvolger, Dick Twisk.

Toch werd de competitie 1959-1960 met gematigd optimisme ingezet. Na drie wedstrijden stond Vitesse op de laatste plaats. Gelukkig kwam de ommekeer op tijd en men had zelfs na 20 wedstrijden nog kans op de titel. Die werd echter in een adembenemende slotfase net niet bereikt.

Het jaar daarop eindigde Vitesse op de tweede plaats en mocht met OVVO uit Amsterdam om de promotie strijden. De eerste wedstrijd uit werd nog wel gewonnen, maar de thuiswedstrijd en de beslissingswedstrijd op het neutrale terrein van KHFC eindigden met een negatieve score. Vitesse bleef dus opnieuw tweedeklasser.


Jaarboek 29, pagina 8

De evenementen en toernooien

Vitesse heeft in haar lange historie verschillende evenementen en toernooien georganiseerd, die vaak terugkeerden.

Het traditionele gezamenlijke ontbijt in 1962.
Het traditionele gezamenlijke ontbijt in 1962.

In het verleden werd jaarlijks rond de oprichtingsdag het traditionele gezamenlijke ontbijt gehouden in Hotel Borst. Hieraan ging een Heilige Mis in de St.-Pancratius vooraf. In de periode 1964 tot en met 1988 werd de jeugd in de gelegenheid gesteld om diverse sportkampen te bezoeken, bedoeld als een weekje ontspanning met sport en vermaak. Het allereerste kamp vond in het Duitse Stadskyll plaats. Daarna volgde deelname aan sportkampen in Berg en Dal, Zundert, Bergen (Limburg), Horst, Wassenaar, Borculo, Weert en ook op Texel werden de tenten een paar keer opgeslagen.

Uit de kampeertijd in jaren (negentien) zestig is nog een mooi verhaal bewaard gebleven; dat gaat over Gé de Wit. Hij had als jonge leider op een avond de wacht bij de Vitesse-tent. Rond middernacht kwamen twee jongens uit de tent vragen of zij naar de wc mochten. Gé stemde daarmee in, mits ze weer heel stil hun tent wilden ingaan. Na een kwartiertje volgden nog vijf jongens met hetzelfde verzoek en … een half uur later bleken zes tenten leeg. Iedereen had de grootste lol, behalve leider De Wit, die besloot met de eerste de beste trein naar huis te gaan. Hij werd echter overgehaald om te blijven en was liefst dertig jaar jeugdleider bij Vitesse.

ln het seizoen 1963-1964 ging het grote ‘Zilveren Hert-toernooi’ voor pupillen op het Vitesse-terrein van start. De parade van de deelnemende ploegen, zoals Ajax, DWS eo Blauw Wit, was door vlagvertoon en muziek indrukwekkend. Het was een groots en feestelijk toernooi.

Het werd een paar jaar niet gehouden, maar kreeg in 2002 een doorstart voor alle jeugdteams. Ook het ‘Oliebollentoernooi’ in de sporthal voor de jeugd rond Nieuwjaar is al jaren zeer populair.

 Prijsuitreiking op het 'Bank Breetveldtoernooi '. Bank overhandigt een beker aan één van de winnaars.
Prijsuitreiking op het ‘Bank Breetveldtoernooi ‘. Bank overhandigt een beker aan één van de winnaars.

Uit vroegere tijd kan nog het ‘Bank Breetveldtoernooi’ voor de pupillen worden genoemd.

Vitesse richtte zich in 1967 tot de Stichting Euro Sport Ring, die in Europees verband sportuitwisselingen tot stand beoogde te brengen. Zodoende kwam men in contact met de Duitse sportverenigingen Aichach en Ausbach ’29. Beide clubs waren een lang weekend in Castricum te gast en een week later brachten de A-junioren van Vitesse een tegenbezoek. In totaal vonden er vijftien uitwisselingen plaats en het wederzijdse contact heeft zeker bijgedragen aan de sportverbroedering tussen Nederland en onze oosterburen.


Jaarboek 29, pagina 9

Vele jaren werd de jeugd opgevangen tijdens het ‘ Luilak-toernooi’, dat in 1998 voor het laatst werd gehouden.

Ook het ‘Familietoernooi’ is sinds 1981 jarenlang een traditie geweest. Aan het eind van het seizoen werd dan op een zondag door diverse families een elftal op de been gebracht, waarbij de gezelligheid voorop stond en de prestaties van ondergeschikt belang waren. Sommigen hielden er rekening mee in hun vakantieplanning. Het groeide uit tot een regionaal spektakel met als hoogtepunt een deelname van 106 teams, verdeeld over dames- en herenelftallen en die met een gemengde samenstelling. In de loop der jaren liep de animo wat terug, maar sinds kort is er nieuw leven ingeblazen.

Tot slot was het van oudsher de gewoonte om op 1 januari voor de nieuwjaarsreceptie een wedstrijd te spelen. Nadat men hiermee een aantal jaren geleden was gestopt, werd deze traditie op de eerste dag van 2006 in ere hersteld en werden er diverse wedstrijden gespeeld tussen de huidige spelers en oud-spelers.

Sportcommentator Bob Spaak leidde de receptie ter gelegenheid van het veertig jarig bestaan.
Sportcommentator Bob Spaak leidde de receptie ter gelegenheid van het veertig jarig bestaan.

In het voorjaar van 1962 bestond Vitesse veertig jaar. In het jubileumnummer feliciteerde burgemeester Smeets de vereniging. Vriendschap en verdraagzaamheid werden door voorzitter Hoogervorst beschouwd als de kroon op 40 jaar Vitesse-arbeid. Het jubileum werd onder andere gevierd met een receptie, die op voortreffelijke wijze werd geleid door de bekende sportcommentator Bob Spaak. Ook traden er diverse artiesten uit de stal van Ben Essing op in de veilinghal aan de Kramersweg. Te zien en te beluisteren waren de Blue Diamonds, Anneke Grönloh en Willeke Alberti.

Vitesse slaagde er in het seizoen 1962-’63 opnieuw net niet in om kampioen te worden.

De resultaten in de competitie daarna waren minder florissant, want men wist zich ternauwernood te handhaven. Het semi-profvoetbal sloeg toen voor de tweede keer zijn grijparmen uit naar Vitesse. Nu tekende Dick Twisk een contract bij KFC, dat later opging in Alkmaar/Zaanstreek en vervolgens in AZ ’67.

Voor het seizoen 1964-1965 werd oud-international Bram Wiertz aangetrokken als trainer en het lukte hem, met assistentie van oud-speler Nico Lute, om Vitesse langzamerhand weer op een hoger plan te brengen.

In 1966 ging de strijd om de titel tussen Hollandia uit Hoorn en de Castricummers. Voor de zoveelste keer struikelde Vitesse in de eindfase en kreeg daardoor het etiket ‘eeuwige tweede’ opgeplakt.

In 1968 bleef Vitesse degradatie uit de 2e klasse bespaard. Een jaar later draaide de ploeg weer volop mee en eindigde … als tweede, omdat Hollandia weer de sterkste was. Het seizoen daarop vielen de blauw-zwarten in herhaling: voor de zoveelste keer tweede, nu één punt achter Zandvoortmeeuwen.

Het bestuur van Vitesse tijdens het 50-jarig jubileum in 1972.
Het bestuur van Vitesse tijdens het 50-jarig jubileum in 1972. Van lins naar rechts zittend: B. lute, voorzitter C. Oudejans, A. van de Ven. C. Singerling en J. de Boer: staand: P liefting, A. Weda, N. Twisk, F. Zonneveld, A. Horvat, J. de Zeeuw, J. Kaandorp, C. de Groot, P Bakker en E. leenaers.

Twee jubilea en eindelijk naar de eerste klasse

Ook vanaf 1970 hing Vitesse jarenlang tegen de eerste klasse van de KNVB aan, maar haalde het toch niet.

Het gouden jubileum van de club in 1972 werd groots gevierd. In de bijzondere feestuitgave schreef burgemeester Van Boxtel een gelukwens namens het gemeentebestuur en voorzitter Oudejans het voorwoord. Daarnaast gingen oud-kapelaan Starrenburg en de aalmoezeniers Brandsen en Van der Linden in hun bijdragen in op de historie van Vitesse. Ook vormde een leuke anekdote voor de Christelijke Sport Vereniging Vitesse uit Breukelen de aanleiding om haar naamgenoot te feliciteren.

Op een zaterdagmiddag in 1971 moest het eerste team van deze club uit Breukelen namelijk tegen Jonathan uit Zeist. De hiervoor aangewezen scheidsrechter kwam echter niet opdagen, omdat hij naar Castricum was afgereisd. Hij had weliswaar van de KNVB het bericht gekregen dat hij de wedstrijd CSV Vitesse – Jonathan moest fluiten, maar had dit niet goed gelezen. Daardoor was deze arbiter in de veronderstelling dat hij de plaatselijke derby tussen CSV en Vitesse moest leiden.

Als uitzondering op de regel eindigde de ploeg in 1974 slechts als vijf-


Jaarboek 29, pagina 10

de op de ranglijst. Met ingang van het seizoen 1974-1975 werd echter verwacht dat de kans op promotie zou worden vergroot door invoering van de hoofdklasse.

Aan het eind van het seizoen 1975-1976 bereikten de blauw-zwarten een met DEM gedeelde tweede plaats, op twee punten achter kampioen Ilpendam. De race om de titel ging een jaar later tussen SVW ’27 uit Heerhugowaard en Vitesse. Een vernietigende nederlaag op eigen terrein in de voorlaatste wedstrijd betekende echter weer geen kampioenschap.

De mannen die in 1978 kampioen werden; zij promoveerden eindelijk naar de eerste klasse.
De mannen die in 1978 kampioen werden; zij promoveerden eindelijk naar de eerste klasse. Van links naar rechts zittend: Arie Schram, Adrie Hollenberg, André Vermorken, Frans Huisman, Ernst Ranzijn, Henk Bakker en Nico Castricum; staand: leider Jan de Zeeuw, Nico Duinmeijer; verzorger Jan Wester; Hans Touber; Peter lambert, Harry Poel, Kees Kuijs, Jan Kuijs, trainer Rob Kramer; Richard Beentjes, Nico Lute en trainer Gerard Kesselaar.

Toen brak het voor Vitesse zo belangrijke seizoen 1977-1978 aan. Onder leiding van hoofdtrainer Rob Kramer startte het eerste team uitstekend en stond na vijf wedstrijden fier en ongeslagen aan kop. De laatste competitiewedstrijd was op 23 april 1978 thuis tegen HRC. Eerst kwam Vitesse achter met 0-1 , maar wist dankzij een verwoestend schot van Nico Duinmeijer een gelijkspel en daarmee tevens het kampioenschap te behalen. De feestvreugde over de titel galmde lang na over Castricum en aan de kampioensreceptie bewaarde men zeer goede herinneringen. Eindelijk promoveerde Vitesse dus naar de felbegeerde eerste klasse.

Hiervan zou zij echter niet lang mogen genieten. De hogere klasse bleek geen eenvoudige zaak. Na een jaar degradeerde de ploeg alweer en speelde vanaf dat moment op het oude vertrouwde niveau.

Vitesse bereikte op 11 mei 1982 de leeftijd van zestig jaar. Ook dit keer gaf de redactie van de Climax een speciale editie uit. Van tevoren had burgemeester Gmelich Meijling de vereniging al gefeliciteerd met de woorden: “Proficiat, en op naar de 75 in 1997.”

In de jubileumuitgave kwamen vele prominenten aan het woord. Uiteraard werd er ook een overzicht van de festiviteiten gegeven. De KNVB wijdde ook aandacht aan het jubileum en schreef dat de Castricumse club gedurende de laatste tien jaar een grote groei had doorgemaakt.

Gerrie Mühren was in november 1983 op De Puikman de grote trekpleister voor de voetballende jeugd. Hij verzorgde met onder meer Bobby Haarms van Ajax een voetbaltraining.

In het het seizoen 1986-1987 werkten hoofdtrainer Toon Gerrits en jeugdtrainer Peter Lambert flink aan de uitbouw van de Vitesse-voetbalschool. Dit had een sterke groei en bloei van de jeugdafdeling tot gevolg.

Gerrie Mühren kwam in 1988, nu vergezeld door zijn broer Arnold, nog eens naar de Puikman om een demonstratie te geven.

De pupil van de week

Eind jaren (negentien) tachtig werd bij alle Castricumse voetbalverenigingen de ‘Pupil van de week’ ingevoerd. Dit houdt in dat de jongste pupillen bij toerbeurt een middag de gast zijn van het eerste elftal bij thuiswedstrijden. De pupil van de week maakt bij samenkomst van het team kennis met de spelers, trainer en leiders en is ook aanwezig bij de voorbespreking en het omkleden in de kleedkamer. Doorgaans ontvangt hij ook iets ter herinnering aan deze dag, zoals een voetbalshirt of bal. Uiteraard vindt elke pupil van de week het schitterend om mee te mogen doen met de warming-up van de ploeg. Het hoogtepunt vindt echter vlak voor de aftrap plaats, als hij alleen vanaf de middenstip naar de keeper van de tegenpartij mag dribbelen en dan alle gelegenheid krijgt om te scoren.

In 1998 was Rick Admiraal pupil van de week bij Vitesse. Hij was enorm onder de indruk, zoals blijkt uit het volgende verslag dat Rick maakte: “Vitesse hep gewonnen van LSVV. De stand was 4-0. Ik mogt in de dukaut zitten en toen de wedstreit afgelopen was, had ik een bal gekregen met alle handtekeningen, en Hans Kaandorp stont er ook op. En Richard ging heel veel grapjes maken. En ik vont het heel leuk.”

Hans Kaandorp won driemaal de Kennemer-goalgetterscup.
Hans Kaandorp won driemaal de Kennemer-goalgetterscup.

De jaren (negentien) negentig

Bij aanvang van het seizoen 1990-1991 stelde trainer Job Dragtsma zich op het standpunt dat Vitesse maar weer eens uit die tweede klasse moest zien te komen. In dat jaar wisselde de ploeg uitmuntende prestaties af met curieuze verliespartijen. Eind 1990 ontving Hans Kaandorp voor de derde achtereenvolgende keer de Kennemer-goalgetterscup.


Jaarboek 29, pagina 11

In maart 1991 liet Vitesse een uitgelezen kans op een periodetitel liggen, maar op 5 mei van dat jaar was er na dertien jaar weer een titel binnen door het behalen van het kampioenschap in de tweede klasse A, district West 1 van de KNVB. Op één speler na was het gehele team afkomstig uit de eigen jeugdafdeling. Bevrijdingsdag 1991 werd met gouden letters in de clubhistorie bijgeschreven.
Het eerste jaar in de eerste klasse verliep zeer voorspoedig en bijna werd zelfs de hoofdklasse bereikt.

Daarna ging het een stuk moeilijker. De frontlinie werd een stuk zwakker, doordat Hans Kaandorp lager ging spelen en Frank Donker naar Limmen vertrok. In februari 1993 werd zelfs Jos Jonker (42) uit het vierde gehaald om Vitesse weer op het rechte spoor te zetten. Opnieuw mocht men in 1993 aan de nacompetitie deelnemen, maar de hoofdklassedroom spatte in Oostzaan tegen OSV uiteen.

Jos Jonker.
Jos Jonker.

De profs en de bijna-profs

Vitesse heeft in de loop der jaren een groot aantal talenten geleverd aan het betaalde voetbal. De spelers die geruime tijd in het eerste elftal van een profclub speelden, zijn in chronologische volgorde van vertrekjaar:

  • Nico Jonker (1959, Haarlem, Telstar)
  • Dick Twisk (1963, KFC, Alkmaar/Zaanstreek, later AZ ’67)
  • Jos Jonker (1970, Telstar; Den Haag, AZ’67)
  • Hans Reijnders (1975, AZ’67)
  • Arjan de Zeeuw (1992, Telstar; Barnsley, Wigan Athletic, Portsmouth, Manchester City, opnieuw Wigan Athletic)
  • Thijs Sluijter (2000 , Heracles)
  • Tom Zoontjes (2005, Sparta, Stormvogels Telstar).

Van deze voetballers heeft Jos Jonker het ’t verst geschopt. Tijdens zijn AZ-periode kwam hij een keer uit voor het Nederlands Elftal. Arjan de Zeeuw maakte het meest furore in Engeland en was met zijn ploeg Wigan Atheletic in het seizoen 2005-2006 nog zeer succesvol in de premier league.

Vorig jaar (in 2005) bleek dat Prime Minister Blair een groot supporter van hem was, want hij noemde Arjan zijn favoriete speler. Behalve deze profs waren er nog meer jongens die ook het betaalde voetbal, maar niet de top haalden. Dat waren onder andere Johan Baltus, Dick-Jan Ente, Henk Bakker en zijn zoon Robin.

Bij Vitesse speelden ook veelbelovende talenten die wel de kans, maar niet de ambitie hadden om van hun liefhebberij hun beroep te maken. Een groot voorbeeld hiervan is Hans Kaandorp, die in de jaren (negentien) tachtig diverse aanbiedingen liet schieten. Hij vond het namelijk belangrijker om te kiezen voor een maatschappelijke carrière en bleef het liefst in Castricum.

In september 1993 richtte Vitesse een ‘Club van Duizend’ op, met een eigen sponsorhome in de kantine. Het was de bedoeling dat bedrijven 1000 gulden per jaar zouden storten voor het financieren van bepaalde verenigingsactiviteiten.

Deze opzet is echter niet goed van de grond gekomen, waarna de sponsorclub is opgeheven. Hiervoor in de plaats kwam ‘Vrienden van Vitesse’, bestaande uit leden die voor de invoering van de euro 100 gulden per jaar betaalden en nu 50 euro om de activiteiten van de jeugd te ondersteunen.

Het seizoen 1994-1995 beleefde de enerverende bekerontmoeting tussen Vitesse en hoofdklasser ADO ’20. De strijd eindigde in 4-3 winst voor de Castricummers en zodoende bereikte de ‘underdog’ de vierde ronde van het bekertoernooi.

In de competitie van datzelfde jaar brak aanvallend onvermogen Vitesse op. De supporters uitten hun ongenoegen over de tegenvallende resultaten. Na een mislukte race om lijfsbehoud keerde de ploeg terug in de tweede klasse.

Trainer Job Dragtsma nam in 1995 na vijfjaar afscheid en werd opgevolgd door Nico Nooij. Deze begon het nieuwe seizoen vol goede moed, maar kon niet voorkomen dat zijn mannen na de winterstop in een verwoede strijd tegen degradatie terechtkwamen. Het bestuur besloot dat Nooij het seizoen mocht afmaken, maar zijn contract zou niet worden verlengd.

Zijn opvolger werd Rob Kramer, die de club van nieuwe impulsen moest voorzien. Het ledenbestand omvatte in 1996 ruim 550 actieve voetballers. Ook het damesvoetbal had inmiddels zijn intrede binnen Vitesse gedaan. Deze afdeling telde zo’n 60 leden.


Jaarboek 29, pagina 12

De jubileumcommissie voor het 75 jarig bestaan.
De jubileumcommissie voor het 75-jarig bestaan. Van links naar rechts zittend: Loek Zonneveld, Cor van der Zee, Jaap Veldt en Jaap Stuifbergen; staand: Gerard Bleijendaal, Kees Louter; Jan de Zeeuw, Cor Kramer en Gé de Wit.
Het 75-jarig jubileum van Vitesse.
Het 75-jarig jubileum van Vitesse.

In 1997 vierde men het vijfde jubileum ter ere van het 75-jarig bestaan. De jubileumcommissie zorgde voor het verschijnen van een fraai jubileumboek en de organisatie van een aantal evenementen, waaronder een tentoonstelling over de historie van de club, een reünie, een feestdag in circussfeer voor de jeugd en drie feestavonden.

Dit keer sprak burgemeester Schouwenaar zijn felicitaties uit. Hij stelde dat de vereniging nog steeds jong en bruisend was en dat men er bij Vitesse absoluut niet tegenop zag om iets nieuws te beginnen.

Niemand kon toen echter vermoeden dat het seizoen 1997-1998 eindigde in een dieptepunt voor de club. De hoofdmacht degradeerde namelijk naar de derde klasse, die zij 39 jaar eerder had verlaten.

Een jaar later verspeelde Vitesse de titel op de slotdag in Heiloo door met 2-1 van HSV te verliezen. Het was een grote kater voor de spelers en de vele Castricumse supporters die op het duel waren afgekomen.

Gelukkig slaagde trainer Kramer er spoedig in om zijn mannen weer scherp te krijgen, want het seizoen 1999-2000 werd wel glorieus afgesloten met een kampioenschap. Vitesse behaalde maar liefst 51 punten uit 22 wedstrijden en de voorsprong op de nummer twee bedroeg 15 punten.

Vitesse in de 21e eeuw

Na de knappe titel in het millenniumjaar kreeg Vitesse toch al gauw weer te maken met golfbewegingen in de resultaten. Door het vertrek van zeven belangrijke selectiespelers was het eerste niet lang bij machte om zich in de tweede klasse te handhaven, zodat de derde klasse zich in 2002 opnieuw aankondigde.

De vereniging stond in mei van dat jaar stil bij het 80-jarig bestaan. In het kader hiervan werd een veiling georganiseerd, waarvan de opbrengst, groot 20.000 euro, werd besteed aan de verbetering van het sportcomplex. Daarnaast werd een seniorentoernooi met feestavond gehouden, een jeugddag en een reünie met een fantastische slotavond.

Tot aan het seizoen 2004-2005 presteerde het eerste elftal wisselend. De vereniging wist zich te versterken met enige nieuwe aanwinsten, die het oude nest hadden hervonden na een avontuur op een hoger niveau. Onder leiding van Dick-Jan Ente werd er door de mix van jong talent en ervaren spelers een evenwichtig team opgebouwd, dat makkelijk meedraaide in de top.

Dat resulteerde aan het eind van het seizoen 2005-2006 in het kampioenschap, waardoor opnieuw de tweede klasse van de KNVB werd bereikt.

Gesteld mag worden dat Vitesse ’22 anno 2006 een kerngezonde voetbalvereniging is. “De organisatie staat prima op de rails, het ambitieniveau is hoog en er wordt vooral veel aandacht besteed aan een goede opleiding en begeleiding van de jeugd”, aldus Gé de Wit, die de vereniging 6 jaar als voorzitter leidde.

Niet voor niets staat daarom op een groot bord op de hoek Beverwijkerstraatweg/Puikman de tekst: ‘Vitesse ’22: een club in beweging’.

De vereniging telt momenteel (in 2006) zo’n 600 voetballende leden, die verdeeld zijn over 10 senioren- en 34 jeugdteams. Behalve die teams mogen nog 60 jongetjes van 5 en 6 jaar zich wekelijks in de ‘Jeugd Arena’ uitleven. Tot slot staan er 400 vrijwilligers klaar om de hele club te runnen.

Vitesse '22.
Vitesse ’22.

De resultaten

De belangrijkste resultaten in de historie van het eerste elftal van Vitesse zijn de volgende:
1922 indeling in de 3e klasse DHVB
1923kampioen 3e klasse DHVB en promotie naar de 2e klasse
rond 1925 kampioen 3e klasse DHVB en promotie naar de 1e klasse
rond 1927 kampioen 3e klasse DHVB en promotie naar de 4e klasse ICVB (wordt begin van de oorlog opgenomen in KNVB)
1942 kampioen 4e klasse KNVB (geen promotie)
1947 kampioen 4e klasse KNVB en promotie naar de 3e klasse
1948 kampioen 3e klasse KNVB (geen promotie)
1959 kampioen 3e klasse KNVB en promotie naar de 2e klasse
1978 kampioen 2e klasse KNVB en promotie naar de 1e klasse
1979 degradatie naar de 2e klasse KNVB
1991 kampioen 2e klasse KNVB en promotie naar de le klasse
1995 degradatie naar de 2e klasse KNVB
1998 degradatie naar de 3e klasse KNVB
2000 kampioen 3e klasse KNVB en promotie naar de 2e klasse
2002 degradatie naar de 3e klasse KNVB
2006 kampioen 3e klasse KNVB en promotie naar de 2e klasse

De voorzitters van 1922 tot 2006

1922-1925 Wouter Koot
1925-1937 Willem Groot
1937-1952 Dorus Schermer
1952-1964 Henk Hoogervorst
1964-1972 Gerrit Oudejans
1972-1988 Frans van Wijk
1988-1994 Ruud Vermorken
1994-1996 Tino Klein
1996-1999 Ton Hoffman
1999-2005 Gé de Wit
2005-2006 Gerard Boeters

2018 Hans Kaandorp


Jaarboek 29, pagina 13

CASTRICUMSE SPORTVERENIGING – CSV

Op 3 april 1930 werd in De Rustende Jager besloten tot oprichting van de nieuwe vereniging CSV. Chris Dijkhuizen was de eerste voorzitter, die in het dagelijks bestuur werd bijgestaan door de heren G. L. Grijzen (secretaris) en A. Stolte (penningmeester). De clubkleuren rood en zwart van het oude CSV werden aangehouden.

Nadat rentmeester Vogelenzang van de Provinciale Landgoederen voorlopig voor een jaar toestemming had gegeven om een terrein bij Johanna’s Hof te bespelen, ging de bal rollen. Het speelveld was niet al te groot, maar werd toch goedgekeurd. Daarnaast bleken de doellatten 50 cm te kort te zijn, zodat er met spoed een stuk werd aangelast. Een kleedlokaal werd gratis geleverd door aannemer en hoteleigenaar Willem Borst. Dat was maar goed ook, want over geld beschikte de vereniging nog niet. Rijksveldwachter Koelewijn was bereid om een paar netten te breien. Het bleek echter een behoorlijke klus en zo gebeurde het dat de eerste thuiswedstrijd met één doelnet moest worden gespeeld, omdat het tweede nog niet af was.

Het eerste elftal bestond onder andere uit H. Zomer, de gebroeders Uhl, D. de Jong, de gebroeders Bakker, B. Vogel, F. Peijs, H. van Koot, G. Grobbe, H. Dijkhuizen en P. van der Woude.

Aan het eind van het oprichtingsjaar kwam CSV al ter sprake in de raadsvergadering, waarin de gemeentebegroting voor 1931 werd behandeld. Raadslid Aukes bepleitte subsidie aan CSV, omdat een neutrale vereniging minder op bijdragen van particulieren zou kunnen rekenen. Daaraan werd toegevoegd dat de vereniging zelfs rooms-katholieke leden telde en aangezien de gymnastiekvereniging VIOS via het rooms-katholieke jeugdwerk ook werd gesubsidieerd, vond Aukes een bijdrage aan CSV ook wenselijk. Er werd hiervoor toen 50 gulden in de begroting opgenomen.

De eerste jaren

Na enkele vriendschappelijke wedstrijden werd in het seizoen 1930-1931 aan de competitie deelgenomen en wel in de 2e klasse van de Noordhollandse Voetbalbond (NHVB). Lange tijd prijkte CSV bovenaan de ranglijst, maar er kwam verandering in toen het pas opgerichte Alkmaarse Boys ook aan de competitie ging deelnemen. De Alkmaarders maakten korte metten met elke tegenstander en het kampioenschap ging aan de neus van CSV voorbij. Het jaar daarop kwam CSV terug. De ploeg legde beslag op de titel, gevolgd door promotie naar de eerste klasse van de onderbond.

Vertrek vanafde Van der Mijleweg voor de beslissingswedstrijd Koog Zaandijk-CSV in 1938.
Vertrek vanaf de Van der Mijleweg voor de beslissingswedstrijd Koog Zaandijk-CSV in 1938.
CSV kampioen in 1938.
CSV kampioen in 1938. Van links naar rechts knielend: Freek Peijs, Jan Schenk en Ton van Zon; staand: trainer Dirk Keek, Joop Bakker; Gerrit van Straaten, Dik Helsingfors, Henk Koelewijn, Jaap de Beurs, Arie Kassen, Wim Hoogeboom en Cor Boot. Oorspronkelijk droegen de spelers van CSV een zwart shirt met een rode verticale baan in het midden en een zwarte broek. Rond 1950 is het shirt blauw en de broek zwart. In 1959 gaat men over op een witte broek. De kousen zijn dan doorgaans geheel blauw of voorzien van een wille omslag. In de jaren 1970 krijgt het eerste elftal een gevarieerd tenue. Het shirt is dan bijvoorbeeld blauw met witte mouwen, de broek blauw en de kousen wit. De shirts krijgen dan ook een rugnummer: net als bij Vitesse worden de shirts van diverse teams van CSV later voorzien van een sponsornaam.

Daarna richtte men zich op het bereiken van de KNVB-competitie. Dat liet nog wel zes jaar op zich wachten, want pas in 1938 slaagde CSV erin om na twee beslissingswedstrijden op het KFC-terrein in Koog aan de Zaan tegen OFC zich kampioen van haar afdeling te kunnen noemen. Ter gelegenheid van het kampioenschap werd Dr. P.E.M. Teenstra, arts van het provinciaal ziekenhuis Duin en Bosch, verzocht het ere-voorzitterschap te willen aanvaarden. ln deze functie heeft hij CSV tot 1945 met raad en daad terzijde gestaan.

Eind jaren (negentien) dertig beschikte de club naast het eerste elftal slechts over een reserve- en een aspirantenelftal en telde zo’n 70 leden. Inmiddels was men verhuisd naar een ander terrein aan de Zeeweg, dat in beheer was bij Duin en Bosch. Oorspronkelijk was het een bollenveld. Met vereende krachten werd het terrein van een grasmat voorzien en mede dankzij de opbrengst uit een driedaagse bazar kon er spoedig een mooie tribune worden gebouwd. Het veld was door de zandgrond altijd droog en goed bespeelbaar. Later werd er naast het hoofdveld een tweede veld aangelegd. Dit sportcomplex, dat tegenwoordig in gebruik is bij Atletiekvereniging Castricum, zou voor vele jaren het domicilie zijn van CSV.

Herstel na de bevrijding

De oorlogsperiode was voor CSV een moeilijke tijd. Kon de vereniging in oktober 1942 het 12,5-jarig bestaan nog herdenken in de vorm van een wedstrijd tegen Vitesse, niet lang daarna namen de bezetters bezit van het terrein aan de Zeeweg. CSV vond onderdak bij Vitesse en zo goed en zo kwaad als het ging, werd de vereniging in stand gehouden. Dit was, ook in verband met de evacuatie van het dorp en het daarmee gepaard gaande vertrek van veel spelers, een zware


Jaarboek 29, pagina 14

opgave. De club hield stand totdat in de hongerwinter van 1944 een einde kwam aan alle verenigingsleven.

Op hel bevrijdingsfeesl vroeg CSV via deze praalwagen sleun voor de wederopbouw van de club.
Op hel bevrijdingsfeesl vroeg CSV via deze praalwagen sleun voor de wederopbouw van de club. De jongens van links naar rechts S. Burgering, C. Bruinsma, J. Duinker: H. van Kool, N. Bellingen J. Ronk.

In 1945 krabbelde de vereniging weer overeind en keerde in Castricum terug. Op het terrein aan de Zeeweg was een puinhoop achtergelaten. Tribune, opstallen, alles was vernield. Opnieuw ondervond men de gastvrijheid van de zustervereniging. Onder de stuwende leiding van voorzitter Duinker bloeide de vereniging op.

Hel karakteristieke clubhuis dat door archilecl Kaper werd ontworpen.
Hel karakteristieke clubhuis dat door architect Kaper werd ontworpen.

Spoedig werd met de renovatie van het verwoeste terrein begonnen, waarvoor ontzaglijk veel werk door de leden werd verzet. Zodoende konden in het voorjaar van 1946 de thuiswedstrijden worden hervat.

Binnen enkele jaren beschikte CSV over twee prachtige velden (waarvan één met een terreinverlichting), een open zittribune, behoorlijke staantribunes en een karakteristiek clubhuis, dat werd ontworpen door architect D. Kaper, die werkzaam was bij Duin en Bosch.

CSV werd in 1948 uitgebreid met een dameshandbalclub en een tafeltennisvereniging. In datzelfde jaar werd ook de supportersvereniging opgericht.

De supportersvereniging

Op initiatief van enige supporters leidde een feestelijke bijeenkomst in hotel Borst in mei 1948 tot de oprichting van de ‘Supportersvereniging CSV’. Gestart werd met een vijftigtal leden. De belangrijkste doelstelling in het begin was het geven van steun bij wedstrijden van het eerste elftal. In de loop der tijd ging de supportersvereniging zich ook toeleggen op andere activiteiten zoals het organiseren van busreizen bij uitwedstrijden, het leveren van financiële bijdragen voor het trainingsfonds, het houden van feestavonden, klaverjasdrives en het Sinterklaasfeest voor de jeugd.

Bekende bestuurders waren onder meer Freek Peijs, Hannes van Koot, Chris Pieterse, Hans Jacobs, Jan Kooij, Chris de Leeuw, Frits Schefferli, Willem Brouwer, Klaas Peijs en Cor Boot.

Tijdens het zilveren jubileum van CSV in 1955 telde de supportersvereniging nog ruim 350 leden. Vanaf de jaren (negentien) zeventig liep de belangstelling voor het bezoeken van feestavonden terug en was er door de opkomst van het eigen vervoer geen behoefte meer aan gezamenlijke reizen.

De supportersvereniging hield zich toen voornamelijk nog bezig met de klaverjasdrives tot zij rond 1975 werd opgeheven.

Hel elftal dat in 1950 kampioen werd in de vierde klasse KNVB.
Hel elftal dat in 1950 kampioen werd in de vierde klasse KNVB. Van links naar rechts knielend: A. Docter; G. de Heer en G. van ’t Hul; staand: C. Blei, H. Jacobs, J. Kimmelaar; H. Tiemstra, C. Boot, J. de Beurs, B. Beumer; F. Klashors en leider J. Hopman.

In 1950 behaalde CSV het kampioenschap van de 4e klasse. Een werkelijk verbluffende promotie-competitie met ADO ’20, Succes en OFC bracht CSV toen in de 3e klasse. Het elftal bestond uit G. de Heer, C. Boot, J. de Beurs, A. Docter, H. Tiemstra, C. Blei, H. Jacobs, J. Kimmelaar, F. Klashorst, J. Hopman en G. van ’t Hul. Trainer was J. Eijkmans.

Met wisselend succes gingen de jaren 1951-1955 in de 3e klasse van de KNVB voorbij.

Het CSV-bestuur tijdens hel 25-jarig beslaan.
Het CSV-bestuur tijdens hel 25-jarig beslaan. Van links naar rechts zittend: F. Peijs, J. de Beurs, voorziller P.L. Duinker; J. Peijs en J. Sprangers; staand: J. Boot, E. de Vries, W. van de Berg, J. Bruinsma en J. Morelis.

Ter gelegenheid van het 25-jarig jubileum werd in april 1955 onder redactie van Joop Boot en Jan Edam een fraai jubileum nummer samengesteld. De vereniging had op dat moment 4 senioren-, 1 junioren-, 2 aspiranten- en 4 welpenteams.
Op 4 november 1957 trof de vereniging een zware slag door het plotseling overlijden van secretaris Jan Peijs, die al 27 jaar bestuurslid was.


Jaarboek 29, pagina 15

A. van Kluyve.
A. van Kluyve.

De Castricumse voetbaldichter

De bekende dorpsdichter A. van Kluyve (1896-1983) was een fervent voetballiefhebber en sinds 14 december 1973 lid van verdienste van CSV. Voor deze vereniging was hij actief betrokken bij de vervaardiging van het clubblad en het beheer van de sporttoto-formulieren. Uiteraard vormde CSV nogal eens het onderwerp van zijn gedichten. Van Kluyve schreef ook de tekst van het eerste clublied van CSV, waarvan het refrein als volgt begint:

“Aan de Zeeweg, bij de bomen,
En het ruisen van de zee,
Speel! de club van onze dromen,
Speel! ons dierbaar C.S.V.!”

Het sierde de dichter dat hij even gemakkelijk zijn pen ter hand nam om Vitesse te berijmen en zich in de onderlinge verstandhouding tussen beide clubs altijd uiterst neutraal en sportief opstelde. De wijze waarop hij de verenigingen lof toezwaaide wordt geïllustreerd door de volgende eerste en laatste strofe van de gedichten ter gelegenheid van het 25- en 40-jarig jubileum van respectievelijk CSV en Vitesse.

25 jaar CSV (1955)
Nu liggen de jaren in zinnen geschreven
Van bladzij tot bladzij is ’t kloek en kordaat,
Hier ligt thans het kostlijk en roemrijk beleven
Van ‘Ons CSV’ in een feestlijk gewaad.
Een kwart-eeuw van sport staat in klankvolle woorden
Straks wacht weer de strijd (door dit feest onderbroken)
In ’t hart van de club, die actief jubileert,
De bomen alom zingen wondre accoorden;
Bestuur, onze dank!
En gefeliciteerd!!!

40 jaar Vitesse (1962)
Hier ligt dan Vitesse’s herdenkingshistorie
De helden der velden, alreeds veertig jaar!
Dus nu, krans omhangen, vol glinstring en glorie
Maakt al wat aan sport doet een feestelijk gebaar.
Vecht verder, sportief, fair en vrij onverveerd,
Naar taak en naar toekomst!
De tijd heeft gesproken!
Slechts rest mij:
Vitesse gefeliciteerd!

De kampioensploeg uit 1964.
De kampioensploeg uit 1964. Van links naar rechts knielend: Henk Pieterse, George Warmenhaven, Bob Brouwer, Dick Hoberg en Jan Tijms; staand: Cees Edam, Arie van der Valk, grensrechter Dirk Grandiek, Peter de Graaf, Piet de Heer; Cor Blaauw, Piel van Maarleveld, Koos Glastra en Hans Stolk.

Groei en achteruitgang

In 1961 werd de bouw van een overdekte tribune voltooid en in het seizoen daarop werd er een nieuwe lichtinstallatie in gebruik genomen. In datzelfde jaar werd het eerste versterkt door de komst van Cor Blaauw, oud-speler van Alkmaar ’54. Hij was twee jaar speler/trainer, maar kon niet voorkomen dat de ploeg in 1963 degradeerde naar de vierde klasse.

Onder zijn leiding werd CSV echter weer kampioen in 1964 na een grote zege van 6-1 op De Valken in Venhuizen. Tijdens de receptie ter gelegenheid van het behalen van deze titel ontving voorzitter Duinker vanwege zijn vele verdiensten voor de vereniging en de KNVB de zilveren bondsspeld. Duinker was een zeer actieve voorzitter, die sterk zijn stempel drukte op CSV. Omdat hij tijdens zijn voorzitterschap ook hoofd was van het PWN-kantoor aan de Zeeweg, schroomde hij niet om zijn personeel op allerlei manieren voor de vereniging in te schakelen.

De club beleefde in de jaren (negentien) zestig nog een bijzonder avontuur met een buitenlandse ‘voetballer’. De heer Waagmeester uit Limmen wendde zich namelijk tot CSV met de mededeling dat de nieuwe Italiaanse vriend van zijn dochter, Louizi Vitalli genaamd, een geweldig talent was en zo in het eerste team kon worden opgenomen. Louizi werd lid, maar bij zijn komst bleek dat hij alleen erg snel was maar totaal niet kon voetballen. Het verhaal ging ook nog dat hij voor het eerst voetbalschoenen had gekocht …

Omdat het oude houten clubhuis niet meer voldeed, werd er in het seizoen 1965-1966 een nieuw stenen gebouw neergezet. Dit werd op 23 april 1966 onder grote belangstelling feestelijk geopend door burgemeester Smeets. Kort daarop trad voorzitter Duinker af, die de vereniging maar liefst 25 jaar met strakke hand had geleid.

De voorzitters van 1930 tot 2002

1930 – 1941 Chris Dijkhuizen
1941 – 1966 Paul Duinker
1966 – 1974 Frans Dik senior
1974 – 1975 Bob Zeegers
1975 – 1980 Hans Beijersbergen
1980 – 1984 Huug Stuvel
1984 – 1988 Dirk Logchies senior
1988 – 1991 Cees Jansen
1991 – 1995 John Scholten
1995 – 1997 Cor Bosch
1997 – 1998 Aart Leemhuis
1998 – 2002 Cees Jansen


Jaarboek 29, pagina 16

Uit september 1966 dateert het verhaal van eerste elftalspeler Billy Brouwer en zijn vader. Billy kan er na 40 jaar nog kostelijk om lachen en vertelt: “Tijdens een wedstrijd tegen Helder liep ik door op de keeper. Zonder dat er opzet in het spel was ging ik knock-out en liep daarbij een fikse wond boven mijn oog op. Mijn vader zag de keeper als de schuldige en vloog het veld op om bij hem verhaal te halen. Deze bereikte hij echter niet, want hij werd door twee supporters van CSV in toom gehouden, zij het met de nodige moeite. Toen ik geheel groggy was afgevoerd per brancard, viel mijn vrouw Anneke flauw en verdween onder de brancard. Vervolgens stelde dokter Van Leesten mij een vraag om mijn bewustzijn te testen. Mijn vader beantwoordde deze vraag en kreeg vervolgens nog een uitbrander van de huisarts.” Billy hield uiteindelijk een lichte hersenschudding over aan deze wonderlijke middag.

Na afloop van het seizoen 1966-1967 degradeerde CSV en kwam er voorlopig een einde aan het derdeklasserschap, dat 17 jaar had geduurd.

Na een bloedstollende laatste wedstrijd tegen St. Adelbert behaalde CSV de titel in 1970.
Na een bloedstollende laatste wedstrijd tegen St. Adelbert behaalde CSV de titel in 1970. Spelers van links naar rechts knielend: George Warmenhaven, Billy Brouwer; Bert Tuijn, Nico Klinkenberg. Cees Lok en John Hauser; staand: Cees Edam, Frans Dik, Hans Mol, Rob Edam en Piet de Heer: Uiterst links staan trainer De Ridder en voorzitter Dik.

Na drie jaar in de vierde klasse te hebben vertoefd, slaagde men er in 1970 toch weer in om kampioen te worden. De beslissing viel in een bloedstollende laatste wedstrijd tegen mede-kampioenskandidaat St. Adelbert in Egmond-Binnen, die op een zeer hobbelig veld met 2-3 door CSV werd gewonnen. Het elftal werd aangevoerd door Hans Mol, die vlak na dit kampioenschap prof zou worden. De trainer van St. Adelbert, Gerrit de Heer, de vroegere keeper en trainer van CSV, feliciteerde spontaan na afloop zijn oude club. Dat seizoen was de Amsterdammer Ben de Ridder trainer van CSV, die overigens maar een jaar bij de club bleef.

De prof en de bijna-prof

CSV heeft in haar lange bestaan maar één speler gehad die de stap maakte naar het profvoetbal. Het was Hans Mol, die overigens al 23 jaar was toen hij in 1970 door AZ een contract kreeg aangeboden. CSV ontving daarvoor 4000 gulden


Jaarboek 29, pagina 17

(wat een tijd!). Hans kwam direct in de hoofdmacht van de Alkmaarders en ging dus in één keer van de 4e klasse KNVB naar de eredivisie. Hij kreeg bij AZ de positie van rechtsback en had al gauw spelers als Piet Keizer en Coen Moulijn tegenover zich. Hans beleefde in Alkmaar zeven mooie jaren en speelde vervolgens nog anderhalf jaar bij Volendam. Op 31-jarige leeftijd keerde hij terug op het oude nest en was nog een aantal seizoenen een welkome versterking voor het eerste van CSV. Daarna bleef hij in andere functies actief voor de vereniging, want zijn stelling was altijd: “CSV is mijn cluppie. “

Bij CSV was er in het verleden nog wel een speler die even mocht ruiken aan een profcarrière. Dat was de befaamde keeper Gerrit de Heer, die jaren lang de betrouwbare sluitpost van het eerste elftal was. Het was maar liefst Ajax dat interesse in hem had. Gerrit mocht op jonge leeftijd meetrainen met de selectie van de Amsterdammers en het leek erop dat hij voorbestemd was om in het eerste te komen. Toen Frans de Munck echter gelijktijdig werd aangetrokken, was het avontuur bij Ajax na drie weken voorbij en keerde Gerrit terug naar de club aan de Zeeweg.

Er was echter nog een belangrijke aanleiding voor de beslissing om de overstap naar Ajax niet te maken. Gerrit werkte namelijk als administratief medewerker op het PWN-kantoor aan de Zeeweg. De toenmalige voorzitter Duinker van CSV, die tevens de leiding had over het PWN-kantoor, wilde Gerrit de Heer beslist niet laten gaan, omdat hij van te grote waarde was voor CSV. Daarom oefende de autoritaire voorzitter de nodige druk uit op zijn medewerker. Het resultaat was dat Gerrit én CSV, én PWN nog lange tijd trouw bleef!

Ook in 1970 viel het kampioenschap samen met een jubileum. In april van dat jaar werd het 40-jarig bestaan gevierd. Ter gelegenheid hiervan werden er onder meer een druk bezochte receptie in Funadama en twee feestavonden in de Oude Schimmel gehouden. Ook verscheen een jubileumkrant in de vorm van een extra editie van het Nieuwsblad voor Castricum. Daarin liet voorzitter Dik weten dat CSV was uitgegroeid tot een kerngezonde, bloeiende vereniging met een zeer grote jeugdafdeling. In verband hiermee wees hij in zijn toespraak tijdens de jubileumreceptie op het grote tekort aan velden.

Het inwonersaantal van Castricum maakte in die tijd een grote groei door. In 1967 was ook een zaterdagafdeling aan de vereniging toegevoegd, waardoor CSV maar liefst 26 elftallen telde, die het met twee velden moesten doen. Daarom drong Dik er bij het gemeentebestuur op aan om zo spoedig mogelijk voor uitbreiding te zorgen. De noodzaak daartoe werd al erkend in de gemeentelijke sp0rtnota van 1968.

Sportief gezien waren de resultaten van CSV in 1971 en 1972 onder leiding van trainer Fred Vonk (een broer van de toenmalige AZ-speler Theo) nog redelijk te noemen. Maar het jaar daarop eindigde het eerste elftal met slechts 7 punten op de laatste plaats van de derde klas A van de KNVB en dat betekende het definitieve afscheid van het hoogste niveau dat de club in zijn historie heeft bereikt.

Deze degradatie zou een periode inluiden, waarin de club steeds verder wegzakte.

In die tijd ontstonden er ook problemen tussen de zondag- en zaterdagafdeling. De aanleiding hiertoe was een steeds groter wordende concurrentie tussen beide afdelingen. Het spelen op zaterdag was namelijk zeer populair geworden, deels uit overtuiging en deels op pragmatische gronden. Het bestuur van CSV moest met lede ogen toezien dat veel zondagspelers op zaterdag gingen voetballen, waardoor de onderlinge sfeer verslechterde. Uiteindelijk barstte de bom in 1973 met als gevolg dat de zaterdagafdeling zich afscheidde en een nieuwe vereniging oprichtte.

In 1974 belandde het eerste van CSV in de hoofdklasse van de afdeling Noord-Holland. Dat jaar werden er in het algemeen slechte resultaten door de voetballers behaald. Voor de vereniging braken onrustige tijden aan, die werden gekenmerkt door twee voorzitterswisselingen binnen een periode van anderhalf jaar.

De officiële openingshandeling van het nieuwe sportpark door loco-burgemeester Wokke.
De officiële openingshandeling van het nieuwe sportpark door loco-burgemeester Wokke.

CSV naar Noord-End

Een van de belangrijkste gebeurtenissen voor CSV in de jaren (negentien) zeventig was de verhuizing van het knusse sportpark aan de Zeeweg naar het nog kale, splinternieuwe complex in Noord-End. Hierover hadden vanaf november 1970 onderhandelingen tussen de gemeente en de verenigingen plaats gevonden. Op 25 november 1971 ging de raad akkoord met de ‘aanleg sportvelden en gedeelte groenvoorziening in het plan Noord-End’. Het betrof in totaal een gebied van ruim 21 hectare, waarvan ongeveer de helft bestemd was als sportcomplex.

Om de kosten van een nieuw clubhuis zo laag mogelijk te houden werd in 1972 het comité ‘Help CSV naar Noord-End’ opgericht, dat allerlei acties organiseerde om geld in te zamelen. Aan de leden van de vereniging werd bijvoorbeeld gevraagd om gedurende drie jaar naast de contributie een bijdrage van 2,50 gulden per maand te storten. Ook werd er in juli 1972 voor dit doel op sportpark Wouterland een voetbalwedstrijd gespeeld tussen een Castricums elftal (bestaande uit de beste spelers van CSV en Vitesse en aangevuld met profs) en het zogenaamde Kampelftal. Hoewel het duel compleet verregende, kwamen er nog honderd toeschouwers op af.

In oktober 1976 werd de actie beëindigd en kon het comité ruim 41.000 gulden aan het bestuur overhandigen. Vijf maanden daarvoor was reeds de eerste steen gelegd voor het nieuwe clubhuis door het oudste lid (Cor Boot) en de jongste aanwinst van de vereniging (Guido van Hattem).

Cor Boot.
Cor Boot.

De vedette: Cor Boot

Cor Boot werd geboren op 23 juli 1921 in Castricum en was jarenlang het oudste lid van CSV. Hij begon als midvoor in het aspiranten elftal en scoorde in een competitie 60 van de 62 doelpunten. Op zijn zestiende (1937) werd hij direct in het eerste opgesteld en deelde een jaar later mee in de feestvreugde van het kampioenschap.

Met uitzondering van de oorlogsjaren speelde Cor 20 jaar lang in het eerste elftal. Hij groeide uit tot een verdediger van grote klasse Samen met keeper Gerrit de Heer vormde hij een gouden koppel in de jaren (negentien) vijftig, de glorietijd van CSV. Cor werkte 43 jaar als


Jaarboek 29, pagina 18

onderhoudsmonteur bij de Nederlandse Spoorwegen zonder een dag ziek te zijn. Daar voegt hij steevast aan toe: “Ik zou bij mijn pensionering een lintje krijgen, maar ze waren vergeten het aan te vragen.” Cor voetbalde ook in het landelijk team van de NS.

Op 14 april 1957 nam hij afscheid van het eerste elftal, maar bleef nog jaren voetballen, onder andere bij de veteranen. Ook was Cor actief binnen de supportersvereniging en vlagde een paar jaar bij de wedstrijden van het eerste. Hij werd lid van verdienste en erelid van de vereniging en ontving van de KNVB de zilveren bondsspeld.

De vroegere vedette woont nu (in 2006), 85 jaar oud, in De Santmark en nog steeds wordt door vele dorpsgenoten zijn naam genoemd als er over CSV wordt gesproken.

Hoewel het clubgebouw nog niet was opgeleverd, ging CSV vanaf het seizoen 1976-1977 toch al op Noord-End spelen. Daarom werd met de KNVB geregeld dat de eerste wedstrijden zoveel mogelijk uit werden gepland, maar het gebeurde ook dat de spelers zich bij thuiswedstrijden in de open lucht of in een tent moesten omkleden. De training op het nieuwe sportcomplex was vanaf oktober 1976 mogelijk en voor een groot aantal teams vond de eerste thuiswedstrijd voor de competitie pas plaats in het weekend van 6 en 7 november van dat jaar.

Op zaterdag 26 maart 1977 zou burgemeester Van Boxtel de officiële openingshandeling van het sportpark verrichten. De burgervader werd echter onwel, waarna loco-burgemeester Wokke het van hem overnam. Voor de jeugd was er die dag ook van alles te doen, zoals strafschoppen nemen op keeper Paul van der Meeren van Telstar. ’s Avonds vond de eerste feestavond in het nieuwe clubhuis voor de CSV-familie plaats.

Het nieuwe complex bood CSV voldoende ruimte door de aanwezigheid van 4 prachtige velden (waarvan één verlicht) en een verlicht trainingsveld. Het clubgebouw bestond uit een grote kantine, een bestuurskamer, een redactie-ruimte en acht kleedkamers.

Het bestuur toen CSV 50 jaar bestond.
Het bestuur toen CSV 50 jaar bestond. Van links naar rechts Huug Stuvel, Sonja Vermanen, Victor Kijzers, Dick Rinkel, voorzitter Hans Beijersbergen, Jan Raven, Rea Gras, Hans Grootendorst en Jack de Lange (afwezig Michael Boerée).

In mei 1980 werd alweer het gouden jubileum gevierd en ook dat werd groots aangepakt door een feestweek te houden. Het programma bestond onder andere uit een reünie, een ‘langste voetbalwedstrijd van de wereld’, diverse toernooien en een ouderwetse CSV-revue in de Clinghe, die geheel door eigen leden werd bedacht en uitgevoerd. Er werd ook een feestelijk logo ontworpen voor het bedrukken van toegangskaarten, stickers en linnen tasjes. Bij het 50-jarig bestaan telde de club 500 leden en 31 elftallen.

De jaren 1982 en 1983 waren absoluut niet goed wat de resultaten betreft, omdat de club degradeerde naar respectievelijk de 2e en 3e klasse van de afdeling Noord-Holland. Zodoende kwam CSV na 53 jaar in dezelfde klasse terecht, waarin zij ooit begon.

De resultaten

Het eerste elftal van CSV behaalde in zijn bestaan de volgende belangrijkste resultaten

1930 indeling in de 2e klasse NHVB
1932 kampioen 2e klasse NHVB en promotie naar de Ie klasse
1938 kampioen Ie klasse NHVB en promotie naar de 4e klasse KNVB
1950 kampioen 4e klasse KNVB en promotie naar de 3e klasse
1963 degradatie naar de 4e klasse KNVB
1964 kampioen 4e klasse KNVB en promotie naar de 3e klasse
1967 degradatie naar de 4e klasse KNVB
1970 kampioen 4e klasse KNVB en promotie naar de 3e klasse
1973 degradatie naar de 4e klasse KNVB
1974 degradatie naar de hoofdklasse afd. Noord-Holland
1978 degradatie naar de 1e klasse afd. Noord-Holland
1982 degradatie naar de 2e klasse afd. Noord-Holland
1983 degradatie naar de 3e klasse afd. Noord-Holland
1985 promotie naar de 2e klasse afd. Noord-Holland
1986 degradatie naar de 3e klasse afd. Noord-Holland
1990 kampioen 3e klasse afd. Noord-Holland en promotie naar de 2e klasse
1991 kampioen 2e klasse afd. Noord-Holland en promotie naar de 1e klasse
1999 degradatie naar de 7e klasse KNVB (afdeling Noord-Holland opgeheven)
2000 door herindeling automatisch naar de 6e klasse KNVB
2002 laatste wedstrijd in 6e klasse KNVB


Jaarboek 29, pagina 19

Roerige jaren

In mei 1988 uitte een groep leden van CSV hevige kritiek op het gevoerde bestuursbeleid. De oppositie constateerde dat er met name voor de jeugd te weinig werd gedaan en vond dat het roer om moest om leegloop te voorkomen. Het gevolg was dat het zittende hoofdbestuur en bloc opstapte. Tijdens een bijzondere, algemene ledenvergadering werd een interim-bestuur gekozen, dat de taak had om de vorming van een nieuw bestuur voor te bereiden. De verkiezing daarvan vond in de ledenvergadering op 27 juni van dat jaar plaats. Cees Jansen hanteerde vanaf dat moment de voorzittershamer.

Voor de viering van het 60-jarig bestaan stonden in april 1990 diverse festiviteiten en activiteiten op het programma. Begonnen werd met een officiële receptie in de eigen kantine, waar vele sprekers CSV in het zonnetje zetten en het bestuur passende geschenken aanboden. Voor het grootste cadeau zorgden een dag later evenwel de spelers van het eerste, die onder leiding van trainer Jan Kooij na een zenuwslopend duel tegen WMC het kampioenschap in de derde klasse van de afdeling Noord-Holland in de wacht sleepten.

Deze 5 CSV-leden fietsten in de zomer van 1990 naar Zuid-Frankrijk om geld bij elkaar te krijgen voor de bouw van een tribune.
Deze 5 CSV-leden fietsten in de zomer van 1990 naar Zuid-Frankrijk om geld bij elkaar te krijgen voor de bouw van een tribune. Van links naar rechts Jan Kooij, Arnold Boot, Hans Mol, Bert Tuijn en voorzitter Cees Jansen.

In de zomer van hetzelfde jaar leverden 5 leden van CSV een bijzondere prestatie door naar Zuid-Frankrijk te fietsen met als doel zoveel mogelijk geld bij elkaar te krijgen voor de bouw van een tribune. Voorzitter Jansen was een van hen en hij werd vergezeld door Bert Tuijn, Hans Mol, Arnold Boot en Jan Kooij, die de zestig al was gepasseerd. Voor elke kilometer die werd afgelegd, werden zij gesponsord door de leden. Na die loodzware tocht van 1725 kilometer kon een geweldige opbrengst van 10.000 gulden worden genoteerd. Een andere actie voor de tribunebouw bestond uit de verkoop van ‘bouwstenen’, waarvoor 10 gulden per stuk werd betaald.

Onder regie van Henk ter Punt en uitvoerder Bert Tuijn werd twee jaar later langs het hoofdveld een fraaie, overdekte zittribune gerealiseerd, die op 15 mei 1993 werd geopend. Het bouwwerk kreeg de naam ‘Chris de Leeuw tribune’, vernoemd naar het erelid dat vanaf het eerste uur een tomeloze inzet voor CSV had getoond bij vooral het onderhoud van de velden en de verzorging van het clubblad.

Legendarische ‘rooie’ Chris was ook nog lange tijd leider van een seniorenteam en voetbalde zelf jaren bij CSV tot en met de veteranen. Hij kan geweldig vertellen over vroeger en zijn geheugen laat hem daarbij zelden in de steek. Onlangs haalde hij deze anekdote nog aan:
“Eindjaren 1950 speelden we met het tweede elftal tegen GVO in Krommenie. In die tijd waren nog niet alle velden van een afrastering voorzien en dat gold ook voor het B-veld van GVO, dat alleen omgeven was met sloten. Op een gegeven moment zou ik even een corner nemen. ik liep echter zover achteruit dat ik met bal en al in de sloot belandde …”

Het clubblad

Evenals de vereniging heeft het clubblad van CSV een boeiende historie gekend. Tijdens een feestavond op 31 januari 1948 zag het eerste clubblad het levenslicht. Het was geredigeerd door Hans Jacobs, de journalist die later het televisieprogramma ‘Achter het nieuws’ zou presenteren. Piet Gorter maakte een paar illustraties en Joop Boot versloeg samen met Joop Smit gespeelde wedstrijden. De rubriek ‘Wat CSV’ers ervan zeggen’ werd ingevuld door Joop Westerman. Het duurde daarna ruim een maand voor het tweede nummer uitkwam, nu met Rooseboom en Sietses als vaste redacteuren.

Het blaadje verscheen de eerste twee jaren tweewekelijks. Naast opstellingen, standen en verslagen werd menig nummer gevuld door dichterlijke bijdragen van de beer A. van Kluyve. Eind 1948 ging het krantje naar 135 abonnees. In 1950 werd het blad bij Drukkerij Boesenkool gemaakt. Overigens was dat van korte duur, want men kon een oude stencilmachine aanschaffen en nam de vervaardiging zelf ter hand ten huize van de familie Edam aan de Schelgeest. De redactie en administratie waren toen in handen van Joop Boot en Jan Edam. Opa De Haan inde trouw elke maand bij de lezers het abonnementsgeld ad 0,65 gulden.

Vanaf 1962 leidde het clubblad geen zelfstandig bestaan meer en werd het abonnementsgeld in de contributie opgenomen. Toen werd de wekelijkse uitgave een feit. Na verloop van tijd nam Chris de Leeuw de administratie van Jan Edam over en zette ook de heer Van Kluyve zich wekelijks in om de CSV-er tot stand te brengen. Een dieptepunt volgde in 1966. De redactie was gereduceerd tot één man: Chris de Leeuw. Het voortbestaan stond op het spel, maar gelukkig trad Ruud Nijsse tot de redactie toe en Jan de Koning nam de distributie op zich. Vanaf eind 1968 werd het blad een periode bij Chris de Leeuw thuis in Uitgeest gedraaid. In het clubjaar daarop deed Anton Mulder zijn entree als redacteur en werd bijgestaan door Wil Gras.

Rond die tijd ontving de redactie uit handen van de supportersvereniging een vergaarmachine, waardoor de werkzaamheden aan het blad aanzienlijk werden verkort. Na de opening van het nieuwe complex op Noord-End beschikte men over een riante redactiekamer, vier schrijfmachines en een vast team van medewerkers dat 40 weken per jaar garant stond voor een oplage van 500 exemplaren. Zo zullen Ineke van der Wal en Carla Niemeijer heel wat pagina’s hebben volgetypt.

Door de voortschrijdende techniek heeft de CSV-krant in de


Jaarboek 29, pagina 20

laatste 25 jaar van haar bestaan een stormachtige ontwikkeling meegemaakt. In de jaren 1980 werden de stencilmachines vervangen door offsetpersen.

 Jan Boesenkool en Chris de Leeuw, twee CSV- ers die van onschatbare waarde zijn geweest voor de vervaardiging van het clubblad.
Jan Boesenkool en Chris de Leeuw, twee CSV- ers die van onschatbare waarde zijn geweest voor de vervaardiging van het clubblad.

CSV had daarbij het geluk dat ze Jan Boesenkool had. Jan, nu 85 jaar oud, was 14 jaar toen hij in het drukkersvak begon en is daarin nu (in 2006) nog af en toe actief. Al vanaf de jaren (negentien) vijftig hielp Jan mee het clubblad te vervaardigen en hij heeft dit voortgezet bij de nieuwe fusieclub. Hij regelde ooit voor CSV een gratis drukpers, waar nu nog mee gewerkt wordt. Uit de periode aan de Zeeweg vertelde hij de volgende anekdote: “Toen we een keer het krantje maakten, vierden we ook de verjaardag van een van de medewerkers. Dat was reuze gezellig, maar het liep niet goed af. Een andere medewerker reed namelijk met zijn auto, met op de achterbank de hele partij clubbladen, de sloot in. Het gevolg was dat een groot deel van de bladen in het water dreef. De volgende dag hingen ze toen te drogen aan de waslijn van de echtgenote van de pechvogel, want ze moesten evengoed bezorgd worden …”

Andere mensen die jarenlang actief waren voor het clubblad, waren Co Scholtens, Ben Kroesen, Cees Gorter, Bram en Suze Mizee, mevrouw Van der Geest en niet te vergeten Cor Nuijens, die tot het einde van de vereniging op zeer creatieve wijze de lay-out voor zijn rekening nam.

Trainer Hans Touber kijkt op zijn horloge. CSV is bijna kampioen in 1991.
Trainer Hans Touber kijkt op zijn horloge. CSV is bijna kampioen in 1991.

Onder leiding van Hans Touber, de nieuwe trainer van CSV, werd het eerste team in 1991 opnieuw kampioen via een benauwde zege op Koedijk. De club was dus weer enigszins in de lift en keerde na negen jaar terug in de eerste klasse van de afdeling Noord-Holland. Het seizoen 1990-1991 was trouwens over de gehele linie voortreffelijk, want naast de hoofdmacht werden het tweede en derde team plus de junioren A1, C1 en D1 kampioen.

Doordat de afdeling Noord-Holland met ingang van het seizoen 1996-1997 werd opgeheven, kwam het eerste vanaf dat jaar uit in de zesde klasse van de KNVB.

Met name door een verkeerde trainerskeus ging het in het jaar 1998-1999 bergafwaarts met CSV. De club verloor na een volledig mislukt seizoen met 2-1 de degradatiewedstrijd tegen JVC in Bergen en daalde af naar de zevende klasse. Het jaar daarop speelde CSV echter vanwege een herindeling bij de KNVB toch een klasse hoger.

Oud-voorzitter Dik reikt een prijs uit op het laatste 'Familie Diktoernooi', dat in 1997 werd gehouden.
Oud-voorzitter Dik reikt een prijs uit op het laatste ‘Familie Diktoernooi’, dat in 1997 werd gehouden.

De evenementen en toernooien

Naast de festiviteiten in het kader van jubilea heeft CSV talloze ontspanningsavonden georganiseerd. In de eerste 20 à 30 jaar waren dat vooral de feestavonden bij Borst met eigen revues of optredens van diverse bekende Amsterdamse artiesten. De belangstelling hiervoor liep echter steeds meer terug na de intrede van de televisie. Wel werden altijd de klaverjasdrives goed bezocht.

Wat voetbal betreft hield de club jarenlang in juni een druk bezocht veteranentoernooi, dat wijd en zijd bekend stond. Ook de jeugd kende diverse toernooien, waar vaak de naam aan verbonden was van een persoon of familie, die veel voor CSV had betekend. Dit waren het ‘Jan Peijs-toernooi’, het ‘P.L. Duinkertoernooi’ en het ‘Familie Diktoernooi’. In de jaren 1990 was het kampeerweekend ‘Nacht van de jeugd’ op eigen terrein een groot succes. Dat gold ook voor het zaalvoetbaltoernooi tussen Kerstmis en Nieuwjaar.

Met de jeugd werden ook diverse sportkampen bezocht. Vroeger beperkte dat zich tot Nederland, maar in de jaren 1970 werd er ook gekampeerd en meegedaan aan toernooien in Frankrijk en Italië via de Euro-Sportring.

De senioren van CSV hebben ook een paar internationale ervaringen gehad. Al in 1954 was de Engelse club FC Wembley een week te gast bij de CSV-familie, waarvoor een uitgebreid dagprogramma met diverse uitstapjes was samengesteld. De Britten speelden uiteraard ook voetbal en deden dat niet alleen tegen CSV, maar ook tegen Vitesse en De Kennemers.

Vele zomers in de jaren (negentien) vijftig en zestig jaren werd er op het CSV-terrein een wedstrijd gespeeld tussen het eerste elftal en vakantiegangers van het kampeerterrein Bakkum. De kampbewoners konden in die tijd vaak over bekende profvoetballers van clubs als Ajax, Blauw-Wit of DWS beschikken. Er zijn nu nog Castricummers die zich erop beroemen, dat ze ooit gespeeld hebben tegen Bennie Muller of Cootje Prins.

In 1972 maakten de eerste teams van de voetbal en handbal van CSV met Pinksteren een trip naar Duitsland. Men logeerde bij pleeggezinnen in het dorpje Schwabendorf. Na een groot feest in de danszaal van het dorp, waar het bier rijkelijk vloeide, slaagden de Castricumse voetballers met zware hoofden en benen er toch in om de volgende dag hun wedstrijd tegen de Duitsers te winnen.

Een vaste traditie binnen het seizoen waren heel wat jaren het afsluittoernooi, de Zomer Zeskamp en een avond voor alle


Jaarboek 29, pagina 21

De handen van v.l.n.r.: Cees Jansen (voorzitter CSV), wethouder Bert Meijer en Peter van Splunter (voorzitter SCC) gaan in april 2001 op elkaar voor een fusie van de twee voetbalverenigingen (foto Kees Blokker).
De handen van van inks naar rechts Cees Jansen (voorzitter CSV), wethouder Bert Meijer en Peter van Splunter (voorzitter SCC) gaan in april 2001 op elkaar voor een fusie van de twee voetbalverenigingen (foto Kees Blokker).

Fusieperikelen en afscheid

Vanaf 1995 werd tussen CSV en de ook op Noord-End spelende zaterdagvereniging SCC overleg gevoerd over het aangaan van een fusie. De reden om samen te gaan was dat beide verenigingen overtuigd waren van het feit dat één vereniging met een zaterdag- en zondagafdeling de beste waarborg vormde voor een duurzaam voortbestaan. Ondanks dat gezamenlijke uitgangspunt duurde het nog jaren voordat alle voetangels en klemmen waren weggenomen en de tijd rijp was om te fuseren.

Op zich niet zo vreemd, want de liefde tussen CSV en SCC was, met name door de voorgeschiedenis van de zaterdagclub, niet bijster groot. De twee verenigingen hadden duidelijk hun eigen cultuur en moesten beide bereid zijn om veel water bij de wijn te doen. Omdat er door een fusie grond en een clubgebouw beschikbaar zouden komen, speelde de gemeente uiteraard ook een zeer belangrijke rol in het gehele proces.

In de algemene ledenvergaderingen van CSV en SCC, beide gehouden op 15 april 1997, gingen de leden akkoord met de benoeming van een gezamenlijke fusiebegeleidingscommissie. Deze commissie kwam met een onderzoek naar alle facetten die een samengaan met zich meebrengt, zoals een nieuwe organisatiestructuur, huisvesting, naam en financiële consequenties. Het fusieplan werd eind januari 1998 door de leden van CSV en SCC goedgekeurd.

Maar kort daarop kwam er een kink in de kabel. Er kon geen overeenstemming met het gemeentebestuur worden bereikt over de voorwaarden van verkoop van het SCC-gebouw. De fusie werd een jaar uitgesteld. In juni 1998 ontstond een vertrouwensbreuk tussen CSV en SCC. Teleurgesteld besloot CSV te stoppen met verdere fusiegesprekken en zodoende waren de clubs terug bij af.

De ‘Club van 100’

In augustus I998 werd er een ‘Club van 100’ opgericht, die zich richtte op het bieden van extra geldelijke steun aan de jeugdafdeling. Degenen die zich hierbij aansloten, betaalden jaarlijks 100 gulden. In totaal toonden een kleine 65 leden van CSV zich bereid om hun medewerking te verlenen. Veel resultaat hebben zij, gelet op de fusie met SCC, van hun bijdragen echter niet gezien. Bovendien hield men een flinke kater over aan de bekendmaking dat een deel van het saldo van de club zonder medeweten van de leden besteed was aan een negatieve advertentie met betrekking tot het fusieproces.


Jaarboek 29, pagina 22

In april 2001 zochten de clubs toch weer toenadering, omdat door ledenverlies de noodzaak was toegenomen om samen een sterke jeugdafdeling te vormen. De emoties waren inmiddels wat afgezakt en er was wederzijds de wil om het fusietraject weer op te pakken. Er werd opnieuw een fusiewerkgroep samengesteld. Ook de gemeente was er alles aan gelegen dat het dit keer zou lukken en stelde een fors hogere bijdrage in het vooruitzicht.

In september 2001 stemde de gemeenteraad in met de aankoop van het clubgebouw van SCC voor een bedrag van een half miljoen gulden. De werkgroep leverde een fusievoorstel voor de gezamenlijke bespreking in december 2001.

Op 27 februari 2002 stemden de leden van beide clubs in een afzonderlijke vergadering over het aangaan van een juridische fusie. Bij SCC werd de vereiste meerderheid gehaald, maar bij CSV was de uitslag ongeldig, omdat er met stemmen was geknoeid. Het gevolg was dat er een herstemming moest worden gehouden, die drie weken later plaats vond. Toen kwam het voorstel er met 186 stemmen voor en 17 tegen gemakkelijk doorheen.

Op 10 juli 2002 werd de notariële akte betreffende de fusie bij de notaris gepasseerd. Dat betekende na ruim 72 jaar het einde van de Castricumse Sportvereniging CSV. Daarvoor was in mei onder het motto ‘CSV … tabé!’ de feestelijke en sportieve afsluiting van de club reeds gevierd.

De allerlaatste wedstrijd van CSV 1 werd gespeeld op 12 mei 2002. De Castricumse zesdeklasser won weliswaar, maar kwam een punt te kort om aan de nacompetitie te mogen deelnemen. Het laatste clubblad verscheen twee dagen later, waarin Cees Jansen tot slot schreef: “Wij sluiten een rijke periode af en beginnen aan een nieuw bestaan dat hopelijk op diverse fronten zeer succesvol zal zijn.”

In mei 1945 speelden Vitesse en CSV gebroederlijk tegen de bevrijders.
In mei 1945 speelden Vitesse en CSV gebroederlijk tegen de bevrijders.

De verhouding tussen Vitesse en CSV

Het valt niet te ontkennen dat er tussen Vitesse en CSV altijd een zekere mate van rivaliteit was, alhoewel dat vroeger veel meer speelde dan in de laatste jaren dat CSV nog bestond

Wat in de eerste vijftig jaar soms zwaar woog, was het geloofsverschil tussen beide verenigingen. Heel simpel gezegd: als je katholiek was ging je naar Vitesse en de ‘openbaren’ werden lid van CSV. Het kwam toen wel voor dat spelers van Vitesse zich wegens onvrede bij CSV aanmeldden, maar andersom gebeurde dat niet.

Een andere reden voor de wedijver was het feit dat Vitesse altijd veel groter was en een of meerdere klassen hoger heeft gespeeld. Desondanks was de relatie tussen de twee clubs niet slecht te noemen en werd er ook aan gewerkt om zo goed mogelijk met elkaar om te gaan. Een mooi voorbeeld hiervan blijkt uit het Nieuwsblad voor Castricum van 10 juli 1946, waarin verslag wordt gedaan van de algemene jaarvergadering van Vitesse. Voorzitter Schermer verklaarde toen dat de verhouding met CSV toch zeker goed moest worden genoemd en dat enkele geschillen inmiddels waren bijgelegd. Spreker hekelde de lasterpraatjes en zei dat vooral in een plaats als Castricum tweedracht moest worden vermeden.

Op de velden troffen diverse jeugd- en seniorenteams van Vitesse en CSV elkaar regelmatig en het was doorgaans vooral voor CSV een eer om te winnen. Een van de eerste onderlinge ontmoetingen van de eerste elftallen eindigde in 2-2. Dat was onbevredigend voor de CSV-ers, die zich toen nog superieur voelden. Zij zinden op wraak in de return aan de Zeeweg, maar een geladen Vitesse keerde na afloop met een 0-8 zege huiswaarts.

Op nieuwjaarsdag in 1945 versloeg CSV Vitesse met 0-1 door een doelpunt van Cor Boot. De krant schreef: “Het laaiende enthousiasme van de CSV-aanhang leek het CSV-elftal naar voren te stuwen. CSV won, tegen veler verwachting, deze plaatselijke wedstrijd. Vitesse kon haar meerderheid na de rust door het gebrek aan schutters niet in doelpunten uitdrukken.” In mei van dat jaar was er van rivaliteit tussen beide verenigingen even geen sprake. Toen speelde men gebroederlijk tegen de bevrijders die hier waren gelegerd.

Vanaf 1971 wilden Vitesse en CSV een traditie opbouwen door elk jaar op nieuwjaarsdag tegen elkaar te spelen en daarna een gezamenlijke receptie te houden. De eerste keer vond dit gebeuren op het Vitesse-terrein plaats en het jaar daarop bij CSV. Zo ging dat om en om totdat de traditie in 1982 werd afgeschaft.

Naast de nieuwjaarswedstrijden speelden de eerste elftallen ook vele vriendschappelijke wedstrijden tegen elkaar of voor een goed doel. Zo werd er in de Castricummer krant van 30 augustus 1947 een ontmoeting van beide hoofdmachten aangekondigd om de gemeentebeker, waarvan de opbrengst ten goede zou komen aan een kerstpakketten actie.

In de laatste decennia van de vorige eeuw is de rivaliteit tussen Vitesse en CSV steeds minder geworden.

Ook niet-katholieken werden lid van Vitesse, meestal omdat ze een hoger niveau hoopten te bereiken of dat de Puikman vanaf hun woning dichterbij was dan Noord-End.


Jaarboek 29, pagina 23

Sport Club Castricum – SCC

De derde Castricumse voetbalvereniging, Sport Club Castricum genaamd of kortweg SCC, werd na een druk bezochte adspirant-ledenvergadering op 13 april 1973 in Johanna’s Hof opgericht. Het bestuur van CSV had namelijk gesteld dat een vrije keus voor het voetballen op zaterdag alleen behouden zou kunnen worden, indien er een nieuwe vereniging bij zou komen.

Daar werd drie jaar daarvoor echter nog heel anders over gedacht. Toen schreef Jelle van der Meulen, een van de initiatiefnemers en secretaris van de zaterdagtak, in de jubileumkrant van CSV: “Met ons principe wordt geheel rekening gehouden en zo er al eens moeilijkheden waren, dan traden wij elkaar als vrienden tegemoet mei de vaste wil een oplossing te vinden.” En hij eindigde zijn bijdrage met de uit zijn hart gegrepen leuze: “Knoop dit in je oren, CSV gaat nooit verloren!”

Kort daarop ging het toch fout. De vergaderingen werden grimmiger en men beschuldigde elkaar over en weer ervan de beste spelers in te pikken. Aangezien de splitsing onvermijdelijk bleek, stapte men naar wethouder Stam met het voorstel om een zaterdagclub op te richten. Het gemeentebestuur stond hier uiteindelijk positief tegenover.

Jan Kok, de eerste voorzitter van SCC.
Jan Kok, de eerste voorzitter van SCC.

Een stormachtig begin

Het eerste bestuur onder leiding van Jan Kok stond na de oprichting voor de niet eenvoudige taak om de vereniging op te bouwen. Jelle van der Meulen en Wim Brouwer waren respectievelijk de eerste secretaris en penningmeester. Improvisatie was noodzakelijk in de beginfase.

Men beschikte nog niet over een eigen accommodatie en zodoende werden de eerste thuiswedstrijden ver buiten Castricum gespeeld, zoals bij KSV in Heerhugowaard. Later kon men ook terecht op complex Wouterland in Bakkum.

De eerste hoofdmacht behaalde de titel in 1974 van de 3e klasse afdeling Noord-Holland.
De eerste hoofdmacht behaalde de titel in 1974 van de 3e klasse afdeling Noord-Holland. Van links naar rechts knielend: Nico Stuifbergen, Dirk Dekkers, Tonny van Campen, Wim Kok, Martin de Kleyn en Jan Weenink; staand: Douwe Visser; Cees Schram, Wouter Uiterwijk Winkel. Hans Dijkens, Cor Molenaar; Peter Eibers en Jaap Dekkers.

Van een gelijkmatige leeftijdsopbouw was bij de start in het geheel geen sprake en soms was het een hele klus om de teams samen te stellen. Zo laat een van de eerste clubblaadjes zien dat er bij de opstelling van het eerste elftal bij de keeper een vraagteken staat. De verklaring hiervoor was dat in verband met de blessures van enkele keepers de opstelling van de doelverdedigers pas op de training van de komende week definitief kon worden bepaald.

Voor de keuze van het tenue ging men aanvankelijk uit van een zo voordelig mogelijke aanschaf. Omdat de meeste spelers vanuit hun CSV-tijd al beschikten over een witte broek, een wit reserveshirt en blauwe kousen, werd daarin gestart. In een nieuwe ledenvergadering werd beslist dat ook de kousen wit moesten zijn en zo speelde men vanaf 1 september 1973 geheel in het wit.

Als embleem werd gekozen voor een adelaar op een bal in een cirkel die rood was ingekleurd. Alle spelers waren verplicht het embleem op de linkerborst van het voetbalshirt te dragen.

Een van de gevolgen voor de nieuwe zaterdagclub was ook dat het eerste elftal twee klassen lager werd ingedeeld ten opzichte van de klasse waarin het bij CSV speelde. Daardoor werd men in het eerste jaar, onder leiding van trainer Arie Hoff,


Jaarboek 29, pagina 24

gemakkelijk kampioen in de 3e klasse A van de zaterdagcompetitie van de KNVB afdeling Noord-Holland. De vreugde was er echter niet minder om en door de promotie naar de tweede klas lagen er interessante wedstrijden in het verschiet.

Tijdens de feestavond voor het behalen van het kampioenschap blikte voorzitter Kok vooruit. De vereniging vond het van groot belang dat er in het nieuwe seizoen met een aantal jeugd elftallen kon worden begonnen om in de toekomst een goede doorstroming te verzekeren.

Aan het eind van het seizoen 1974-1975 werd het eerste weer kampioen en keerde terug naar de 1e klasse van de afdeling Noord-Holland. SCC had in die periode een seniorenteam, waarvan de spelers wegens te veel praten regelmatig uit het veld werden gestuurd door de scheidsrechter. Helmut Schmidt was de grootste boosdoener, want hij praatte aan een stuk door. Op een gegeven moment werd de scheidsrechter er helemaal gek van. Hij vroeg aan aanvoerder Anne Mantel, wijzend naar Schmidt, wat de naam van de speler was. Hierop antwoordde Mantel: “Helmut Schmidt, u weet wel de bondskanselier:” Vervolgens staakte de scheidsrechter de wedstrijd!

Op 22 april 1978 werd het nieuwe clubgebouw van SCC en DVC op Noord-End geopend.
Op 22 april 1978 werd het nieuwe clubgebouw van SCC en DVC op Noord-End geopend.

Eindelijk een eigen stek

Per 1 oktober 1976 kreeg SCC tijdelijk de beschikking over de velden en de kantine aan de Zeeweg, die door CSV waren verlaten wegens het vertrek naar sportpark Noord-End. SCC bleef daarnaast echter ook op Wouterland spelen. Dat was ook hard nodig, want voor de club kwamen op dat moment wekelijks 10 seniorenteams, een juniorenteam en 4 pupillenteams in actie. Ondertussen werd er met Dames Voetbalclub Castricum (DVC) onderhandeld om samen een accommodatie te betrekken op sportcomplex Noord-End. Gezamenlijk werd de Stichting Noord-End in het leven geroepen, met als doel te komen tot het oprichten en in stand houden van een kantine met bestuurskamers en bijbehorende inventaris.

In maart 1977 deed voorzitter Kok een oproep aan alle leden. De bouw van de nieuwe SCC-kantine op Noord-End was namelijk in volle gang en er was veel zelfwerkzaamheid noodzakelijk om de kosten te drukken. De totale kosten waren geraamd op 300.000 gulden. De gemeente nam daarvan 73.000 gulden voor haar rekening. Samen met DVC moest er voor het resterende bedrag gezorgd worden. Het bestuur ging ervan uit dat er 50.000 gulden verdiend kon worden door de bouw voor een groot deel in eigen beheer uit te voeren. Daarom werden vaklieden onder de leden gevraagd zich hiervoor op te geven. Die oproep was niet tevergeefs, want er werd door heel veel leden bergen werk verzet tijdens de bouw.

Na de zomer van 1977 kon SCC aan de Zeeweg nog maar gebruik maken van één veld. De Castricumse atletiekvereniging werd namelijk de nieuwe huurder van het complex en voor de aanleg van een sintelbaan moest er een veld worden ingeleverd.

Vanaf 22 april 1978 kon er gelukkig een punt worden gezet achter alle huisvestingsproblemen. Op die dag werd het nieuwe clubgebouw op Noord-End in samenwerking met DVC geopend en kreeg SCC de beschikking over twee velden. Ter gelegenheid daarvan werd een week later een six-toemooi voor alle spelers gehouden en een feestavond voor senioren, junioren en ouders van jeugdleden. Tevens vierde de club toen haar eerste lustrum.

Tijdens een wedstrijd van SCC 1 tegen SRC in januari 1980 brak Peter van Splunter (eigenaar en monteur van een benzinestation) zijn neusbeentje. In het ziekenhuis vroeg Peter aan de chirurg: “U zet hem toch wel weer goed recht, hè? Ik ben fotomodel, ziet u.” De arts antwoordde toen: “Ik dacht al aan je handen te zien dat je zoiets was.” Peter stond diezelfde middag alweer met een rechte neus in de kantine met een pilsje in zijn hand…

Na ruim zeven jaar als voorzitter de kar te hebben getrokken, trad Jan Kok tijdens de algemene ledenvergadering van 12 september 1980 af. Hij werd opgevolgd door Jan Spierenburg.

Het SCC-bestuur tijdens het 10-jarig bestaan in 1983.
Het SCC-bestuur tijdens het 10-jarig bestaan in 1983. Van links naar rechts Hans Dijkens, Ad Soeters, Mieke Lensink, voorzitter Jan Spierenburg, Piet Verveer; Wim Jobse, Jan Drost en Foppe Kooistra.

De voorzitters van 1973-2002

1973-1980 Jan Kok
1980-1983 Jan Spierenburg
1983-1988 Piet Verveer
1988-1990 Ad Soeters
1990-1993 Tino Klein
1993-1997 Ad Soeters
1997-2002 Peter van Splunter


Jaarboek 29, pagina 25

De evenementen en toernooien

Sportclub Castricum heeft in haar 29-jarig bestaan talloze evenementen op touw gezet, omdat veel waarde werd gehecht aan een goede verenigingssfeer en gezelligheid. Vele activiteiten keerden jaarlijks terug. Hiervan moet met name het eindtoernooi voor jong en oud worden genoemd. Eerst stond dit bekend als ‘Six-toemooi’ en sinds mei 1997 als ‘Familiedag’. Daarnaast werd begin januari altijd een strandloop gehouden, gevolgd door een brunch. Deze traditie is ook na de fusie voortgezet.

Ook waren er diverse toernooien voor de jeugd, zoals het luilaktoernooi voor pupillen of er werd een kampeerweekend of ‘Voetbal-driedaagse’ georganiseerd. In juni 1996 organiseerde sec voor het eerst samen met CSV het ‘Geesterduintoernooi’ voor de jeugd.

Net als bij de andere verenigingen in ons dorp hadden sommige teams van SCC ook internationale ontmoetingen. De jeugd ging regelmatig naar België en voor een eigen jeugdtoernooi werden elftallen van de Engels club Tulse Hill ontvangen. Het 10e veteranenteam kende een zeer aangename uitwisseling met een Frans brandweerelftal.

Tot slot mogen de alle jaren gehouden klaverjasdrives en slotavonden aan het eind van het seizoen in deze opsomming niet ontbreken.

SCC werd voor de laatste keer kampioen in 1983 en promoveerde naar de 4e klasse KNVB.
SCC werd voor de laatste keer kampioen in 1983 en promoveerde naar de 4e klasse KNVB. Van links naar rechts knielend: Hans de Koning, Frans Kok, Gerard Balm, Jan Tervoort, Jan Weber en Menno Admiraal; staand: trainer Hans Perels, Peter van Splunter; Peter Eibers, Maurice Laan, Kees Uiterwijk Winkel, Peter Welbedacht, Frank Bark, Ed de Haan, leider Kees Brouwer; verzorger Cees Lok en voorzitter Jan Spierenburg.

Drie jubilea

Sport Club Castricum vierde in haar 29-jarige geschiedenis drie maal op feestelijke wijze een jubileum. In de eerste plaats was dat in 1983, toen de vereniging 10 jaar bestond. Ter gelegenheid hiervan verscheen er een jubileumkrant, waarin onder andere burgemeester Gmelich Meijling de nog jonge club feliciteerde. De burgemeester keek nog even in voetbaltermen terug op de wat moeizame start, maar constateerde ook dat SCC een mooie groei had doorgemaakt en de sportieve prestaties naar verluidt goed waren.

In die periode werd de vereniging ‘gedragen’ door zo’n 350 enthousiaste leden en verwante familieleden. Veel gezinsleden leverden een bijdrage aan een van de vele SCC-activiteiten, zoals kantinedienst, carnavalsoptocht, disco-avond, klaverjasdrive, clubbladvervaardiging enzovoorts. De club telde toen 15 jeugd- en 9 seniorenteams. Het feestprogramma toonde verschillende onderdelen voor jong en oud, waaronder een receptie, toernooien, een ballonnenwedstrijd, een familiedag en uiteraard een groot jubileumfeest voor de leden.

Op 7 mei 1983 werd het eerste opnieuw kampioen en promoveerde daarop naar de vierde klasse van de KNVB. Preses Spierenburg trad in het najaar af en Piet Verveer nam de voorzittershamer van hem over. Op 17 juni 1985 vond er een buitengewone ledenvergadering plaats, waarin het bestuursvoorstel voor uitbreiding van de kleedkamer accomodatie werd behandeld. Gebleken was namelijk dat er, gezien het ledenaantal, dringend behoefte was aan 2 à 3 extra kleedkamers. Voor de financiering van een deel van de bouwkosten gingen de leden in de vergadering van 27 september van dat jaar akkoord met de verhoging.


Jaarboek 29, pagina 26

van de contributie en de kantineprijzen. De bouw zou echter voorlopig op zich laten wachten. Ondertussen konden de problemen voor een deel worden opgelost, omdat de club gebruik mocht maken van de kleedkamers van CSV.

Om de clubkas te spekken organiseerde men in mei 1987 een sponsorloop waar iedereen die de club een warm hart toedroeg, aan mee kon doen. De opbrengst, groot circa 10.000 gulden was bestemd voor speciale jeugdprojecten en aanschaf van diverse apparatuur.

Het eerste team stond in dat seizoen weken op de onderste plaats van de ranglijst en ontsnapte op de valreep aan degradatie door een beslissingswedstrijd tegen De Kennemers met 4-1 te winnen. In de score had Maurice Laan een groot aandeel dankzij een onvervalste hattrick. De hoofdmacht draaide in die periode een aantal seizoenen redelijk tot goed mee in de vierde klasse, maar kwam nog net iets te kort om te promoveren.

1e voorzitter Jan Kok en 1e secretaris Jelle van der Meulen bij één van de vele evenementen van SCC.
1e voorzitter Jan Kok en eerste secretaris Jelle van der Meulen bij één van de vele evenementen van SCC.

In oktober 1991 kon er eindelijk worden gestart met de bouw van nieuwe kleedkamers, die in februari 1992 in gebruik werden genomen. Dat jaar ontstond er een bestuurlijke crisis vanwege financiële problemen. Het bleek zelfs noodzakelijk om een bijzondere algemene ledenvergadering uit te schrijven om diverse bestuursvacatures te kunnen invullen.

Tijdens het voorjaar van 1993 werd uitgebreid stilgestaan bij het heuglijke feit dat de vereniging 20 jaar bestond. Dat werd gevierd met een feestweek die duurde van 12 tot en met 17 april. De vereniging besloot in maait 1994 ook een ‘Club van 100’ in het leven te roepen.

Voor SCC gebeurde er veel in het seizoen 1994-1995. DVC had grote geldzorgen en zag zich genoodzaakt te vertrekken. SCC kwam daardoor op eigen benen te staan voor wat betreft de exploitatie van het clubgebouw. Dat betekende een financiële tegenvaller, die echter onmiddellijk werd gecompenseerd door het invoeren van een extra contributieverhoging en het binnenhalen van een aantal belangrijke sponsors.

Een andere aderlating was het inleveren van het B-veld, dat de gemeente opeiste voor realisatie van het schoolgebouw van het Jac. P. Thijssecollege. Dit had tot gevolg dat de andere velden wat meer belast werden. Daarnaast mocht men gebruik maken van het C-veld van CSV.

Met ingang van het seizoen 1995-1996 trad er een belangrijke wijziging op in de bezetting van de redactie van het clubblad. Na 15 jaar trouwe dienst zette Adrie de Wispelaere een punt achter zijn werkzaamheden als algemeen redacteur en werd de redactie verdeeld over drie personen.

Als gevolg van een reorganisatie van de KNVB kwam het eerste elftal in het seizoen 1996-1997 uit in de derde klasse, zonder daarvoor te hoeven promoveren.

In 1998 werd in een jubileumuitgave aandacht besteed aan het 25-jarig bestaan van Sport Club Castricum. Er werd stil gestaan bij het feit dat zo’n 120 medewerkers heel veel vrije tijd in de organisatie van allerlei activiteiten staken. Ook werd gesteld dat de vereniging zich kon beroemen op een uitstekende jeugdopleiding.

In het voorjaar van 1999 voetbalden de aankomende talenten van SCC, met die van CSV en Vitesse, in een Castricums combinatieteam tegen een Nederlands elftal, bestaande uit spelers met een handicap. Aan de wedstrijd gingen indrukwekkende zaken vooraf, zoals het voorstellen van de spelers en het zingen van het Wilhelmus.

De laatste fase

Na het zilveren jubileum was het vizier van SCC grotendeels gericht op het fusieproces, dat onder het hoofdstuk CSV is toegelicht. Ook binnen de zaterdagclub viel het in eerste instantie niet mee om alle handen hiervoor op elkaar te krijgen. Logisch, want men had in zo’n kleine 30 jaar een goede sfeer gekweekt. Gezelligheid stond hoog in het vaandel en de leden waren verknocht aan hun eigen kantine en hoofdveld. Langzamerhand groeide toch het besef dat het huwelijk met CSV doorgang moest vinden en schikten de leden zich in de verhuizing naar de buren. De jeugd van SCC en CSV speelde al samen vanaf 2001 en een jaar later ging de nieuwe fusieclub van start.

Aan het eind van het seizoen 2000-2001 was het eerste elftal nog heel dichtbij promotie naar de 2e klasse. Dat lukte echter net niet, omdat in de laatste beslissende wedstrijd tegen Dindua met penalty’s werd verloren.

Op 1 juni 2002 werd er middels een afscheidsfeest met leden en oud-leden teruggekeken op een periode met vele hoogte- en enkele dieptepunten.
Een maand later werden alle leden van de vereniging overgeschreven naar de nieuwe FusieClub Castricum.

SCC Sportclub Castricum.
SCC Sportclub Castricum.

De resultaten

De hoofdmacht van SCC behaalde de volgende resultaten. Het verschil ten opzichte van CSV en Vitesse is dat de club nooit degradeerde.

1973 indeling in de 3e klasse afdeling Noord-Holland
1974 kampioen 3e klasse afdeling Noord-Holland en promotie naar de 2e klasse
1975 kampioen 2e klasse afdeling Noord-Holland en promotie naar de 1e klasse
1983 kampioen Ie klasse afdeling Noord-Holland en promotie naar de 4e klasse KNVB
1996 door herindeling automatisch naar de 3e klasse KNVB
2002 laatste wedstrijd in de 3e klasse KNVB


Jaarboek 29, pagina 27

FC Castricum.
FC Castricum.

FC Castricum

De nog prille vereniging FC Castricum ging in de zomer van 2002 ambitieus van start. Eerst werd het bestaande clubhuis van CSV grondig verbouwd. Er kwamen nieuwe vergaderruimtes bij en een grote kamer voor de vervaardiging van het clubblad. In de kantine werd op twee opvallende muren het fraaie logo van de nieuwe club geplaatst. Bas Mulder, ontwerper van dit logo, liet zich hiervoor inspireren door de leeuw in het Castricumse gemeentewapen.

Voor het tenue werd gekozen voor een shirt met verticale blauwe en witte banen, een combinatie van de clubkleuren van de twee opgeheven verenigingen. De broek bleef wit en de kousen waren in principe effen blauw of blauw/wit gestreept.

De organisatie werd goed op poten gezet en met name de jeugdopleiding kreeg veel aandacht. Men slaagde erin om ‘good-old’ Rob Kramer aan te trekken als hoofd jeugdopleidingen.

Volgens afspraak bij de fusie-onderhandelingen werd Cees Jansen, de laatste voorzitter van CSV, de eerste leidende man van de Football Club Castricum voor een periode van twee jaar.

Ter ere van de oprichting van FC Castricum en de opening van het clubgebouw werd op 7 september 2002 ’s avonds een receptie gehouden.

Het zondagteam van FC Castricum promoveerde in 2003 in en tegen Nieuwe Niedorp.
Het zondagteam van FC Castricum promoveerde in 2003 in en tegen Nieuwe Niedorp.

De eerste successen

Het eerste verenigingsjaar werd afgesloten met vele kampioenschappen en promoties binnen de jeugdafdeling. Ook het eerste zondagteam promoveerde en wel naar de vijfde klasse door een zinderende beslissingswedstrijd in de nacompetitie met 2-3 te winnen in en tegen Nieuwe Niedorp.

De hoofdmacht van de zaterdag moest nog een jaartje wachten op succes, maar toen was het ook raak. Onder leiding van de nieuwe trainer Ron van Aanholt speelde het team een ijzersterke competitie, die in 2004 werd bekroond met een glorieus kampioenschap en promotie naar de sterke tweede klasse, wat uitbundig werd gevierd. Men maakte zelfs een rondrit door het dorp op een platte kar, die van de Carnavalsvereniging werd gehuurd.

In datzelfde seizoen zat het de zondag 1 helaas op alle fronten tegen. De ploeg werd geteisterd door blessures en verloor de meeste wedstrijden op zeer ongelukkige wijze. Het gevolg was dat men weer een trapje lager moest.

Ondertussen had Peter van Splunter de voorzittershamer van Cees Jansen overgenomen.

Het zaterdagteam van de football club behaalde haar eerste succes in 2004: kampioen en promotie naar de 2e klasse KNVB.
Het zaterdagteam van de FC Castricum behaalde het eerste succes in 2004: kampioen en promotie naar de 2e klasse KNVB.

Het seizoen 2004-2005 bracht ook weer eens succes voor het eerste van de zondag. Dat gaf trainer Marcel Blank (na een verblijf van 6 jaar inclusief zijn CSV-periode) een prachtig afscheidscadeau door het kampioenschap van de zesde klasse te behalen.

Eind 2005 ging voor FC Castricum een wens in vervulling, waarop men lang had moeten wachten. Bij het begin van de fusie was namelijk de doelstelling uitgesproken om tussen de beide clubgebouwen op het complex een boardingveld met kunstgras te realiseren voor de jeugd. Daarvoor moest echter eerst een noodlokaal worden gesloopt dat al jaren in gebruik was bij de blaaskapel de ‘Windjammers’. Nadat voor deze groep in de herfst van 2005 een ander onderkomen op het complex was gevonden, werd direct met de aanleg van het boardingveld begonnen. Zodoende kon wethouder Könst de naam ‘Evergreen’ voor deze fraaie aanwinst van de club op 9 december van dat jaar feestelijk onthullen.

Na vier jaar (gerekend vanaf 2006) kan worden geconcludeerd dat FC Castricum in een rap tempo is uitgegroeid tot een volwassen club, die momenteel onderdak biedt aan 16 senioren-, 28 jeugd- en 4 damesteams. De vereniging telt in totaal een kleine 700 spelende leden en beschikt over circa 300 medewerkers.

De vroegere ‘Clubs van 100’ hebben plaats gemaakt voor de ‘Vrienden van FC Castricum’. Dit onderdeel van de vereniging wist in een paar jaar tijd zo’n 100 personen te werven, die jaarlijks 50 euro storten ten bate van diverse verenigingsactiviteiten. Jeugddoeleinden staan ook hierbij voorop.


Jaarboek 29, pagina 28

In 2006: het 1e damesteam van FC Castricum.
In 2006: het eerste damesteam van FC Castricum.

Damesvoetbal in Castricum

In het voorjaar van 1972 werd binnen CSV voorzichtig gestart met een damesteam. Op initiatief van de CSV-leden Jan Kooij en Henk ter Punt werd op 6 maart 1973 de Dames Voetbalvereniging Castricum (DVC) opgericht. De club behaalde grote successen en speelde vanaf 1975 op sportpark Noord-End.

In 1994 werd DVC opgeheven en de dames maakten per 1 juli van dat jaar de overstap naar Vitesse. Het integratieproces verliep in het eerste jaar voorspoedig, mede doordat het volledige kader van DVC ook overstapte. Aan het eind van dat jaar wist het eerste damesteam zich te handhaven in de interregionale klasse.

Onder de vlag van Vitesse werd in 1995 het eerste internationale toernooi voor dames op sportpark de Puikman gehouden. Bij de Vitesse-dames waren er in het seizoen 1996-1997 nog twee seniorenteams, één juniorenteam en twee pupillen-zeventallen in actie en was de hoop op de jeugd gevestigd. Spoedig liep de animo echter stevig terug als gevolg van conflicten en verbrokkeling. Het was clan ook niet te vermijden dat het damesvoetbal van Vitesse in 1999 een langzame dood stierf.

In januari 2006 trachtte men de draad echter weer opnieuw op te pakken en vonden de eerste trainingen van het nu genoemde ‘meidenvoetbal’ plaats.

FC Castricum begon in maart 2003 met damesvoetbal en probeerde dit te promoten door de damesinterland Nederland-Tsjechië naar Noord-End te halen en daaromheen allerlei activiteiten te organiseren. In eerste instantie werd er voornamelijk getraind en speelden de dames alleen vriendschappelijke wedstrijden. Vanaf 2004 nemen een senioren- en een juniorenteam (14-18 jaar) deel aan de competitie. ln 2005 zijn daar nog eens twee meisjes-teams (12-14 jaar) aan toegevoegd.


Jaarboek 29, pagina 29

DVC in haar gloriejaren.
DVC in haar gloriejaren.

Slotwoord

Bovenstaande geschiedenis leert ons dat de voetbalsp0rt al bijna een eeuw zeer populair is in ons dorp. Ondanks vele veranderingen in onze maatschappij wordt er ook anno 2006 gevoetbald door jongens en meisjes, mannen en vrouwen.

De accommodaties en materialen zijn weliswaar verbeterd en gemoderniseerd, maar voor de rest is er in feite weinig veranderd. In tegenstelling tot 50 jaar geleden neemt voetbal niet zo’n prominente plaats meer in door de komst van diverse andere sportverenigingen.

Velen blijven echter plezier houden in het spelletje met 22 spelers en een leren knikker. Daarom ziet het er niet naar uit dat voor de Castricumse voetbalverenigingen het laatste fluitsignaal ooit zal klinken.

Hans Boot

Bronnen:

  • Archiefstukken Vitesse ’22, CSV en SCC.
  • Regionaal Archief Alkmaar: archieven KNVB afd. Noord-Holland en District West 1.
  • Ruijter W. Jzn., Q. de, Schippers van het Stet, 1974.
  • Valk Gerrit, AZ is de naam!, 2004.

Met dank aan:

Jan van Baar, Cor Blaauw, Jan Boerée, Jan Boesenkool, Bill Brouwer, Wim Duijvis, Hans Dijkens, Arie Gorter, Henk Hommes, Chris de Leeuw, Kees Louter, Cor Nuyens, Ad Soeters, Harry Vermanen, Wim Vessies, Wim van Vliet, Gé de Wit en Loek Zonneveld.

18 maart 2024

CasRC al vijftig jaar een bloeiende rugbyclub (Jaarboek 43 2020 pg 52-67)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 43, pagina 52

CasRC al vijftig jaar een bloeiende rugbyclub

CasRC Castricumse Rugby Club 50 jaar.
CasRC Castricumse Rugby Club 50 jaar.

De jaren (negentien) zestig worden in Castricum gekenmerkt door groei van het dorp en het ontstaan van allerlei initiatieven vanuit de bewoners. Tot dan toe wordt sport in het dorp vooral bepaald door de gymnastiek– en voetbalverenigingen, maar daar komt snel verandering in. Sinds 1968 wordt ook de rugbysport hier beoefend, waardoor ons dorp ook internationaal op de kaart is gezet.

Opgericht door Kees Kabel

In ons dorp heeft Kees Kabel het voortouw genomen om veel nieuwe sporten uit de grond te stampen. De Telegraaf van 14 september 1968 publiceert een uitgebreid artikel over deze ‘verenigingsoprichter’ waarin meer dan vijftien sportverenigingen in Castricum worden opgesomd.

Het initiatief om een rugbyvereniging in Castricum op te richten komt ook uit de koker van Kees Kabel. Op de eerste krantenoproep in november 1967 komen weinig reacties. Voorjaar 1968 zijn er maar drie spelers aan het oefenen: Piet Zonneveld, Bob Hofstee en Dirk Groot.

De spelers komen bijeen op het grasveld bij Johanna’s Hof, waar nu De Hoep staat. Het water van de ijsbaan wordt als douche na de wedstrijd gebruikt. Om spelers te ronselen gaat Kees met een auto vol voetbalschoenen en broekjes de cafés langs. Dat levert een groep jongens op die in de zomer van 1968 het rugbyteam ’De Kannibalen’ vormen.

Er zijn op dat moment maar vijftien rugbyclubs in Nederland, vooral studentenclubs en clubs in enkele grote steden. Castricum is het eerste ‘dorp’ dat zich met een eigen rugbyclub bij de Nederlandse Rugby Bond aanmeldt en vooral in het begin worden ze nogal meewarig aangesproken als bollenrapers of duinkonijnen. Maar al binnen enkele jaren wordt duidelijk dat Castricum niet meer weg te denken is van de Nederlandse rugbytop.

Zomer 1968. Eerste wedstrijd tegen RC ’t Gooi op het grasveld bij Johanna’s Hof.
Zomer 1968. Eerste wedstrijd tegen RC ’t Gooi op het grasveld bij Johanna’s Hof.

Van Kannibalen naar Castricumse Rugby Club

Uiteindelijk wordt de eerste wedstrijd in oktober 1968 gespeeld tegen ‘t Gooi op het sportveld bij Johanna’s Hof. Helaas is deze met 8-36 verloren. Theo Lute drukt de eerste try voor Castricum. Er wordt nog in verschillende T-shirts gespeeld. En ook de eerste serie identieke shirts, gekregen van de eerste clubsponsor Hovor-mode, overleven hun eerste rugbywedstrijd niet.

Later wordt de naam van de vereniging op verzoek van de NRB (Nederlandse Rugby Bond) van ’Kannibalen’ gewijzigd in ’Castricumse Rugby Club’ (CasRC). In het eerste seizoen worden vier wedstrijden gewonnen en CasRC eindigt op een zevende plaats in de C poule van de Nederlandse Rugby Bond. Tannie Doorn, de vrouw van medeoprichter Piet Zonneveld, maakt de allereerste teamfoto op 18 mei 1969 in Hilversum. De club bestaat uit zestien leden en speelt haar wedstrijden op het Kroftveld in het duin bij de Zeeweg.

De dorpsclub trekt al snel publiciteit: De Telegraaf schrijft over het initiatief en Harry Vermeegen publiceert in De Tijd een groot artikel over ’De Kannibalen’, de eerste en enige rugbyclub in de kop van Noord-Holland. De publiciteit zorgt ervoor dat er regelmatig publiek komt kijken bij de thuiswedstrijden, gevolgd door supporters die zelfs meerijden naar uitwedstrijden in heel Nederland.

Ondertussen heeft bijna elke speler ook een organisatorische taak binnen de vereniging. De club gaat steeds meer op een echte vereniging lijken. Er moet een bestuur gevormd worden en de bond wil een vaste wedstrijdsecretaris die ook telefoon thuis heeft. Iemand moet de trainingen organiseren, het vervoer, enzovoorts.

Eerste buitenlandse spelers

Langzaam dringt het besef door dat Castricum een echte rugbyclub heeft, zelfs bij het buitenlandse personeel van Fluor in Zandvoort en de Hoogovens. Diverse Engelse spelers komen zelfs in ons dorp wonen: Dennis Williams en Mike Clements spelen jaren bij CasRC en verzorgen ook de training.

Gerrit Borst.
Gerrit Borst, geheel rechts. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Gerrit Borst is de eerste voorzitter en Piet van de Schilde de eerste wedstrijdsecretaris. Als clubhuis fungeert de schuur achter de boerderij van Bram Borst aan de Alkmaarderstraatweg. Ondertussen beginnen de
(tekst loopt door op pagina 54)


Jaarboek 43, pagina 53

Mei 1969. Eerste teamfoto.
Mei 1969. Eerste teamfoto. Van boven naar beneden van links naar rechts Nico Zijlstra,
Jos Zonneveld, Ben Borst, Frans Borst, Piet Hollenberg, Frank Hack, Dick Hamel, Theo Lute, Wim Peperkamp, Martin Baltus, René Stevenhage, Kees Zonneveld, Jaime Escriva, Has Beentjes, Nico Zijp en Piet Zonneveld.
Wethouder Baltus hijst de clubvlag bij een demonstratiewedstrijd op het CSV-terrein op 30 april 1971.
Wethouder Baltus hijst de clubvlag bij een demonstratiewedstrijd op het CSV-terrein op 30 april 1971.

Jaarboek 43, pagina 54

gesprekken met de gemeente over een eigen rugbyveld met de juiste maten en over de wens van eigen kleedkamers en een clubhuis.

September 1972. Laatste wedstrijd op het Kroftveld.
September 1972. Laatste wedstrijd op het Kroftveld.

In 1970 speelt de vereniging intussen thuis nog op het Kroftveld. De toenmalige voetbalclub CSV (na fusie met SCC is dat nu FC Castricum) stelt zijn kleedruimtes beschikbaar. Bij gebrek aan een eigen clubhuis speelt de ‘derde helft’ zich nog steeds af in de Anita Bar van Siem ’Beer’ Scheerman. Daar worden vele rugbysongs uitgewisseld en de wedstrijden nabesproken onder het genot van een vloeibare consumptie. Frank Hack wordt de eerste officiële scheidsrechter van de club. Al snel is een tweede team voor de competitie ingeschreven en de eerste echte rugbyshirts komen nu uit Engeland: okergeel met één zwarte balk over de borst.

Vergeefse poging damesteam op te richten

Als eerste club in Nederland probeert CasRC in 1970 ook al vroeg een damesteam van de grond te krijgen. Een groep enthousiaste vriendinnen van spelers begint zelfs met trainingen, maar er worden helaas geen tegenstanders gevonden. De vrouwen van Amstelveen trekken zich na een eerste toezegging terug, omdat te veel van hen net zwanger zijn geworden.

Ondertussen wordt Jan Kuijpers als eerste echte trainer aangesteld. Hij gaat de club meerdere jaren trainen. Om nog meer dorpsgenoten van het rugbyspel te laten genieten wordt besloten om op Koninginnedag een demonstratiewedstrijd op het CSV-terrein te organiseren. Wethouder Baltus, vader van twee spelers, is bereid gevonden om de eerste clubvlag te hijsen, die nog met de hand door de moeder van Ben Borst is gemaakt.

Jeugdtrip naar Boisfort België in maart 1975. Van links naar rechts Mats Marcker, Evertjan Velzeboer, Fred Borst, Henk Zonneveld, Karel Pons, Wiet van Duin, Peter Marcker, Paul Visser, Lex Veen en André Marcker.

Jaarboek 43, pagina 55

In 1971 stelt de gemeenteraad 20.000 gulden krediet beschikbaar om een tijdelijk rugbyveld aan de Duinenboschweg aan te leggen. Dat is nodig omdat de club zo hard gegroeid is. Dit vooral doordat binnen CasRC, als een van de weinige verenigingen in Nederland, onder leiding van Ben Borst ook een jeugdrugbyteam is opgericht.

Buitenlandse trips

De eerste buitenlandse trip gaat met een volle bus naar de vijflandenwedstrijd Frankrijk-Engeland in Parijs. De Castricummers spelen zelf nog niet in Parijs, maar het zal niet lang meer duren of een traditie van vele tientallen trips van senioren en/of jeugd naar het buitenland ontstaat, met vele wedstrijden tegen lokale clubs.

Een andere traditie wordt gestart door Ben Borst, die het eerste Nederlands Jeugd Seven-a-side-toernooi in ons dorp organiseert. De club gaat dit meer dan 15 jaar volhouden en vele honderden jeugdteams gaan de weg naar Castricum vinden. Aan die toernooien doen soms wel tachtig teams mee en daarom is soms wel uitgeweken naar het Vitesse-complex. Het jeugd Seven-a-side toernooi is ook één keer bij ADO20 in Heemskerk gespeeld vanwege de slechte velden in Castricum.

Van Kroftveld naar Duinenboschweg

Met weemoed wordt afscheid genomen van het Kroftveld, waar de lijnen niet van kalk zijn vanwege het waterwingebied: ze moeten met touwen worden uitgezet. En de hoge steigerpalen moeten telkens opnieuw worden vastgezet aan het voetbaldoel.

Complex aan de DuinenBoschweg.
Complex aan de DuinenBoschweg.

Op 10 september 1972 wordt het veld aan de Duinenboschweg ingewijd met een wedstrijd tegen de Utrechtse Rugby Club. Ondertussen heeft de club voor 1.500 gulden een oude bouwkeet gekocht en deze is met een dieplader naar de duinrand verhuisd. Om dit te bekostigen wordt een sponsorfietstocht georganiseerd en met eigen mensen wordt het eerste clubhuis neergezet en geschilderd. Ook wordt een sponsorbosloop met 285 deelnemers georganiseerd, die 2.000 gulden oplevert.

Om de kas te vullen schrijft het eerste team zich in bij de radioquiz ’Steiger B’ van de Tros met legendarisch resultaat: ze slagen erin om niet één vraag goed te beantwoorden. Maar de stemming zit er wel goed in.

Het bestuur in augustus 1972.
Het bestuur in augustus 1972. Van links naar rechts staand Piet Hollenberg, Piet Zonneveld, oprichter Kees Kabel en Jan Kuijpers; knielend Wim Peperkamp, Ben Borst, Theo Lute en Frank Hack.

Er ontstaan meer tradities: met Pasen komen drie Engelse teams in Castricum spelen, Old Reigatians, St Nicolas Grammar School en Oxford Old Boys. Daarbij blijkt dat de ‘derde helft’ eigenlijk het belangrijkste van de hele gebeurtenis is en de clubkas goed gespekt wordt door de omzet van consumpties.

Geselecteerd voor het Nederlandse team

Een andere legendarische gebeurtenis in 1973 is de wedstrijd aan de Duinenboschweg tussen het Nederlands jeugdteam en RFC Cleve uit Bristol. Bondscoach Dennis Power heeft Castricum-speler Wim Peperkamp gevraagd om met het Nederlands jeugdteam als gastspeler mee te doen. Wim maakt in die wedstrijd zoveel indruk dat hij direct voor het officiële Nederlands Rugbyteam wordt geselecteerd. Dat maakt bij het nationale team een bijzondere indruk, omdat zijn club Castricum op dat moment niet eens in de nationale top meespeelt.

Wim Peperkamp in een interland tegen West Duitsland in oktober 1977.
Wim Peperkamp in een interland tegen West Duitsland in oktober 1977.

Wim Peperkamp is de kleinzoon van Cor Peperkamp, de dorpssmid en oprichter van de eerste voetbalclub in Castricum. Wim is vanaf het begin lid van CasRC en zeer actief betrokken bij de vereniging. Hij speelt achttien jaar in het eerste team van CasRC, van 1968 tot 1986. Hij is bestuurslid geweest en haalt zijn diploma trainer A en B. Wim is trainer/coach van de jeugd, de senioren en de dames. Hij wordt geselecteerd voor het Nederlands team


Jaarboek 43, pagina 56

en zijn eerste interland is op 2 juni 1973 in Zoetermeer tegen Polen. In totaal komt hij 54 wedstrijden voor het Nederlands team uit, waarvan 22 officiële interlands.

In 1987 wordt hij benoemd tot Lid van Verdienste van de Castricumse Rugby Club en op 18 december 2010 wordt hij door de Rugby Bond benoemd als Lid van Verdienste van de NRB.

Dit laatste heeft hij niet alleen te danken aan zijn inzet als rugbyspeler, maar ook aan zijn bijdrage als eerste rugbycoach voor het nationaal damesrugbyteam, dat op 13 juni 1982 de allereerste damesinterland ter wereld tegen Frankrijk speelt. Zijn jarenlange enthousiasme en professionele inzet als sportfotograaf voor Rugby World, persbureau ANP, de NRB en het Internationaal Amsterdam Sevenstoernooi hebben ook hiertoe bijgedragen. Tevens maakt hij deel uit van de redactieraad Van Rugby Nieuws. Wim maakt ook faam vanwege zijn uitgebreid en gedetailleerd archief van rugbyfoto’s en rugby krantenartikelen.

Er zijn vraagtekens of Wim Peperkamp die top wel aan zou kunnen. Maar na zijn eerste interland tegen Polen staat de keuze niet meer ter discussie. Wim gaat meer dan 22 officiële interlands voor Nederland spelen en de naam van Castricum is definitief niet meer weg te denken uit het nationale rugby.

Na Wim zijn in de loop der jaren meer dan tweehonderd spelers en speelsters van Castricum geselecteerd voor een nationaal (jeugd)team.

Het eerste team in november 1974.
Het eerste team in november 1974. Van links naar rechts staand Kees Schmalz, Gerard Bakker, Herman de Graaf, Dennis Wiliams, Nico Zijlstra, Peter Bakker, Mike Clements, Has Beentjes en Martin Stengs; knielend Piet Zonneveld, Wim Peperkamp, Wim Molenaar, Piet Hollenberg, Jan van Ekeren en Theo Lute.

Eerste lustrum met promotie

Het eerste lustrum wordt afgesloten met een kampioenschap en promotie naar de B-poule. Trainer Jan Kuijpers vertrekt naar Alkmaar om daar een nieuwe rugbyclub op te richten en de Engelsman Mike Clements volgt hem op. Castricum gaat zelf ook in Engeland spelen tegen Old Reigatians en Oxford Old Boys. Omgekeerd komen in het paasweekend soms niet minder dan acht Engelse teams aan de Duinenboschweg spelen.

In Glasgow speelt zich nog een mooie gebeurtenis af. Tijdens een van de vele bezoeken van buitenlandse teams aan Castricum is de clubvlag van CasRC ’meegenomen’. Normaal zou die wel zoek gebleven zijn, maar niets bleek minder waar. Als Wim Peperkamp met Nederland B tegen Schotland B moet spelen, gaan tijdens de volksliederen in het stadion drie vlaggen omhoog: Schotland, Nederland en de clubvlag van moeder Borst/CasRC!


Jaarboek 43, pagina 57

De Schotten hebben in het programma gelezen dat er een speler uit Castricum mee gaat doen, dus zij nemen zich voor om bij het diner na de wedstrijd die vlag aan Wim te overhandigen. Maar bondscoach Dennis Power heeft een reservespeler een speciale opdracht gegeven: haal die clubvlag terug en stop die in de koffer van Wim. De Schotten kunnen slechts hun excuses aanbieden, maar het stukje huisvlijt van moeder Borst wappert daarna weer in Castricum.

Eerste vrouwenwedstrijd in Nederland op 5 oktober 1974. Van links naar rechts staand Jolein Laarman, Marjan Verhage, Naomie Morriën, Chrisan Laarman, Marijke de Kool, Paul Schekkerman en Marieke Haytema; knielend Martijn Raimond, Ingrid van Santen, Marcella Nebbeling, Marlies van Elst, Hannie Betz, Agnes Lute, Ellen van Leeuwen en Frouwina Pronk.

Start damesrugby

Op 4 oktober 1974 wordt eindelijk een damesrugbywedstrijd in Castricum gespeeld. Bij gebrek aan vrouwelijke tegenstanders – er was in Nederland veel weerstand tegen vrouwenrugby, omdat het gezien werd als een ‘echte mannensport’ – hebben de vriendinnen van onze spelers zelf maar een wedstrijd georganiseerd ter gelegenheid van de opening van jongerencentrum De Bakkerij. Meiden van De Bakkerij spelen op het rugbyveld van CasRC tegen een team van de Wereldwinkel uit Castricum. Onder leiding van onze eigen bondsscheidsrechter Ben Borst wordt deze allereerste damesrugbywedstrijd in Nederland gespeeld. Het gaat nog zeven jaar duren voordat de rugbybond niet meer om de enthousiaste meiden heen kan en eindelijk ook een officiële competitie voor hen gaat organiseren.

Eerste damesteam van CasRC op 12 april 1980.
Eerste damesteam van CasRC op 12 april 1980. Van links naar rechts staand Wim Peperkamp (trainer), Liesbeth van de Boogaard, Moniek Kuys, Adria van Voorst, Joke Stengs, Wil Broekhoff, Wilma van Hal, Annelies Veldman, Myrna Rühl, Genette Brakenhoff. Nancy Coté, Cora Elbers, Syvia Houtenbosch, Yoan Borst, Yvonne van der Molen en Nel van Jelgerhuis; knielend Jolanda Joosse, Annelien Glorie, Annemiek Verhage, José Welboren, Leontien Hendriks, Nicoline van Rijn, Marcella Nebbeling, Tine Hagedoorn en Marian Verhage.

Na zes jaar met vele pogingen lukt het CasRC eindelijk om op Koninginnedag 1980 de eerste dameswedstrijd tussen clubteams te spelen tegen de vrouwen van RC Den Helder. Ook doen de vrouwen mee aan het toernooiweekend bij rugbyclub Greate Pier in Friesland. Ze winnen het eerste damestoernooi in Castricum en ze worden tweede bij het nationaal kampioenschap in Nijmegen. De vrouwen uit Castricum komen erg veel in de publiciteit op radio en televisie, in het bioscoopjournaal en in dag- en weekbladen.

Op 13 juni 1982 wordt zelfs internationaal rugbygeschiedenis geschreven vanwege de allereerste damesinterland ter wereld, die in Utrecht wordt gespeeld tussen Nederland en Frankrijk. Het Nederlands team wordt mede getraind door Wim Peperkamp. Niet minder dan zes Castricumse speelsters zijn daarvoor geselecteerd: Cora Elbers, Jacqueline van der Lem, Divera Twisk, Marga Haentjes Dekker, Leontien Hendriks en Mirjam Baars. De laatste twee speelsters halen ook nog het rugbytrainersdiploma.


Jaarboek 43, pagina 58

Improviseren

Ondertussen gaat de groei van de club gestaag door. Er worden demonstratiewedstrijden in Noord-Holland georganiseerd, bijvoorbeeld in Ilpendam en tijdens de kermis in ’t Veld, waar tot hilariteit van de toeschouwers een hoge doelpaal tijdens de wedstrijd afbreekt. In Castricum doet CasRC mee aan de carnavalsoptocht met een eigen praalwagen ‘de scrumbok’.

Het onderkomen van de Rugbyclub aan de Duin en Boschweg/Duinpad.
Het onderkomen van de Rugbyclub aan de Duin en Boschweg/Duinpad. Foto Ad van de Velde. Toegevoegd.

De spelers improviseren rond het veld in Castricum een ’lichtinstallatie’ van oude lantaarnpalen en bouwlampen. In 1976 besluit de gemeente om verplaatsbare kleedunits voor de club aan te schaffen, omdat er nog steeds provisorisch gedoucht wordt in een keetwagen. Maar de situatie wordt steeds meer onhoudbaar door gebrekkige verlichting en slechte hygiëne. Omdat het terrein officieel nog bollengrond is en de rugby slechts tijdelijk gedoogd wordt op die plek, zijn echt goede investeringen niet toegestaan. De gemeente kan geen definitieve plaats voor de rugbyvereniging in Castricum vinden en uiteindelijk verlengt zij met tegenzin de bestaande situatie aan de Duinenboschweg voor vijf jaar. Dat betekent voor de club nog langer improviseren. Terwijl CasRC in Nederland steeds hoger gaat spelen en er aan de accommodatie meer eisen worden gesteld.

De vele publiciteit en de stijgende prestaties van CasRC zorgen er mede voor dat de gemeente besluit om verplaatsbare kleedunits aan te schaffen, om tegemoet te komen aan de onhoudbare situatie aan de Duinenboschweg.

Ben Borst haalt in 1976 zijn scheidsrechter-B-diploma en mag dan in Nederland op het hoogste niveau fluiten. In 1977 wordt voor het eerst een Engelse tegenstander in Castricum verslagen: CasRC-Harwell RFC 36-0.

De door de gemeente gekochte kleedunits worden op het terrein aan de Duinenboschweg geplaatst en dan kunnen de spelers eindelijk na tien jaar normaal douchen. Het terrein krijgt echter nog niet definitief de bestemming van sportveld, tot teleurstelling van de club, omdat zij graag verder wil investeren in haar accommodatie. Maar op sportief niveau gaat het steeds beter. CasRC bereikt de kwartfinale van het nationale Sevenstoernooi in Amsterdam. Aan het nationaal jeugd Seven-a-side-toernooi in Castricum doen inmiddels een recordaantal van 72 teams mee. Piet van der Himst komt de club versterken als speciale conditietrainer.

De zes Marcker broers, van links naar rechts Wim, Mats, Theo, Hans, Peter en André.

Familie Marcker is rugbyfamilie geworden

Hans Marcker wordt in 1974 als eerste jeugdlid van CasRC voor een nationale jeugdselectie opgesteld in een wedstrijd tegen Duitsland. Heel veel jeugdleden van CasRC gaan hem volgen.

De eerste wedstrijden worden in 1974 in Engeland gespeeld tegen Old Reigatians en Oxford Old Boys met een bezoek aan vijflandenwedstrijd Engeland-Wales in Twickenham.
Aan het jeugdsevenstoernooi van Castricum doen inmiddels Boisfort en Avia uit België mee. Wim Peperkamp haalt zijn diploma rugby-oefenmeester B.

Twee jaar later debuteert Hans Marcker voor het eerst als eigen jeugdspeler samen met Frans de Graaf in het eerste team van CasRC. De eerste ’eigen kweek’ is gerealiseerd.

In 1978 wordt Hans Marcker door de bond uitgenodigd voor een rugbystage in Engeland. De familie Marcker valt steeds meer op in Rugby Nederland. Het nationale bondsorgaan besteedt een speciaal artikel aan vader Mats Marcker met zijn zes zonen uit Castricum.

Het tweede lustrum wordt onder grote publieke belangstelling gevierd op het grasveld waar nu het gemeentehuis staat. Dertig tegen dertig spelers geven een enerverende demonstratiewedstrijd oude stijl, zoals rugby ooit ontstaan is in Engeland. De ledenaanwas zorgt ervoor dat een derde team geformeerd kan worden.

Op nieuwjaarsdag 1980 wordt een nieuwe traditie gestart met een wedstrijd tussen Jong Castricum en Oud Castricum. Medeoprichter Piet Zonneveld speelt zijn laatste rugbywedstrijd en gaat verder als wedstrijdsecretaris en als bondsscheidsrechter. In die laatste hoedanigheid mag hij op het hoogste niveau fluiten, met als hoogtepunt de interland Nederland-Zweden.

Het Coltsteam uit 1981.
Het Coltsteam uit 1981. Van links naar rechts staand John Diepeveen, Paul van de Boogaard, Jeroen van Waas, Tinus Hopman, Stef Huisman, Bart Wierenga, John Dam, Rick Verhoeven, Wiet van Duin, Ian Deaville, Michael Diepeveen en Frans Groenland; knielend Olaf Borst, Marco Martens, André Marcker, Graham Shepley, Henk Heinen, Mats Marcker, Jurgen van de Port en Paul Tol.

Talenten bij de jeugd

Ook de jeugd rugbyclub begint naam te maken in Nederland. André Marcker wordt door de bond gekozen tot jeugdspeler van het jaar en John Dam mag op stage naar Engeland. Het Colts-team wint in 1981 alles wat er voor hen te winnen valt: ze worden Nederlands kampioen, kampioen van het nationale jeugdtoernooi en nationaal kampioen Seven-a-side.

De hechte vriendenclub die dit team vormt, heeft opvallend veel super rugbytalenten in zich, die het gezicht van de club tot op heden bepalen. Onder hen Wiet van Duin, John Dam en Peter Marcker. Velen worden international voor Nederland. Ze vormen nu al jarenlang het rugbyhart van de club bij de vele kampioenschappen die zouden volgen. Later worden ze trainer en ook de vader van jeugdspelers. Zo wordt het eerste team kampioen van de promotieklasse en promoveert naar de ereklasse in Nederland.


Jaarboek 43, pagina 59

Bouwteam op politiebureau

De relatie met de gemeente is langzamerhand nogal wispelturig aan het worden. De club is meer dan teleurgesteld dat de gemeente haar geen definitieve locatie toekent. Men zit nog steeds op de tijdelijke locatie aan de Duinenboschweg, waar het veld niet aan de officiële eisen voldoet en de provisorische veldverlichting met oude bouwlampen niet verbeterd mag worden. Ze schrijft daarover een brandbrief naar de gemeenteraad. De gemeente wil vervolgens de tijdelijke gedoogconstructie verlengen en opnieuw een tijdelijk clubhuis daar toestaan. Maar die bouwvergunning voor het tweede clubhuis wordt plotseling weer ingetrokken door de gemeente.

Dit leidt ertoe dat alle vrijwilligers die met de bouw bezig zijn (zij stortten net beton voor de fundering) een avond op het politiebureau moeten doorbrengen. De gemeente wil nu ook de club beperkingen opleggen in het gebruik van haar nog te bouwen kantine, waardoor er zelfs bezwaarprocedures tot bij de Raad van State gevoerd moeten worden. Bij het derde lustrum in 1983 wordt daarom huis-aan-huis een jubileumkrant verspreid om meer druk op de gemeente uit te oefenen. Aan de Duinenboschweg wordt uiteindelijk toch het tweede tijdelijke clubhuis geopend door Henk Heinen senior, die Theo Lute als voorzitter is opgevolgd.
Op dit terrein spelen zowel de heren als de dames oefenwedstrijden tegen het Nederlands team.

Het eerste team speelt al jaren aan de top in de ereklasse en het zo begeerde Nederlands kampioenschap komt steeds dichterbij. Vooral de strijd tegen DIOK uit Leiden en regerend landskampioen Hilversum leidt tot grote publieke belangstelling vanuit Castricum. De club weet sensationeel te winnen van Hilversum, maar wordt net geen landskampioen door verlies in de slotfase van Den Haag.

Dag en nacht zelf bouwen aan nieuwe rugbyaccommodatie in 1985.
Dag en nacht zelf bouwen aan nieuwe rugbyaccommodatie in 1985.

Eindelijk naar Wouterland

De gemeente stelt uiteindelijk in 1984 voor om de rugbyclub op Noord-End te vestigen, maar komt daar ook weer op terug. Het Overlegorgaan van de Sport (toenmalige voorganger van de huidige gemeentelijke Sportraad) raakt daardoor in conflict met de gemeente over het gebrek aan besluitvorming over de rugbyclub. Ze vraagt zich zelfs af of CasRC het ongewenste kind van de Castricumse sport is: ze zijn het gesol met de vereniging beu. De gemeente besluit daarop om te gaan onderzoeken of de club naar Wouterland kan verhuizen. In maart 1985 besluit de gemeenteraad om het rugbyveld inderdaad definitief naar Wouterland te verplaatsen. In overleg met de gemeente neemt de club zelf de regie over de aanleg van het nieuwe complex.


Jaarboek 43, pagina 60

Een scrum op Wouterland.
Een scrum op Wouterland. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Club legt zelf nieuw rugbycomplex aan op Wouterland

In maart 1985 besluit de gemeente dat de rugbyclub naar Wouterland moet verhuizen. De gemeente zal de velden aanleggen en twee units beschikbaar stellen als kleedkamers. De club besluit op haar beurt echter, na overleg met de gemeente, om deze hele operatie in eigen hand te nemen en een grote accommodatie met kantine, fitnessruimte en bestuurskamer te bouwen.

Door dit alles met eigen vrijwilligers te doen wordt heel veel geld bespaard en de door de gemeente begrote bedragen komen ten goede aan de club, die ook de aanleg van de velden in eigen regie realiseert Een zeer groot bouwteam onder leiding van voorzitter Henk Heinen senior (leraar bouwkunde), Hans Marcker en Hans van Balgooi heeft 1,5 jaar bijna dagelijks aan deze hele grote klus gewerkt. Er zijn zaterdagen bij dat er meer dan veertig vrijwilligers op het bouwterrein actief zijn.

Alles, maar dan ook alles, is zelf gedaan: gravelbaan verwijderen, bomen verwijderen, grond diepspitten, toegangswegen aanleggen, nutsvoorzieningen over 300 m aanleggen, het hele clubgebouw van 40×10 meter neerzetten, veldverlichting aanleggen, doelen maken en plaatsen, enzovoorts. Dit alles onder slechts gemeentelijk toezicht, maar vooral door de enorme inzet van heel veel vrije tijd en energie van de eigen leden. Na anderhalf jaar dagelijks bikkelen kan in september 1986 het droomcomplex worden geopend. De Castricumse Rugby Club heeft eindelijk na achttien jaar een volwaardige, eigen rugbyaccommodatie, waar in de sportwereld en bij de rugbybond met trots en jaloezie naar gekeken wordt.

Ondertussen spelen zeven vrouwen van Castricum mee in de interland in Malmö en levert Castricum drie mannen in de interland tegen Duitsland. Het eerste team wordt onder leiding van coach Ben Manshanden weer tweede (runner up) in de finale om het landskampioenschap. Piet Zonneveld wordt scheidsrechter in de ereklasse en nu mag Peter Marcker op rugbystage naar Engeland. Er wordt een tweede damesteam gevormd en een vierde herenteam wordt ingeschreven voor de competitie. De dames worden zelfs Nederlands kampioen Seven-a-side-rugby.

De Castricumse Rugby Club begint in Nederland steeds meer aan de weg te timmeren; de landelijke krant NRC prijst CasRC voor het verhogen van het peil van het Nederlandse rugby.

Het terrein aan de Duin en Boschweg is vervangen door het nieuwe rugbycomplex op Wouterland.
Het terrein aan de Duin en Boschweg is vervangen door het nieuwe rugbycomplex op Wouterland.

Afscheid van de Duinenboschweg

In 1986 wordt de laatste ledenvergadering in het clubhuis aan de Duinenboschweg gehouden. Ondertussen wordt hard gewerkt aan de bouw van het nieuwe complex op Wouterland en met ingang van het seizoen 1986-1987 wordt daar voor het eerst gespeeld tegen twee Canadese teams: Stoney Creek bij de heren en The Bangees bij de dames. Wethouder Postma opent het nieuwe clubhuis. Op het openingsfeest wordt de muziek verzorgd door ’The strange hands in my pants band’, die gevormd werd door eigen spelers van de club.

De "strange hands in my pand band" op het rugbyveld
De “strange hands in my pand band” op het rugbyveld. Foto Ad van de Velde. Toegevoegd.

Het nieuwe complex wordt vol bewondering ontvangen door de Nederlands Rugby Bond en de eerste twee interlands worden aan Castricum gegund. Op de klanken van het Wilhelmus worden zowel de heren als de dames uit Zweden ontvangen met ieder vier spelers en speelsters uit Castricum. Piet Zonneveld mag daar zijn eerste interland fluiten. De wedstrijden worden op Wouterland zo spannend en door zoveel publiek bezocht dat zelfs NOS Studio Sport besluit om voor het eerst een rugbycompetitiewedstrijd op zondagavond op de televisie uit te zenden.

Mei 1987. Eindelijk Nederlands Kampioen.
Mei 1987. Eindelijk Nederlands Kampioen. Van links naar rechts staand Norbert Verhofstad, Aad Hanekamp, Erik Tabak, Hans van Oel, Paul Tol, Peter Bakker, John Dam, Peter Marcker, Peter Wopereis, Hans Marcker, Jan Beentjes, Jan Heinen en Ben Manshanden; knielend Hans van Amersfoort, Bart Wierenga, Bernd Verhofstad, Erik Gelauff, Erik van der Laan, Ben Scheerman, Sean Mallon en Mats Marcker.

Eerste landskampioenschap

In mei 1987 wordt Castricum dan eindelijk landskampioen tijdens een uitwedstrijd in Utrecht die overtuigend met 3-74 wordt gewonnen. Onder grote belangstelling van meegereisde supporters en burgemeester Schouwenaar wordt de kampioensbeker in ontvangst genomen. Het daaropvolgende feest wordt tot in de late uurtjes in Castricum voortgezet. De vele internationale contacten worden uitgebreid met de ontvangst van de Wasp ladies uit Engeland en St. Mary’s College uit Dublin. Het eerste team van Castricum gaat op zijn beurt, gekleed in clubblazers, op trip naar Frankrijk.

Het tweede landskampioenschap wordt in 1988 behaald in een memorabele thuiswedstrijd die met 15-6 van DIOK gewonnen wordt. Meer dan tweeduizend supporters langs de lijn, begeleid door een echt dweilorkest, zijn getuige van deze wedstrijd die door de NOS wordt uitgezonden. Castricum wint zelfs de nationale titel Seven-a-side-rugby met 36-12 tegen opnieuw DIOK uit Leiden.
Voor het eerst in de geschiedenis speelt Castricum, als kampioen van Nederland, tegen ASUB, de kampioen van België. CasRC wint die wedstrijd met 21-0.


Jaarboek 43, pagina 61

Het twintigjarig bestaan in 1988 viert de club onder andere door de gemeente drie rugbydoelen aan te bieden, die de club zal plaatsen op speelveldjes in Castricum en Bakkum.

Het Nederlands sevensteam wint in april 1989 in Hongkong de Bowl met zes CasRC spelers.
Het Nederlands sevensteam wint in april 1989 in Hongkong de Bowl met zes CasRC spelers. Van links naar rechts Hans Marcker, Sander Hadinegoro, André Marcker, Karel Dinkla, Mats Marcker, Dennis Power, Peter de Bruijn, Bernd Verhofstad, Marcel Eman, Bart Wierenga en Peter Marcker.

De club gaat internationaal

Op het internationale toernooi in Leiden verliest Castricum nog wel van de Franse kampioen Toulon, maar het wordt hofleverancier van de Nederlandse selecties. Niet minder dan zes spelers maken deel uit van het Nederlands Sevensteam dat in Hongkong op het grote internationale Sevenstoernooi mag spelen. Ze spelen zich internationaal sterk in de kijker door spectaculair te winnen van Italië en Spanje. Met het winnen van de Silver Bowl in Hongkong worden zij daar voorpaginanieuws.

In eigen land halen ze als eerste Nederlandse club de halve finale van het internationale Heineken-Sevenstoernooi. In de finale in Hannover verslaan ze Vilnius uit Litouwen. Thuis winnen ze van de Engelse promotieklasser Salisbury met 14-10. Maar helaas verliezen ze van Locomotiv Moskou. Maar dat zijn profspelers uit een land met 200.000 rugbyers en dat is niet te vergelijken met de nietige aantallen rugbyspelers in Nederland.


Jaarboek 43, pagina 62

Ontvangen buitenlandse teams in Castricum:

1972 Engeland
1974 België
1986 Canada
1986 Zweden
1987 Ierland
1989 Rusland
1990 Frankrijk
1992 Wales
1993 Zuid-Afrika
1995 Chili
1995 Georgië
1996 Schotland
1998 Australië
2004 Denemarken
2008 Duitsland
2013 Litouwen
2014 Nieuw Zeeland
2015 Oezbekistan
2016 Italië
2016 Spanje
2018 Roemenië

Op Wouterland wordt de derde interland gespeeld tegen rugby grootheid Frankrijk. De dames, met de Castricumse Divera Twisk in hun midden, verliezen helaas met 0-10. Onder de geuzennaam ’De Kannibalen’ spelen de veteranen van CasRC tegen een team van de Sussex Police. Na een legendarische ‘derde helft’, waarin menige consumptie met de Engelse politie wordt genuttigd, is die uitslag ’onbeslist’ gebleven.

Bloedstollend daarentegen is de finale van het grote Heineken-Sevenstoernooi tussen Castricum en de Backstabbers. Castricum verliest helaas met 8-6, waarbij André Marcker maar 50 centimeter tekort komt om de winnende try te scoren. Zijn broer Mats wordt tot de beste speler van dat toernooi benoemd. Sandra Lodewijks haalt als eerste dame haar scheidsrechtersdiploma en Divera Twisk speelt weer met Nederland voor de Worldcup in Wales.

Lief en leed rond het rugbyveld

Theo Lute neemt in 1990 het voorzitterschap van Henk Heinen over na de jaren van verhuizen en nieuwbouw. Bij de club wisselen de feesten zich af met grote persoonlijke verliezen. De club moet in hetzelfde jaar afscheid nemen van bestuurslid Mary Brouwer die aan kanker overlijdt. In 1991 sluit burgemeester Schouwenaar, op het veld tussen de palen, het huwelijk tussen Mats Marcker en Margreet Korsman.

rik van der Laan overlijdt op 1 november 1992 op het rugbyveld.
Erik van der Laan overlijdt op 1 november 1992 op het rugbyveld.

Het absolute dieptepunt doet zich voor als Eric van der Laan, speler van Castricum en het Nederlands team, op 1 november 1992 op het veld tijdens de wedstrijd tegen Hilversum, plotseling ineen zakt. De reanimatie op het veld, die al direct na enkele seconden wordt ingezet door de aanwezige arts en verzorgers, mag echter niet meer baten. Achteraf wordt vastgesteld dat Eric een fatale hartafwijking had. Hij wordt opgebaard in het clubhuis en na een indrukwekkende plechtigheid wordt hij door vele rugbyvrienden uit Castricum en de rest van Nederland op Onderlangs begraven.

Voor zijn vele verdiensten krijgt Mats Marcker senior op 4 september 1993 een koninklijke onderscheiding van burgemeester Schouwenaar.

Het bestuur CasRC in mei 1995.
Het bestuur CasRC in mei 1995. Van links nara rechts Jan Beentjes, Kees Steevens, Marina Marcker, Theo Lute, Divera Twisk, Johan Stuifbergen en Jan Feeke.

Na 25 jaar zorgen om gebrek aan opvolging

Castricum is zo succesvol dat de club zich zorgen gaat maken om het vervolg na deze bloeiende periode. Ben Manshanden stopt als coach van Castricum en als bondscoach na het wereldbekertoernooi voor Sevens in Schotland. Ook daar doen weer zes spelers van Castricum aan mee. Hans Marcker gaat met Dave Chilton samen de selectie trainen. Het 25-jarig bestaan wordt in 1993 uitgebreid gevierd met veel wedstrijden en toernooien en zelfs een


Jaarboek 43, pagina 63

zangwedstrijd. Hoogtepunt is de wedstrijd tegen Blakes RFC uit het Zuid-Afrikaanse Stellenbosch.
Naast het landelijk bekende Castricumse Jeugd-Sevenstoernooi is op initiatief van Peter Bakker ook een vriendentoernooi opgezet. Daaraan nemen vriendengroepen uit de omgeving van Castricum met maximaal twee rugbyspelers deel, om kennis te maken met de rugbysport. Vooral vanuit Heemskerk is daar grote belangstelling voor. Aan het vijfde vriendentoernooi doen 24 teams mee. Castricum gaat eigen jeugdtrainers opleiden en stuurt jeugdleden op stage naar Engeland. Na een terugval tot zeventien jeugdleden stijgt het aantal weer naar 37 jeugdspelers.

Mats Marcker is aanvoer- der van Nederland tegen Engeland in november 1998.
Mats Marcker is aanvoerder van Nederland tegen Engeland in november 1998.

Mats Marcker krijgt de eervolle uitnodiging van de FIRA om aan grote internationale toernooien deel te nemen in Punta del Este in Uruguay en Mar del Plata in Argentinië. Hij scoort tegen het Nieuw-Zeelandse team de winnende try en wint daarmee de plate. Hij speelt met de Samurais mee op het Heineken-Sevenstoernooi en wint met hen de finale. In Castricum wordt hij tot sportman van het jaar gekozen.
Zijn rugbydroom gaat in vervulling als captain van het Nederlands team tegen Engeland. Een wedstrijd die zeer ruim verloren wordt maar die hij, ondanks een gebroken pink, wel uitspeelt.

CasRC in nieuwe shirts van John Moen.
CasRC in nieuwe shirts van John Moen (opticien). Bovenste rij staand van links naar rechts John Moen, ?, Chris Kaptein, Theo de Jong, Maarten Kat, Joeri Peperkamp, Jacob Meiboom, Rob Niesten, Wiet van Duin, Alex van Timmeren, Ben Scheerman en Ton Liefting. Knielend van links naar rechts Arno Vos, Steve van Dijk, Maarten Snijder, Bart Min, Lex Muller, Henk Zonneveld, Jeroen Stuifbergen, Mark Allan en Mats Marcker. Foto Wim Peperkamp. Toegevoegd.

Ambitieus toekomstplan

In 1998 draagt Theo Lute de voorzittershamer over aan Mart Kat en onder zijn leiding wordt gewerkt aan een nieuw ambitieus toekomstplan. De club kiest ervoor om actief buitenlandse rugbyspelers naar Castricum te halen om het spelniveau van de vereniging nog meer te verbeteren. Met behulp van vele sponsors worden niet minder dan zeven spelers uit Nieuw-Zeeland gehaald. De mentaliteit van de All Blacks, de wereldkampioenen rugby, laat zich direct binnen de club voelen. Sommigen van de Kiwi’s, de bijnaam van de spelers uit Nieuw-Zeeland, vormen nu nog steeds een ware kolonie in Castricum, compleet met Castricumse vrouwen en kinderen.

Een periode van enorme verbetering van het rugbyspel bij CasRC breekt aan. Er volgen nog zes jaren waarin de Castricumse Rugbyclub Nederlands kampioen zal worden.


Jaarboek 43, pagina 64

Op 9 april 2000 wordt het kampioenschap behaald door met 29-15 van DIOK te winnen op Wouterland in een wedstrijd met 1500 toeschouwers en een dweilorkest. Ook deze wedstrijd wordt door NOS Studio Sport uitgezonden.

Renovatie sportpark Wouterland

In 2001 besluit de gemeente het sportpark te renoveren. Alle sportclubs op Wouterland protesteren tevergeefs tegen de gemeentelijke plannen om een afvaldepot voor grofvuil bij het park aan te leggen. Ondanks de daardoor ontstane krapte op het complex krijgt CasRC twee volwaardige rugbyvelden met verlichting. Maar het trainingsveld moeten ze inleveren, terwijl de hockeyclub er twee kunstgrasvelden bij krijgt. Dankzij een schenking van Bernard Shaw (een gulle gever die al jaren in Castricum woont) kan de club zelf met eigen handen een echte tribune langs het hoofdveld bouwen, waardoor de accommodatie steeds completer en publieksvriendelijker wordt.

Reüniegangers van het eerste uur in april 2002.
Reüniegangers van het eerste uur in april 2002. Van links naar rechts Nico Borst, Martin Stengs, Wim Molenaar, Marja Stet, Piet van der Schilde, Keja van der Schilde, Christin Marcker, Frank Hack, Laura van Kessel, Peter van Kessel, Lia Meijne, Anneke de Graaf, Yvonne Stadt, Wim Peperkamp, Nel van Jelgerhuis, Liesbeth Holleberg, Piet Hollenberg, Theo Lute, Ben Borst, Has Beentjes, Piet Zonneveld, Hans van Balgooi, Frans de Graaf, Herman de Graaf, Joke Stengs en Wolfgang Gnichwitz.

Op 23 april 2005 wordt er een grote reünie georganiseerd. Daar komen enkele honderden spelers en supporters uit de eerste verenigingsjaren bij elkaar. Ze halen alle herinneringen op en bezoeken plekken die verbonden zijn met spectaculaire acties van CasRC uit het verleden. Met name deze rondgang door Castricum langs legendarische plekken staat vele bezoekers ook na jaren nog bij, met als hoogtepunt de opgraving op het Kroftveld door Wim Peperkamp van ’de botten van de gesneuvelde speler’ uit Hilversum.

Castricum wint ING-cup

Niemand heeft in het begin kunnen bedenken dat het clubje uit het dorpje in de duinen zo’n grote club in Nederland zou worden met zoveel internationale contacten.
In de Europese cup speelt de club onder andere wedstrijden tegen het Franse Pont-a-Mousson en Ottignies, het Deense Frederiksberg, het Belgische Boisfort uit Dendermonde en ASUB uit Brussel. Uiteindelijk wordt door CasRC in 2005 de Europese ING-cup gewonnen.
Tijdens het EK in 2008 voor dames in Amsterdam is Castricum, met drie interlands op Wouterland, tevens gastheer voor het Franse team.

Marina Marcker.
Marina Marcker.

Binnen de vereniging wordt in 2004 Marina Marcker-Feeke benoemd tot erelid vanwege haar inzet voor de club.

Marina Marcker-Feeke (1960-2013) is meer dan 25 jaar zeer actief als vrijwilliger voor de Castricumse Rugby Club en Rugby Nederland. Via haar partner Hans Marcker komt zij in contact met de rugbysport.
Bij de CasRC vervult zij vele functies, maar zij is vooral bekend geworden als PR-functionaris en secretaris van het bestuur. Die functies heeft zij meer dan twintig jaar bekleed, waarvoor zij in 2004 wordt benoemd tot erelid.

Daarnaast heeft Marina zeer veel betekend voor de PR van de rugbysport in Nederland. Rugby Nederland heeft haar daarvoor de Hans Brian Media Award 2011 toegekend.
Zij heeft meer dan 1000 persberichten gemaakt en talloze interviews gegeven, waardoor Marina een icoon is geworden voor de PR van de rugbysport in Nederland.

Na een periode van inzinking van het damesrugby bij CasRC, waardoor er uiteindelijk zelfs geen team meer is, wordt vanaf 2004 weer met veel enthousiasme gewerkt aan een eigen vrouwenafdeling. In 2005 spelen de dames weer mee in de competitie en zelfs speelsters uit Australië en Zweden spelen bij Castricum. Ze winnen het beachrugbytoernooi van Oemoemenoe in Middelburg en doen mee aan het Ameland-toernooi en de Sevens. Ondertussen is het aantal jeugdleden bij CasRC opgelopen tot 130 jongens en meisjes. Het nationale jeugd-Sevenstoernooi wordt voor de laatste keer in Castricum gespeeld. Het verhuist naar het Nationaal Rugby Centrum in Amsterdam, omdat de twee velden in Castricum niet meer voldoende zijn voor dat toernooi.

Andere rugbyfamilies

Na de zonen Henk en Kees van oprichter Piet Zonneveld, dient zich nu met Dale Zonneveld de derde generatie zich aan. Dale weet – in opa Piets voetsporen na 40 jaar – ook zijn draai te vinden bij de jeugdafdeling van Castricum. Dankzij zijn talenten wordt hij zelfs met meerdere jeugdspelers van Castricum geselecteerd bij de nationale jeugdselecties. Hij behoort inmiddels tot de vaste krachten in de rugbytop. Van de familie Schermer uit Bakkum spelen ook drie zonen mee. Vader en moeder zitten in de organisatie van de club. Vooral de jongste zoon Roy valt op omdat hij vanaf zijn geboorte doof is. Ondanks die handicap speelt hij gewoon in de Nederlandse rugbytop mee, waar medespelers ook op het veld kunnen communiceren met gebarentaal. Hij wordt zelfs het middelpunt van speciale reportages bij de NOS en RTVNH over de integratie van gehandicapten in de sport.

Jan Beentjes met zijn vader Henk Beentjes.
Jan Beentjes met zijn vader Henk Beentjes. Zonen, kleinzonen en achterkleinzonen van Henk speelden bij CasRC.

Dat CasRC soms een echte familieclub is geworden, blijkt ook wel uit het feit dat alleen al van de familie Beentjes dertien familieleden meegespeeld hebben. De broers Jan, Anton, Theo en Jaap Beentjes vormen met hun kinderen Vincent, Kees, Tim en Matthijs, neef Frank met dochter Meike en de kleinkinderen van Jan, Wieger, Petter en Stella al jaren een harde kern van rugbyspelers.


Jaarboek 43, pagina 65

En dan de familie Wierenga. Opa Piet speelde in de jaren (negentien) zestig al rugby in het nationale team en later ontwierp hij als architect het Nationaal Rugby Stadion in Amsterdam en de clubhuizen van AAC en CasRC. Zijn beide zoons gingen ook op rugby. Bart en Bob speelden bij CasRC en Bart ging onder andere met Nederland naar de Hong Kong Sevens. Ook de kleinkinderen Pieterbob, Job, Dirk, Bart junior en Lotte werden lid van CasRC, waarvan Bart junior inmiddels bij een topclub in Frankrijk meespeelt. Bart senior is de tot nu toe laatste voorzitter van de Castricumse Rugby Club.

Onderaan de sportvelden van de Rugby club, Handbal en de Hockey Club.
Onderaan de sportvelden van de Rugby club, Handbal en de Hockey Club.

Uitbreiding clubhuis bij veertigjarig bestaan

Het veertigjarig bestaan van CasRC in 2008 wordt groots gevierd. De club publiceert een zeer dik en zwaar fotoboek over de geschiedenis van de club vanaf 1968. Er wordt een hele week vol met activiteiten georganiseerd. Onder meer Zinzane Brook, de vermaarde speler van de All Blacks uit Nieuw-Zeeland, luistert het feest op.

In de grote feesttent beëindigt een indrukwekkende Haka het achtste lustrum. De Haka is de beroemde traditionele Maori dans om de tegenstander uit te dagen. De dans wordt uitgevoerd samen met de Nieuw-Zeelandse Kiwi’s in het team van CasRC.

Niek Valk neemt in 2008 het voorzitterschap van Mart Kat over.

Voorzitters

1967-1968 Gerrit Borst
1969-1972 Frank Hack
1973-1974 Wolfgang Gnichwitz
1975-1976 Piet Zonneveld
1977-1978 Wim Peperkamp
1979-1981 Theo Lute
1982-1990 Henk Heinen senior
1990-1997 Theo Lute
1998-2001 Mart Kat senior
2002-2003 Peter Bartels
2003-2008 Mart Kat senior
2008-2012 Niek Valk
2012-2015 Graham Sheply
2016-2018 Niek Valk
2018-heden (=2020) Bart Wierenga

Willem Peperkamp, Hans van Balgooi, Frank Hak, Willem Molenaar, Niek Valk.
Op de foto van links naar rechts Willem Peperkamp, Hans van Balgooi, Frank Hak, Willem Molenaar, Niek Valk. Willem Peperkamp was de eerste Castricummer die in het Nederlands elftal speelde. Hans van Balgooi is nog steeds actief, na zijn spelers carrière, met allerlei zaken voor de club. Frank Hak was voor de gelegenheid over gekomen uit Noorwegen, daar woont hij al tientallen jaren. Hij wordt gezien als de eerste speler die de kroegen langs ging om meerdere spelers te zoeken. Willem Molenaar is lang zeer actief geweest binnen de club en is nog steeds bij veel wedstrijden aanwezig. Niek Valk is als voorzitter aangetreden in 2008 nadat Mart Kat het stokje wilde overgeven.

De club breidt in hetzelfde jaar het clubhuis op Wouterland nog verder uit. Er wordt een grote luxe keuken gebouwd met een aparte koel- en vriesruimte. De kantine wordt tweemaal zo groot en tussen het clubhuis en het hockeyveld worden twee extra kleedkamers aangebouwd. Zoals gewoonlijk wordt ook deze verbouwing uitgevoerd door een grote groep leden van CasRC.

Er breekt een periode aan waarin de vereniging geconfronteerd wordt met het verlies van mensen van het eerste uur van de club. Hans Beentjes wordt plotseling door een hartaanval getroffen en Theo Lute overlijdt onverwacht na een ernstige ziekte. Van Jan van Ekeren moet afscheid worden genomen en oprichter Kees Kabel komt te overlijden. De club wordt hard getroffen door een verkeersongeluk in Wijk aan Zee, waarbij jeugdspeler Duncan Niesten dodelijk verongelukt na terugkomst van een rugbytraining.

Regionaal Trainings Centrum

Mede op initiatief van Mats Marcker wordt gestart met een Regionaal Trainings Centrum. Dat biedt getalenteerde jeugdspelers de mogelijkheid om intensieve trainingen te volgen in combinatie met een aangepast schoolprogramma. Vanuit deze opleidingen worden met name de jeugdspelers voor de nationale jeugdteams geselecteerd. CasRC mag op 9 november 2013 op Wouterland haar achtste interland organiseren tussen Nederland en Litouwen, die door Nederland met 34-25 gewonnen wordt.

Het wereldkampioen sevensteam van de All Blacks demonstreert in juli 2014 de Haka-dans voor vijfduizend rugbyliefhebbers op Wouterland.
Het wereldkampioen sevensteam van de All Blacks demonstreert in juli 2014 de Haka-dans voor vijfduizend rugbyliefhebbers op Wouterland. Foto Hans Boot.

Wereldkampioen sevensrugby op Wouterland

Na jaren van lobbyen door Mats Marcker, die daarvoor ook drie maanden naar Nieuw-Zeeland was gegaan, lukt het hem uiteindelijk om de absolute wereldkampioen sevensrugby naar Castricum te krijgen. De All Blacks uit Nieuw Zeland blijken bereid om hun trainingsstage voor de Commonwealth Games in Schotland naar Castricum te verplaatsen.
Van 15 tot en met 21 juli 2014 komen zij naar Wouterland om zich voor te bereiden op hun trip naar Glasgow.
De rugbyclub pakt deze unieke gebeurtenis aan om een groots en publieksvriendelijk programma op te stellen, daarbij actief gesteund door een groot aantal vrijwilligers, die zich graag hiervoor in willen zetten. Na een traditioneel Maori-ontvangst met een legendarische Haka door de jeugd van CasRC is de ontvangst van officials van ambassade, regering, gemeente, rugbybond en massaal aanwezig


Jaarboek 43, pagina 66

publiek indrukwekkend. De All Blacks trainen niet alleen voor henzelf, zij verzorgen ook clinics en demonstraties voor rugbyliefhebbers uit heel Nederland.Ook de nationale en internationale pers is in grote getale aanwezig.
Op zondag zijn twee grote demonstratiewedstrijden gepland, voorafgegaan door een professioneel muziekkorps, dat een spetterende show op het veld geeft, compleet met een Haka.
Onder toezicht van ruim vijfduizend mensen mag de Castricumse Rugby Club, als regerend sevenskampioen van Nederland, onder coach Rodney Hermans, een demonstratiewedstrijd tegen de All Blacks spelen. Een evenement om nooit meer te vergeten. De All Blacks showen dat zij niet voor niets wereldkampioen zijn. De Castricumse rugbyers kunnen alleen hun respect tonen in een fraaie maar eenzijdige wedstrijd.
De All Blacks vinden de ontvangst in Castricum groots en kijken met volle tevredenheid terug op de trainingsstage in Noord-Holland.

De ambassade van Uzbekistan in Brussel benadert CasRC, kennelijk onder de indruk van de internationale publiciteit rond de trainingsstage van de All Blacks. Ze vragen of het nationale dames-Sevensteam van Uzbekistan in Castricum mag komen trainen. Opmerkelijk, omdat Uzbekistan een van de weinige islamitische landen is die een nationaal damesteam hebben. In 2015 heeft het team een week lang getraind op Wouterland met als hoogtepunt een wedstrijd tegen het Nederlands damesteam en een toernooi tegen vier andere teams, waaronder de dames van CasRC. Dat levert opnieuw internationale publiciteit op voor CasRC.

De “Nieuw Zeeland Ambassadors” te gast bij de Castricumse rugbyclub om zich voor te bereiden op het WK sevens.
De “Nieuw Zeeland Ambassadors” te gast bij de Castricumse rugbyclub om zich voor te bereiden op het WK sevens.Dit is een rugby wedstrijdvariant met 7 spelers in plaats van 15 spelers. Wouterland 18 juni 2016. Het is een invitatieteam uit heel Europa en de spelers zijn semi of prof. De Ambassadors worden ook wel gezien als opstap naar de echte grote jongens, de All Blacks. Op de foto wordt door de spelers waarschijnlijk de Ka Mate gedanst. (De Haka is een verzamelnaam voor meerdere ceremoniële dansen om onder andere hun voorvaderen aan te roepen). Nieuw Zeeland speelde tegen een samengesteld team van de beste Nederlandse seven spelers waaronder een aantal spelers uit Castricum. In de week voorafgaand op dit unieke spektakel werd er door de “Nieuw Zeeland Ambassadors” voluit getraind op sportpark Wouterland. Foto Theo Beentjes. Toegevoegd.

Rugbybond bijna failliet

Zo goed als het met de club CasRC gaat, zo slecht gaat het financieel bij de Nederlandse Rugby Bond. Eind 2014 moet het bestuur van CasRC er zeer veel tijd aan besteden om de bond van de financiële ondergang te redden. Met name dankzij de notariële deskundigheid van CasRC-voorzitter Graham Shepley wordt, tezamen met de andere rugbyclubs in Nederland, een financieel reddingsplan bedacht. Met onder meer een lening van 17.000 euro van de Castricumse Rugbyclub kan het slechte tij nog net op tijd gekeerd worden. Sindsdien doet de Bond weer pogingen om financieel gezond te worden.


Jaarboek 43, pagina 67

Groei van de rugbysport

Vooral mede dankzij de televisie-aandacht – ook in Nederland – voor de World Cup Rugby 2015 in Engeland, is de populariteit van de rugbysport in Nederland sterk gestegen. Op dit moment zijn er meer dan 11.000 spelers en speelsters van elke leeftijd vanaf drie jaar actief. Naast de vrouwen doen tegenwoordig ook meisjes intensief mee. En nog steeds levert Castricum enige tientallen jeugd- en seniorspelers en -speelsters voor de nationale selecties.

De Cas Ladies promoveren in 2018 naar de ereklasse.
De Cas Ladies promoveren in 2018 naar de ereklasse. Van links naar rechts Debbie Geurts, Brigitte Willems, Simone Kamphuijs, Lydia van Amersfoort, Lynn Koelman, Lotte Rendering, Jitske van Bruggen, Merel van Velzen, Tessa van der Brink, Martine Mooij, Linde van der Velden, Sophie Touber, Lisa Tempelaar, Hiske Blom, Inge van der Velden, Liesbeth Meijer, Anna Kat en Nathalie Admiraal. Foto Theo Beentjes.

In 2016 wordt het eerste meisjesrugbytoernooi op Wouterland gespeeld. En in 2018 promoveert het eerste damesteam naar de ereklasse. Linde van der Velde is zelfs de eerste rugbyvrouw die een semi-prof contract aangeboden krijgt van Toulouse, een van de topclubs in Frankrijk. Het wordt ook steeds gebruikelijker dat spelers uit Castricum tijdens een sabbatical gaan trainen en spelen in het buitenland, zoals in Nieuw-Zeeland, Frankrijk of Engeland.

De jubileum poster van CasRC.
De jubileum poster van CasRC. Op 1 september 2018 hield de Castricumse rugbyclub zijn 50-jarig jubileumfeest. het is op deze datum exact 50 jaar geleden dat ze zich inschreven als vereniging bij de rugbybond.

50 jaar rugby in Castricum

Met een groot feest is in 2018 het tiende lustrum (50 jaar) van de club op gepaste wijze gevierd. Niet minder dan vijf leden van het eerste uur zijn officieel bedankt voor hun inzet met een speciale herinneringsspeld. En Ben Borst wordt met zijn 77 jaar vereerd met een erelidmaatschap voor zijn inzet voor rugby in Castricum de afgelopen vijftig jaar.

Voorzitter Niek Valk overhandigt op 24 juni 2017 Ben Borst het erelidmaatschap voor vijftig jaar inzet voor CasRC.
Voorzitter Niek Valk overhandigt op 24 juni 2017 Ben Borst het erelidmaatschap voor vijftig jaar inzet voor CasRC.

Zo is de opmerking van Kees Kabel, bij de oprichting in 1968 tegen de Rugby Bond, toch echt uitgekomen: “Rugby is in Castricum niet meer weg te denken.”

Hans van Balgooi

Bronnen:

  • Foto- en krantenarchief Wim Peperkamp;
  • Jubileumboek 40 jaar Castricumse Rugby Club.

Met dank aan: Wim Peperkamp.

8 december 2021

De IJsbaan op Tennispark Onderlangs

Door: Eric Bor

Afb. 1. Tennispark Onderlangs

In 1955 werd tussen de begraafplaats Onderlangs en het klimduin van de Papenberg een tennispark aangelegd met vier banen, ten behoeve van Tennisclub Bakkum. Deze club was in 1926 door W.E. van Keeken opgericht en speelde sindsdien op een baantje op Duin en Bosch. Op het gezellige Tennispark Onderlangs had de club de ruimte om flink wat nieuwe leden toe te laten.

19 maart 2021

Drafsport in Castricum (Jaarboek 42 pg 73-83)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 42, pagina 73

Drafsport in Castricum

Een kortebaanwedstrijd op de Maliebaan te Utrecht.
Een kortebaanwedstrijd op de Maliebaan te Utrecht. In die jaren vaak met boerenpaarden, vanaf de deken gereden, zonder zadel (aquarel geschilderd door Willem de Famars Testas in 1883).

Het overlijden van de in Bakkum geboren en opgegroeide Jacques Geluk, begin 2018 op 72-jarige leeftijd, is de aanleiding voor dit verhaal. Jacques was een BN‘er in drafsportland en ik maakte iemand van Oud-Castricum opmerkzaam op zijn overlijden. Vervolgens vroeg Oud-Castricum mij om een stukje over Jacques te schrijven. Wel leuk natuurlijk, maar daar zouden we andere Castricummers en vooral zijn familieleden mee tekort doen. Daarom gaat dit verhaal over de drafsport in ons dorp en over enkele dorpsgenoten, die deelnemer waren in deze tak van sport. Maar we beginnen met een lesje drafsport voor dummy’s.

In vroegere eeuwen deed men weinig aan sport. Mensen moesten hard werken om te overleven. Natuurlijk werden er wel spelletjes gespeeld en was er soms ook volksvermaak. Dat kun je zien op oude schilderijen. Men leefde toe naar de jaarlijkse kermis die vaak werd gecombineerd met spelletjes voor volwassenen, zoals het ‘katknuppelen’. Mannen gooiden met knuppels naar een hangend houten vat, waarin een kat opgesloten zat. Winnaar werd de laatste werper voordat de kat uit het stukgegooide vat sprong. Ik heb dat in mijn kinderjaren, eind jaren 1950, nog zien gebeuren bij het café van de familie Castricum aan de Heerenweg in Bakkum. Gelukkig met een namaakkat. Ander vermaak waren de wedstrijden met paarden, in veel dorpen door kasteleins georganiseerd, omdat de toeschouwers graag een drankje dronken bij het kijken naar de wedstrijd en vervolgens ook na afloop de winst omzetten in drank. Denk hierbij aan ringsteken en kortebaanwedstrijden.

Kortebaan

De drafsport kent twee disciplines: de kortebaan, een afvalrace tussen telkens twee dravers over 300 meter rechte weg, en de langebaan, wedstrijden met acht tot zestien paarden over circa 2.000 meter op een lange ronde baan. De kortebaan is verreweg de oudste. Het begon er in de Middeleeuwen mee dat een boer zijn buurman uitdaagde en met hem wedde dat hij met zijn snelle paard het eerste bij de kerk was. Later werden onderlinge wedstrijden georganiseerd door kasteleins en herbergiers. Plaatselijke bestuurders en soms zelfs het kerk- en armenbestuur zagen in die wedstrijden een mogelijkheid om extra volk naar het dorp te trekken en daarmee wat geld te verdienen. Honderden dorpen hadden hun jaarlijkse kortebaandraverij, gecombineerd met een jaarmarkt, feest of kermis. Vaak werd een zilveren zweep of servies uitgeloofd voor de winnaar. Oude bronnen vermelden dat er al in 1554 tijdens de beroemde jaarmarkt in Valkenburg (ZH) om een zilveren zweep werd gestreden. Het Koninklijk Huis loofde soms een gouden zweep uit en bekend is dat stadhouder Willem de Vijfde al in 1777 zo’n dure zweep ter beschikking stelde in Leeuwarden. De koninklijke familie is lange tijd verbonden geweest met deze sport, niet in het minst door Prins Bernhard, die in de tweede helft van de vorige eeuw jaarlijks de Gouden Zweep uitreikte op één van onze drafbanen. De traditie van de kortebanen is altijd in stand gebleven. De kortebaanvereniging van Santpoort bestaat sinds 1752, dus al meer dan 265 jaar, en is daarmee één van de oudste verenigingen van ons land!

Langebaan

In de eerste helft van de negentiende eeuw waaide vanuit Engeland de rensport over naar ons land. De adel ging wedstrijden met door jockeys gereden Engelse volbloeds organiseren op een lange ronde renbaan, zodat met meer paarden tegelijk over langere afstanden kon worden geracet. Oogmerk van het koersen met geïmporteerde paarden was mede de verbetering van de inlandse paardenrassen, inclusief de leger- en politiepaarden. Vanaf 1844 werden in Nederland op de zogenaamde langebaan ook koersen met voor sulky’s gespannen harddravers georganiseerd. In de duinen bij Zandvoort was daartoe een ronde baan uitgezet voor galoprennen en draverijen. Er kwamen steeds meer renbanen en de sport werd ongekend populair. Er konden weddenschappen worden


Jaarboek 42, pagina 74

afgesloten bij bookmakers en later bij de officiële toto, hetgeen nodig was voor de exploitatie van de renbanen. In 1887 werd voor het eerst de toto (een afkorting van ‘totalisator’) op de Nederlandse banen geïntroduceerd. De inhouding was toen 12,5 procent en dat geld werd voornamelijk gebruikt voor prijzengeld. Een vijfde deel ervan ging naar het Fonds ter bevordering van de Paardenfokkerij. De sport en de fokkerij maakten in die jaren een fantastische ontwikkeling door en er werden steeds meer draf- en renbanen geopend en uitstekende harddravers geïmporteerd.

Voorzijde van het programmablad van de Kortebaan van Castricum in 1931.
Voorzijde van het programmablad van de Kortebaan van Castricum in 1931.

Totalisator-verbod

Langzamerhand tekenden zich echter donkere wolken af voor de sport. Het koersen op zondag en het wedden op paarden werden door confessionele partijen in een kwaad daglicht geplaatst. In bepaalde gemeentes werden de koersen op zon- en feestdagen verboden, zoals in Bloemendaal, waar de prachtige, pas 10 jaar oude renbaan Woestduin binnen een jaar na het verbod moest worden gesloten, omdat deze niet meer was te exploiteren. In 1909 wisten de confessionele partijen in de Tweede Kamer met 36 tegen 34 stemmen een algemeen totalisator-verbod te bewerkstelligen via de ’Zedelijkheidswet’, om zo een einde te maken aan ‘de zedeloosheid van het wedden op paarden op zondagen’. Halverwege 1911 werden op Duindigt de laatste weddenschappen afgesloten. Daarmee werd in één klap bijna de hele Nederlandse draf- en rensport vernietigd. Het aantal meetings daalde van 83 in 1910 naar 4 in 1913 en 1914. Renbanen werden gesloten, fokkers en eigenaren stopten ermee, professionals zochten hun heil in het buitenland en veel goede paarden verdwenen over de grens. Alleen de illegale bookmakerij hield stand op de plaatsen waar af en toe nog koersen werden georganiseerd. Dankzij de kortebaanwedstrijden in verschillende dorpen, onder andere in Bakkum en Castricum, bleef er nog iets van de sport over.

Achterzijde van het programmablad van de Kortebaan van Castricum in 1931.
Achterzijde van het programmablad van de Kortebaan van Castricum in 1931.

Bloeiperiode

Kort na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog hief de Duitse bezetter het totalisator-verbod op en werden er meer koersmeetings op de langebaan georganiseerd. Vanwege het oorlogsgeweld lagen de koersen vanaf september 1944 geheel stil. Op 16 juni 1945 werd er voor het eerst weer gekoerst met totalisator, want die is na de capitulatie van de Duitsers blijvend toegestaan. Na de oorlog kwam de sport en fokkerij weer goed op gang om in de jaren (negentien) 70 en 80 een hoogtepunt te bereiken met bekende paardennamen als Quicksilver S, Hairos II, Henri en Jojo Buitenzorg, Speedy Volita, Kees Verkerk, Yellowa en Action Skoatter. Daarna kreeg de toto veel concurrentie van andere wedmogelijkheden, zoals de voetbaltoto en de casino’s. Vervolgens gaan de sport, fokkerij en toto zich internationaliseren. In eigen land wordt de langebaansport tegenwoordig vooral beoefend op de vier drafbanen in Wolvega, Duindigt (bij Wassenaar), Groningen en Alkmaar. Daarnaast zijn er grasbaanraces op verschillende plaatsen in de noordoostelijke provincies. ‘Gekortebaand’ wordt er vooral in het westen, in Noord- en Zuid-Holland. Jaarlijks worden er wedstrijden georganiseerd in ongeveer 25 dorpen en steden, waaronder Heemskerk en Beverwijk.

Kortebaandraverij Castricum 6 augustus 1931.
Kortebaandraverij Castricum 6 augustus 1931.

Drafsport in Castricum

In Castricum werd op 6 augustus 1930 voor het eerst een kortebaan georganiseerd in de feestweek ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van de Vereniging voor Vreem-


Jaarboek 42, pagina 75

delingen Verkeer ’Castricum Vooruit’. De commissie die hiervoor had gezorgd, werd omgezet in de ‘Harddraverij Vereeniging Castricum’. Ook in de jaren 1931 tot en met 1936 en in 1942 organiseerde de vereniging officiële wedstrijden in de maand augustus. In Bakkum deed dezelfde vereniging dat in de maand oktober van de jaren 1931 tot en met 1938. De draverijen werden georganiseerd tijdens de kermis in beide dorpen. In een bewaard gebleven programmablaadje uit 1931, hierbij afgedrukt, vinden we leuke informatie. Aan de adverteerders te zien lijkt de draverij gehouden op de Dorpsstraat, maar vanwege de daar lopende trambaan en het bochtige verloop kon dat niet. In een koersverslag uit 1934 wordt melding gemaakt van een Castricumse grasbaan op een weiland aan de Breedeweg, met een baanlengte van 325 meter. In Bakkum gebeurde dat op een ‘verharde weg op het Provinciaal landgoed’, de Zeeweg. In het programma van 1931 worden ook bestuursleden en keurmeesters genoemd. We herkennen de namen van twee grote drafsportliefhebbers, de Bakkummers J.W. (Jo) Borst en N. (Klaas) Groot, beiden genoemd als bestuurslid, keurmeester en baancommissaris. Jo Borst was ook deelnemend eigenaar, met drie eigen paarden. Over belangenverstrengeling gesproken! De Castricummer G. (Gerrit) Vergouw had twee paarden lopen. De wedstrijd in 1931 werd gewonnen door de merrie Qualiteit met Jan Vergay (Purmerend) op de sulky en Uniform van Jo Borst werd tweede. De andere ’Castricumse’ paarden vielen niet in de prijzen. Er was veel publiek, mede door de goede treinverbinding van Castricum met de rest van Nederland. De eerste wedstrijd in Bakkum werd gewonnen door de ’Bakkumse’ Uniform, met als tweede geplaatst: de hengst Rentner van Dorus Schermer ook uit Bakkum.


De bekende Castricumse merrie Uniform (links met Jan de Vlieger) wint een rit op een weiland tijdens de kortebaanwedstrijd te Stompwijk in 1936.

De bekende Castricumse merrie Uniform (links met Jan de Vlieger) wint een rit op een weiland tijdens de kortebaanwedstrijd te Stompwijk in 1936.

Andere jaren

De merrie Uniform van Jo Borst werd in 1932 tweede op de Bakkumse kortebaan, derde in Castricum in 1934, winnaar in Castricum in 1935 en winnaar te Bakkum in 1935 en 1936. De eerste prijs bedroeg meestal 200 gulden, plus een grote zilveren beker, die was uitgeloofd door de directie van bierbrouwerij ’De Amstel’. Totaal heeft Uniform eenmaal in Castricum en driemaal in Bakkum gewonnen. Wat zal dat telkens een feest zijn geweest nadat de plaatselijke favoriet had gewonnen! Verder is bekend dat de bekende dravertrainer Jan(tje) van Leeuwen senior – indertijd de Koning van de Kortebaan genoemd – van 1935 tot 1943 in Bakkum woonde. Hij trainde de paarden van Jo Borst en huurde in die jaren een paardenstal achter de slagerij van mijn opa Jan Huiberts aan de Vinkebaan in Bakkum. Trainen deden ze in het duingebied of op het strand. Zijn zoon Jan van Leeuwen junior begon in 1928 voor zichzelf in Beverwijk. Hij won in 1934 met de merrie Quita de kortebanen van zowel Castricum als Bakkum.


Jaarboek 42, pagina 76

Anekdote

Castricum wordt genoemd in een anekdote over de pikeur Jan Wagenaar senior, later vooral bekend als de ontdekker van de beroemde hengst Quicksilver S. Jan was een selfmade man met een grote werklust en een groot vakmanschap. De geboren Amsterdammer was ook brutaal, eigenwijs en onverzettelijk, vaak impulsief en opvliegend, hetgeen hij eens demonstreerde tijdens de kortebaan in Castricum door uit protest gedurende enige tijd dwars over de baan te gaan liggen. De veldwachter moest er aan te pas komen. Jan had een grote mond, maar een klein hartje en was meestal na een uur alle ellende weer vergeten.

Klaas Groot met zijn zoon Dirk bij de training van de harddraver Kapitein de Bruane op het strand van Castricum in 1928.
Klaas Groot met zijn zoon Dirk bij de training van de harddraver Kapitein de Bruane op het strand van Castricum in 1928.

Wildebaan

Nadat er sinds 1942 niet meer in Castricum was gekortebaand, vonden de ondernemers Loek Kaandorp (van café De Stiefel) en Ad Neelen (van Bar Castell) begin jaren (negentien) 80 dat het tijd was voor een revival. Castricum was ‘doodsaai’ en er moest meer gezelligheid en spektakel komen. In de zomer van 1983 werd, buiten de officiële organisatie NDR om, op de Dorpsstraat een kortebaan georganiseerd.

Een zogenaamde ’wildebaan’, met 20 uit het stamboek geschreven harddravers. Het was een succes met duizenden mensen langs de baan. Winnaar werd het paard Marinus Carlos met zijn eigenaar op de sulky. Heel toepasselijk heette deze man Gerrit Bakkum. Locoburgemeester Henk Wokke reikte de prijzen uit. In de twee volgende jaren is er ook nog zo’n wildebaan gehouden, maar daarna was het voorbij. Castricum werd weer ‘een slaapdorp’.

Klaas Groot met zijn draver bij het Kroftveld, jaren 1940.
Klaas Groot met zijn draver bij het Kroftveld, jaren 1940.

Paardenmensen

We bespreken enkele Castricumse drafsportliefhebbers en beginnen met de deelnemers aan de sport uit de tijd van kortebaan, de (negentien) dertiger jaren, de heren Borst, Schermer, Groot en Vergouw, met hun nakomelingen. Drie van deze vier mannen woonden naast of tegenover elkaar aan de Van Oldenbarneveldweg te Bakkum en daar starten we mee.

Jo Borst

De Bakkummer Jo Borst (1885-1968, broer van onder andere caféhouder Willem Borst en aannemer Toon Borst) baatte van 1913 tot 1917 café ’De Onderneming’ aan de Heereweg 12 uit. Later verhuisde hij naar de Van Olden-


Jaarboek 42, pagina 77

Jan Bleijendaal.
Jan Bleijendaal.

barneveldweg 24 en werd hij aannemer in grondwerken en pijpleidingen. Jo was een groot drafsportliefhebber en was in de (negentien) twintiger en dertiger jaren eigenaar van een aantal harddravers, zowel voor de lange- als de kortebaan.
Tevens was hij bestuurslid en mede-organisator van de kortebaan van Castricum. Hij heeft zijn hobby niet overgebracht op zijn nageslacht, alhoewel zijn zoon Jan soms de paarden van zijn vader in de koers reed.

Huldiging van de merrie Lina Bonnie en pikeur Joop van den Berg na hun zege in het Jochems Memoriaal op 3 september 1950 op renbaan Duindigt. Links staat eigenaar Klaas Groot met schoonzoon Cor Geluk en kleinzoon Nico Geluk.
Huldiging van de merrie Lina Bonnie en pikeur Joop van den Berg na hun zege in het Jochems Memoriaal op 3 september 1950 op renbaan Duindigt. Links staat eigenaar Klaas Groot met schoonzoon Cor Geluk en kleinzoon Nico Geluk.

Dorus Schermer

Deze aan het begin van de Van Oldenbarneveldweg wonende paarden- en autoliefhebber heeft jarenlang als eigenaar met zijn dravers aan de koersen deelgenomen. Ook J. Schermer en P. Schermer uit Castricum worden begin jaren (negentien) dertig als eigenaar genoemd. Latere generaties Schermer waren meer geïnteresseerd in grotere paardenkrachten, zoals auto’s en vooral motoren.


Jaarboek 42, pagina 78

Ingezoomd op Klaas Groot, zijn schoonzoon Cor Geluk en zijn kleinzoon Nico Geluk.
Ingezoomd op Klaas Groot, zijn schoonzoon Cor Geluk en zijn kleinzoon Nico Geluk.

Klaas Groot

Ook de eerder genoemde Klaas Groot was een echte paardenman. Van hem staat in de boeken dat hij vanaf 1910 handelde in Russische ketten, kleine paarden voor licht werk, zoals het trekken van een groentekar door de straten van het dorp. Hij woonde eerst aan de Bakkummerstraat en begon later een kruidenierswinkel aan de Van Oldenbarneveldweg 23, gerund door zijn vrouw Jans de Winter. Zij was opgegroeid in het begin van dezelfde straat, in het kleine huisje tegenover Dorus Schermer. Later woonde haar broer Jan de Winter daar en nu staat er het dubbele woonhuis van de familie Borst, nazaten van Willem Borst (de broer van Jo) en Heintje de Winter, de zus van Jans en Jan. Sommige families bevolken een straat en blijven daar ‘eeuwig’ wonen.

Klaas Groot had in die periode een aantal harddravers, waaronder de merrie Baroline, waarmee hij begin jaren (negentien) veertig veel succes had op de langebaan. Klaas trainde zijn paarden zelf en deed dat op het open veld, genaamd Kroftveld, in het bos aan de overkant van het atletiekterrein aan de Zeeweg. Het rijden in de koers deed Klaas soms zelf als amateur rijder, maar meestal liet hij het aan beroepspikeurs over. Zelf heeft hij ook met Baroline gewonnen. Nadat hij haar had verkocht, werd ze jaren later beroemd als moeder van Quicksilver S. In de jaren (negentien) zestig ging hij samen met zijn zoon Jan over van de dravers op de pony’s. De dravers liet hij over aan zijn schoonzoon Cor Geluk. In die periode werden de paarden vaak getraind door Jan Bleijendaal, NS-beambte uit Castricum.

Een nog jonge Jacques Geluk.
Een nog jonge Jacques Geluk.

Cor Geluk

Als jongeman kwam de in Broek op Langedijk opgegroeide Cor Geluk in de kost bij veevoerhandelaar Dorus Schermer. Cor was gek op auto’s en motoren en ging aan de slag als chauffeur. In zijn vrije tijd reed hij rond op zijn Harley Davidson. Dorus begon naast zijn huis aan de Van Oldenbarneveldweg 5 een garagebedrijf, genaamd ’De Toekomst’. Cor Geluk heeft dat bedrijf later overgenomen. Cor werd verliefd op de vier huizen verderop wonende Trien Groot, de dochter van Klaas, en trouwde met haar. Hij raakte in die jaren ook besmet met het paardensportvirus. De harddravers hield hij eerst samen met zijn schoonvader, maar toen hij zijn eigen bedrijf had en wat ruimere middelen kreeg, breidde hij zijn drafsporthobby uit. Hij begon in de jaren negentienzestig ook met het zelf fokken van dravers, die hij stalde aan de Brakersweg bij Jan Schermer. Zijn beste fokproduct was de ruin Flamingo Six, die ruim 250.000 gulden heeft gewonnen voor zijn eigenaar, de heer Van Oosten. Geluk had dit paard voor een mooie prijs verkocht en kreeg als fokker altijd nog 10 procent van de gewonnen bedragen. Een ander goed fokproduct was Helene Hanover, die bijna 65.000 gulden wist te winnen. Zij werd derde in de Derby van 1969 achter Henri Buitenzorg.

Een bemodderde, 32-jarige Jacques Geluk.
Een bemodderde, 32-jarige Jacques Geluk.

Leuk is het verhaal dat Catherine Geluk me vertelde over haar vader. In 1970 kocht Cor, samen met zijn compagnon Gerard Veldt uit de Wormer, een dekhengst genaamd Peterhof. Die was al 22 jaar oud en eigenlijk te stram om een merrie te kunnen dekken. Cor zag er nog wel een avontuur in en bovendien had hij dan gratis dekkingen voor zijn eigen fokmerries. Het lukte de oude hengst echter niet meer om een merrie te bestijgen. Daarom bedachten de eigenaren een stellage met een katrol, waarmee ze de hengst met een band onder zijn borst door omhoog konden tillen. Dat lukte, maar toen de hengst klaar was met dekken van de eerste merrie viel hij dood neer. Een hartverlamming. Daarmee had Cor een groot probleem, want zijn vrouw Trien, die de boekhouding deed, wist niet dat haar man geld in een inmiddels dood paard had gestoken. Cor heeft toen wat geld geleend van zijn dochter en dat later keurig terugbetaald. Waarvan? Dat weet niemand meer.

Jacques Geluk met zijn crack Helene Hanover in 1969.
Jacques Geluk met zijn crack Helene Hanover in 1969.

Jacques Geluk

Cor Geluk had drie kinderen, waarvan de oudste zoon Nico een bloemisterij ’Rosita’ begon aan de Brakersweg. Dochter Catherine (vroeger Tiny genoemd) werd onderwijzeres en de jongste zoon Jacques (geboren in 1945) wilde persé de paarden in. Hij is de enige Castricumse professional in de drafsport geworden, met hulp van zijn vader die dit prachtig vond. Eerst moest hij natuurlijk ’in de leer’. Jacques was een snelle leerling, die in 1966 op 21-jarige leeftijd met dertien overwinningen kampioen bij de leerling-pikeurs werd. Na zijn 30ste zege en een cursus mocht hij beroepstrainer worden. Hij kreeg met hulp van zijn vader op zijn 22ste jaar al een eigen stal in Egmond-Binnen en behaalde snel mooie successen. Zo won hij twaalf keer op rij met Eddi Scotch. Maar ook met Flamingo Six, Helene Hanover en Ike Hollandia zegevierde hij vele malen. Hij trainde niet alleen de paarden van zijn vader, maar ook van andere eigenaren, waaronder mijn neef Loek Kaandorp, die de eerder genoemde wildebaan organiseerde. Nadat zijn stal vanwege de strengere milieu-eisen in de jaren zeventig moest sluiten, ging Jacques verder op het trainingscomplex van Martin en Cees Vergay in Hippolytushoef, waar hij een aantal boxen kon huren. Hij had altijd aardige paarden voor de langebaan, maar de mooiste successen werden behaald op de kortebaan.

Jacques Geluk met Island Haven in 1995.
Jacques Geluk met Island Haven in 1995.

De Beverwijker Aad Pools kwam eind jaren negentienzestig als leerling-pikeur werken bij Jacques Geluk en vroeg aan zijn baas of hij mocht gaan kortebanen. Jacques vertelde later: “Ik heb hem daar vrij in gelaten en toen


Jaarboek 42, pagina 79

hij vertrok, besloot ik het zelf te gaan doen. Dat viel in eerste instantie niet mee. Starter Van Driel heeft mij toen het vak geleerd. Hij zei: “Waar ik sta, daar draai jij om.” Dat bleek goed te werken. Op een gegeven moment wist je met welke snelheid je het startvak in moest, wanneer je om moest draaien en wat de afstand tot de startlichten was.

Geluk boekte door de jaren heen vele successen, mede dankzij zijn ervaring in het vak. Zijn eerste kortebaanwedstrijd won Jacques in 1971 te Heemskerk en zijn 35ste en laatste kortebaanoverwinning als pikeur boekte hij in Voorschoten in 2003. Vooral in latere jaren liet hij als trainer zijn paarden ook vaak rijden door leerling-pikeurs, die dan vijf meter voorsprong kregen, wat veel is over 300 meter.

Ike Hollandia wint met een onzichtbare Jacques Geluk op Duindigt, 12-8-1973.
Ike Hollandia wint met een onzichtbare Jacques Geluk op Duindigt, 12-8-1973.

Niet alle harddravers kunnen kortebanen. Ze moeten zeer snel zijn, handig kunnen omdraaien bij de start en het de hele middag volhouden. Jacques was altijd op zoek naar een ’echte crack’ en dat is hem meermalen gelukt. Rond de millenniumwisseling braken zijn hoogtijdagen aan. Bloemenhandelaar Koos Minck uit Hillegom was zijn investeerder. Samen wonnen zij de ene na de andere kortebaan met paarden als Mr. Postman, Olga Laukko, Tantiffy Oostland en Super Can Read. “Winnen werd heel gewoon. Ik herinner mij dat Koos voor de kortebaan in Schagen van 2003 naar me toe kwam en vroeg hoe lang hij al niet gewonnen had. ”Vier weken, een eeuwigheid”, antwoordde ik. Die dag wonnen wij de koers met Super Can Read”, zegt hij in een interview. Jacques verdiepte zich in de kortebaandraver. Hij keek via de schotel naar buitenlandse koersen en zocht altijd naar nieuw talent voor zijn eigenaren. De naam van de Zweedse ruin Mr. Postman zal altijd aan die van Jacques Geluk verbonden blijven, want hij maakte er een kampioen van met trainingen op het strand. Deze ultieme korte-


Jaarboek 42, pagina 80

baancrack reed zevenentwintig finales, won veertien keer, verdiende ruim 45.000 euro en werd na de eeuwwisseling gekozen tot ’kortebaner van de 20ste eeuw’.

Sjaak Geluk op drafbaan Alkmaar in 1975 met rechts de Castricumse eigenaar Loek Kaandorp.
Sjaak Geluk op drafbaan Alkmaar in 1975 met rechts de Castricumse eigenaar Loek Kaandorp.

Een ongeval op zijn vijftigste in 1995 werd een keerpunt voor Jacques’ gezondheid. Bij het parkeren van de veewagen kwam hij met zijn voet onder een wiel. Hij lag een half jaar met een verbrijzelde voet in het ziekenhuis. Zijn voet is behouden gebleven, maar het is nooit goed genezen. Op latere leeftijd waren zijn knieën versleten, maar zijn conditie was te broos voor een operatie. Zijn gezondheid was uiteindelijk de reden dat hij zijn trainersvak op een laag pitje moest zetten. Geluk stopte in 2008 abrupt met zijn passie toen zijn (tweede) vrouw ziek werd en hij haar


Jaarboek 42, pagina 81

Jacques Geluk te Alkmaar in 1976.
Jacques Geluk te Alkmaar in 1976.

mantelzorger werd. Hij is negentien jaar met haar samen geweest totdat ze in 2009 kwam te overlijden. In dat jaar verloor hij ook zijn enige broer Nico. De laatste jaren was het tobben geblazen met zijn gezondheid, mede doordat hij niet zo’n gezond leven leidde. Hij verdiende nog wat bij als chauffeur van een busje met gehandicapte kinderen, maar hij moest en zou ook bij de paarden betrokken blijven. Iedere maandag, woensdag en vrijdag reed hij vanuit Alkmaar naar Schagerbrug om op het trainingscomplex van Hugo Langeweg als vrijwilliger paarden uit te rijden en koffie te drinken. De laatste maanden lieten zijn knieën hem in de steek. Hij bewoog zich voort achter een rollator. Op 28 februari 2018 overleed Jacques Geluk na een val in zijn huis in Alkmaar, toch nog onverwacht. Hij werd 72 jaar en liet twee dochters, Saskia en Jacqueline achter.

Een nog jonge Cor Huiberts (1921) met een draver van trainer Jan van Leeuwen senior, die halverwege de jaren 1930 enkele paardenstallen huurde van slager Jan Huiberts.
Een nog jonge Cor Huiberts (1921) met een draver van trainer Jan van Leeuwen senior, die halverwege de jaren 1930 enkele paardenstallen huurde van slager Jan Huiberts. Cor is de vader van Hans en Jos. Deze slagerij stond aan de Vinkebaan. In de Tweede Wereldoorlog zijn alle huizen aan de Vinkebaan op last van de Duitsers afgebroken.

Jan Huiberts

De Bakkumse Klompenbuurt was een paardenbolwerk. Jo Borst, Dorus Schermer, Klaas Groot en Cor Geluk woonden allemaal in het eerste kromme gedeelte van de Van Oldenbarneveldweg. Daartussen woonde ook Jan Huiberts, handelaar in slachtpaarden, nadat in de oorlog zijn slagerij aan de Vinkebaan op last van de Duitsers was gesloopt. Op bestelling kocht hij paarden in voor een aantal regionale paardenslagers op de veemarkten van Utrecht, Purmerend, Schagen en Leeuwarden. Elke zondagmorgen kwamen deze slagers naar de inmiddels gesloopte kleine stolpboerderij op nummer 18, maakten een praatje in de kleine huiskamer, dronken een borrel, rookten een dikke sigaar en kochten daarna hun paard, dat ze in de week daarop zelf in hun eigen slagerij slachtten. Er waren


Jaarboek 42, pagina 82

toen nog geen slachthuizen. Als kleinzoon van Jan Huiberts woonde ik aan de overkant op nummer 13 en was ik vaak bij mijn opa. Het is dus niet vreemd dat ik als kleine jongen al gek op paarden was. Buurman Cor Geluk nam me op 10-jarige leeftijd een keer mee naar de koersen in Alkmaar en ik was op slag verkocht aan deze sport. Hier liepen geen gewone paarden, maar BN’ers! Er stonden wel honderd mensen te kijken bij het inspannen van de crack Theo Messidor en ik was meteen fan van dit paard. Het kwam nog in een stroomversnelling toen mijn leraar Duits aan het Pius X-College, Jan Kemperink, een harddraver had gekocht en ik sindsdien veel met hem optrok. Als Delfts student kocht ik in 1972 samen met hem mijn eerste paard, een draverveulen. Toen hij dat paard een jaar later wilde verkopen hebben mijn vader Cor en mijn broer Jos zijn halve deel overgenomen. Sindsdien hebben mijn broer en ik altijd wel één of meer harddravers gehad, waarvan de door onszelf gefokte hengst Kailash de beste was. Hij won onder andere de Derby der vierjarige paarden en in Duitsland het internationale Greyhound-Rennen in 1997. In een paar jaar tijd verdiende hij 225.000 gulden, maar dat geld is later allemaal opgegeten door zijn broers en zusjes.

De hengst Kailash heeft de Derby der 4-jarigen gewonnen.
De hengst Kailash heeft de Derby der 4-jarigen gewonnen. Bij de huldiging v.l.n.r. fokker-eigenaar Hans Huiberts, verzorger Robert Veldt, pikeur Tom Kooyman en mede-fokker-eigenaar Jos Huiberts.

De Hippodromers

De drafsport is een dure sport. Het in training geven van een draver kost ongeveer 700 euro per maand. Het is daarom laagdrempeliger en ook leuker om dit met een groepje vrienden te doen. Met enkele anderen hebben mijn broer Jos en ik de Drafsportvriendenclub ‘De Hippodromers’ opgericht, die sinds 1992 al met veertien harddravers heeft deelgenomen aan de koersen. Verschillende Castricummers zijn lid geweest van deze club: Han Kemperink, Wim Groot, Jaap de Bie, Ben van de Ven, Robert Veldt, René Veldt, Hans Vermeulen, Piet Hein van


Jaarboek 42, pagina 83

der Kolk, Robin Goudsblom en de gebroeders Huiberts, die nog steeds in het bestuur zitten. Er waren ook veel Heemskerkers lid van deze club. Niet gek, want met zijn jaarlijkse kortebaan is Heemskerk, meer dan Castricum, nog steeds een drafsportbolwerk. Individuele Hippodromers hebben ook eigen dravers in training gehad, zoals de gebroeders Veldt en Robin Goudsblom.

Familie Vergouw

Net zoals in veel sporten en beroepen gaat de interesse in de drafsport toch vaak over van vader op zoon of dochter. De familie Vergouw is daar een mooi voorbeeld van. De eerder in het programmablaadje uit 1931 genoemde draver-eigenaar G. Vergouw woonde in een boerderij in het Noord-End, die later is gesloopt voor woningbouw. Het adres was Alkmaarderstraatweg 123. Nu ligt daar het korte stukje Silene, ongeveer huisnummer 8. Hij is de vader van Jacobus (Co) Vergouw, die na de verkoop van de boerderij naar Uitgeest verhuisde. Co was de fokker en eigenaar van de bekende harddravers Ruth van Assum en Onno van Assum. Diens zoon Niek Vergouw woont ook in Uitgeest en zijn vrouw Lida, dochter Natasja en kleindochter Bo Sprengers staan nu in de drafsport bekend als ’De Meiden van Assum’, die met succes dravers fokken en trainen. Bo Sprengers werd in 2018 zelfs leerling-kampioen op de kortebaan. Allemaal met Castricumse roots.

Piet Beentjes

Een andere echte drafsportman was Piet Beentjes uit de Oud-Haarlemmerweg. Hij handelde onder andere in dravers. In de jaren negentienzestig en zeventig trainde hij zijn eigen paarden op het driehoekige terrein van Vitesse ’22 aan de Heemskerkse kant, waarop nu de trainingsvelden liggen. Zijn zoon Gerard is in de negentienzeventiger jaren nog enige tijd leerling-pikeur geweest, maar is later iets anders gaan doen.

Ton de Graaf

Piet Beentjes was bevriend met Lou de Graaf, die op de Brakersweg woonde. Diens zoon Ton de Graaf kreeg daardoor ook de smaak te pakken en is nu nog in de sport bezig als eigenaar-trainer. Hij woont in Heiloo en traint daar zijn paarden.

Andere liefhebbers

Een leuk aspect van de drafsport is dat er op de uitslag van de koersen kan worden gewed. Als je een weddenschap op een paard afsluit, word je direct betrokkene. Het is dan alsof jouw paard in die koers loopt. Als het dan wint en jij een leuke uitbetaling krijgt, ben je extra blij. Dat gebeurde natuurlijk in de (negentien) dertiger jaren enkele keren met de plaatselijk favoriete Uniform, waarop door veel dorpsgenoten werd gewed. Ook in latere jaren hebben veel Castricummers een gokje gewaagd. Een vaste bezoekster van de Alkmaarse koersen, tot op hoge leeftijd, was Jacques’ moeder Trien Geluk. Ze lette blijkbaar goed op en deed daar haar voordeel mee, want ze kwam vaak met winst thuis. En zo waren er meer dorpsgenoten, die graag ’naar de koers’ gingen: teveel om op te noemen. Tegenwoordig kan dat allemaal via internet. Je hoeft er de deur niet meer voor uit en met tips van de kenners vergroot je jouw kansen. Soms kan er worden meegespeeld in de grote Franse wedpool en dan kunnen ook de uitbetalingen heel groot zijn.

De toekomst

Door minder publiciteit en de opkomst van andere sporten en gokspelletjes is de belangstelling voor de drafsport verminderd en onbekend maakt onbemind. Maar deze sport is nog minstens zo fascinerend als vroeger, mede door de internationalisering. In Frankrijk, Italië en Zweden is deze sport groot en is veel geld te verdienen met een goede harddraver. De Franse hengst Timoko behaalde in koersen door heel Europa een totale winsom van ruim 5 miljoen euro. Hij was gefokt door, in eigendom van en getraind door Nederlanders en dat spreekt tot de verbeelding. De import-Castricummer Robin Goudsblom en ik zijn op dit moment nog de enige ingezetenen van dit dorp die zich als draver-eigenaar met de drafsport bezig houden. Mijn broer Jos Huiberts ook, maar die woont momenteel in Uitgeest. Onze paarden zijn in training bij Tom Kooyman in Lijnden bij Zwanenburg. Daar gaan we in de toekomst nog wel even mee door, want eenmaal besmet met het drafsportvirus kom je er nooit meer vanaf. U bent gewaarschuwd! Ga dus vooral niet kijken op Duindigt, in Alkmaar, in Wolvega of op de kortebanen van Heemskerk en Beverwijk.

Verwijzing

De draf- en rensport is trots op zijn rijke historie, wat tot uiting komt in een groot aantal boeken en artikelen die worden bewaard in het zeer uitgebreide Nationaal-Draf- en-Rensport Archief met bijbehorend NDR-Museum op Duindigt. Het museum is te bezoeken op alle koersdagen en op woensdagen; het archief is geopend op elke woensdag. De historie wordt naar buiten gebracht onder andere via de website www.archiefndr.nl. Hier vind je onder andere een In Memoriam over Jacques (Sjaak) Geluk met een overzicht van zijn carrière en een groot aantal foto’s (http://bit.ly/sjaak-geluk).

N.B.
Mocht ik iemand zijn vergeten, meld het alstublieft want dan kunnen we het nog rechtzetten. Niet in dit jaarboek, maar wel op de websites waar dit artikel in de toekomst ook zal worden gepubliceerd.

Hans Huiberts

Met dank aan:

  • Redactie van weekblad ‘Draf&Rensport’ voor het In Memoriam over Jacques Geluk;
  • Gebroeders Hilgersom van de website kortebaandraverijen.nl, die onderzoek hebben gedaan naar alle kortebaanwedstrijden die in Nederland zijn gehouden sinds 1930;
  • Aad Duijn, Ton de Graaf en vooral Catherine Kuijper- Geluk.

27 november 2014

Oproep gegevens, foto’s en film Tour de Flevo

tour collageDe Werkgroep Oud-Castricum wil in haar jaarboek van 2015 of 2016 een artikel plaatsen over de Tour de Flevo. Er ontbreken daarvoor nog enkele gegevens, zoals de prijswinnaars van de jaren 1960, 1962 en 1963(?). Vandaar deze oproep aan deelnemers uit die tijd. Ook leuke (korte) anekdotes zijn van harte welkom.

Verder is men al jaren op zoek naar een film die over de tour is gemaakt.