15 april 2024

Dirk Schut, een gedreven missionaris (Jaarboek 44 2021 pg 54-59)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 44, pagina 54

Dirk Schut, een gedreven missionaris (1893-1942)

Dirk Schut.
Dirk Schut, missionaris.

Dirk Schut werd in 1893 geboren in Castricum, als oudste zoon van Frans Schut en Grietje Dekker. Het gezin met twaalf kinderen bewoonde een stolpboerderij op Kerkbuurt nummer 103, tegenwoordig de Dorpsstraat, niet ver van de St. Pancratiuskerk. Op veertienjarige leeftijd verliet Dirk het ouderlijk huis om naar het kleinseminarie in Heeswijk te gaan, een middelbare school voor jongens die missionaris wilden worden. In 1913 vervolgde hij zijn opleiding in Roosendaal bij het missiehuis St. Jozef. Dit was de Nederlandse tak van het in Engeland in 1866 door Herbert Vaughan opgerichte Mill Hill, dat als doel had ‘het christelijke geloof te verkondigen aan ongelovigen’.

Gezinsleven

In het verzuilde Nederland was de familie Schut overtuigd katholiek. Het bidden van de rozenkrans, de kerkgang, de biecht en geen vlees eten op vrijdag waren enkele rituelen. Ook het afstaan van kinderen ten behoeve van het geloof hoorde daar bij. Jongens werden missionaris, meisjes werden non. Zij moesten drie geloftes afleggen: van gehoorzaamheid, kuisheid en armoede. Oudste zoon Dirk werd missionaris in Oeganda, tweede dochter Martha trad op 21-jarige leeftijd in het klooster in.

De familie Schut.
De familie Schut, wonend in de Dorpstraat 94 in Castricum, 1922. Ter gelegenheid van de professie (het officiële intreden in het klooster) van Zuster Siegberta. Van links naar rechts staand: Thijs Schut, Jacobus Hofland, Griet Hofland-Schut, Cor Schut, Marie Wester, Frans Schut, Jaap Schut en Jan Schut; op een stoel zittend: Anne Schut, zuster Siegbertha (Martha), oma Schut, Opa Schut, Dirk Schut (missionaris) en Guurt Schut; zittend op de grond; Trien Schut en Marie Schut.

Jaarboek 44, pagina 55

Evangelie

Dirk bleef ruim een jaar in Roosendaal en verhuisde daarna naar Mill Hill in London, waar hij in 1918 in Westminster tot priester werd gewijd. Hij werkte twee jaar in de Londense wijk Soho en verhuisde toen naar het kleinseminarie in Tilburg om les te geven.

De uitgevaardigde encycliek van Paus Benedictus in 1919 formuleerde als doelstelling van missiewerk ‘het prediken van het evangelie, het bouwen van kerken en het opleiden van inlandse geestelijken’. Dat deden uitgezonden missionarissen door het opdragen van de heilige mis, het uitvoeren van handelingen behorend bij de sacramenten zoals de doop, de ziekenzalving en de biecht, maar ook het opzetten van onderwijs en gezondheidszorg.

Dirk was heel ambitieus en voelde zich geroepen mee te werken aan dit doel. De door Mill Hill opgeleide mannen gingen niet zomaar naar Afrika, zij gingen ‘de oerschatten van geloof en beschaving brengen aan hen die nog in de duisternis van het heidendom zaten’. Dirk verwoordt zijn vertrek als ‘de voltooiing van het offer dat ouders en zoon gezamenlijk voor God gebracht hebben’.

Onvoorbereid

De woorden van Mill Hill stonden echter in schril contrast met de manier waarop de missionarissen op hun werk werden voorbereid. Ze werden onderwezen in theologie en filosofie, maar lessen over taal, cultuurverschillen, gezondheidszorg en voedingsmiddelen, leefgewoonten en huisvesting werden niet gegeven. Vóór de Eerste Wereldoorlog overleed meer dan tien procent van de missionarissen binnen twee jaar.


Jaarboek 44, pagina 56

Dagboek

Ook Dirk ging in 1923 onvoorbereid op stap, al was hij zich terdege bewust van de gevaren en de offers die bij zijn roeping hoorde. Vanaf het moment dat hij op de boot stapte, in november 1923, hield hij een minutieus dagboek bij.

Dagboek 1925 Nyondo.
Dagboek 1925 Nyondo. Foto Jean-Pierre Jans.

Na de bootreis van bijna een maand, kwam hij eind december aan in Kilindini, de haven van Mombasa (Kenya Kolonie). Daarna reisde hij per trein via Nairobi naar Kisumu, aan het Victoria Meer. Dan per boot naar Port Bell en per trein naar Kampala. Dirk had een benoeming gekregen voor de missiepost in Nyondo aan de voet van de berg Elgon, waar hij op 20 januari 1924 aankwam. Hij begon meteen met het leren van de twee talen die er gesproken werden, Luganda en Lugishu.

Nyondo.
Nyondo.

Biechthoren, dopen en bedienen

Dirk was druk bezig de taal te leren en op de stoomfiets ging hij met collega Pater Terhorst op pad om te dopen, de biecht af te nemen, ziekenzalving toe te dienen en heilige missen op te dragen.

Pater Schut met gedoopt kind.
Pater Schut met gedoopt kind.

Ook begonnen ze met de bouw van een klooster en een hospitaal. Al op 11 april 1924 was hij de taal zo machtig dat hij zelf een eerste biecht kon afnemen. De week erna was het ‘Goede Week’, dat was een goede taaloefening. Dirk heeft driehonderd biechten gehoord en kon de mensen vrij goed verstaan. Op 17 augustus hield hij zijn eerste preek.

Het waren zware maanden voor de Paters Terhorst en Schut. Ze zorgden voor het onderhoud van de missiepost en waren verantwoordelijk voor de organisatie en voortgang van de bouwwerkzaamheden van het nieuwe klooster en hospitaal, de restauratie van de pastorie en de bouw van een nieuwe school. Ze reisden veel per stoomfiets, vaak door onherbergzaam gebied, op zoek naar christenen die hun plichten verwaarloosden.

Mis in de openlucht

Nyondo was de enige missiestatie in het bergland van Elgon. De volksstam Bugishu telde ongeveer 250.000 zielen, die bijna allen nog heidenen waren. De missiepost bestond uit een pastorie, een kerkje, een moestuin, een boerderij en een flinke school. Op de hellingen bevonden zich katoenvelden, bananentuinen en koffieplantages.

Mis in de openlucht.
Mis in de openlucht.

Pater Dirk Schut bleef tot 1927 in Nyondo. Tijdens een gesprek met bisschop Campling liet hij zich ontvallen dat hij ook voor de moeilijkste missies mocht worden ingezet. Dat liet de bisschop zich geen twee keer zeggen. Hij benaderde Dirk om in Ngora orde op zaken te stellen. De missie was er slecht aan toe door ruzie met de plaatselijke overheid. Dirk kende de taal niet, er heerste hongersnood en de inwoners wilden zich niet laten bekeren. Maar hij aanvaardde de opdracht en vertrok van het veilige Nyondo naar de anarchie van het Teso-volk in Ngora. Hij schreef in zijn dagboek dat hij zijn leven opdroeg aan Onze Lieve Heer en dat hij zich bij tegenslag gedragen voelde door het geloof.

Zware taak

Hoewel Dirk zich er normaal niet over uitsprak, liet hij zich, weliswaar in het Latijn, ontvallen dat het Teso volk onzedelijk, ontuchtig, drankzuchtig, diefachtig en vechtlustig was en overgeleverd aan zeer slechte bijgelovigheden, vooral na de geboorte van kinderen. Zijn voorganger, Pater Kiggen, nam zijn toevlucht tot de stok om gehoorzaamheid af te dwingen. Daarom moest hij van de koloniale overheid het gebied verlaten. Dirk had al na zes weken de taal van Teso onder de knie. Dat hield in dat hij uit gesprekken kon opmaken waar de mensen zich mee bezig hielden. Maar Dirk had het niet makkelijk: de mensen waren moeilijker te bekeren, het was er warmer, er waren schulden, het missiegebied was te groot en de mankracht te gering.


Jaarboek 44, pagina 57

Ook had men last van de tse-tse vlieg en malaria. Hoewel het altijd weer een strijd was om financieel rond te komen, lukte het hem echter uit de schulden te komen en de school nieuw leven in te blazen. Ook werkte hij aan een klooster en slaapzalen voor meisjes, omdat deze op weinig plekken veilig waren. In zijn dagboek hield hij nauwkeurig bij hoeveel inlanders hij die dag weer gewonnen had voor het geloof in Jezus Christus. Hij hechtte belang aan de ontwikkeling van de bevolking.

Toroma

Toen hij de missie in Ngora uit het dal getrokken had, was het voor Dirk tijd om op te stappen, dit keer naar Toroma. De superieuren van Mill Hill hadden vertrouwen in hem en benoemden hem tot overste van Ngora en Toroma. Hij koos opnieuw voor een stap, waarin avontuur en uitdaging het wonnen van comfort en rust. Dirk was uitgerust met de gelukkige combinatie van een sterk lichaam en een praktische geest; hij stond bekend als een grote, sterke en succesvolle man. Hij noemde zijn nieuwe parochie St. Pancras, naar de parochie waar hij was opgegroeid in Castricum. Maar deze post bevond zich in een enorm achterland met woeste savannes vol nomaden en koeien. Hij begon met de bouw van een huis, volgens een collega een ‘titanenarbeid’.

Verlof

Na tien jaar mocht Dirk op verlof. Van december 1933 tot november 1934 was hij terug in het ouderlijk huis. In de bewaarde brieven is te lezen hoe Dirk zijn familieleden op de hoogte hield van zijn activiteiten en zij zamelden steeds weer geld in. Ook tijdens zijn verlof werd er geld ingezameld voor de bouwprojecten van zijn nieuwe parochie.


Jaarboek 44, pagina 58

Dirk verzorgde avonden met lichtbeelden van Afrika. Er werd een fancy fair georganiseerd en een benefiet voetbalwedstrijd in Castricum bij Vitesse ’22, alles ten bate van de missie. Hij bezocht zijn broers en zussen en zijn vrienden in Arnhem, Roermond en Londen.

De Volkskrant, 4 juli 1934.
De Volkskrant, 4 juli 1934.

Medische kennis

Kort voor zijn terugkeer naar Oeganda, volgde hij een medisch-hygiënische cursus, georganiseerd door het Nederlandsch Medisch Missie Comité. Dit was opgericht na een oproep uit Rome, waarin aan katholieke artsen werd verzocht missionarissen bij te staan om zo het hoge sterftecijfer omlaag te krijgen.

Bekeerlingen met zusters en missionarissen. Pater Schut staat tegen de rechterpilaar.
Bekeerlingen met zusters en missionarissen. Pater Schut staat tegen de rechterpilaar.

Door middel van cursussen leerden missionarissen en zusters elementaire medische zaken, zodat zij zichzelf konden helpen en hulp aan anderen konden bieden als er geen dokter aanwezig was. Het comité verschafte aan de missionarissen ook medicijnen.

Terug

In december 1934 was hij weer terug in Oeganda. Hij vond zijn Toroma missiepost anders terug dan dat hij hem verlaten had. Zijn vervanger had een stel onderwijzers ontslagen. Polygamie, het mislukken van de katoenoogst en afnemend enthousiasme voor geloofszaken waren hiervan de oorzaak. “Van de meer dan vijfhonderd bekeerlingen die op de doop werden voorbereid, waren er slechts negentig overgebleven.”

In 1936 was zijn pastorie eindelijk klaar en konden ze tijd besteden aan de restauratie en vervanging van de scholen en kerkjes van stokken, klei en gras. Om de verschillende dorpen te bezoeken was de stoomfiets ingeruild voor een auto. Inmiddels waren er drieduizend volwassenen gedoopt en ongeveer duizend kinderen.

Ondermaats

Dirk schrijft een optimistische brief naar de nieuwe bisschop Jan Reesinck: “Als je bedenkt hoe armzalig wij zelf zijn uitgerust, dan hoeft het niemand te verbazen dat niet alle christenen zijn zoals ze behoren te zijn. Maar zelfs een blinde kan zien hoe ook in dit land de genade Gods voor grote wonderen zorgt.”

Reesinck vond echter dat zijn prestaties onder de maat waren en achterbleven bij de rest. Ook de door Dirk opgestelde nieuwe catechismus zou veel te ‘geleerd’ en moeilijk zijn. De bisschop kwam op bezoek, maar roddels over pater Schut waren hem vooruit gesneld en hadden zich al lang en breed in het hoofd van de bisschop genesteld. Hoewel hij niets tegen Dirk zei, liet hij zich tegen andere paters negatief over Dirk uit. Dirk redeneerde “Als er klachten zijn over mijn functioneren, dan ga ik ervan uit dat ik dat rechtstreeks te horen krijg.”

Immense inspanningen

Reesinck vond dat Toroma niet langer floreerde, omdat Pater Schut extreem streng was en hij dit niet wilde inzien. Hij besprak dit met andere paters. Dat Dirk zijn hele ziel en zaligheid in deze missie had gelegd, deed niets ter zake. De heren telden het aantal bekeerlingen zoals een boekhouder de inkomsten en uitgaven, maar ze leken niet de immense inspanningen te zien die Dirk gepleegd had om in het achtergestelde gebied überhaupt een missiepost draaiende te houden.

Straf

De bisschop benoemde Dirk met onmiddellijke ingang tot docent aan het seminarie van Nyenga. Dirk voelde deze onrechtvaardige behandeling als een straf en een degradatie. In januari 1939 pakte hij plichtsgetrouw zijn koffer en deed wat hem was opgedragen, hij vertrok naar Nyenga.

Het seminarie In Nyenga.
Het seminarie In Nyenga.

Ondertussen was hij woedend: “Geen enkele meerdere heeft het recht om de goede naam van zijn priesters zwart te maken, en dat lijkt toch echt gebeurd te zijn. Anders kan ik niet verklaren hoe een groep paters al vernomen had dat ik niet voldeed, en dat ze zelfs al de reden daarvan wisten, waar of niet waar, twee of drie weken voordat ik zelf op de hoogte werd gebracht.”


Jaarboek 44, pagina 59

Noodkreet

Dirk schreef een brief naar de algemeen overste van Mill Hill in Engeland: “Ik ben zeer ongelukkig. Er is mij groot onrecht aangedaan, zozeer dat ik mijn ambitie en interesse verloren heb. Als ik het zo mag zeggen: de spirit is me ontnomen. Ik vraag u me hier weg te halen en mij een nieuwe aanstelling te geven. Ik vraag niet om een makkelijke functie. Ik ben altijd een man voor moeilijke taken geweest en zou graag weer naar een uitdagende plek gaan, zodat ik deze hele toestand hopelijk kan vergeten. Ik zou bijvoorbeeld graag willen werken voor de missie van Kodok, een missie die, zoals ik gehoord heb, extreem moeilijk is omdat er flink gepionierd moet worden. Tegelijkertijd wil ik vermelden dat ik klaar sta om overal naar toe te gaan waar u me heen wilt zenden. Maar alstublieft: haal me hier weg.”

Bisschop

De spanningen tussen de bisschop en Dirk liepen hoog op, maar de bisschop was de baas en eiste gehoorzaamheid. De algemeen overste van Mill Hill zei Dirk dat hij geschorst zou worden, tenzij hij beloofde af te zien van opruiende kritiek. Daarop lijkt hij de strijdbijl te hebben begraven en kreeg hij een aanstelling in Kwapa, 150 kilometer ten zuiden van Toroma.

Achteraf bleek uit een brief in een geheim archief van Mill Hill dat de bisschop toegeeft een fout te hebben gemaakt.

Kwapa

Tijdens kerstmis 1939 vertrok hij naar Kwapa om een nieuwe missiepost op te zetten: “Er is niets en ik heb niets”, schrijft hij, maar weer hervindt hij zijn oude ondernemingszin en positiviteit. Hij sprak de taal van de Teso, een volksstam van dertigduizend zielen, maar ook Lugishu, de taal van een ander volk kende hij. En hij woonde slechts 25 kilometer bij pater Castricum vandaan. Het gebied was kleiner en beter bereikbaar.

Collecteblik voor de missie van Father Schut.
Collecteblik voor de missie van Father Schut.

Hij schrijft een brief aan de inwoners van Castricum met een verzoek om financiële ondersteuning. Er waren al heel wat christenen, schreef hij, zodat er hopen werk is. Daarna blijft het lang stil. Na zijn enthousiaste start zijn er geen brieven meer gekomen en leek de missie enigszins te haperen.

Telegram uit Kampala

In juni 1942 arriveerde in Mill Hill in London een telegram van Bisschop Reesinck met de mededeling dat pater Schut was overleden.

Telegram uit Kampala.
Telegram uit Kampala.

Hij overleed aan ‘paralysis’ (kinderverlamming) waarschijnlijk door het opgelopen poliovirus. Hij was pas 49 jaar. Zijn collega’s konden niet begrijpen dat hun sterke collega door een virus was geveld. Hij had een heldere geest en was ideaal voor de missie, intelligent en fysiek.

Dirk werd begraven op het kerkhof van de eerste Mil Hill missiepost in Nsambya in Oeganda. In zijn dagboek bij aankomst in Afrika in 1923 lezen we bij een bezoek aan het graf van een gestorven collega: “Ik heb mij zelf aan Onze Lieve Heer opgeofferd. Wanneer Hij denkt dat mijn tijd gekomen zal zijn, dan hoop ik gereed te zijn voor die grote reis naar de Hemel.”

Negentien jaar lang was Dirk Schut missionaris bij het Vicariaat van de Boven-Nijl in Oeganda, in Nyondo, Ngora, Toroma en Kwapa; missieposten aan de voet en op de uitlopers van de meer dan 4.000 meter hoge Mount Elgon, de oudste vulkaan van Oost-Afrika.

1939 bracht hij voor het grootste deel door in het seminarie van Nyenga. Zijn beste jaren, zijn passie, kracht en optimisme, zijn hele ziel en zaligheid heeft hij gewijd aan de missie.

Dirks’ portret, ‘Heeroom’, hing bij alle familieleden aan de muur. Zijn dood was een ramp en liet de hele familie diep verslagen achter, maar er over praten was heel pijnlijk.

Bidprentje van Dirk Schut.
Bidprentje van Dirk Schut.

Bidprentje

Op de achterzijde van het bidprentje staat niets over de offers die Dirk heeft moeten brengen. ‘Zoon van het oude Kennemerland, waar de eerste steenen liggen van geloof en cultuur in ons vaderland, trok deze priester naar het verre Afrika, om er die oerschatten van geloof en beschaving te brengen aan hen die nog zitten in de duisternis van het heidendom. Met voortreffelijke eigenschappen naar geest en hart, met den inzet van al zijn lichamelijke krachten heeft Dirk gewerkt, gebouwd, geplant en gezaaid tot het uur sloeg van den grooten schafttijd en de Heer hem riep om te rusten in de schaduw van Zijn eeuwigen tent.’

Anette Beentjes

Dit artikel is gebaseerd op het in 2019 verschenen boek ‘Het Offer. Dagboek van een gedreven missionaris’. Het boek is geschreven door Dirks’ nicht Martha Lambrechts-van der Loos en Judith van der Stelt. ISBN 978-94-6328-272-7.

8 april 2024

Achter de voordeur van Jan van der Schaaf (Jaarboek 44 2021 pg 31-38)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 44, pagina 31

Achter de voordeur van Jan van der Schaaf

Jan van der Schaaf.
Jan van der Schaaf.

Onze rubriek ‘Achter de voordeur’ bevat kleurrijke verhalen van Castricummers die in het dorp geboren zijn of er al lang wonen. Deze keer klopten we aan bij Jan van der Schaaf. Op de laatste dag van 2021 hoopt hij de tachtigjarige leeftijd te bereiken. Muziek is zijn passie. Maar van muziek alleen kon je geen gezin onderhouden.

De familie Van der Schaaf woonde vanaf 1939 in de Dorpsstraat, huisnummer 107, een winkel-woonhuis naast het Zusterhuis, ook wel het Klooster genoemd. De zusters die er woonden, leerkrachten van de Augustinusschool en de kleuterschool, maakten in de periode 1911-1970 deel uit van de kloosterorde van ’het Arme Kind Jezus’. Jan is misdienaar geweest bij zijn buurvrouwen. Het oude winkel-woonhuis had een mooie pui en het is helaas door nieuwbouw vervangen. Voorheen was hier onder andere de boekhandel van Willem Stuifbergen gevestigd.

Vader Bart bezorgde met bakfiets manufacturen aan huis.
Vader Bart bezorgde met bakfiets manufacturen aan huis.

Bart van der Schaaf (1912-1991) en zijn vrouw Johanna van Reijn (1909-1983) begonnen er een manufacturenwinkel. Naast kant-en-klare kleding en ondergoed waren er ook allerlei stoffen te koop, waarvan je zelf een jurk of zelfs een kostuum kon maken.

Foto van Bart en Jo op de aankondiging van hun verloving in 1937.
Foto van Bart en Jo op de aankondiging van hun verloving in 1937.

Bart kwam ook bij de mensen thuis. Hij ging met zijn bakfiets langs de huizen om fournituren of textiel te verkopen. Begin jaren (negentien) dertig was hij daar vanuit een ruimte aan de Vinkebaan al mee begonnen. Als het zo uitkwam deed hij zijn best om mensen te interesseren voor het lezen van boeken om ze een andere kijk te geven op de wereld en het leven.

Muziek in strandpaviljoen Dirk Bakker.
Muziek in strandpaviljoen Dirk Bakker. Castricum aan Zee, 1935. Achter geheel links Anne Bakker (dochter van Dirk Bakker). Achter vierde van links Dirk Bakker (eigenaar strandpaviljoen). Vooraan geheel links Mien Bakker (dochter van Dirk), derde van links pianist Bart van der Schaaf en rechts staand Niek Bakke (zoon van Dirk). Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Het allerliefste speelde Bart zoveel mogelijk piano. Het instrument dat ooit bij hem thuis stond, had hij gekocht van Lefering, eigenaar van het destijds zeer bekende Biljartpaleis op de hoek van de Burgemeester Mooijstraat-Dorpsstraat. Zoon Jan was toevallig getuige van de onderhandelingen. Deze piano is lang in de familie gebleven en tenslotte geschonken aan het toen nog bestaande jongerencentrum De Bakkerij (in voormalig café De Landbouw), waardoor het bijna weer op zijn oude plek terugkeerde.

Bart van der Schaaf is afkomstig uit Heino (Overijssel) en verzeilde in 1932 in Castricum. Hij heeft een aantal jaren ingewoond bij de gemeentelijk lantaarnopsteker Arie Stet aan de Vinkebaan.

Mogelijk is dit Arie Stet, die op Vinkebaan 22 woonde en lantaarnopsteker was.
Mogelijk is dit Arie Stet, die op Vinkebaan 22 woonde en lantaarnopsteker was. Castricum, 1930. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

Jaarboek 44, pagina 32

Toen al speelde hij regelmatig piano op bruiloften en partijen. Zijn vrouw Johanna van Reijn werd in Amsterdam geboren. Ze was de zuster van Rob van Reijn (1929-2015), de bekendste en beroemdste pantomimespeler van Nederland. Die had zijn eigen theater in de Haarlemmerstraat in Amsterdam. Jan bezocht hier met zijn gezin een voorstelling.

In de oorlogsjaren werden Bart, Jo en hun kinderen gedwongen het dorp te verlaten. Naar verluidt zou de burgemeester erachter zitten, omdat ze de collectes van de nationaalsocialistische stichting Winterhulp negeerden. Toen waren Bep in 1940 en Jan in 1941 al geboren. Nadat de familie even in Soest had gewoond, volgde zo’n drie jaar Bathmen in Overijssel. Bart was uit die streek afkomstig. In 1946 keerde het gezin terug in de Dorpsstraat, waar in 1947 en 1948 respectievelijk Gerard en Theo werden geboren. Niet alleen voor vader Bart was muziek belangrijk. Via hem heeft de liefde voor muziek bij alle kinderen een grote rol in hun leven gespeeld.

Van machinebankwerker tot muzikant

Nadat Jan de Augustinusschool had doorlopen, leek het zijn ouders maar het beste dat hij naar de Ambachtsschool in Alkmaar zou gaan om een vak te leren. Zijn vader stelde hem voor de keuze: ‘hout of ijzer’. “Doe maar ijzer”, zei Jan.

Jan van der Schaaf in 1955. Hij maakte vanaf zijn schooltijd het liefst muziek.
Jan van der Schaaf in 1955. Hij maakte vanaf zijn schooltijd het liefst muziek. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Ik heb de opleiding machinebankwerker gevolgd”, vertelt hij. “Toen ik dat gedaan had, kon ik dus al gaan werken, maar ik was pas veertien jaar oud. De Hoogovens was de gebruikelijke werkgever in de regio. Ik zag dagelijks die bussen langskomen met slapende mannen en zei meteen: dat nooit.

Dan maar naar de kopklas van de ambachtsschool voor een opleiding tot automonteur en ik kon aan het werk in een garage. Banden verwisselen en misschien motoren doorsmeren. Dat was het wel zo’n beetje, want ik was nog maar leerling. Omdat ik toen al veel bezig was met muziek, leek me dat beroep niet zo goed voor mijn vingers.

Jan en zijn eerste gitaar.
Jan en zijn eerste gitaar, samen met Gerard, Theo en Bep van der Schaaf.

Dus toch maar weer doorleren. De VMTO-avondschool voor voorbereidend middelbaar technisch onderwijs werd het. Dan kon ik overdag wat anders doen. Mijn vader had genoeg contacten bij de middenstand en hij nam me aan het handje mee naar drukkerij Boesenkool die het Nieuwsblad voor Castricum uitgaf. Daar moest ik kranten vouwen en helpen bij de bezorging. Tinus Zijp leerde me de beginselen van het handzetten. Ik verdiende 12,50 gulden voor drie halve dagen per week.

Op een gegeven moment moest ik van de Grafische Bond een dag in de week naar school. Het werd de Grafische school in Amsterdam. Dankzij de praktijkervaring die ik inmiddels had, heb ik die vierjarige opleiding in anderhalf jaar kunnen doen. Daarna moest ik in militaire dienst: ‘lichting 1963’.

Jan in de jaren (negentien) zestig op de brommer in de Dorpsstraat.
Jan in de jaren (negentien) zestig op de brommer in de Dorpsstraat.

Na mijn diensttijd ben ik niet teruggegaan naar Boesenkool, maar ik begon bij Letterzetterij Damman in Amsterdam. Daar werkten we vooral voor reclamebureaus.

Na vier jaar stapte ik over naar de kunstdrukkerij Mercurius in Wormerveer en daar ben ik afdelingschef geworden. In die tijd vond er een revolutie plaats in de drukkerswereld. Het lood ging eruit en de fotozetterij kwam ervoor in de plaats. Ik haalde het patroonsdiploma en werd leermeester. Het opleiden van jongeren beviel me zo goed dat ik leraar wilde worden. Daarvoor waren de diploma’s, die ik tot dan had behaald, niet voldoende.

Na mijn 27e ben ik dus weer gaan leren. Eerst drie jaar mbo-vormingswerk; toen drie jaar sociale academie Cultureel Werk en een opleiding voor muziekdocent. Alle studies deed ik naast mijn dagelijks werk. Ik werd een zij-instromer zoals ze het tegenwoordig noemen. In totaal ben ik 27 jaar werkzaam geweest in het vormingswerk en bij het Nova College in Beverwijk. Nu ben ik al ruim twintig jaar met pensioen.”

Jaren (negentien) zestig en verder

Jan: “Muziek is de rode draad in mijn leven. Toen ik een jaar of twaalf was, kreeg ik een gitaar waarop ik kon oefenen. Ik heb, net als mijn zuster en broers, niet of nauwelijks les gehad. Alleen mijn zuster kan noten lezen, maar spelen kunnen we allemaal.”

Jan van der Schaaf op accordeon.
Jan van der Schaaf op accordeon. Schilder: Hans Goedhart. Collectie Kunst Oud-Castricum. Toegevoegd.

Jan mocht op zaterdag groenteboer Gerrit Beentjes helpen en daar verdiende hij 2,50 gulden mee. Zo lukte het hem om in 1958 bij de firma Oudejans een viersporen bandrecorder te kopen, die hij afbetaalde met vijf gulden per week. Nu kon hij muziek van de distributieradio opnemen, meespelen en partijen toevoegen. Iedere gelegenheid om naast gitaar ook piano of accordeon te spelen, pakte hij aan.


Jaarboek 44, pagina 33

Eerste optreden in dorpshuis De Kern.
Eerste optreden in dorpshuis De Kern.

Jan: “Mijn eerste optredens waren in het dorpshuis De Kern, destijds het rooms-katholieke Jeugdhuis genoemd, dat in de jaren (negentien) vijftig in de zomermaanden in gebruik was als jeugdherberg voor meisjes. We speelden dansmuziek en allerlei tophitjes op de wekelijkse bonte avonden. Met de samenstelling van bandjes wisselden de namen, van het Allround Hot Combo, Rhythm Kids tot The Beach Town Society Members. Pianist van laatstgenoemde band was Hans Morelis, Ruud Koning deed het slagwerk en Jan van Egmond speelde saxofoon en klarinet. Ik was gitarist en werd tot de leider van de band benoemd. We hadden veel succes als dansband en traden op in de Harmonie, bij Borst in Bakkum, Funadama en andere zalen in de wijde omgeving. Het Nieuwsblad voor Castricum schreef in een recensie dat de leden van de band voortdurend een solo ten beste gaven, ‘die het applaus luid deed opklinken’.

Het Midnight Combo in 1963.
Het Midnight Combo in 1963. Van links naar rechts Jan van der Schaaf, Ruud Koning, Pieter Wijmans en Harry Brakenhof.

We vielen op bij Libert Eggers van De Rustende Jager. Hij stopte met zijn eigen band de Casanova’s en huurde ons in. Onder de naam Midnight Combo speelden we daar voor volle zalen bijna drie jaar twee avonden per week en in de zomer zelfs drie avonden. Dat duurde tot 23.30 uur, want dan moesten veel bezoekers de laatste trein nog pakken.

Het Metro Kwintet in Castricum, 1959.
Het Metro Kwintet in Castricum, 1959. Van links naar rechts Jan van der Schaaf
 (gitaar), Harry Brakenhoff (saxofoon), Piet Bettink (slagwerk), Adriaan Kaandorp (trompet), Johan van Brederode (piano). Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Er tussendoor heb ik ook nog in het Metro kwintet gespeeld met bekende Castricummers als Adriaan Kaandorp op trompet, Harry Brakenhoff speelde saxofoon en Piet Bettink van de bioscoop deed het slagwerk.”

Flash Point 5 werd in 1966 opgericht.
Flash Point 5 werd in 1966 opgericht. Van links naar rechts achter: Pieter Wijmans, Jan Bes, Jack Oudejans en Harry Brakenhoff voor: Jan van der Schaaf. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Uit het Midnight Combo ontstond in 1966 Flash Point 5 gevolgd door FlashPoint 6, waarmee we in 1968 voor tv zijn opgetreden. In 1980 met het Pieter Wijmans kwartet maakten we dat ook mee. De opname vond plaats in de Speckkoper, vroeger café Roozendaal. Mijn broer Gerard, artiestennaam Dave, en ik hebben ook nog een tijdje samen in het Pieter Wijmans kwartet gespeeld.”

Het accent kwam meer op jazz te liggen. Omstreeks 1974 hebben Jan en vooral zijn broer Theo zich ingezet voor de oprichting van Jazzclub Castricum. Gestart werd met een wekelijks programma van livemuziek in club 538 van Theo Besteman. In juni 1976 werd een klein jazzfestival georganiseerd met bekende musici als Piet Noordijk, Dexter Gordon en André Valkering. Ook beroemdheden als Cees Slinger, Louis van Dijk en Harry Verbeke hebben in Castricum opgetreden. In november 1976 ging de jazzclub op de fles. De Belastingdienst gooide roet in het eten. In 1977 kreeg Jan een groepje gelijkgestemden bij elkaar voor de oprichting van Base, een band die vijftien jaar lang menig feest heeft opgeluisterd.

Chateau Fique was succesvol met zigeunerjazz.
Chateau Fique was succesvol met zigeunerjazz. Van links naar rechts Louis Schuurman, Jan van der Schaaf, Tom Lenos en Kees Heijliger.

Chateau Fique met zigeunerjazz ontstond in 1992. Het orkest heeft twee cd’s uitgebracht en het had een grote aanhang van liefhebbers van deze muzieksoort. Het afscheidsconcert in kasteel Marquette trok een enorm aantal bezoekers. Inmiddels al weer vele jaren speelt Jan alleen nog met het vriendengroepje Het Mag Geen Naam Hebben.

De groep Het Mag Geen Naam Hebben.
De groep Het Mag Geen Naam Hebben. Van links naar rechts Jan van der Schaaf, Henk Kerssens, Hans Vermeulen, Marga Verhulsdonck en Theo Moorman.

Muzikale familie

Alle kinderen van Bart en Jo van der Schaaf hadden en hebben iets met muziek. Zuster Bep woont in Andijk en heeft net als Jan dikwijls piano gespeeld voor ouderen in zorgcentra.

Hans Goedhart tekende Jan met zijn melodica.
Hans Goedhart tekende Jan met zijn melodica.

Jaarboek 44, pagina 34

Dave trad in Jan’s voetsporen als muzikant bij The Frogs, later bekend onder de naam Head over Heels en Poker. Hij bespeelde verschillende instrumenten als piano, orgel en basgitaar. Inmiddels hebben al verschillende reünies plaatsgevonden van deze vooral in de jaren (negentien) zestig enorm populaire band. In het 31e Jaarboek van Oud-Castricum (2008) staat de hele geschiedenis van de plaatselijk popmuziek.

Theo, de jongste in het gezin, vond ook zijn weg in de muziekwereld. Hij was in zijn jonge jaren discjockey in verschillende horecabedrijven. Na werkzaam te zijn geweest bij de firma De Graaf in Castricum, volgden Elsevier, Polygram, Universal Pictures en Telescreen. Hij handelde in filmrechten en werd eigenaar van bedrijven als Movies Select Video en de muziekonderneming Basta. Hij woont afwisselend in Aalsmeer en Thailand en is als columnist verbonden aan Thailandblog.nl. Enige jaren geleden verscheen zijn boek ‘Thaise Perikelen’, waarin columns en verhalen zijn samengebracht.

Scheiding

Bart van der Schaaf verliet zijn gezin na een moeizaam proces. Jan: Mijn vader en moeder zijn in 1957 uit elkaar gegaan, hoewel ze nooit officieel zijn gescheiden. Volgens het rooms-katholieke recht was scheiden haast onmogelijk. Vader verhuisde naar Alkmaar. Vanaf die tijd werd pianist zijn hoofdberoep. Hij speelde uitstekend, meestal alleen. Bij Kornman heeft hij nog wel eens deel uitgemaakt van een Hongaars orkestje. Op verzoek van Kornman niet te lange nummers, want dat ging ten koste van de omzet.

Pianist Bart van der Schaaf trad in het hele land op.
Pianist Bart van der Schaaf trad in het hele land op. Hij schonk veel geld aan een ontwikkelingsproject in Brazilië.

Hij speelde bij Koekenbier, bij Centraal in Alkmaar, bij Minkema, de Oude Prins, De Pilaren en De Rustende Jager in Bergen. Ook heel veel bij De Boei in Egmond. Daar kenden veel mensen hem. Hij heeft ook gespeeld in Het Losse Hoes in Holten, waar hij toen ook woonde. Hij woonde altijd alleen.

Tenslotte is hij in 1991 in een bejaardencentrum in Medemblik op 79-jarige leeftijd overleden. Moeder was al in 1983 gestorven. Vader heeft haar altijd trouw alimentatie betaald. Het geld in de fooienpot (ook geld voor zijn drankjes; hij dronk thee wat qua kleur voor sherry door kon gaan) ging allemaal naar de zusters van een orde die projecten in Brazilië steunde. Jaren heeft hij dat gedaan. Het is vast een flink bedrag geworden, want er zijn zes huisjes van gebouwd en die hadden zelfs riolering.

Voor zijn dood wilde hij dat graag zelf eens zien, maar hij durfde niet te vliegen. Daarom ging hij af en toe naar Schiphol om aan het idee te wennen dat hij ooit zelf in een vliegtuig zou zitten. Het hielp niet. Een arts heeft hem een kalmerend middel gegeven en toen kon hij zijn angst overwinnen. Hij is er geweldig ontvangen, zelfs door een bisschop en heeft het resultaat van zijn schenkingen kunnen bekijken. Hiermee had hij naar zijn gevoel een van de grote taken in zijn leven volbracht.”


Jaarboek 44, pagina 35

Huwelijk

Jan vertelt over de ontmoeting met zijn echtgenote: “Ik heb in 1963 in de forensentrein naar Amsterdam mijn vrouw Guus leren kennen. Ze woonde in Heiloo en door ons werk in Amsterdam kwamen we elkaar regelmatig tegen. Ik heb wel even mijn best moeten doen om haar te veroveren. In 1968 konden we woonruimte bemachtigen aan het Schoutenbosch en we trouwden in hetzelfde jaar.

Trouwfoto van Guus en Jan op 27 december 1968 in de sneeuw bij Johanna’s Hof.
Trouwfoto van Guus en Jan op 27 december 1968 in de sneeuw bij Johanna’s Hof. Foto Pieter Wijmans.

We kregen twee kinderen, Susan en Bas, en genieten nu van onze vier kleinkinderen.

Uitstapje met de kinderen naar Madurodam in 1977.
Uitstapje met de kinderen naar Madurodam in 1977. Foto Madurodam.

Kleindochter Anouk heeft zes jaar vioolles gehad en ik heb vaak met haar opgetreden. Ze was ook lid van een tienervioolgroep, die ik als pianist begeleidde. Een hoogtepunt was het optreden op het Barok tot Rockfestival in kasteel Marquette. Anouk speelt ook piano. Kleinkind Bart houdt van zingen en kleindochter Olivia is dol op zingen en dansen.

Deelname aan ‘All you need is love’ met Robert ten Brink.
Deelname aan ‘All you need is love’ met Robert ten Brink. Vooraan de kleinkinderen Anouk en Bart.

Bijzonder was in 2015 onze deelname aan het tv-programma ‘All you need is love’. Er was een oproep gedaan voor echtparen die herinneringen hadden aan treinreizen, waarbij de vonk was overgeslagen. Ik heb ons aangemeld. Mijn vrouw wist er niets van en op het perron in Castricum werden we door Robert ten Brink verwelkomd. Daar begon een verrassende treinreis naar Amsterdam. Bij verschillende stations voegden onze kinderen en kleinkinderen zich bij ons. In de stationshal in Amsterdam stond een grote foto van ons gezin en Sjors van der Panne zong het lied ‘Liefde van later’. Op YouTube is het filmpje nog te vinden.”

De familie tijdens het vijftigjarig huwelijksfeest van Jan en Guus.
De familie tijdens het vijftigjarig huwelijksfeest van Jan en Guus. Foto Leon Klein Schiphorst.

Popcursus

In dienst van het vormingscentrum IJmond begeleidde Jan leerplichtvrije jongeren op hun weg naar volwassenheid. In 1982 nam hij zelf deel aan een opleiding om mensen zonder enige ervaring te leren muziek te spelen. Dat idee sprak hem zeer aan en hij besloot in 1983 om ook zo’n cursus op te zetten.

Muzikant Jan van der Schaaf.
Muzikant Jan van der Schaaf. Meester Dekkerstraat in castricum, 1991. Fotopersbureau De Boer. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Het doel was jongeren die nooit een instrument in handen hebben gehad, een paar basistechnieken te leren, waardoor ze enkele nummers in groepsverband ten gehore zouden kunnen brengen. Dit zou jongeren een aanzet geven verder te gaan op muziekgebied. De opzet van zoiets vraagt veel overleg en diplomatie, maar Jan van der Schaaf en zijn medestanders hadden het er voor over. Het idee is bijzonder aangeslagen. Na enkele jaren werd de organisatie in handen gelegd van de stichting Popwerk IJmond.


Jaarboek 44, pagina 36

De muziekschool in Heemskerk nam het daarna over, tot die instelling door gemeentelijke bezuinigingen het loodje moest leggen. Zo’n 5.500 jongeren en ook ouders hebben op deze manier de eerste stappen op muziekgebied gezet en daar is Jan heel trots op. De rockband Garden of Love met jongeren die een verstandelijke beperking hebben, is er ook uit voortgekomen. Die hebben zelfs opgetreden op Pinkpop.

Stomme film

In de tijd van de stomme film zorgden pianisten voor de begeleidende muziek. De Alkmaarsche Courant heeft in 2018 in samenwerking met het Filmhuis Alkmaar oude tijden doen herleven. Onder de titel ‘Bewegend Verleden’ zijn historische films vertoond. Jan van der Schaaf voorzag deze ‘stomme’ films live van muziek met een piano die in de filmzaal was gesleept. Met een toeter binnen handbereik om een claxon van een auto na te bootsen, een fietsbel op een plankje voor een fiets en een fluitje voor stoomlocomotief Bello.

Jan van der Schaaf.
Jan van der Schaaf. Geesterduinweg 3 in Castricum, 2017. Er waren twee uitverkochte voorstellingen van ‘Tussen de schuifdeuren’ in het afsluitende jubileumweekend van de Werkgroep Oud-Castricum, voor het 50-jarig bestaan. Jan van der Schaaf was een van de muzikanten van Castricum’s Collectief. Daarnaast was Jan ook te zien in de filmpjes van Anton Visser samen met slager Theo van der Meer. Zij gingen met een bakfiets samen op pad voor het interviewen van ondernemers die in de loop der jaren hun stempel op het dorp hebben gedrukt. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd. 

Als liefhebber van films koos Jan in 2006 het gebouw van het Filmmuseum in het Vondelpark in Amsterdam uit voor de viering van zijn 65e verjaardag. Onderdeel was de vertoning van de Italiaanse film ‘Pane e tulipani’ die deels in Venetië speelt, de stad die Guus en Jan in hun hart hebben gesloten.

Passie

Jan is intussen al twintig jaar met pensioen en musiceren blijft zijn grote passie. Al meer dan tien jaar speelde hij regelmatig in het Rode Kruis Ziekenhuis en al twintig jaar wekelijks in de verzorgingshuizen in Castricum en omgeving. Ook maakte hij veel bezoekers van Alzheimer Cafés gelukkig met een groot repertoire van oude liedjes. Behalve musicus is hij zeker ook een entertainer, waardoor zijn optredens altijd in een genoeglijke sfeer plaatsvinden.

Jan van de Schaaf op de Cuneraschool.
Jan van de Schaaf op de Cuneraschool. Vondelstraat 25 in Bakkum, 2017. In verband met het 50 jarig bestaan van de Werkgroep Oud Castricum werd er op de scholen verteld over het leven was eruit zag 50 jaar geleden. Jan van de Schaaf zingt hier met de kleuters kinderliedjes uit de jaren zestig. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Bij de viering van het vijftigjarig bestaan van Oud-Castricum werkte Jan mee aan een film over Castricumse bedrijven die net zo lang bestonden en aan de jubileumvoorstelling ‘Tussen de schuifdeuren’. Ook aan een project van Pauline van Vliet, de film ‘Soldaat onder het Zand’ heeft hij zijn bijdrage verleend.

Jan speelde jarenlang accordeon in de ‘Sprookjestuin’ in de Tuin van Kapitein Rommel.
Jan speelde jarenlang accordeon in de ‘Sprookjestuin’ in de Tuin van Kapitein Rommel. Foto Hans Boot.

Het project ‘Sprookjestuin’ in de Tuin van Kapitein Rommel kon eveneens op zijn steun rekenen en ook niet te vergeten de legendarische nostalgische ‘Castricumse avonden’ die onder leiding van Dick Groot georganiseerd zijn. Jan draait nu al dertien jaar mee in de Castricumse Verhalengroep.

Zo is er nog wel een en ander op te noemen. Het is verbazingwekkend dat hij ook nog de tijd vindt om zijn Guus bij te staan bij het onderhoud van hun fraaie tuin. Bij een in 1995 door een tuincentrum in Kennemerland georganiseerde wedstrijd kregen ze zelfs de eerste prijs.


Jaarboek 44, pagina 37

De muzikale omlijsting van de Castricumse avonden.
De muzikale omlijsting van de Castricumse avonden. Van links naar rechts achter: Helma, Lonneke en Joke Lute; voor: Jan van der Schaaf, Jean Hanck, Dave van der Schaaf, Herk Kerssens en Jan Stengs.

In 2015 werd Jan voor zijn maatschappelijke verdiensten beloond met een Koninklijke Onderscheiding. In 2020, toen Corona uitbrak, kwam er plotseling een einde aan heel veel activiteiten.

Jan (links) begeleidde op 22 maart 2020 een coronalied in de Mr. Ludwigstraat.
Jan (links) begeleidde op 22 maart 2020 een coronalied in de Mr. Ludwigstraat. Foto Hans Boot.

Jan: “Helaas mocht ik de verzorgingscentra niet meer in en de bewoners mochten er niet meer uit. Dat zat me dwars, want zij moeten al zoveel missen.


Jaarboek 44, pagina 38

Ik kwam op een idee om de ouderen toch een plezier te doen. Dankzij de medewerking van Omroep Castricum en Toonbeeld heb ik een ‘troostconcert’ gegeven dat gefilmd werd door Henk de Waal, vertoond is op C-TV en nog steeds op YouTube te zien is. Inmiddels is het al honderden keren bekeken.”

Troostconcert, uitgezonden door CTV op 25 maart 2020.
Troostconcert, uitgezonden door CTV op 25 maart 2020. Foto Cees Dekker.

Dit concert zal vast niet zijn het laatste zijn geweest. Plannen genoeg. Jan van der Schaaf is nog lang niet uitgespeeld. Castricum is hem er dankbaar voor.

Niek Kaan

Bronnen:

Met dank aan: Jan en Guus van der Schaaf.

8 april 2024

De man die met de noorderzon verdween (Jaarboek 44 2021 pg 28-30)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 44, pagina 28

De man die met de noorderzon verdween

De boerderij Johanna’s Hof in Bakkum.
De boerderij Johanna’s Hof in Bakkum.

Het was een winterochtend zoals alle andere. Tenminste dat dacht de zwangere Dirkje Willems, die druk bezig was de vier kinderen op weg te helpen naar een nieuwe dag. Ook haar echtgenoot, Johannes Bernardus Vasseur, maakte zich klaar om te vertrekken. Naar het werk, dacht Dirkje, maar hij had heel andere plannen. Nadat hij de boerderij had verlaten, zou Dirkje hem nooit meer zien. Vasseur vertrok met paard en wagen naar het treinstation van Castricum, waarna een lange reis begon via Engeland richting de Verenigde Staten van Amerika. Dit speelde zich af op 3 januari 1869.

Dirkje Willems, de vrouw die door Vasseur werd verlaten.
Dirkje Willems, de vrouw die door Vasseur werd verlaten.

Dirkje was geboren op boerderij Johanna’s Hof in Bakkum. Na het overlijden van haar vader, opzichter Gerrit Willems die onder andere betrokken was bij het ontginningsproject in de duinen, kwam begin 1859 Vasseur inwonen op de boerderij. Hij werd aangesteld als landbouwer en zaakwaarnemer. Hij was toen twintig jaar oud, geboren in Velsen en zoon van Paulus Vasseur, een genees- en verloskundige. Het stel trouwde een jaar later.

Na het vertrek van Dirkjes moeder in datzelfde jaar werd Vasseur hoofdbewoner van Johanna’s Hof. Hij werd bovendien benoemd tot strandvonder en moest de pacht ophalen van de boerderijen in het duingebied. Het echtpaar kreeg zes kinderen. Het tweede kind stierf toen het anderhalf jaar oud was. De jongste werd geboren na de verdwijning van Vasseur en werd naar hem vernoemd.

Noorderzon

Achterkleindochter Ria Rampen-Stolte, die van oorsprong uit Castricum komt, heeft zich lange tijd beziggehouden met de vraag waarom Vasseur verdween. Ook wilde ze weten hoe zijn leven daarna verliep.

Ria Rampen-Stolte, een achterkleindochter van Vasseur.
Ria Rampen-Stolte, een achterkleindochter van Vasseur. Foto Hans Boot.

“Veel familieleden, waaronder mijn moeder Dina Jacobs, hebben zich verdiept in deze kwestie en dat heeft mijn belangstelling gewekt.” Dina was de dochter van Paulina, een van de kinderen die Dirkje en Vasseur samen kregen. “Voor de periode van internet viel het doen van onderzoek niet mee”, vervolgt Ria. “Ik heb begrepen dat dominee Van der Laan tien dagen na het vertrek van Vasseur een verzoek kreeg van de officier van justitie om een onderzoek in te stellen. Er was een vermoeden dat hij geld uit de diaconiekas had weggenomen. De kas was toen aan hem toevertrouwd. Op 20 januari werd bekend dat hij in Londen op de veemarkt was gezien door dorpsgenoten of bekenden. Dat is niet meer te achterhalen. Hij heeft ook met veedrijvers gesproken op een boot.”


Jaarboek 44, pagina 29

Berouw

Een bericht van 12 februari meldt: ‘De voortvlugtige heeft een brief aan zijn vrouw geright, waarin hij zou hebben medegedeeld dat hij 3.000 gulden, toebehoorende aan Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Frederik der Nederlanden, uit zijn zak zou hebben verloren en toen op de vlugt was gegaan. Dat hij leed gevoelde over zijn vlugt en wel weer terug wilde komen. Jhr. Jacob Rendorp van Marquette, commissaris aan de duinontginning van Zijne Koninklijke Hoogheid had een brief van Vasseur ontvangen uit New York, waarin hij mededeelde te laat berouw gevoeld te hebben, over den ondoordachten stap.’

Een nieuwe knecht

Pieter Kuijs, arbeider, landbouwer en schelpenvisser, werkte na het vertrek van Vasseur als knecht voor Dirkje op Johanna’s Hof. In 1872 gingen zij samenwonen aan het einde van de Bleumerweg in Bakkum. Trouwen kon niet, want Dirkje was nog steeds getrouwd met Vasseur. De eerste drie kinderen die daarna geboren werden, kregen daarom als achternaam Vasseur. Het huwelijk werd pas na het vonnis van de rechtbank op 1 oktober 1875 ontbonden. De reden: kwaadwillige verlating. Hierna werden nog vijf kinderen geboren. Ria: “Of Dirkje een gelukkig leven heeft geleid, durf ik te betwijfelen. Denk je eens in, moeder van zoveel kinderen en dat in die tijd.”

Bigamie

Voor 1892 vond de immigrantencontrole plaats in Castle Clinton op Lower Manhattan en waarschijnlijk is Vasseur daar de Verenigde Staten binnengekomen. Ria: “Toen ik in 2016 een bezoek bracht aan New York, heb ik gezocht naar de naam Vasseur op Ellis Island, waar migranten zich vroeger moesten aanmelden. Ik wist toen niet dat de immigratiecontrole voor 1892 ergens anders plaatsvond. Het is bekend dat Vasseur is hertrouwd met de Britse Mary Ann Hodgekinson in 1870 en dat was voordat de scheiding van Dirkje was uitgesproken.

De trouwakte van Vasseur en Mary Ann Hodgekinson.
De trouwakte van Vasseur en Mary Ann Hodgekinson.

Hiermee maakte hij zich dus schuldig aan bigamie. Hij verklaarde doodeenvoudig dat het huwelijk met Mary Ann zijn eerste was. Er kwamen twee kinderen: Mary Ann en William Barbour. Achterkleinkinderen van William Barbour zou ik later ontmoeten. Het gezin woonden in Patterson New Jersey. Vasseur was daar landbouwer.”

New Yersey kreeg in de 18e eeuw al als bijnaam Garden State vanwege de vruchtbare grond, dus voor landbewerkers was er voldoende werk. “Na het overlijden van Mary Ann trouwde Vasseur met Adelaide von Konig”, vervolgt Ria. “Uit dit huwelijk is een dochter voortgekomen: Dido Mignon Adelaide. Toen werd de achternaam LaVasseur voor het eerst gebruikt. Waarom hij zijn achternaam heeft veranderd, is onbekend gebleven.” Op 16 oktober 1884 is Vasseur genaturaliseerd.

Achterachterkleinkind

Ria kwam zo’n negen jaar geleden in contact met Bill LaVasseur, een achterachterkleinkind van Vasseur en actief als onderzoeker bij de New York City Department of Education. Daarvoor werkte hij als New York City Police Detective.

Bill LaVasseur.
Bill LaVasseur.

Bill was al langer op zoek naar familieleden in Nederland en hij had het geluk in contact te komen met Simon Zuurbier, die hem kon helpen met veel informatie en hem in contact bracht met Ria. Er kwam een briefwisseling op gang. “Bill kon mij vertellen dat Vasseur werkte in New Jersey. Na zijn huwelijk met Adelaide verhuisde hij naar de staat New Hampshire. Bill heeft mij daarna veel informatie verstrekt over de nazaten in de Verenigde Staten. Bovendien heeft hij mij allerlei kopieën toegestuurd van diverse officiële documenten. Daar ben ik heel blij mee, want van Vasseur zelf is helemaal niets bewaard gebleven, zelfs geen enkele foto.”


Jaarboek 44, pagina 30

Welvarend

Bij de documenten was een kopie van een lijst uit 1916 gevoegd, waarop Vasseur vermeld staat als tuinman.

Lijst uit 1916 waarop LaVasseur voorkomt als tuinman.
Lijst uit 1916 waarop LaVasseur voorkomt als tuinman.

“Ik vermoed dat hij uiteindelijk een welvarend man is geworden. Hij is overleden op 5 februari 1931 en begraven op de Dartmouth Cemetery in Hanover in een eigen graf. Het is een nogal deftige, dure begraafplaats, maar dat kon hij zich dus kennelijk veroorloven. Echtgenote Adelaide is overleden aan hersenembolie. Zij is ook begraven op Dartmouth.”

In 2016 bracht Ria een bezoek aan Bill en zijn familie op Staten Island in New York. Er was sprake van een warm welkom en zij ontmoette veel familieleden, waaronder de moeder van Bill. Bills vader, William John 2 en achterkleinkind van Vasseur, was twee jaar eerder overleden aan leverkanker. LaVasseur blijkt geen zeldzame naam te zijn in de Verenigde Staten. In de Canadese versie wordt LeVasseur gebruikt en ook die naam komt veelvuldig voor.

Opmerkelijk is dat William Barbour, de zoon uit het huwelijk van Vasseur met Mary Ann Hodgekinson, weinig geluk kende in zijn leven. Zijn eerste vrouw overleed aan tbc.

De opa van Bill, William John 1, met zijn moeder Ruth.
De opa van Bill, William John 1, met zijn moeder Ruth.

Hij trouwde opnieuw en uit dat huwelijk werd de opa van Bill geboren, William John 1. Maar ook deze vrouw verloor hij aan tbc, waarna hijzelf een paar jaar later aan deze ziekte bezweek. Zijn zus onderging eenzelfde lot, net zoals haar man en hun dochter.

Minderwaardig mens

Vasseur heeft uiteindelijk veel schriftelijk contact gehad met zijn destijds ongeboren zoon die naar hem werd vernoemd. Ria: “De familie is wel in bezit geweest van foto’s van Vasseur die door hem vanuit de VS zijn opgestuurd naar zijn zoon. Hij was volgens zeggen een knappe, intelligente man. Uiteindelijk is de correspondentie in zijn geheel verloren gegaan. We weten niet precies hoe dat heeft kunnen gebeuren.”

De man die met de noorderzon verdween is 92 jaar oud geworden. Doodsoorzaak: seniliteit. Bekend is dat Vasseur spijt had van zijn vlucht uit Nederland en dat hij troost zocht in het geloof. Zijn brieven aan zijn zoon stonden vol Bijbelse spreuken en hij schreef aan de zoon die hij nooit ontmoet heeft: ‘Volg nooit mijn voorbeeld, ik voel me een minderwaardig mens.’

Anneke Zonneveld

Bron:

Met dank aan: Ria Rampen-Stolte en Bill LaVasseur.

8 april 2024

Wie was . . . burgemeester Smeets (Jaarboek 44 2021 pg 14-21)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 44, pagina 14

Wie was . . . burgemeester Smeets

Corneille en Cornelia Smeets.
Corneille en Cornelia Smeets.

De bijna een kilometer lange C.F. Smeetslaan loopt van de Dorpsstraat naar het oosten tot de Laan van Albert’s hoeve. De straatnaam is een eerbetoon aan de man die 23 jaar leiding gaf aan de wederopbouw en uitbreiding van Castricum en Bakkum. In 1967, een jaar voor zijn pensionering, legde burgemeester Smeets de ‘Eerste steen’ voor de uitbreiding van het dorp naar de oostkant. Het is een van de vier ‘Eerste stenen’ met zijn naam, die de groei van het dorp na 1945 markeren. Wie was burgemeester Smeets?

Boeren, brouwers en bestuurders

Cornelius Franciscus (Corneille) Smeets werd op 12 november 1903 in Posterholt in de provincie Limburg geboren. Veel leden van zijn familie waren aanvankelijk pachters, die hun onroerend goed in de loop van de tijd flink wisten uit te breiden. Het werden grondbezitters, die in de 19e en begin 20e eeuw steeds belangrijke posities hebben ingenomen. Ze waren niet alleen landbouwers. Ook het brouwersambacht en dat van molenaar werd uitgeoefend. Meerdere familieleden bekleedden functies bij de burgerlijke overheid of andere maatschappelijke organisaties.

Vader Jozef (Sef) en Corneille in Posterholt (1920).
Vader Jozef (Sef) en Corneille in Posterholt (1920).

Grootvader Jan Smeets was gemeenteontvanger van Posterholt en bierbrouwer. Diens zoon Jozef (1868-1939) had dezelfde beroepen en was daarnaast gemeentesecretaris. Hij stelde zijn zoons Henri en Corneille in de gelegenheid kennis te maken met gemeentezaken.

Corneille links vooraan met ouders, broers en zusters (1907).
Corneille links vooraan met ouders, broers en zusters (1907).

Henri (1895-1966) werd na een korte ambtelijke loopbaan burgemeester van Zoeterwoude. Ook in die gemeente herinnert een straatnaam nog aan zijn burgemeesterschap. Hij zal zijn jongere broer Corneille getipt hebben over de vacature in de nabijgelegen gemeente Hazerswoude. Corneille werd er eerste ambtenaar en na een verdere carrière tenslotte burgemeester van Castricum. Henri en Corneille zouden de eerste Limburgers zijn die buiten hun provincie burgemeester werden.


Jaarboek 44, pagina 15

Personalia Corneille Smeets

Cornelius Franciscus (Corneille) werd geboren op 12 november 1903 als zoon van Frans Jozef Ignatius Smeets (1868-1939 en Maria Anna Hubertina Gertrudis Ketels (1869-1931).

Hij begon zijn loopbaan op de gemeentesecretarie van Posterholt. In 1926 werd hij eerste ambtenaar in Hazerswoude, waar hij zijn echtgenote Cornelia Maria Koot (1907-1993) heeft ontmoet.

Vanaf 1931 werkte hij als ambtenaar bij de provinciale Griffie van Noord-Holland. In 1937 werd hij gemeentesecretaris van Assendelft en op 16 november 1945 op 42-jarige leeftijd burgemeester van Castricum. In 1965 werd hij benoemd tot ridder in de Orde van Oranje-Nassau. In december 1968 ging hij met pensioen en verruilde de ambtswoning aan de Stationsweg voor een appartement. Hij overleed, 74 jaar oud, op 23 februari 1978.

Installatie

In Castricum was na de oorlog een burgemeestersvacature ontstaan. NSB-burgemeester Masdorp was gearresteerd en burgemeester Nieuwenhuysen van Limmen nam de functie even waar. Cornelius Franciscus (Corneille), gemeentesecretaris van Assendelft, had zich in de oorlogsjaren een goed vaderlander getoond en zijn eerste sollicitatie als burgemeester had succes.

Locoburgemeester H. Nielen.
De heer H. Nielen is locoburgemeester van Castricum (de heer J.J. Nieuwenhuijsen
 was waarnemend burgemeester) vanaf de bevrijding tot de benoeming van C.F. Smeets tot burgemeester op 15 november 1945. Daarna is de heer Nielen benoemd tot burgemeester van Heemskerk en de heer Nieuwenhuijsen wordt burgemeester in Limmen. Dorpsstraat 65 in Castricum, 1945. Staande van links naar rechts onbekend, Frans Schut, onbekend, Henk Zeeman, Willem Brakenhoff, Jan Beijendaal. 
Zittend van links naar rechts (Lam)Bertus Stuifbergen, burgemeester Henk Nielen, onbekend, Gerard Kabel, onbekend. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Zijn benoeming ging in op 16 november 1945. Hij werd met zijn echtgenote die dag op het kruispunt Van Oldenbarneveldweg en Zeeweg verwelkomd door tijdelijk locoburgemeester Nielen. Er was een erepoort opgericht en een stoet bestaande uit herauten te paard, padvinders en verkenners, fanfare, marechaussee en brandweer begeleidde Smeets en zijn echtgenote naar het gemeentehuis. Er waren kermisattracties in het dorp en zo vermeldde het Nieuwsblad voor Castricum: ‘Des avonds zal er in de cafés gelegenheid zijn om te dansen.

Na een defilé van schoolkinderen en een zanghulde voor het raadhuis vond de installatie plaats door waarnemend burgemeester Nieuwenhuysen. Een warm welkom was het. Vele sprekers voerden het woord in de volle raadzaal. Nieuwenhuysen ging in op de verwoestingen die in de oorlogsjaren aangericht waren. Hij vertelde van de precaire toestand kort na het eind van de oorlog.

Smeets zelf schonk in zijn toespraak aandacht aan inwoners van Castricum die hun leven hadden gegeven voor een betere toekomst. Ook naar zijn beide overleden ouders gingen zijn gedachten uit. Het was zijn vader die hem in de gemeenteadministratie had ingeleid en met wie hij in de eerste jaren van zijn ambtelijke loopbaan nog had samengewerkt.

Hij wees op de zware taak die voorlag. Hij waarschuwde ervoor dat de doelen, niet zo snel als gewenst, bereikt zouden kunnen worden en besloot zijn rede met een belofte: ”Ik geeft u de verzekering, dat ik al mijn energie, al mijn werklust, geheel mijn persoon zal geven aan de behartiging van de gemeentebelangen en die van al haar inwoners zonder onderscheid van godsdienst of richting.”

De burgemeester en zijn gezin

Corneille Smeets en zijn gezin betrokken de ambtswoning aan de Stationsweg, het huis waarvoor burgemeester Lommen in 1919 de eerste steen had gelegd. Zoals de burgemeester als de baas in het gemeentehuis werd gezien, zo regelde mevrouw Smeets de zaakjes thuis.


Jaarboek 44, pagina 16

Op publieke optredens was ze niet zo gesteld, al werd het voorzitterschap van het rooms-katholieke Vrouwengilde en vervolgens van de Federatie Vrouwelijke Vrijwillige Hulpverlening wel van haar verwacht. Uit die organisatie ontstond onder meer de Vrouwen Advies Commissie voor de beoordeling van bouwplannen. De verstrekking van warme maaltijden aan ouderen was ook een mooi project. Voor de manier waarop ze haar rol vervulde, kreeg ze veel waardering.

Ze onderhield ook het contact met buurman kapitein Rommel, die in de zomermaanden zijn overvloedige groenteoogsten met de buren deelde. De burgemeester was minder gesteld op zijn buurman, nadat die het zogenaamde pompgebouw in de tuin als woning in gebruik had genomen.

Hoenderloo 1954. De burgemeester met zijn dochters. Voor het eerst werd een vakantie niet bij familie doorgebracht.
Hoenderloo 1954. De burgemeester met zijn dochters. Voor het eerst werd een vakantie niet bij familie doorgebracht.

Corneille en Cornelia hadden vier dochters, zodat het ruime huis goed van pas kwam. Beiden waren rooms-katholiek en de kinderen volgden dus katholiek onderwijs. De kerk speelde, zoals bij heel veel Castricumse families in de jaren (negentien) vijftig, een belangrijke rol. Dagelijks om half acht bezochten ze samen met hun vader de ochtendviering in de Pancratiuskerk. Daarna wandelden ze terug door de Dorpsstraat. Na het ontbijt maakten de kinderen de wandeling opnieuw, nu naar school. Tussen de middag heen en terug en daarna ‘s middags weer naar huis. Iedere dag zes keer een wandeling van minstens een kwartier als ze stevig doorliepen. Als ze langs het raadhuis kwamen, probeerden ze de aandacht van hun vader te trekken die zijn kamer op de eerste verdieping aan de voorkant had.

Zomer 1955. Mevrouw Smeets en dochters in de voortuin van de ambtswoning Stationsweg 3.
Zomer 1955. Mevrouw Smeets en dochters in de voortuin van de ambtswoning Stationsweg 3.

Opleiding

Na de lagere school hebben alle vier hun opleiding vervolgd op het Petrus Canisius Lyceum in Alkmaar, waar hun vader ook een bestuursfunctie had. Jongste dochter Tienk: “Thuis was het vertrouwd en gezellig. Mijn indruk is dat wij als dochters ‘onder de radar’ werden gehouden en geen of hooguit nauwelijks een rol als gezin van de burgemeester hebben gespeeld.”

Uitgangspunt van de ouders bij de opvoeding was dat hun dochters een zodanige opleiding dienden te hebben dat ze zelf in hun levensonderhoud konden voorzien en daarin zijn ze ook geslaagd.

Geen van de dochters heeft de bestuurlijke genen, die bij de familie Smeets duidelijk aanwezig waren, tot gelding gebracht. Alleen Tienk kwam er dichtbij. Ze studeerde rechten en was mede-auteur van een studieboek over Staats- en bestuursrecht, dat zelfs tien keer herdrukt is. Het heeft niet in haar carrière gepast, maar het burgemeesterschap had haar ook wel wat geleken.

Wederopbouw

Castricum had veel van de oorlog te verduren gehad. Het aantal inwoners was in 1944 meer dan gehalveerd tot 3.009. Hier en daar lag nog het puin van honderden voor de Atlantik Wall afgebroken woningen en andere panden. Mijnenvelden vormden een groot gevaar. Het strand was nog verboden gebied. Veel bunkers stonden her en der in het dorp en in de duinen waren restanten aanwezig van de Atlantik Wall: tankmuur, radartorens, betonnen drakentanden en een gedeeltelijke nog aanwezige tankgracht doorsneed de gemeente. Ziekenhuis Duin en Bosch was nog in gebruik als bewaringskamp voor NSB-ers.

De gemeenteraad was in juli 1941 opgeheven. Naast de burgemeester bestond het gemeentebestuur alleen uit SDAP-wethouder Hellinga. Hij had ten tijde van de NSB-burgemeesters ontslag genomen, maar was op verzoek teruggekeerd tot de verkiezingen voor de gemeenteraad in 1946.

De burgemeester pakte de zaken fors aan en wachtte de komst van de nieuwe gemeenteraad niet af. De voorbereiding van het wederopbouwplan begon heel snel. In september 1946 werden in café de Harmonie al tekeningen en een maquette van het nieuwe plan geëxposeerd. Grote verkeerswegen, waartussen Castricum en Bakkum als het ware zouden worden ingeklemd, de aanleg van een brink, een rooms-katholieke kerk in Bakkum en een nieuwe gereformeerde kerk waren er in opgenomen.

Nog voor de vaststelling van het plan (januari 1948) werd op 27 september 1946 de bouw van de eerste 37 woningen al gegund. Ze komen op het oude voetbalveld van Vitesse ’22: tussen het Schoutenbosch en de Oudeweg. De club moet zich even behelpen met noodvelden. Op 23 mei 1947 legt de burgemeester de eerste steen. De straten worden genoemd naar de omgekomen verzetsstrijders Huibert van Ginhoven, Jan Hoberg en Leo Toepoel.

Gemeenteraad

De eerste gemeenteraad na de oorlog bestond uit dertien leden: acht KVP, drie PvdA, een ARP/CHU en een CPN. Op 3 september 1946 vond de eerste raadsvergadering plaats. Gerrit Meijer (PvdA) en Piet de Vries (KVP) werden als wethouder gekozen. Vanaf 1955 tot 1966 waren Gerrit Meijer en Klaas Veldt (KVP) onafgebroken de wethouders.

Ondanks hun totaal verschillende achtergronden werkten burgemeester, wethouders en gemeentesecretaris Gerrit Louter (vanaf 1956) goed samen en hadden veel vertrouwen in elkaar. Zoals Veldt het eens heeft gezegd: “We verstonden elkaar goed hoor en dat is altijd zo gebleven.”

Gemeenteraad 1962-1966.
Gemeenteraad 1962-1966. Van links naar rechts staand W. Klinkenbijl, C.J. Baltus, J.W. Zandbergen, P.F. Janzen, J. Kraakman, mevrouw J.C. Verhoef-Defourny, W.M. Hendrikse, mevrouw M. Wentink-Beusman, J. Verkerk, J. de Vries, A. Kooiman, en D. Kaper. Achter de tafel de wethouders G. Meijer en N. Veldt, burgemeester C.F. Smeets en gemeentesecretaris G. Louter.

Herstel van beschadigde woningen en nieuwbouw had de hoogste prioriteit. Alles was ondergeschikt aan dat doel. Burgemeester Smeets ging voorop in de strijd. Hij drukte duidelijk zijn stempel op het gemeentelijk beleid. De gemeenteraad kwam slechts zo’n acht keer per jaar bijeen en commissievergaderingen bestonden tot 1954 niet. Het college van burgemeester en wethouders vergaderde vrijwel iedere week. De burgemeester kende de vergaderstukken op zijn duimpje en was dagelijks op het gemeentehuis aanwezig, voerde de meeste besprekingen en had dus een grote kennisvoorsprong op zijn medebestuurders.

Op de terreinen onderwijs en financiën voelde hij zich het meeste thuis. De wethouders hadden ook hun eigen werk en voerden vaak op zijn kompas. Oud-wethouder Veldt had er goede herinneringen aan: “Je moet niet denken dat het altijd eenstemmig was, maar de manier waarop het ging was altijd heel goed. Ik heb veel aan burgemeester Smeets te danken gehad. Ik heb veel van hem geleerd.”


Jaarboek 44, pagina 17

Het raadhuis

In de eerste jaren na de oorlog bestond de gemeentesecretarie uit vijf ambtenaren. De gemeentesecretaris Van Lunen en gemeenteontvanger De Nijs zaten apart. Daarnaast waren er op de bovenste verdieping van het gebouw personeelsleden van gemeentewerken te vinden. De burgemeester werd duidelijk gezien als ‘de baas’. Als hij ‘s morgens op het raadhuis kwam, was het zaak de geopende post zo snel mogelijk bij hem te bezorgen.

De vergaderzaal in het gemeentehuis.
De vergaderzaal in het gemeentehuis. Dorpsstraat 65 in Castricum, 1962. Van links naar rechts W. Klinkenbijl, J.W. Zandbergen, P.F. Janzen, C.M. Hageman, C.J. Baltus, mevrouw J.C. Verhoef-Defourny, J. Kraakman, wethouder G. Meijer, wethouder N. Veldt, burgemeester C.F. Smeets, gemeentesecretaris G. Louter. Verder zijn nog herkenbaar J. Verkerk, J. de Vries, A. Kooiman, D. Kaper en raadsnotulist H. Koelman. Niet zichtbaar op de foto zijn W.M. Hendrikse en mevrouw M. Wentink-Beusman. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Tot omstreeks 1962 waren de meeste ambtenaren nog in het oude raadhuis gehuisvest. Voor gemeentewerken op de zolder van het raadhuis was er nauwelijks ruimte voor twee tekenborden. De afdeling Financiën, Onderwijs en Personeelszaken onder leiding van Fons Mok vertrok in dat jaar naar een noodgebouw naast het ‘Tehuis voor Ouden van dagen’ aan de Overtoom. Nog voor alle bewoners naar De Boogaert waren verhuisd, werden daar ook al kamers als kantoorruimte in gebruik genomen.

De dependance van gemeentewerken aan de Brink.
De dependance van gemeentewerken aan de Brink  is in 1965 gebouwd. De dienst gemeentewerken was voordien op de zolder van het Raadhuis aan de Dorpsstraat ondergebracht. Nadat in 1982 het nieuwe gemeentehuis klaar was kwam het politiebureau in het pand. Foto Ad van de Velde. Toegevoegd.

Gemeentewerken kon in 1964 naar een nieuw gebouw op de Brink verhuizen. Het was hoogtijd, want er gebeurde veel in het dorp. Het gemeentepersoneel had de handen vol aan de nieuwe wijk Kooiweg en wat daar mee samenhing. In de ambtsperiode van burgemeester Smeets zijn tien bijzondere en openbare scholen, negen kleuterscholen, drie gymnastieklokalen en andere sportaccommodaties gerealiseerd.

Burgemeester Smeets op de karakteristieke stoel achter zijn bureau.
Burgemeester Smeets op de karakteristieke stoel achter zijn bureau.

De kamer van de burgemeester op de eerste verdieping was ingericht met antieke, houten meubelen. Achter zijn bureau stond een stoel met een kaarsrechte leuning. Iedereen vroeg zich af hoe iemand het daarop volhield. Het meubilair, en ook deze stoel, staat nu bij Oud-Castricum en wordt als zitplaats vaak gemeden.

Een bijzonder meubelstuk was het tabernakel; de naam voor een kastje waarin heilige zaken bewaard worden. In dat kastje stond een fles met oude jenever, die na lange vergaderingen op tafel kwam. De burgemeester was er een liefhebber van, net als van goede wijn, pijp en sigaren. Het tabernakel staat zonder de jenever ook bij Oud-Castricum.


Jaarboek 44, pagina 18

Feest op Koninginnedag

Koninginnedag was een echte hoogtijdag, die jaarlijks uitgebreid werd gevierd. Het begon met een reveille door leden van Castricums fanfare vanaf de torentrans en een defilé met drumband van de gymnastiekvereniging Vios en aubade van meer dan drieduizend (!) kinderen voor het raadhuis. Op het bordes stonden de burgemeester en de wethouders, pastoors, dominees en artsen met echtgenotes. Iedereen op zijn paasbest en de burgemeester in jacquet. Dochters van het burgemeesterspaar stonden in de menigte en waren stiekem best een beetje trots op hun ouders.

Koninginnedag 1959.
Koninginnedag 1959. Burgemeester Smeets wordt omringd door notabelen, katholieke en protestantse geestelijken, wethouders en hun echtgenotes. Links naast de burgemeester dokter A.P.W.A.M. de Jongh. Het kleed met gemeentewapen dat op het bordes hangt, is geknoopt door mevrouw Smeets en haar dochters met assistentie van de burgemeester.

De burgemeester hield een toespraak. Koningin sprak hij altijd uit met een zachte ‘g’ op zijn Limburgs. Dat heeft hij nooit kunnen veranderen. Na afloop ging hij met zijn gezelschap naar een horecagelegenheid en werd een oranjebittertje gedronken.

Voor de kinderen organiseerde het Oranjecomité van alles, zoals filmvoorstellingen, kinderspelen, poppenkast, enzovoort. De veilinghal aan de Kramersweg bood dikwijls onderdak voor diverse festiviteiten. Het dorpsfeest werd vele malen afgesloten met toneeluitvoeringen van de verenigingen Pancratius en Forento met bal na in de zalen van Borst en Roozendaal. Het waren de jaren nog zonder televisie in iedere huiskamer …

Wekelijks spreekuur

Een keer in de week op woensdagochtend had de burgemeester spreekuur en daar werd druk gebruik van gemaakt. Inwoners brachten allerlei problemen ter tafel. De woningnood was het grote knelpunt. Inwoning vond op grote schaal plaats. Ook kwamen er mensen met persoonlijke problemen. Hij was er dikwijls vol van.

De kinderen konden hun belevenissen altijd kwijt tijdens het middagmaal, maar niet op woensdag na het spreekuur. Dan wilde hun vader even stoom afblazen over wat hem die ochtend allemaal was voorgelegd. Zijn dochters wisten dat ze dan hun mond moesten houden. Mevrouw Smeets was een uitstekend klankbord en met haar oordeel kon ze haar man ondersteunen.

Haar suggesties waren belangrijk voor hem. Dochter Tienk Smeets herinnert zich een mooi voorbeeld. In de jaren (negentien) vijftig raakte de algemene begraafplaats bij de Protestantse kerk in de Dorpsstraat vol en er werd gezocht naar een geschikte andere locatie. Tijdens een zondagse wandeling met haar man pleitte mevrouw Smeets voor een plaats aan de voet van de duinen. Hij nam dat idee over en het kreeg de steun van het college en de gemeenteraad. De begraafplaats Onderlangs, met een katholiek en algemeen deel, werd in l953 aangelegd.

Erelid van de brandweer en hoeder van de openbare orde

Tot de verantwoordelijkheden van de burgemeester hoort openbare orde en veiligheid en hij heeft daarom gezag over brandweer en politiezaken. Smeets had een open oog voor de belangen van de brandweer. Tijdens zijn ambtsperiode is er ook voor de brandweer veel gebeurd, schreef oud-commandant Hopman in zijn verslag van de geschiedenis van het korps. Na de oorlog was er gebrek aan alles.

De doorrijstal op de hoek van de Dorpsstraat-Torenstraat met twee politieagenten. De brandweer is hier ook nog in gehuisvest. Als laatste zat hier een ijssalon en een opslag van fietsenmaker Bertus Eikel. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

De brandweer was gehuisvest in de oude doorrijstal naast De Rustende Jager. Het dak lekte, de zoldervloer was op veel plaatsen vergaan en omdat de vloer op de begane grond lager lag dan de straat, stond er bij regenbuien soms twintig centimeter water.

Na overwinning van de nodige problemen kon in 1954 een nieuwe brandweerkazerne in gebruik worden genomen en was het materieel verbeterd. Bij zijn afscheid in 1968 heeft de brandweer burgemeester Smeets als erelid benoemd. Daar was hij trots op en zo lang zijn gezondheid dat toeliet, was hij ook na zijn pensionering graag bij bijzondere gelegenheden aanwezig.

Samenkomst in de brandweerkazerne.
Samenkomst in de brandweerkazerne. Van links naar rechts Jan Middelhoff (locogemeentesecretaris), Gerrit Ronk senior (commandant brandweer 1965-1967), Tinus Hopman (commandantt brandweer 1967-1978), wethouder J. Kraakman, burgemeester Smeets, wethouder W.M. Hendrikse en geheel rechts J.S. van der Water, groepscommandant rijkspolitie (1960-1972).

Met de verschillende groepscommandanten van de rijkspolitie had Smeets regelmatig overleg. Hij hield dit beleidsterrein het liefst zo ver mogelijk weg van de gemeentepolitiek. In zijn nieuwjaarsrede over 1953 heeft hij er toch iets over gezegd: ”In het afgelopen jaar is de baldadigheid van de jeugd zoveel mogelijk bestreden en ettelijke jeugdige zondaars zijn op het bureau over hun wandaden onderhouden. Hierbij is verschillende malen gebleken, dat de opvoeding en het overwicht van de ouders op hun kinderen te wensen overlaat.”

De jeugdcultuur veranderde in de jaren (negentien) vijftig. De ‘nozem’ kwam in beeld. Honderden jongens en meisjes kwamen per trein naar het dorp. Vechtpartijen waren na sluitingstijd aan de orde van de nacht en de rijkspolitie kwam handen tekort om de horden jongelui weer naar het station te loodsen.


Jaarboek 44, pagina 19

De burgemeester verlangde goed toezicht op het dansen en ging in 1956 zelfs even zover dat hij eiste dat er alleen nog gedanst mocht worden op muziek van een pianist en violist. Ondanks het strengere toezicht bleef het uitgaanscentrum de nodige zorgen baren, zowel voor burgemeester Smeets als voor zijn opvolgers.

De auto

De gemeente had ook een auto, een Fiat, waarmee Smeets de vergaderingen in de omgeving kon bezoeken, zoals de kring van burgemeesters. De auto stond bij hem in de garage. Hij hield absoluut niet van autorijden en liet het stuur zoveel mogelijk aan anderen over. Ambtenaar Jan Middelhoff was vaak de gelukkige. Hij constateerde dat de auto vreselijk slecht liep en vroeg de burgemeester hoe hij toch met dat ding kon rijden. Die had niets bijzonders gemerkt.

Garagebedrijf Kooijman.
Dorpsstraat met links het Esso uithangbord van garagebedrijf Kooijman. Dorpsstraat 3, 5, 7 in Castricum, 1977. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.
.

Bij garage Kooijman werd geconstateerd dat de uitlaat dicht zat en Middelhoff werd geadviseerd hem schoon te rijden. Dat was dan op een lage versnelling met een heel hoog toerental. Op de Zeeweg hoorde hij luide knallen en zag rookwolken achter de auto opstijgen. Op het strandplateau hield politieman Kloos hem aan. Middelhoff: “Hij zei ‘je hebt het bos zo ongeveer in brand gestoken’. Er vlogen gloeiende proppen roet in het rond. Ik zette de auto weer terug in de garage bij de ambtswoning. Garagedeuren dicht en sleutels door de brievenbus. De volgende dag kwam de burgemeester op kantoor en zei: “Meneer Middelhoff wat heeft u met die auto gedaan? Ik kan hem nauwelijks in m’n macht houden.”

Verjaardag

Op zijn verjaardag ontving de burgemeester in de loop van de ochtend zijn vaste gasten, waaronder dokter De Jongh en echtgenote met wie ze wekelijks bridgten, de pastoor, zijn broer Henri, burgemeester van Zoeterwoude, Spaansen van het polderbestuur, wethouders, gemeentesecretaris en nog enkele intimi. Wethouder Klaas Veldt kwam ieder jaar met hetzelfde zeer gewaardeerde cadeau: een door zijn broer Jan pas geschoten haas. Het waren vrolijke samenkomsten met drank en goede sigaren.

Alle vier dochters kregen pianoles. Erg enthousiaste leerlingen waren ze niet, maar ze vonden het toch wel leuk om met pianobegeleiding van een van hen Limburgse en andere liedjes te zingen.

Burgemeester Smeets verloochende zijn Limburgse roots niet met zijn deelname aan een jaarlijkse processie, die destijds nog in de kerk werd gehouden. Hij liep dan in jacquet voorop met notabelen als notaris Westen en dokter De Jongh. Dat de Dokter de Jonghweg op de C.F. Smeetslaan aansluit heeft ook wel iets.

Verzuiling

In het dorp met zijn overwegend katholieke bevolking was de verzuiling in de jaren (negentien) vijftig en zestig nog volop gaande. De samenleving was zeer verdeeld. Er was een katholieke en een algemene vereniging voor vrijwel alles. Dat werd vanuit de rooms-katholieke kerk ook gepropageerd en het gemeentebestuur moest met de maatschappelijke verhoudingen rekening houden.

Er bestond een overkoepelend orgaan van jeugdverenigingen (Castricums Centraal Jeugdoverleg) en daarnaast een rooms-katholieke jeugdraad als overkoepelend orgaan van rooms-katholieke jeugdverenigingen. Naast elkaar stonden aan de Burgemeester Boreelstraat de noodgebouwen van een rooms-katholieke bibliotheek, waar dochter Hans Smeets de leiding had, en een algemene bibliotheek. Een voorbeeld van de verdeelde samenleving is ook de totstandkoming van de tennisbanen in 1956. De Tennisclub Bakkum wilde graag drie banen realiseren, maar voor de, onder druk van de in de parochie werkzame kapelaan Tuyp opgerichte katholieke tennisclub (ODO ‘Oefening doet overwinnen’), werd voor katholieke tennissers een vierde baan aangelegd. De kinderen van de burgemeester bleven toch lid van de Tennisclub Bakkum. De katholieke club leed een kwijnend bestaan en werd in 1960, na toestemming van de bisschop, opgeheven.

Castricum forensendorp

In de jaren (negentien) vijftig en zestig vond de voorziene omvorming van agrarische gemeente naar forensendorp voor een groot deel plaats. Er werd veertig hectare tuingrond aangekocht en daarnaast elf hectare onteigend. Deels was de grondverwerving bestemd voor compensatie van tuinders, maar velen vonden ander werk. Er werd een structuurplan ontwikkeld, uitgaande van een toekomstig inwonertal van 30.000 tot 35.000 inwoners.


Jaarboek 44, pagina 20

Het streekplan van 1962 beperkte de uitbreiding in oostelijke richting met enkele honderden meters, wat te wijten zou zijn aan de terughoudende opstelling van de gemeente tegenover bouwen voor Hoogovenpersoneel. Toch lag er een grote opgave.

Burgemeester Smeets: “Wij hebben begrepen, dat wij een taak hebben te vervullen, door degenen, die in Amsterdam, de Zaanstreek of de IJmond hun werk hebben doch daar geen woning kunnen krijgen, aan woonruimte te helpen. Wij hebben ons er mee verzoend, dat Castricum, in een tijdsbestek van twintig jaren tot 35 à 40.000 inwoners zal uitgroeien.”

De burgemeester en aannemer Jan Biesterbos poseren bij de eerste steen van de tweeduizendste naoorlogse woning (1962). Het bouwbedrijf is voor Castricum heel lang van grote betekenis geweest.
De burgemeester en aannemer Jan Biesterbos poseren bij de eerste steen van de tweeduizendste naoorlogse woning (1962). Het bouwbedrijf is voor Castricum heel lang van grote betekenis geweest.

Burgemeester Smeets legde in 1952 de eerste steen voor 96 woningen in de Oranjebuurt. Een grote stunt die alle bioscoopjournalen haalde, was de verplaatsing van een stenen huis van de Koningin Wilhelminalaan naar de Prinses Beatrixstraat, waar het nog staat.


Jaarboek 44, pagina 21
De verplaatsing van de tuinderswoning van de familie Schut.
Een enorme stunt levert Biesterbos, wanneer hij in september 1952 het stenen huis van de familie Schut, dat de verlenging van de Koningin Wilhelminalaan in de weg staat, in zijn geheel verplaatst. Het huis wordt op een soort stalen slee gezet en met een lier voortgetrokken door de Prinses Irenestraat, richting Prinses Beatrixstraat. Het huis staat nog op de plaats waar het des tijds is aangekomen, op de hoek van de Prinses Beatrixstraat en de Dorpsstraat.

Aannemer Biesterbos vestigde zijn naam hiermee. In 1962 in de componistenbuurt legde de burgemeester de eerste steen voor de inmiddels tweeduizendste naoorlogse woning. De laatste eerste steen van de burgemeester, in l967 bij woningen aan het Wayenburgh, was tevens de eerste van de uitbreiding van het dorp aan de oostkant. Het betrof Molendijk, het plan waarin de plaats van een winkelcentrum en een nieuwe hoofdwegenstructuur met een zuidelijke, oostelijke en noordelijke ‘invalsweg’ werd vastgelegd. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Spannende debatten gingen aan de vaststelling en uitvoering van dit plan vooraf. Over wel of geen hoogbouw verschilden de meningen al vele jaren. In het dertigste jaarboek (2007) is daarop ingegaan. Burgemeester Smeets kende zijn zaakjes en bleef overeind als een rots in de branding. Hij was wel teleurgesteld over de grote tegenstellingen in de raad en heeft zich nog eens laten ontvallen dat het hem speet dat hij er nooit een eenheid van had kunnen maken.

Castricum groeide van 8.871 inwoners in 1950 tot 17.000 inwoners op 1 januari 1968. Nu ontstonden er langzamerhand mogelijkheden voor de realisering van reeds lang gekoesterde wensen, zoals een zwembad, nieuw raadhuis, gemeenschapscentrum en bibliotheek.

De gemeenteraad bij het afscheid van burgemeester Smeets in 1968.
De gemeenteraad bij het afscheid van burgemeester Smeets in 1968.
Van links naar rechts gemeentesecretaris G. Louter, ir. W. Stam, J.W. Kraakman, C. Res, C.J. Baltus, A. Kooiman, W.M. Hendrikse, P.F. Janzen, mevrouw M. Wentink-Beusman, D. Kaper, J. Verkerk, mevrouw C.M. Smeets-Koot, J.J. Bollen, J.W. Kaandorp, burgemeester C.F. Smeets, G. Meijer, A. Zonneveld, J. de Vries en J.W. Zandbergen.

Afscheid

Op 29 november 1968 nam burgemeester Smeets afscheid na 23 jaar leiding te hebben gegeven aan de wederopbouw en groei van Castricum. In de oude protestantse kerk werd een heilige mis opgedragen en tevens een indrukwekkende oecumenische dienst gehouden

Tijdens een bijzondere raadsvergadering werd de burgemeester onderscheiden met het ereburgerschap van de gemeente Castricum. Locoburgemeester Hendrikse benadrukte dat Smeets altijd constructieve samenwerking ing oede sfeer trachtte te bevorderen.

Raadslid ir. Willem Stam, bekend als ‘troubleshooter’, die nog al eens voor ophef had gezorgd, memoreerde de zelfbeheersing die de burgemeester aan de dag legde om de zaken in goede banen te leiden. “U heeft u boven alle partijen gesteld en een open oor gehad voor de problemen waar we voor stonden.”

Locoburgemeester Hendrikse maakt namens de gemeenteraad de toekenning van het ereburgerschap bekend.
Locoburgemeester Hendrikse maakt namens de gemeenteraad de toekenning van het ereburgerschap bekend.

Ook veel autoriteiten spraken waarderende woorden over de buitengewoon belangrijke rol die de burgemeester bij de ontwikkeling van Castricum had gehad. Burgemeester Nielen van Heemskerk, die bij de installatie van Smeets de locoburgemeester in Castricum was, bood een boom aan om te planten tussen Heemskerk en Castricum ter bescherming tegen de IJmondiale wind en namens de burgerij kreeg hij een reis aangeboden. Ambtenaren en inwoners hadden er voor gecollecteerd.

Het was een groots afscheid en tegelijk het begin van een nieuwe episode in de historie van het dorp.

Niek Kaan

Naschrift :

De burgemeester en zijn echtgenote verhuisden uit de ambtswoning aan de Stationsweg naar een appartement (met wijnkelder) in de nieuwe wijk Kooiweg. Hij overleed op 23 februari 1978 en zijn echtgenote op 13 september 1993. Hun laatste rustplaats is op de begraafplaats Onderlangs.

Bronnen:

  • Archief gemeente Castricum/Regionaal Archief Alkmaar;
  • Archief Oud-Castricum;
  • Bandopnames van gesprekken met ambtenaren Herman Koelman en Jan Middelhoff en oud-gemeenteraadsleden Klaas Veldt en Henk Twisk in 1978;
  • Hopman, Tinus, De geschiedenis van de brandweer in Castricum (1996);
  • Bruin, Roel J.W. de, Castricum in de groei, 30e Jaarboek Oud-Castricum (2007);
  • Kaan, Niek, Castricum in opbouw, 30e Jaarboek Oud-Castricum (2007);
  • Veelen, M.J. Een Posterholtse familie Smeets, 31e jaarboek Heemkunde Roerstreek (1999);
  • Zuurbier, Simon, Het gemeentebestuur tussen twee fusies, 34e Jaarboek Oud-Castricum (2011).

Met dank aan: Ger Foeken, Fons Mok en Tienk Smeets.

18 maart 2024

Achter de voordeur van Tiny Hemstede-Gorter (Jaarboek 43 2020 pg 39-43)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 43, pagina 39

Achter de voordeur van Tiny Hemstede-Gorter

Tiny Hemstede-Gorter.
Tiny Hemstede-Gorter.

Achter de voordeur is een rubriek over oudere Castricummers met een interessant verhaal dat herkenning en herinnering oproept. In dit jaarboek het boeiende leven van de in 1925 geboren Tiny Hemstede-Gorter. Ondanks haar hoge leeftijd is haar geheugen nog haarscherp en vertelt ze honderduit over haar jeugd, vele baantjes, verhuizingen en ook over ‘haar cluppie’ DOS.

Wat tegenwoordig heel normaal is, was nog niet zo lang geleden heel bijzonder. Niet zozeer omdat vroeger meer situaties verboden waren, maar er golden andere normen en waarden. Als katholiek kocht je de boodschappen bij de katholieke middenstand. Als protestant was je geen lid van een katholieke sportvereniging. Een getrouwde vrouw hoorde niet te werken. Tiny Hemstede was een uitzondering. Naast haar verschillende banen voedde ze twee kinderen op en was ze zeer actief in het verenigingsleven.

Het gezin van Anton Gorter en Guurtje Mooij in 1942.
Het gezin van Anton Gorter en Guurtje Mooij in 1942. Achter vader en moeder van links naar rechts: Cees, Tiny en Arie.

Jeugd

Tiny is geboren in de Dorpsstraat op 9 mei 1925 uit het huwelijk van Anton Gorter (1901-1993) en Guurtje Mooij (1899-1967). Ze vertelt: “Ik heb bijna mijn hele leven in Castricum gewoond. Naast het pand waar nu (in 2020) slagerij Van der Meer zit, had mijn vader Anton een herstelplaats voor rijwielen en motoren met de naam ‘De nieuwe winkel’, dat later een garage werd. Daarboven ben ik geboren. Mijn vader was een van de eerste die een vervoersdienst had voor het strand.

‘De nieuwe winkel’ in de Dorpsstraat.
‘De nieuwe winkel’ in de Dorpsstraat van Anton Gorter, die in de voorste auto zit. Het busje daarachter werd gebruikt voor het strandvervoer.

Dat deed hij met een busje, waarin plaats was voor twaalf personen. Hij heeft trouwens altijd een auto gehad. Van 1930 tot 1933 werkte hij bij de Skoda-garage in Beverwijk, waar we ook hebben gewoond. Vader heeft ook nog rond 1935 café ‘Duinzicht’ gehad vlak over het spoor aan de Beverwijkerstraatweg. In de laatste fase van zijn werkzame leven was hij in dienst bij garage Lute naast de Corso, waar hij ook aan de pomp stond.

Mijn moeder was een heel lieve en hartelijke vrouw. Haar moeder was eigenaar van café ‘Het haasje’ in Egmond-Binnen en met de kermis ging mijn moeder ‘opoe’ helpen. Vanaf de jaren (negentien) vijftig ontving mijn moeder badgasten en daar hebben we nog heel lang goede contacten mee onderhouden.

Ik wil ook nog even zeggen dat mijn grootvader Ariën Gorter in ons dorp een bekende en imposante rijksveldwachter was, die veel aanzien had.”

In 1929 ging Tiny naar de kleuterschool: “Dat was bij de nonnetjes in het schoolgebouw naast de Pancratiuskerk waar nu fysiotherapiepraktijk Rootjes is gevestigd. Wij waren Nederlands hervormd, maar een openbare kleuterschool bestond toen nog niet.”


Jaarbok 43, pagina 40

De laatste klas van de C.O.L.-school in Bakkum op 1 april 1938.
De laatste klas van de C.O.L.-school in Bakkum op 1 april 1938. Tiny zit op de achterste rij derde van links.

Na terugkomst uit Beverwijk ging het gezin Gorter met Tiny en de tweelingbroers Arie (1928-2019) en Cees (1928-2011) in de Geelvinckstraat wonen. Tiny: “Vanaf dat moment bezocht ik de openbare lagere school naast het oude raadhuis, maar al snel stapten we over naar de nieuwe school aan het begin van de Bakkummerstraat, waar het Jac. P. Thijsse College ook nog heeft gezeten. Later zijn er woningen in gemaakt. In 1938 verliet ik de lagere school en ging naar de vierjarige mulo in Heiloo. Omdat ik aardig kon meekomen, deed ik die in drie jaar.

Tiny in het winkeltje op het strandplateau in de zomer van 1941.
Tiny in het winkeltje op het strandplateau in de zomer van 1941.

Ondertussen hielp ik mijn vader en moeder in de zomervakantie van 1941. Zij pachtten toen het paviljoen ‘Armeria’ op het Castricumse strand. Daar hoorde een winkeltje bij op het strandplateau, waar ik onder andere ijs mocht verkopen. Het hele gezin woonde die zomer in het paviljoen. Van de vele verhuizingen in mijn leven heb ik overigens een trauma overgehouden. Ik was namelijk in mijn jeugd al bang voor muizen en dat werd alleen nog maar erger toen er tijdens een verhuizing een muis tevoorschijn kwam uit een opgerold tapijt. Daar schrok ik zo van dat ik bovenop het diertje ben gesprongen, die dat niet overleefde.”

Melkfabriek

Tiny vervolgt: “In 1941 moest ik na de ulo direct aan het werk. Ik was toen zestien jaar. Onze melkboer Paultje Lute tipte mijn moeder dat er op het kantoor van melkfabriek ‘De Holland’ een vacature was en daarvoor werd ik aangenomen. Mijn man Kasper Hemstede, die in 1941 vanuit Hoogeveen in Castricum ging wonen, heb ik ook op de fabriek leren kennen. Hij was daar melkcontroleur op het laboratorium.”


Jaarboek 43, pagina 41

De Holland in het geboortejaar van Tiny.
De Holland in het geboortejaar van Tiny.

De Holland

Stoomzuivelfabriek De Holland werd in 1905 opgericht en stond op de hoek van de Breedeweg en het Schoutenbosch. In 1915 ontwikkelde de kleine fabriek zich eigenlijk pas goed en in 1923 werd deze elektrisch aangedreven.

In de loop der jaren volgden diverse uitbreidingen. Na de oorlog veranderde de naam van de fabriek in Zuivelfabriek en Melkinrichting ‘De Holland NV’ en in 1955 vond een fusie met de fabriek in Velsen plaats.

Rond 1960 bleek dat De Holland met een verouderde inrichting en een te kleine capaciteit zijn tijd had gehad. De fabriek hield het nog even vol, maar op 31 december 1963 was de sluiting een feit.

Spoedig ondervond ook Tiny de gevolgen van de Tweede Wereldoorlog: “We moesten in 1943 evacueren vanuit de Geelvinckstraat naar Zaandam. De huizen werden niet afgebroken, zoals op de Mient, maar werden bezet door Duitse soldaten. Later is het pas tot me doorgedrongen dat het huis in Zaandam waarschijnlijk van weggevoerde Joodse mensen was. In 1944 mochten we terug, omdat ik belangrijk was voor de melkfabriek, waar ik opnieuw aan de slag ging. Ik verdiende daar echter maar vijf gulden per week, waarvan ik nog de helft aan mijn moeder gaf. Je werkte toen ook zaterdags nog tot 12 uur.

Mijn verantwoordelijkheid was best groot, want ik zorgde voor uitbetaling van de boeren. Honderdvijftig boeren leverden hun melk in en van de melkontvanger kreeg ik dan de melkbriefjes. Elke vier weken moest ik dan berekenen hoeveel geld ze kregen. Dat hing ook van het melkvet af. Elke maand ging ik naar de bank, naast waar nu (in 2020) de Rabo zit, en haalde honderdduizend gulden. En daarmee ging ik dan over straat. Dat zou nu niet meer kunnen …”

Trouwfoto van Kasper en Tiny.
Trouwfoto van Kasper en Tiny.

Huwelijk

Op 14 mei 1944 zijn Kasper en Tiny verloofd. Zij trouwden op 13 maart 1946 en daar was nog speciale toestemming voor nodig: “Omdat Kasper naar Nederlands-Indië ging als vrijwillig militair bij de Marine, kregen we tegen betaling van 5,50 gulden dispensatie om vervroegd te trouwen.

Kwitantie voor de kerkelijke huwelijksinzegening.
Kwitantie voor de kerkelijke huwelijksinzegening.

Ons huwelijk is op dezelfde dag ook kerkelijk ingezegend in de Dorpskerk, waarvan ik nog een kwitantie van vijf gulden heb bewaard. Op 20 maart heb ik Kasper vanaf de pier in IJmuiden uitgezwaaid en na twee en een half jaar kon ik hem weer in mijn armen sluiten.”

Per 1 september 1945 ging Tiny op het distributiekantoor naast de bioscoop in de Dorpsstraat werken. Deze kantoren bestonden in Nederland gedurende de Tweede Wereldoorlog en nog vijf jaar daarna. Een distributiekantoor was de plaatselijke vestiging van de autoriteit die door middel van een bonnensysteem de rantsoenering van levensmiddelen en andere schaarse goederen organiseerde.

Op de achtergrond is het distributiekantoor zichtbaar (naast de Corso bioscoop).
Op de achtergrond is het distributiekantoor zichtbaar (naast de Corso bioscoop). Dorpsstraat 72 in Castricum, 1942. Ervoor ijsboer Anton Liefting. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Tiny: “Daar kon ik aardig wat meer verdienen. Maar die kantoren werden samengevoegd. Ik kon toen kiezen uit Beverwijk of Amsterdam. De verbinding naar Amsterdam was beter dan die naar Beverwijk, dus koos ik daarvoor. Ik begon in september 1946 bij de Inspectie Distributie Amsterdam en bleef daar tot mei 1948. Daarna heb ik nog een paar maanden op de speelgoedafdeling van de Bijenkorf gewerkt. Ook was ik daar tot medio 1951 oproepkracht voor de schoenenafdeling.”


Jaarboek 43, pagina 42

Landbouwhuis

Het gezin van Kasper en Tiny in 1957. Links Marion en rechts Irene.
Het gezin van Kasper en Tiny in 1957. Links Marion en rechts Irene.

Omdat Kasper en Tiny de eerste jaren van hun huwelijk inwoonden bij iemand in de Geelvinckstraat, waren ze blij dat ze in 1949 konden verhuizen naar de Poelvenstraat (later Poelven geheten): “Dat was toen een mooie buurt. We hadden daar de bovenste verdiepingen van een duplexwoning. In 1952 en 1953 zijn respectievelijk onze twee dochters Irene en Marion er geboren.

In 1958 vroeg de directeur van de melkfabriek of ik kon bijspringen, omdat ze omhoog zaten. Waarom niet, dacht ik, alhoewel het een uitzondering was dat een moeder met jonge kinderen ging werken. Daarom werkte ik alleen tijdens schooluren en niet in de vakanties. Nadat ik er weer vijf jaar in dienst was, werd de fabriek eind 1963 opgeheven. Op de laatste dag ging ik huilend op mijn Solex naar huis.”

Vanaf 1964 zat Tiny ook niet stil: “Ik heb eerst weer een aantal tijdelijke baantjes gehad. Dat was op de administratie van modehuis Stevens en op die van Duin en Bosch. In 1966 keerde ik terug naar de Bijenkorf en belandde daar op de foto-afdeling. In 1967 ging ik opnieuw voor de boeren aan de gang. Dat was op het oude Landbouwhuis in Alkmaar op het Kerkplein. Dat was een vestiging van het ministerie. Later verhuisden we naar een nieuw kantoor aan de Helderseweg met uitzicht op het Noord-Hollands kanaal en de spoorbrug. Ik was secretaresse en heb dat volgehouden tot mijn pensioen eind 1989. Wat had ik het daar fijn.”

Tiny op haar werkplek in het Landbouwhuis (1984).
Tiny op haar werkplek in het Landbouwhuis (1984).

In het begin van haar laatste baan reisde Tiny samen met Kasper naar het Landbouwhuis: “Mijn man werkte daar ook als laborant in de zuivel. In zijn militaire periode was hij medisch analist en werkte in het hospitaal van Soerabaja.

In Indonesië had hij een amoebendysenterie opgelopen en uiteindelijk is hij daaraan in 1972 overleden op de leeftijd van vierenvijftig jaar. Tegenwoordig worden de jongens, die op missie gaan, onthaald als ze terugkomen. Dat was toen niet zo. Ze werden in een bus gezet met een zak sinaasappelen en moesten wegwezen.”

Soerabaja, 1981.
Soerabaja, 1981.

Lief en leed

Nadat Tiny heeft verteld dat na het overlijden van Kasper het werken in Alkmaar haar er bovenop heeft gebracht, voegt ze eraan toe dat het noodlot in 1993 weer toesloeg: “Onze dochter Irene overleed na een ziekte op 41-jarige leeftijd. Ook mijn twee broers leven niet meer. Cees overleed in 2011 en Arie vorig jaar na een hersenbloeding. Hij was 91 en wist heel veel over ons dorp. Daarentegen prijs ik mij gelukkig dat ik twee kleinkinderen kreeg en twee achterkleinkinderen.

En wat mijn eigen gezondheid betreft mag ik helemaal niet klagen. Vanaf 1959 tot 15 februari van dit jaar heb ik zelfstandig aan de Hendrik Casimirstraat 12 gewoond met een prachtig uitzicht op het plantsoen dat grenst aan de Willem Alexandersingel. Ik ben ook erg blij dat mijn kleindochter het huis heeft overgenomen. Ook heb ik altijd genoten van autorijden, wat ik tot mijn 92e heb gedaan.”

Naast haar arbeidzame leven was er gelukkig ook tijd voor ontspanning: “Ik heb veel gereisd en als passagier op meerdere cruises de wereld verkend. In de jaren (negentien) tachtig ben ik naar Indonesië gegaan om een bezoek te brengen aan het ziekenhuis in Soerabaja waar mijn man heeft gewerkt. Met mijn kinderen heb ik dertig jaar van de wintersport genoten. Ook daar kijk ik met heel veel plezier op terug.”

Leden van Gymnastiekvereniging DOS.
Leden van Gymnastiekvereniging DOS in 1983. Zittend/gehurkt van links naar rechts: mevrouw Truus Dijkstra, mevrouw Benjamin, mevrouw Wies-Spaan (achter met wit shirt), vooraan met bloemen mevrouw Tiny Hemstede-Gorter (50 jaar lid). Staand helemaal rechts Marjan Dijksta. Foto Ad van de Velde. Toegevoegd.

DOS

De liefde voor de gymnastiek zat er bij Tiny al vroeg in. Vanaf haar achtste tot haar zevenentachtigste is ze actief geweest voor de openbare vereniging Door Oefening Sterk, die in het dorp moest opboksen tegen de katholieke club VIOS. Aan de geschiedenis van beide verenigingen, die in 2012 met elkaar fuseerden, is een artikel gewijd in het 33e Jaarboek van Oud-Castricum. Daarin wordt Tiny het clubicoon genoemd.


Jaarboek 43, pagina 43

Het damesteam van DOS tijdens een turndag op 17 mei 1948 in Arnhem ter gelegenheid van het 80-jarig bestaan van de gymnastiekbond. Van links naar rechts bovenste rij: ?, mevrouw Teiwes, Boukje Belwinkel en Lieneke Heida; onderste rij: ?, Ida Tiemstra, Tiny Hemstede en Bep Verduin.

Zij blikt nog eens terug: “DOS is van onschatbare waarde in mijn leven geweest. We gymden eerst in een zaal van café Borst en later in de gymzaal van de Centrale Openbare Lagere school. Ik ben 42 jaar bestuurslid geweest, waarvan 37 jaar penningmeester. Mijn kinderen vonden wel dat hun moeder vaak aan de tafel zat om acceptgirokaarten in te boeken. Niks nog computers, alles ging met de hand.

Tiny Hemstede-Gorter en F. Posthuma.
Tiny Hemstede-Gorter en F. Posthuma, voorzitter van de Kring NH-Zuid van de gymnastiekbond, die haar huldigt vanwege haar 50-jarig lidmaatschap van DOS. Foto Ad van de Velde. Toegevoegd.

In 1967 werd ik benoemd tot erelid en op 20 maart 1982 ontving ik een Koninklijke onderscheiding. Die werd mij door locoburgemeester Henk Wokke opgespeld tijdens de receptie ter ere van het gouden jubileum van de vereniging. Ik hield aan DOS veel vriendinnen over, waarvan er helaas nog maar eentje leeft. Dat is Annie Peppelenbos, die lange tijd mijn mantelzorger is geweest.”

Overhandiging van het 20e jaarboekje aan oud-medewerkers van de melkfabriek 'De Holland'.
Overhandiging van het 20e jaarboekje aan oud-medewerkers van de melkfabriek ‘De Holland’. Van links naar rechts: S.P.A . Zuurbier, S. Admiraal, Th. Lute, mevrouw T. Hemstede-Gorter en mevrouw C. Zonneveld-Dijkman. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Oud-Castricum

Tiny is ook al jaren geïnteresseerd in de activiteiten van Oud-Castricum, waarvan ze inmiddels een van de oudste donateurs is: “Het is altijd weer fijn om eind oktober een nieuw jaarboek te krijgen en het is natuurlijk bijzonder dat ik al in vijf boeken wordt vermeld. Als onderwerpen mij veel interesseren, dan doe ik briefjes tussen de betreffende bladzijden, zodat ik ze snel kan terugvinden. Meestal blader ik een nieuw boek eerst door en dan maak ik een selectie van de artikelen die ik echt wil lezen. Het is me daarbij opgevallen dat de Castricumse families, waarvan er altijd een wordt beschreven, de laatste jaren wat kleiner zijn geworden. Verder heb ik regelmatig tijdens open dagen een bezoek gebracht aan De Duynkant en heb ik erg genoten van diapresentaties en oude films.”

Tiny ontmoet in 2006 tijdens een open dag van Oud-Castricum haar oude kennis Cor de Haan uit Harderwijk.
Tiny ontmoet in 2006 tijdens een open dag van Oud-Castricum haar oude kennis Cor de Haan uit Harderwijk. Cor werkte tot 1947 bij bakkerij Kuilman en was actief bij voetbalvereniging CSV.

Santmark

Wie dacht dat Tiny na haar pensionering achter de geraniums ging zitten, komt bedrogen uit: “Ik heb nog een aantal jaren als vrijwilligster gewerkt in De Santmark. Daar hielp ik met allerlei hand- en spandiensten, zoals koffie rondbrengen. Ook heb ik bijgesprongen bij het rondbrengen van maaltijden voor Tafeltje Dekje.”

Sinds half februari van dit jaar heeft Tiny geen eigen voordeur meer en bewoont ze zelf een kamer in het verzorgingshuis aan de Oranjelaan. Vanwege de coronacrisis kwam er even later een abrupt einde aan haar sociale contacten en dat viel Tiny zwaar. Na zo’n actief en arbeidzaam leven was het een straf voor haar om binnen te blijven en niet de straat op te gaan. Ook haar 95e verjaardag moest helaas op gepaste afstand worden gevierd. Gelukkig heeft de coronacrisis geen invloed gehad op de kwaliteit van dit artikel. Want tot het laatst verkondigt Tiny: “Mijn geheugen is nog steeds haarscherp en daardoor blijven herinneringen bewaard!”

Peter Mol

Met dank aan: Tiny Hemstede-Gorter en Marion Hemstede.

Bronnen:

  • Baars, Frans., Het onderwijs in Castricum van 1850 tot 1940, 11e Jaarboekje Oud-Castricum, 1988;
  • Boot, Hans, Het Castricumse strandleven, 24e Jaarboekje Oud-Castricum, 2001;
  • Boot, Hans, De geschiedenis van de Werkgroep Oud-Castricum, 30e Jaarboekje Oud-Castricum, 2007;
  • Boot, Hans., De Castricumse gymnastiekverenigingen, 33e Jaarboek Oud-Castricum, 2010;
  • Kaan, Niek, De geschiedenis van de stoomzuivelfabriek ‘De Holland’, 20e Jaarboekje Oud-Castricum, 1997.
  • Kroniek van de gemeente Castricum, 6e Jaarboekje Oud-Castricum, 1983.

13 november 2023

Geheim agent Co Brandjes in de Tweede Wereldoorlog (Jaarboek 42 2019 pg 14-21)


Jaarboek 42, pagina 14

Geheim agent Co Brandjes in de Tweede Wereldoorlog

Gedenkteken Co Brandjes bij de dorpskerk naast de oorlogsgraven.
Gedenkteken Co Brandjes bij de dorpskerk naast de oorlogsgraven.

Naast de oorlogsgraven op de sfeervolle begraafplaats aan de noordkant van de dorpskerk staat een gedenkteken in de vorm van een houten kruis. Daarop de tekst: In memoriam Jack J. Brandjes, Co, Engelandvaarder Agent B.I. 1922-2000.

De naam Brandjes was ooit verbonden aan het winkelpand, bekend als ‘Huis met de Kogel’, bij de toegang tot de begraafplaats en de dorpskerk. Maar wie was Jack of Co en wat was de reden van de plaatsing van het gedenkteken op deze eervolle plek? Wat betekende agent B.I.? Kortom veel vragen. De speurtocht naar Co Brandjes leidde ook naar dorpsgenoot Ab Bleeker. Hun wegen scheidden zich maar voor beiden was de Tweede Wereldoorlog een cruciale fase in hun leven. Co Brandjes werd een van de geheim agenten waarvan bijna de helft is omgekomen. Hij heeft zijn bijdrage geleverd aan de bevrijding van Zuid-Nederland in het najaar van 1944, nu 75 jaar geleden.

Het volgens overlevering 300 jaar oude Huis met de Kogel dat Cor Brandjes in 1922 kocht van winkelier Pancras Kazenbroot. De kogel in de voorgevel, evenals die in de toren van de dorpskerk, zou nog zijn achtergebleven uit de gevechten met de Engelsen en Russen in 1799.
Het volgens overlevering 300 jaar oude Huis met de Kogel dat Cor Brandjes in 1922 kocht van winkelier Pancras Kazenbroot. De kogel in de voorgevel, evenals die in de toren van de dorpskerk, zou nog zijn achtergebleven uit de gevechten met de Engelsen en Russen in 1799.

Huis met de Kogel

Het was Cees Brandjes die toestemming had gekregen het gedenkteken bij de dorpskerk te plaatsen en er een gedeelte van de as van zijn oom te begraven die in 2000 is overleden. Cees: “De as was in bezit van de vriendin van mijn oom. Een ander deel van zijn as is in Florida. Hij heeft na een avontuurlijk leven zijn toekomst in Amerika opgebouwd. Daar werd hij Jack genoemd, maar zijn echte naam is Jacobus Johannes en zijn roepnaam was Co.”

Co was een Castricummer maar werd in Baarn geboren op 2 mei 1922. Dat kwam zo. Zijn vader Cor Brandjes (1885-1968) was de derde zoon van Nicolaas (Klaas) Brandjes en Eva Cornelisse die in de Oosterbuurt een landbouwbedrijf runden. Duidelijk was dat de oudste zoon het bedrijf zou overnemen. Cor moest wat anders zoeken. Hij trouwde met Maria Res. Familie van zijn vrouw had in Baarn een zaak in huishoudelijke artikelen. Het echtpaar verhuisde naar Baarn en nam deze winkel over. Hun eerste drie kinderen zijn daarom in Baarn geboren. Co was de laatste. Ondanks het predicaat ‘Hofleverancier’ liep de zaak niet geweldig en bovendien hadden Cor en Maria heimwee naar Castricum.

Magazijn van C. Brandjes.
Magazijn van C. Brandjes.

Pancras Kazenbroot, die in het oude ‘Huis met de Kogel’ ook huishoudelijke artikelen verkocht, wilde er wel een punt achter zetten en Cor en Maria besloten die winkel over te nemen.


Jaarboek 42, pagina 15

Co en zus Riet in de Burg. Mooijstraat. Co herinnerde zich dat hij vanaf die plaats nog het oude blauwachtig gepleisterde huis kon zien wat hem een vertrouwd gevoel gaf.
Co en zus Riet in de Burgemeester Mooijstraat. Co herinnerde zich dat hij vanaf die plaats nog het oude blauwachtig gepleisterde huis kon zien wat hem een vertrouwd gevoel gaf.

Na een paar jaar in het oude huis te hebben gewoond, besloten ze op dezelfde plaats een nieuwe winkel met woonhuis te laten bouwen. Het gezin verbleef tijdens de bouw in een ander huis in de Dorpsstraat en heeft de zaak daar tijdelijk voortgezet. Schoonvader Joh. Res voerde de nieuwbouw uit. In 1930 werd het voor die tijd moderne pand opgeleverd. Het was het eerste huis in het dorp met een kolengestookte centrale verwarming. Maria Geertruida (Riet) was het eerste kind dat in Castricum werd geboren. Het echtpaar kreeg negen kinderen van wie Cees en Dorothea jong overleden.

Het gezin van Cor Brandjes en Maria Res bij de dorpskerk. V.l.n.r.: Niek, vader Cor, Eva, Alie, Riet, moeder Maria en Co. Zittend Kees en To (Doortje was nog niet geboren).
Het gezin van Cor Brandjes en Maria Res bij de dorpskerk. Van links naar rechts Niek, vader Cor, Eva, Alie, Riet, moeder Maria en Co. Zittend Kees en To (Doortje was nog niet geboren).

Radiotelegrafist

Co en zijn broers en zusters doorliepen de rooms-katholieke lagere school van meester Van Westen. Tussen de middag rond de grote tafel aten ze warm, zoals toen gebruikelijk was. Om de beurt stonden ze op als er een klant de winkel in kwam. Dan zette je je bord even op het petroleumstel. De kinderen mopperden wel eens, omdat ze soms voor hele kleine dingetjes gestoord werden. Vooral moeder, die de meest zakelijk inslag had van het echtpaar, hamerde erop: “Altijd vriendelijk blijven. De volgende keer verkoop je misschien wel een nest schalen.”


Jaarboek 42, pagina 16

Voor Co stond al vroeg vast dat de winkel niets voor hem was. Hij wilde wat van de wereld zien. Zijn oudste broer Niek heeft de zaak in 1955 voortgezet al was hij liever muzikant. Niek speelde in verschillende bandjes en gaf ook muziekles. Menige vergadering in het dorp verluchtigde hij met piano- of accordeonmuziek.

Cor Brandjes, Maria Res en zoon Niek voor het in 1930 gebouwde winkelpand Dorpsstraat 61.
Cor Brandjes, Maria Res en zoon Niek voor het in 1930 gebouwde winkelpand Dorpsstraat 61.

Co volgde in Beverwijk de MULO. Dat was voldoende voor de opleiding tot radiotelegrafist. De Alkmaarsche Courant berichtte dat Co op 17 juli 1940 in Den Haag is geslaagd voor het diploma radiotelegrafist 2e klasse.

Eerste poging Engelandvaart

De Tweede Wereldoorlog was voor velen onverwachts uitgebroken en de Duitsers waren in het dorp gearriveerd. De plannen van Co om naar zee te gaan vielen in duigen. Met de een jaar oudere dorpsgenoot Ab Bleeker, die ook als radiotelegrafist was opgeleid, bedacht hij een plan. Ze vonden een oude reddingssloep op het strand en wilden daarmee in de nacht van 6 op 7 september 1940 de oversteek naar Engeland maken. Er was nog geen strenge bewaking op het strand.

Co pikte wat geld van zijn ouders om daarvoor roeispanen en proviand te kopen. Hij schreef een afscheidsbrief die een kennis pas de volgende ochtend moest bezorgen. De tekst is bewaard gebleven:

Lieve ouders, broers en zusters, als u deze brief ontvangt zijn wij weg met een boot vanaf het strand naar Engeland. Ik kan het hier niet langer volhouden. Mijn haat voor de Duitsers is groter dan de liefde voor thuis. Vergeef mij dat ik dit doe en ik hoop dat we elkaar terugzien als de moffen verslagen zijn. God behoede u.
Uw liefhebbende zoon en broer Co.

De brief is al ‘s avonds bezorgd in plaats van de volgende ochtend. De winkel leek helemaal donker en verlaten, maar dat kwam door de verplichte verduistering. Zijn ouders vonden de brief direct. Moeder liep huilend naar De Rustende Jager aan de overkant van de straat en vertelde wat er aan de hand was. De eigenaar speelde het nieuws door aan de politie en op de Zeeweg werden ze aangehouden. Misschien achteraf maar goed ook, want ze zouden het met de lekke sloep toch niet gered hebben. Thuis kregen ze geen vrolijke ontvangst.

Ab Bleeker vertelde: “De politie was al aan de deur geweest. Mijn vader gaf mij toen ik binnenkwam een klap voor mijn hoofd en zei stommerik, als je iets doet, doe het dan goed. Verder heb ik er niets meer over gehoord. Vader is nog enige malen bij de (NSB) burgemeester ontboden. Het dorp was er vol van en ik werd ‘Tommy’ en ‘Engelandvaarder’ genoemd.” Zowel voor Ab Bleeker als voor Co Brandjes hield het bij deze kwajongensachtige poging niet op.

Co Brandjes wereldreiziger

Co werd in 1996 door een neef overgehaald om iets over zijn leven te vertellen. Dat was wel bijzonder want van terugkijken hield hij niet. “Het is allemaal geweest en toch niet goed over te brengen.”

Al heel jong was zijn grote wens om wat van de wereld te zien. Hij wist nog precies wanneer die gedachte hem overviel. Toen hij 7 of 8 jaar was ontdekte hij in de huiskamer een boekje over de historie van Texas en gouverneur Sam Houston. Zijn belangstelling voor de rest van de wereld ontwaakte door dat boekje. Hij herinnerde zich dat moment zo’n zeventig jaar later nog steeds.

Ook de boeken van Emile Zola inspireerden hem. Hij wilde onafhankelijk zijn van alles en iedereen. Co moest en zou het land uit. Leven onder het juk van de bezetter was een ondraaglijke gedachte. Samen met zijn jeugdvriend Ab Bleeker wist hij in Frankrijk te komen met de bedoeling om vandaar via Spanje naar Engeland te reizen. Ver kwamen ze niet, omdat ze de gids niet konden betalen die ze over de Pyreneeën zou moeten helpen.

In juli 1942 monsterde Co aan op een schip naar Noorwegen en werd daar door de Duitsers tewerkgesteld bij een Nederlandse firma in Trondheim. Daar werkte hij als elektricien. Na een ziekenhuisopname wegens roodvonk kreeg hij de gelegenheid naar Nederland terug te gaan. Hij bleef in maart 1943 in het neutrale Zweden achter. Samen met andere jongens die naar Engeland probeerden te komen, werd hij als bosarbeider te werk gesteld. Volgens zijn familie heeft er nog een foto van hem als houthakker in een krant gestaan. In de avonduren leerde hij Zweeds van een geestelijke. Co moest er bijna een jaar op wachten, maar toen werd hij toch gevraagd om naar Engeland te komen om daar voor de Inlichtingendienst als parachutist/radiotelegrafist verder te worden opgeleid om in Nederland te worden gedropt.


Jaarboek 42, pagina 17

Voor hij vertrok, stuurde hij een kaartje aan zijn ouders waarin hij afscheid van ze nam in de wetenschap dat de kans groot was dat hij de oorlog niet zou overleven. Hij vroeg dringend om een laatste wens van hem te eerbiedigen en aan vriendin Ankie van de Broek in Amsterdam een foto van hem door te sturen als hij niet zou terugkeren.

Hij eindigde zijn brief met de woorden: Nu ouders vaarwel en hartelijk bedankt voor de vele goede zorgen die aan mij besteed zijn en ontvang een duizendtal kussen van jullie liefhebbende zoon en broer Co.

Een Havilland Mosquito, een tweemotorig jachtvliegtuig met twee piloten haalde hem op. Hij zat in het bommenrek op postzakken in een speciaal isolatiepak en had een zuurstofmasker op. Het was ijzig koud en bij aankomst in Schotland moest hij uit het toestel worden dragen. Dat was zijn eerste vliegervaring.

Co onderging in maart en april 1944 de gebruikelijke verhoren in Londen bij de Patriotic School en bij de Inlichtingendienst. Hij werd politiek betrouwbaar geacht door rechercheur Ernesto Pinto en kon vervolgens aan de opleidingen beginnen. Slechts 30 procent van de aspirant agenten voor het Bureau Inlichtingen heeft de testen naar behoren kunnen volbrengen. Het ging Co goed af mede dankzij zijn opleiding tot radiotelegrafist/marconist.

Parachutesprong 1944.
Parachutesprong 1944.

Parachutering van Hamerteen

De voorganger van Co Brandjes als geheim agent was de zich ‘Antonio’ noemende Van de Waal. Geheim agenten kregen hun opdrachten in Londen van het Bureau Inlichtingen dat de berichtgeving uit bezet gebied als hoofdtaak had. De opdracht was dat Van de Waal met een radiotelegrafie-set en veel geld naar een adres in Eindhoven moest. Op 7 mei 1944 is hij dichtbij het dropping-field terecht gekomen. Van de Waal werd op zijn reis naar Eindhoven opgepakt en hij overleed op 27 april 1945 in een Duits concentratiekamp.

Co Brandjes nam de plaats van Van de Waal in maar deze keer met een zender/ontvanger. Co was bestemd voor de spionagegroep ‘Harry’ de schuilnaam van ir. Theo Tromp, een hoge functionaris van Philips die na de oorlog nog even minister is geweest. De groep had dringend behoefte aan betrouwbare en snelle verbindingen en keek uit naar een codist-telegrafist. Co kreeg een pistool, een zelfmoordpil om te gebruiken als hij gepakt zou worden en een vals persoonsbewijs met de 16-jarige Jan Lammers als schuilnaam. Hij was inmiddels 22 maar kon nog wel voor een 16-jarige doorgaan. ‘Hamerteen’ werd zijn schuilnaam in het radioverkeer.

Zijn opdracht was zich te melden bij Tromp met zijn set en dertigduizend gulden bestemd voor de financiering van de verzetsgroep. Verder had hij materiaal bij zich voor het maken van microfilms. De parachutering vond plaats in de nacht van 5 op 6 juni 1944 tegelijk met de invasie in Normandië. Co kwam 25 kilometer van zijn ‘pin-point’ terecht. Het was een soort zesde zintuig dat hem ertoe dreef om te springen op een andere dan de afgesproken plaats. Co vertelde aan een neef dat drie Canadezen die iets later vanuit een ander vliegtuig sprongen, zijn doodgeschoten. De piloot liet de beslissing aan hem over met de woorden “It’s your life”.

Co had veel last bij zijn sprong van de leg-bag (plunjezak die aan zijn been was gebonden) en hij moest hem laten schieten. Eenmaal op de grond kon hij de zak in het donker tussen de dichte bosjes niet terugvinden. Hij prentte zich de omgeving van het Brabantse natuurgebied zo goed mogelijk in en zijn enige hoop was dat hij de leg-bag met behulp van zijn Eindhovense contactpersonen zou kunnen opsporen.

Na een lange nachtelijke wandeling kwam Brandjes ‘s morgens rond half tien aan bij de woning in Eindhoven waar hij zich moest melden. Afgesproken was dat als in de voordeur een potloodpunt uit de lijst naar buiten stak, dit onveilig betekende. Was er alleen een gaatje te bespeuren, dan kon de agent aanbellen. Brandjes constateerde dat de potloodpunt uit de lijst stak. Een dienstmeisje kon hem nog snel toefluisteren dat zijn contactpersoon veertien dagen daarvoor op zijn kantoor bij Philips was gearresteerd. Brandjes maakte dat hij uit Eindhoven weg kwam.

‘Jan Lammers/Hamerteen’ zocht naar andere wegen om in contact met Tromp te komen. Hij ontmoette de radiohandelaar André van Wijlen in Sprang-Capelle, medewerker van een andere spionagegroep, die ook met Tromp samenwerkte. Die kon hem inderdaad helpen bij het opsporen en bergen van de leg-bag.

Van Wijlen zorgde er ook voor dat Brandjes ir. Tromp kon ontmoeten. Ze konden het goed met elkaar vinden. Tromp wilde ‘Jan’ wel aan een baan helpen bij Philips maar niets stond hem zo tegen als een vaste baan en een uitgestippeld leven.


Jaarboek 42, pagina 18

Sprang-Capelle

Brandjes wilde zijn seinpost in Sprang-Capelle vestigen waar hem onderdak was geboden. Hij wilde liever daar blijven als hij vanuit Eindhoven van berichten kon worden voorzien. Het slechte seincontact met Londen viel mogelijk te verbeteren. Tromp kon aan dit verzoek door de verbindingsproblemen geen gehoor geven, zodat ‘Hamerteen’ met grote tegenzin toch naar Eindhoven werd overgebracht.

Bewijs van de dienstverlening van Co afgegeven door Montgomery.
Bewijs van de dienstverlening van Co afgegeven door Montgomery.

Tromp moest onderduiken en droeg de leiding van de groep ‘Harry’ over aan medewerker Van Steenis. De opvolger van Tromp zocht en vond een goede seinpost in de klokkentoren van de Sint Martinuskerk van Tongelre (Eindhoven-oost). De zender/ontvanger werd in het orgel verborgen gehouden en ‘Hamerteen’ kon vanuit de toren seinen.

Het zendcontact met Londen was vanuit deze unieke zendlocatie voortreffelijk maar Brandjes kon heel slecht met Van Steenis opschieten. Hij verlangde ernaar terug te gaan naar Sprang-Capelle. Daar had hij kennis gemaakt met diverse geallieerde piloten en leden van de spionagegroep ‘Albrecht’, met wie hij vriendschap had gesloten. In Tongelre verveelde hij zich omdat hij onvoldoende werk had.
De berichtgeving naar zijn post was heel schaars omdat de Duitsers, naar aanleiding van de snel oprukkende geallieerden, links en rechts executies uitvoerden en de berichten aanvoer daardoor dwarsboomden.

Als hij opdrachten kreeg voerde hij die uit. Via ‘Hamerteen’ en ook via andere kanalen werden heel belangrijke militaire berichten doorgegeven, vooral over de reorganisatie van de Duitse tankdivisies en de uit Duitsland gekomen versterkingen. Deze berichten hadden de geschiedenis een andere wending kunnen geven maar Montgomery legde de meldingen en waarschuwingen uit Nederland naast zich neer en zette de operatie ‘Market-Garden’ door. De geallieerden leden in september 1944 een zware nederlaag.

Brandjes nam het in Tongelre niet erg nauw met de veiligheidsregels. Dit leidde tot fikse meningsverschillen met Van Steenis. In september had Brandjes er genoeg van. Hij legde een briefje voor ir. Tromp neer en keerde op eigen gelegenheid naar Sprang-Capelle terug. Hij hoopte voor spionagegroep ‘Albrecht’ actief te kunnen zijn hetgeen ook het geval is geweest.

Grote delen van Nederland waren inmiddels bevrijd. Op 5 oktober 1944 wist Brandjes Eindhoven weer te bereiken. Het Bureau Inlichtingen was intussen naar die stad overgeplaatst. Co stelde kolonel Somer voor hem opnieuw in bezet gebied te parachuteren maar dan met mogelijkheden meer activiteiten te kunnen ontplooien.

Het werd hem echter kwalijk genomen dat hij op eigen initiatief terug was gegaan naar Sprang-Capelle. Hij moest terug naar Engeland, waar hij werd gedegradeerd en ontslagen bij het Bureau Inlichtingen. “Een zekere onrechtvaardigheid in dit vonnis valt ook hier te bespeuren” schreef Frank Visser in zijn boek over de Geheime Inlichtingendienst. Co zelf kon het niet accepteren dat dit hem overkwam ondanks het belangrijke werk dat hij had gedaan. Hij zei erover: “Ik werd als een halve misdadiger behandeld.”

Pasfoto van Co uit zijn eerste Amerikaanse  paspoort (1949).
Pasfoto van Co uit zijn eerste Amerikaanse paspoort (1949).

Co Brandjes de wijde wereld in

Co was naar Engeland teruggekeerd met een speedboot vanaf Oostende. Hij had in militaire dienst kunnen gaan en uitgezonden worden naar Australië. Maar hij had even genoeg van leger en oorlog. Hij monsterde in Liverpool op de SS Ruysdaal aan als marconist. Het was op die reis dat bij Gibraltar het bericht doorkwam dat de oorlog voorbij was.

In Buenos Aires kocht hij van alles voor zijn familie in Nederland. Een Canadese legerwagen bracht meer dan 13 kisten goederen van Rotterdam naar Castricum. Hij had kleding, sigaretten, schoenen, chocolade, koffie, enzovoorts in Argentinië gekocht, omdat hij had gehoord dat er in Nederland niets meer te koop was. Het was groot feest bij de familie Brandjes.

Co voer weer verder maar in Norfolk Virginia werd hij ziek en kwam in een hospitaal terecht. Toen hij eruit kwam, was zijn schip vertrokken. Hij las dat iemand met 25 dollar op zak door heel Amerika was getrokken. Co had 50 dollar dus dat moest hem zeker lukken. Hier en daar werkend, onder andere op een grapefruitfarm in Californië hield hij het een paar maanden vol. Een probleem was dat hij nog steeds illegaal in Amerika verbleef en geldgebrek had. Overal hingen affiches met ‘Join the Army’. Het was niet moeilijk om militair te worden.


Jaarboek 42, pagina 19

Na een training werd hij uitgezonden met een bezettingsleger naar Japan en zelfs bevorderd tot sergeant Communication. Daar heeft hij op de basis nog een paar maanden een winkeltje gerund waar hij drank en sigaretten verkocht. In zijn vrije tijd heeft hij nog veel van Japan gezien.

Na zeven maanden was hij terug in Amerika en wilde hij zo snel mogelijk het leger weer uit. Na terugkeer is zijn aanvraag voor het Amerikaans staatsburgerschap ingewilligd.

Onderscheiding

Op 14 juli 1949 vertrok een klein gezelschap uit Castricum naar Sliedrecht. Het waren Co Brandjes met zijn vader en moeder en Co Res. Co zou uit handen van prins Bernhard een onderscheiding ontvangen voor zijn dappere daden in de oorlogsjaren. Bij Koninklijk Besluit van 30 augustus 1948 nummer 8 is hem het Bronzen Kruis toegekend wegens zijn verdiensten als parachutist/marconist. Drie personen mochten erbij zijn.

De dapperheidsonderscheiding Bronzen Kruis.
De dapperheidsonderscheiding Bronzen Kruis.

De gebeurtenis staat in een piepklein aantekenboekje dat zus Riet bijhield gedurende de jaren dat ze in een sanatorium in Rosmalen was opgenomen wegens tuberculose. Ze noteerde op 14 juli 1949: “Ik vind het zo’n eer voor vader en moeder en Co en voor ons allen. Ik ben echt trots op hem.” Inmiddels heeft ze een hoge leeftijd bereikt maar trots op haar broer is ze nog steeds.

Tussen maart 1943 en april 1945 werden 43 geheim agenten uitgezonden. Daarvan kwamen er 19 om het leven. Zoals dr. Lou de Jong schrijft in deel 9 van ‘het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog’ hebben die agenten veel militaire en civiele gegevens naar Londen kunnen doorgegeven, mede dankzij de spionagegroepen. Het zenden uit bezet gebied was moeilijk en riskant. Marconisten moesten niet langer dan 20 minuten in de lucht blijven en die tijd was vaak te kort.

Het Bronzen Kruis voor ‘moedig of beleidvol’ optreden was zeker verdiend. Voor Co was de onderscheiding niet nodig. Hij ging alleen maar naar de uitreiking omdat zijn omgeving er meer van onder de indruk was dan hijzelf en omdat zijn vriendin prins Bernhard wel eens wilde zien. Co vertelde dat ze naast de prins heeft gezeten. Voor haar kon deze dag niet meer stuk.

V.l.n.r. Ab Bleeker, Pé Pepping, en Jan Reijnders na aankomst in Zwitserland.
Van links naar rechts Ab Bleeker, Pé Pepping, en Jan Reijnders na aankomst in Zwitserland.

Hoe het vriend Ab Bleeker is vergaan

Na de mislukte oversteek naar Engeland samen met Co Brandjes besloot Ab met vier andere jongens in 1943 de kans aan te grijpen vrijwillig in Zuid-Duitsland te gaan werken. Vandaar zou hij naar het neutrale Zwitserland vluchten en vervolgens naar Engeland komen. Als de familie een brief zou ontvangen met de zin: “Wij gaan naar Co (Co Brandjes)” betekende het dat de ontsnapping uit Duitsland gelukt was.

Het gezin Bleeker woonde aan het Dokterspad dat na de oorlog Dokter Leenaersstraat werd genoemd. Ab was samen met zijn vriend Co in het begin van de oorlog bijna een jaar in Frankrijk geweest. Ze werkten eerst als bouwvakkers in Compiègne en later in Bordeaux. Zuster Lenie herinnert zich dat Ab op verzoek van dokter Leenaers medicijnen meebracht. Door het verblijf in Frankrijk spraken beiden een aardig woordje Frans.

Door Gert-Jan Bremer is het verhaal van de tocht van Ab naar Zwitserland uit de mond van een van de leden van de groep, Wim Pepping, opgetekend. Na vele omzwervingen en avonturen werd de reis uiteindelijk met succes bekroond. Ze wisten in een plaats dicht bij de grens te komen. Ab Bleeker had de route verkend. Toen het donker werd, gingen ze voorzichtig op pad en liepen in de richting van een dorp. Daar hielden ze iemand aan met de vraag “Wo sind Wir?”. Tot hun grote vreugde was het antwoord “Du bist in der Schweiz”. De vlucht was gelukt. Ze werden in een interneringskamp geplaatst.

Het bereiken van Engeland was nog steeds het doel. Via Frankrijk en België konden de mannen zich tenslotte in Zeeland weer aansluiten bij het 16e Regiment Infanterie waarbij ze voor de capitulatie hun dienstplicht vervulden.

Op 13 april 1945 zette koningin Wilhelmina de eerste stap op Nederlandse bodem en de compagnie vormde een erewacht. Wim Pepping: “Ze liep langs ons, ik zie haar nog zo gaan, en ze zei dank je wel Engelandvaarders. Dat maakte grote indruk op mij.” Later hebben de jongens nog dienst gedaan in Duitsland voor de bewaking van krijgsgevangenen.


Jaarboek 42, pagina 20

Ab tekende na de oorlog vrijwillig voor militaire dienst in Indië. Daarvoor is hij nog wel een paar maanden in Engeland geweest voor een opleiding bij de RAF. Hij vertrok na zijn diensttijd met zijn vrouw Ilse, die hij in Indië had ontmoet, naar Amerika. Dat was mogelijk door een borgstelling van vriend Co Brandjes. Ab is tenslotte amanuensis geworden op de universiteit van South Californië en overleed in Valinda op 26 december 1991.

Tussen Amerika en Nederland

Over het verdere leven van Co Brandjes is nog een boek te schrijven. Hij trouwde rond 1950 met Greta van der Brug, een protestants meisje uit de Dorpsstraat die al een tweeling had. Voor het huwelijk was dispensatie nodig van de kantonrechter, omdat beide ouders geen toestemming verleenden. Ze vertrokken naar Amerika. Co heeft er van alles ondernomen. Hij is in New Jersey een camping begonnen, maar het gezeur van de gasten was hij gauw zat. Later in Florida heeft hij ook van alles aangepakt en hij was daar onder andere melkboer.

Co Brandjes omstreeks 1980.

Co Brandjes omstreeks 1980.

Heel toevallig kwam hij erachter dat er wel wat viel te verdienen met het kweken van ‘ixora’s’, een bloeiende struik die als heg gebruikt kan worden. De onderneming werd een groot succes. Zijn huwelijk met Greta liep na 12 jaar op de klippen. Hun kinderen zijn in Florida gesetteld.

Co en zijn neef Cees Brandjes bij de Ixora-kwekerij.

Co en zijn neef Cees Brandjes bij de Ixora-kwekerij.

Vaak vlogen broers, zusters en neven naar Florida en ook Co zocht zijn familie regelmatig op. Co onderging in Nederland drie zware operaties. Riet en ook zijn andere zussen waren een grote steun voor hem. Zijn wens was nog eens een reis te maken langs de westkust van Amerika.

Hij zocht en vond een reisgenote uit Nederland. De laatste 15 jaar woonde hij met haar afwisselend in Florida en in Nederland. Co overleed 79 jaar oud op 14 januari 2002 in Florida. Het bescheiden monumentje bij de oorlogsgraven, vlakbij zijn ouderlijk huis, is een mooie herinnering aan onze dappere dorpsgenoot.

Niek Kaan

  • Bremer, Gert-Jan, de vlucht van Ab Bleeker, Cor Hoek, Wim en Pé Pepping, interview;
  • Dessing, Agnes, ‘Tulpen voor Wilhelmina, de geschiedenis van de Engelandvaarders’, 2005;
  • Interview met Co Brandjes uit 1996;
  • Jong, Lou de, ‘Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog’, Ned. Instituut voor Oorlogsdocumentatie, delen 7 en 9;
  • Nationaal Archief Den Haag, archief ministerie van Justitie Londen;
  • Mondelinge informatie van zuster en neven van Co Brandjes en Ab Bleeker;
  • Ned. Instituut voor Oorlogsdocumentatie;
  • Regionaal Archief Alkmaar en Gemeentearchief Castricum, de heer H. Stigt;
  • Visser, Frank, ‘De bezetter bespied, De Nederlandse Geheime Inlichtingendienst in de Tweede Wereldoorlog’, 1983.

Jaarboek 42, pagina 21

Co Brandjes.
Co Brandjes.

Korte genealogie van de familie Brandjes

Nicolaas (Klaas) Brandjes (1852-1928) is geboren en getogen in Uitgeest en gaat op 32-jarige leeftijd in 1884 wonen in Castricum in de Oosterbuurt. Hij was zeven jaar eerder gehuwd met Eva Cornelisse uit Uitgeest. Bij hun komst naar Castricum hebben zij drie kinderen. In Castricum worden er nog drie geboren.

Klaas is veehouder en koopt in 1885 de boerderij aan het Cronenburgerlaantje. Onder de zes kinderen van Klaas en Eva zijn drie zoons die de naam Brandjes in Castricum verder zullen verspreiden:

  1. Jan
  2. Cor en
  3. Dirk.

  1. Jan Brandjes (1879-1964) is tuinder, voorzitter van veiling ‘Ons Belang’. Hij woonde in de boerderij op de hoek Burgemeester Mooijstraat-Geelvinckstraat. Hij trouwt met Jans Schotvanger.
    Jan en Jans krijgen zeven kinderen: 1. Eva trouwt met Simon Stuifbergen; 2. Griet trouwt met Jo Krimp, 3. Trien trouwt met Rinus de Ruijter, 4. Door trouwt met Cor van den Berg; 5. Klazina trouwt met Henk Meuleman, 6. Klaas, tuinder, ongehuwd en 7. Coba ongehuwd woonde in de Burgemeester Mooijstraat.
  2. Cor Brandjes (1885-1968) heeft een winkel in huishoudelijke artikelen en speelgoed aan de Dorpsstraat (huis met de kogel). Hij trouwt met Maria Res; zij krijgen negen kinderen, waarvan twee zeer jong overleden; de overigen 1. Niek zet de zaak van zijn vader voort, trouwt met Ans Pepping, 2. Alie trouwt met Jaap Baltus; 3. Co de hoofdpersoon van dit artikel; 4. Eva trouwt met Douwe Nota; 5. To trouwt met Johannes van den Burg, woonde in Amerika; 6. Riet was medisch analiste en 7 Doortje trouw met Kees Kraakman.
  3. Dirk Brandjes (1889-1975) is veehouder op boerderij ‘Nooit Verwacht’ in de Oosterbuurt, trouwt met Maria Roskam; zij kregen zes kinderen: 1. Niek, veehouder, ongehuwd; 2. Jan trouwt met Jo de Wit; 3. Theo trouwt met Toos Warmerdam; 4. Piet werkte bij de gemeente, ongehuwd; 5. Eva trouwt met Jan de Wit en 6. Cor, veehouder in de Oosterbuurt, ongehuwd.