Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.
Jaarboek 44, pagina 54
Dirk Schut, een gedreven missionaris (1893-1942)
Dirk Schut werd in 1893 geboren in Castricum, als oudste zoon van Frans Schut en Grietje Dekker. Het gezin met twaalf kinderen bewoonde een stolpboerderij op Kerkbuurt nummer 103, tegenwoordig de Dorpsstraat, niet ver van de St. Pancratiuskerk. Op veertienjarige leeftijd verliet Dirk het ouderlijk huis om naar het kleinseminarie in Heeswijk te gaan, een middelbare school voor jongens die missionaris wilden worden. In 1913 vervolgde hij zijn opleiding in Roosendaal bij het missiehuis St. Jozef. Dit was de Nederlandse tak van het in Engeland in 1866 door Herbert Vaughan opgerichte Mill Hill, dat als doel had ‘het christelijke geloof te verkondigen aan ongelovigen’.
Gezinsleven
In het verzuilde Nederland was de familie Schut overtuigd katholiek. Het bidden van de rozenkrans, de kerkgang, de biecht en geen vlees eten op vrijdag waren enkele rituelen. Ook het afstaan van kinderen ten behoeve van het geloof hoorde daar bij. Jongens werden missionaris, meisjes werden non. Zij moesten drie geloftes afleggen: van gehoorzaamheid, kuisheid en armoede. Oudste zoon Dirk werd missionaris in Oeganda, tweede dochter Martha trad op 21-jarige leeftijd in het klooster in.
Jaarboek 44, pagina 55
Evangelie
Dirk bleef ruim een jaar in Roosendaal en verhuisde daarna naar Mill Hill in London, waar hij in 1918 in Westminster tot priester werd gewijd. Hij werkte twee jaar in de Londense wijk Soho en verhuisde toen naar het kleinseminarie in Tilburg om les te geven.
De uitgevaardigde encycliek van Paus Benedictus in 1919 formuleerde als doelstelling van missiewerk ‘het prediken van het evangelie, het bouwen van kerken en het opleiden van inlandse geestelijken’. Dat deden uitgezonden missionarissen door het opdragen van de heilige mis, het uitvoeren van handelingen behorend bij de sacramenten zoals de doop, de ziekenzalving en de biecht, maar ook het opzetten van onderwijs en gezondheidszorg.
Dirk was heel ambitieus en voelde zich geroepen mee te werken aan dit doel. De door Mill Hill opgeleide mannen gingen niet zomaar naar Afrika, zij gingen ‘de oerschatten van geloof en beschaving brengen aan hen die nog in de duisternis van het heidendom zaten’. Dirk verwoordt zijn vertrek als ‘de voltooiing van het offer dat ouders en zoon gezamenlijk voor God gebracht hebben’.
Onvoorbereid
De woorden van Mill Hill stonden echter in schril contrast met de manier waarop de missionarissen op hun werk werden voorbereid. Ze werden onderwezen in theologie en filosofie, maar lessen over taal, cultuurverschillen, gezondheidszorg en voedingsmiddelen, leefgewoonten en huisvesting werden niet gegeven. Vóór de Eerste Wereldoorlog overleed meer dan tien procent van de missionarissen binnen twee jaar.
Jaarboek 44, pagina 56
Dagboek
Ook Dirk ging in 1923 onvoorbereid op stap, al was hij zich terdege bewust van de gevaren en de offers die bij zijn roeping hoorde. Vanaf het moment dat hij op de boot stapte, in november 1923, hield hij een minutieus dagboek bij.
Na de bootreis van bijna een maand, kwam hij eind december aan in Kilindini, de haven van Mombasa (Kenya Kolonie). Daarna reisde hij per trein via Nairobi naar Kisumu, aan het Victoria Meer. Dan per boot naar Port Bell en per trein naar Kampala. Dirk had een benoeming gekregen voor de missiepost in Nyondo aan de voet van de berg Elgon, waar hij op 20 januari 1924 aankwam. Hij begon meteen met het leren van de twee talen die er gesproken werden, Luganda en Lugishu.
Biechthoren, dopen en bedienen
Dirk was druk bezig de taal te leren en op de stoomfiets ging hij met collega Pater Terhorst op pad om te dopen, de biecht af te nemen, ziekenzalving toe te dienen en heilige missen op te dragen.
Ook begonnen ze met de bouw van een klooster en een hospitaal. Al op 11 april 1924 was hij de taal zo machtig dat hij zelf een eerste biecht kon afnemen. De week erna was het ‘Goede Week’, dat was een goede taaloefening. Dirk heeft driehonderd biechten gehoord en kon de mensen vrij goed verstaan. Op 17 augustus hield hij zijn eerste preek.
Het waren zware maanden voor de Paters Terhorst en Schut. Ze zorgden voor het onderhoud van de missiepost en waren verantwoordelijk voor de organisatie en voortgang van de bouwwerkzaamheden van het nieuwe klooster en hospitaal, de restauratie van de pastorie en de bouw van een nieuwe school. Ze reisden veel per stoomfiets, vaak door onherbergzaam gebied, op zoek naar christenen die hun plichten verwaarloosden.
Mis in de openlucht
Nyondo was de enige missiestatie in het bergland van Elgon. De volksstam Bugishu telde ongeveer 250.000 zielen, die bijna allen nog heidenen waren. De missiepost bestond uit een pastorie, een kerkje, een moestuin, een boerderij en een flinke school. Op de hellingen bevonden zich katoenvelden, bananentuinen en koffieplantages.
Pater Dirk Schut bleef tot 1927 in Nyondo. Tijdens een gesprek met bisschop Campling liet hij zich ontvallen dat hij ook voor de moeilijkste missies mocht worden ingezet. Dat liet de bisschop zich geen twee keer zeggen. Hij benaderde Dirk om in Ngora orde op zaken te stellen. De missie was er slecht aan toe door ruzie met de plaatselijke overheid. Dirk kende de taal niet, er heerste hongersnood en de inwoners wilden zich niet laten bekeren. Maar hij aanvaardde de opdracht en vertrok van het veilige Nyondo naar de anarchie van het Teso-volk in Ngora. Hij schreef in zijn dagboek dat hij zijn leven opdroeg aan Onze Lieve Heer en dat hij zich bij tegenslag gedragen voelde door het geloof.
Zware taak
Hoewel Dirk zich er normaal niet over uitsprak, liet hij zich, weliswaar in het Latijn, ontvallen dat het Teso volk onzedelijk, ontuchtig, drankzuchtig, diefachtig en vechtlustig was en overgeleverd aan zeer slechte bijgelovigheden, vooral na de geboorte van kinderen. Zijn voorganger, Pater Kiggen, nam zijn toevlucht tot de stok om gehoorzaamheid af te dwingen. Daarom moest hij van de koloniale overheid het gebied verlaten. Dirk had al na zes weken de taal van Teso onder de knie. Dat hield in dat hij uit gesprekken kon opmaken waar de mensen zich mee bezig hielden. Maar Dirk had het niet makkelijk: de mensen waren moeilijker te bekeren, het was er warmer, er waren schulden, het missiegebied was te groot en de mankracht te gering.
Jaarboek 44, pagina 57
Ook had men last van de tse-tse vlieg en malaria. Hoewel het altijd weer een strijd was om financieel rond te komen, lukte het hem echter uit de schulden te komen en de school nieuw leven in te blazen. Ook werkte hij aan een klooster en slaapzalen voor meisjes, omdat deze op weinig plekken veilig waren. In zijn dagboek hield hij nauwkeurig bij hoeveel inlanders hij die dag weer gewonnen had voor het geloof in Jezus Christus. Hij hechtte belang aan de ontwikkeling van de bevolking.
Toroma
Toen hij de missie in Ngora uit het dal getrokken had, was het voor Dirk tijd om op te stappen, dit keer naar Toroma. De superieuren van Mill Hill hadden vertrouwen in hem en benoemden hem tot overste van Ngora en Toroma. Hij koos opnieuw voor een stap, waarin avontuur en uitdaging het wonnen van comfort en rust. Dirk was uitgerust met de gelukkige combinatie van een sterk lichaam en een praktische geest; hij stond bekend als een grote, sterke en succesvolle man. Hij noemde zijn nieuwe parochie St. Pancras, naar de parochie waar hij was opgegroeid in Castricum. Maar deze post bevond zich in een enorm achterland met woeste savannes vol nomaden en koeien. Hij begon met de bouw van een huis, volgens een collega een ‘titanenarbeid’.
Verlof
Na tien jaar mocht Dirk op verlof. Van december 1933 tot november 1934 was hij terug in het ouderlijk huis. In de bewaarde brieven is te lezen hoe Dirk zijn familieleden op de hoogte hield van zijn activiteiten en zij zamelden steeds weer geld in. Ook tijdens zijn verlof werd er geld ingezameld voor de bouwprojecten van zijn nieuwe parochie.
Jaarboek 44, pagina 58
Dirk verzorgde avonden met lichtbeelden van Afrika. Er werd een fancy fair georganiseerd en een benefiet voetbalwedstrijd in Castricum bij Vitesse ’22, alles ten bate van de missie. Hij bezocht zijn broers en zussen en zijn vrienden in Arnhem, Roermond en Londen.
Medische kennis
Kort voor zijn terugkeer naar Oeganda, volgde hij een medisch-hygiënische cursus, georganiseerd door het Nederlandsch Medisch Missie Comité. Dit was opgericht na een oproep uit Rome, waarin aan katholieke artsen werd verzocht missionarissen bij te staan om zo het hoge sterftecijfer omlaag te krijgen.
Door middel van cursussen leerden missionarissen en zusters elementaire medische zaken, zodat zij zichzelf konden helpen en hulp aan anderen konden bieden als er geen dokter aanwezig was. Het comité verschafte aan de missionarissen ook medicijnen.
Terug
In december 1934 was hij weer terug in Oeganda. Hij vond zijn Toroma missiepost anders terug dan dat hij hem verlaten had. Zijn vervanger had een stel onderwijzers ontslagen. Polygamie, het mislukken van de katoenoogst en afnemend enthousiasme voor geloofszaken waren hiervan de oorzaak. “Van de meer dan vijfhonderd bekeerlingen die op de doop werden voorbereid, waren er slechts negentig overgebleven.”
In 1936 was zijn pastorie eindelijk klaar en konden ze tijd besteden aan de restauratie en vervanging van de scholen en kerkjes van stokken, klei en gras. Om de verschillende dorpen te bezoeken was de stoomfiets ingeruild voor een auto. Inmiddels waren er drieduizend volwassenen gedoopt en ongeveer duizend kinderen.
Ondermaats
Dirk schrijft een optimistische brief naar de nieuwe bisschop Jan Reesinck: “Als je bedenkt hoe armzalig wij zelf zijn uitgerust, dan hoeft het niemand te verbazen dat niet alle christenen zijn zoals ze behoren te zijn. Maar zelfs een blinde kan zien hoe ook in dit land de genade Gods voor grote wonderen zorgt.”
Reesinck vond echter dat zijn prestaties onder de maat waren en achterbleven bij de rest. Ook de door Dirk opgestelde nieuwe catechismus zou veel te ‘geleerd’ en moeilijk zijn. De bisschop kwam op bezoek, maar roddels over pater Schut waren hem vooruit gesneld en hadden zich al lang en breed in het hoofd van de bisschop genesteld. Hoewel hij niets tegen Dirk zei, liet hij zich tegen andere paters negatief over Dirk uit. Dirk redeneerde “Als er klachten zijn over mijn functioneren, dan ga ik ervan uit dat ik dat rechtstreeks te horen krijg.”
Immense inspanningen
Reesinck vond dat Toroma niet langer floreerde, omdat Pater Schut extreem streng was en hij dit niet wilde inzien. Hij besprak dit met andere paters. Dat Dirk zijn hele ziel en zaligheid in deze missie had gelegd, deed niets ter zake. De heren telden het aantal bekeerlingen zoals een boekhouder de inkomsten en uitgaven, maar ze leken niet de immense inspanningen te zien die Dirk gepleegd had om in het achtergestelde gebied überhaupt een missiepost draaiende te houden.
Straf
De bisschop benoemde Dirk met onmiddellijke ingang tot docent aan het seminarie van Nyenga. Dirk voelde deze onrechtvaardige behandeling als een straf en een degradatie. In januari 1939 pakte hij plichtsgetrouw zijn koffer en deed wat hem was opgedragen, hij vertrok naar Nyenga.
Ondertussen was hij woedend: “Geen enkele meerdere heeft het recht om de goede naam van zijn priesters zwart te maken, en dat lijkt toch echt gebeurd te zijn. Anders kan ik niet verklaren hoe een groep paters al vernomen had dat ik niet voldeed, en dat ze zelfs al de reden daarvan wisten, waar of niet waar, twee of drie weken voordat ik zelf op de hoogte werd gebracht.”
Jaarboek 44, pagina 59
Noodkreet
Dirk schreef een brief naar de algemeen overste van Mill Hill in Engeland: “Ik ben zeer ongelukkig. Er is mij groot onrecht aangedaan, zozeer dat ik mijn ambitie en interesse verloren heb. Als ik het zo mag zeggen: de spirit is me ontnomen. Ik vraag u me hier weg te halen en mij een nieuwe aanstelling te geven. Ik vraag niet om een makkelijke functie. Ik ben altijd een man voor moeilijke taken geweest en zou graag weer naar een uitdagende plek gaan, zodat ik deze hele toestand hopelijk kan vergeten. Ik zou bijvoorbeeld graag willen werken voor de missie van Kodok, een missie die, zoals ik gehoord heb, extreem moeilijk is omdat er flink gepionierd moet worden. Tegelijkertijd wil ik vermelden dat ik klaar sta om overal naar toe te gaan waar u me heen wilt zenden. Maar alstublieft: haal me hier weg.”
Bisschop
De spanningen tussen de bisschop en Dirk liepen hoog op, maar de bisschop was de baas en eiste gehoorzaamheid. De algemeen overste van Mill Hill zei Dirk dat hij geschorst zou worden, tenzij hij beloofde af te zien van opruiende kritiek. Daarop lijkt hij de strijdbijl te hebben begraven en kreeg hij een aanstelling in Kwapa, 150 kilometer ten zuiden van Toroma.
Achteraf bleek uit een brief in een geheim archief van Mill Hill dat de bisschop toegeeft een fout te hebben gemaakt.
Kwapa
Tijdens kerstmis 1939 vertrok hij naar Kwapa om een nieuwe missiepost op te zetten: “Er is niets en ik heb niets”, schrijft hij, maar weer hervindt hij zijn oude ondernemingszin en positiviteit. Hij sprak de taal van de Teso, een volksstam van dertigduizend zielen, maar ook Lugishu, de taal van een ander volk kende hij. En hij woonde slechts 25 kilometer bij pater Castricum vandaan. Het gebied was kleiner en beter bereikbaar.
Hij schrijft een brief aan de inwoners van Castricum met een verzoek om financiële ondersteuning. Er waren al heel wat christenen, schreef hij, zodat er hopen werk is. Daarna blijft het lang stil. Na zijn enthousiaste start zijn er geen brieven meer gekomen en leek de missie enigszins te haperen.
Telegram uit Kampala
In juni 1942 arriveerde in Mill Hill in London een telegram van Bisschop Reesinck met de mededeling dat pater Schut was overleden.
Hij overleed aan ‘paralysis’ (kinderverlamming) waarschijnlijk door het opgelopen poliovirus. Hij was pas 49 jaar. Zijn collega’s konden niet begrijpen dat hun sterke collega door een virus was geveld. Hij had een heldere geest en was ideaal voor de missie, intelligent en fysiek.
Dirk werd begraven op het kerkhof van de eerste Mil Hill missiepost in Nsambya in Oeganda. In zijn dagboek bij aankomst in Afrika in 1923 lezen we bij een bezoek aan het graf van een gestorven collega: “Ik heb mij zelf aan Onze Lieve Heer opgeofferd. Wanneer Hij denkt dat mijn tijd gekomen zal zijn, dan hoop ik gereed te zijn voor die grote reis naar de Hemel.”
Negentien jaar lang was Dirk Schut missionaris bij het Vicariaat van de Boven-Nijl in Oeganda, in Nyondo, Ngora, Toroma en Kwapa; missieposten aan de voet en op de uitlopers van de meer dan 4.000 meter hoge Mount Elgon, de oudste vulkaan van Oost-Afrika.
1939 bracht hij voor het grootste deel door in het seminarie van Nyenga. Zijn beste jaren, zijn passie, kracht en optimisme, zijn hele ziel en zaligheid heeft hij gewijd aan de missie.
Dirks’ portret, ‘Heeroom’, hing bij alle familieleden aan de muur. Zijn dood was een ramp en liet de hele familie diep verslagen achter, maar er over praten was heel pijnlijk.
Bidprentje
Op de achterzijde van het bidprentje staat niets over de offers die Dirk heeft moeten brengen. ‘Zoon van het oude Kennemerland, waar de eerste steenen liggen van geloof en cultuur in ons vaderland, trok deze priester naar het verre Afrika, om er die oerschatten van geloof en beschaving te brengen aan hen die nog zitten in de duisternis van het heidendom. Met voortreffelijke eigenschappen naar geest en hart, met den inzet van al zijn lichamelijke krachten heeft Dirk gewerkt, gebouwd, geplant en gezaaid tot het uur sloeg van den grooten schafttijd en de Heer hem riep om te rusten in de schaduw van Zijn eeuwigen tent.’
Anette Beentjes
Dit artikel is gebaseerd op het in 2019 verschenen boek ‘Het Offer. Dagboek van een gedreven missionaris’. Het boek is geschreven door Dirks’ nicht Martha Lambrechts-van der Loos en Judith van der Stelt. ISBN 978-94-6328-272-7.
- Verschenen jaarboekartikelen over personen:
- Asjes, Albert
- Bakker, Kees – kunstschilder
- Bakker, Thijs
- Brandjes, Co
- Buuren, Armin van
- Deelen, Derk van
- Dekker, Dirk
- Gevers, Frits
- Ginhoven van, Huibert
- Godschalk gezin
- Hageman, Arie
- Heeck, Cor
- Heideman, Henk
- Heimans, Eli
- Hoberg, Jan
- Hofdijk, Willem Jacobsz.
- Hurk, Gesina van der
- Jacobi, Jan Willem
- Jacobs-Wentink, Gré
- Kortenoever, Eldert
- Kraakman, Jacob
- Kramer, Matthijs
- Krist, Meine
- Kuijs, Niek
- Leenaers, Henri
- Mooij, Cor
- Mooij, Geertje ten Wolde
- Nievelt, Anne van
- Peperkamp, Cor
- Portegies, Sijf
- Rommel, Albert
- Scheerman, Hein
- Schut, Dirk
- Schotvanger, Dirk
- Stuyt, Jan
- Toepoel, Leo
- Tulp, Lide
- Twisk, Engel
- Vasseur, Johannes Bernardus
- Veldt, Klaas
- Vlaanderen-Boot, Tiny van
- Weda schilders
- Weenen, Wub van
- Wit de, vrachtrijderij
- Zomerdijk, Herman