20 maart 2023

Jacobi, Dr. J.W.: gezin en grafmonument (Jaarboek 37 2014 pg 14-20)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 37, pagina 14

Het gezin Jacobi en Duin en Bosch

Jan Willem Jacobi geportretteerd in begin 1868.
Jan Willem Jacobi geportretteerd in begin 1868.

In 2009 bestond Duin en Bosch, sinds 2004 GGZ Dijk en Duin geheten, 100 jaar. Ter voorbereiding van verschillende evenementen werden werkgroepen samengesteld, waaronder de ‘werkgroep historie’. Deze werkgroep bestond uit enkele personeelsleden en enkele oud-personeelsleden.

Een van de intenties van die werkgroep was om in het jubileumjaar te komen tot restauratie van het graf van dr. Jacobi, de eerste geneesheer-directeur van de psychiatrische inrichting Duin en Bosch en van het graf van zijn jong overleden zoon. Beiden liggen begraven op de in 1963 gesloten begraafplaats van Duin en Bosch.

Tot nu toe kenden we dr. Jacobi slechts van één portretfoto, maar met medewerking van zijn nazaten kan nu een inkijkje in zijn gezinsleven worden gegeven.

Jan Willem Jacobi

Nadat hun eerste kind in het eerste levensjaar is overleden, wordt Jan Willem Jacobi als tweede kind van Hendrik Jacobi en Christina Louise Wilhelmina Bertelman op 31 mei 1865 te Haarlem geboren. Na Jan Willem krijgt het echtpaar Jacobi-Bertelman nog drie dochters. Vader Hendrik Jacobi is griffier bij de Staten van Noord-Holland.

Jan Willem Jacobi geportretteerd in 1869.
Jan Willem Jacobi geportretteerd in 1869.

Jan Willem ontwikkelt zich tot een nauwgezet student. Op 20 mei 1892 doet hij artsexamen met praktijk in genees-, heel- en verloskunde. Hij wordt psychiater en werkt vanaf 11 juli 1892 als assistent-geneesheer bij de zenuwpaviljoens van het Buitengasthuis te Amsterdam (het latere Wilhelmina Gasthuis). Op 29 juli 1893 wordt hij aldaar plaatsvervangend geneesheer-directeur en in 1904 eerste geneesheer-directeur van het noodgesticht Zwanenburgwal.

Samen met prof. dr. Cornelis Winkler is hij een van de grondleggers van het krankzinnigengesticht Duin en Bosch. Met architect F.W.M. Poggenbeek heeft hij gestalte gegeven aan het paviljoensysteem. In dit systeem worden afzonderlijke gebouwen toegepast voor verschillende categorieën patiënten. Jacobi is van 1909 tot zijn overlijden in 1916 de eerste geneesheer-directeur. Eigenlijk was hij dat al tijdens de bouwperiode. Met zijn glasplatencamera heeft hij de voortgang van de bouw fotografisch vastgelegd.

Bouw van paviljoen vrouwen 1, het latere Hoograde, op Duin en Bosch.
Bouw van paviljoen vrouwen 1, het latere Hoograde, op Duin en Bosch. Duinenboschweg 3 in Bakkum, 1908. Fotobron Beeldbank Noord-Hollands archief NL-HlmNHA_1465_00436. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Gerrit Schumm heeft voor het 22e Jaarboekje (1999) van de Werkgroep Oud-Castricum onder de titel ‘Wie was Dr. J.W. Jacobi’ een artikel over hem geschreven.

Echtgenote Marie Albertine van Leersum

Abraham Albertus Marius van Leersum treedt in 1851 als vrijwilliger in militaire dienst en vertrekt naar Nederlands-Indië. Daar leert hij de 16 jaar jongere Maria Cornelia Koch kennen. Hij trouwt met haar op 6 mei 1865. Hun eerste kind, Marie Albertine (Tine), wordt op 16 maart 1867 in Makassar (Zuid-Celebes) geboren. Na haar worden er nog zes kinderen geboren. In 1873 wordt haar vader op zijn verzoek eervol ontslagen met de titulaire rang van luitenant-kolonel.

Omstreeks die tijd komt Tine met twee zussen naar Nederland. Het is niet bekend door wie de kinderen in Neder-


Jaarboek 37, pagina 15

land zijn opgevangen. Tine woont in verschillende plaatsen. In Haarlem doorloopt zij vanaf de tweede klas de meisjes-HBS en begint daarna aan een opleiding voor onderwijzeres. Zij maakt die opleiding niet af, waarschijnlijk omdat haar ouders vanuit Nederlands-Indië naar Nederland zijn teruggekeerd en Tine bij hen thuis nodig is. Het is niet bekend of Tine en Jan Willem elkaar in Haarlem hebben leren kennen. Rond 1894 woont Tine in Breda, waar haar vader in 1897 overlijdt.

1898: Jan Willem Jacobi trouwde met Marie Albertine van Leersum.
1898: Jan Willem Jacobi trouwde met Marie Albertine van Leersum.

Het gezin Jacobi

Jan Willem Jacobi trouwt op 28 juni 1898 te Breda met Marie Albertine (Tine) van Leersum.

Het gezin Jacobi omstreeks 1910.
Het gezin Jacobi omstreeks 1910. Van links naar rechts Wim, Miep, moeder Tine, Ernst, Hein, vader Jan Willem en Ab.

Zij krijgen vijf kinderen die allemaal in Amsterdam worden geboren:

  • Hendrik Willem (Hein) 1899-1979
  • Maria Louise (Miep) 1901-1941
  • de tweeling Albertus Marcus (Ab) 1903-1970
  • en Willem Lodewijk (Wim) 1903-1915
  • Ernst Frederik (Ernst) 1908-1994

Eind april 1909 verhuist het gezin vanuit Amsterdam naar de directeurswoning op de hoek Zeeweg-Van Oldenbarneveldweg, wat nu het PWN-kantoor Fochteloo is.

Jacobi bewoonde met zijn gezin de directeurswoning op de hoek van de Zeeweg en de Van Oldenbarneveldweg. Op het balkon staat moeder Jacobi met twee van haar kinderen. Vader Jacobi zit voor de serre en wordt omringd door de andere drie kinderen. De foto dateert van 1911-1912.
Jacobi bewoonde met zijn gezin de directeurswoning op de hoek van de Zeeweg en de Van Oldenbarneveldweg. Op het balkon staat moeder Jacobi met twee van haar kinderen. Vader Jacobi zit voor de serre en wordt omringd door de andere drie kinderen. De foto dateert van 1911-1912.

De oudste zoon Hein is dan tien jaar en de jongste zoon Ernst een half jaar oud. De kinderen vinden er een heerlijk ruim huis en een mooie duinomgeving als speelterrein. Doordat ook de andere doktershuizen aan de rand van het ziekenhuisterrein worden bewoond, zijn er genoeg speelkameraden. Bovendien komen in de zomer tantes met neven en nichten logeren.

Toneelspel omstreeks 1914.
Toneelspel omstreeks 1914. Van links naar rechts Ab Jacobi, Jan Knap een neef, Hein Jacobi, Wim Jacobi, tante Dora (een zus van Jan Willem Jacobi), Miep Jacobi en op de grond Gerrit Knap (ook een neef).

Samen met personeelsleden van Duin en Bosch doen gezinsleden en familieleden van Jacobi mee met toneelvoorstellingen voor de patiënten. Onder leiding van Hermina Louise (tante Lou), de zus van Jan Willem, worden toneelstukken ingestudeerd en ook de aankleding wordt goed verzorgd.

Behalve veel familiefoto’s is er ook correspondentie bewaard gebleven. In een brief aan zijn naar Nederlands-Indië geëmigreerde tante Wies (zus van zijn moeder) schrijft Wim:
“… De konijnen, die wij gekocht hebben, groeien heel best en zijn al heel trouw. Als je aan het deurtje komt, al is het eventjes, gaan zij ervoor, want dan denken zij dat je ze paardenbloemenbladeren wil geven. Nu dag tante, vele hartelijke groeten van Wim.”

Drie kinderen Jacobi genieten met enkele vriendjes van hun konijntjes op een zonnige dag in 1915.
Drie kinderen Jacobi genieten met enkele vriendjes van hun konijntjes op een zonnige dag in 1915. Van links naar rechts Ab, onbekend, Wim, onbekend, onbekend en Ernst.

Ab schrijft in zijn brief aan haar:
“…Wim heeft u verteld van de konijnen, maar nu zeg ik nog dat wij op zondag 20 Juni door Dr. Melchior gefotografeerd zijn met de konijnen …”
Beide brieven zijn gedateerd op 30 juni 1915.

Het noodlot

In december van dat jaar slaat het noodlot toe. Zoon Wim komt op 23 december 1915 op 12-jarige leeftijd te overlijden, waarschijnlijk door hersenvliesontsteking na een griep. Hij krijgt een laatste rustplaats op de begraafplaats van Duin en Bosch. Wim en Ab, geboren op 5 april 1903, waren een tweeling.

Tekst op de grafplaat van Willem Lodewijk Jacobi.<
Tekst op de grafplaat van Willem Lodewijk Jacobi, de jong overleden zoon van dr. Jacobi.

In het overlijdensjaar van Wim openbaart zich bij dr. Jacobi een darmaandoening. Na een periode van bedrust vindt er een licht herstel plaats en verricht hij in de zomer van 1916 weer enkele werkzaamheden. Hij gaat naar Velp om volledig te genezen, maar daar gaat het toch weer slechter. Hij keert naar huis terug en probeert vanuit zijn ziekenkamer wat te werken.

Wegens verslechtering van zijn toestand wordt hij in oktober van dat jaar ter observatie en eventueel voor een operatie opgenomen in de Boerhaave Kliniek te Amsterdam. Van dit verblijf zijn drie brieven aan zijn vrouw bewaard gebleven. De laatste brief dateert van 21 november 1916 en daarin uit hij zich weinig optimistisch.

In de nacht van 4 op 5 december, bijna een jaar na het overlijden van zijn zoon, overlijdt Jacobi op 51-jarige leeftijd. Enige dagen na de darmoperatie is een embolie hem noodlottig geworden.

Zijn collega prof. Van Walsem, geneesheer-directeur van de psychiatrische inrichting Meerenberg te Santpoort, noemt hem in een artikel in de Oprechte Haarlemsche Courant ‘een rechtschapen man’.

De begraafplaats op het terrein van het vroegere Provinciaal Ziekenhuis Duin en Bosch.
De begraafplaats op het terrein van het vroegere Provinciaal Ziekenhuis. Duin en Bosch in Bakkum, 2010. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Op 9 december wordt Jacobi onder grote belangstelling begraven. Daarover wordt in het Algemeen Handelsblad van 10 december 1916 uitgebreid verslag gedaan. Een citaat: “Onder zeer groote belangstelling is Zaterdagmiddag op de begraafplaats van het gesticht ‘Duin en Bosch’ te Castricum het stoffelijk overschot van nu wijlen dr. J. W. Jacobi aan den schoot van den duingrond toevertrouwd.(…).”

Het voltallig bestuur van de psychiatrische inrichting Duin en Bosch is bij de begrafenis aanwezig, maar ook personeel voor zover niet door de dienst verhinderd, vele patiënten en een groot aantal belangstellenden van elders.

De heer Th.M. Ketelaar, voorzitter van de commissie van bestuur, herinnert eraan hoe dr. Jacobi de voorbereidingen en de bouw van Duin en Bosch had meegemaakt en daarbij vele moeilijkheden moest overwinnen. De inspecteur van het staatstoezicht op de krankzinnigen, dr. Schuurman Stekhoven, spreekt onder andere de volgende lovende woorden over Jacobi:


Jaarboek 37, pagina 16

“Hij leefde geheel met de patiënten mede en alle denkbeelden voor verbetering van het krankzinnigenwezen vonden bij hem steun (…).”

Dominee Roos, de predikant van de inrichting, zegt dat Jacobi Duin en Bosch lief had en er zeer gemist zal worden. Ook andere vertegenwoordigers uit de geledingen van de geestelijke gezondheidszorg uiten hun waardering voor deze persoon. In ‘Mijn persoonlijke herinneringen aan een lang leven’ schrijft zijn zoon Ernst in 1991:
Ik was acht toen hij stierf en herinner me weinig meer van hem. Ik dacht dat hij een rustige, evenwichtige, vriendelijke man was …”

Waardering

Dat de waardering voor dr. Jacobi groot was, blijkt uit het feit dat de Peperstraat werd omgedoopt tot Dr. Jacobilaan en ook uit de obelisk die de commissie van bestuur als eerbetoon op zijn graf heeft laten plaatsen.

Begraafplaats Duin en Bosch met de obelisk op het graf van dr. Jacobi.
Begraafplaats Duin en Bosch met de obelisk op het graf van dr. Jacobi. Duin en Bosch in Bakkum, 1985. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Daarop staat de volgende tekst:
“De commissie van bestuur over het Provinciaal Gesticht ‘Duin en Bosch’ aan dr. J.W. Jacobi, eerste geneesheer-directeur 1909-1916.”
Zijn graf is aan de obelisk gemakkelijk te herkennen. Aan de rugzijde daarvan ligt het onopvallende graf van zijn een jaar eerder overleden zoon.

Het gezin Jacobi in gelukkiger dagen (1911-1912).
Het gezin Jacobi in gelukkiger dagen (1911-1912). Miep voor de bank, vervolgens van links naar rechts Ab, moeder Tine, Ernst, vader Jan Willem en Hein. Wim staat achter de bank.
Dr. Jan Willem Jacobi (1865-1916). Deze foto is een uitsnede van de voorgaande foto en waarschijnlijk bedoeld als herinneringsfoto.
Dr. Jan Willem Jacobi (1865-1916). Deze foto is een uitsnede van de voorgaande foto en waarschijnlijk bedoeld als herinneringsfoto.

Na het overlijden van Jacobi moet het gezin de ambtswoning verlaten. Met het oog op de toekomstige studies van haar vier kinderen vestigt de weduwe Jacobi zich met haar kinderen in de Witte Rozenstraat te Leiden. Ondanks een klein pensioen heeft zij hen alles kunnen bieden wat haar noodzakelijk leek.

Alle kinderen hebben een universitaire studie voltooid: de ingenieurs Hein en Ab in Delft; dochter Miep (kinderarts) en zoon Ernst (bioloog) in Leiden. Omdat het in de jaren (negentien) dertig heel moeilijk is om aan een baan te komen, vertrekken velen naar Nederlands-Indië om daar carrière te maken. Nadat Ab, als afgestudeerde, op de tram heeft gewerkt, vertrekt ook hij naar Indië, vanwaar hij later verder reist naar


Jaarboek 37, pagina 17

Zuid-Afrika. Daar is hij zijn hele verdere leven blijven wonen. De andere kinderen zijn in Nederland gebleven.

December is een rampmaand voor het gezin Jacobi, want in 1941 slaat het noodlot opnieuw toe. Dochter Miep, die zich in Arnhem als kinderarts heeft gevestigd en een auto bezit, krijgt een ongeluk. Op 20 december van dat jaar overlijdt zij aan de gevolgen daarvan.

Het overlijden van Miep moet voor moeder Tine een enorm verlies zijn geweest, want Tine bracht regelmatig vakanties door in Schaarsbergen, dichtbij de woonplaats van haar dochter.
Tine is nooit hertrouwd en is overleden op 21 april 1947, een maand na haar tachtigste verjaardag en na nog geen drie maanden in een verzorgingshuis te Leiden te hebben doorgebracht. Zij is niet bij haar man ter aarde besteld; de crematie heeft in Driehuis-Westerveld plaatsgevonden.

Miep Jacobi opent de tentoonstelling over het leven van haar grootvader Dr. Jacobi.
Miep Jacobi opent de tentoonstelling over het leven van haar grootvader Dr. Jacobi. Gebouw de Duynkant, Geversweg 1B in Castricum, 2016. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Miep en Ernst, twee kleinkinderen van dr. Jacobi, waren aanwezig bij de opening van de festiviteiten in het kader van het 100-jarig bestaan van Duin en Bosch.

In een woord van dank voor de uitnodiging schreef Miep:
“Naast het wonderlijke gevoel dit te danken te hebben aan het optreden van een grootvader die wij nooit gekend hebben (in mijn geval was hij ten tijde van mijn geboorte al 24 jaar dood), was het bijzonder interessant te vernemen hoe het met zijn geesteskind gegaan is en hoe de nabije toekomst er uit zal zien.”

Het grafmonument

Het vervallen en geschonden graf van dr. Jacobi.
Het vervallen en geschonden graf van dr. Jacobi.

Het grafmonument van dr. Jacobi heeft voor Castricum en Bakkum een hoge cultuurhistorische waarde, omdat het onlosmakelijk is verbonden met de ontstaansgeschiedenis van Duin en Bosch. Met de komst van de psychiatrische inrichting veranderde er veel in Castricum; er kwam nieuwe werkgelegenheid, de woningbouw kreeg een impuls en ook het verenigingsleven bloeide op. In 1918 werd de naam veranderd in Provinciaal Ziekenhuis Duin en Bosch.

Het Administratiegebouw van het voormalig Provinciaal Ziekenhuis Duin en Bosch.
Het Administratiegebouw van het voormalig Provinciaal Ziekenhuis Duin en Bosch. Oude Parklaan (Duin en Bosch) 111-121 in Bakkum, 1909. Het gebouw is ontworpen door de architect Poggenbeek en is gebouwd in de rationalistische, chaletachtige bouwstijl. De naamgeving is gedaan door de toenmalige Provinciale Staten van Noord-Holland. Behalve dat het administratiegebouw was, heeft de achterzijde dienst gedaan als huisvesting voor vrouwelijk personeel. Het is nu nog steeds in gebruik als administratiegebouw en huisvest de Raad van Bestuur, financiële administratie, HRM (Human Resource Management), vroeger werd deze afdeling personeelszaken genoemd. Door fusies en overnames is de naam Duin en Bosch vervangen door : “GGZ Dijk en Duin BV” en maakt het geheel deel uit van Parnassia Bavo uit Den Haag. Toch is de naam Duin en Bosch voor eeuwig vastgelegd want boven de entree is in Belgisch marmer (blauwe zeeklei) de naam Duin en Bosch gebeiteld. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Enkele personeelsleden en oud-personeelsleden, samengebracht in de ‘werkgroep historie’, vonden dat de vervallen toestand van het grafmonument van dr. Jacobi niet verenigbaar was met de viering van het 100-jarig bestaan. Omdat het graf van dr. Jacobi en dat van zijn zoon tegen elkaar liggen, werd voor beide graven een restauratieplan opgesteld.

De begraafplaats van Duin en Bosch.
De begraafplaats van Duin en Bosch. In 1909 ontworpen in een Decoratieve tuinstijl, met enkele kenmerkende grafmonumenten, waaronder dat van de eerste geneesheer-directeur dr. Jacobi. In de zuidwestelijke hoek van het terrein Duin en Bosch in Bakkum, 2005. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Nadat het duidelijk was wat er moest gebeuren, werden offertes aangevraagd en werd aan Dijk en Duin gevraagd om de restauratiekosten te willen financieren. Die toezegging kwam er.

Omdat de begraafplaats een rijksmonument is, werd de toenmalige Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM) van het restauratieplan op de hoogte gesteld. De rijksdienst wenste enkele aanpassingen. De in de obelisk aangebrachte tekst mocht niet met witte verf maar moest met goudfolie worden ingevuld en tussen de grafpaaltjes moesten geen kettingen maar stangen komen. Deze aanpassingen maakten het aanvragen van een tweede offerte noodzakelijk. Tot een aanbesteding is het toen niet gekomen, omdat GGZ Dijk en Duin door geldgebrek zich genoodzaakt zag om het budget voor het restauratieproject in te trekken.


Jaarboek 37, pagina 18

Adoptie door de Werkgroep Oud-Castricum

Twee oud-werknemers uit de werkgroep historie geven het project niet op. Duin en Bosch, gesticht door de provincie Noord-Holland, was lange tijd een provinciaal ziekenhuis. Van de provincie zou verwacht mogen worden dat zij in het kader van het 100-jarig bestaan van landgoed Duin en Bosch bereid zou zijn een deel van de restauratiekosten op zich te nemen, zo redeneerden zij. De provincie reageert echter afwijzend op het subsidieverzoek met als argument dat het graf geen provinciaal- maar een rijksmonument is.

De gebroken zerk op het graf van de jong overleden Willem Lodewijk Jacobi.
De gebroken zerk op het graf van de jong overleden Willem Lodewijk Jacobi.

Het restauratieplan komt stil te liggen, totdat in juni 2009 de Werkgroep Oud-Castricum het aanbod doet om het grafmonument van dr. Jacobi en de grafzerk van zijn zoon te adopteren met het doel om toch tot restauratie te komen. Dat aanbod wordt door GGZ Dijk en Duin aanvaard.

Op 18 mei 2011 gaat de Monumentenadviescommissie van de Stichting Welstandszorg akkoord met het restauratieplan en verleent de gemeente Castricum een omgevingsvergunning (restauratievergunning).

Voor de restauratieopdracht valt de keuze op de firma Haker Natuursteen te Alkmaar, maar het geld ontbreekt nog om het werk te kunnen laten uitvoeren. Op grond van de offerte moet er 8.600 euro bijeen worden gebracht. Er worden verschillende instanties aangeschreven en dat is niet zonder resultaat gebleven. Toezeggingen en giften worden ontvangen van het Prins Bernhard Cultuurfonds, van het UNC-fonds van


Jaarboek 37, pagina 19

de Associatie Uitvaartverzorging, van het Albert Asjesfonds van de Castricumse protestantse kerk, van het Coöperatiefonds van de Rabobank, van de Parnassia Groep en ook de Werkgroep Oud-Castricum stelt een bedrag beschikbaar.

In een tweede subsidieverzoek aan de provincie wordt een bijdrage van 2.500 euro gevraagd, maar ook die wordt niet gehonoreerd; nu met het argument dat de provincie geen subsidies lager dan 5.000 euro verstrekt. Een actie onder de donateurs van Oud-Castricum en ook gericht op de inwoners van Castricum en Bakkum, levert een mooi bedrag op. Ondanks alle toezeggingen en giften blijft er een tekort.

Het gerestaureerde graf van Dokter Jacobi.
Het gerestaureerde graf van Dokter Jacobi. Goudsbergen 14, Duin en Bosch in Bakkum, 2014. Foto Peter Levi. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

De firma Haker wordt bereid gevonden om het nog ontbrekende bedrag op de offerte in mindering te brengen. Met deze tegemoetkoming is de financiering rond en kan de restauratieopdracht in december 2012 worden verstrekt. In verband met aanhoudende vorst kan pas in april 2013 met het werk worden begonnen. De obelisk wordt rechtgezet, de letters met goudfolie ingevuld en het fundament boven het graf van dr. Jacobi gelegd. Met het terugplaatsen van de overige onderdelen op de twee graven is op 2 oktober 2013 de restauratie voltooid.

De twee kleinkinderen Miep en Ernst Jacobi bij het gerestaureerde grafmonument van hun grootvader Jan Willem, die zij niet hebben gekend.
De twee kleinkinderen Miep en Ernst Jacobi bij het gerestaureerde grafmonument van hun grootvader Jan Willem, die zij niet hebben gekend.

Op 13 december van dat jaar heeft de plaatsvervangend voorzitter van de Werkgroep Oud-Castricum, Gerard Veldt, in aanwezigheid van verschillende sponsoren en twee kleinkinderen van dr. Jacobi, het grafmonument overgedragen aan de Parnassia Groep, eigenaar van de begraafplaats. Hij heeft dit gedaan met het plaatsen van een bloemstuk en een korte toespraak.


Jaarboek 37, pagina 20

Haker Natuursteen heeft een prachtig gerestaureerd grafmonument afgeleverd, waarmee de herinnering aan de eerste geneesheer-directeur levend gehouden kan worden. Door het werk van dr. Jacobi is het ziekenhuis een deel geworden van het cultureel erfgoed van Castricum.

De tekst op de grafplaat van dr. Jacobi.
De tekst op de grafplaat van dr. Jan Willem Jacobi, geleverd door Haker Natuursteen.

Het is dan ook de wens van Oud-Castricum dat de Parnassia Groep de cultuurhistorische waarde van het grafmonument erkent en dit tot uitdrukking zal brengen in goed rentmeesterschap.

Ernst Mooij

Bronnen:

• Familiearchief Jacobi;
• Schumm, G., Wie was … Dr. J.W. Jacobi, 22e Jaarboekje Oud-Castricum (1999);
• Schumm, G., De begraafplaats van Duin en Bosch, 22e Jaarboekje Oud-Castricum (1999).

Met dank aan: mevrouw M.E. Jacobi.

12 december 2022

Mooij, Geertje ten Wolde- (Jaarboek 35 2012 pg 52-54)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 35, pagina 52

Wie was … Geertje ten Wolde-Mooij

Na het gereedkomen van het Bakkerspleintje in 2010 is daar zonder ceremonieel vertoon een plaquette geplaatst met een portret van Geertje ten Wolde-Mooij. Boven haar portret staat: “Ter nagedachtenis aan de voormalige eigenaresse van de grond waarop het Bakkerspleintje is gerealiseerd.” Onder haar portret staat haar naam, geboorte- en sterfdatum en de tekst: “Een sociaal bewogen vrouw, begaan met het lot van haar dorpsgenoten, hulp biedend waar dat nodig was.” De plaquette is er gekomen door een initiatief van twee van haar kleinkinderen.

Plaquette met de beeltenis van Geertje ten Wolde-Mooij op het Bakkerspleintje.
Plaquette met de beeltenis van Geertje ten Wolde-Mooij op het Bakkerspleintje.

Amy van Gaalen-van der Woude, wonende te Lelystad, vroeg de burgemeester mevrouw Emmens-Knol in een brief haar medewerking om de naam van haar grootmoeder op enigerlei wijze aan het centrumplan ‘Bakkerspleintje’ te verbinden. Ter ondersteuning van die wens en met aanvullende informatie stuurde Rie Deichmann-Hogenstijn uit Castricum ook een brief aan de burgemeester.

Dit artikel is voor het grootste gedeelte aan de laatste brief ontleend. De gemeente heeft naar aanleiding van bovengenoemde brieven besloten tot het plaatsen van een plaquette. De wens van deze twee kleinkinderen van Geertje ten Wolde-Mooij is dus gehonoreerd; zij leverden voor de plaquette de foto en de daarbij horende tekst, maar wie was hun grootmoeder?

Melkventster

Geertje Mooij werd op 13 oktober 1871 in Egmond-Binnen geboren. Zij was een dochter van Jan Mooij en Trijntje Strooker. Haar ouders hadden daar een boerderij en een cafébedrijf met de naam ‘t Haasje’. Geertje groeide als achtste kind op in een gezin met negen kinderen.

Gerrit Hogenstijn met paard. Kramersweg 35 in Castricum, 1922. Achter de kont van het paard het tolhuis. Het tolhuis is weer opgebouwd vanaf de Beverwijkerstraatweg. Links daarvan de oude woning van Manus Hogenstijn. Het kind in straat met pop in schoenendoos is Nel Hogenstijn, dochter van Manus Hogenstijn. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

Zij huwde in 1898 met de boerenknecht en weesjongen Huibert ten Wolde, geboren op 16 november 1875 te Wormer. Het echtpaar vestigde zich in de mooie boerenwoning, aan het begin van de Burgemeester Mooijstraat, waar nu het nieuwe pand van kledingmodezaak Mull staat. Op de bij de boerderij behorende grond begonnen zij een tuinbouwbedrijf. Dit stuk land werd begrensd door de huidige Henri Schuytstraat, de Pernéstraat, de Kleibroekerweg, nu de Torenstraat en langs de achter-erfafscheidingen van de bebouwing aan de Dorpsstraat. Alleen de grond achter de doorrijstal – waar de Rabobank stond – hoorde er niet bij.

Geertje ten Wolde poserend met haar zoon Mathijs bij haar melkkar.
Geertje ten Wolde poserend met haar zoon Mathijs bij haar melkkar.

Huibert ten Wolde was vanaf 1913 ook bestuurslid van de pas opgerichte tuinbouwvereniging ‘Ons Belang’. Daarnaast was hij ook een melkventersbedrijf begonnen. Huibert en Geertje kregen acht kinderen.

Het was Geertje die met de melk uit venten ging. Maria Terpstra, met als bijnaam Grote Marie, deed het huishouden. Zij is veertig jaar de familie Ten Wolde trouw gebleven.

Geertje heeft het melkventen tot haar 81ste jaar volgehouden. Zij genoot in het dorp grote bekendheid. Door het venten met melk kwam zij in aanraking met armoede en ziekte die in de eerste helft van de vorige eeuw vaak in grote gezinnen heersten. Zij hielp waar zij kon. Als er een ziek kind was, werden er wekelijks melk, eieren, room en boter gebracht en niet een enkele keer, maar soms maanden lang. In


Jaarboek 35, pagina 53

de winter kon er vaak niet betaald worden. De schulden werden dan ‘opgeschreven’ en als er weer wat inkomsten waren, werden die vaak maar gedeeltelijk afbetaald.

Zo is binnen de familie het verhaal overgeleverd over een dorpsschilder die door moeilijke gezinsomstandigheden de hoog opgelopen rekening niet kon betalen. Geertje zou toen hebben gezegd: “Weet je wat Simon, schilder mijn klompenhossie (schuurtje) maar aan de binnenkant, dan zijn we quitte.” Maanden daarna liepen haar kinderen nog met blauwe handen. De man had geen geld voor behoorlijke verf en het goedkope spul bleef in lengte van dagen maar afgeven.

1919: Familie ten Wolde.
1919: Familie ten Wolde. Links aan de zijkant: Maria Terpstra, de huishoudster. Van links naar rechts achter: Jan, Mathijs, moeder Geertje, Leentje Blokker een logerende nicht uit Limmen; voor: Trijntje, Maria, Guurtje, Leentje, Huibert en Willem ten Wolde.

Sociale activiteiten

Haar man Huibert was ook veilingmeester en deze had de zorg over de emballage die het eigendom van de veilingvereniging was. Na het overlijden van Huibert in 1927 werd het agrarische bedrijf door Geertje en haar kinderen voortgezet. Zoon Willem zorgde voor de inname en de reparatie van de veilingemballage, zoals kisten, sloffen en juten zakken. Niet in het minst door het komen en gaan van tuinders met hun emballage bleef het om haar huis een levendig middelpunt van het dorp. Over de hagen, die haar tuinderij omzoomden, hingen soms honderden juten zakken om te laten doorwaaien.

De oudste zoon Mathijs was in 1925 getrouwd. Rechts van de huidige toegangsweg naar de parkeergarage onder het Bakkerspleintje had hij in 1928 aan de Bakkummerweg – later Kleibroekerweg, nu Torenstraat – een woonhuis met daarachter een bollenschuur laten bouwen. Hij huurde (en later kocht hij) het eerdergenoemde stuk tuinbouwgrond dat langs de Torenstaat tussen zijn huis en de doorrijstal lag en met de achterzijde aan de gronden van zijn ouders grensde.

Guurtje, een zus van Geertje, was getrouwd met Jan Asjes. Dit echtpaar had meer dan 40 jaar een kruidenierswinkel in Egmond-Binnen. Na het overlijden van Guurtje in 1928 is Jan bij zijn schoonzus Geertje in komen wonen. Met de woorden: “Ik moest maar bij je komen wonen,” voegde hij de daad bij het woord.

Geertje ging met haar sociale activiteiten gewoon door. De eindejaarsfeesten werden bij haar thuis met haar kinderen en buurkinderen uitbundig gevierd. Vermaard was de grote en mooi versierde kerstboom die in de huiskamer tot aan de zoldering reikte. Op tweede kerstdag werd voor het kerstfeest van de Zondagsschool geheel belangeloos door haar 80 liter chocolademelk gekookt. De warme chocolademelk werd op het juiste moment in melkbussen naar de dorpskerk vervoerd. Zij kreeg daarvoor een stichtelijke plaat met bijvoorbeeld een afbeelding van de goede herder met een lam op zijn schouders. Zo’n plaat kreeg dan zeker een plek in de huiskamer.

25 jaar de Eendracht (melkboerenvereniging, mei 1957.
25 jaar de Eendracht (melkboerenvereniging, mei 1957.

Er is een tijd geweest dat er maar liefst 16 melkventers waren en er op een dag soms drie of meer venters door een straat kwamen. De leden van de in 1932 opgerichte melkslijtersvereniging maakten één keer per jaar een uitstapje maar tot samenwerking kwam het nauwelijks. Het heeft dan ook lang geduurd totdat er een wijkverdeling kwam.


Jaarboek 35, pagina 54

Met steun van de heer Van Eik, directeur van de lokale melkfabriek De Holland, en notaris Van Cranenburgh kwam er uiteindelijk een plan tot stand waarover overeenstemming werd bereikt. Op 11 februari 1948 werd in café Broksma (hoek Dorpsstraat-Burgemeester Mooijstraat) een bijeenkomst belegd om de overeenkomst te tekenen. Iedereen was aanwezig, behalve Geertje ten Wolde-Mooij. Zij zou volgens de aanwezigen gezegd hebben dat ze niet wilde tekenen. De afspraak was dat wanneer iemand niet wilde meewerken het hele plan niet zou doorgaan. Van Eik ging naar haar huis aan de overkant van de Burg. Mooijstraat, en zei alleen maar: “Juffrouw ten Wolde, het is zover.” Geertje trok haar jas aan, ging met Van Eik mee en tekende. Het wijkverdelingsplan was gered.

De enige uitstapjes die Geertje tot op hoge leeftijd maakte, waren in de zomer een dag bramen plukken in de zeeduinen met haar zoon Mathijs en bij storm voettochten door de duinen naar het strand. Door haar klanten werd Geertje ‘Moggie’ genoemd, naar de opgewekte groet waarmee zij ’s morgens bij hen langs kwam. Rondtrekkende kooplieden liet zij bij het warme fornuis in haar keuken met een sterke kop koffie weer op verhaal komen.

Haar inwonende zwager Jan Asjes kwam in 1945 te overlijden. Voor uitbreiding van de bebouwing werd haar grond rond 1950 door de gemeente Castricum onteigend. Dit heeft haar veel gedaan. Haar zoon Willem, die de tuin van haar huurde, kreeg een nieuwe woning aan de Henri Schuytstraat, waar hij een bloemenzaak mocht beginnen, maar voor Geertje leverde de verkoop van de grond niet veel op.

Geertje ten Wolde-Mooij (1871-1953).
Geertje ten Wolde-Mooij (1871-1953).

Haar overlijden

Na haar plotselinge overlijden op 7 mei 1953 werd in de oude dorpskerk een afscheidsdienst gehouden. De kerk was te klein voor de honderden dorpsgenoten die haar de laatste eer wilden bewijzen. Met als kop ‘Bekend inwoonster ten grave gedragen’ wordt in een klein krantenartikel verslag gedaan van haar uitvaart.

“Verleden week Donderdagavond overleed plotseling in haar woning aan de Burgemeester Mooijstraat, mevrouw de weduwe G. ten Wolde-Mooij. Zij was ongetwijfeld een van de bekendste figuren van de gemeente Castricum, waar zij samen met haar zoon Huib een melkzaak dreef. Tot op de dag van haar verscheiden, bezorgde zij melk- en melkproducten bij vele ingezetenen van Castricum, die donderdag niet konden vermoeden, dat de 81-jarige zulks voor de laatste maal deed. Onder grote belangstelling is Mevrouw Ten Wolde-Mooij Maandag op de bijzondere begraafplaats van de hervomde kerk begraven. Tevoren vond in de kerk een dienst plaats die door dominee Bloemhoff uit Heiloo werd geleid. Namens het comité Ouden van Dagen in Castricum sprak mevrouw Le Clerq-Pels.”

Een ander klein krantenartikeltje besluit met de woorden:
“Tal van bloemen vormden een stille hulde voor het vele goede werk, dat deze vrouw in haar werkzaam leven deed.”

Het graf van Geertje, haar man en een zoon.
Het graf van Geertje, haar man en een zoon.

Op het kerkhof aan de noordzijde van deze kerk ligt zij bij haar man en haar vroeg gestorven zoon Jan begraven. Na haar bijzetting is de bestaande grafplaat vlak geschuurd en zijn de teksten er opnieuw in gebeiteld, met haar naam in het midden. Het graf wordt nog steeds bezocht en onderhouden.

In afwijking van de gegevens op haar geboorteakte staat op de grafplaat 14 oktober als geboortedag gebeiteld in plaats van 13 oktober. De familie wist niet beter, want Geertje vierde haar verjaardag altijd op 14 oktober en zo is die datum ook op de plaquette terechtgekomen. Geertje had blijkbaar een hekel aan het ongeluksgetal 13.

Ernst Mooij

Bronnen:

31 oktober 2022

Dirk Schut, een gedreven missionaris (Jaarboek 44 2021 pg 54-59)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 44, pagina 54

Dirk Schut, een gedreven missionaris (1893-1942)

Dirk Schut.
Dirk Schut, missionaris.

Dirk Schut werd in 1893 geboren in Castricum, als oudste zoon van Frans Schut en Grietje Dekker. Het gezin met twaalf kinderen bewoonde een stolpboerderij op Kerkbuurt nummer 103, tegenwoordig de Dorpsstraat, niet ver van de St. Pancratiuskerk. Op veertienjarige leeftijd verliet Dirk het ouderlijk huis om naar het kleinseminarie in Heeswijk te gaan, een middelbare school voor jongens die missionaris wilden worden. In 1913 vervolgde hij zijn opleiding in Roosendaal bij het missiehuis St. Jozef. Dit was de Nederlandse tak van het in Engeland in 1866 door Herbert Vaughan opgerichte Mill Hill, dat als doel had ‘het christelijke geloof te verkondigen aan ongelovigen’.

Gezinsleven

In het verzuilde Nederland was de familie Schut overtuigd katholiek. Het bidden van de rozenkrans, de kerkgang, de biecht en geen vlees eten op vrijdag waren enkele rituelen. Ook het afstaan van kinderen ten behoeve van het geloof hoorde daar bij. Jongens werden missionaris, meisjes werden non. Zij moesten drie geloftes afleggen: van gehoorzaamheid, kuisheid en armoede. Oudste zoon Dirk werd missionaris in Oeganda, tweede dochter Martha trad op 21-jarige leeftijd in het klooster in.

De familie Schut.
De familie Schut, wonend in de Dorpstraat 94 in Castricum, 1922. Ter gelegenheid van de professie (het officiële intreden in het klooster) van Zuster Siegberta. Van links naar rechts staand: Thijs Schut, Jacobus Hofland, Griet Hofland-Schut, Cor Schut, Marie Wester, Frans Schut, Jaap Schut en Jan Schut; op een stoel zittend: Anne Schut, zuster Siegbertha (Martha), oma Schut, Opa Schut, Dirk Schut (missionaris) en Guurt Schut; zittend op de grond; Trien Schut en Marie Schut.

Jaarboek 44, pagina 55

Evangelie

Dirk bleef ruim een jaar in Roosendaal en verhuisde daarna naar Mill Hill in London, waar hij in 1918 in Westminster tot priester werd gewijd. Hij werkte twee jaar in de Londense wijk Soho en verhuisde toen naar het kleinseminarie in Tilburg om les te geven.

De uitgevaardigde encycliek van Paus Benedictus in 1919 formuleerde als doelstelling van missiewerk ‘het prediken van het evangelie, het bouwen van kerken en het opleiden van inlandse geestelijken’. Dat deden uitgezonden missionarissen door het opdragen van de heilige mis, het uitvoeren van handelingen behorend bij de sacramenten zoals de doop, de ziekenzalving en de biecht, maar ook het opzetten van onderwijs en gezondheidszorg.

Dirk was heel ambitieus en voelde zich geroepen mee te werken aan dit doel. De door Mill Hill opgeleide mannen gingen niet zomaar naar Afrika, zij gingen ‘de oerschatten van geloof en beschaving brengen aan hen die nog in de duisternis van het heidendom zaten’. Dirk verwoordt zijn vertrek als ‘de voltooiing van het offer dat ouders en zoon gezamenlijk voor God gebracht hebben’.

Onvoorbereid

De woorden van Mill Hill stonden echter in schril contrast met de manier waarop de missionarissen op hun werk werden voorbereid. Ze werden onderwezen in theologie en filosofie, maar lessen over taal, cultuurverschillen, gezondheidszorg en voedingsmiddelen, leefgewoonten en huisvesting werden niet gegeven. Vóór de Eerste Wereldoorlog overleed meer dan tien procent van de missionarissen binnen twee jaar.


Jaarboek 44, pagina 56

Dagboek

Ook Dirk ging in 1923 onvoorbereid op stap, al was hij zich terdege bewust van de gevaren en de offers die bij zijn roeping hoorde. Vanaf het moment dat hij op de boot stapte, in november 1923, hield hij een minutieus dagboek bij.

Dagboek 1925 Nyondo.
Dagboek 1925 Nyondo. Foto Jean-Pierre Jans.

Na de bootreis van bijna een maand, kwam hij eind december aan in Kilindini, de haven van Mombasa (Kenya Kolonie). Daarna reisde hij per trein via Nairobi naar Kisumu, aan het Victoria Meer. Dan per boot naar Port Bell en per trein naar Kampala. Dirk had een benoeming gekregen voor de missiepost in Nyondo aan de voet van de berg Elgon, waar hij op 20 januari 1924 aankwam. Hij begon meteen met het leren van de twee talen die er gesproken werden, Luganda en Lugishu.

Nyondo.
Nyondo.

Biechthoren, dopen en bedienen

Dirk was druk bezig de taal te leren en op de stoomfiets ging hij met collega Pater Terhorst op pad om te dopen, de biecht af te nemen, ziekenzalving toe te dienen en heilige missen op te dragen.

Pater Schut met gedoopt kind.
Pater Schut met gedoopt kind.

Ook begonnen ze met de bouw van een klooster en een hospitaal. Al op 11 april 1924 was hij de taal zo machtig dat hij zelf een eerste biecht kon afnemen. De week erna was het ‘Goede Week’, dat was een goede taaloefening. Dirk heeft driehonderd biechten gehoord en kon de mensen vrij goed verstaan. Op 17 augustus hield hij zijn eerste preek.

Het waren zware maanden voor de Paters Terhorst en Schut. Ze zorgden voor het onderhoud van de missiepost en waren verantwoordelijk voor de organisatie en voortgang van de bouwwerkzaamheden van het nieuwe klooster en hospitaal, de restauratie van de pastorie en de bouw van een nieuwe school. Ze reisden veel per stoomfiets, vaak door onherbergzaam gebied, op zoek naar christenen die hun plichten verwaarloosden.

Mis in de openlucht

Nyondo was de enige missiestatie in het bergland van Elgon. De volksstam Bugishu telde ongeveer 250.000 zielen, die bijna allen nog heidenen waren. De missiepost bestond uit een pastorie, een kerkje, een moestuin, een boerderij en een flinke school. Op de hellingen bevonden zich katoenvelden, bananentuinen en koffieplantages.

Mis in de openlucht.
Mis in de openlucht.

Pater Dirk Schut bleef tot 1927 in Nyondo. Tijdens een gesprek met bisschop Campling liet hij zich ontvallen dat hij ook voor de moeilijkste missies mocht worden ingezet. Dat liet de bisschop zich geen twee keer zeggen. Hij benaderde Dirk om in Ngora orde op zaken te stellen. De missie was er slecht aan toe door ruzie met de plaatselijke overheid. Dirk kende de taal niet, er heerste hongersnood en de inwoners wilden zich niet laten bekeren. Maar hij aanvaardde de opdracht en vertrok van het veilige Nyondo naar de anarchie van het Teso-volk in Ngora. Hij schreef in zijn dagboek dat hij zijn leven opdroeg aan Onze Lieve Heer en dat hij zich bij tegenslag gedragen voelde door het geloof.

Zware taak

Hoewel Dirk zich er normaal niet over uitsprak, liet hij zich, weliswaar in het Latijn, ontvallen dat het Teso volk onzedelijk, ontuchtig, drankzuchtig, diefachtig en vechtlustig was en overgeleverd aan zeer slechte bijgelovigheden, vooral na de geboorte van kinderen. Zijn voorganger, Pater Kiggen, nam zijn toevlucht tot de stok om gehoorzaamheid af te dwingen. Daarom moest hij van de koloniale overheid het gebied verlaten. Dirk had al na zes weken de taal van Teso onder de knie. Dat hield in dat hij uit gesprekken kon opmaken waar de mensen zich mee bezig hielden. Maar Dirk had het niet makkelijk: de mensen waren moeilijker te bekeren, het was er warmer, er waren schulden, het mis-


Jaarboek 44, pagina 57

siegebied was te groot en de mankracht te gering. Ook had men last van de tse-tse vlieg en malaria. Hoewel het altijd weer een strijd was om financieel rond te komen, lukte het hem echter uit de schulden te komen en de school nieuw leven in te blazen. Ook werkte hij aan een klooster en slaapzalen voor meisjes, omdat deze op weinig plekken veilig waren. In zijn dagboek hield hij nauwkeurig bij hoeveel inlanders hij die dag weer gewonnen had voor het geloof in Jezus Christus. Hij hechtte belang aan de ontwikkeling van de bevolking.

Toroma

Toen hij de missie in Ngora uit het dal getrokken had, was het voor Dirk tijd om op te stappen, dit keer naar Toroma. De superieuren van Mill Hill hadden vertrouwen in hem en benoemden hem tot overste van Ngora en Toroma. Hij koos opnieuw voor een stap, waarin avontuur en uitdaging het wonnen van comfort en rust. Dirk was uitgerust met de gelukkige combinatie van een sterk lichaam en een praktische geest; hij stond bekend als een grote, sterke en succesvolle man. Hij noemde zijn nieuwe parochie St. Pancras, naar de parochie waar hij was opgegroeid in Castricum. Maar deze post bevond zich in een enorm achterland met woeste savannes vol nomaden en koeien. Hij begon met de bouw van een huis, volgens een collega een ‘titanenarbeid’.

Verlof

Na tien jaar mocht Dirk op verlof. Van december 1933 tot november 1934 was hij terug in het ouderlijk huis. In de bewaarde brieven is te lezen hoe Dirk zijn familieleden op de hoogte hield van zijn activiteiten en zij zamelden steeds weer geld in. Ook tijdens zijn verlof werd er geld ingezameld voor de bouwprojecten van zijn nieuwe parochie.


Jaarboek 44, pagina 58

Dirk verzorgde avonden met lichtbeelden van Afrika. Er werd een fancy fair georganiseerd en een benefiet voetbalwedstrijd in Castricum bij Vitesse ’22, alles ten bate van de missie. Hij bezocht zijn broers en zussen en zijn vrienden in Arnhem, Roermond en Londen.

De Volkskrant, 4 juli 1934.
De Volkskrant, 4 juli 1934.

Medische kennis

Kort voor zijn terugkeer naar Oeganda, volgde hij een medisch-hygiënische cursus, georganiseerd door het Nederlandsch Medisch Missie Comité. Dit was opgericht na een oproep uit Rome, waarin aan katholieke artsen werd verzocht missionarissen bij te staan om zo het hoge sterftecijfer omlaag te krijgen.

Bekeerlingen met zusters en missionarissen. Pater Schut staat tegen de rechterpilaar.
Bekeerlingen met zusters en missionarissen. Pater Schut staat tegen de rechterpilaar.

Door middel van cursussen leerden missionarissen en zusters elementaire medische zaken, zodat zij zichzelf konden helpen en hulp aan anderen konden bieden als er geen dokter aanwezig was. Het comité verschafte aan de missionarissen ook medicijnen.

Terug

In december 1934 was hij weer terug in Oeganda. Hij vond zijn Toroma missiepost anders terug dan dat hij hem verlaten had. Zijn vervanger had een stel onderwijzers ontslagen. Polygamie, het mislukken van de katoenoogst en afnemend enthousiasme voor geloofszaken waren hiervan de oorzaak. “Van de meer dan vijfhonderd bekeerlingen die op de doop werden voorbereid, waren er slechts negentig overgebleven.”

In 1936 was zijn pastorie eindelijk klaar en konden ze tijd besteden aan de restauratie en vervanging van de scholen en kerkjes van stokken, klei en gras. Om de verschillende dorpen te bezoeken was de stoomfiets ingeruild voor een auto. Inmiddels waren er drieduizend volwassenen gedoopt en ongeveer duizend kinderen.

Ondermaats

Dirk schrijft een optimistische brief naar de nieuwe bisschop Jan Reesinck: “Als je bedenkt hoe armzalig wij zelf zijn uitgerust, dan hoeft het niemand te verbazen dat niet alle christenen zijn zoals ze behoren te zijn. Maar zelfs een blinde kan zien hoe ook in dit land de genade Gods voor grote wonderen zorgt.”

Reesinck vond echter dat zijn prestaties onder de maat waren en achterbleven bij de rest. Ook de door Dirk opgestelde nieuwe catechismus zou veel te ‘geleerd’ en moeilijk zijn. De bisschop kwam op bezoek, maar roddels over pater Schut waren hem vooruit gesneld en hadden zich al lang en breed in het hoofd van de bisschop genesteld. Hoewel hij niets tegen Dirk zei, liet hij zich tegen andere paters negatief over Dirk uit. Dirk redeneerde “Als er klachten zijn over mijn functioneren, dan ga ik ervan uit dat ik dat rechtstreeks te horen krijg.”

Immense inspanningen

Reesinck vond dat Toroma niet langer floreerde, omdat Pater Schut extreem streng was en hij dit niet wilde inzien. Hij besprak dit met andere Paters. Dat Dirk zijn hele ziel en zaligheid in deze missie had gelegd, deed niets ter zake. De heren telden het aantal bekeerlingen zoals een boekhouder de inkomsten en uitgaven, maar ze leken niet de immense inspanningen te zien die Dirk gepleegd had om in het achtergestelde gebied überhaupt een missiepost draaiende te houden.

Straf

De bisschop benoemde Dirk met onmiddellijke ingang tot docent aan het seminarie van Nyenga. Dirk voelde deze onrechtvaardige behandeling als een straf en een degradatie. In januari 1939 pakte hij plichtsgetrouw zijn koffer en deed wat hem was opgedragen, hij vertrok naar Nyenga.

Het seminarie In Nyenga.
Het seminarie In Nyenga.

Ondertussen was hij woedend: “Geen enkele meerdere heeft het recht om de goede naam van zijn priesters zwart te maken, en dat lijkt toch echt gebeurd te zijn. Anders kan ik niet verklaren hoe een groep paters al vernomen had dat ik niet voldeed, en dat ze zelfs al de reden daarvan wisten, waar of niet waar, twee of drie weken voordat ik zelf op de hoogte werd gebracht.”


Jaarboek 44, pagina 59

Noodkreet

Dirk schreef een brief naar de algemeen overste van Mill Hill in Engeland: “Ik ben zeer ongelukkig. Er is mij groot onrecht aangedaan, zozeer dat ik mijn ambitie en interesse verloren heb. Als ik het zo mag zeggen: de spirit is me ontnomen. Ik vraag u me hier weg te halen en mij een nieuwe aanstelling te geven. Ik vraag niet om een makkelijke functie. Ik ben altijd een man voor moeilijke taken geweest en zou graag weer naar een uitdagende plek gaan, zodat ik deze hele toestand hopelijk kan vergeten. Ik zou bijvoorbeeld graag willen werken voor de missie van Kodok, een missie die, zoals ik gehoord heb, extreem moeilijk is omdat er flink gepionierd moet worden. Tegelijkertijd wil ik vermelden dat ik klaar sta om overal naar toe te gaan waar u me heen wilt zenden. Maar alstublieft: haal me hier weg.”

Bisschop

De spanningen tussen de bisschop en Dirk liepen hoog op, maar de bisschop was de baas en eiste gehoorzaamheid. De algemeen overste van Mill Hill zei Dirk dat hij geschorst zou worden, tenzij hij beloofde af te zien van opruiende kritiek. Daarop lijkt hij de strijdbijl te hebben begraven en kreeg hij een aanstelling in Kwapa, 150 kilometer ten zuiden van Toroma.

Achteraf bleek uit een brief in een geheim archief van Mill Hill dat de bisschop toegeeft een fout te hebben gemaakt.

Kwapa

Tijdens kerstmis 1939 vertrok hij naar Kwapa om een nieuwe missiepost op te zetten: “Er is niets en ik heb niets”, schrijft hij, maar weer hervindt hij zijn oude ondernemingszin en positiviteit. Hij sprak de taal van de Teso, een volksstam van dertigduizend zielen, maar ook Lugishu, de taal van een ander volk kende hij. En hij woonde slechts 25 km bij Pater Castricum vandaan. Het gebied was kleiner en beter bereikbaar.

Collecteblik voor de missie van Father Schut.
Collecteblik voor de missie van Father Schut.

Hij schrijft een brief aan de inwoners van Castricum met een verzoek om financiële ondersteuning. Er waren al heel wat christenen, schreef hij, zodat er hopen werk is. Daarna blijft het lang stil. Na zijn enthousiaste start zijn er geen brieven meer gekomen en leek de missie enigszins te haperen.

Telegram uit Kampala

In juni 1942 arriveerde in Mill Hill in London een telegram van Bisschop Reesinck met de mededeling dat Pater Schut was overleden.

Telegram uit Kampala.
Telegram uit Kampala.

Hij overleed aan ‘paralysis’ (kinderverlamming) waarschijnlijk door het opgelopen poliovirus. Hij was pas 49 jaar. Zijn collega’s konden niet begrijpen dat hun sterke collega door een virus was geveld. Hij had een heldere geest en was ideaal voor de missie, intelligent en fysiek.

Dirk werd begraven op het kerkhof van de eerste Mil Hill missiepost in Nsambya in Oeganda. In zijn dagboek bij aankomst in Afrika in 1923 lezen we bij een bezoek aan het graf van een gestorven collega: “Ik heb mij zelf aan Onze Lieve Heer opgeofferd. Wanneer Hij denkt dat mijn tijd gekomen zal zijn, dan hoop ik gereed te zijn voor die grote reis naar de Hemel.”

Negentien jaar lang was Dirk Schut missionaris bij het Vicariaat van de Boven-Nijl in Oeganda, in Nyondo, Ngora, Toroma en Kwapa; missieposten aan de voet en op de uitlopers van de meer dan 4.000 meter hoge Mount Elgon, de oudste vulkaan van Oost-Afrika.

1939 bracht hij voor het grootste deel door in het seminarie van Nyenga. Zijn beste jaren, zijn passie, kracht en optimisme, zijn hele ziel en zaligheid heeft hij gewijd aan de missie.

Dirks’ portret, ‘Heeroom’, hing bij alle familieleden aan de muur. Zijn dood was een ramp en liet de hele familie diep verslagen achter, maar er over praten was heel pijnlijk.

Bidprentje van Dirk Schut.
Bidprentje van Dirk Schut.

Bidprentje

Op de achterzijde van het bidprentje staat niets over de offers die Dirk heeft moeten brengen. ‘Zoon van het oude Kennemerland, waar de eerste steenen liggen van geloof en cultuur in ons vaderland, trok deze priester naar het verre Afrika, om er die oerschatten van geloof en beschaving te brengen aan hen die nog zitten in de duisternis van het heidendom. Met voortreffelijke eigenschappen naar geest en hart, met den inzet van al zijn lichamelijke krachten heeft Dirk gewerkt, gebouwd, geplant en gezaaid tot het uur sloeg van den grooten schafttijd en de Heer hem riep om te rusten in de schaduw van Zijn eeuwigen tent.’

Anette Beentjes

Dit artikel is gebaseerd op het in 2019 verschenen boek ‘Het Offer. Dagboek van een gedreven missionaris’. Het boek is geschreven door Dirks’ nicht Martha Lambrechts-van der Loos en Judith van der Stelt. ISBN 978-94-6328-272-7.

31 oktober 2022

Achter de voordeur van Jan van der Schaaf (Jaarboek 44 2021 pg 31-38)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 44, pagina 31

Achter de voordeur van Jan van der Schaaf

Jan van der Schaaf.
Jan van der Schaaf.

Onze rubriek ‘Achter de voordeur’ bevat kleurrijke verhalen van Castricummers die in het dorp geboren zijn of er al lang wonen. Deze keer klopten we aan bij Jan van der Schaaf. Op de laatste dag van 2021 hoopt hij de tachtigjarige leeftijd te bereiken. Muziek is zijn passie. Maar van muziek alleen kon je geen gezin onderhouden.

De familie Van der Schaaf woonde vanaf 1939 in de Dorpsstraat, huisnummer 107, een winkel-woonhuis naast het Zusterhuis, ook wel het Klooster genoemd. De zusters die er woonden, leerkrachten van de Augustinusschool en de kleuterschool, maakten in de periode 1911-1970 deel uit van de kloosterorde van ’het Arme Kind Jezus’. Jan is misdienaar geweest bij zijn buurvrouwen. Het oude winkel-woonhuis had een mooie pui en het is helaas door nieuwbouw vervangen. Voorheen was hier onder andere de boekhandel van Willem Stuifbergen gevestigd.

Vader Bart bezorgde met bakfiets manufacturen aan huis.
Vader Bart bezorgde met bakfiets manufacturen aan huis.

Bart van der Schaaf (1912-1991) en zijn vrouw Johanna van Reijn (1909-1983) begonnen er een manufacturenwinkel. Naast kant-en-klare kleding en ondergoed waren er ook allerlei stoffen te koop, waarvan je zelf een jurk of zelfs een kostuum kon maken.

Foto van Bart en Jo op de aankondiging van hun verloving in 1937.
Foto van Bart en Jo op de aankondiging van hun verloving in 1937.

Bart kwam ook bij de mensen thuis. Hij ging met zijn bakfiets langs de huizen om fournituren of textiel te verkopen. Begin jaren (negentien) dertig was hij daar vanuit een ruimte aan de Vinkebaan al mee begonnen. Als het zo uitkwam deed hij zijn best om mensen te interesseren voor het lezen van boeken om ze een andere kijk te geven op de wereld en het leven.

Muziek in strandpaviljoen Dirk Bakker.
Muziek in strandpaviljoen Dirk Bakker. Castricum aan Zee, 1935. Achter geheel links Anne Bakker (dochter van Dirk Bakker). Achter vierde van links Dirk Bakker (eigenaar strandpaviljoen). Vooraan geheel links Mien Bakker (dochter van Dirk), derde van links pianist Bart van der Schaaf en rechts staand Niek Bakke (zoon van Dirk). Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Het allerliefste speelde Bart zoveel mogelijk piano. Het instrument dat ooit bij hem thuis stond, had hij gekocht van Lefering, eigenaar van het destijds zeer bekende Biljartpaleis op de hoek van de Burgemeester Mooijstraat-Dorpsstraat. Zoon Jan was toevallig getuige van de onderhandelingen. Deze piano is lang in de familie gebleven en tenslotte geschonken aan het toen nog bestaande jongerencentrum De Bakkerij (in voormalig café De Landbouw), waardoor het bijna weer op zijn oude plek terugkeerde.

Bart van der Schaaf is afkomstig uit Heino (Overijssel) en verzeilde in 1932 in Castricum. Hij heeft een aantal jaren ingewoond bij de gemeentelijk lantaarnopsteker Arie Stet aan de Vinke-


Jaarboek 44, pagina 32

baan. Toen al speelde hij regelmatig piano op bruiloften en partijen. Zijn vrouw Johanna van Reijn werd in Amsterdam geboren. Ze was de zuster van Rob van Reijn (1929-2015), de bekendste en beroemdste pantomimespeler van Nederland. Die had zijn eigen theater in de Haarlemmerstraat in Amsterdam. Jan bezocht hier met zijn gezin een voorstelling.

In de oorlogsjaren werden Bart, Jo en hun kinderen gedwongen het dorp te verlaten. Naar verluidt zou de burgemeester erachter zitten, omdat ze de collectes van de nationaalsocialistische stichting Winterhulp negeerden. Toen waren Bep in 1940 en Jan in 1941 al geboren. Nadat de familie even in Soest had gewoond, volgde zo’n drie jaar Bathmen in Overijssel. Bart was uit die streek afkomstig. In 1946 keerde het gezin terug in de Dorpsstraat, waar in 1947 en 1948 respectievelijk Gerard en Theo werden geboren. Niet alleen voor vader Bart was muziek belangrijk. Via hem heeft de liefde voor muziek bij alle kinderen een grote rol in hun leven gespeeld.

Van machinebankwerker tot muzikant

Nadat Jan de Augustinusschool had doorlopen, leek het zijn ouders maar het beste dat hij naar de Ambachtsschool in Alkmaar zou gaan om een vak te leren. Zijn vader stelde hem voor de keuze: ‘hout of ijzer’. “Doe maar ijzer”, zei Jan.

Jan van der Schaaf in 1955. Hij maakte vanaf zijn schooltijd het liefst muziek.
Jan van der Schaaf in 1955. Hij maakte vanaf zijn schooltijd het liefst muziek. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Ik heb de opleiding machinebankwerker gevolgd”, vertelt hij. “Toen ik dat gedaan had, kon ik dus al gaan werken, maar ik was pas veertien jaar oud. De Hoogovens was de gebruikelijke werkgever in de regio. Ik zag dagelijks die bussen langskomen met slapende mannen en zei meteen: dat nooit. Dan maar naar de kopklas van de ambachtsschool voor een opleiding tot automonteur en ik kon aan het werk in een garage. Banden verwisselen en misschien motoren doorsmeren. Dat was het wel zo’n beetje, want ik was nog maar leerling. Omdat ik toen al veel bezig was met muziek, leek me dat beroep niet zo goed voor mijn vingers.

Jan en zijn eerste gitaar.
Jan en zijn eerste gitaar, samen met Gerard, Theo en Bep van der Schaaf.

Dus toch maar weer doorleren. De VMTO-avondschool voor voorbereidend middelbaar technisch onderwijs werd het. Dan kon ik overdag wat anders doen. Mijn vader had genoeg contacten bij de middenstand en hij nam me aan het handje mee naar drukkerij Boesenkool die het Nieuwsblad voor Castricum uitgaf. Daar moest ik kranten vouwen en helpen bij de bezorging. Tinus Zijp leerde me de beginselen van het handzetten. Ik verdiende 12,50 gulden voor drie halve dagen per week. Op een gegeven moment moest ik van de Grafische Bond een dag in de week naar school. Het werd de Grafische school in Amsterdam. Dankzij de praktijkervaring die ik inmiddels had, heb ik die vierjarige opleiding in anderhalf jaar kunnen doen. Daarna moest ik in militaire dienst: ‘lichting 1963’.

Jan in de jaren (negentien) zestig op de brommer in de Dorpsstraat.
Jan in de jaren (negentien) zestig op de brommer in de Dorpsstraat.

Na mijn diensttijd ben ik niet teruggegaan naar Boesenkool, maar ik begon bij Letterzetterij Damman in Amsterdam. Daar werkten we vooral voor reclamebureaus.

Na vier jaar stapte ik over naar de kunstdrukkerij Mercurius in Wormerveer en daar ben ik afdelingschef geworden. In die tijd vond er een revolutie plaats in de drukkerswereld. Het lood ging eruit en de fotozetterij kwam ervoor in de plaats. Ik haalde het patroonsdiploma en werd leermeester. Het opleiden van jongeren beviel me zo goed dat ik leraar wilde worden. Daarvoor waren de diploma’s, die ik tot dan had behaald, niet voldoende.

Na mijn 27e ben ik dus weer gaan leren. Eerst drie jaar mbo-vormingswerk; toen drie jaar sociale academie Cultureel Werk en een opleiding voor muziekdocent. Alle studies deed ik naast mijn dagelijks werk. Ik werd een zij-instromer zoals ze het tegenwoordig noemen. In totaal ben ik 27 jaar werkzaam geweest in het vormingswerk en bij het Nova College in Beverwijk. Nu ben ik al ruim twintig jaar met pensioen.”

Jaren (negentien) zestig en verder

Jan: “Muziek is de rode draad in mijn leven. Toen ik een jaar of twaalf was, kreeg ik een gitaar waarop ik kon oefenen. Ik heb, net als mijn zuster en broers, niet of nauwelijks les gehad. Alleen mijn zuster kan noten lezen, maar spelen kunnen we allemaal.”

Jan van der Schaaf op accordeon.
Jan van der Schaaf op accordeon. Schilder: Hans Goedhart. Collectie Kunst Oud-Castricum. Toegevoegd.

Jan mocht op zaterdag groenteboer Gerrit Beentjes helpen en daar verdiende hij 2,50 gulden mee. Zo lukte het hem om in 1958 bij de firma Oudejans een viersporen bandrecorder te kopen, die hij afbetaalde met vijf gulden per week. Nu kon hij muziek van de distributieradio opnemen, meespelen en partijen toevoegen. Iedere gelegenheid om naast gitaar ook piano of accordeon te spelen, pakte hij aan.


Jaarboek 44, pagina 33

Eerste optreden in dorpshuis De Kern.
Eerste optreden in dorpshuis De Kern.

Jan: “Mijn eerste optredens waren in het dorpshuis De Kern, destijds het rooms-katholieke Jeugdhuis genoemd, dat in de jaren (negentien) vijftig in de zomermaanden in gebruik was als jeugdherberg voor meisjes. We speelden dansmuziek en allerlei tophitjes op de wekelijkse bonte avonden. Met de samenstelling van bandjes wisselden de namen, van het Allround Hot Combo, Rhythm Kids tot The Beach Town Society Members. Pianist van laatstgenoemde band was Hans Morelis, Ruud Koning deed het slagwerk en Jan van Egmond speelde saxofoon en klarinet. Ik was gitarist en werd tot de leider van de band benoemd. We hadden veel succes als dansband en traden op in de Harmonie, bij Borst in Bakkum, Funadama en andere zalen in de wijde omgeving. Het Nieuwsblad voor Castricum schreef in een recensie dat de leden van de band voortdurend een solo ten beste gaven, ‘die het applaus luid deed opklinken’.

Het Midnight Combo in 1963.
Het Midnight Combo in 1963. Van links naar rechts Jan van der Schaaf, Ruud Koning, Pieter Wijmans en Harry Brakenhof.

We vielen op bij Libert Eggers van De Rustende Jager. Hij stopte met zijn eigen band de Casanova’s en huurde ons in. Onder de naam Midnight Combo speelden we daar voor volle zalen bijna drie jaar twee avonden per week en in de zomer zelfs drie avonden. Dat duurde tot 23.30 uur, want dan moesten veel bezoekers de laatste trein nog pakken.

Het Metro Kwintet in Castricum, 1959.
Het Metro Kwintet in Castricum, 1959. Van links naar rechts Jan van der Schaaf
 (gitaar), Harry Brakenhoff (saxofoon), Piet Bettink (slagwerk), Adriaan Kaandorp (trompet), Johan van Brederode (piano). Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Er tussendoor heb ik ook nog in het Metro kwintet gespeeld met bekende Castricummers als Adriaan Kaandorp op trompet, Harry Brakenhoff speelde saxofoon en Piet Bettink van de bioscoop deed het slagwerk.”

Flash Point 5 werd in 1966 opgericht.
Flash Point 5 werd in 1966 opgericht. Van links naar rechts achter: Pieter Wijmans, Jan Bes, Jack Oudejans en Harry Brakenhoff voor: Jan van der Schaaf. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Uit het Midnight Combo ontstond in 1966 Flash Point 5 gevolgd door FlashPoint 6, waarmee we in 1968 voor tv zijn opgetreden. In 1980 met het Pieter Wijmans kwartet maakten we dat ook mee. De opname vond plaats in de Speckkoper, vroeger café Roozendaal. Mijn broer Gerard, artiestennaam Dave, en ik hebben ook nog een tijdje samen in het Pieter Wijmans kwartet gespeeld.”

Het accent kwam meer op jazz te liggen. Omstreeks 1974 hebben Jan en vooral zijn broer Theo zich ingezet voor de oprichting van Jazzclub Castricum. Gestart werd met een wekelijks programma van livemuziek in club 538 van Theo Besteman. In juni 1976 werd een klein jazzfestival georganiseerd met bekende musici als Piet Noordijk, Dexter Gordon en André Valkering. Ook beroemdheden als Cees Slinger, Louis van Dijk en Harry Verbeke hebben in Castricum opgetreden. In november 1976 ging de jazzclub op de fles. De Belastingdienst gooide roet in het eten. In 1977 kreeg Jan een groepje gelijkgestemden bij elkaar voor de oprichting van Base, een band die vijftien jaar lang menig feest heeft opgeluisterd.

Chateau Fique was succesvol met zigeunerjazz.
Chateau Fique was succesvol met zigeunerjazz. Van links naar rechts Louis Schuurman, Jan van der Schaaf, Tom Lenos en Kees Heijliger.

Chateau Fique met zigeunerjazz ontstond in 1992. Het orkest heeft twee cd’s uitgebracht en het had een grote aanhang van liefhebbers van deze muzieksoort. Het afscheidsconcert in kasteel Marquette trok een enorm aantal bezoekers. Inmiddels al weer vele jaren speelt Jan alleen nog met het vriendengroepje Het Mag Geen Naam Hebben.

De groep Het Mag Geen Naam Hebben.
De groep Het Mag Geen Naam Hebben. Van links naar rechts Jan van der Schaaf, Henk Kerssens, Hans Vermeulen, Marga Verhulsdonck en Theo Moorman.

Muzikale familie

Alle kinderen van Bart en Jo van der Schaaf hadden en hebben iets met muziek. Zuster Bep woont in Andijk en heeft net als Jan dikwijls piano gespeeld voor ouderen in zorgcentra.

Hans Goedhart tekende Jan met zijn melodica.
Hans Goedhart tekende Jan met zijn melodica.

Dave trad in Jan’s voetsporen als muzikant bij The Frogs,


Jaarboek 44, pagina 34

later bekend onder de naam Head over Heels en Poker. Hij bespeelde verschillende instrumenten als piano, orgel en basgitaar. Inmiddels hebben al verschillende reünies plaatsgevonden van deze vooral in de jaren (negentien) zestig enorm populaire band. In het 31e Jaarboek van Oud-Castricum (2008) staat de hele geschiedenis van de plaatselijk popmuziek.

Theo, de jongste in het gezin, vond ook zijn weg in de muziekwereld. Hij was in zijn jonge jaren discjockey in verschillende horecabedrijven. Na werkzaam te zijn geweest bij de firma De Graaf in Castricum, volgden Elsevier, Polygram, Universal Pictures en Telescreen. Hij handelde in filmrechten en werd eigenaar van bedrijven als Movies Select Video en de muziekonderneming Basta. Hij woont afwisselend in Aalsmeer en Thailand en is als columnist verbonden aan Thailandblog.nl. Enige jaren geleden verscheen zijn boek ‘Thaise Perikelen’, waarin columns en verhalen zijn samengebracht.

Scheiding

Bart van der Schaaf verliet zijn gezin na een moeizaam proces. Jan: Mijn vader en moeder zijn in 1957 uit elkaar gegaan, hoewel ze nooit officieel zijn gescheiden. Volgens het rooms-katholieke recht was scheiden haast onmogelijk. Vader verhuisde naar Alkmaar. Vanaf die tijd werd pianist zijn hoofdberoep. Hij speelde uitstekend, meestal alleen. Bij Kornman heeft hij nog wel eens deel uitgemaakt van een Hongaars orkestje. Op verzoek van Kornman niet te lange nummers, want dat ging ten koste van de omzet.

Pianist Bart van der Schaaf trad in het hele land op.
Pianist Bart van der Schaaf trad in het hele land op. Hij schonk veel geld aan een ontwikkelingsproject in Brazilië.

Hij speelde bij Koekenbier, bij Centraal in Alkmaar, bij Minkema, de Oude Prins, De Pilaren en De Rustende Jager in Bergen. Ook heel veel bij De Boei in Egmond. Daar kenden veel mensen hem. Hij heeft ook gespeeld in Het Losse Hoes in Holten, waar hij toen ook woonde. Hij woonde altijd alleen.

Tenslotte is hij in 1991 in een bejaardencentrum in Medemblik op 79-jarige leeftijd overleden. Moeder was al in 1983 gestorven. Vader heeft haar altijd trouw alimentatie betaald. Het geld in de fooienpot (ook geld voor zijn drankjes; hij dronk thee wat qua kleur voor sherry door kon gaan) ging allemaal naar de zusters van een orde die projecten in Brazilië steunde. Jaren heeft hij dat gedaan. Het is vast een flink bedrag geworden, want er zijn zes huisjes van gebouwd en die hadden zelfs riolering.

Voor zijn dood wilde hij dat graag zelf eens zien, maar hij durfde niet te vliegen. Daarom ging hij af en toe naar Schiphol om aan het idee te wennen dat hij ooit zelf in een vliegtuig zou zitten. Het hielp niet. Een arts heeft hem een kalmerend middel gegeven en toen kon hij zijn angst overwinnen. Hij is er geweldig ontvangen, zelfs door een bisschop en heeft het resultaat van zijn schenkingen kunnen bekijken. Hiermee had hij naar zijn gevoel een van de grote taken in zijn leven volbracht.”


Jaarboek 44, pagina 35

Huwelijk

Jan vertelt over de ontmoeting met zijn echtgenote: “Ik heb in 1963 in de forensentrein naar Amsterdam mijn vrouw Guus leren kennen. Ze woonde in Heiloo en door ons werk in Amsterdam kwamen we elkaar regelmatig tegen. Ik heb wel even mijn best moeten doen om haar te veroveren. In 1968 konden we woonruimte bemachtigen aan het Schoutenbosch en we trouwden in hetzelfde jaar.

Trouwfoto van Guus en Jan op 27 december 1968 in de sneeuw bij Johanna’s Hof.
Trouwfoto van Guus en Jan op 27 december 1968 in de sneeuw bij Johanna’s Hof. Foto Pieter Wijmans.

We kregen twee kinderen, Susan en Bas, en genieten nu van onze vier kleinkinderen.

Uitstapje met de kinderen naar Madurodam in 1977.
Uitstapje met de kinderen naar Madurodam in 1977. Foto Madurodam.

Kleindochter Anouk heeft zes jaar vioolles gehad en ik heb vaak met haar opgetreden. Ze was ook lid van een tienervioolgroep, die ik als pianist begeleidde. Een hoogtepunt was het optreden op het Barok tot Rockfestival in kasteel Marquette. Anouk speelt ook piano. Kleinkind Bart houdt van zingen en kleindochter Olivia is dol op zingen en dansen.

Deelname aan ‘All you need is love’ met Robert ten Brink.
Deelname aan ‘All you need is love’ met Robert ten Brink. Vooraan de kleinkinderen Anouk en Bart.

Bijzonder was in 2015 onze deelname aan het tv-programma ‘All you need is love’. Er was een oproep gedaan voor echtparen die herinneringen hadden aan treinreizen, waarbij de vonk was overgeslagen. Ik heb ons aangemeld. Mijn vrouw wist er niets van en op het perron in Castricum werden we door Robert ten Brink verwelkomd. Daar begon een verrassende treinreis naar Amsterdam. Bij verschillende stations voegden onze kinderen en kleinkinderen zich bij ons. In de stationshal in Amsterdam stond een grote foto van ons gezin en Sjors van der Panne zong het lied ‘Liefde van later’. Op YouTube is het filmpje nog te vinden.”

De familie tijdens het vijftigjarig huwelijksfeest van Jan en Guus.
De familie tijdens het vijftigjarig huwelijksfeest van Jan en Guus. Foto Leon Klein Schiphorst.

Popcursus

In dienst van het vormingscentrum IJmond begeleidde Jan leerplichtvrije jongeren op hun weg naar volwassenheid. In 1982 nam hij zelf deel aan een opleiding om mensen zonder enige ervaring te leren muziek te spelen. Dat idee sprak hem zeer aan en hij besloot in 1983 om ook zo’n cursus op te zetten.

Muzikant Jan van der Schaaf.
Muzikant Jan van der Schaaf. Meester Dekkerstraat in castricum, 1991. Fotopersbureau De Boer. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Het doel was jongeren die nooit een instrument in handen hebben gehad, een paar basistechnieken te leren, waardoor ze enkele nummers in groepsverband ten gehore zouden kunnen brengen. Dit zou jongeren een aanzet geven verder te gaan op muziekgebied. De opzet van zoiets vraagt veel overleg en diplomatie, maar Jan van der Schaaf en zijn medestanders hadden het er voor over. Het idee is bijzonder aangeslagen. Na enkele jaren werd de organisatie in handen gelegd van de stichting Popwerk IJmond. De muziek-


Jaarboek 44, pagina 36

school in Heemskerk nam het daarna over, tot die instelling door gemeentelijke bezuinigingen het loodje moest leggen. Zo’n 5.500 jongeren en ook ouders hebben op deze manier de eerste stappen op muziekgebied gezet en daar is Jan heel trots op. De rockband Garden of Love met jongeren die een verstandelijke beperking hebben, is er ook uit voortgekomen. Die hebben zelfs opgetreden op Pinkpop.

Stomme film

In de tijd van de stomme film zorgden pianisten voor de begeleidende muziek. De Alkmaarsche Courant heeft in 2018 in samenwerking met het Filmhuis Alkmaar oude tijden doen herleven. Onder de titel ‘Bewegend Verleden’ zijn historische films vertoond. Jan van der Schaaf voorzag deze ‘stomme’ films live van muziek met een piano die in de filmzaal was gesleept. Met een toeter binnen handbereik om een claxon van een auto na te bootsen, een fietsbel op een plankje voor een fiets en een fluitje voor stoomlocomotief Bello.

Jan van der Schaaf.
Jan van der Schaaf. Geesterduinweg 3 in Castricum, 2017. Er waren twee uitverkochte voorstellingen van ‘Tussen de schuifdeuren’ in het afsluitende jubileumweekend van de Werkgroep Oud-Castricum, voor het 50-jarig bestaan. Jan van der Schaaf was een van de muzikanten van Castricum’s Collectief. Daarnaast was Jan ook te zien in de filmpjes van Anton Visser samen met slager Theo van der Meer. Zij gingen met een bakfiets samen op pad voor het interviewen van ondernemers die in de loop der jaren hun stempel op het dorp hebben gedrukt.
Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd. 

Als liefhebber van films koos Jan in 2006 het gebouw van het Filmmuseum in het Vondelpark in Amsterdam uit voor de viering van zijn 65e verjaardag. Onderdeel was de vertoning van de Italiaanse film ‘Pane e tulipani’ die deels in Venetië speelt, de stad die Guus en Jan in hun hart hebben gesloten.

Passie

Jan is intussen al twintig jaar met pensioen en musiceren blijft zijn grote passie. Al meer dan tien jaar speelde hij regelmatig in het Rode Kruis Ziekenhuis en al twintig jaar wekelijks in de verzorgingshuizen in Castricum en omgeving. Ook maakte hij veel bezoekers van Alzheimer Cafés gelukkig met een groot repertoire van oude liedjes. Behalve musicus is hij zeker ook een entertainer, waardoor zijn optredens altijd in een genoeglijke sfeer plaatsvinden.

Jan van de Schaaf op de Cuneraschool.
Jan van de Schaaf op de Cuneraschool. Vondelstraat 25 in Bakkum, 2017. In verband met het 50 jarig bestaan van de Werkgroep Oud Castricum werd er op de scholen verteld over het leven was eruit zag 50 jaar geleden. Jan van de Schaaf zingt hier met de kleuters kinderliedjes uit de jaren zestig. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Bij de viering van het vijftigjarig bestaan van Oud-Castricum werkte Jan mee aan een film over Castricumse bedrijven die net zo lang bestonden en aan de jubileumvoorstelling ‘Tussen de schuifdeuren’. Ook aan een project van Pauline van Vliet, de film ‘Soldaat onder het Zand’ heeft hij zijn bijdrage verleend.

Jan speelde jarenlang accordeon in de ‘Sprookjestuin’ in de Tuin van Kapitein Rommel.
Jan speelde jarenlang accordeon in de ‘Sprookjestuin’ in de Tuin van Kapitein Rommel. Foto Hans Boot.

Het project ‘Sprookjestuin’ in de Tuin van Kapitein Rommel kon eveneens op zijn steun rekenen en ook niet te vergeten de legendarische nostalgische ‘Castricumse avonden’ die onder leiding van Dick Groot georganiseerd zijn. Jan draait nu al dertien jaar mee in de Castricumse Verhalengroep.

Zo is er nog wel een en ander op te noemen. Het is verbazingwekkend dat hij ook nog de tijd vindt om zijn Guus bij te staan bij het onderhoud van hun fraaie tuin. Bij een in 1995 door een tuincentrum in Kennemerland georganiseerde wedstrijd kregen ze zelfs de eerste prijs.


Jaarboek 44, pagina 37

De muzikale omlijsting van de Castricumse avonden.
De muzikale omlijsting van de Castricumse avonden. Van links naar rechts achter: Helma, Lonneke en Joke Lute; voor: Jan van der Schaaf, Jean Hanck, Dave van der Schaaf, Herk Kerssens en Jan Stengs.

In 2015 werd Jan voor zijn maatschappelijke verdiensten beloond met een Koninklijke Onderscheiding. In 2020, toen Corona uitbrak, kwam er plotseling een einde aan heel veel activiteiten.

Jan (links) begeleidde op 22 maart 2020 een coronalied in de Mr. Ludwigstraat.
Jan (links) begeleidde op 22 maart 2020 een coronalied in de Mr. Ludwigstraat. Foto Hans Boot.

Jan: “Helaas mocht ik de verzorgingscentra niet meer in en de bewoners mochten er niet meer uit. Dat zat me dwars, want zij moeten al zoveel


Jaarboek 44, pagina 38

missen. Ik kwam op een idee om de ouderen toch een plezier te doen. Dankzij de medewerking van Omroep Castricum en Toonbeeld heb ik een ‘troostconcert’ gegeven dat gefilmd werd door Henk de Waal, vertoond is op C-TV en nog steeds op YouTube te zien is. Inmiddels is het al honderden keren bekeken.”

Troostconcert, uitgezonden door CTV op 25 maart 2020.
Troostconcert, uitgezonden door CTV op 25 maart 2020. Foto Cees Dekker.

Dit concert zal vast niet zijn het laatste zijn geweest. Plannen genoeg. Jan van der Schaaf is nog lang niet uitgespeeld. Castricum is hem er dankbaar voor.

Niek Kaan

Bronnen:

Met dank aan: Jan en Guus van der Schaaf.

31 oktober 2022

De man die met de noorderzon verdween (Jaarboek 44 2021 pg 28-30)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 44, pagina 28

De man die met de noorderzon verdween

De boerderij Johanna’s Hof in Bakkum.
De boerderij Johanna’s Hof in Bakkum.

Het was een winterochtend zoals alle andere. Tenminste dat dacht de zwangere Dirkje Willems, die druk bezig was de vier kinderen op weg te helpen naar een nieuwe dag. Ook haar echtgenoot, Johannes Bernardus Vasseur, maakte zich klaar om te vertrekken. Naar het werk, dacht Dirkje, maar hij had heel andere plannen. Nadat hij de boerderij had verlaten, zou Dirkje hem nooit meer zien. Vasseur vertrok met paard en wagen naar het treinstation van Castricum, waarna een lange reis begon via Engeland richting de Verenigde Staten van Amerika. Dit speelde zich af op 3 januari 1869.

Dirkje Willems, de vrouw die door Vasseur werd verlaten.
Dirkje Willems, de vrouw die door Vasseur werd verlaten.

Dirkje was geboren op boerderij Johanna’s Hof in Bakkum. Na het overlijden van haar vader, opzichter Gerrit Willems die onder andere betrokken was bij het ontginningsproject in de duinen, kwam begin 1859 Vasseur inwonen op de boerderij. Hij werd aangesteld als landbouwer en zaakwaarnemer. Hij was toen twintig jaar oud, geboren in Velsen en zoon van Paulus Vasseur, een genees- en verloskundige. Het stel trouwde een jaar later.

Na het vertrek van Dirkjes moeder in datzelfde jaar werd Vasseur hoofdbewoner van Johanna’s Hof. Hij werd bovendien benoemd tot strandvonder en moest de pacht ophalen van de boerderijen in het duingebied. Het echtpaar kreeg zes kinderen. Het tweede kind stierf toen het anderhalf jaar oud was. De jongste werd geboren na de verdwijning van Vasseur en werd naar hem vernoemd.

Noorderzon

Achterkleindochter Ria Rampen-Stolte, die van oorsprong uit Castricum komt, heeft zich lange tijd beziggehouden met de vraag waarom Vasseur verdween. Ook wilde ze weten hoe zijn leven daarna verliep.

Ria Rampen-Stolte, een achterkleindochter van Vasseur.
Ria Rampen-Stolte, een achterkleindochter van Vasseur. Foto Hans Boot.

“Veel familieleden, waaronder mijn moeder Dina Jacobs, hebben zich verdiept in deze kwestie en dat heeft mijn belangstelling gewekt.” Dina was de dochter van Paulina, een van de kinderen die Dirkje en Vasseur samen kregen. “Voor de periode van internet viel het doen van onderzoek niet mee”, vervolgt Ria. “Ik heb begrepen dat dominee Van der Laan tien dagen na het vertrek van Vasseur een verzoek kreeg van de officier van justitie om een onderzoek in te stellen. Er was een vermoeden dat hij geld uit de diaconiekas had weggenomen. De kas was toen aan hem toevertrouwd. Op 20 januari werd bekend dat hij in Londen op de veemarkt


Jaarboek 44, pagina 29

was gezien door dorpsgenoten of bekenden. Dat is niet meer te achterhalen. Hij heeft ook met veedrijvers gesproken op een boot.”

Berouw

Een bericht van 12 februari meldt: ‘De voortvlugtige heeft een brief aan zijn vrouw geright, waarin hij zou hebben medegedeeld dat hij 3.000 gulden, toebehoorende aan Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Frederik der Nederlanden, uit zijn zak zou hebben verloren en toen op de vlugt was gegaan. Dat hij leed gevoelde over zijn vlugt en wel weer terug wilde komen. Jhr. Jacob Rendorp van Marquette, commissaris aan de duinontginning van Zijne Koninklijke Hoogheid had een brief van Vasseur ontvangen uit New York, waarin hij mededeelde te laat berouw gevoeld te hebben, over den ondoordachten stap.’

Een nieuwe knecht

Pieter Kuijs, arbeider, landbouwer en schelpenvisser, werkte na het vertrek van Vasseur als knecht voor Dirkje op Johanna’s Hof. In 1872 gingen zij samenwonen aan het einde van de Bleumerweg in Bakkum. Trouwen kon niet, want Dirkje was nog steeds getrouwd met Vasseur. De eerste drie kinderen die daarna geboren werden, kregen daarom als achternaam Vasseur. Het huwelijk werd pas na het vonnis van de rechtbank op 1 oktober 1875 ontbonden. De reden: kwaadwillige verlating. Hierna werden nog vijf kinderen geboren. Ria: “Of Dirkje een gelukkig leven heeft geleid, durf ik te betwijfelen. Denk je eens in, moeder van zoveel kinderen en dat in die tijd.”

Bigamie

Voor 1892 vond de immigrantencontrole plaats in Castle Clinton op Lower Manhattan en waarschijnlijk is Vasseur daar de Verenigde Staten binnengekomen. Ria: “Toen ik in 2016 een bezoek bracht aan New York, heb ik gezocht naar de naam Vasseur op Ellis Island, waar migranten zich vroeger moesten aanmelden. Ik wist toen niet dat de immigratiecontrole voor 1892 ergens anders plaatsvond. Het is bekend dat Vasseur is hertrouwd met de Britse Mary Ann Hodgekinson in 1870 en dat was voordat de scheiding van Dirkje was uitgesproken.

De trouwakte van Vasseur en Mary Ann Hodgekinson.
De trouwakte van Vasseur en Mary Ann Hodgekinson.

Hiermee maakte hij zich dus schuldig aan bigamie. Hij verklaarde doodeenvoudig dat het huwelijk met Mary Ann zijn eerste was. Er kwamen twee kinderen: Mary Ann en William Barbour. Achterkleinkinderen van William Barbour zou ik later ontmoeten. Het gezin woonden in Patterson New Jersey. Vasseur was daar landbouwer.”

New Yersey kreeg in de 18e eeuw al als bijnaam Garden State vanwege de vruchtbare grond, dus voor landbewerkers was er voldoende werk. “Na het overlijden van Mary Ann trouwde Vasseur met Adelaide von Konig”, vervolgt Ria. “Uit dit huwelijk is een dochter voortgekomen: Dido Mignon Adelaide. Toen werd de achternaam LaVasseur voor het eerst gebruikt. Waarom hij zijn achternaam heeft veranderd, is onbekend gebleven.” Op 16 oktober 1884 is Vasseur genaturaliseerd.

Achterachterkleinkind

Ria kwam zo’n negen jaar geleden in contact met Bill LaVasseur, een achterachterkleinkind van Vasseur en actief als onderzoeker bij de New York City Department of Education. Daarvoor werkte hij als New York City Police Detective.

Bill LaVasseur.
Bill LaVasseur.

Bill was al langer op zoek naar familieleden in Nederland en hij had het geluk in contact te komen met Simon Zuurbier, die hem kon helpen met veel informatie en hem in contact bracht met Ria. Er kwam een briefwisseling op gang. “Bill kon mij vertellen dat Vasseur werkte in New Jersey. Na zijn huwelijk met Adelaide verhuisde hij naar de staat New Hampshire. Bill heeft mij daarna veel informatie verstrekt over de nazaten in de Verenigde Staten. Bovendien heeft hij mij allerlei kopieën toegestuurd van diverse officiële documenten. Daar ben ik heel blij mee, want van Vasseur zelf is helemaal niets bewaard gebleven, zelfs geen enkele foto.”


Jaarboek 44, pagina 30

Welvarend

Bij de documenten was een kopie van een lijst uit 1916 gevoegd, waarop Vasseur vermeld staat als tuinman.

De trouwakte van Vasseur en Mary Ann Hodgekinson.
De trouwakte van Vasseur en Mary Ann Hodgekinson.

“Ik vermoed dat hij uiteindelijk een welvarend man is geworden. Hij is overleden op 5 februari 1931 en begraven op de Dartmouth Cemetery in Hanover in een eigen graf. Het is een nogal deftige, dure begraafplaats, maar dat kon hij zich dus kennelijk veroorloven. Echtgenote Adelaide is overleden aan hersenembolie. Zij is ook begraven op Dartmouth.”

In 2016 bracht Ria een bezoek aan Bill en zijn familie op Staten Island in New York. Er was sprake van een warm welkom en zij ontmoette veel familieleden, waaronder de moeder van Bill. Bills vader, William John 2 en achterkleinkind van Vasseur, was twee jaar eerder overleden aan leverkanker. LaVasseur blijkt geen zeldzame naam te zijn in de Verenigde Staten. In de Canadese versie wordt LeVasseur gebruikt en ook die naam komt veelvuldig voor.

Opmerkelijk is dat William Barbour, de zoon uit het huwelijk van Vasseur met Mary Ann Hodgekinson, weinig geluk kende in zijn leven. Zijn eerste vrouw overleed aan tbc.

De opa van Bill, William John 1, met zijn moeder Ruth.
De opa van Bill, William John 1, met zijn moeder Ruth.

Hij trouwde opnieuw en uit dat huwelijk werd de opa van Bill geboren, William John 1. Maar ook deze vrouw verloor hij aan tbc, waarna hijzelf een paar jaar later aan deze ziekte bezweek. Zijn zus onderging eenzelfde lot, net zoals haar man en hun dochter.

Minderwaardig mens

Vasseur heeft uiteindelijk veel schriftelijk contact gehad met zijn destijds ongeboren zoon die naar hem werd vernoemd. Ria: “De familie is wel in bezit geweest van foto’s van Vasseur die door hem vanuit de VS zijn opgestuurd naar zijn zoon. Hij was volgens zeggen een knappe, intelligente man. Uiteindelijk is de correspondentie in zijn geheel verloren gegaan. We weten niet precies hoe dat heeft kunnen gebeuren.”

De man die met de noorderzon verdween is 92 jaar oud geworden. Doodsoorzaak: seniliteit. Bekend is dat Vasseur spijt had van zijn vlucht uit Nederland en dat hij troost zocht in het geloof. Zijn brieven aan zijn zoon stonden vol Bijbelse spreuken en hij schreef aan de zoon die hij nooit ontmoet heeft: ‘Volg nooit mijn voorbeeld, ik voel me een minderwaardig mens.’

Anneke Zonneveld

Bron:

Met dank aan: Ria Rampen-Stolte en Bill LaVasseur.

31 oktober 2022

Wie was . . . burgemeester Smeets (Jaarboek 44 2021 pg 14-21)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 44, pagina 14

Wie was . . . burgemeester Smeets

Corneille en Cornelia Smeets.
Corneille en Cornelia Smeets.

De bijna een kilometer lange C.F. Smeetslaan loopt van de Dorpsstraat naar het oosten tot de Laan van Albert’s hoeve. De straatnaam is een eerbetoon aan de man die 23 jaar leiding gaf aan de wederopbouw en uitbreiding van Castricum en Bakkum. In 1967, een jaar voor zijn pensionering, legde burgemeester Smeets de ‘Eerste steen’ voor de uitbreiding van het dorp naar de oostkant. Het is een van de vier ‘Eerste stenen’ met zijn naam, die de groei van het dorp na 1945 markeren. Wie was burgemeester Smeets?

Boeren, brouwers en bestuurders

Cornelius Franciscus (Corneille) Smeets werd op 12 november 1903 in Posterholt in de provincie Limburg geboren. Veel leden van zijn familie waren aanvankelijk pachters, die hun onroerend goed in de loop van de tijd flink wisten uit te breiden. Het werden grondbezitters, die in de 19e en begin 20e eeuw steeds belangrijke posities hebben ingenomen. Ze waren niet alleen landbouwers. Ook het brouwersambacht en dat van molenaar werd uitgeoefend. Meerdere familieleden bekleedden functies bij de burgerlijke overheid of andere maatschappelijke organisaties.

Vader Jozef (Sef) en Corneille in Posterholt (1920).
Vader Jozef (Sef) en Corneille in Posterholt (1920).

Grootvader Jan Smeets was gemeenteontvanger van Posterholt en bierbrouwer. Diens zoon Jozef (1868-1939) had dezelfde beroepen en was daarnaast gemeentesecretaris. Hij stelde zijn zoons Henri en Corneille in de gelegenheid kennis te maken met gemeentezaken.

Corneille links vooraan met ouders, broers en zusters (1907).
Corneille links vooraan met ouders, broers en zusters (1907).

Henri (1895-1966) werd na een korte ambtelijke loopbaan burgemeester van Zoeterwoude. Ook in die gemeente herinnert een straatnaam nog aan zijn burgemeesterschap. Hij zal zijn jongere broer Corneille getipt hebben over de vacature in de nabijgelegen gemeente Hazerswoude. Corneille werd er eerste ambtenaar en na een verdere carrière tenslotte burgemeester van Castricum. Henri en Corneille zouden de eerste Limburgers zijn die buiten hun provincie burgemeester werden.


Jaarboek 44, pagina 15

Personalia Corneille Smeets

Cornelius Franciscus (Corneille) werd geboren op 12 november 1903 als zoon van Frans Jozef Ignatius Smeets (1868-1939 en Maria Anna Hubertina Gertrudis Ketels (1869-1931).

Hij begon zijn loopbaan op de gemeentesecretarie van Posterholt. In 1926 werd hij eerste ambtenaar in Hazerswoude, waar hij zijn echtgenote Cornelia Maria Koot (1907-1993) heeft ontmoet.

Vanaf 1931 werkte hij als ambtenaar bij de provinciale Griffie van Noord-Holland. In 1937 werd hij gemeentesecretaris van Assendelft en op 16 november 1945 op 42-jarige leeftijd burgemeester van Castricum. In 1965 werd hij benoemd tot ridder in de Orde van Oranje-Nassau. In december 1968 ging hij met pensioen en verruilde de ambtswoning aan de Stationsweg voor een appartement. Hij overleed, 74 jaar oud, op 23 februari 1978.

Installatie

In Castricum was na de oorlog een burgemeestersvacature ontstaan. NSB-burgemeester Masdorp was gearresteerd en burgemeester Nieuwenhuysen van Limmen nam de functie even waar. Cornelius Franciscus (Corneille), gemeentesecretaris van Assendelft, had zich in de oorlogsjaren een goed vaderlander getoond en zijn eerste sollicitatie als burgemeester had succes.

Zijn benoeming ging in op 16 november 1945. Hij werd met zijn echtgenote die dag op het kruispunt Van Oldenbarneveldweg en Zeeweg verwelkomd door tijdelijk locoburgemeester Nielen. Er was een erepoort opgericht en een stoet bestaande uit herauten te paard, padvinders en verkenners, fanfare, marechaussee en brandweer begeleidde Smeets en zijn echtgenote naar het gemeentehuis. Er waren kermisattracties in het dorp en zo vermeldde het Nieuwsblad voor Castricum: ‘Des avonds zal er in de cafés gelegenheid zijn om te dansen.

Na een defilé van schoolkinderen en een zanghulde voor het raadhuis vond de installatie plaats door waarnemend burgemeester Nieuwenhuysen. Een warm welkom was het. Vele sprekers voerden het woord in de volle raadzaal. Nieuwenhuysen ging in op de verwoestingen die in de oorlogsjaren aangericht waren. Hij vertelde van de precaire toestand kort na het eind van de oorlog.

Smeets zelf schonk in zijn toespraak aandacht aan inwoners van Castricum die hun leven hadden gegeven voor een betere toekomst. Ook naar zijn beide overleden ouders gingen zijn gedachten uit. Het was zijn vader die hem in de gemeenteadministratie had ingeleid en met wie hij in de eerste jaren van zijn ambtelijke loopbaan nog had samengewerkt.

Hij wees op de zware taak die voorlag. Hij waarschuwde ervoor dat de doelen, niet zo snel als gewenst, bereikt zouden kunnen worden en besloot zijn rede met een belofte: ”Ik geeft u de verzekering, dat ik al mijn energie, al mijn werklust, geheel mijn persoon zal geven aan de behartiging van de gemeentebelangen en die van al haar inwoners zonder onderscheid van godsdienst of richting.”

De burgemeester en zijn gezin

Corneille Smeets en zijn gezin betrokken de ambtswoning aan de Stationsweg, het huis waarvoor burgemeester Lommen in 1919 de eerste steen had gelegd. Zoals de burgemeester als de baas in het gemeentehuis werd gezien, zo regelde mevrouw Smeets de zaakjes thuis. Op publieke optredens was ze niet zo gesteld, al werd het voorzitter-


Jaarboek 44, pagina 16

schap van het rooms-katholieke Vrouwengilde en vervolgens van de Federatie Vrouwelijke Vrijwillige Hulpverlening wel van haar verwacht. Uit die organisatie ontstond onder meer de Vrouwen Advies Commissie voor de beoordeling van bouwplannen. De verstrekking van warme maaltijden aan ouderen was ook een mooi project. Voor de manier waarop ze haar rol vervulde, kreeg ze veel waardering. Ze onderhield ook het contact met buurman kapitein Rommel, die in de zomermaanden zijn overvloedige groenteoogsten met de buren deelde. De burgemeester was minder gesteld op zijn buurman, nadat die het zogenaamde pompgebouw in de tuin als woning in gebruik had genomen.

Hoenderloo 1954. De burgemeester met zijn dochters. Voor het eerst werd een vakantie niet bij familie doorgebracht.
Hoenderloo 1954. De burgemeester met zijn dochters. Voor het eerst werd een vakantie niet bij familie doorgebracht.

Corneille en Cornelia hadden vier dochters, zodat het ruime huis goed van pas kwam. Beiden waren rooms-katholiek en de kinderen volgden dus katholiek onderwijs. De kerk speelde, zoals bij heel veel Castricumse families in de jaren (negentien) vijftig, een belangrijke rol. Dagelijks om half acht bezochten ze samen met hun vader de ochtendviering in de Pancratiuskerk. Daarna wandelden ze terug door de Dorpsstraat. Na het ontbijt maakten de kinderen de wandeling opnieuw, nu naar school. Tussen de middag heen en terug en daarna ‘s middags weer naar huis. Iedere dag zes keer een wandeling van minstens een kwartier als ze stevig doorliepen. Als ze langs het raadhuis kwamen, probeerden ze de aandacht van hun vader te trekken die zijn kamer op de eerste verdieping aan de voorkant had.

Zomer 1955. Mevrouw Smeets en dochters in de voortuin van de ambtswoning Stationsweg 3.
Zomer 1955. Mevrouw Smeets en dochters in de voortuin van de ambtswoning Stationsweg 3.

Opleiding

Na de lagere school hebben alle vier hun opleiding vervolgd op het Petrus Canisius Lyceum in Alkmaar, waar hun vader ook een bestuursfunctie had. Jongste dochter Tienk: “Thuis was het vertrouwd en gezellig. Mijn indruk is dat wij als dochters ‘onder de radar’ werden gehouden en geen of hooguit nauwelijks een rol als gezin van de burgemeester hebben gespeeld.”

Uitgangspunt van de ouders bij de opvoeding was dat hun dochters een zodanige opleiding dienden te hebben dat ze zelf in hun levensonderhoud konden voorzien en daarin zijn ze ook geslaagd.

Geen van de dochters heeft de bestuurlijke genen, die bij de familie Smeets duidelijk aanwezig waren, tot gelding gebracht. Alleen Tienk kwam er dichtbij. Ze studeerde rechten en was mede-auteur van een studieboek over Staats- en bestuursrecht, dat zelfs tien keer herdrukt is. Het heeft niet in haar carrière gepast, maar het burgemeesterschap had haar ook wel wat geleken.

Wederopbouw

Castricum had veel van de oorlog te verduren gehad. Het aantal inwoners was in 1944 meer dan gehalveerd tot 3009. Hier en daar lag nog het puin van honderden voor de Atlantik Wall afgebroken woningen en andere panden. Mijnenvelden vormden een groot gevaar. Het strand was nog verboden gebied. Veel bunkers stonden her en der in het dorp en in de duinen waren restanten aanwezig van de Atlantik Wall: tankmuur, radartorens, betonnen drakentanden en een gedeeltelijke nog aanwezige tankgracht doorsneed de gemeente. Ziekenhuis Duin en Bosch was nog in gebruik als bewaringskamp voor NSB-ers.

De gemeenteraad was in juli 1941 opgeheven. Naast de burgemeester bestond het gemeentebestuur alleen uit SDAP-wethouder Hellinga. Hij had ten tijde van de NSB-burgemeesters ontslag genomen, maar was op verzoek teruggekeerd tot de verkiezingen voor de gemeenteraad in l946.

De burgemeester pakte de zaken fors aan en wachtte de komst van de nieuwe gemeenteraad niet af. De voorbereiding van het wederopbouwplan begon heel snel. In september 1946 werden in café de Harmonie al tekeningen en een maquette van het nieuwe plan geëxposeerd. Grote verkeerswegen, waartussen Castricum en Bakkum als het ware zouden worden ingeklemd, de aanleg van een brink, een rooms-katholieke kerk in Bakkum en een nieuwe gereformeerde kerk waren er in opgenomen. Nog voor de vaststelling van het plan (januari 1948) werd op 27 september 1946 de bouw van de eerste 37 woningen al gegund. Ze komen op het oude voetbalveld van Vitesse ’22: tussen het Schoutenbosch en de Oudeweg. De club moet zich even behelpen met noodvelden. Op 23 mei 1947 legt de burgemeester de eerste steen. De straten worden genoemd naar de omgekomen verzetsstrijders Huibert van Ginhoven, Jan Hoberg en Leo Toepoel.

Gemeenteraad

De eerste gemeenteraad na de oorlog bestond uit dertien leden: acht KVP, drie PvdA, een ARP/CHU en een CPN. Op 3 september 1946 vond de eerste raadsvergadering plaats. Gerrit Meijer (PvdA) en Piet de Vries (KVP) werden als wethouder gekozen. Vanaf 1955 tot 1966 waren Gerrit Meijer en Klaas Veldt (KVP) onafgebroken de wethouders. Ondanks hun totaal verschillende achtergronden werkten burgemeester, wethouders en gemeentesecretaris Gerrit Louter (vanaf 1956) goed samen en hadden veel vertrouwen in elkaar. Zoals Veldt het eens heeft gezegd: “We verstonden elkaar goed hoor en dat is altijd zo gebleven.”

Gemeenteraad 1962-1966.
Gemeenteraad 1962-1966. Van links naar rechts staand: W. Klinkenbijl, C.J. Baltus, J.W. Zandbergen, P.F. Janzen, J. Kraakman, mevrouw J.C. Verhoef-Defourny, W.M. Hendrikse, mevrouw M. Wentink-Beusman, J. Verkerk, J. de Vries, A. Kooiman, en D. Kaper. Achter de tafel de wethouders G. Meijer en N. Veldt, burgemeester C.F. Smeets en gemeentesecretaris G. Louter.

Herstel van beschadigde woningen en nieuwbouw had de hoogste prioriteit. Alles was ondergeschikt aan dat doel. Burgemeester Smeets ging voorop in de strijd. Hij drukte duidelijk zijn stempel op het gemeentelijk beleid. De gemeenteraad kwam slechts zo’n acht keer per jaar bijeen en commissievergaderingen bestonden tot 1954 niet. Het college van burgemeester en wethouders vergaderde vrijwel iedere week. De burgemeester kende de vergaderstukken op zijn duimpje en was dagelijks op het gemeentehuis aanwezig, voerde de meeste besprekingen en had dus een grote kennisvoorsprong op zijn medebestuurders. Op de terreinen onderwijs en financiën voelde hij zich het meeste thuis. De wethouders hadden ook hun eigen werk en voerden vaak op zijn kompas. Oud-wethouder Veldt had er goede herinneringen aan: “Je moet niet denken dat het altijd eenstemmig was, maar de manier waarop het ging was altijd heel goed. Ik heb veel aan burgemeester Smeets te danken gehad. Ik heb veel van hem geleerd.”


Jaarboek 44, pagina 17

Het raadhuis

In de eerste jaren na de oorlog bestond de gemeentesecretarie uit vijf ambtenaren. De gemeentesecretaris Van Lunen en gemeenteontvanger De Nijs zaten apart. Daarnaast waren er op de bovenste verdieping van het gebouw personeelsleden van gemeentewerken te vinden. De burgemeester werd duidelijk gezien als ‘de baas’. Als hij ‘s morgens op het raadhuis kwam, was het zaak de geopende post zo snel mogelijk bij hem te bezorgen.

Tot omstreeks 1962 waren de meeste ambtenaren nog in het oude raadhuis gehuisvest. Voor gemeentewerken op de zolder van het raadhuis was er nauwelijks ruimte voor twee tekenborden. De afdeling Financiën, Onderwijs en Personeelszaken onder leiding van Fons Mok vertrok in dat jaar naar een noodgebouw naast het ‘Tehuis voor Ouden van dagen’ aan de Overtoom. Nog voor alle bewoners naar De Boogaert waren verhuisd, werden daar ook al kamers als kantoorruimte in gebruik genomen. Gemeentewerken kon in 1964 naar een nieuw gebouw op de Brink verhuizen. Het was hoogtijd, want er gebeurde veel in het dorp. Het gemeentepersoneel had de handen vol aan de nieuwe wijk Kooiweg en wat daar mee samenhing. In de ambtsperiode van burgemeester Smeets zijn tien bijzondere en openbare scholen, negen kleuterscholen, drie gymnastieklokalen en andere sportaccommodaties gerealiseerd.

Burgemeester Smeets op de karakteristieke stoel achter zijn bureau.
Burgemeester Smeets op de karakteristieke stoel achter zijn bureau.

De kamer van de burgemeester op de eerste verdieping was ingericht met antieke, houten meubelen. Achter zijn bureau stond een stoel met een kaarsrechte leuning. Iedereen vroeg zich af hoe iemand het daarop volhield. Het meubilair, en ook deze stoel, staat nu bij Oud-Castricum en wordt als zitplaats vaak gemeden. Een bijzonder meubelstuk was het tabernakel; de naam voor een kastje waarin heilige zaken bewaard worden. In dat kastje stond een fles met oude jenever, die na lange vergaderingen op tafel kwam. De burgemeester was er een liefhebber van, net als van goede wijn, pijp en sigaren. Het tabernakel staat zonder de jenever ook bij Oud-Castricum.


Jaarboek 44, pagina 18

Feest op Koninginnedag

Koninginnedag was een echte hoogtijdag, die jaarlijks uitgebreid werd gevierd. Het begon met een reveille door leden van Castricums fanfare vanaf de torentrans en een defilé met drumband van de gymnastiekvereniging Vios en aubade van meer dan drieduizend (!) kinderen voor het raadhuis. Op het bordes stonden de burgemeester en de wethouders, pastoors, dominees en artsen met echtgenotes. Iedereen op zijn paasbest en de burgemeester in jacquet. Dochters van het burgemeesterspaar stonden in de menigte en waren stiekem best een beetje trots op hun ouders.

Koninginnedag 1959.
Koninginnedag 1959. Burgemeester Smeets wordt omringd door notabelen, katholieke en protestantse geestelijken, wethouders en hun echtgenotes. Links naast de burgemeester dokter A.P.W.A.M. de Jongh. Het kleed met gemeentewapen dat op het bordes hangt, is geknoopt door mevrouw Smeets en haar dochters met assistentie van de burgemeester.

De burgemeester hield een toespraak. Koningin sprak hij altijd uit met een zachte ‘g’ op zijn Limburgs. Dat heeft hij nooit kunnen veranderen. Na afloop ging hij met zijn gezelschap naar een horecagelegenheid en werd een oranjebittertje gedronken. Voor de kinderen organiseerde het Oranjecomité van alles, zoals filmvoorstellingen, kinderspelen, poppenkast, enzovoort. De veilinghal aan de Kramersweg bood dikwijls onderdak voor diverse festiviteiten. Het dorpsfeest werd vele malen afgesloten met toneeluitvoeringen van de verenigingen Pancratius en Forento met bal na in de zalen van Borst en Roozendaal. Het waren de jaren nog zonder televisie in iedere huiskamer …

Wekelijks spreekuur

Een keer in de week op woensdagochtend had de burgemeester spreekuur en daar werd druk gebruik van gemaakt. Inwoners brachten allerlei problemen ter tafel. De woningnood was het grote knelpunt. Inwoning vond op grote schaal plaats. Ook kwamen er mensen met persoonlijke problemen. Hij was er dikwijls vol van. De kinderen konden hun belevenissen altijd kwijt tijdens het middagmaal, maar niet op woensdag na het spreekuur. Dan wilde hun vader even stoom afblazen over wat hem die ochtend allemaal was voorgelegd. Zijn dochters wisten dat ze dan hun mond moesten houden. Mevrouw Smeets was een uitstekend klankbord en met haar oordeel kon ze haar man ondersteunen.

Haar suggesties waren belangrijk voor hem. Dochter Tienk Smeets herinnert zich een mooi voorbeeld. In de jaren (negentien) vijftig raakte de algemene begraafplaats bij de Protestantse kerk in de Dorpsstraat vol en er werd gezocht naar een geschikte andere locatie. Tijdens een zondagse wandeling met haar man pleitte mevrouw Smeets voor een plaats aan de voet van de duinen. Hij nam dat idee over en het kreeg de steun van het college en de gemeenteraad. De begraafplaats Onderlangs, met een katholiek en algemeen deel, werd in l953 aangelegd.

Erelid van de brandweer en hoeder van de openbare orde

Tot de verantwoordelijkheden van de burgemeester hoort openbare orde en veiligheid en hij heeft daarom gezag over brandweer en politiezaken. Smeets had een open oog voor de belangen van de brandweer. Tijdens zijn ambtsperiode is er ook voor de brandweer veel gebeurd, schreef oud-commandant Hopman in zijn verslag van de geschiedenis van het korps. Na de oorlog was er gebrek aan alles. De brandweer was gehuisvest in de oude doorrijstal naast De Rustende Jager. Het dak lekte, de zoldervloer was op veel plaatsen vergaan en omdat de vloer op de begane grond lager lag dan de straat, stond er bij regenbuien soms twintig centimeter water. Na overwinning van de nodige problemen kon in 1954 een nieuwe brandweerkazerne in gebruik worden genomen en was het materieel verbeterd. Bij zijn afscheid in 1968 heeft de brandweer burgemeester Smeets als erelid benoemd. Daar was hij trots op en zo lang zijn gezondheid dat toeliet, was hij ook na zijn pensionering graag bij bijzondere gelegenheden aanwezig.

Samenkomst in de brandweerkazerne.
Samenkomst in de brandweerkazerne. Van links naar rechts Jan Middelhoff (locogemeentesecretaris), Gerrit Ronk senior (commandant brandweer 1965-1967), Tinus Hopman (commandantt brandweer 1967-1978), wethouder J. Kraakman, burgemeester Smeets, wethouder W.M. Hendrikse en geheel rechts J.S. van der Water, groepscommandant rijkspolitie (1960-1972).

Met de verschillende groepscommandanten van de rijkspolitie had Smeets regelmatig overleg. Hij hield dit beleidsterrein het liefst zo ver mogelijk weg van de gemeentepolitiek. In zijn nieuwjaarsrede over 1953 heeft hij er toch iets over gezegd: ”In het afgelopen jaar is de baldadigheid van de jeugd zoveel mogelijk bestreden en ettelijke jeugdige zondaars zijn op het bureau over hun wandaden onderhouden. Hierbij is verschillende malen gebleken, dat de opvoeding en het overwicht van de ouders op hun kinderen te wensen overlaat.”

De jeugdcultuur veranderde in de jaren (negentien) vijftig. De ‘nozem’ kwam in beeld. Honderden jongens en meisjes kwamen per trein naar het dorp. Vechtpartijen waren na sluitingstijd aan de orde van de nacht en de rijkspolitie kwam handen tekort om de horden jongelui weer naar het station


Jaarboek 44, pagina 19

te loodsen. De burgemeester verlangde goed toezicht op het dansen en ging in 1956 zelfs even zover dat hij eiste dat er alleen nog gedanst mocht worden op muziek van een pianist en violist. Ondanks het strengere toezicht bleef het uitgaanscentrum de nodige zorgen baren, zowel voor burgemeester Smeets als voor zijn opvolgers.

De auto

De gemeente had ook een auto, een Fiat, waarmee Smeets de vergaderingen in de omgeving kon bezoeken, zoals de kring van burgemeesters. De auto stond bij hem in de garage. Hij hield absoluut niet van autorijden en liet het stuur zoveel mogelijk aan anderen over. Ambtenaar Jan Middelhoff was vaak de gelukkige. Hij constateerde dat de auto vreselijk slecht liep en vroeg de burgemeester hoe hij toch met dat ding kon rijden. Die had niets bijzonders gemerkt. Bij garage Kooijman werd geconstateerd dat de uitlaat dicht zat en Middelhoff werd geadviseerd hem schoon te rijden. Dat was dan op een lage versnelling met een heel hoog toerental. Op de Zeeweg hoorde hij luide knallen en zag rookwolken achter de auto opstijgen. Op het strandplateau hield politieman Kloos hem aan. Middelhoff: “Hij zei ‘je hebt het bos zo ongeveer in brand gestoken’. Er vlogen gloeiende proppen roet in het rond. Ik zette de auto weer terug in de garage bij de ambtswoning. Garagedeuren dicht en sleutels door de brievenbus. De volgende dag kwam de burgemeester op kantoor en zei: “Meneer Middelhoff wat heeft u met die auto gedaan? Ik kan hem nauwelijks in m’n macht houden.”

Verjaardag

Op zijn verjaardag ontving de burgemeester in de loop van de ochtend zijn vaste gasten, waaronder dokter De Jongh en echtgenote met wie ze wekelijks bridgten, de pastoor, zijn broer Henri, burgemeester van Zoeterwoude, Spaansen van het polderbestuur, wethouders, gemeentesecretaris en nog enkele intimi. Wethouder Klaas Veldt kwam ieder jaar met hetzelfde zeer gewaardeerde cadeau: een door zijn broer Jan pas geschoten haas. Het waren vrolijke samenkomsten met drank en goede sigaren.

Alle vier dochters kregen pianoles. Erg enthousiaste leerlingen waren ze niet, maar ze vonden het toch wel leuk om met pianobegeleiding van een van hen Limburgse en andere liedjes te zingen.

Burgemeester Smeets verloochende zijn Limburgse roots niet met zijn deelname aan een jaarlijkse processie, die destijds nog in de kerk werd gehouden. Hij liep dan in jacquet voorop met notabelen als notaris Westen en dokter De Jongh. Dat de Dokter de Jonghweg op de C.F. Smeetslaan aansluit heeft ook wel iets.

Verzuiling

In het dorp met zijn overwegend katholieke bevolking was de verzuiling in de jaren (negentien) vijftig en zestig nog volop gaande. De samenleving was zeer verdeeld. Er was een katholieke en een algemene vereniging voor vrijwel alles. Dat werd vanuit de rooms-katholieke kerk ook gepropageerd en het gemeentebestuur moest met de maatschappelijke verhoudingen rekening houden. Er bestond een overkoepelend orgaan van jeugdverenigingen (Castricums Centraal Jeugdoverleg) en daarnaast een rooms-katholieke jeugdraad als overkoepelend orgaan van rooms-katholieke jeugdverenigingen. Naast elkaar stonden aan de Burgemeester Boreelstraat de noodgebouwen van een rooms-katholieke bibliotheek, waar dochter Hans Smeets de leiding had, en een algemene bibliotheek. Een voorbeeld van de verdeelde samenleving is ook de totstandkoming van de tennisbanen in 1956. De Tennisclub Bakkum wilde graag drie banen realiseren, maar voor de, onder druk van de in de parochie werkzame kapelaan Tuyp opgerichte katholieke tennisclub (ODO ‘Oefening doet overwinnen’), werd voor katholieke tennissers een vierde baan aangelegd. De kinderen van de burgemeester bleven toch lid van de Tennisclub Bakkum. De katholieke club leed een kwijnend bestaan en werd in 1960, na toestemming van de bisschop, opgeheven.

Castricum forensendorp

In de jaren (negentien) vijftig en zestig vond de voorziene omvorming van agrarische gemeente naar forensendorp voor een groot deel plaats. Er werd veertig hectare tuingrond aangekocht en daarnaast elf hectare onteigend. Deels was de grondverwerving bestemd voor compensatie van tuinders, maar velen vonden ander werk. Er werd een structuurplan ontwikkeld, uitgaande van een toekomstig inwonertal van 30.000 tot 35.000 inwoners. Het streekplan van 1962 beperkte de


Jaarboek 44, pagina 20

uitbreiding in oostelijke richting met enkele honderden meters, wat te wijten zou zijn aan de terughoudende opstelling van de gemeente tegenover bouwen voor Hoogovenpersoneel. Toch lag er een grote opgave. Burgemeester Smeets: “Wij hebben begrepen, dat wij een taak hebben te vervullen, door degenen, die in Amsterdam, de Zaanstreek of de IJmond hun werk hebben doch daar geen woning kunnen krijgen, aan woonruimte te helpen. Wij hebben ons er mee verzoend, dat Castricum, in een tijdsbestek van twintig jaren tot 35 à 40.000 inwoners zal uitgroeien.”

De burgemeester en aannemer Jan Biesterbos poseren bij de eerste steen van de tweeduizendste naoorlogse woning (1962). Het bouwbedrijf is voor Castricum heel lang van grote betekenis geweest.
De burgemeester en aannemer Jan Biesterbos poseren bij de eerste steen van de tweeduizendste naoorlogse woning (1962). Het bouwbedrijf is voor Castricum heel lang van grote betekenis geweest.

Burgemeester Smeets legde in 1952 de eerste steen voor 96 woningen in de Oranjebuurt. Een grote stunt die alle bioscoopjournalen haalde, was de verplaatsing van een stenen huis van de Koningin Wilhelminalaan naar de Prinses Beatrixstraat, waar het nog


Jaarboek 44, pagina 21

staat. Aannemer Biesterbos vestigde zijn naam hiermee. In 1962 in de componistenbuurt legde de burgemeester de eerste steen voor de inmiddels tweeduizendste naoorlogse woning. De laatste eerste steen van de burgemeester, in l967 bij woningen aan het Wayenburgh, was tevens de eerste van de uitbreiding van het dorp aan de oostkant. Het betrof Molendijk, het plan waarin de plaats van een winkelcentrum en een nieuwe hoofdwegenstructuur met een zuidelijke, oostelijke en noordelijke ‘invalsweg’ werd vastgelegd.

Spannende debatten gingen aan de vaststelling en uitvoering van dit plan vooraf. Over wel of geen hoogbouw verschilden de meningen al vele jaren. In het dertigste jaarboek (2007) is daarop ingegaan. Burgemeester Smeets kende zijn zaakjes en bleef overeind als een rots in de branding. Hij was wel teleurgesteld over de grote tegenstellingen in de raad en heeft zich nog eens laten ontvallen dat het hem speet dat hij er nooit een eenheid van had kunnen maken.

Castricum groeide van 8.871 inwoners in 1950 tot 17.000 inwoners op 1 januari 1968. Nu ontstonden er langzamerhand mogelijkheden voor de realisering van reeds lang gekoesterde wensen, zoals een zwembad, nieuw raadhuis, gemeenschapscentrum en bibliotheek.

De gemeenteraad bij het afscheid van burgemeester Smeets in 1968.
De gemeenteraad bij het afscheid van burgemeester Smeets in 1968.
Van links naar rechts gemeentesecretaris G. Louter, ir. W. Stam, J.W. Kraakman, C. Res, C.J. Baltus, A. Kooiman, W.M. Hendrikse, P.F. Janzen, mevrouw M. Wentink-Beusman, D. Kaper, J. Verkerk, mevrouw C.M. Smeets-Koot, J.J. Bollen, J.W. Kaandorp, burgemeester C.F. Smeets, G. Meijer, A. Zonneveld, J. de Vries en J.W. Zandbergen.

Afscheid

Op 29 november 1968 nam burgemeester Smeets afscheid na 23 jaar leiding te hebben gegeven aan de wederopbouw en groei van Castricum. In de oude protestantse kerk werd een heilige mis opgedragen en tevens een indrukwekkende oecumenische dienst gehouden. Tijdens een bijzondere raadsvergadering werd de burgemeester onderscheiden met het ereburgerschap van de gemeente Castricum. Locoburgemeester Hendrikse benadrukte dat Smeets altijd constructieve samenwerking ing oede sfeer trachtte te bevorderen. Raadslid ir. Willem Stam, bekend als ‘troubleshooter’, die nog al eens voor ophef had gezorgd, memoreerde de zelfbeheersing die de burgemeester aan de dag legde om de zaken in goede banen te leiden. “U heeft u boven alle partijen gesteld en een open oor gehad voor de problemen waar we voor stonden.”

Locoburgemeester Hendrikse maakt namens de gemeenteraad de toekenning van het ereburgerschap bekend.
Locoburgemeester Hendrikse maakt namens de gemeenteraad de toekenning van het ereburgerschap bekend.

Ook veel autoriteiten spraken waarderende woorden over de buitengewoon belangrijke rol die de burgemeester bij de ontwikkeling van Castricum had gehad. Burgemeester Nielen van Heemskerk, die bij de installatie van Smeets de locoburgemeester in Castricum was, bood een boom aan om te planten tussen Heemskerk en Castricum ter bescherming tegen de IJmondiale wind en namens de burgerij kreeg hij een reis aangeboden. Ambtenaren en inwoners hadden er voor gecollecteerd.

Het was een groots afscheid en tegelijk het begin van een nieuwe episode in de historie van het dorp.

Niek Kaan

Naschrift :

De burgemeester en zijn echtgenote verhuisden uit de ambtswoning aan de Stationsweg naar een appartement (met wijnkelder) in de nieuwe wijk Kooiweg. Hij overleed op 23 februari 1978 en zijn echtgenote op 13 september 1993. Hun laatste rustplaats is op de begraafplaats Onderlangs.

Bronnen:

  • Archief gemeente Castricum/Regionaal Archief Alkmaar;
  • Archief Oud-Castricum;
  • Bandopnames van gesprekken met ambtenaren Herman Koelman en Jan Middelhoff en oud-gemeenteraadsleden Klaas Veldt en Henk Twisk in 1978;
  • Hopman, Tinus, De geschiedenis van de brandweer in Castricum (1996);
  • Bruin, Roel J.W. de, Castricum in de groei, 30e Jaarboek Oud-Castricum (2007);
  • Kaan, Niek, Castricum in opbouw, 30e Jaarboek Oud-Castricum (2007);
  • Veelen, M.J. Een Posterholtse familie Smeets, 31e jaarboek Heemkunde Roerstreek (1999);
  • Zuurbier, Simon, Het gemeentebestuur tussen twee fusies, 34e Jaarboek Oud-Castricum (2011).

Met dank aan: Ger Foeken, Fons Mok en Tienk Smeets.