7 augustus 2023

Antonius, Sint-, kindertehuis (Jaarboek 40 2017 pg 39-46)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 40, pagina 39

Antonius, eens een tijdelijk tehuis voor stadse ‘bleekneusjes’

In een voormalig pension aan het Pompplein in Egmond aan Zee was het eerste koloniehuis Sint-Antonius gevestigd.
In een voormalig pension aan het Pompplein in Egmond aan Zee was het eerste koloniehuis Sint-Antonius gevestigd.

Sinds het begin van de 20e eeuw gingen kinderen vaak op voorschrift van de huisdokter of schoolarts naar koloniehuizen. In een tijd dat welvaart nog niet zo vanzelfsprekend was en gezinnen groot waren, liepen veel kinderen het risico om verzwakt op te groeien door een gebrek aan goede voeding en gezonde lucht. Deze bleekneusjes, veelal stadskinderen, konden voor een periode van zes weken uitgezonden worden om onder een regiem van ‘rust, reinheid en regelmaat’ op krachten te komen.

Aan de rand van het duingebied, aan de westzijde van de Heereweg in Bakkum, ligt het voormalig koloniehuis Sint-Antonius, sinds 2001 een rijksmonument. Het werd in 1934 gebouwd naar ontwerp van de Haagse architect J.B. Fels. Opdrachtgever was de Christelijke Vereniging voor Kinderuitzending in Amsterdam ‘De Ark’, die echter tijdens de bouw failliet ging. Vervolgens werd het project overgenomen door de eveneens in de hoofdstad gevestigde Stichting Katholieke Kinderuitzending.

Deze stichting exploiteerde meerdere koloniehuizen (onder andere in Boxtel, Dieren en Zeist), maar ook in een voormalig pension Sint Antonius aan het Pompplein in Egmond aan Zee.

Een personeelsadvertentie in De Tijd, godsdienstig-staatkundig dagblad, van 14 juni 1938.
Een personeelsadvertentie in De Tijd, godsdienstig-staatkundig dagblad, van 14 juni 1938.

Hiervoor in de plaats kwam het nieuwe koloniehuis in Bakkum dat ook de naam Sint-Antonius kreeg.

De bouw van het kindertehuis Sint-Antonius is gereed in 1934.
De bouw van het kindertehuis Sint-Antonius is gereed in 1934.

Bij het ontwerp van het koloniehuis speelde de zonligging een belangrijke rol. De voor jongens en meisjes gescheiden slaapzalen en de speel- en eetzalen werden gesitueerd op het zuiden. De keukens, toiletten, garderobes en overige dienstruimten kwamen op het noorden te liggen. De voor die tijd zeer moderne ziekenboeg was om reden van hygiëne door een sluis van de verbindingsgang gescheiden.

Plattegrond van de begane grond.
Plattegrond van de begane grond.

De hypermoderne warmwaterboiler en bordenwasmachine hebben bijgedragen aan een zekere vorm van luxe voor de bewoners. In de markante architectuur met zijn flauw hellende schilddaken met ruim overstek is duidelijk de invloed herkenbaar van de Amerikaanse architect Frank Lloyd Wright (1867-1959).

Niet te veel en niet te weinig op een slaapzaal is het beste. Voor ‘dwarsventilatie’ is goed gezorgd. Deze foto is waarschijnlijk van voor de oorlog.
Niet te veel en niet te weinig op een slaapzaal is het beste. Voor ‘dwarsventilatie’ is goed gezorgd. Deze foto is waarschijnlijk van voor de oorlog.

Jaarboek 40, pagina 40

Tegen de zuidoosthoek van de oostvleugel is een vierkante sokkel gemetseld met daarop een beeld van Sint-Antonius. In de vorm van een ark siert een windwijzer de schoorsteen nabij de hoofdentree. Het is een verwijzing naar de oorspronkelijke opdrachtgever voor de bouw van het koloniehuis.

Antonius is de patroonheilige van de franciscanen onder andere voor vrouwen, kinderen en armen en wordt in katholieke kringen ook aangeroepen om zoek geraakte voorwerpen terug te vinden.
Antonius is de patroonheilige van de franciscanen onder andere voor vrouwen, kinderen en armen en wordt in katholieke kringen ook aangeroepen om zoek geraakte voorwerpen terug te vinden.

Sint Antonius

Antonius van Padua werd op 15 augustus 1195 in Lissabon geboren en is op 13 juni 1231 in Padua overleden. Zijn eigenlijke naam was Fernando Martins de Bulhões. Hij stamde af van een rijke, adellijke familie. Als vijftienjarige jongen trad hij in bij de Reguliere Kanunniken van Sint-Augustinus. Kort na zijn priesterwijding maakte hij de overstap naar een nieuwe, snelgroeiende orde: de minderbroeders, bedelmonniken van Franciscus van Assisi. Nog geen jaar na zijn overlijden werd hij door paus Gregorius IX heilig verklaard.

In 1946 werd hij als ‘leraar van het evangelie’ tot kerkleraar uitgeroepen. Antonius wordt als een belangrijke heilige beschouwd. Hij wordt afgebeeld in een franciscaner pij, met een lelie als teken van maagdelijkheid, met het Christuskind op zijn arm of zittend op een boek.

De aankomst van Monseigneur Aengenent met zijn gevolg.
De aankomst van Monseigneur Aengenent met zijn gevolg.

Monseigneur J.D.J. Aengenent, bisschop van Haarlem, opent op 24 juli 1934 het kindertehuis. De eerste bewonertjes waren toen al gearriveerd en hadden hun plekje in het nieuwe koloniehuis gevonden.

Geestelijken en andere genodigden bijeen ter gelegenheid van de inzegening van koloniehuis Sint-Antonius door de bisschop van Haarlem, monseigneur J.D.J. Aengenent.
Geestelijken en andere genodigden bijeen ter gelegenheid van de inzegening van koloniehuis Sint-Antonius door de bisschop van Haarlem, monseigneur J.D.J. Aengenent. Heereweg 114 in Bakkum, 24 juli1934. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

Een nieuwe start na een moeilijke tijd

Er breekt voor de staf en de kinderen een ongemakkelijke tijd aan als de Duitse bezetter het Bakkumse tehuis in november 1940 vordert. De kinderen verhuizen naar het koloniehuis Sint-Joseph in Egmond aan Zee. Het oog van de Duitse bezetter valt ook op dit huis dat eveneens wordt gevorderd. De Volksgezondheidsinspectie keurt het oude Antonius in Egmond aan Zee goed, waarna de kinderen daar ondergebracht worden. In 1942 wordt het huis gesloten. Later wordt het oude Antonius op last van de bezetter gesloopt om militair-strategische redenen. Het Bakkumse Antonius blijft tot het einde van de oorlog door Duitse militairen bezet.

In tegenstelling tot het nabijgelegen vakantieoord ‘De Eenheid’, ontkomt Antonius aan de verwoestende sloophamer. Helaas hebben de oorlogsjaren onder invloed van de bewoning door de Duitse Wehrmacht hun sporen in het huis nagelaten en moest er heel wat arbeid en tijd in het herstel worden gestoken. De kosten voor het herstel van het gehavende gebouw bedroegen 15.000 gulden en dat was voor die tijd heel veel geld.


Jaarboek 40, pagina 41

Kindertehuis Sint-Antonius.
Kindertehuis Sint-Antonius.

Pas in november 1946 is Antonius weer geschikt voor de opvang van kinderen. De eerste kinderen arriveren op 13 november. Op 20 november zingen die kinderen voor genodigden bij de officiële heropening onderstaande lied dat door rector Van Dieren is gemaakt.

Feestlied:

Nu ‘t Koloniehuis in Bakkum
Weer in luister is hersteld,
En wij kinderen ‘t weer bevolken
Na vijf jaren van geweld,
Juichen wij uit volle mond,
Zoodat het klinkt heel Neêrland rond!


Ruw beschadigd en verwaarloosd,
Onherkenbaar lag ‘t gebouw
(eens de vreugd van zwakke kindren!)

Uitgeplunderd en in rouw.
‘t Meest van al leed het gestel
Van de jeugd in d’ oorlogshel.

Al d’ ellende is nu geleden.
“Sint Antonius” herrees!
Alleluja, dank zij Gode,
Die Zijn goedheid ons bewees!

Dank aan die door noeste vlijt
Hebben ons dit feest bereid!

Lang Leev’ Nêerland, lang leev’ Bakkum
En zijn schoon Koloniehuis.
Leve lang ook de Regeering,
Koningin en heel Haar Huis!

Leve lang ook Holland-Noord,
En ‘t Bestuur van dit schoon oord!


Jaarboek 40, pagina 42

Armoede in Nederland

Na de oorlog heerst er armoede in Nederland. Er is gebrek aan goede voeding, waardoor kinderen vooral uit de grote steden een gezondheidsduwtje nodig hebben. Dat is ook de conclusie van directrice mejuffrouw Bierman, die samen met rector Van Dieren en dokter Moons de naoorlogse staf van het huis vormen. Schoolartsen pikken de zwakste kinderen eruit en dragen die voor om uitgezonden te worden naar een kinderkolonie. De uitzending is voor een periode van zes weken, echter zonder regulier schoolonderwijs. Antonius had toen de zogenaamde A-status. De kinderen komen met bussen aan en worden verdeeld in groepen van ongeveer 15 kinderen van gelijke sekse en leeftijd met één leidster per groep.

Meisjesspeelzaal.
Meisjesspeelzaal.

Onder de kinderen zijn veel slechte eters, waaronder ook kinderen die thuis nooit een warme maaltijd kregen. Om hen aan het eten te krijgen, wordt geen dwang gebruikt, maar door de maaltijd slechts gedurende een beperkte tijdsduur aan te bieden, wordt er na een aantal dagen trek in eten opgewekt.

Truus Sonsma-Konijn werd in 1949 voor zeven weken in het Antonius opgenomen, omdat ze thuis te weinig atTruus: “Het ontbijt van havermout met een dik vel erop kreeg ik niet door mijn keel en dan zat er ook nog oud brood bij. De korstjes stopte ik in mijn schort en spoelde ze door de wc. Ik ging er dood van heimwee en heb zelfs geprobeerd om tijdens een wandeling weg te lopen. Uiteindelijk heeft het ook niet geholpen, ik eet nog steeds niet veel.”

Naast zorg voor voeding wordt er veel aandacht besteed aan rust, reinheid (hygiëne) en regelmaat, alles volgens een vast patroon.

De buren

Achter het koloniehuis staat de voormalige boerderij Zeeveld, waar toen de familie Mooij woonde. Ernst weet nog goed dat hij en zijn broer Nico bij Antonius kind aan huis waren. Ernst:
“Directrice Bierman zwaaide er toen de scepter, juffrouw Annie Völler was het hoofd van de huishouding, Ida Bollen de kokkin en Piet de Waard de tuinman. De laatste twee trouwden met elkaar.

Piet de Waard met de buurjongens Ernst en Nico Mooij.
Piet de Waard met de buurjongens Ernst en Nico Mooij.

In de keuken kregen wij vaak een bord stevige havermoutpap met flink wat suiker. We mochten het Sinterklaasfeest altijd meevieren en Piet de Waard was ook onze kapper. Zomers zette hij ons ergens buiten op een stoel en in de winter knipte hij ons in de indrukwekkende verwarmingskelder onder de ingangspartij. Als de afwas werd gedaan, kon je het gezang van de huishoudelijke hulpen horen tot op het erf van boerderij Zeeveld.”

Ernst herinnert zich ook nog de indeling van het gebouw. In de zuidelijke vleugel van het hoofdgebouw sliepen links beneden de jongens en rechts de meisjes. De directrice had haar woonvertrekken in het entreegedeelte. Het meeste personeel woonde intern. De groepsleidsters hadden boven in het middendeel hun kamers. Daar bevonden zich ook een conversatiekamer en een linnenkamer.

In de noordwestvleugel waren op de begane grond de keuken, de afwaskeuken, de broodkeuken, de eetzaal voor de kinderen, en de eetkamers voor de begeleidsters en voor het huishoudelijke personeel. Het hoofd van de huishouding had haar woonkamer ook beneden in de noordwestvleugel.

Rector Van Dieren, de geestelijke verzorger, had een woonvertrek in de smallere noordoostvleugel, waar ook de ziekenboeg was.

Ook Marian Mooij, van een volgende generatie, heeft haar herinneringen aan het Antonius. Zij is de dochter van Siem Mooij, een broer van Ernst. Nadat Siem de boerderij van zijn vader had overgenomen, heeft Marian enkele jaren op boerderij Zeeveld gewoond. In 1968 verhuisde het gezin naar de Van Tienhovenhoeve aan de Heereweg. Marian: “De periode dat ik met de kinderen van het Antonius optrok, was in het begin van de jaren (negentien) zestig, toen ik ongeveer vijf jaar was. Ik ben niet op de kleuterschool


Jaarboek 40, pagina 43

geweest, omdat Zeeveld toch wel ver van school was en omdat ik altijd met de kinderen van de kolonie kon optrekken. De groepen kwamen op de boerderij naar de beesten kijken en ik werd heel vaak opgehaald om mee te wandelen. Tijdens de wandelingen werd er volop gezongen en deden we spelletjes in het duin. Bij slecht weer werd er binnen geknutseld en er was ook een soort gymzaal.”

Een groep jongens met hun leidsters, enkele stafleden en dienstpersoneel poseren ergens in de duinen. De dame in de zwarte jurk met witte strepen is juffrouw Annie, onder haar directrice Bierman en uiterst rechts zit Ida Bollen.
Een groep jongens met hun leidsters, enkele stafleden en dienstpersoneel poseren ergens in de duinen. De dame in de zwarte jurk met witte strepen is juffrouw Annie, onder haar directrice Bierman en uiterst rechts zit Ida Bollen.

Marian herinnert zich ook dat er bij het huis een groot grasveld was waar een sportdag werd gehouden, onder andere met zaklopen en dat men in de zomermaanden ook wel naar zee ging voor de jaarlijkse stranddagen. Dan moest er door het duin een hele lange wandeling naar het strand gemaakt worden. Piet de Waard (de al eerder genoemde tuin- en klusjesman en kapper) bracht dan tussen de middag in grote rieten manden brood en karnemelk. Marian:
”Ik heb eind jaren (negentien) zestig altijd met veel plezier met de kinderen gespeeld. Wat ik nog weet is dat er wel kinderen erg verdrietig waren en soms huilden. Toen begreep ik niet waarom, maar voor sommige kinderen was het helemaal niet leuk in het koloniehuis. Ze hadden heimwee en bezoek kwam er volgens mij alleen op zondag en waarschijnlijk ook niet elke week.”

Een medisch kinderhuis

Marlou Molkenboer-Nijst is van 1957 tot 1986 aan Sint-Antonius verbonden, eerst als adjunct-directrice en vanaf 1975 als directrice. Zij heeft grote ontwikkelingen en veranderingen in de werkwijzen voor behandeling van de geplaatste kinderen met leer- en gedragsmoeilijkheden, meegemaakt en toegepast.

In de dokterskamer bij dokter Moons. Zuster Nijst kijkt toe.
In de dokterskamer bij dokter Moons. Zuster Nijst kijkt toe.

In de jaren (negentien) zestig komt men tot het oordeel dat met het regiem van rust, reinheid en regelmaat het gewenste resultaat onvoldoende wordt bereikt. De aanpak moet meer op het individuele kind gericht zijn. Zes weken is een te korte tijd om veranderingen in het gedrag van kinderen te kunnen aanbrengen. De tijdsduur van het verblijf wordt verlengd tot drie maanden en bij uitzondering zo nodig langer.

Door het bestuur wordt de koloniehuis B-status aangevraagd en verkregen onder de voorwaarde dat ook onderwijs zal worden geboden. Op deze wijze kwamen er meer mogelijkheden om aan het individu aangepaste adequate opvang en behandeling te geven.

Eind jaren (negentien) zestig komt er in Nederland een splitsing in de werkwijze van de koloniehuizen. De goed functionerende B-kinderhuizen kunnen, na een zorgvuldige inspectie, door het Ministerie van Volksgezondheid (jeugd-


Jaarboek 40, pagina 44

hoofdinspecteur Dr. Wafelbakker) de zogenaamde status van AWBZ-huis krijgen, hetgeen betekende dat de gehele financiering van het huis door de wet AWBZ wordt gedragen. Antonius verkrijgt deze status in 1970, als tweede kindertehuis in Nederland. Het financieringsprobleem behoorde hiermee tot het verleden.

Antonius wordt verbouwd om aan de gestelde eisen te voldoen en de staf van het huis wordt uitgebreid met de benodigde disciplines (onder meer met arts, kinderarts, psycholoog, pedagoog, maatschappelijk werker en gezinstherapeut). Het verplicht dragen van een uniform wordt afgeschaft. De kindergroepen worden kleiner van omvang (maximaal acht kinderen) en de leiding per groep is in handen van vier personen. De aanpak kan nu geheel op elk individu afgestemd worden. Er wordt met grote regelmaat overleg gepleegd tussen de betrokken stafleden en de school- en groepsleiding, om een grote continuïteit te verkrijgen in de behandeling van ieder kind apart. De groepsleiding wordt beter geschoold (hbo-niveau) en kan dan ook goed bijdragen aan het gehele proces.

Er wordt intensief samengewerkt met de ouders en soms het gehele gezin, waaruit de pupil afkomstig is. Ouders komen regelmatig naar het Antonius om een dag lang aanwezig te zijn in de groep van hun kind om de behandelwijze van dichtbij mee te maken. De gezinstherapeut bezoekt de gezinnen voor soms een intensieve begeleiding thuis. Alles is erop gericht om het kind zich in het Antonius thuis te laten voelen en voor te bereiden op terugplaatsing in het gezin (soms pas na een therapie van twee jaar).

Vanaf 1975 is Marlou Nijst directrice. Zij heeft vele veranderingen meegemaakt en doorgevoerd.
Vanaf 1975 is Marlou Nijst directrice. Zij heeft vele veranderingen meegemaakt en doorgevoerd.

Marlou: “Dat de kinderen zich in het algemeen thuis voelden in het Antonius, manifesteerde zich nog al eens in het weekend, wanneer oud-bewoners langs kwamen om aan hun vriend of vriendin te laten zien waar zij een deel van hun jeugd hadden doorgebracht en om herinneringen op te halen.”

Onderwijs

Er wordt er ook onderwijs gegeven. Door de achtergrond van veel kinderen is gekozen voor het zogenaamde buitengewoon bijzonder lager onderwijs (nu speciaal onderwijs). Eerst wordt er onderwijs gegeven in het Antoniusgebouw, later in de rooms-katholieke jeugdherberg De Mantelmeeuw aan de Bleumerweg en weer later in noodgebouwen op het eigen terrein. De school krijgt in 1974 een eigen bestuur.

In 1978 wordt een nieuwe school in gebruik genomen. Naast de interne leerlingen bezoeken steeds meer externe leerlingen de school. Als de school te klein is geworden, wordt vergunning aangevraagd voor de aanbouw van een klaslokaal, een personeelsruimte en twee werkkamers. In maart 1994 wordt dit nieuwe deel in gebruik genomen.

Vanaf 1995 viel de school onder de Stichting Katholiek Onderwijs (later Tabijn) en vanaf 2000 onder de Aloysiusstichting. De groei gaat door en enkele jaren later heeft de Antoniusschool drie locaties in Castricum: de hoofdlocatie aan de Heereweg, de Duinrandschool en de Molenweidschool.

Deze maken deel uit van de Aloysiusstichting. Deze stichting is in 1891 opgericht met als doel onderwijs te bieden aan sociaal-emotioneel zwakkere jongeren en heeft scholen op meerdere locaties. Aloysius is de patroonheilige van de jeugd, in het bijzonder de studerende jeugd. De naam en het jaar van de oprichting verwijst naar een lange katholieke geschiedenis.

De verbintenis tussen Antonius en de Antoniusschool wordt steeds losser, maar dit geldt niet voor de gezamenlijke aanpak van het kind. Er was wekelijks overleg met leerkrachten, hoofd groepsleiding en psychologe onder voorzitterschap van de directrice. Het overleg tussen het kinderhuis en de school over vorderingen op didactisch en pedagogisch gebied is gebleven tot aan de sluiting. Op dit moment zijn er veel scholen in Noord-Holland die de naam Antoniusschool hebben en onder de Aloysiusstichting vallen.

In de klas met juf Marijke Borst.
In de klas met juf Marijke Borst.

Marijke Borst is in augustus 1971 begonnen als leerkracht,wordt in 1998 coördinator-locatieleider voor de onderbouw van de Duinrandschool en is de laatste paar jaren lid van het zorgteam van de school en contactpersoon tussen school en huis. Na iets meer dan 40 jaren op de Antoniusschool is zij in 2012 gestopt.


Jaarboek 40, pagina 45

Een anekdote van Marijke: “Een jongen van acht jaar, wonend in een leefgroep in het kinderhuis, vroeg op een woensdagochtend aan mij of hij een snipperdag kon aanvragen. Hij was heel serieus. Ik zei hem dat ik het een goede vraag vond, dat een hele dag te veel was, maar dat hij wel die middag vrij kon krijgen en leuke dingen mocht gaan doen. Hij was erg blij en bedankte me hartelijk. Na schooltijd wenste ik hem een fijne snippermiddagDe volgende dag vertelde hij uitgebreid wat hij had gedaan.
De groepsleiding vertelde later dat hij niet door had dat ook de andere kinderen die middag vrij waren.”

De kapel

Vroeger had het kinderkoloniehuis een losstaande houten kapel. Piet Zomerdijk was daar in de periode 1952 tot 1960 samen met Nico en Piet Levering uit Egmond misdienaar. Toen hij een jaar of twaalf was, mocht hij alles klaarzetten voor de dienst en met de collecteschaal rondgaan.

Piet: “Op een gegeven moment ‘regende’ het guldens en rijksdaalders op mijn schaal, maar bij het geld tellen in de kamer van de rector Van Leipzig bleek dat alles van chocola was.”

Het kinderkoloniehuis had een eigen kapel, hier nog zonder luiklok.
Het kinderkoloniehuis had een eigen kapel, hier nog zonder luidklok.

De kapel raakte buiten gebruik en werd in 1978 gesloopt. Vooraf was besloten om alles wat van waarde was hieruit te verkopen om het geld aan de kinderen te kunnen besteden. Tineke Zonneveld was in die tijd werkzaam op de administratie en kocht het altaarkleed. Tineke: “Ik verwerkte een deel van de stof in een jurk en heb deze altijd met veel plezier gedragen.”

Hoofdleidster Anne Franken, maatschappelijk werkster en later afdelingshoofd, had met de overkoepelend vestigingsdirecteur, de heer J.A. Franssen van de Stichting Katholieke Kinderhuizen uit Vught, afgesproken dat de klok voor het huis bewaard zou blijven.

Tijdens de sloop is het hen ontgaan dat de klok door de slopers werd meegenomen. Afspraken hierover zouden niet goed zijn vastgelegd, zodat Franssen geen andere keuze had dan de klok terug te kopen van het slopersbedrijf.

Tijdens de viering van het 50-jarig bestaan van de Stichting Katholieke Kindertehuizen in 1981 wordt de klok in zijn nieuwe functie onthuld. Waar voorheen de vlaggenmast stond, hangt nu de klok. Kinderen voor wie de tijd erop zit, worden met de ‘Voorgoed-klok’ uitgeluid door de staf. Voor hen begon een nieuw leven na een intensieve leerperiode op het Antonius, waar nodig, ondersteund door nazorg.

In de loop van de tijd heeft het gebouw Antonius verschillende verbouwingen en uitbreidingen ondergaan. De kapel is in 1978 gesloopt.
In de loop van de tijd heeft het gebouw Antonius verschillende verbouwingen en uitbreidingen ondergaan. De kapel is in 1978 gesloopt.

Fusies en het einde

De Stichting Katholieke Kinderhuizen wordt in 1986 gesplitst in de vermogensstichting SKK en de exploitatiestichting ‘Stichting Medisch Kinderhuis Antonius’ die het pand huurt. Het bestuur wil af van de katholieke signatuur. Er volgt weer een interne verbouwing. De grote slaapzalen waren al verbouwd tot kleinere slaapzaaltjes. Die worden nu verbouwd tot tweepersoonskamertjes. Elke woongroep krijgt een eigen woon- en speelkamer.

De fusiekoorts slaat ook in de zorg toe. In 1993 fuseert Antonius met het Boddaertcentrum en de kinderhuizen De Schuilhoeve en Huize van Strijen. De nieuwe stichting heet Kardeel die in 2004 weer fuseert met de stichting Vlotbrug. Uit die fusie ontstaat de stichting Parlan, een organisatie voor Jeugd & Opvoedhulp in Noord-Holland-Noord. Antonius biedt dan plaats aan 43 kinderen in de basisschoolleeftijd.

De kinderen die worden geplaatst, hebben problemen in de thuissituatie of op school. Zaken als onvoldoende aandacht van de ouders tot zelfs verwaarlozing, maar ook gedrags-, psychische of leerproblemen waardoor opvang binnen het gezin wordt bemoeilijkt, zijn oorzaken van hun verblijf. Een klein aantal kinderen verblijft er onvrijwillig, ingegeven door een uitspraak van een kinderrechter.


Jaarboek 40, pagina 46

Vanuit de staf is de hulpverlening erop gericht om het contact met de ouders te herstellen, als daar een mogelijkheid voor bestond.

In 2009 beraadt Parlan zich op de toekomst van Antonius. De manier waarop jarenlang kinderen in het monumentale pand zijn ondergebracht (grootschalig en afgelegen) is verouderd. Bovendien dreigt door een verminderde vraag naar de hulpvormen onderbezetting. Men komt tot de conclusie dat Antonius bouwkundig verouderd is en het beste kan worden afgestoten. Veel kinderen op Antonius zijn gebaat bij kleinschalige opvang met vaste opvoeders in zogenaamde ‘gezinshuizen’, een zware vorm van pleegzorg. De gezinshuis-ouders zijn professionele hulpverleners (in dienst van Parlan) die kinderen in huis nemen die intensieve behandeling nodig hebben.

Tussen de kolonietijd en die van nu is er in de wereld van de jeugdzorg veel veranderd, maar het monumentale gebouw uit 1934 heeft niets aan grandeur verloren. De kapel is gesloopt en Sint-Antonius waakt nog steeds over het gebouw, ook al heeft het beeld de tijd niet ongeschonden doorstaan.

Na 75 jaar verblijven er in Bakkum geen kinderen meer die moeten aansterken om de maatschappij energiek tegemoet te kunnen treden. Een citaat uit het Nieuwsblad van Castricum: “Kinderhuis Antonius heeft op zaterdag op 23 juli 2011 na 75 jaar haar deuren gesloten. Maar liefst 500 mensen gaven zich op voor de reünie die bij dit afscheid werd gehouden. Bleekneusjes, kinderen uit de jeugdzorg en medewerkers dwaalden door de gangen en haalden gezamenlijk herinneringen op. Een bijzondere afsluiting, voor iedereen die hier gewoond en gewerkt heeft.”

Als definitief afscheid luidt oud-bewoner Simon Visser voor de laatste keer de bel van Antonius.
Als definitief afscheid luidt oud-bewoner Simon Visser voor de laatste keer de bel van Antonius.

Een bezoekster van de reünie merkte op: “Ik moest hier na het bombardement van Rotterdam van 1940 heen en had moeite met het strenge regime.”

Maar ook mooie herinneringen werden uitgewisseld. Simon Visser verbleef in 1990 in Antonius en het tandenpoetsen is hem altijd bijgebleven. Simon: “Als we onze tanden poetsten, stond de leiding te kijken en moesten we op commando onze mond spoelen.”

Anton Gerritse was de laatste kok van het huis. Anton: “In 2000 werd besloten om kant en klare maaltijden in te kopen. Dit zou efficiënter zijn dan zelf koken, je hoefde de maaltijden alleen maar op te warmen. Drie jaar later ging ik weer zelf koken, dat was drukker maar veel lekkerder en hierin kon je ondanks de halffabricaten weer wat van jezelf kwijt.

Aart Leemhuis en Wendy van der Maarel hadden van 1991 tot en met de sluiting ook bemoeienis met het kinderhuis. Wendy: “De kinderen hadden hier wat meer wondjes van het buitenspelen, omdat het ook zo goed kon. Ouders lossen dat normaal gesproken op met een pleister en een aai over de bol. De groepsleiding nam het zekere voor het onzekere en stuurde ze naar dokter Wendy.”

Jeugd & Opvoedhulp is niet overbodig, maar verandert. Steeds vaker wordt hulp geboden aan gezinnen in hun eigen buurt, hun eigen huis, school, dorp of stad. Dichtbij en kleinschalig. Toch doet het iedereen een beetje pijn om afscheid te nemen van Antonius. Daar liggen de herinneringen, vrolijke en pijnlijke, van duizenden kinderen en hun ouders.

De locatie aan de rand van de duinen straalt nog steeds de rust uit die toen belangrijk gevonden werd en ook voor haar toekomstige bewoners en gebruikers zal gelden.

Don van Lier

Bronnen:

  • Archief Aloysiusstichting;
  • Monumentenregister Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, monumentnummer: 524129;
  • ‘Vergeet niet het zwakke kind’ Geschiedenis van de stichting Katholieke Kinderhuizen (2007).

Met dank aan:
Marijke Borst, Anne Franken,Wendy van der Maarel, Marlou Molkenboer-Nijst, Ernst Mooij, Marian Mooij, Piet Zomerdijk en Tineke Zonneveld-Nuyens.

10 juli 2023

Schoolstraat, rond 1950 (Jaarboek 39 2016 pg 74-82)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 39, pagina 74

De Schoolstraat en haar bewoners rond 1950

Inkijk Schoolstraat met links de winkel van smederij de Groot.
Inkijk Schoolstraat met links de winkel van smederij de Groot. Rechts de woning van de familie Res met links naast het huis de timmerwerkplaats. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Het onderwijs en het bestuur in Castricum waren door de eeuwen heen geconcentreerd nabij de oude dorpskerk. Er werd school gehouden in het oude rechthuis of in een afgeschot gedeelte van de kerk. Er was nog geen eigen schoolgebouw. Daarin kwam in 1854 verandering. Er werd een school gebouwd naast het raadhuis met drie lokalen langs de Dorpsstraat en later drie lokalen langs de om die reden zo genoemde Schoolstraat.

De oudste vermelding van de naam vinden we pas in een notariële akte uit 1907 bij de verkoop van twee huizen in deze straat. Voor die tijd werd dit gebied Kerkbuurt genoemd met een doorlopend huisnummer. De Schoolstraat begint bij de Dorpsstraat en eindigt bij de overgang van Breedeweg-Overtoom.

In dit artikel wordt de situatie rond 1950 beschreven: wie woonden er en welke bedrijfjes waren er gevestigd?

Situatieschets van de eerste openbare lagere school op de hoek van de Dorpsstraat en Schoolstraat.
Situatieschets van de eerste openbare lagere school op de hoek van de Dorpsstraat en Schoolstraat.

De even genummerde huizen in de Schoolstraat (oostzijde)

In onderstaand kaartje wordt de huisnummering van de Schoolstraat getoond. Vanaf de Dorpsstraat was er oorspronkelijk een onbebouwd gedeelte, een boomgaard met moestuin, behorende bij het aan de overkant van de Dorpsstraat gelegen landhuis Hermana State. Het eerste huis aan de oostzijde van de Schoolstraat was van de dorpssmid en begon met nummer 6. De nummers 2 en 4 waren gereserveerd voor latere bebouwing; alleen nummer 2 is daarvan gebruikt.

Huisnummers en panden van de Schoolstraat.
Huisnummers en panden van de Schoolstraat.

Het merendeel van de huizen aan de oostzijde van de Schoolstraat is zeer gelijkvormig; dat betreft dan de nummers 12 tot en met 26. Deze huizen zijn in de periode 1900-1910 gebouwd door Jacobus Res, die zijn bouwbedrijf vooraan in de Schoolstraat had. Jacobus Res kocht in het jaar 1900 een stuk grond van 1.230 vierkante meter van de erfgenamen van Klaas van de Kamer en bouwde deze woningen, die hij met uitzondering van de nummers 18 en 20 in eigendom hield en verhuurde. Voor de bouw van deze huizen zou gebruik zijn gemaakt van (afgekeurd) bouwmateriaal van provinciaal ziekenhuis Duin en Bosch, dat werd gebouwd van 1904-1909. Voor de gelijksoortige huizen in de Rooie Buurt aan de Alkmaarderstraatweg, nu Dorpsstraat geheten, zou dit materiaal ook zijn gebruikt.


Jaarboek 39, pagina 75

Na het overlijden van Jacobus Res in 1953 worden de bezittingen onder zijn kinderen verdeeld. Zoon Jan erfde de woningen nummers 12, 14 en 16 en zoon Frits Res de nummers 22, 24 en 26. Het woonhuis aan de overzijde van de Schoolstraat op nummer 9 erfde dochter Maria Res, die getrouwd was met Cornelis Brandjes.

Schoolstraat nummer 2

In 1909 werd op de hoek van de Dorpsstraat-Schoolstraat in opdracht van Jan Hendrik Heideman een woon- en winkelhuis gebouwd. De winkel had zijn ingang aan de Dorpsstraat. Na enkele uitbreidingen kon kleinzoon Jan Heideman na de oorlog daar zijn handel ín 1946 voortzetten onder de naam ‘Manufacturenmagazijn De Zon’. Het was een winkel in manufacturen en vloerbedekking. De woning stond aan de Schoolstraat nummer 2. Hier woonde Jan Heideman met zijn vrouw Annie Twisk en hun twee kinderen: Henk en Lida. Via de winkelingang aan de Dorpsstraat was de woning toegankelijk.

Op de hoek het gedeelte van het pand van Huitenga dat aan Welkers werd verhuurd. Aan de overkant van de Dorpsstraat zien we de winkel van Louman met speelgoed en huishoudelijke artikelen. De tuinstoelen hoorden bij het assortiment van Huitenga.
Op de hoek het gedeelte van het pand van Huitenga dat aan Welkers werd verhuurd. Aan de overkant van de Dorpsstraat zien we de winkel van Louman met speelgoed en huishoudelijke artikelen. De tuinstoelen hoorden bij het assortiment van Huitenga.

In 1955 ging Jan Heideman in Egmond aan Zee wonen en werd het pand gekocht door Cornelis (Cees) Huitenga, die de activiteiten later verlegde van textiel naar woninginrichting.

Uitzicht op het woonhuis van Huitenga.
Uitzicht op het woonhuis van Huitenga.

Vanaf 1952 had Heideman een gedeelte van het winkelpand verhuurd aan de firma Welkers, die huishoudelijke artikelen verkocht. In 1962 verliet Welkers het pand en vestigde zich in het oude postkantoor op de hoek Burgemeester Mooijstraat-Geelvinckstraat.

Schoolstraat nummer 6

Hier woonde Dorus de Groot, echtgenote Anne Castricum en hun kinderen. Dorus oefende het vak van smid uit, zoals het beslaan van paarden, het smeden van ijzer en het onderhoud van kolenkachels. Vanaf de weg kon je Dorus aan het werk zien, omdat de deur van zijn smederij vaak open stond. Zijn zoons Kees en Piet groeiden in het smidsbedrijf op. Dorus bleef er werken tot 1966, waarna Kees en Piet de smederij overnamen. Dorus ging inwonen bij zoon Piet op Schoolstraat nummer 26Kees trok in de woning bij de smederij; hij overleed in 1992.

In de loop der jaren is de smederij veranderd in een winkel voor haarden, kachels en siersmeedwerk. De winkel heeft dienst gedaan tot eind 1985.
In de loop der jaren is de smederij veranderd in een winkel voor haarden, kachels en siersmeedwerk. De winkel heeft dienst gedaan tot eind 1985.

In de loop der jaren veranderde de smederij in een winkel voor haarden, kachels en siersmeedwerk. Het smidsvuur verhuisde naar een schuur achter het huis. De winkel heeft dienst gedaan tot eind 1985. Kees was de laatste smid van Castricum. Hij was net als zijn vader een enthousiast vrijwilliger bij de Castricumse brandweer. In het 13e Jaarboekje (1990) wordt de geschiedenis van deze dorpssmederij behandeld.

De eierhandel van Frans Glorie.
De eierhandel van Frans Glorie.

Schoolstraat nummers 8 en 10

Dit dubbele pand met de nummers 8 en 10 werd gedeeld bewoond. Het perceel had een oppervlakte van 1.624 vierkante meter en bij de woningen stond ook een schuur. Het was eigendom van expediteur Reinier Stet. Deze had het pand verkregen in 1945 bij de verdeling van de nalatenschap van zijn schoonvader Cornelis Steeman.

Reinier verkocht zijn bezit in 1951 aan de 71-jarige eierenhandelaar Frans Glorie. Frans ging wonen op nummer 8 en bleef daar wonen tot zijn overlijden in 1962.


Jaarboek 39, pagina 76

Zijn zoon Nic (1925-1976), gehuwd met Rie Poel, woonde al vanaf 1952 aan de Schoolstraat 10, zette het bedrijf voort en richtte op nummer 8 een kantoortje in.

Na het overlijden van Nic in 1976 kwam het bedrijf in handen van twee zonen van het echtpaar Glorie-Poel: Hein en Nico. Zij maakten het bedrijf groot, dat startte onder de naam Eierenglorie. In 1997 verhuisde het bedrijf naar Beverwijk, waar het fuseerde met eierenhandel Vermeulen uit Uitgeest en verder ging onder de naam Eierenglorie Vermeulen.

Vrachtwagens van Eierenglorie met links op de foto Nic Glorie en rechts Arie Stengs. Nu is hier de toegang tot het woonproject Eihof.
Vrachtwagens van Eierenglorie met links op de foto Nic Glorie en rechts Arie Stengs. Nu is hier de toegang tot het woonproject Eihof.

Als weduwe bleef Rie Poel er nog wonen, tot zij in 1984 naar de Ruiterweg ging. Haar zoon Hein met echtgenote Wil Wokke werden de bewoners van Schoolstraat 10. Achter het woonhuis 8 en 10 werd op de plaats van de bedrijfsgebouwen van Eierenglorie rond 2010 het woonproject Eihof gerealiseerd. De bouw omvatte 28 woningen en 2 winkelunits aan de Dorpsstraat op het terrein van het voormalige café ‘d’ Oude Schimmel’.

Schoolstraat nummer 12

Maarten Duijn bewoonde vanaf zijn huwelijk in 1908 met Guurtje de Graaf als eerste dit nieuwe huis aan de Schoolstraat. Zijn bijnaam was ‘Lange Maarten’ en hij was kaas- en botermaker op de melkfabriek ‘De Holland’, die vlak bij zijn woning stond. Zij kregen drie zoons en vier dochters. Maarten overleed op 70-jarige leeftijd in 1951, Guurtje bleef hier nog tot 1967 wonen. Zij overleed in 1969 in Hilversum.

Maarten Duijn en Guurtje de Graaf met hun kinderen naast het huis.
Maarten Duijn en Guurtje de Graaf met hun kinderen naast het huis; van links naar rechts Cees, vader Maarten, Jaap, Nel, Martien, Gré, Truus, moeder Guurtje en Coba. Dochter Truus is de oma van de bekende bioloog Freek Vonk. (Schoolstraat nummer 12)

Dit huis werd in 1967 gesloopt om een bredere toegang tot het bedrijf Eierenglorie mogelijk te maken.

Schoolstraat nummer 14

Vanaf 1947 woonde hier Barend Heistek met zijn echtgenote Els Sanders en hun drie dochters: Maartje, Froukje en Corrie. Barend was als productiemedewerker werkzaam op de blikfabriek in Krommenie. Hij overleed in 1974 en zijn tweede echtgenote Grietje Elzer bleef er wonen tot 1980.

De volgende bewoners waren Hein Glorie en Wil Wokke, tot zij in 1985 verhuisden naar Schoolstraat nummer 10.


Jaarboek 39, pagina 77

Schoolstraat nummer 16

Hier woonde vanaf 1945 Gerrit Rozemeijer (1901-1982) met echtgenote Geertje Kuijs en hun kinderen Niek, Jan en Ed.

Gezin van Gerrit Rozemeijer en Geertje Kuijs met de kinderen Niek, Jan en Ed.
Gezin van Gerrit Rozemeijer en Geertje Kuijs met de kinderen Niek, Jan en Ed.

Gerrit was fabrieksarbeider bij de Lassiefabriek in Zaandam. Hij overleed in 1982 en woonde toen nog op de Schoolstraat. Zijn vrouw bleef daar wonen en overleed op 87-jarige leeftijd in 1995.

Op de nationale boomfeestdag op 31 maart 1993 wordt door scholieren een zogeheten zuileneik geplant in aanwezigheid van burgemeester Schouwenaar voor het huis van mevr. G. Rozemeijer. Zij hielp de scholieren een handje en dat viel in goede aarde.
Op de nationale boomfeestdag op 31 maart 1993 wordt door scholieren een zogeheten zuileneik geplant in aanwezigheid van burgemeester Schouwenaar voor het huis van mevrouw G. Rozemeijer. Zij hielp de scholieren een handje en dat viel in goede aarde.

Schoolstraat nummer 18

Tegen het einde van de oorlog in december 1944 kwam hier het echtpaar Willem Schermer (1913-1990) en Anna Kroone wonen met hun eerste kind Ria; er zullen daar nog zes kinderen worden geboren: Jan, Dick, Kees, Joke, Willem en Paul. Willem was eerst tuinder, later fabrieksarbeider en centrifugist op de Hollandse Melksuiker te Uitgeest.

Het gezin van Willem Schermer en Anna Kroone achter hun huis aan de Schoolstraat.
Het gezin van Willem Schermer en Anna Kroone achter hun huis aan de Schoolstraat. Van links naar rechts zittend: Kees, Paul, moeder Anna Kroone, vader Willem Schermer, Wim en Joke; staand Dick, Rie en Jan. Op de achtergrond de huizen aan de Nuhout van der Veenstraat.

In 1985 verhuisden ze naar de Offenbachstraat en kwam zoon Jan hier wonen. Van hun kinderen waren er twee die uitblonken op sportgebied. Dick op alle onderdelen van de atletiek met de hoogste classificatie in het speerwerpen en Kees was een uitstekend motorcoureur en deelnemer aan internationale motorraces. Kees was aangestoken door zijn overbuurman, de bekende coureur Jan Dekker.

Schoolstraat nummer 20

Hier woonde vanaf 1948 Freek Stuifbergen (1907-1994). Freek was geboren op de Hoogevoort als zoon van Teun Stuifbergen en Antje Duinmeijer. Hij was in 1938 getrouwd met Jannetje Berkhout en zij hadden drie kinderen: Truus, Antoon en Nico.

Freek Stuifbergen en Jannetje Berkhout.
Freek Stuifbergen en Jannetje Berkhout.

Freek woonde hiervoor aan de Schoolstraat op nummer 22. Hij was postbode. In 1966 verhuisde hij naar de Ruiterweg en woonde enkele jaren later op de Mient. Freek heeft zich zeer verdienstelijk gemaakt door op 78-jarige leeftijd zijn jeugdherinneringen op te schrijven en vooral hoe Castricum er omstreeks 1915 heeft uitgezien. Gestimuleerd door zijn beroep als postbode legde hij per straat de namen vast van de bewoners, vaak nog met hun bijnamen.


Jaarboek 39, pagina 78

In 1966 kwam hier Huug Korsman, timmerman, wonen met echtgenote Ans de Zeeuw. Zij waren in 1962 getrouwd en woonden daarvoor aan de Eerste Groenelaan.

Schoolstraat nummer 22

Hier woonde vanaf 1934 groenteboer Cor Nanne, die achter de woning in de schuur een winkeltje had in groente en fruit. In 1938 verhuisde hij naar een nieuw pand op de hoek van de Breedeweg en de Nuhout van der Veenstraat.

Cor Nanne en Geertje Druijven in de steeg naast het huis nummer 22 met de drie oudste kinderen.
Cor Nanne en Geertje Druijven in de steeg naast het huis nummer 22 met de drie oudste kinderen, van links naar rechts Piet, Wim en Annie.

Hierna kwam de op nummer 20 besproken Freek Stuifbergen er wonen. Hier werden zijn drie kinderen geboren. Hij verhuisde in 1948 met zijn gezin, waarvan de jongste dan nog maar enkele maanden oud is, naar het naastgelegen huis.

Na Freek werd Cor Kuijs (1920-2005) de nieuwe bewoner. Cor trouwde in 1948 met Jeanne Hopman en het jonge stel ging in dat jaar hier wonen; drie van hun vier kinderen werden hier geboren. Cor woonde daarvoor bij zijn ouders op de boerderij aan de Breedeweg 49. Hij was eerst slager. Zijn vader Dorus Kuijs overleed in 1952. Cor kocht in 1953 de boerderij aan de Breedeweg, waar hij aan het einde van dat jaar met zijn gezin ging wonen.

Daar begon hij met het houden van kippen, wat uiteindelijk uitgroeide tot legbatterijen met in totaal wel 5.000 stuks. Cor ruilde in 1953 met zijn moeder Guurtje Stuijt, die het huis toen aan de Schoolstraat betrok met haar ongehuwde dochter Jo. Guurtje overleed in 1959 en dochter Jo bleef er wonen; zij verhuisde in 1981 naar de Offenbachstraat en de volgende bewoner op nummer 22 werd medio 1982 Rie Res (1923-2014), die daarvoor een drogisterij had in Velsen. Zij was een dochter van Frits Res en Maartje Liefting en bleef ongehuwd.

Schoolstraat nummer 24

Hier woonde Klaas Lute (1891-1949), die in 1915 trouwde met Apollonia (Ploon) Kuil. Hij was aanvankelijk tuinder en later arbeider op een oliefabriek. Zij kregen vier zoons en drie dochters, waarvan zoon Niek een verdienstelijk voetballer en later trainer bij Vitesse ’22. De zoons Tinus en Dook waren beiden werkzaam bij de firma Jac. de Nijs, alwaar Tinus zich opwerkte tot directeur van de interieurbouw en Dook tot economisch directeur.

Het gezin van Klaas Lute en Ploon Kuil met de kinderen.
Het gezin van Klaas Lute en Ploon Kuil met de kinderen. Staand van links naar rechts Hil, Gaath, Trien, Dook, Niek en Jan. Zoon Tinus staat tussen zijn ouders.

Klaas Lute overleed in 1949. Tinus trouwde met Joke Kraakman en ging wonen in de ouderlijke woning. Hij bouwde een huisje voor zijn moeder achter de woning. Tinus en Joke kregen drie dochters: Helma, Joke en Lonneke. Zij zijn, evenals hun ouders, erg muzikaal en waren diverse keren te beluisteren op de ‘Castricumse avonden’ onder leiding van Dick Groot. Het gezin Lute verhuisde met moeder in 1968 naar De Loet.

Schoolstraat nummer 26

Op nummer 26 woonde Dirk de Graaf met echtgenote Jans Bos en kinderen; zij verhuisden in 1953 naar Schoutenbosch.


Jaarboek 39, pagina 79

In dat jaar erfde Frits Res deze woning van zijn vader en op dezelfde dag verkocht hij deze aan hoefsmid en machinebankwerker Piet de Groot, die toen nog op nummer 6 in de Schoolstraat woonde.

Piet de Groot met echtgenote Annie de Ruyter met hun drie dochters.
Piet de Groot met echtgenote Annie de Ruyter met hun drie dochters, van links naar rechts Nelly, José en Anja.

In diezelfde maand trouwde Piet met Annie de Ruyter en zij gingen op nummer 26 wonen. Het echtpaar kreeg drie dochters: Anja, José en Nelly. Zijn vader Dorus kwam op hoge leeftijd in 1966 bij hen inwonen, tot hij in 1980 op 89-jarige leeftijd overleed.

Schoolstraat nummer 28

Kort na de oorlog in september 1945 kwam Cor de Graaf (1914-1995) hier wonen. Het winkeltje met muziek en elektrische artikelen van zijn vader aan de Overtoom verhuisde naar deze woning. Cor had samen met zijn broer Jaap een bedrijf in elektrotechnische artikelen. In 1952 ging hij met zijn vrouw Anna Beentjes bij de zaak (Expert-De Graaf) in de Torenstraat wonen.

Nieuwe bewoner werd schoenmaker Piet van Kessel (1923-2002), gehuwd met Alie Res, dochter van Johannes Res, de aannemer van Schoolstaat 5. Piet en Alie kregen op nummer 28 vier kinderen: Jos, Peter, Ada en Jan.

Piet van Kessel, schoenmaker in de Schoolstraat.
Piet van Kessel, schoenmaker in de Schoolstraat.

De schoenmakerij was aan de voorkant gevestigd. Piet zat vaak in de deuropening om volledig zicht te hebben op het reilen en zeilen in de straat. Het huurhuis werd in 1952 hun eigendom. Piet verhuisde in 1963 naar de Bakkummerstraat 108, waar hij de schoenenzaak overnam van Willem van Heijningen en met hem van woning ruilde. Piet zette de winkel in Bakkum voort en ging daar ook visbenodigdheden verkopen.

Kinderen van Piet van Kessel en Alie Res in de Schoolstraat: Peter, Ada en Jan.
Kinderen van Piet van Kessel en Alie Res in de Schoolstraat: Peter, Ada en Jan.

Belevenissen van Peter van Kessel

Peter van Kessel woonde een aantal jaren in de Schoolstraat, waar zijn vader Piet een schoenmakerij had op nummer 28. Peter wist zich nog de volgende belevenissen te herinneren.

Graszoden

Mijn vader had in de schoenmakerij een kacheltje, waarin hij afvalresten en ook hout stookte. Toen ’s winters het kacheltje stond te snorren en er om het huis een lucht hing van verbrand leer, klommen een paar jongens op het dak en legden een graszode op de pijp. Binnen no time was het hele hok vergeven van de rook. Piet vloog naar buiten en zag nog net wie er van het dak afgleden. Maar eerst moest hij het dak op om de graszode te verwijderen en daarna ging hij even bij de betreffende ouders verhaal halen over deze streek. Ach streek …, het viel allemaal wel mee in die tijd.

Piet plagen

Buurjongen Nico (Dub) Stuifbergen had mijn vader weer eens uitgedaagd en in zijn bloembak gepiest. Dub rennen en Piet erachteraan tot in de huiskamer van de familie Stuifbergen. Daar kreeg hij Dub te pakken. Inmiddels kwam vader Stuifbergen op het geroep van Dub de huiskamer binnen rennen met een groot mes. Het bloed zat er aan, want hij was net konijnen aan het slachten. Hij hief het mes op naar Piet en sprak op dreigende toon: “Als jij Dub aanraakt, dan is Alie vanavond weduwvrouw.” Gelukkig bleef het bij verbaal geweld en keerde weldra de rust terug in de Schoolstraat.


Jaarboek 39, pagina 80

Appels jatten

Achter het Armenhuis was de tuin van de dominee en daar groeiden de lekkerste appels, peren en pruimen. Tegen de tijd dat ze rijp waren, gingen wij daar appeltjes jatten. Wij waren in de bomen geklommen en begonnen het fruit te plukken. Plots kwamen de inwoners van het Armenhuis op ons af en sloten ons in. Wij zaten nog in de boom terwijl de oudjes, zeventigers/tachtigers met stok, daaronder stonden te zwaaien. Wij gingen er echt niet uit, ook niet toen ze de takken begonnen te schudden.

Op een gegeven moment, na zeker een half uur, kwam Anton Stuifbergen langs. Hij werkte bij Bruynzeel en kwam net van zijn werk. Dub riep uit de boom: “Anton ze houden ons gevangen hier!” Anton gooide toen zijn tas neer, sprong over het hek en holde de boomgaard in. De bewoners stoven naar binnen en tegen de tijd dat wij allemaal uit de boom waren, had één van de oudjes de tas van Anton meegenomen naar binnen. Die heeft Anton met enige stemverheffing, de hele buurt kon meegenieten, toch weer teruggekregen.

Er was altijd wel wat te doen in de Schoolstraat. Televisie was er amper. Alleen oma Res had er één en dan mochten wij op woensdagmiddag af en toe kijken. Verder speelde alles zich buiten af: verstoppertje, bussie trap, cowboytje spelen en veel kattenkwaad uithalen. Alles bleef echter heel, want slopen was er niet bij!

Schoolstraat nummer 30

Vanaf 1948 woonde hier Klaas Zonneveld (1922-1997), werkzaam op de melkfabriek als botermaker. Hij was gehuwd met Catharina Dijkman. Zij kregen vier dochters: Ina, Els, Mieke en Monique.

De ingang van de Schoolstraat vanaf het Schoutenbosch met op de hoek de kruidenierswinkel van Klaas Zonneveld.
De ingang van de Schoolstraat vanaf het Schoutenbosch met op de hoek de kruidenierswinkel van Klaas Zonneveld.

Klaas stond bekend als een verdienstelijk keeper van het eerste van Vitesse ’22. In 1960 nam hij de naastgelegen winkel over van Johan Dijkstra en verhuisde naar nummer 32. Hij ruilde van huis met Johan Dijkstra die in 1966 eigenaar werd van het huurhuis nummer 30 en hier tot 1972 is blijven wonen.

De kruidenierswinkel op de hoek met nog uitzicht op het Armenhuis en de oude Dorpskerk (foto Paul Honigh).
De kruidenierswinkel op de hoek met nog uitzicht op het Armenhuis en de oude Dorpskerk (foto Paul Honigh).

Schoolstraat nummer 32

Op nummer 32 woonde vanaf 1953 Johan Harmen Dijkstra, die werkzaam was op ‘De Holland’ als melkcontroleur. Johan en echtgenote Marie Schuurman kregen vier kinderen: Joop, Truus, Wim en René. Bij hun woning was ook een tabaks- en snoepwinkel, die zij overgenomen hadden van de vorige eigenaar Anton Liefting. Deze had de bijnaam Anton Kiet en stond bekend als een voortreffelijke ijsmaker; zijn recept is onbekend gebleven.

De ijscoman

Daar is Anton, doodgewoon Anton
Ook al noemt men hem ook wel Anton Kiet
In de Schoolstraat op de hoek,
komen kinderen op bezoek
Hij geef ze ’n ijssie, voor ’n klein prijssie.

Daar is Anton, doodgewoon Anton
Ook al vind men hem soms een ouwe knar
Vergeet je pijntjes en verdriet
Neem een ijssie en geniet
Hier is Anton met zijn roomijskar.

Dit is een deel van het lied over Anton Liefting, gezongen op de Castricumse avond ‘Effe buurten’ in oktober 2013.

Johan Dijkstra was een ondernemende man. Naast zijn baan op de melkfabriek beheerde hij ook het winkeltje op het Vitesseterrein, waar hij frisdranken, koffie en andere versnaperingen verkocht. Op het kampeerterrein Bakkum pachtte hij een winkeltje voor de verkoop van snoepgoed en chocolade.

Johan verhuisde in 1960 naar Schoolstraat 30. De nieuwe bewoner werd Klaas Zonneveld. In 1965 verhuisde Klaas naar de Eerste Groenelaan en kwamen hier Johannes Dijkman en echtgenote Anna Baltus wonen.


Jaarboek 39, pagina 81

De oneven genummerde huizen in de Schoolstraat (westzijde)

Aan de westzijde van de Schoolstraat staan veel minder huizen dan aan de oostzijde. De nummers zijn oneven. Vanaf de Dorpsstraat gerekend heeft de eerste woning nummer 5.

Aan het tussengelegen stuk was destijds tot 1934 de school te vinden. Nu staat achter op dit pleintje nog de Juliana-Bernhardbank, die in 1937 bij het huwelijk van het prinselijk paar op initiatief van het voorlopig Oranje-comité hier is neergezet. Volgens de officiële oorkonde werd het werk belangeloos uitgevoerd door negen werkloze metselaars en grondwerkers. De bank is een ontwerp van de gemeentearchitect D. van Diepen en 900 schoolkinderen hebben de verschillende soorten stenen bijeengebracht.

Naast het raadhuis is in 1937 de Juliana-Bernhardbank geplaatst. Hier een beeld uit 1955 met de bank omgeven door een vriendelijk parkje met een vijver.
Naast het raadhuis is in 1937 de Juliana-Bernhardbank geplaatst. Hier een beeld uit 1955 met de bank omgeven door een vriendelijk parkje met een vijver.

Op dit pleintje is naast het oude raadhuis een herdenkingsmonument opgesteld – een zwerfkei – voor de Joden die ingeschreven waren in Castricum en omkwamen in 1940-1945. Op een bronzen plaat worden hun namen vermeld (in totaal 33). Het monument werd op 16 april 2013 onthuld door burgemeester Mans.

Naast de Juliana-Bernhardbank is de ingang naar het kerkhof, gelegen naast en ten noorden van de oude dorpskerk; hier liggen de ‘Oorlogsgraven van het Gemenebest’.

Schoolstraat nummer 5

In 1902 werd Jacobus Res eigenaar van het timmerbedrijf aan de Schoolstraat op nummer 5, dat daarvoor eigendom was van zijn moeder Maartje Brakenhoff, weduwe van Johannes Res (1834-1881).
Jacobus Res (1868-1952) was ook aannemer en bouwde in 1911 aan de Dorpsstraat het nieuwe raadhuis (nu – in 2016 – hotel).

Zijn bedrijf, bestaande uit het huis met aangebouwde timmerwerkplaats, werd in 1933 overgenomen door zijn zoon Johannes Jacobus (Jan) Res (1899-1962). Jan bouwde in 1939 nog een houtloods aan de westzijde van het pand. Als de werkplaatsdeur open stond, kwam de geur van geschaafd hout je tegemoet.

De woning van Johannes Res met aan de linkerzijde van de woning de werkplaats. Aan de rechterzijde is de houtopslag.
De woning van Johannes Res met aan de linkerzijde van de woning de werkplaats. Aan de rechterzijde is de houtopslag.

Door aannemer Jan Res is in Castricum veel gebouwd, waaronder de Henricus Mavo, de plaatselijke bioscoop Corso en vele woningen. Van Corso was hij mede-eigenaar samen met Roland Wefers Bettink.

Jan trouwde in 1925 met Adriana Fatels; zij kregen drie meisjes en zes jongens. Evenals buurman Jan Dekker waren de zoons Jaap en Jan verwoede motorrijders.

Na het overlijden van Jan Res in 1962 verhuisde zijn vrouw naar Dorpstraat 13. Zijn zonen Jaap (1930-1968) en Jan (1934-2001) zetten het bedrijf voort. Jan ging wonen op Schoolstraat nummer 5. Na het overlijden van Jaap bleef Jan alleen het bouwbedrijf runnen. Hij stopte hiermee in 1982 en begon op de Dorpsstraat de doe-het-zelf-zaak ‘Handy House’, later Doeland geheten. In 2004 werd de woning met werkplaats gesloopt en werden op deze plaats twee nieuwe woningen gebouwd (nummers 5 en 7).

Schoolstraat nummer 9

Dit huis was eigendom van aannemer Jacobus Res. Na zijn overlijden werden de bezittingen in 1953 onder de kinderen verdeeld, waarbij dit huis werd geërfd door dochter Maria Res, getrouwd met Cornelis (Cor) Brandjes (1885-1968).

Huis van de familie Brandjes, daarachter de werkplaats van Johannes Res.
Huis van de familie Brandjes, daarachter de werkplaats van Johannes Res.

Hier woonde al vanaf 1947 hun zoon Nico Brandjes (1919-1963), gehuwd met Ans Pepping. Zij kregen drie dochters en twee zoons.


Jaarboek 39, pagina 82

Nico was musicus, gaf piano- en accordeonlessen en ging later ook werken in de winkel van zijn vader op de Dorpsstraat, bekend als ‘Het Huis met de Kogel’, waar huishoudelijke artikelen en speelgoed werden verkocht. Vader Cor woonde boven de zaak. In 1959 ruilde vader en zoon van woning en Nico naam de zaak aan de Dorpsstraat van zijn vader over. Nico overleed in 1963. Zijn vrouw Ans zette samen met haar zoon Kees de zaak voort.

Vader Cor, inmiddels weduwnaar, ging eind 1967 naar Hilversum, waar hij drie maanden later overleed. Zijn dochter Maria bleef tot 1971 in het huis in de Schoolstraat wonen. De volgende bewoner is Jean Hanck, die bekend was als sologitarist van The Frogs; hij bleef er wonen tot 1974.

Schoolstraat nummer 13

In dit huis woonde al vanaf 1851 de familie Dekker. In 1927 kocht Adriaan Dekker (1898-1964) de woning van de erfgenamen van zijn grootvader. Adriaan was in 1926 gehuwd met Debora Kloes en ging daarna als huisschilder aan het werk. In 1933 liet hij op nummer 13 een nieuw huis en werkplaats bouwen. In deze werkplaats begon hij een autospuiterij, waar veel bedrijfswagens van een nieuwe laklaag en belettering werden voorzien.

Woning en autospuiterij van Adriaan Dekker.
Woning en autospuiterij van Adriaan Dekker.

Een grote opdrachtgever was het zandtransportbedrijf van de firma Castricum aan de Heereweg. Adriaan was vaak buiten voor zijn spuiterij aan het letterzetten. Als kinderen daar aan het voetballen waren, kon Adriaan nog wel eens uit zijn slof schieten of je was de bal een paar uur kwijt.

Zijn zoon Jan, werkzaam bij de Cemij, begon in 1959 als motorcoureur; hij zette in 1967 op het circuit van Zandvoort samen met Jan Bastiaans en Rob Noorlander het 24 uurrecord op hun naam. Tijdens een strenge winter was Jan wel in voor een aardigheidje om achter zijn motor sleetjes voort te trekken.

Op de hoek Schoolstraat - Breedeweg, waar Jan Dekker na een stevige sneeuwbui een aantal sleetjes aan zijn motor op sleeptouw nam.
Op de hoek Schoolstraat-Breedeweg, waar Jan Dekker na een stevige sneeuwbui een aantal sleetjes aan zijn motor op sleeptouw nam. Hier zien we Jos, Ada en Peter van Kessel, Piet Bakker, Wim Dijkstra, Irma Brandjes en moeder Alie van Kessel-Res.

De Schoolstraat kan een apart dorpsstraatje genoemd worden; een wisselend beeld met enkele uitspringende huizen, de knik in de weg en een parkeerpleintje in de schaduw van de kerk en het oude raadhuis. Tussen de bewoners heeft een heel goede sfeer bestaan.

Tekening van de Schoolstraat door Nico Lute.
Tekening van de Schoolstraat door Nico Lute.

Als er veel sneeuw gevallen was, was het groot feest; de hele straat deed mee aan het sneeuwballengevecht. Was in de jaren (negentien) vijftig de Schoolstraat een straatje met veel bedrijfjes, zoals van een smid, een timmerman, een schoenmaker, een eierenhandel, een ijsboer, tegenwoordig heeft de straat uitsluitend een woonfunctie.

Wim Adrichem
René Dijkstra

Met dank aan de (oud)bewoners van de Schoolstraat of hun nabestaanden voor de verstrekte informatie.

21 april 2021

De eerste lagere school van Castricum

Door: Eric Bor

Wanneer het onderwijs in Castricum precies is gestart weten we niet, maar in 1584 was er in elke geval een schoolmeester. Het schoolgebouw bevatte in die tijd tevens het huis van de meester en een ruimte waar rechtgesproken werd. In de achttiende en negentiende eeuw werd er een deel van de dorpskerk afgeschot om een schoollokaal te creëren, als de school voor andere zaken werd benut of als er een grotere ruimte nodig was.

17 maart 2021

School en onderwijzerswoning in aanbouw

Door: Eric Bor

Deze keer een prachtig scherpe foto uit 1904 van de bouw van de openbare lagere school en de bijbehorende onderwijzerswoning op de Van Oldenbarneveldweg. De arbeiders poseren duidelijk voor de ‘kiek’, zoals een foto destijds genoemd werd. Ze hebben vrijwel allemaal een pet op, alleen de heer in pak met de rol papier -vermoedelijk bouwtekeningen – en de arbeider links op de steiger hebben een hoed op. De bovenste rij mannen balanceert op een randje en de timmerman die links bovenin ‘hangt’, zwaait met zijn hamer. Rechtsonder staan twee dames die vermoedelijk weinig met de bouw te maken hebben: op de kiek gaan is nu eenmaal woest aantrekkelijk.

30 november 2020

Onderwijs in Castricum na WO2 (Jaarboek 13 1990 pg 3-17)


Jaarboek 13, pagina 3

Het onderwijs in Castricum vanaf de Tweede Wereldoorlog

1944 of 1945 Kinderen van de Augustinusschool aan de Alkmaarderstraatweg, waar meester P. van Westen toen hoofdonderwijzer was.
1944 of 1945 Kinderen van de Augustinusschool aan de Alkmaarderstraatweg, waar meester P. van Westen toen hoofdonderwijzer was. Kinderen onder andere van de families de Rooij, v.d. Himst, Glorie en Liefting. Collectie L. Zonneveld.

Inleiding

Dit artikel behandelt de geschiedenis van het Castricumse onder­wijs vanaf 1940 tot de jaren (negentien) zeventig.
In het 11e Jaarboekje 1988 van de Stichting Werkgroep Oud Castricum zijn ook een drietal artikelen over het onderwijs, waaronder ‘De dorpsschool van Castricum in de jaren 1800 tot 1860‘ en ‘Het onderwijs in Castricum van 1850 tot 1940‘ opgenomen.

De oorlogsjaren

Op 10 mei 1940 vallen Duitse troepen ons land binnen en wordt Nederland binnen enkele dagen bezet. Castricum telt dan zo’n 8.200 inwoners. Voor de Castricumse kinderen staan een rooms­ katholieke, een protestants christelijke en een openbare lagere school ter beschikking, daarnaast is er een rooms-katholieke kleuterschool, waar ook niet katholieke kleuters worden toegelaten.
De rooms-katholieke jongensschool en rooms-katholieke meisjesschool zijn in een gebouw aan de Alkmaarderstraatweg gevestigd, naast het zusterhuis staat de kleuterschool. De beide andere scholen staan in Bakkum, de openbare aan de Bakkummerstraat en de ‘school met den Bijbel’ aan de Van Oldenbarneveltweg. Aanvankelijk gaat het schoolleven gewoon door, maar geleidelijk zullen zich grote veranderingen voordoen. Tijdens de mobilisatie van het Neder­landse leger eind 1939 begin 1940 wordt een deel van de jongens­ school door de legerleiding gevorderd voor inkwartiering van soldaten. Leerlingen worden in de gymzaal en gangen onderge­bracht, die tot provisorische lesruimten zijn omgetoverd. Ook de meisjesschool verleent overigens strikt gescheiden gastvrijheid aan de jongens. Ook de Duitse bezetter heeft enige malen ge­bruik gemaakt van schoolgebouwen.

Groep kleuters van de fröbelschool van de zusters aan de Alkmaarderstraatweg in 1942.
afb. 1 Groep kleuters van de fröbelschool van de zusters aan de Alkmaarderstraatweg in 1942. Dit was in de oorlogsjaren en nog lang daarna de enige kleuterschool in Castricum. Kinderen var alle gezindten werden op deze bewaarschool toegelaten. Kinderen van bekende Castricumse families komen er op voor, zoals Beentjes, Stuifbergen, de Zeeuw, Res, Van Amsterdam en de Vries. Collectie H. Heideman.

Geleidelijk wordt de toestand echter grimmiger. Zo moet Burge­meester Sloet op last van de Duitsers met ingang van 1 september 1941 Joodse kinderen de toegang tot de scholen ontzeggen. Hij geeft 5 kinderen op, die allen op de openbare school in Bakkum zitten.

Evacuatie

Castricum wordt tot ‘Sperrgebiet’ verklaard, waar uitsluitend be­zitters van een ‘Ausweis’ toegang hebben. Bakkum is een voor vrijwel iedereen verboden gebied. Uitsluitend met een speciale pas mag men de grens overschrijden. Grote delen van Castricum en Bakkum worden gesloopt, bewoners moeten maar zien hoe ze zich redden. In november 1942 moet een groot deel van de Castri­cumse bevolking het dorp verlaten. Men vertrekt naar omliggen­de gemeenten en de Zaanstreek, maar velen worden ook naar het verre Oost-Groningen geëvacueerd. In december is de helft van de bevolking verdwenen en in september 1943 worden nog eens zo’n 2.000 mensen weggejaagd. Het inwonertal is dan van 8.964 naar 3.009 personen teruggelopen. Uiteraard zijn de scholen door het vertrek van de gezinnen goeddeels ontvolkt. De 2 Bakkumse scholen mogen niet meer bezocht worden en worden defi­nitief voor inkwartiering van soldaten gevorderd.

Vervoersproblemen

Ook de onderwijzers ontkomen niet aan deportatie. Enigen daarvan zullen nooit weerkeren, omdat zij hun domicilie defini­tief elders kiezen. Meester Bodewes van de Augustinusschool reist elke dag met de trein van Zaandam naar het dorp om les te geven. Na het wegvallen van het openbaar vervoer komt hij elke dag op de fiets met ‘antiplofbanden’.
Juf Kuiper van de eerste klas van dezelfde school komt elke dag lopend uit Heiloo.

Café de Landbouw aan de Dorpsstraat 30 in Castricum.
Café de Landbouw aan de Dorpsstraat 30 in Castricum. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Alternatieve huisvesting

Kinderen van de openbare school worden ondergebracht in loka­len van de rooms-katholieke scholen. Die van de christelijke school verhuizen van het ene naar het andere adres. Van de aanvankelijk 96 leerlin­gen zijn er nog zo’n 30 overgebleven.
Hoofdonderwijzer J. Smit vertrekt in 1942 en zal nooit op zijn school weerkeren, hij blijft na de bevrijding in zijn nieuwe woon­plaats. Onder leiding van meester Joor krijgen de kinderen les op verschillende adressen: Café De Landbouw aan de Dorpsstraat, de rooms-katholieke scholen, woonhuizen aan de Jacob Catsstraat, Koningin Julianastraat 35 (deze straat was op last van de bezetter omge­doopt in M.H. Trompstraat) en de Brakenburgerstraat 39. In de hongerwinter van 1944-1945 wordt aan de nog resterende 16 kin­deren in verband met brandstofschaarste les in huiskamers van ouders ge­ geven. Van de weinig leerlingen van de openbare school worden de meesten naar de rooms-katholieke fröbelschool gestuurd.
Hoofdonderwijzer Zinkweg gaat in 1943 met pensioen.

Duitse les

De rooms-katholieke scholen gaan met een drastisch ingekrompen bevolking gewoon door.


Jaarboek 13, pagina 4

Aanvragen voor materiaal blijven door schaarste onbeantwoord. De door Pastoor Goes in februari 1941 aangevraagde kachelschermen zijn een jaar later niet geleverd.

Pastoor Gerard Goes was pastoor van de Pancratiuskerk van 1936 tot 1958.
Pastoor Gerard Goes was pastoor van de Pancratiuskerk van 1936 tot 1958. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Hij bestelt ze nog een keer, maar merkt er zuur bij op, dat ze toch wel niet te krijgen zullen zijn. De schermen zijn nodig om de kinderen te beschermen tegen de overmatige hitte veroorzaakt door de slechte steenkolen. Goes is een fanatiek tegenstander van de Nazi’s en steekt dat niet onder stoelen of banken. Zo moet hij op 15 april 1942 lijdzaam Duitse lesboeken bestellen voor de 7e klas. De 85 exemplaren van ‘Deutsches Leben und Lesebuch’ bestelt hij dan ook met het commentaar: “Dit is een uitbreiding van onderwijs, daar voorheen geen Duitse les aan deze scholen gegeven werd, maar nu verplichtend is.” De kachelschermen zijn waarschijnlijk nooit geleverd, maar de toestemming voor de aanschaf van het propagandamateriaal wordt per kerende post ondertekend door de plaatsvervangend Burgemeester ’ter waarneming van de taak van Burgemeester en wethouders (B&W)’ verleend. Vaak zullen de boeken niet gebruikt zijn.
De lessen worden regelmatig gesaboteerd. Tot stomme verbazing ontvangt de school op 24 december 1943 een zending boeken, maar in plaats van de bestelde ‘Citta del Vaticano’ , blijkt de zending ‘Fris en fraai’ te bevatten.

Meningsverschillen

Uit een aanvraag van 4 juni 1942 voor lozing op het gemeenteriool blijkt, dat de school nog steeds op een aangrenzende sloot loost. In augustus 1943 moet met spoed de schoorsteen gerepareerd worden. De leerlingen dreigen te stikken in de rook en de kolendamp, die wordt veroorzaakt door de slechte brandstof. De kachels geven veel overlast, maar toch wordt er een door de gehate Duitsers gevorderd. Goes zal dat niet vergeten, na de bevrijding eist hij schadevergoeding wegens ‘bezettingsschade door diefstal’. Op de meisjesschool wordt onder andere door een aantal nonnen les gegeven. Zuster Servatia is van Duitse afkomst. Uiteraard is de oorlogstoestand het gesprek van de dag tijdens het speelkwartier. Servatia deelt echter de nationale gevoelens van haar collega’s niet: Het is toch mijn ‘Vaterlant’. De meningsverschillen lopen zo hoog op, dat het hoofd elke politieke discussie verbiedt. Ook op de meisjesschool wordt niets nagelaten om de Duitse lessen te saboteren.

Hongerwinter

Door brandstofschaarste wordt de steenkool ook voor de scholen op rantsoen gesteld. Het gevolg is dat het kolenhok op slot gaat, daar de kolen regelmatig worden gestolen. In de strenge hongerwinter van 1944-1945 moet de school noodgedwongen voor 6 weken de deuren sluiten. Het kolenhok is helemaal leeg. In 1943 wordt het 8e leerjaar ingevoerd. De daarvoor aangevraagde boeken zijn veelal werken, die aansluiten op het werk dat de kinderen na de verplichte schooljaren mogelijk zullen gaan doen. Bij de boeken zijn titels te vinden als het ‘Tuinbouwregister’ en ‘Aanleg en onderhoud van de tuin op de boerderij en de verzorging van kamerplanten’. Daarnaast zijn er onder andere ‘De jonge correspondent’ en ‘Vreemde woorden’. Ook gedichten staan met ‘Lezen en opzeggen’ op het programma.

Meester Louwe

Het vervoersprobleem heeft in 1944 ook consequenties voor de oudere leerlingen die buiten het dorp voortgezet onderwijs volgen. Een team vrijwilligers met onder andere kapelaan Martens (‘de Franse pastoor’), Ada van Lunen en de heer Van Amsterdam gaat de gestrande – overwegend ULO – kinderen ten huize van meester Louwe aan de Torenstraat les geven. Bij het team is ook het hoofd van de ULO-school in Beverwijk, die op de fiets uit die plaats komt. Het is de heer Vernooy, die later inspecteur van het lager onderwijs zal worden.
Door het persoonlijk karakter van de lessen blijkt na de bevrijding het kennisniveau van de leerlingen dermate hoog, dat zij ver voor zijn op de anderen.
Meester B.C.A. Louwe heeft met zijn kennis van de Duitse taal ook nog een andere rol in de Castricumse gemeenschap gespeeld. Als tolk is hij de verbindende schakel tussen de bevolking en de Ortskommandant ‘Der Bomber’. Door het vertrouwen dat hij bij de commandant oproept, weet hij menig stempel voor een Castricummer te versieren.

Na de bevrijding

Na de bevrijding komt het gewone leven weer langzaam op gang. Nederland is vrijwel bankroet uit de tweede wereldoorlog tevoorschijn gekomen. Er is gebrek aan vrijwel alles, vele fabrieken kunnen niet draaien door het ontbreken van door de Duitsers meegenomen machinerieën. Er is een groot gebrek aan grondstoffen. Woningen zijn gesloopt, de wegen verkeren in een slechte toestand. Wat niet gesloopt werd of vernietigd, verkeert door weinig of geen onderhoud in een slechte staat. Uiteraard heeft dat voor het onderwijs grote gevolgen.
Vele schoolgebouwen zijn door de Duitsers gevorderd voor de legering van soldaten. Deze gebouwen worden vaak totaal uitgewoond aangetroffen. Aan onderhoud daarvan is veelal jarenlang niets gedaan. In Castricum keren vele bewoners langzamerhand terug van hun gedwongen verblijf buiten de gemeente.
Het voor een groot deel op last van de bezetter gesloopte dorp zal langzamerhand weer opgebouwd moeten worden. Het aantal kinderen dat op de scholen ingeschreven wordt, is groot. De scholen kunnen de inschrijvingen nauwelijks verwerken.

Stijgend leerlingental

De rooms-katholieke meisjesschool Maria Goretti aan de Alkmaarderstraatweg dient dan ook op 25 oktober 1946 een aanvraag in voor nieuw schoolmeubilair. De inspecteur van het lager onderwijs antwoordt op 12 november dat hij aan het verzoek geen gehoor kan geven. De meubelen zijn bedoeld voor de inrichting van een hulplokaal voor handwerken en ‘eenvoudige’ huishoudkunde voor het zevende en achtste leerjaar. Het lokaal, zo schrijft hij, is zeer ondoelmatig, het vertoont een ernstig tekort aan daglicht, dat bovendien geheel verkeerd valt namelijk achter de ruggen. Voor kooklessen is een uiterst beperkte ruimte aanwezig met plaats voor een fornuis. Van onderwijs in deze opzet kan geen sprake zijn, besluit hij zijn vernietigend antwoord.

In het rechter gedeelte was de Maria Goretti school, dit was een meisjesschool geleid door de zusters van het Arme Kindje Jezus, aan de rechterkant was de Augustinusschool en in het midden was het Voortgezet Gewoon Lager Onderwijs gevestigd en deze school werd ook geleid door de nonnen.
In het rechter gedeelte was de Maria Goretti school, dit was een meisjesschool geleid door de zusters van het Arme Kindje Jezus, aan de rechterkant was de Augustinusschool en in het midden was het Voortgezet Gewoon Lager Onderwijs gevestigd en deze school werd ook geleid door de nonnen. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Inwoning

Bij de bevrijding beschikt Castricum over vier scholen. Het rooms-katholieke onderwijs kan gevolgd worden op de Maria Gorettischool voor meisjes en de Augustinusschool voor jongens. Beide scholen zijn gevestigd in een gebouw aan de Alkmaarderstraatweg. In Bakkum staan twee scholen. Voor het openbare onderwijs is het de ‘centrale openbare lagere school’ aan de Bakkummerstraat, die nu nog bekend is als de Jac.P. Thijsseschool. Voor het protestants-christelijk onderwijs is er de ‘school met den Bijbel’ aan de Van Oldenbarneveltweg. De protestants-christelijke school is gesticht door de ‘vereniging tot stichting en instandhouding van scholen met den Bijbel in Castricum’. Daarnaast is er een rooms-katholieke bewaarschool aan de Alkmaarderstraatweg die ook overigens door kleuters van andere gezindten wordt bezocht.
De school met den Bijbel kan kennelijk wel wat inwoning gebruiken, want bij besluit van Burgemeester en Wethouders – ‘waarnemende de taak van de Raad’ – van 22 juli 1946 wordt een rooms-katholieke fröbelschool voor kleuters gesticht te Bakkum. Zij wordt gehuisvest in die school aan de Van Oldenbarneveltweg en krijgt de beschikking over een lokaal.


Jaarboek 13, pagina 5

Daarmee gaat een lang gekoesterde wens in vervulling om kinderen die ten westen van de spoorlijn wonen de gevaarlijke overgang te besparen.

Augustinusschool

De Augustinusschool doet een beroep op een oorlogsschade-uitkering. Men verzoekt om vergoeding van de door de Duitsers meegenomen kachel. De scholen kunnen de toevloed van leerlingen niet aan. De Augustinusschool is gedwongen om naar hulplokalen uit te zien om de jongens te kunnen huisvesten. In de bewaarschool zijn twee lokalen in gebruik door het ‘rooms-katholieke vrouwelijk jeugdwerk’. Het schoolbestuur verzoekt aan de gemeente om toestemming tot ingebruikname van die ruimten.

In dezelfde brief doet het schoolbestuur zijn beklag over de deplorabele staat waarin de gymzaal zich bevindt. Men wil een nieuwe vloer ‘vanwege de geweldige stofwolken’. Maar er is een geweldig tekort aan materialen.
De linoleumfabrieken in Krommenie kunnen voorlopig niet leveren. Er wordt naarstig naar een oplossing gezocht, maar het zal nog meer dan een jaar duren voor het euvel verholpen zal zijn. Vroom en Dreesmann weet in het najaar van 1949 beslag te leggen op een partij linoleum om de vloer te kunnen beleggen. Aannemer M. de Nijs zal eerst de stoffige houten vloer door een betonnen vervangen.

1947 Klas van de RK meisjesschool Maria Goretti voor de Pancratiuskerk met 'Juf' Juffermans.
afb. 2 1947 Klas van de rooms-katholieke meisjesschool Maria Goretti voor de Pancratiuskerk met ‘Juf’ Juffermans.

Maria Gorettischool

De meisjes van de Maria Gorettischool zijn zeer zuinig met hun lesmateriaal omgesprongen. Als in februari een aanvraag voor omwisseling van de verouderde schoolboekjes wordt gedaan, gaat de inspecteur vrijwel direct akkoord. ‘De zorg voor de leermiddelen is boven alle lof verheven. Dat is de reden dat de boekjes zo lang zijn meegegaan en verouderd zijn’ , zo onderschrijft hij zijn toestemming. De inspecteur wordt ook om advies gevraagd bij de aanvraag voor de inrichting van een filmlokaal. In verband met het invoeren van schoolfilms in het leerprogramma heeft men behoefte aan verduisteringsgordijnen en de aanleg van een stopcontact voor de projector.
De gordijnen worden wel goedgekeurd, maar een stopcontact vindt hij niet nodig. ‘Als men een stopcontactfitting in een der lampen draait, is men ook geholpen. Zo’n voorwerp kost nog geen gulden en kan voor de gehele school dienst doen’, is zijn oordeel.

Gedeelte van Cuneraschool met klok. Vondelstraat 25 in Bakkum.
Gedeelte van Cuneraschool met klok. Vondelstraat 25 in Bakkum. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Een nieuwe school

Het gebrek aan schoolruimten is groot. De bevolking bestaat overwegend uit rooms-katholieken. Het rooms-katholieke schoolbestuur is al jaren bezig om in Bakkum een school te krijgen.
Er is echter niet veel geld en er zijn te weinig materialen. In juni 1948 stuurt het rooms-katholieke kerkbestuur, dat tegelijkertijd schoolbestuur is, een aanvraag in voor de stichting van een school voor gewoon lager onderwijs. De school moet ruimte bieden aan 200 leerlingen en het moet uit zes klassen bestaan. In elk lokaal zullen ten hoogste 45 leerlingen worden toegelaten. De aanvraag wordt ondertekend door Pastoor Goes als voorzitter en F. Schut als secretaris. De brief komt op 23 juli in het gemeentehuis aan en is kennelijk een reactie op een brief van het Ministerie van Onderwijs. Een bericht dat tekenend is voor die tijd. Het Ministerie schrijft: ‘In de loop van dit jaar zal (aannemer) Parragro uit Warmond waarschijnlijk een vijftigtal houten scholen uit Finland kunnen importeren’. Gegadigden moeten binnen veertien dagen reageren. De commissie van beroep rooms-katholieke lager onderwijs te Amsterdam heeft op 1 juli 1948 haar fiat al gegeven aan het verzoek. Het kerkbestuur verklaart 15% van de stichtingskosten in de gemeentekas te zullen storten ingevolge een bepaling in de Lageronderwijs-wet van 1920. Men verklaart bovendien om ‘zo nodig en voor zover mogelijk een lokaal of terrein voor lichamelijke oefening gedurende bepaalde uren aan een andere school voor voortgezet uitgebreid lager onderwijs in mede gebruik te geven’.
Op 4 augustus gaat de gemeenteraad akkoord met het voorstel. Het besluit wordt ondertekend door burgemeester C.F. Smeets en secretaris G. Louter.

Een merkwaardige brief

Op 24 oktober van datzelfde jaar 1948 komt er een merkwaardige brief binnen, die ondertekend is door G. Goes, voorzitter: ‘Edelachtbare Heer Burgemeester! Na rijp beraad – voor zover mogelijk in dit korte tijdsbestek – hebben we besloten af te zien van het aanbod tot het bouwen van een zogenaamde Finsche houten school. Ons lid de heer C. de Groot zal u nadere toelichting geven. Wij zijn u dankbaar voor de moeite die u voor deze zaak gegeven heeft. Met de meeste hoogachting, het Kerkbestuur van Pancratius.’ Vermoedelijk is er op hoog niveau spoedberaad geweest om uit de impasse te geraken. Want 4 dagen later komt er een nieuw briefje van Goes binnen: ‘Edelachtbare Heer Burgemeester! Na opnieuw de zaak over de oprichting van een Finsche school te hebben besproken, heeft ons kerkbestuur besloten om goedkeuring aan dit plan te verleenen.’
Naast Goes’ handtekening komt nu ook die van secretaris Schut op de brief voor. Wat de reden van de twijfel is geweest, is uit de briefwisseling niet duidelijk.

Het vervolg

B&W geven snel een vervolg aan de briefwisseling door op 27 oktober 1948 een schrijven aan Gedeputeerde Staten van Noord-Holland te sturen. Men vraagt om een ‘verklaring van geen bezwaar’ te verlenen. De motieven voor de stichting van de school zijn in een paar zinnen samengevat: ‘De rooms-katholieke Jongens- en Meisjesschool te Castricum, die tezamen 816 leerlingen tellen, hebben grote behoefte aan klasruimte. Reeds zijn als leslokalen in gebruik genomen enige lokalen van de rooms-katholieke fröbelschool en de lokalen van de vrouwelijke jeugdorganisaties, terwijl noodlokalen zijn ingericht in een gedeelte gang in een voormalig houten distributiegebouw. Ondanks deze maatregelen zijn de klassen overbezet. Er zijn lokalen waar 55 en 56 1eerlingen zijn ondergebracht, hetgeen voor het onderwijs natuurlijk niet bevorderlijk is. Door toename van het aantal leerlingen zal deze toestand het komende en de navolgende jaren nog verergeren. Daarnaast wordt bereikt dat de te Bakkum woonachtige kinderen niet meer zo ver van de school verwijderd zijn.’


Jaarboek 13, pagina 6

Voor de stichtingskosten van de school heeft men 100.000 gulden begroot, afgezien van de inrichtingskosten.
Er dreigt een kink in de kabel te komen als er bericht komt dat Parragro geen 6- of 7-klassige school kan leveren, maar wel een 8-klassige. Burgemeester Smeets voert weer spoedoverleg met voorzitter Goes, die met het nieuwe aanbod akkoord gaat. Er gaat op 30 november direct een brief naar de raadsleden. De 11 dames en heren worden verzocht om door middel van een ‘Ja’ of ‘Neen’ en een handtekening wel of niet akkoord te gaan met het geboden alternatief.
Negen personen voorzien het lijstje van een toestemming. Twee zijn kennelijk niet thuis want van hen ontbreekt de handtekening. Het gezelschap bestaat uit de heren Th. Berlee, E. de Graaf, J. v.d. Meij, H. Twisk, N. Veldt, J. Kaandorp, J. Bastiaan, W. Beumer en mevrouw Jacobs – Wentink. Niet getekend hebben de heer J. Bedeke en mevrouw J.H. Beijersbergen van Henegouwen.

astoor Goes tijdens zijn rede bij de opening van de Cuneraschool in 1949.
afb. 3 Pastoor Goes tijdens zijn rede bij de opening van de Cuneraschool in 1949. Het uit Finland afkomstige houten gebouw zou als ‘Finsche school’ bekend worden. Het is inmiddels vervangen door een nieuw stenen gebouw. Op de foto rechts is met ambtske­ten Burgemeester Smeets herkenbaar.

De volgende stap

De volgende stap is een brief van B&W aan de gemeenteraad. In het schrijven wordt nog eens uitgelegd, dat in verband met de materiaalpositie in Nederland van het bouwen van een stenen school de eerste jaren geen sprake zal kunnen zijn. Derhalve is ‘om uit de bekende onderwijs-impasse te geraken’ gekozen voor een houten noodschool. Men stelt de Raad voor om de school niet in eigendom over te dragen, maar in bruikleen te geven. Het college moti­veert haar voorstel door aan te geven, dat de school niet wordt ge­bouwd op de plaats, die in het uitbreidingsplan is aangegeven, doch op grond, die in de toekomst bestemd is voor woningbouw.
‘Het is derhalve niet gewenst deze grond aan het schoolbestuur af te staan, of in erfpacht uit te geven.’ Daarnaast wil men het schoolbestuur behoeden voor de grote onderhoudskosten, die na verloop van enkele jaren aan een houten school verbonden zijn.

De zending is onderweg

Op 10 januari 1949 bericht aannemer Parragro, dat de vierde zen­ding scholen, waarbij de Castricumse school, met het stoom­ schip ‘Maud Thorden’ is verscheept.
Cargadoor Vinke & Co zal de inklaring en het transport binnen Nederland verzorgen.
Parragro heeft overigens nog een flinke blunder begaan. Bij de opening van de eerste houten noodschool in Nederland, die in Voorschoten staat, heeft men wel de directeur van Gemeentewerken uitgenodigd, maar Burgemeester Smeets over het hoofd ge­zien. Op 1 maart stuurt de aannemer een uitgebreide excuusbrief voor het verzuim.
Het is 30 maart 1949 als de Gemeenteraad akkoord gaat met het voorstel om de 8-klassige houten noodschool te bouwen.

Bezwaren

Enkele dagen later komt er een brief binnen van de consulent voor de lichamelijke opvoeding van het lager onderwijs van het district uit Alkmaar. Consulent J. van Drunen maakt be­zwaar tegen een deel van het ontwerp van de school. Naar zijn oordeel is te weinig rekening gehouden met het onderwijs in de ‘lichamelijke oefening’.
Slechts een zeer klein gedeelte van de leerlingen kan gebruik ma­ ken van het centrale gymnastieklokaal. Daarom stelt hij een klei­ne wijziging voor. Van de 800 vierkante meter ter beschikking gestelde tegels moet een plateau aangelegd worden voor de twee klaslokalen van de kleuterschool. Als daarnaast een zandbak voor het sprin­gen wordt aangelegd, is Van Drunen tevredengesteld. Gemeente­ werken wordt geraadpleegd en antwoordt dat de gewijzigde betegeling zonder kostenverhoging aangebracht kan worden. De kosten van de springbak met een aanloop pad begroot de technisch-hoofdambtenaar op 210 gulden.
Hij is een man die op de kleintjes let, want hij eindigt zijn ant­woord met: “Daar de consulent spreekt van ‘wenselijk’ kan mijns inziens beter gewacht worden met deze uitgaven tot dit werk ‘noodzakelijk’ zal blijken.”

Meester Bodewes van de Cuneraschool.
afb. 4 Meester Bodewes van de Cuneraschool. Cornelis, Gerardus Bodewes werd geboren op 26 mei 1908 te Wijk aan Zee. Behaalde zijn onderwijzersakte in 1927 aan de Bisschoppelijke Kweekschool te Beverwijk. In 1931 volgde zijn hoofdakte. Kwam als ’kwekeling met akte’ in 1930 op de Augustinusschool. Toen zijn gezin in 1943 voor een jaar naar Zaan­ dam geëvacueerd werd, reisde hij elke dag, eerst met de trein en later op de fiets met ‘antiplofbanden’ naar Castricum. Hij werd in 1949 het eerste hoofd van de Cuneraschool, waar hij tot zijn pensioen in 1973 is gebleven. Overleed op 7 september 1983 in zijn geliefde Castricum. Voor zijn vele verdiensten werd hij be­noemd tot Ridder in de orde van Oranje Nassau en ontving de Pauselijke onderscheiding Pro Ecclesia et Pontifice.

Meester Bodewes, hoofd der Cuneraschool

Ondertussen is meester C.G. Bodewes uitgezocht om het hoofd van de nieuwe ‘Cunera’ school te worden.
Hij gaat hard aan het werk, want er is nog veel te regelen en de tijd dringt. Een van zijn eerste taken is het maken van een begroting voor de leermiddelen en inrichting van de school. Op 2 augustus 1949 vraagt hij namens het schoolbestuur een bedrag van 25.564,20 gulden aan.
Voor leermiddelen als boeken, gymnastiekmateriaal, schriften, handwerkmateriaal, en schrijfgerei komt hij op een bedrag van 12.408 gulden en voor ongeveer een zelfde bedrag becijfert hij het meubilair.

Castricumse middenstand

De Castricumse middenstand wordt ruimschoots ingeschakeld bij de levering van materialen aan de school. Zo zorgt C. Stuif­bergen (‘Kees de koster’) voor de schoolboeken en een school­ plaat. Hierbij komen titels voor als ‘De catechismus’, ‘De Goede Weg’, ‘De Gulden Kern’, ‘Roomse Rijkdom’ en ‘Tekenen bij het Godsdienst-Onderwijs’. De wandplaat draagt ook de titel ‘De Goede Weg’.
Manufacturenhandel M. de Winter-Meijer mag de handwerkartikelen verzorgen. Smederij Twisk levert de schoonmaakartike­len als zachte zeep. Plas krijgt de levering van de klokken en schoenhandel Groot de gymspullen. P. van Duyn moet de natuurkunde-attributen verzorgen. De order voor schriften, de inkt, de kruis- en heiligenbeelden gaat naar boekhandel N. Sijm. Ook aannemer A.C. Borst krijgt zijn aandeel, hij moet de bor­den ophangen en een opbergkist maken. De Castricumse leve­ranciers kunnen kennelijk niet aan alle vragen voldoen. Zo moet Bodewes voor een 3-octaafs harmonium naar Ypma in Alkmaar en voor de bijenkast met toebehoren naar Hendriks in Haarlem. Tennisballen voor de lichamelijke oefening zijn ook in het dorp niet te koop. Daarvoor komt hij terecht bij de tennisvereniging S.E.F. uit Alkmaar, die kennelijk wat ballen over heeft. Zij leve­ren er vijftig voor de prijs van vijftig cent per stuk.


Jaarboek 13, pagina 7

De school waar de gemeente zo lang naar heeft uitgekeken gaat in 1949 van start. Het is de eerste school, die in Castricum na de tweede wereldoorlog is gebouwd en deze zal in de loop van de vol­gende jaren door talloze andere scholen verspreid over het hele dorp gevolgd worden.

Vernielingen

Op 22 februari 1950 stuurt het gemeentebestuur een brief aan het hoofd van de Cuneraschool meester Bodewes. De brief handelt over vernielingen aan de afrastering van de school, die steeds maar weer van gemeentewege gerepareerd moeten worden. Ge­zien de nogal pittige briefwisseling mag aangenomen worden dat de kwestie in de tussentijd ook mondeling besproken zal zijn. Maar op 20 oktober stuurt Bodewes een nogal geprikkeld rap­port terug, waaruit moet blijken dat de oorzaak van de gewraak­te vernielingen niet gezocht moet worden bij zijn leerlingen, maar bij derden.

Bodewes’ rapport

De tekst van zijn rapport luidt:

  1. Gedurende de zomervacantie heeft Mejuffrouw Schoen, schoon­maakster der school, naar schatting 15 maal een groot aan­tal kinderen en zelfs volwassenen die het terrein als openba­re speelplaats beschouwden, moeten wegjagen. Dit bezorg­ de haar grote last, vooral daar het niet-leerlingen der school betrof.
  2. Tweemaal heeft zij grotere jongens gelast uit de dakgoot te gaan. Zij gaven voor een voetbal uit de goot te halen.
  3. Ondergetekende heeft een jongen van circa 15 jaar op Don­derdag 17 Augustus laatstleden betrapt. Deze jongen, Han Verhallen, wonende te Amsterdam Nieuwe Gieterstraat 1, logeer­ de bij de familie Harms aan de Stetweg. Hij had een ladder, de door het glazenwassersbedrijf Dorresteyn op de grond gelegd was, bij de hoofdingang op levensgevaarlijke manier tegen de goot geplaatst, was er tegen op geklommen en is toen over de hele lengte van het dak naar de Zuidkant gelo­pen. De jongen, die overigens een nette indruk maakte, had veel spijt, toen hij hoorde, welk gevaar hij opgeleverd had voor de zo kwetsbare rubberoid dakbedekking.
  4. Ondergetekende heeft in de vacantie vier maal personen van de speelplaats verjaagd.
  5. Vooral tijdens de vacantie, zijn de gladde draden van de af­ rastering weer krom en slapgetrokken, speciaal aan de Noord-Westzijde van het terrein, terzijde van de opening in de afrastering’
  6. Aan de Westzijde der school vond ondergetekende een stuk zinken buis van de afvoerpijp van de goot. Deze pijp was fi­naal afgerukt! Het is absoluut onmogelijk, dat leerlingen van de school dit gedaan kunnen hebben onder speelkwar­tier of kort voor of na de schooltijden. Vanaf de opening der school is het namelijk ten strengste verboden daar te komen.

‘Aldus naar waarheid opgemaakt te Castricum, de 20 October 1950, C. Bodewes, Hoofd der school’.

Hij doet zijn rapport vergezeld gaan van een brief aan het ‘Geacht College’ met een waslijst van reparaties, doorspekt met opmerkingen om op zijn beurt zijn ongenoegen te uiten. Een van die opmerkingen is: “Het gebeurt herhaaldelijk, ook tijdens de lessen, dat volwassenen rustig over de tegels vlak voor de ramen wandelen.” Hij besluit zijn brief met: “Het Schoolbestuur, de leerkrachten en de leerlingen zullen Uw College voor deze voor­zieningen zeer dankbaar zijn.”
En vervolgens: “Van Uw College de dienstwillig dienaar, C. Bodewes Hoofd der School.”

Een leerplan uit 1948

Op 1 juli 1948 dient het hoofd der centrale openbare lagere school te Bakkum – na overleg met de gezamenlijke onderwijzers – een leerplan in. Goedgekeurd door het College van B&W en de inspecteur van het Lager Onderwijs van de Inspectie Alkmaar zegt het stuk veel over de onderwijsmethoden uit die tijd. Zo kort mogelijk samengevat bevat het leerplan de volgende inhoud: ‘Toelating van de leerlingen vindt eenmaal ’s-jaars plaats op de laatste dinsdag van Augustus. Leerlingen die elders als leer­ling staan ingeschreven kunnen ten allen tijde worden ingeschre­ven. Leerlingen kunnen naar een andere klasse verplaatst worden als aanwezigheid in hun klasse de goede gang van het onderwijs belemmer.”

Schooltijden

De eerste en tweede klassen hebben ’s morgens les van negen tot elf uur en de hogere klassen tot twaalf uur. ’s Middags zijn de schooltijden gelijk van 13.45 tot 15.45 uur. Op woensdag- en zaterdagmiddag is men vrij. Gedurende de zomermaanden kunnen de aanvangstijden een kwartier vervroegd worden. Meisjes vanaf de tweede tot en met de zesde klas krijgen les in ‘Nuttige handwerken’ tij­dens het laatste morgenuur, elke klas twee uur per week.

Vakanties

De ‘vacantiën’ zijn: Paasvakantie beginnend aan het eind der


Jaarboek 13, pagina 8

schooltijd van woensdag voor Pasen en eindigend de maandag na Beloken Pasen. De Zomervakantie begint op de voorlaatste Zaterdag van juli en eindigt ‘bij de aanvang der nieuwe cursus’. De Herfstvakantie is de laatste Maandag van October tot en met de woensdag daaraanvolgende. De Kerstvakantie duurt vanaf 23 of 24 december tot de dag na Driekoningen.

Een toendertijd traditioneel schoolreisje van de Cuneraschool met de 'paardewagen' naar de 'Bedriegertjes' in Bergen. Op de bok zit Pastoor de Wit. De foto zal rond 1950 zijn gemaakt.
afb. 5 Een toendertijd traditioneel schoolreisje van de Cuneraschool met de ‘paardewagen’ naar de ‘Bedriegertjes’ in Bergen. Op de bok zit Pastoor de Wit. De foto zal rond 1950 zijn gemaakt.

Er zijn vrije dagen op Koninginnedag, op 5 Mei en op maandag van de Bakkummer kermis. Op de verjaardag van de kroonprin­ses en Zijne Koninklijke Hoogheid de Prins der Nederlanden vervalt de middagschooltijd. Daarnaast is er op zaterdag voor- en dinsdag na Pinksteren geen school. Tenslotte kan het hoofd der school in de loop van de gehele winter maximaal drie schooltijden vrijaf geven voor de ‘ijssport’. Als de temperaturen hoog oplopen kan hij ook nog eens ‘het onderwijs doen staken en de school doen sluiten’. Dit laatste geldt bij temperaturen van 80 graden Fahrenheit (27 graden Celsius) of hoger.

De leervakken

Het onderwijs omvat de vakken ‘A tot en met K’ zoals omschre­ven in artikel 2 van de Lager Onderwijswet van 1920. In bijzonde­re gevallen kan een half of heel uur toegestaan worden voor ‘praktische handenarbeid’. Rapporten worden uitgereikt met Kerst­mis, Pasen en aan het einde van het schooljaar. Er zijn zes leerja­ren. De vakken zijn: Lezen, Schrijven, Rekenen, Nederlandse Taal, Vaderlandse Geschiedenis, Aardrijkskunde, Kennis der Natuur, Zingen, Tekenen en Lichamelijke Oefening, daarnaast alleen voor de meisjes ‘Nuttige Handwerken’. De ‘Tabel der lesu­ren’ bevat daarnaast tijden voor ‘Vrije uren’ en ‘Rustpozen’. Het totaal aantal lesuren is 26. In de eerste klas wordt veel tijd besteed aan de beginselen van Lezen en Schrijven.
In alle klassen wordt 4 uren aan Rekenen besteed. Aan de Neder­landse Taal wordt in de hogere klassen steeds meer uren besteed. Aardrijkskunde en Kennis der Natuur beginnen in de derde klas en Geschiedenis in de vierde. Aan Zingen en Tekenen wordt onge­ veer 1 tot 1 uur besteed en aan Lichamelijke Oefening zo’n 2 uur. Behalve in de eerste klas mogen de meisjes 2 uren handwerken.

Onderwijzersteam van de Cuneraschool in 1959
Onderwijzersteam van de Cuneraschool in 1959. Van links nara rechts Piet Bouwen, Frans Wijnkoop, Rie (Maria Cornelia) Kuijper, Lies Slijkerman, Jan Bruggeman, Cornelis Bodewes, Etta Bruggeman-Jacobs, Mia Verlaak. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Wijze van lesgeven

Gedetailleerd wordt de leswijze van de verschillende vakken ver­ volgens aangeduid. Bij Lezen wordt vanaf het prille begin gelet op goede uitspraak en natuurlijke leestoon.
In de zesde klas moet men stukjes proza en poëzie uit het hoofd leren en voordragen, ‘indien mogelijk gedramatiseerd’. Schrij­ven heeft tot doel ‘Het verwerven van een verzorgd en leesbaar schrift en het aankweken van een gevoel van orde en netheid’. Men begint met ‘onverbonden blokschrift’’, gevolgd door ‘me­thodisch schrijven met kleine- en hoofdletters’.
Rekenen wordt na de kleine getallen gevolgd door de munten: ‘dubbeltje, stuiver en cent.’
In het tweede jaar volgt het ‘leren zien op de klok’. In het derdejaar komen er de Romeinse cijfers, inhoudsmaten en gewichten, zoals 1 pond = 5 ons, en tijdberekeningen bij. Het omgaan met breuken begint in de vierde klas. Men leert in de zesde klas ook omgaan met begrippen als ‘GGD
= Grootst Gemene Deler’ en ‘KGV = Kleinst Gemene Veel­voud’. Ook wat eenvoudig boekhouden hoort bij het laatste schooljaar.

De Nederlandse Taal

Het Nederlands begint met het aanmoedigen tot spreken en vrij mondeling en schriftelijk vertellen. Later volgen dictees, zinsont­leding en moeilijke woorden. Opstellen zijn in de vijfde klas aan de beurt. Er wordt gelet op goede zinsbouw en beschaafde uit­spraak. Geschiedenisles houdt zich uitsluitend met de ‘Vader­landse’ geschiedenis bezig, waarbij de jaartallen in de vijfde aan de beurt komen. Daarna eindigt men met ‘de beginselen der staats- provincie- en gemeentehuishouding’.

Aardrijkskunde

In de derde klas begint men bij de Aardrijkskundelessen met kennis over de directe omgeving. Geheel Nederland staat in het vierde leerjaar op het programma. De kaarten van Oost lndië en Europa volgen in het volgende leerjaar. De werelddelen en West-Indië komen in de hoogste klas op het rooster voor. In alle klas­ sen moet aandacht besteed worden aan verkeersonderwijs, dat geïntegreerd wordt met andere vakken. De ‘Kennis der Natuur’ wordt onderverdeeld in ‘Levende en Levenloze Natuur’. In het derde en vierde jaar wordt de leerling opmerkzaam gemaakt op plant en dier uit de dagelijkse omgeving van het kind in de vier jaargetijden. Het menselijk lichaam wordt behandeld in de zesde klas. Daartoe horen ook ‘eenvoudige hygiënische aanwijzingen’. De ‘Levenloze Natuur’ bevat materiaal en grondstofkennis in de vierde en delfstoffen en kennis van communicerende vaten en ca­pillaire verschijnselen in de vijfde klas. De school eindigt met lessen over thermometers, geluid, ontstaan en voortplanting en energiebronnen.

Zingen

Na het aanleren van eenvoudige liedjes in de eerste klassen en het aanleren van noten lezen, gaat men in de vierde over op het zin­ gen van eenvoudige canons. Als verplichte liederen vermeldt het leerplan:
‘De Draaiersjongen’, ‘Ons Landje’, ‘Een Middagslaapje’, ‘Mijn Nederland’, ‘Kling Klang Klokkelied’ en het tweestemmige ‘Wandellied’’. In het vijfde jaar worden toegevoegd: ‘Wilhelmus’, ‘Valerius’ ‘O Heer die daar ..!’, ‘Naar Zee’, ‘Roeiliedje’, ‘ln de Mei’ en ‘Muisstil daalt de Nacht’. In de hoogste klas komen er nog bij: ‘Wij willen Holland houen’, ‘Mijn Taal’, ”s-Avonds’, ‘Jongenslied’ en ‘Hollands Vlag’.

Tekenen

Het jonge kind wordt aangespoord om eerst spontane tekenin­gen te maken. In het derde jaar moeten menselijke figuren gepro­beerd worden, ook komen geometrische figuren met behulp van omtrek mallen en randjes en vlakversieringen aan de beurt. In het vierde leerjaar moeten illustraties aan opstellen toegevoegd wor­den. Men moet nu leren omgaan met hulpmiddelen als liniaal,


Jaarboek 13, pagina 9

passer, driehoek, Oost-Indische inkt, waterverf en kleurpotloden.

Op het schoolreisje werden melkbussen met chocolademelk meegenomen, die door melkfabriek Hollandia was bereid. Als de melk op was, werden de bussen grondig schoongeboend en gevuld met limonade, die ter plekke werd aangemaakt. Op de foto links meester Bodewes. Ongeveer 1950.
afb. 6 Op het schoolreisje werden melkbussen met chocolademelk meegenomen, die door melkfabriek Hollandia was bereid. Als de melk op was, werden de bussen grondig schoongeboend en gevuld met limonade, die ter plekke werd aangemaakt. Op de foto links meester Bodewes. Ongeveer 1950.

Gymnastiek

‘Lichamelijke oefening’ heet het vak, waarbij het accent in de eerste twee jaren ligt op de wijze van bewegen van het jonge kind. Balspelletjes staan ook op het programma en zo mogelijk ‘wan­neer daartoe gelegenheid is, spelen in het water’.
Vanaf het derde leerjaar wordt aandacht besteed aan spierversterkende en lenigheidsoefeningen. Eenvoudige partijspellen als werp- en grensbal worden voorgeschreven. Toesteloefeningen worden ingevoerd en het paal- en touwklimmen. Men maakt ken­nis met balspellen als kastie, slagbal, korfbal en hand- en voetbal.
Het behalen van het ‘Schoolzwemdiploma A’ behoort ook tot de gestelde doelen. De lijst besluit met ‘schoolwandelingen van 2 tot 4 uur gaans en zo mogelijk oefeningen in tochten op de schaats of in de sneeuw’.

Meisjes

Uitsluitend voor de meisjes is het ‘Nuttige handwerken’, dat in de tweede klas begint met eenvoudige brei- haak- en naai- opdrachtjes als pannenlap, washandje en een koordje met eenvoudige steken. In de vijfde klas begint het grote werk met het breien van sokken en wanten, herstelwerk en mazen. Nu worden ook eenvoudige kledingstukken genaaid en aandacht geschonken aan ‘fraaie handwerken’.

De lesboekjes

Op de lijst van voorgeschreven lesboekjes komen bekende namen voor: Ligthart en Scheepstra’s ‘Pim en Mien’, ‘Dicht bij Huis’, ‘De Wereld in’ en ‘Blond en Bruin’ en L. Roggeveen’s ‘Piet en Nel’. Ook op de lijst staan Victor Malot’s ‘Alleen op de Wereld’ en Cor Bruyn’s ‘Keteltje in de Lorzie’ en ‘Keteltje in het Veerhuis’.
Voorts titels als: ‘Langs Bloemenpaden’, ‘Gouden Regen’, ‘Het Ruisende Woud’, ‘Bloeimaand’, ‘Het Zeeroversjongetje’, en ‘Dierenvreugd en Dierenleed’.
Veel aandacht wordt uiteraard besteed aan de Nederlandse Kolo­niën, waarvan bijvoorbeeld getuigt de ‘Atlas van Nederland en Indiën’. Bij het zangonderwijs worden zangbundels gebruikt als ‘Lentezangen’ en het onsterfelijke ‘Kun je nog zingen, zing dan mee’.
Onvergetelijk zijn ook de wandplaten van M.A. Koekoek’s ‘ln sloot en plas’ en die van Scheepstra en Walstra bijvoorbeeld ‘De laatste hooivracht’.
Uit de titels van de lesboekjes en de inhoud van de lessen valt op dat het onderwijs gericht is op de directe omgeving van het kind. Het speelt in op de wisseling der seizoenen, de gewassen, de die­ ren in de directe omgeving en het dagelijks leven in en rond huis, de school, het werken op het land en in en om de boerderij.

Kleuteronderwijs

Het kleuteronderwijs in Castricum staat in de na-oorlogse jaren nog in de kinderschoenen. Er is lange tijd weinig aandacht ge­schonken aan de omstandigheden waaronder het onderwijs aan de zeer jonge kinderen wordt gegeven.
Er zijn genoeg redenen aan te voeren waarom de belangstelling niet optimaal is. De Wet op het Lageronderwijs voor kinderen vanaf 6 jaar is pas in 1920 na een jarenlange strijd tot stand geko­men. Overheidsuitgaven voor het onderwijs worden besteed aan de voor het lager onderwijs benodigde gebouwen, salarissen van leerkrachten en leermiddelen. De economische crisis in de jaren (negentien) twintig en dertig, de tweede wereldoorlog en de weder­opbouw van een leeggeplunderd land hebben voorkomen dat het kleuteronderwijs adequaat geregeld kan worden.
Vol goede voornemens is men zeker, maar vooralsnog is het kleuteronder­wijs een sluitpost op de gemeentelijke begroting. Er zijn nog geen kleuteronderwijzers, dankzij de inzet en liefde van kleuter­ leidsters kunnen jonge kinderen van vier en vijf jaar de ‘bewaar­ school’ bezoeken. De nog lang gebruikte naam geeft al aan hoe menig ouder over de kleuterschool dacht. De ‘bewaarschool’ bestaat in het algemeen bij de gratie van liefdadigheid en kleine bijdragen van – de in het algemeen behoeftige – ouders. De nog zeer jonge kinderen worden voor de totstandkoming van de Lageronderwijswet van 1920 door de ouders vaak naar de lagere school gebracht, waar inderdaad vaak van een ‘bewaarschool’ sprake is. De eerste Castricumse school voor kleuteronderwijs is gesticht in 1910 door het rooms-katholieke kerkbestuur en wordt geleid door nonnen. Er zijn dan al 120 kinderen op de school ingeschreven. De school is gesticht voor rooms-katholieke kinderen, maar ook niet katholie­ ken kunnen een plaatsje op de school krijgen.

Verzorgingshuis de Hooghe Aert; voordien zusterhuis van Zusters van het arme kind Jezus; rechts achter de kleuterschool St.-Bernadette of RK Fröbelschool.
Verzorgingshuis de Hooghe Aert; voordien zusterhuis van Zusters van het arme kind Jezus; rechts achter de kleuterschool St.-Bernadette of RK Fröbelschool. Dorpsstraat 109-111 in Castricum, rond 1950. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

De rooms-katholieke Fröbelschool

‘De Fröbelschool’, zo schrijft pastoor Goes in 1937, ‘dient het al­ gemeen belang van zowel katholieken als niet katholieken’.
Hij beklaagt zich in die brief over het sinds enige jaren intrekken van gemeentelijke subsidies. De tekorten moeten door het kerk­ bestuur gedekt worden. In een overzicht van 1945 geeft hij op dat er circa 220 kleuters op zijn school verblijven.
Dat is een vrij stabiel aantal dat al vanaf 1936 voor komt. In 1945 heeft hij de Fröbelschool al voor 3 maanden wegens geldgebrek moeten sluiten. De uitgaven aan de school die is gevestigd aan de Dorpsstraat 109 waren zeer hoog ‘wegens het aanschaffen van Heilooër turf, zo rapporteert hij aan het gemeentebestuur. Daarnaast wijst hij op de abnormaal lage lonen van het onder­wijzend personeel. De nonnen worden inderdaad zwaar onder­ betaald, tien gulden is hun wekelijkse toelage. Het aantal leerlin­gen groeit door de bevolkingstoename als gevolg van de wederop­bouw zeer snel. Zo tellen de rooms-katholieke kleuterscholen in 1948 een aantal van 280 leerlingen. Er is ondertussen sprake van 2 kleuterscho­len. In 1945 is een rooms-katholieke fröbelschool gesticht in Bakkum met 50 kinderen, ondergebracht in de ‘School met den Bijbel’.
In 1950 staan in Castricum 199 en in Bakkum 84 leerlingen inge­schreven. De opgave van Castricum is ondertekend door ‘Zuster Stanislaus Kostha’ en in Bakkum door ‘Zusters van het Arme Kind Jezus’.


Jaarboek 13, pagina 10

Helpen bij het oversteken van de kleuters die komen van de kleuterschool die naast het Corso theater stond.
Helpen bij het oversteken van de kleuters die komen van de kleuterschool die naast het Corso theater stond. Dorpsstraat, castricum. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Neutrale kleuterschool

Intussen is ook een neutrale ‘Castricumse Kleuterschoolvereniging’ opgericht. Uit opgaven van 1948 en 1949 blijkt dat de vere­niging 40 leerlingen heeft ingeschreven, in januari 1950 zijn het er al 70. De kleuters zijn gehuisvest in noodlokalen naast het Corso-theater aan de Dorpsstraat 72. Inkomsten worden verkregen uit bescheiden bijdragen van ouders, wat gemeentelijke subsidie, toneelvoorstellingen en loterijen. De inventarislijst van 7 maart 1950 vermeldt wat schamele bezittingen, waarbij ook wat spul­letjes in een lokaal, dat in gebruik is bij de Nutsspaarbank. Het noodgebouw – dat in de oorlogsjaren als distributielokaal in ge­bruik was – verkeert in deplorabele staat. In september 1951 wordt het lekkende dak nog eens van een nieuwe laag dakbedekking voorzien. Gemeentewerken eist van de loodgieter een garantie voor het verrichte werk. De firma Kriek geeft de schriftelijke ver­ klaring inderdaad af, maar onder de voorwaarde, dat ‘er niet op gelopen wordt’. Geld voor het binnenwerk is er niet.
De druipranden als gevolg van de lekkage worden afgedekt met latten. De onderwijzeressen bieden vervolgens aan om het bin­nenwerk zelf te schilderen. De financiën over 1950 geven een ba­tig saldo te zien, dat gebruikt zal worden voor de inrichting van een klas in de centrale openbare lagere school in Bakkum. Te­ gen het einde van november 1951 verwacht de neutrale kleuterschool 100 leerlingen te hebben.

Financiële moeilijkheden

In 1953 dienen de drie kleuterscholen een financieel verslag over 1952 en een begroting voor 1954 in. De Castricumse kleuterschoolvereniging komt over 1952 een bedrag van 106,35 gulden tekort, de rooms-katholieke fröbelschool in Castricum 73,24 en de rooms-katholieke kleuterschool te Bakkum 1.588,61 gulden. Men dient begrotingen in voor respectieve­lijk 1.030, 1.375 en 908 gulden. In de toelichting wordt gesproken over de op handen zijnde Wet op het Kleuteronder­wijs, dieper 1 januari 1955 wordt verwacht. Alle scholen geven financiële problemen aan, sterker nog men vrees: voor liquidatie, als het zo door moet gaan. De Castricumse Kleuterschoolvereniging wendt zich in een brief van 19 november 1952 tot B & W: ‘Ondanks de toename van de bevolking groeit de kleuterschool in verhouding niet mee onzes inziens door voor velen te hoog schoolgeld.’ De gemeente geeft echter niet thuis en zo vervolgt men met de volgende noodkreet op 14 september 1953: ‘Liquida­tie van het neutrale kleuteronderwijs is nabij, de schoolgelden zijn te hoog’, zo herhaalt men nog eens. Daarnaast zijn de sala­rissen te laag ’ten opzichte van door de overheid zelf gestichte scholen’. Het leerlingental neemt steeds meer toe en zo moet men enige maanden later verzoeken om huisvesting van leerlingen in de te stichten ULO-school. De huisvesting aan de Dorpsstraat is te klein, er is inmiddels zelfs een wachtlijst van 37 kinderen.

Noodoplossingen

Enkele dagen later worden de problemen nog groter. Het hoofd van de centrale openbare lagere school laat weten, dat de kleu­terschool uit zijn school moet verdwijnen door de aanstelling van een negende leerkracht voor het lager onderwijs.
Men denkt het probleem op te lossen door het plaatsen van een houten directiekeet op het terrein van die school. Op 23 maart 1954 doet men het voorstel aan het bestuur van de gemeen­te, maar die antwoordt drie dagen later, dat de beoogde keet ab­soluut ongeschikt is. Men is in principe bereid om te zijner tijd een lokaal in de ULO-school ter beschikking te stellen. Het gemeente­ bestuur vertrouwt zolang op een noodoplossing door het verenigingsbestuur. De oplossing wordt een week later gevonden door de kleuters uit Bakkum zolang onder te brengen in een ruimte in de school aan de Dorpsstraat, die ‘enige malen per week in ge­bruik is door de Nutsspaarbank’.
Daarnaast vraagt men aan Gemeentewerken om technische bijstand bij het huren van een houten keet. Het hoofd van de centrale openbare lagere school de heer C.H. Jansen biedt in augustus 1954 aan om de grote kleedkamer van zijn gymnastie­klokaal tijdelijk als kleuterschool in te richten. De kosten zijn ge­ring, ‘een sterkere lamp in het armatuur en enige boardplaten als afsluiting met de gymzaal’.
In 1955 vraagt men om meer financiële middelen aan het gemeentebestuur. Tekenend voor de dan geldende opvatting over het kleuteronderwijs is het advies van de ‘Hoofdcommies ter secretarie’: ‘Het is wel enigszins bevreemdend dat door het school­ bestuur geen enkele poging is gedaan om andere dekkingsmiddelen te vinden bijvoorbeeld door collectes, fancy fairs en dergelij­ke’.

De Maranathakerk, links achter de kerk de Maria kleuterschool.
De Maranathakerk, links achter de kerk de Maria kleuterschool. Deze is afgebroken in 1968 of 1969. Prinses Beatrixstraat – Torenstraat in Castricum. Collecie Stuifbergen. Toegevoegd.

Christelijke Kleuterschoolvereniging

Pas in 1954 wordt de christelijke kleuterschoolvereniging opge­richt, vooralsnog los van de christelijke vereniging voor het la­ger onderwijs. Die laatste vereniging ziet nog geen perspectief in een christelijke kleuterschool. Door acties van enige ouders wordt de aparte vereniging opgericht, die overigens na luttele jaren weer met de lagere schoolvereniging zal gaan fuseren. Een van de lokalen van de School met den Bijbel aan de Van Oldenbarneveltweg wordt als de kleuterschool ingericht en in septem­ber 1954 gaat de nieuwe school van start. In een ander lokaal in hetzelfde schoolgebouw is ondertussen al de rooms-katholieke kleuterschool Bakkum gevestigd.
Door toename van lagere schoolkinderen worden de beide loka­len voor het kleuteronderwijs in 1956 al weer opgeheven. Nood­gedwongen moet men de rooms-katholieke kinderen weer naar de Zusters naar de Dorpsstraat in Castricum terugsturen. De kleuters van de christelijke kleuterschool gaan op 1 augustus 1958 naar de in 1955 geopende Maranathakerk aan de Prinses Beatrixstraat.

De christelijke kleuterschool ’t Kwetternest met Juffrouw Klein en een onbekende 'Juf' in 1960.
afb. 7 De christelijke kleuterschool ’t Kwetternest met Juffrouw Klein en een onbekende ‘Juf’ in 1960. De school was eerst gevestigd in een ruimte in de Maranathakerk en verhuisde vervolgens naar een houten noodgebouw aan het Kleibroek. De kleuters konden de bouw van ‘De Kandelaar 1’ dagelijks volgen.

Een vernietigend rapport

Ondertussen wacht Nederland nog steeds op de zo lang verwach­te Wet op het Kleuteronderwijs. Enquêtes gehouden door lande­lijke en provinciale overheden over de toestand van gebouwen, de financiën, leerlingentallen en dergelijke komen met de regelmaat van een klok en worden hoopvol ingevuld en teruggestuurd.


Jaarboek 13, pagina 11

De schoolarts M. van Veldhoven van het district Midden-Kennemerland stuurt gedateerd 1 februari 1955 een rapport naar de ge­meenten. Hij heeft een onderzoek ingesteld naar de hygiënische gesteldheid van en op de kleuterscholen in zijn district. Zijn ve­nijnige rapport geeft ons nu een goed inzicht in de toestand waar­ in het kleuteronderwijs verkeerde. Het woord ‘school’, zo schrijft hij ‘durf ik nauwelijks te gebruiken’. ‘De toestanden zijn in vele gevallen ver beneden het toelaatbare’, zo vervolgt hij. Hij citeert een rapport uit 1924 van de Gezondheidscommissie te Bussum: ’’Indien aan de bewaarscholen in Nederland niet strenge eischen voor de hygiëne worden gesteld, zal veel wat door groote moeite in de laatste kwart eeuw op het gebied van de volksge­zondheid is bereikt, weer te niet worden gedaan.’ Hij constateert, dat in 1955, dertig jaar na dat rapport de toestanden op veel van de kleuterscholen in zijn district gelijk of zelfs nog slechter zijn. Hij constateert in zijn district een verkeerde ligging der scholen zowel ten opzichte van de zonneschijn als de situering aan drukke verkeerswegen, zelfs bij scholen die geen tijdelijk karakter heb­ben. De leidraad voor het aantal leerlingen per lokaal wordt stelselmatig overschreden. Hij noemt een gevaarlijke overbezetting in de neutrale kleuterschool in Uitgeest met 68 kinderen. Bij een overbezetting van vijftig leerlingen per klas noemt hij als voor­ beeld de rooms-katholieke kleuterschool in Bakkum. Vaak ontbreken in de lo­kalen noodzakelijk fonteintjes, zeker op kleuterhoogte. Een veel voorkomend euvel is de slechte toestand van de houten vloeren. ‘De neutrale kleuterschool aan de Dorpsstraat te Castricum zou als beestenstal nog afgekeurd worden!’
Kapstokken zijn er meestal te kort of ontbreken geheel. De trappen zijn doorgaans niet op kleuterhoogte ingericht en daardoor zeer onveilig.
WC’s en urinoirs zijn er – zeker op kleuterhoogte – onvoldoende. ‘Wat te denken van de openbare kleuterschool aan de Dorpsstraat te Castricum met één bruikbare, hoewel niet op kleu­terhoogte berekende, WC voor 66 kinderen! Eén WC op vijftig kinderen is helemaal geen uitzondering in mijn district.’ Speellokalen ontbreken en speelplaatsen – voor zover aanwezig – zijn ongeplaveid, zodat de kinderen of binnen moeten zitten, of bui­ten in een modderpoel rondwentelen.’
Van Veldhoven constateert een gunstige uitzondering: het schoolmeubilair. Vrijwel alle kleuterscholen in zijn district zijn voorzien van losse tafels en stoelen. Maar drie scholen hebben nog vaste banken onder andere de rooms-katholieke kleuterschool in Bakkum. Gelukkig hebben de scholen in Castricum kennelijk wel een goe­de verwarming, in tegenstelling tot die te Akersloot waar nog met kolenkachels wordt gestookt, ‘waarvan één die het lokaaltje re­gelmatig in de rook zet’. Hij is ook niet zo gelukkig met het schoonmaken van de scholen, als negatief voorbeeld noemt hij ‘de reeds vaker genoemde neutrale school te Castricum’. Daar­ naast laakt hij het gebruik van de klassen voor andere doeleinden, zeker als dat het bezoek van vele en soms oudere mensen met zich brengt. Hier wordt als voorbeeld de Spaarbank in Castricum genoemd, waar de kleuterschool is gevestigd. De schoolarts ein­digt met: ‘Laten we in vredesnaam alles doen om te voorkomen dat het kleuterschooltje blijft wat het in veler ogen nog is, een stalling voor kinderen die de moeder thuis wat in de weg lopen, een kinderbewaarplaats. De naar deze opvatting gestalde kleu­ter kan hier ernstiger schade oplopen, dan men zich bewust is: men hoede zich voor, vooral onder dwang der ouders, de kleu­ters te jong op de schooltjes toe te laten. Kinderen van nauwe­lijks twee jaar horen niet thuis op een kleuterschool. Laten we ons niet verleiden tot een ongemotiveerd “het valt wel mee” stemming.’
Door een snelle bevolkingstoename wordt bij het zoeken naar noodverblijven voor het kleuteronderwijs minder kritisch geke­ken dan gewenst, zodat enige consideratie begrijpelijk is. Als echter, zij het dan als noodverblijf bedoeld, een nieuw gebouw­tje speciaal voor het kleuteronderwijs wordt geplaatst (zoals zonder overleg met de schoolartsendienst in 1954 te Bakkum is ge­beurd, waar hygiënisch zeer veel aan blijkt te mankeren), is het duidelijk dat de betrokkenen zich geenszins van hun verantwoor­delijkheid bewust zijn.’ De schoolarts eindigt met een waarschu­wing: ‘De gezondheid van onze kinderen loopt gevaar.’

Het onderwijzersteam van meester Toornstra van de Centra­le openbare lagere school aan de Juliana van Stolberglaan in 1966.
afb. 8 Het onderwijzersteam van meester Toornstra van de Centra­le openbare lagere school aan de Juliana van Stolberglaan in 1966. Met (achterste rij van links naar rechts) meester Gort en de dames Vegter en Schu­ring, meester Toornstra en mevrouw Bertram. Op de voorste rij de dames Henstra en Spits en meester Vriezen.

Wet op het Kleuteronderwijs

Eindelijk komt dan op 8 december 1955 de Kleuteronderwijswet tot stand. Vijfendertig jaar na de totstandkoming van de Lager Onderwijswet krijgt het kleuteronderwijs de erkenning die het nodig heeft. Kinderen vanaf vier jaar worden op de school toege­laten, daarnaast zijn er wettelijke regels voor de opleiding van de onderwijzers, de inrichting van de scholen, de hygiëne enzovoorts. Districtsschoolarts Van Veldhoven zal in de nu volgende jaren tot zijn genoegen kunnen zien, hoe matig uitgeruste bewaarscholen tot goed geoutilleerde kleuterscholen zullen worden omgevormd. Vanaf deze tijd worden in Castricum talloze kleuterscholen ge­bouwd. Daarmee is vooralsnog een stuk historie afgesloten, die is begonnen met de stichting van de eerste ‘bewaarschool’ te Castricum, die door de nonnen liefdevol werd opgezet en vele ja­ren geleid.

Kamperen in canvas huisjes op camping Bakkum.
Kamperen in canvas huisjes op camping Bakkum. Zeeweg 31 in Bakkum. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

Kampschool

Kort na de tweede wereldoorlog wordt Bakkum populair als zomerverblijfplaats voor met name inwoners van Amsterdam. Reeds in het voorjaar worden de tenthuisjes op het ‘Tentenkamp Bakkum’ opgebouwd. Hele gezinnen verblijven er de gehele zo­mer. De kinderen worden gedurende het verblijf in Bakkum op Castricumse scholen ondergebracht. Naast de zorg die de school­ hoofden om deze logees krijgen, zijn er ook voordelen aan ver­bonden. De leerlingen, die tot na 16 september op een school staan ingeschreven, tellen mee om uit te maken hoeveel leer­krachten op die school worden aangesteld. De school met den Bijbel komt gezien de gunstige ligging ten opzichte van het ten­tenkamp het eerst in aanmerking voor opname van de stadskin­deren en kan er van profiteren. Het schoolhoofd de heer Sixma gaat de ouders van de kinderen langs om hen te bewegen de kin­deren tot 16 september op zijn school te laten. Zo is het hem in ieder geval een keer gelukt om een extra leerkracht te versieren.

Buitenschool

Het hoofd van de centrale openbare lagere school te Bakkum de heer C.H. Jansen klaagt op 20 september 1952 over het aantal leerlingen, dat hij moet opnemen. Hij kan de extra leerlingen, die zijn school gedurende enige maanden per jaar bevolken, niet weigeren. Hij vindt het niet bevorderlijk voor goed onder-


Jaarboek 13, pagina 12

wijs op zijn school. Hij stelt het gemeentebestuur voor om ‘een eenvoudige ruimte op het Kampeerterrein’ ter beschikking te ver­krijgen. ‘Deze regeling heeft veel voordelen te bieden’, zo ver­ volgt hij. ‘Niet alleen kunnen verschillende leergroepen gefor­meerd worden, zodat het onderwijs beter tot zijn recht zal ko­men. Maar ook kan deze ‘buitenschool’ uit sociaal oogpunt bezien, een zegen zijn voor deze bleekneusjes uit de grote stad.’

Dit is de kerktent op Camping Bakkum.
Dit is de kerktent op Camping Bakkum. Deze stond tegenover de ingang van het kampeerterrein. Op zondag werden hier kerkdiensten gehouden. Eerst voor de katholieken en daarna kwam de dominee. Jan Kleverlaan was hier jarenlang koster. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

De gemeente stuurt merkwaardigerwijs prompt een brief aan de ei­genaar van het kampeerterrein PWN. De vraag is wat het Provin­ciaal Waterleidingnet aan de toestand van het onderwijs van de ’tentenkampkinderen’ denkt te doen. Het antwoord dat enkele weken later volgt, ligt voor de hand. ‘Wanneer het niet in het ver­mogen ligt van de gemeente Castricum om een oplossing te vin­den, kunnen wij daarin geen aanleiding zien, om die zorg naar ons toe te trekken.’ PWN geeft nog wel een advies: ‘Neem con­tact op met het gemeentebestuur van Amsterdam, waar in het al­ gemeen de kinderen vandaan komen.’ Op 20 maart 1953 ver­ zoekt B&W aan de directie van PWN om de ‘kerktent’ voor het onderwijs ter beschikking te stellen. Deze tent is reeds enige tijd in gebruik als onderkomen voor religieuze erediensten. Als argu­ment voert het gemeentebestuur aan: ‘dat het onderwijs zoveel mogelijk in de buitenlucht dient te geschieden, zodat van die tent alleen gebruik wordt gemaakt, als de weersgesteldheden dit ei­sen.’

Enige weken later mengt de gemeente Amsterdam zich in de discussie. Men voelt weinig voor het onderwijs in de buitenlucht. Het hoofdstedelijke gemeentebestuur verklaart zich wel bereid om leermiddelen uit het eigen magazijn ter beschikking te stel­len. Er is inmiddels een circulaire naar de Amsterdamse lagere scholen uitgegaan, om na te gaan om hoeveel leerlingen het gaat. Een week later op 8 mei 1953 besluit de Castricumse gemeente­ raad om het clubhuis van de sportvereniging CSV voor de kampschool ter beschikking te stellen. De huurprijs is dertig gulden per week, die door Amsterdam betaald zal worden. Castricum stelt een bedrag van 1.000 gulden ter beschikking voor de aanschaf van meubilair.

Meester Gerrit Menno Frederik Toornstra werd op 27 februari 1906 te Dokkum geboren.
afb. 9 Meester Gerrit Menno Frederik Toornstra werd op 27 februari 1906 te Dokkum geboren. Behaalde zijn akte aan de Kweek­ school te Drachten. Werd aanvankelijk onderwijzer op 1- en 2-mansscholen in Friesland (Langweer, Hemelum en Minnertsga) en werd vervolgens benoemd op een school in Harlingen. Via Balkbrug en Tzutnmarum kwam hij in 1948 in Enkhuizen te­ recht. Hij werd in 1956 als hoofd van de COL-school aan de Bak­kummerstraat aangesteld. Hij verhuisde in 1958 met zijn school naar de Juliana van Stolbergschool. Hij is op 2 januari 1990 in Castricum overleden.

Positieve reacties

Op 16 juni 1953 staan er 52 leerlingen op de buitenschool inge­schreven. Er zijn twee tijdelijke leerkrachten benoemd. Men vindt het resultaat van de school dermate bevredigend, dat men besluit om de procedure te herhalen. In een brief van 27 januari 1954 verklaart het gemeentebestuur van Amsterdam ook content te zijn met de resultaten van het onderwijs, dat aan de kinderen op het kampeerterrein te Bakkum wordt gegeven.
Daarnaast heeft Amsterdam toch wel wat kritiek, men vindt het overjarige meubilair niet geschikt. De Amsterdamse hoofden der scholen zijn in hun rapport lovend, op één na, die van mening is, dat het schrijven van zijn twee leerlingen minder is geworden. Een ander hoofd schrijft: ‘Een heel zwakke leerling zou de klas zeker hebben moeten doubleren, als in Castricum geen onder­ wijs was gegeven.’

De voormalige School met de Bijbel daarna de Duinrandschool.
De voormalige school met de Bijbel daarna de Duinrandschool. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Mogelijk aangelokt door de gunstige kritie­ken loopt het leerlingental in de zomer van 1954 op tot 95. Er zijn zoveel leerlingen, dat in twee groepen les gegeven moet worden. De eerste groep van 8 tot 12 uur en de tweede van 12 tot 17 uur. De toeloop houdt dermate aan, dat de Gemeenteraad moet besluiten om naar meer schoolruimte voor de kampschool uit te kijken. Men vindt een oplossing door het huren van een houten gebouwtje bij de ijsbaan in de nabijheid van het CSV-terrein en het kampeerterrein. Voor de huur is men tien gulden per week kwijt. In totaal kunnen nu 119 leerlingen en 3 onderwijzers gehuisvest worden. In 1966 komt er een einde aan het kampschooltje als het Ministerie van Onderwijs aan het gemeentebestuur van Amsterdam te kennen geeft om geen subsidie voor de kamp­ school meer te geven. De derde openbare lagere school – de Duinrandschool – aan de Van Oldenbarneveldweg 37 wordt vanaf dat moment aangewezen om in het vervolg de leerlingen van het kampeerterrein op te nemen.

Scholen Alkmaarderstraatweg

De rooms-katholieke Augustinusschool voor jongens en de rooms-katholieke Maria Goretti-school voor meisjes zijn sinds 1920 in een gebouw gevestigd aan de Alkmaarderstraatweg. Op elk der scholen zijn zo’n 300 tot 400 leerlingen ondergebracht. Het gebouw verkeert aan het begin jaren (negentien) vijftig in niet zo’n goede staat en de indeling is verouderd, daarnaast beantwoordt de inventaris niet meer aan de eisen des tijds. Eind mei 1949 waait door ouderdom en verrotting tijdens een storm de schutting om, die als scheiding tussen de beide speelplaatsen fungeert.
In eerste instantie wordt de bouwvallige schutting nog geschoord, maar er komt toch een betonnen schutting, waarin een poort wordt opgenomen en zitbanken ter weerszijden ervan. Eind 1950 vraagt de school nog leermiddelen aan wegens uitbreiding der vakken voor het zevende en achtste leerjaar.
De nieuwe vakken zijn handenarbeid, boekhouden, handelsre­kenen en Engels. De aanvraag omvat behalve lesboeken ook werkbanken met bankschroef en houtbewerkingsgereedschappen. De inspecteur vindt de aanvraag wat ruim, want ‘niet alle leerlingen hoeven de tafels toch tegelijkertijd te gebruiken en het aantal scharen kan ook wel tot de helft teruggebracht worden’.

Bouwvallige situatie

Op 19 december 1951 stuurt de Bouwinspectie van het Bisdom Haarlem een rapport in over de bouwkundige staat van het ge­bouw. De situatie is zorgwekkend, hetgeen veroorzaakt is door gebruik van verkeerde specie bij de bouw. Begin 1952 gaat de ge­meenteraad akkoord met een voorstel tot reparatie van het ge­bouw. Voor de aanneemsom van 47.689 gulden zal aannemer Houtenbosch het werk in 1953 gaan uitvoeren. Naast de slechte staat waarin het gebouw zich bevindt, is ook het oude meubilair niet meer zo best en ouderwets. Het lesmateriaal is ook niet meer zo modern. Zo dient het hoofd der school meester Van Westen op 30 september 1952 een aanvraag in voor de vervanging van oude les­boeken. Deze boekjes staan nog in de oude spelling, waar de nieuwe al in 1934 zijn voorgeschreven. Het gaat om de verouder­de leesboekjes volgens het systeem van De Vries en Te Winkel, die nog steeds in gebruik zijn. Hij verzoekt om de serie ‘De Mei-


Jaarboek 13, pagina 13

boom’ van Fr.S. Rombouts en boekjes voor de Vaderlandse Ge­schiedenis ‘Rood – Wit en Blauw’ van Dr J.A. Nillesen. Hij geeft daarbij aan dat op zijn school van de tweede tot en met de achtste klasse 287 leerlingen zitten. In augustus 1954 spreekt de Provin­ciaal inspecteur der Volksgezondheid een vernietigend oordeel uit over de slechte staat waarin de banken zich bevinden. ‘Het Bestuur der school heeft nimmer enige aandacht geschonken aan de gezondheid der kinderen.’ De gemeente vindt echter dat de banken best nog eens gerepareerd kunnen worden. Met enige houtdraadbouten worden voor zes gulden per bank het meubilair weer opgeknapt.
Ondertussen zijn in 1952 de oude kachels door gasverwarming vervangen. Door de betere verwarming gaan de vloeren echter krimpen, waardoor kieren zijn ontstaan. In februari 1955 gaat de raad akkoord met het aanbrengen van vloerbedekking om de on­ gewenste onhygiënische toestand op te heffen.

Een laatste foto van de Oude Augustinusschool vlak voor de sloop in 1983.
afb. 10 Een laatste foto van de Oude Augustinusschool vlak voor de sloop in 1983. Het werd in 1920 gebouwd als eerste school voor het bijzonder (rooms-katholieke) onderwijs. Collectie L. Zonneveld.

Pius X School

Het rooms-katholieke kerkbestuur dient daags voor Kerstmis 1951 een verzoek in voor de bouw van een nieuwe jongensschool. De veertig jaar oude Augustinusschool kan de leerlingen stroom – ook na de uit­ breiding met de Cuneraschool in 1949 – niet verwerken.
Bij de aanvraag is een schetsontwerp gevoegd. Dat ontwerp wordt op 7 februari 1952 door adviseur Ir F.J. Gouwetor uit Rot­terdam gekraakt. Zowel het ontwerp als de situering van het ge­bouw kunnen in zijn ogen geen genade vinden. ‘Het is levensge­vaarlijk door de ligging ten oosten van de drukke verkeersweg, terwijl vrijwel het gehele dorp ten westen daarvan is gelegen. In architectonisch opzicht is het ingediende plan zeer zwak. De ont­werper is zeer beslist niet in staat een architectonische opgave van deze omvang tot een goed einde te brengen. Zowel qua distribu­tie, ligging ten opzichte van andere gebouwen op het terrein als ook de indeling van de gevels acht ik dit ontwerp beslist onaanvaardbaar. Ik raad u met klem aan om de opdracht aan een be­kwaam architect te geven’.

Het nieuwe ULO en lager onderwijsscholen complex.
Het nieuwe ULO en lager onderwijsscholen complex. Juliana van Stolbergstraat in Castricum, rond 1958. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Nieuw ontwerp

Op 4 maart 1952 volgt een vergadering met 14 personen, Pastoor Goes, en de heren C. de Groot Sr, W. Res, H.J.M. Korff, P. Liefting namens het kerkbestuur en Burgemeester C.F. Smeets, P. de Vries en G. Meijer namens het Gemeentebestuur. Aanwezig zijn verder gemeentesecretaris N.A. van Lunen, technisch ambtenaar J.W. Beijersbergen en supervisor ir. Gouwetor, namens de com­missie gemeenteplannen P. Heida en de inspecteur van het lager onderwijs Vernooy. Gemeenteambtenaar S. de Jong moet notu­leren. Uit de aantekeningen blijkt dat het oude schoolgebouw 8 lokalen voor jongens en 8 voor meisjes bevat. Daarnaast is er één klas in een verbouwde hal voor de meisjes en er zijn twee klassen buiten de school ondergebracht. Voor de kinderen van de 5.200 ingeschreven parochianen zijn naast ruimten voor de ULO- school, nog minstens vier lokalen nodig voor het lager onderwijs en daarnaast nog eens twee lokalen voor de uitbreiding van de ULO-school. Inspecteur Vernooy sluit zich aan bij de kritiek van ir. Gouwetor, ook hij vindt noch het ontwerp, noch de situering van de school ten opzichte van de andere gebouwen goed. ‘Kerk en school vormen een eenheid, die niet verbroken mag worden.’ Er zal een architect ingeschakeld worden om een nieuw ontwerp te maken. In april 1952 wendt men zich tot de raad om te komen tot oprichting van een ULO-school, waarvoor overigens al in 1947 een advies was uitgebracht. Op 25 april besluit de gemeente­ raad tot de bouw van een nieuwe rooms-katholieke jongensschool en daarnaast de stichting van een rooms-katholieke ULO-school. Er komt voorlopig nog geen openbare ULO-school aldus het besluit. Ruim een jaar later kan architect W.A. Keesom tot aanbesteding van het werk over­ gaan. Aannemer R. Min uit Limmen mag als laagste inschrijver voor 112.980 gulden het werk uitvoeren. In 1954 wordt de school in gebruik genomen.

De Gerardusschool aan de Willem de Zwijgerlaan in  Castricum.
De Gerardusschool aan de Willem de Zwijgerlaan in Castricum. Foto Ad van de Velde. Toegevoegd.

Nieuwe scholen

De bouw van nieuwe scholen voor gewoon lager onderwijs gaat in versneld tempo verder. In enkele jaren zijn twee rooms-katholieke scholen bijgebouwd, spoedig zal in 1957 de Gerardusschool volgen. De geschiedenis daarvan vangt aan op 2 januari 1954 als het verzoek voor een 6-klassige school wordt ingediend. Ook van dit gebouw is W.A. Keesom uit Alkmaar de architect. Dit project wordt door aannemer Gebr. Tromp voor 332.489 gulden uitgevoerd.
Eind 1957 is de opening van de school aan de Juliana van Stolbergstraat 3, waar de heer L. Koper het schoolhoofd wordt. Door de stichting van de rooms-katholieke ULO-school komen in de beneden­ verdieping van de oude Augustinusschool ruimten vrij. De bo­venverdieping van het gebouw is nog in gebruik bij de meisjes­ school. Op 25 februari 1960 dient men een verzoek in tot vesti­ging van een vierde rooms-katholieke lagere school, die in de vrijgekomen loka­len gehuisvest zal moeten worden. Er zijn wat noodvoorzienin­gen nodig om de school onder te brengen. De raad gaat akkoord en in november 1960 wordt met de werkzaamheden begonnen. Deze school wordt in de jaren 1965 – 1968 gevolgd door eerst de Petrusschool en direct daarna de Paulusschool aan de Eerste Groenelaan. Deze scholen zijn bedoeld om de in 1948 gestichte Cunera­ school te ontlasten. Er ontstaat verschil van mening tussen de besturen van deze twee scholen over toelating van leerlingen uit de verschillende parochies in het dorp. In 1971 zal de Molenweidschool aan de Albert Schweitzerlaan nog volgen.
Door de bouw van de nieuwe scholen zal het leerlingental op de oude Augustinusschool gestaag teruglopen, Zo zijn er in 1952 nog 349 leerlingen ingeschreven, waarvan 296 in de eerste tot en met zesde klas en 53 voor het zevende en achtste leerjaar. Na 1961 zal dat aantal geleidelijk teruglopen en zijn er in 1968 nog 157 kinderen ingeschreven.

Meisjesschool

In de oude school aan de Alkmaarderstraatweg is ook de meisjes­school gevestigd. De lesgevende nonnen zijn zeer zuinig om­ gesprongen met het lesmateriaal. De in 1919 aangeschafte lees­ boekjes worden pas in 1953 door nieuwe vervangen.
Een jaar later wil men stofzuigers – ‘vanwege vergevorderde leef­ tijd van de werksters, die meer dan dertig jaar de school schoonhouden’ – aanschaffen. Linoleum voor op de houten vloe­ren is ook wel nodig. Dat laatste vindt de gemeente wel goed,


Jaarboek 13, pagina 14

maar twee stofzuigers kan geen genade vinden. Eentje voor het hele gebouw moet maar genoeg zijn. Pastoor Goes vindt een compromis: ‘Een voor de werksters en een kleine die tevens als leermiddel kan dienen.’ In 1959 vindt de districtsschoolartsendienst Midden-Kennemerland het wel eens nodig om de school­ banken van de tweede en derde klas te vervangen.
De banken zijn al veertig jaar oud, ze zijn veel te klein en slecht voor de lichaamshouding. In 1962 willen de zusters een rijwielbergplaats gebouwd hebben voor twintig meisjes, ‘waarvan 19 een half uur gaans van de school wonen en 1 een gebrekkig voetje heeft’. Houtenbosch mag het fietsenhok maken.

Op weg naar het einde

Namens school- en kerkbestuur vraagt Pastoor Minnebo op 27 januari 1967 aandacht voor de slechte toestand van het oude schoolgebouw. Hij dringt aan op aanpassing van de school vol­gens de eisen van het Bouwbesluit Lager Onderwijs. Op 5 juni volgt een gesprek met het gemeentebestuur over een grondige verbetering van het gebouw. Voorlopig zal het gebouw als school nog een functie blijven vervullen door de oostelijke uitbreidin­gen van Castricum. Vooralsnog kan aan nieuwbouw niet gedacht worden. Het aantal leerlingen op de oude school loopt sterk te­ rug. Afstoting van de school in de toekomst moet overwogen worden. De gemeente vraagt aan het schoolbestuur of restauratie – gezien de ouderdom van het gebouw – nog wel verantwoord is. ‘Kan het gebouw niet beter afgestoten worden?’ Door de toe­vloed van nieuwe leerlingen door de oostelijke uitbreidingen moet de school toch nog opgeknapt worden.

Nog in 1967 wordt met de noodzakelijke aanpassing begonnen, zoals verbetering van de sanitaire voorzieningen en de CV-installatie. In januari 1968 rapporteert de geraadpleegde gemeente-architect van Heemskerk de heer Dekker, dat het gebouw zich bouwkundig nog wel leent voor uitbreiding. Maar zo vraagt hij zich af: ‘Zal nieuwbouw niet voordeliger zijn?’ Aan het einde van de jaren (negentien) zestig wordt in het uitbreidingsplan Molendijk-Zuid aan het Strengh ‘De Hoeksteen’ gevestigd, die geleidelijk de functie van de Maria Gorettischool zal overnemen.

Rooms-katholieke School De Hoeksteen aan het Strengh hoek Cieweg.
Rooms-katholieke School De Hoeksteen aan het Strengh hoek Cieweg. Foto Ad van de Velde. Toegevoegd.

Nadat het houten ge­bouw eerst door het christelijk lager onderwijs is gebruikt, wordt het op 1 september 1970 door toevoeging van twee lokalen aan de zesklassige school door het rooms-katholieke lager onderwijs overgeno­men. De bouwkundige staat van de oude Augustinusschool is dermate slecht geworden, dat de plafonds afbrokkelen, zodat hoofdonderwijzer J. Hoogland ’s morgens voor de lessen eerst ‘plafonds moet rapen’. De school wordt definitief gesloten en meester Hoogland vertrekt naar het nieuwe home aan het Strengh. Er is nu ook een einde gekomen aan de gescheiden rooms-katholieke jongens- en meisjesscholen. De kinderen worden in één school ondergebracht. Daarmee is een definitief einde gekomen aan het oude schoolgebouw aan de Alkmaarderstraatweg. Het karakte­ristieke gebouw dat vanaf 1919 zo bepalend is geweest voor het dorpsgezicht valt in 1983 onder de slopershamer. Duizenden Castricummers hebben in dit gebouw onderwijs genoten en be­waren hieraan hun herinnering.

Een nieuw tijdperk

Met het verdwijnen van deze school is een stuk historie afgeslo­ten. De scheiding tussen de seksen zoals die zolang op de rooms-katholieke scholen heeft bestaan, zal geheel verdwijnen. Dat proces is al di­rect na de tweede wereldoorlog begonnen met de bouw van de Cuneraschool te Bakkum. Het is deze school die de primeur heeft voor de integratie van het meisjes- en jongensonderwijs voor rooms-katholieke kinderen in Noord Holland. Gezien de explosieve groei van de bevolking, mede door vestiging van gezinnen van buiten het dorp, zal het aandeel van het oorspronkelijk voornamelijk rooms-katholieke aandeel in het onderwijs snel afnemen. Het aandeel van de christelijk en openbare scholen zal snel toenemen. De integratie groeit verder door de stichting in de jaren (negentien) zeventigvan een oe­cumenische school de Visser ’t Hooftschool.

De Visser 't Hooftschool aan de Kemphaan 17 in  Castricum.
De Visser ’t Hooftschool aan de Kemphaan 17 in Castricum. Foto Ad van de Velde. Toegevoegd.

Christelijke scholen

In januari 1945 telt de school met den Bijbel aan de Van Oldenbarneveltweg nog slechts 16 leerlingen, in mei zijn het er 26 en in september staan er weer 42 kinderen op de school ingeschreven. Het schoolhoofd de heer Smit keert niet weer terug van zijn evacuatie-adres. Zijn plaats wordt vanaf 1 september 1945 inge­ nomen door de heer Sixma.
Op de 2-klassige school wordt hij bijgestaan door meester Joor. Zij treffen een door de Duitse bezetter volkomen uitge­woond gebouw aan. Zij ontwikkelen door het ontbreken van leermiddelen eigen leermethoden. Mede door het ronselen van leerlingen op het kampeerterrein te Bakkum krijgen zij het voor elkaar, dat in 1949 met een drieklassige school gestart kan wor­den. Juffrouw Oost neemt de eerste twee klassen voor haar rekening.

Sixma vertrekt in 1956 naar Drachten. Het is meester Bosch, die hem op 15 februari 1956 opvolgt als hoofd van de enige Castri­cumse christelijke school. Van de zes klassen zijn er twee als kleuterschool in gebruik, een christelijk en een rooms-katholieke schooltje. Het leerlingental groeit door de uitbreidingen van het dorp gestaag. Om aan de verwachte groei te kunnen voldoen zal er uitgebreid moeten worden. Het uit 1905 daterende schoolgebouw is te bouwvallig om nog gerepareerd te kunnen worden, ’s winters bevriest de waterleiding, het dak lekt regelmatig en het gebouw is vochtig. De naastgelegen onderwijzerswoning is er niet beter aan toe. Naast uitbreiding is ook nieuwbouw nodig, maar daarvoor is geen plaats op het kleine stukje grond.

Meester Bosch van de School met den Bijbel.
afb. 11 Meester Bosch van de school met den Bijbel. Johan Bosch werd op 4 november 1915 geboren in ’t Harde. Hij behaalde zijn hoofdakte in 1939 en werd eerst onderwijzer in zijn woonplaats. Na Wolfheze en Arnhem werd hij op 15 februari 1956 tot hoofd van de protestants-christelijke school in Bakkum benoemd. Er waren toen 62 leerlingen. In 1966 verhuisde hij naar een nieuwe school ‘De Kandelaar’ aan het Kleibroek. Hij nam in 1979 wegens pensionering afscheid van zijn school. Hij overleed te Castricum op 5 mei 1983.

Jaarboek 13, pagina 15

Nieuwbouwplannen

Een aanvraag voor een 7-klassige school wordt ingediend. Het is 25 augustus 1958 als het verzoek door de ‘Vereniging tot Stich­ting en Instandhouding van Scholen met den Bijbel, Castricum’ wordt ingediend. De vereiste door de ouders ondertekende lijst bevat 75 namen van leerlingen. De gemeentesecretaris geeft een advies tot afkeuring. Het Rijksschooltoezicht geeft op 16 januari 1959 een rapport af. De bouwkundige staat van het ruim een hal­ve eeuw oude gebouw is naar haar mening nog redelijk. Volgens het rapport zijn er 5 lokalen, waarvan 3 als les- en één als gymlokaal in gebruik. Het Rijksschooltoezicht wil vooralsnog geen urgentieverklaring afgeven. Volgens een rapport van het gemeentesecretarie zijn er 58 kinderen op de bestaande school. De gemeenteraad heeft al eerder een bestaand schoolgebouw ter beschikking gesteld. De raad verleent in haar vergadering van 2 februari 1959 toch haar medewerking, maar er mag voorlopig geen sprake zijn van nieuwbouw.
Op 2 november 1960 wordt een nieuwe aanvraag voor nieuw­bouw ingediend. Het leerlingenaanbod zal van 65 naar 100 stij­gen, zo is de prognose. Voorlopig wil de raad echter van geen wij­ken weten, tot op 4 juni 1963 bericht komt, dat Castricum in mei het predicaat ‘urgent’ is toegekend voor de bouw van een 4-klassige christelijke lagere school.

Een lange weg

Op 11 juli 1964 wordt een verzoek voor een 6-klassige school ingediend. Op 8 september gaat de raad overstag voor een bedrag van 363.000 gulden en mag de nieuwe school gebouwd worden. Kennelijk is de school nog niet groot genoeg, want op 1 december van het volgende jaar wordt een nieuwe aanvraag ingediend, nu wordt een 7-klassige school gevraagd. Op 1 september staan dan ook al 205 leerlingen ingeschreven. Op 4 maart 1966 komt de nieuwe toezegging, dit gebouw moet 430.000 gulden kosten. Aan ar­chitect D.J. Waagmeester uit Zaandam is gevraagd om een ont­werp te maken. Als lokatie voor de nieuw te bouwen christelijke lagere school is een terrein gelegen op de hoek van de Groenelaan en het Kleibroek uitgezocht.

Openbare basisschool de Kandelaar, afgebroken in 2000-2001.
Openbare basisschool de Kandelaar, afgebroken in 2000-2001, aan de Kleibroek 64 in Castricum. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Als noodvoorziening heeft de school ondertussen onderdak ge­kregen in de Juliana van Stolbergschool. De in de Maranatha-kerk ondergebrachte christelijke kleuterschool verhuist in janu­ari 1965 naar een noodgebouw aan de Groenelaan. Als de goed­ keuring voor de nieuwbouw is afgekomen, kunnen de kleuters dagelijks de werkzaamheden van hun toekomstige school vol­gen, die door aannemer C. de Nijs wordt neergezet. De ontwik­kelingen volgen elkaar nu snel op, want bij de opening van de nieuwe school op 4 november 1966 is ‘De Kandelaar’ al bijna weer te klein. De ‘school met den Bijbel’ wordt met enige wee­moed verlaten, maar als naam zal het nog lange tijd voortbestaan en verbonden blijven aan het oude karakteristieke gebouw dat momenteel in gebruik is als atelier bij een aantal kunstenaars en de schildersclub ‘Perspectief‘. De oorspronkelijk voor het open­bare lager onderwijs gestichte school heeft een bewogen geschie­denis gekend. In de oude school ligt het prille begin van het christelijke lager onderwijs in Castricum.
Met de opening van ‘De Kandelaar’ heeft het aanvankelijk niet le­vensvatbaar geachte protestants- christelijke onderwijs door grote persoonlijke inzet van betrokkenen haar definitieve erken­ning gekregen.

Een van de laatste foto ’s op het plein van de "School met den Bij­bel" aan de Van Oldenbarneveltweg. Juni 1966. Enige maanden later verhuist de school naar "De Kandelaar" aan de Groenelaan.
afb. 12 Een van de laatste foto ’s op het plein van de “School met den Bij­bel” aan de Van Oldenbarneveltweg. Juni 1966. Enige maanden later verhuist de school naar “De Kandelaar” aan de Groenelaan.

Nieuwe uitbreidingen

In het uitbreidingsplan Molendijk-Zuid wordt ondertussen al weer gewerkt aan de tweede christelijke school. In augustus 1968 opent ‘De Hoeksteen’ aan het Strengh haar deuren en start met drie lokalen. De groei van de Castricumse bevolking en daardoor het leerlingenaanbod is explosief. Ook een derde christelijke la­gere school is nodig en naast ‘De Kandelaar’ verrijst een houten school, die onder de naam ‘Kandelaar 2’ op 1 februari 1971 wordt geopend. De derde christelijke lagere school heeft zich eerst nog enige maanden moeten behelpen met inderhaast inge­richte lokalen in de aula en de personeelskamer van ‘De Kande­laar 1′. Het hoofd van deze nieuwe school wordt meester H.J. Meijer. De prognose is, dat na verloop van zo’n tien jaar de aan­vankelijke leerlingengroei stil komt te liggen en dat vervolgens van een terugloop sprake zal zijn. Daarom is gekozen voor een samenwerkingsverband tussen de beide ‘Kandelaren’. Aan de Rooseveltlaan verrijst ondertussen weer een nieuwe school, die in oktober 1970 wordt geopend.

Het Rinkelven aan de Rooseveltlaan in Castricum. Foto Ad van de Velde. Toegevoegd.

‘Het Rinkelven’ is 6-klassig en staat onder leiding van meester Hovinga. Aan deze school is ook een 2-klassige kleuterschool ‘De Blokkendoos’ verbonden. Door de opening van deze scholen kan ‘De Hoeksteen’ weer afgestoten worden. Deze houten school aan het Strengh zal overgedragen worden aan de Stichting katho­liek onderwijs. ‘De Blokkendoos’ is opgezet als een samenwerkingsverband op oecumenische basis tussen het christelijk en rooms-katholieke onderwijs. Het samenwerkingsverband wordt na enige tijd opgeheven en de school krijgt weer een christelijk etiket opge­plakt. In 1972 staan op de drie scholen 475 leerlingen ingeschre­ven. ‘De Kandelaar 1 en 2’ hebben er 312 en ‘Het Rinkelven’ 163. Zoals jaren daarvoor reeds is voorzien, neemt het leerlingen aantal geleidelijk weer af. De voorziene afbouw van ‘De Kandelaar 2’ vindt in de jaren 1976-1977 geruisloos plaats.

Schoolradio

Na de tweede Wereldoorlog dienen zich nieuwe ontwikkelingen aan voor het onderwijs. Zo doet de schoolradio haar intrede. Het is de PTT die via de ‘draadomroep’ de scholen van een aan­ sluiting kan voorzien. De PTT wil in 1952 in de Cuneraschool versterkers plaatsen voor de scheiding van de draadomroepnetten van Castricum en Bakkum. Als tegenprestatie zal de school een gratis aansluiting voor de schoolradio kunnen krijgen. De gemeente Castricum informeert bij de PTT naar de kosten van aansluiting voor de gezamenlijke scholen.
Voor de 5 scholen zijn de jaarlijkse kosten 199,20 gulden antwoordt de PTT. Aan de hoofden der scholen wordt om hun mening ge­vraagd. Op 4 mei 1953 schrijft het hoofd van de centrale open­bare lagere school W.C. Janssen: ‘Hoewel dit hulpmiddel bij het onderwijs pedagogisch zowel als didactisch nog in het begin van zijn ontwikkeling staat, lijkt het mij interessant voor onze schoolbevolking deze ontwikkelingsgang mede te maken.’

In­specteur G. Vernooy vindt de ‘geregeld terugkerende kosten’ te zwaar voor de gemeentekas. De gemeente bericht daarna op 1 ju­ni dat zij uitsluitend de aansluitkosten zal betalen. De school met den Bijbel antwoordt, dat zij wil afzien van een dergelijke afslui­ting en vraagt om een bijdrage voor een tweedehands radio­ toestel. De gemeentesecretaris vraagt zich enige maanden later af, of – mede in verband met een artikel in de ‘Vacature’ van april – ernstig moet worden overwogen of het wel de tijd is om het schoolradio-onderwijs op alle scholen in te voeren. ‘De gratis aansluiting op de Cuneraschool kan wel als proefkonijn funge­ren’ , zo meent hij.
Deze mening wordt eind september 1953 aan de schoolbesturen doorgegeven. In oktober vraagt de oudercommissie van de open­bare lagere school alsnog om toestemming tot invoering van de schoolradio. Het schoolhoofd stelt een radio ter beschikking en de ouders betalen de bijkomende kosten.

Katholieke bezorgdheid

In juli 1955 stuurt het rooms-katholieke Centraal Bureau voor Onderwijs en Opvoeding een circulaire naar de besturen van de rooms-katholieke scholen. ‘Het komt herhaaldelijk voor, dat op katholieke scholen school­ radio uitzendingen worden beluisterd, welke worden verzorgd door de ‘Nederlandsche Schoolradio’ (AVRO, VARA en VPRO), of door de NCRV. Het behoeft, naar de mening van de School-


Jaarboek 13, pagina 16

raad, wel geen betoog, dat het doen luisteren van dergelijke uit­ zendingen door de leerlingen van de katholieke scholen ernstige bezwaren oplevert en daarom valt te ontraden.’ In de circulaire worden 3 motieven voor de bezwaren gegeven:

  1. in het feit, dat deze uitzendingen in het gunstigste geval neutraal zijn; dit is min­ der dan ‘onschuldig’’, omdat zij in geen geval in positieve zin Ka­tholiek zijn, zoals ons onderwijs dient te zijn. Zij doen derhalve tekort aan de vorming, waarop uw leerlingen recht hebben.
  2. Het tweede argument is: ‘In de omstandigheid, dat men onbekend is met de gesproken tekst, zodat het niet denkbeeldig is, dat men verplicht wordt de uitzending af te breken, wegens de een of an­dere passage.’
  3. De derde: ’In de propaganda, welke daarvan voor de beluisterde omroepverenigingen moet uitgaan, met als gevolg, dat deze zenders ook in de huisgezinnen meer geregeld gaan be­luisterd worden, indien de kinderen thuis over het gehoorde via de schoolradio vertellen en dan bijvoorbeeld uit het nazoeken in de radiogids blijkt, dat een niet door de KRO verzorgde uitzen­ding beluisterd is. Waarom immers zou men in het gezin datgene nalaten, waarin de katholieke school voorgaat?’

    Namens de Nederlandse rooms-katholieke Schoolraad ondertekent Mgr F.J.C.M. op de Coul de brief, die besluit met de opdracht aan de schoolbesturen ‘om het beluisteren ervan te doen voorkomen’.

Negatieve reacties

De gemeentesecretaris is kennelijk geen voorstander van die ‘nieuwlichterij’, want hij vraagt in een brief van 20 juni aan de hoofden van de Cuneraschool en de centrale openbare lagere school om de lessen via de schoolradio te beëindigen.
Het waarnemend hoofd van de openbare school meester Philipoom stuurt prompt een brief terug, waarin hij aangeeft, dat de schoolradio-uitzendingen met enige reserve worden beoordeeld. Kinderen worden te weinig geactiveerd, er zijn veel goede kanten aan, maar er is nog veel te verbeteren. Tot de positieve uitzendin­ gen oordeelt hij: ‘Hersengymnastiek’, waarvan het tempo echter wel te hoog ligt. Zeer gewaardeerd zijn geweest ‘Vrienden in ver­re landen’, ‘Herberg de Wereld’, ‘Verhalen van vroeger’ en ‘ln de spiegel van het lied’.

Enige weken later stuurt ook Bodewes als hoofd van de Cuneraschool zijn bevindingen. Hij kan kort zijn: ’De school heeft geen enkele uitzending gevolgd, met uitzonde­ ring van de regeringsuitzending van 4 mei.’ Hij heeft overigens wel inschrijving bij de KRO-schoolradio aangevraagd!
Op 4 oktober 1955 bericht het gemeentebestuur dat men de ont­wikkeling van de schoolradio niet wenst te bevorderen. Enige jaren later vraagt het hoofd van de Gerardusschool meester L. Ko­ per om een aansluiting van de draadomroep. Negen maanden la­ ter krijgt hij in juni 1960 antwoord. De gemeente geeft daarvoor geen toestemming, maar wel voor de aankoop van een radio­ toestel, ’dat aan de normale te stellen eisen voldoet’.

Voortgezet Onderwijs

In Castricum is aanvankelijk weinig mogelijkheid om na het la­ger onderwijs, een verdere opleiding te volgen.
Daarin zal in de jaren (negentien) vijftig snel verandering komen. In 1949 wordt de eerste stap gezet door plannen voor het stichten van het Voortgezet Gewoon Lager Onderwijs (VGLO). Er zal eerst een VGLO-school voor meisjes komen, waarvoor een keuken en een handwerklokaal worden ingericht. Castricum ligt hierbij achter bij omliggende gemeenten. In Limmen, Heiloo en Uitgeest bestaat deze school al. Op 1 september 1950 worden zo’n 50 leerlingen verwacht. In een brief van 19 december 1949 gaat de inspectie akkoord: ‘Het is trouwens gewenst, dat dit onderwijs is ingesteld op het volle leven, wat eist dat aan deze vakken huishoudkunde en handwerken bijzondere aandacht wordt besteed.’

De centrale openbare lagere school en later het Jac.P. Thijsse college aan de Bakkummerstraat 14a.
De centrale openbare lagere school en later het Jac.P. Thijsse college aan de Bakkummerstraat 14a. Foto Ad van de Velde. Toegevoegd.

Aannemer Joh. Res mag de lokalen gaan bouwen en de VGLO- school kan beginnen. Scholen voor het ULO-onderwijs zullen volgen, zoals de rooms-katholieke ULO-school, die aanvankelijk in 1954 in de Pius X-school gevestigd wordt. De Gerardusschool start er in 1957 ook mee, daar kan ook VGLO- onderwijs gevolgd worden. Aan de openba­re lagere school aan de Bakkummerstraat wordt op 1 september 1954 ook een ULO-school toegevoegd.
Het is hoofdonderwijzer C.H. Jansen geweest, die zich sterk voor stichting van een openbare ULO-school heeft ingezet.

Als eerste hoofd wordt meester C.H. Freling benoemd. Uiteindelijk zal deze school aan zijn oorspronkelijke bestemming onttrokken worden en als Jac.P. Thijsseschool geheel aan het voortgezet on­derwijs toegewezen worden. De mogelijkheden voor de Castricumse bevolking om de kinderen in eigen gemeente voortgezet onderwijs te laten volgen, worden verder uitgebreid door het stichten van de Bonhoeffer College aan de Doodweg.

Besluit

Het Castricumse onderwijs heeft in de jaren na de Tweede Wereldoorlog een geweldige vlucht genomen. Door gebrek aan finan­ciële middelen komt de zo noodzakelijke uitbreiding van de onderwijsvoorzieningen moeizaam tot stand.
Door vaak persoonlijke inzet van velen en verbetering van de economische omstandigheden was het mogelijk om het nu grote aanbod van onderwijs te realiseren. Het lager onderwijs is inmid­dels als schooltype verdwenen. Door integratie met het kleute­ronderwijs is het basisonderwijs tot stand gekomen. De school­keus voor het kind kent weinig beperking meer.

Na het volgen van de basisschool kan men in eigen gemeente kie­zen uit diverse vormen van voortgezet onderwijs. De kinderen worden nu ondergebracht in moderne gebouwen. De tijd ligt ver achter ons, dat kinderen van de ‘bewaarschool’ in een afgeschut­ te ruimte van de oude NederlandhHervormde Pancratiuskerk werden gestopt. De eens zo verguisde ‘meester’, die door allerhande bijbaantjes aan de kost moest komen, is nu een goed opgeleide onderwijzer. Ver­dwenen is de oude school aan de Alkmaarderstraatweg, waar duizenden Castricummers onderwijs kregen. Aan ‘De school met den Bijbel’ herinnert ons nog het gebouw. Vergeten is de eerste school, die in Castricum gebouwd werd, waarvan de Schoolstraat ons nog rest.

F. Baars

Verantwoording:

Voor dit artikel is in hoofdzaak gebruik gemaakt van materiaal uit het archief van de gemeente Castricum. Ook is dankbaar ge­bruik gemaakt van de jubileumgids ’50 Jaar De Kandelaar’. Daarnaast ben ik veel dank verschuldigd aan de vele personen, die mij geduldig aanvullende informatie hebben verschaft en fo­to’s hebben geleend. Zonder hen zou er veel gemist zijn. Ik ben er mij van bewust, dat desondanks de geschiedenis niet compleet is, er zal veel meer te vermelden zijn. Mogelijk dat in de toekomst nog meer informatie ter beschikking komt, waarmee een aanvul­lend artikel te maken zou zijn.


Jaarboek 13, pagina 17

Lijst van scholen voor gewoon lager onderwijs in Castricum van 16 september 1974.

1905 Duinrandschool OL Van Oldenbarneveltweg 37 (v.m School met den Bijbel)
1920 Augustinusschool RK Alkmaarderstraatweg 5
1949 Cuneraschool RK Vondelstraat 29
1954 PIUS X school RK Alkmaarderstraatweg 3
1957 Gerardusschool RK Jul. v. Stolbergstraat 5
1958 Juliana v. Stolbergschool OL Jul. v. Stolbergstraat 3
1964 De Windroos OL Korte Land 3
1965 Petrusschool RK le Groenelaan 88a
1965 De Sokkerwei OL Oranjelaan 2
1966 De Kandelaar 1 PC Kleibroek 64
1968 Paulusschool RK le Groenelaan 88
1968 De Hoeksteen PC Het Strengh 1
1969 Nobelschool OL H. Dunantsingel 156
1970 Het Rinkelven PC Rooseveltlaan 1
1971 De Molenweid RK A. Schweitzerlaan 2
1971 De Kandelaar II PC Kleibroek 64
1973 Visser ’t Hooftschool Oec Koekoekslaan 1a

RK = rooms-katholiek
OL = openbaar
PC = protestants-christelijk
Oec = oecumenisch

9 november 2020

Onderwijs 1850 – 1940 in Castricum (Jaarboek 11 1988 pg 17-28)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 11, pagina 17

Het onderwijs in Castricum van 1850 tot 1940

Het eerste schoolgebouw

Situatie schets van de eerste openbare lagere school. Gebouwd in 1854
afb. 1a Situatie schets van de eerste openbare lagere school. Gebouwd in 1854

In het jaar 1850 heeft Castricum nog geen eigen schoolgebouw. Het onderwijs wordt gegeven in een afgeschotte ruimte in de oude Nederlands hervormde Pancratiuskerk aan de Dorpsstraat.
Eerst in de tweede helft van de 19e eeuw wordt een eerste schoolgebouw neergezet door de gemeente.

Tegelijkertijd is het gemeentehuis aangepast om daarin de onderwijzerswoning onder te brengen.
Op 5 januari 1854 zal de nieuwe door timmerman Handgraaf gebouwde school geopend worden, maar dat moet door een hevige sneeuwval tot de 11e uitgesteld worden.
De school heeft slechts 1 lokaal, waarin alle klassen gehuisvest worden. Het gebouw is berekend op 200 leerlingen.
Bij de opening zijn er zo’n 150 kinderen aangemeld. Meester Schut is nog steeds het hoofd van de school. Dat zal niet lang meer duren, de vele conflicten rond zijn persoon dwingen hem om ontslag te nemen.
Er wordt een sollicitatieprocedure in gang gezet. Volgens de regels moeten uit de beste 5 kandidaten 3 gegadigden gekozen worden. Ook de rooms-katholiek Ludewig heeft gesolliciteerd, maar het probleem is, dat hij niet tot de uitverkorenen behoort. De overwegend rooms-katholieke gemeenteraad wil echter hem als hoofd geplaatst zien. Ludewig had al bij meester Schut als ondermeester in Castricum gewerkt. Gelukkig bedankt een der uitverkorenen voor de eer, zodat de raad toch zijn zin krijgt. Als ondermeester had hij in de vier jaar, dat hij hier gewerkt had, veel aanzien gekregen. Na de conflicten met Schut had hij in 1856 zijn koffers gepakt en was naar Egmond vertrokken.
Voor zijn komst heeft ondermeester Waanders in februari 1857 een verzoek ingediend om een scheidingsschot te plaatsen in het rumoerige en volle lokaal. De gemeente zit echter krap bij kas, het zal nog negen jaar duren voordat aan dat verzoek gehoor gegeven wordt.
Direct na de aanstelling van Ludewig wordt er al een klacht bij het gemeentebestuur ingediend. Het gaat niet over zijn manier van lesgeven, maar over de sluiting van de school op rooms-katholieke feestdagen. De gemeenteraad probeert er onderuit te komen, ‘er zijn toch maar zo weinig Protestantse kinderen op school en bovendien zijn de beide meesters tooms-katholiek’, zo is het argument. Raadslid Rommel stelt op 8 februari 1860 de kwestie nog eens aan de orde: “Nu de beide onderwijzers Rooms zijn, moet bij vervanging van de hulponderwijzer maar een andersdenkende benoemd worden, dan kan de school op rooms-katholieke feestdagen toch geopend blijven.”
Eerst als Gedeputeerde Staten van Noord-Holland zich met de kwestie gaan bemoeien, moet de raad noodgedwongen bakzeil halen. Ook de schoolopziener van het district Alkmaar wendt zich met een klacht tot de plaatselijke Schoolcommissie. Als districtsopziener is hij gehouden om er op toe te zien, dat de juiste leermiddelen worden gebruikt. Kennelijk gebeurt dat hier niet met de maten en gewichten. Hij verwijst naar een circulaire ‘van den Minister van Binnenlandsche zaken’ dat onder andere inhoudt: “Naar mij is berigt, zouden in vele scholen de stellen Maten en Gewigten ontbreken. Toen voor ruim dertig jaar het voorhanden zijn van die stellen was voorgeschreven, is geen middel verzuimd om het nieuwe Stelsel in het maatschappelijk leven te doen doordringen.” “Gaandeweg”, zo vervolgt hij, “zijn die stellen gebruikt of bewaard of verdwenen. Zo is het onderwijs in het metrieke stelsel niet naar behoren behartigd, ja zelfs verwaarloosd”. Hij is niet mals in zijn kritiek als hij stelt: “Onkunde geeft aanleiding tot kleinachting en slechts zelden ontmoet men een onderwijzer van den lateren tijd, die met ijver en lust dat stelsel goed onderwijst.”
“Nog steeds worden rekenboeken gebruikt met oude Hollandsche en lang afgeschafte maten en gewigten ten voorbeeld.”

afb. 1b Hoogeveens verbeterde leesplank voor klassikaal gebruik rond 1900.
afb. 1b Hoogeveens verbeterde leesplank voor klassikaal gebruik rond 1900.

De onderwijzers

Om de een of andere reden volgen de hulponderwijzers elkaar in vlot tempo op. Men blijft maar kort. Mogelijk is de reden de vele (150) kinderen, aan wie de meesters in één rumoerig lokaal les moeten geven. Een andere reden is het lage salaris, dat de armlastige gemeente aan zijn onderwijzers kan bieden.


Jaarboek 11, pagina 18

De werkomstandigheden zijn niet erg rooskleurig, naast de problematische omstandigheden in het lokaal, zijn de onderwijzers nog steeds op nevenverdiensten aangewezen. Ook het klokkenluiden behoort daartoe, getuige een brief van een sollicitant. Op 9 november 1864 schrijft meester L.O. Smit uit Nieuwerkerk op den IJssel: “Ik vleije mij de bekwaamheid te bezitten, welke vereischt wordt om de betrekking van klokkenist behoorlijk ten uitvoer te brengen.”
In 1867 is de jaarwedde van meester Ludewig als onderwijzer van de tweede rang 700 gulden, ‘met het genot van vrije woning’. Hulponderwijzer Heeremans verdient in dat jaar 350 gulden, hij verdient er als klokkenist nog 20 gulden bij. Teneinde de hulponderwijzers voor de school te behouden wordt hen voor elk jaar, dat zij aan de school verblijven een gratificatie van 50 gulden gegeven. Hoofd Ludewig blijft echter op zijn salaris staan en zodoende moet hij zich in 1874 tot de gemeente wenden om ook salarisverhoging te krijgen.

De Schoolcommissie

De schoolcommissie – ingesteld ingevolge de Wet op het lager onderwijs – bestaat merkwaardigerwijs uit burgemeester en wethouders, die op 10 maart 1868 verslag doen aan de gemeenteraad over de toestand van het lager onderwijs in de eigen gemeente. Men is daarover best tevreden.
“De aard en omvang van het Onderwijs in deze Gemeente is voldoende en er bestaat geene behoefte aan uitbreiding van hetzelve. Huisonderwijs wordt in deze Gemeente niet gegeven. Het Schoollokaal is voldoende ingerigt.” Het verslag vervolgt met: “Er bestaat hier ééne Openbare School voor gewoon lager onderwijs alwaar onderrigt wordt gegeven in alle vakken daartoe behoorende en bepaaldelijk die, welke bij artikel 1 van a tot i zijn opgenoemd en zulks voor kinderen van beiderlei kunnen en alle Klaszen van Ingezetenen. Bijscholen bestaan hier niet en daaraan is ook geen behoefte. Vergelijkende examens hebben er dit jaar niet plaats gehad.”
Over de kosten verklaart men: “Aan het onderwijs is ten koste gelegd: a. Voor gewoon onderhoud van het schoolgebouw en de onderwijzerswoning, b. Voor Schoolboeken en behoeften, c. Voor verwarming van de school zijnde door de onderwijzers zelve voorzien in de bijdragen voor het pensioenfonds, terwijl de werkzaamheden der Schoolcommissie geene kosten hebben teweeg gebragt.” Het besluit met: “De Heffing van Schoolgelden heeft circa 200 gulden opgebragt. Over het bijzonder Onderwijs: is in deze Gemeente niet van toepassing. De School is tweemaal door de commissie bezocht, waarbij alles in orde is bevonden.” Het document is ondertekend door Burgemeester Zaalberg.

Financiële problemen

Aan de school wordt ook aan de meisjes naai- en breiles gegeven. Het Gemeentebestuur wil de hulponderwijzeres niet meer betalen en besluit die vorm van onderwijs in 1877 op te heffen. Het Provinciaal Bestuur van Noord-Holland antwoordt prompt het met dat besluit niet eens te zijn. Ook Ludewig is voor behoud van die lessen, maar dan niet verbonden aan zijn dagschool.
De districtsschoolopziener steunt ook het bestuur niet in haar financiële nood. Op een bevolking van 1.483 zielen zijn meer dan 200 leerlingen. Zij krijgen les van één hoofd- en één hulponderwijzer en ‘een voor zijne taak niet berekende kwekeling’. Volgens de norm zouden er tenminste twee hulponderwijzers moeten zijn. Ook daartegen heeft de raad geen verweer en zo wordt op 29 oktober 1877 de enige sollicitant aangesteld. Het blijft echter wel problematisch met de onderbetaalde hulponderwijzers.
Als eind 1879 meester Klinkenberg op zijn beurt vertrekt, kan in de vacature moeilijk voorzien worden. Op de de advertentie komen verschillende sollicitaties binnen. Na een zorgvuldige selectie wordt iemand uit Breukelen aangesteld, maar vanwege een benoeming elders bedankt hij voor de eer.
Door het ontbreken van andere geschikte kandidaten kan in de vacature niet voorzien worden. In zijn nood vraagt Ludewig om de schooltijden te spreiden teneinde de kinderen toch enigszins verantwoord les te kunnen geven.
De schooluren komen tijdelijk tussen 9 uur ’s morgens en half zeven ’s avonds te liggen.
De nog overgebleven hulpmeester D. Dekker krijgt salarisverhoging tot 650 gulden om hem in ieder geval voor Castricum te behouden. Voor bewezen diensten en de vele extra uren ontvangen de nijvere onderwijzers een gratificatie van respectievelijk 100 en 60 gulden. Het zal nog tot 1881 duren eer de opengevallen plaats wordt opgevuld. Juffrouw A.W.B. de Hoog maakt geschiedenis door als eerste vrouwelijke onderwijzer van Castricum haar intrede te doen. Haar salaris ligt weliswaar een stuk onder het niveau van haar mannelijke collega’s, het is 500 gulden.

Groeiend leerlingental

Het groeiend aanbod van leerlingen heeft in 1883 tot gevolg, dat een vierde hulp aangesteld wordt. Kort na diens benoeming dient echter de 2e hulponderwijzer Jan van Hes zijn ontslag in. Men besluit nog eens tot een salarisaanpassing. Dat geeft maar tijdelijk soelaas door de benoeming van een gegadigde, maar kort na diens aankomst vertrekt de onderwijzeres weer. Een kwekeling moet de school even uit de nood helpen. De inmiddels aangetrokken vakonderwijzeres ‘nuttig handwerken’ krijgt ook een vaste aanstelling aangeboden.
Maar dat besluit kan geen genade vinden in de ogen van Ludewig. Voor zijn inmiddels 230 leerlingen eist hij gekwalificeerd personeel. Eindelijk gelukt het de geplaagde gemeente om op 1 februari 1884 Juffrouw Sluysken als hulp aan te trekken.
De school is inmiddels veel te klein geworden om het gestaag stijgende leerlingental te kunnen huisvesten.
Op 9 januari 1884 komt de gemeente-architect van Alkmaar Du Croix naar de gemeenteraad van Castricum om diens verbouwingsplan toe te lichten. Voor 16.000 gulden zullen 3 lokalen en een onderwijzerswoning aangebouwd worden. De gemeente draait voor 40 procent van de bouwkosten op en dat vinden sommige raadsleden te veel, afgezien nog van de nasleep van de traktementen der onderwijzers.
Burgemeester Jonkheer Boreel van Hogelanden moet op het gevaar wijzen, dat het Rijk de tijdelijke 30 procent extra subsidie mogelijk zou kunnen intrekken, om de raad om te krijgen. Dat argument geeft de doorslag en enige dagen later begeeft Wethouder Van der Park zich naar Limmen om daar de volgens plan Du Croix verbouwde school te bezichtigen. Du Croix heeft het bezoek echter verkeerd ingeschat, want het Limmense hoofd van de school heeft bezwaren tegen Du Croix plannen. Hij heeft vanuit zijn lokaal geen overzicht over de andere lokalen en de privaten geven een enorme stankoverlast, zo zijn diens bezwaren.
Du Croix moet een aangepast ontwerp maken, om aan die bezwaren tegemoet te komen.
Het gemeentebestuur krijgt een steuntje in de rug door een particuliere gift van 1.500 gulden en mede door de extra rijksbijdrage wordt aan het plan zijn fiat gegeven.
Op 2 juli krijgt de Alkmaarse aannemer Vasbinder de opdracht. Om tijdens de verbouwing toch over voldoende lesruimte te beschikken, wordt een beroep gedaan op het Bestuur van de Nederlands hervormde kerk om een gedeelte van haar kerk nog eens ter beschikking te stellen. Voor 40 gulden per jaar wordt een deel van de kerk afgestaan, waarmee de school weer tijdelijk – na een afwezigheid van 30 jaar – in dat gebouw terugkeert.

Blijvende problemen

Om op de kosten van de traktementen van het onderwijsteam te bezuinigen wordt, in plaats van de extra hulponderwijzer, een


Jaarboek 11, pagina 19

vrouwelijke vakhulp aangetrokken. Noodgedwongen zijn de burgemeester, de inspecteur van het onderwijs en Ludewig het met elkaar eens. Zij kan bovendien handwerkles geven, zo oordelen zij.
Helaas voor het onderwijzend personeel blijken de salarissen inmiddels te hoog te zijn geworden ten opzichte van die in de omliggende gemeenten. Aan de 3 mannelijke en de 2 vrouwelijke leerkrachten wordt een verlaging van maar liefst 100 gulden opgelegd. Op een jaarwedde van 600 gulden een forse duikeling van het inkomen met bijna 20 procent.
Zal dat de reden zijn, dat de onderwijzers veelvuldig ziek zijn? Dat moeten we althans opmaken uit een brief van een verontruste ouder. Op 11 juli 1886 krijgt Ludewig een schrijven over ‘veelvuldige ziekte’ van zijn medewerkers, ‘in deze anders zo gezonde streek’.
Zo kort na de verbouwing moet hij zich al weer tot het gemeentebestuur wenden. Per 31 maart 1888, zo meldt hij, zullen zich 272 leerlingen aangemeld hebben voor het nieuwe schooljaar, dat op 1 april aanvangt.
In de 5 lokalen zijn niet voldoende zitplaatsen, die per ruimte op maar 48 kinderen zijn berekend. Uit arrenmoede heeft men de 2 laagste klassen van extra banken moeten voorzien, de school zit propvol. Ludewig moet zich echter blijven behelpen, er worden geen extra voorzieningen getroffen.

Ludewig’s pensionering

In 1891 wordt geen godsdienstonderwijs gegeven, het betalen van schoolgeld is verplicht. De armen en behoeftigen worden daarvan vrijgesteld.
Bij gebrek aan een geschikte ruimte kan geen les in lichamelijke opvoeding gegeven worden. Noodgedwongen heeft de raad ontheffing van dat vak moeten gegeven.
Naast de problemen met de veel te kleine school, worstelt Ludewig met het steeds weerkerende tekort aan medewerkers. Burgemeester Mooy heeft de hoofdonderwijzer in een brief van 14 april 1890 nog trachten te helpen. Hij klaagt aan de schoolopziener zijn nood. Maar het helpt niet veel, er is een schrijnend tekort aan onderwijzers in het land. Nieuw aangetrokken personeel vertrekt weer spoedig, aangelokt door betere voorzieningen elders.
Ludewig’s pensioen dient zich aan. Zijn ontslagaanvraag wordt hem eervol verleend. Enige tientallen jaren na diens vertrek zal een straatnaam de herinnering aan hem voor het nageslacht levend houden.

afb. 3 Een foto van rond 1900 genomen voor de muur van de Nederlands hervormde kerk
afb. 3 Een foto van rond 1900 genomen voor de muur van de Nederlands hervormde kerk.

Meester Bussen

Uit de sollicitatieprocedure komt met meerderheid van stemmen C.J. Bussen als de beste kandidaat naar voren. Tot zijn eerste activiteiten behoort het aantrekken van nieuwe medewerkers, die echter kort na elkaar weer verdwijnen. Sollicitanten komen op het geboden salaris van 500 gulden niet af, zodat men moet besluiten om er 10 procent bij te doen. Dat heeft meer succes; eindelijk worden de opengevallen plaatsen weer ingenomen.
W. Schotvanger declareert de kosten van de advertenties, die de som van 7,40 gulden hebben bedragen. Voor de vergoeding van reiskosten inclusief de kosten van de proefles van de benoemde J. van Lint betaalt men nog eens 6,45 gulden.
Het schoolgeld bedraagt nu 1 gulden per kind per 3 maanden, voor meer kinderen uit één gezin wordt minder betaald. Voor minvermogenden is het tarief gehalveerd, terwijl de armen vrijgesteld zijn van de verplichte bijdrage.
Het onderwijsteam onder leiding van Bussen bestaat in het begin van 1895 uit 5 mannen en 3 vrouwen. Blijkens een opgave van premies ten behoeve van het pensioenfonds is de salariëring in de loop der jaren niet veel veranderd. Bussen verdient 900 gulden per jaar, daarnaast heeft hij het genot van de vrije woning, dat op 100 gulden wordt gewaardeerd. Zijn langst aanwezige medewerker is meester Dekker, die met 650 gulden wordt beloond. De overigen krijgen bedragen tussen de 500 en 600 gulden.
De vrouwelijke collega’s worden inmiddels ook beter gewaardeerd. Juffrouw Sluysken verdient in ieder geval meer dan menig mannelijke onderwijzer. De 8 leerkrachten hebben de zorg voor 230 leerlingen.

Schoolhoofd Bussen en een onbekende onderwijzeres met de kinderen op de binnenplaats van de openbare lagere school naast het gemeentehuis.
afb. 2 Schoolhoofd Bussen en een onbekende onderwijzeres met de kinderen op de binnenplaats van de openbare lagere school naast het gemeentehuis. Foto mevrouw Mooy-Ooms.

Schoolverzuim

Met de discipline van het schoolbezoek is het in een aantal gevallen niet best gesteld aan het einde van de 19e eeuw. Het geregeld bijwonen van de lessen is nog niet zo’n gewone zaak als nu het geval is. Daarvoor is wel een verklaring te geven. De Castricumse bevolking bestaat voor een niet gering deel uit grote gezinnen. Het belangrijkste middel van bestaan ligt in de agrarische sector. Het inkomen is laag, de werktijden zijn zeker in de zomermaanden lang en het werk is zwaar. De ouders kunnen de steun van de grotere kinderen vaak niet missen. Bovendien is onderwijs nog niet zo vanzelfsprekend. Een al lang bekend verschijnsel in het dorp.


Jaarboek 11, pagina 20

Maar meester Bussen pikt de houding van de ouders der onder zijn verantwoording vallende kinderen niet langer.
Hij wendt zich met een brief van 11 september 1894 tot het College van Burgemeester en Wethouders (B & W). Hij geeft de opsomming van het verzuim van 18 kinderen van de vijfde en zesde klas, die in de maanden juli en augustus de school regelmatig verzuimden.
Hij gaat uit van 68 schooltijden, waarvan minimaal 14 keer de school werd verzuimd. Het gemiddelde ligt rond de 40 verzuimtijden. De ouders van J. Tromp maken het wel erg bont, hij bezoekt de school niet één maal.
Bussen pleit voor strenge straffen: “Dergelijke misstanden worden door geen hulpmiddeltjes verholpen.”
Hij stelt voor om de verzuimers onverbiddelijk bij hunne terugkeer achteruit te zetten, als zij hun klas niet meer kunnen volgen. Als hij met recht vermoeden kan, dat de ouders zijn school niet als leer- maar als bewaarplaats beschouwen, moet de leerlingen de toegang tot de school ontzegd worden.

Zang- en herhalingsonderwijs

Het zangonderwijs geeft de burgemeester reden om aan de leden van de raad te vragen, of zij op de hoogte zijn van klachten over gebruik van een viool bij die lessen. Het antwoord is ontkennend, wel merkt raadslid Melker op, dat hij klachten heeft gehad over te véél zingen, hetgeen het overige onderwijs niet ten goede komt.
Raadslid Goes stelt voor om de school beschikbaar te stellen voor het geven van muzieklessen na schooltijd.
Het is 1895 als er gesproken wordt over een regeling voor de invoering van herhalingsonderwijs.
Het komt namelijk voor, dat oudere kinderen, die alle klassen al hebben doorlopen, de hoogste klas moeten doubleren. Door het geven van herhalingsonderwijs kan les gegeven worden op een andere manier dan men in de laatste klas geniet. Die vorm van onderwijs zal ook open moeten staan voor jongens tot 16 jaar. De mogelijkheid doet zich voor als meester Van der Ploeg in september zijn ontslag aanvraagt. Het aantrekken van een vervanger met hoofdakte verloopt niet naar wens. Ook nu is het succes gelegen in het optrekken van de jaarwedde. Gerrit Beetsma uit Akkerswoude wordt aangesteld, hij krijgt gelijk de verplichting mee om het herhalingsonderwijs gestalte te geven.

Overgang naar een nieuwe eeuw

De 19e eeuw spoedt zich ten einde, meester Bussen heeft het druk met onderwijzers, die komen en gaan.
Op zijn verzoek tot aanpassing van zijn woning kan de gemeente door geldgebrek niet ingaan. De dagelijkse zorg rond het schoolgebouw is er. De bomen voor de school moeten gesnoeid worden om de donkere school van meer licht te voorzien. De waterput bij de school, waterleiding kent men nog niet, moet wegens gebrekkige toestand uitgediept worden, en wordt van een pomp voorzien. Voor de kroningsfeesten bij de inhuldiging van koningin Wilhelmina wordt in 1898 een subsidie van 60 gulden uit de pot onvoorziene uitgaven gehaald. Een der raadsleden ziet geen reden om daarvoor geld uit te trekken. Anderen vinden de helft wel genoeg.
Er zijn ook problemen rond de inning van schoolgelden. B & W dreigen met verwijdering van de kinderen uit de school, van wie de ouders de bijdrage niet betaald hebben.
Er zijn inmiddels voor de Castricumse school zo’n vijftig jaar verstreken als de 20e eeuw zich aandient.

De school op de hoek van de Schoolstraat en de Dorpsstraat. Het gebouw is in 1934 afgebroken
afb. 4 De school op de hoek van de Schoolstraat en de Dorpsstraat. Het gebouw is in 1934 afgebroken.

Het schooltje, dat eens gevestigd was in een afgeschotte ruimte in de kerk met 1 onderwijzer, heeft zich ontwikkeld tot een bescheiden school met een onderwijzersteam. De schoolmeester heeft maatschappelijk aanzien gekregen en is ontheven van zijn bijbaantjes.

Castricum is op bescheiden wijze meegegaan in de ontwikkeling van het onderwijs. Er valt weliswaar nog veel te verbeteren, de school is te klein, het kan niet voorzien in de groeiende behoefte. Gymnastiek behoort door gebrek aan een geschikte ruimte tot de onmogelijkheden.
Gezien het nog regelmatig voorkomende schoolverzuim en de problemen rond de inning van de schoolgelden, zou verondersteld kunnen worden, dat nog niet alle ouders het belang van goed onderwijs voor hun kinderen inzien.
Een deel van die ouders zal zelf nog ongeletterd zijn, daarnaast heerst er grote armoede, waardoor de kinderen voor werkzaamheden op het land thuisgehouden worden.
De leerplicht bestaat nog niet. De landelijke schoolstrijd is Castricum grotendeels voorbijgegaan. Er zal na de overgang naar de 20e eeuw spoedig een einde komen aan de toestand, dat Castricum slechts één school heeft, de openbare lagere school.

Naar een nieuwe tijd

De jaren glijden rustig in elkaar over in het nog kleine agrarische dorpje. Een grote verandering is voor Castricum in de tweede helft van de 19e eeuw de aanleg van de spoorlijn geweest. Dat Castricum een eigen station heeft gekregen, is een belangrijke stap geweest in haar ontwikkeling. De gevolgen zullen aan het begin van de 20e eeuw langzaam zichtbaar worden. Het provinciaal ziekenhuis Duin en Bosch zal gebouwd worden, daarnaast zullen forensen het toen nog landelijke dorp ontdekken. Nieuwe wijken en straten zullen regelmatig gebouwd worden. De bevolking groeit en daardoor zal de behoefte aan meer scholen zich doen voelen.

Het begin van de 20e eeuw

In het eerste jaar van de nieuwe eeuw viert meester Dekker zijn 25-jarig ambtsjubileum. Voor de feestelijkheden wordt een bedrag van 25 gulden uitgetrokken.
Kinderen, die ver van school wonen, blijven tussen de middag noodgedwongen over. Voor leerlingen uit Bakkum en de afgelegen boerderijen in het duingebied en de polder is de afstand te ver. Men heeft geen vervoer en met de wegen is het niet best gesteld. De stakkers moeten hun brood kennelijk buiten opeten, gezien een verzoek van raadslid Twisk in 1901 om de mogelijkheid te scheppen om dat binnen te kunnen doen.


Jaarboek 11, pagina 21

In een poging om het steeds wisselende onderwijzersteam voor Castricum te behouden worden de salarissen gekoppeld aan het aantal dienstjaren.
Spaansen vindt de voorstellen ten aanzien van de jaarwedde van meester Bussen te ver gaan. De staffeling van diens salaris houdt nu nog op bij een dienstverband van 10 jaren. De voorgestelde uitloop naar 20 jaar kan geen genade vinden in de ogen van de gemeenteraad. Een maximum bedrag van 1.000 gulden in plaats van de beoogde 1.250 gulden vindt men wel genoeg. Hij heeft immers ook nog zijn vrije woning ter beschikking.

Leerplicht

In 1900 is inmiddels de Leerplichtwet ingesteld. Het verplicht kinderen van 6 tot 13 jaar om dagelijks onderwijs op school te volgen. De Castricumse ouders, die om wat voor reden dan ook, het niet zo nauw hadden genomen met het naar school sturen van hun kinderen, worden nu gedwongen. Het leerlingental neemt dermate toe, dat de bijna vijftigjarige school niet meer toereikend is.
We schrijven 1902 als het gemeentebestuur zich weer met de al lang bekende problematiek gaat bezighouden.
Er zijn 2 opties, nieuwbouw van een school in Bakkum en het verbouwen van de dorpsschool door het plaatsen van een verdieping op 3 lokalen. Met die nieuwbouw wil men in ieder geval wachten. Want het is de voorzitter, Burgemeester Mooy, ’ter ore gekomen, dat er plannen schijnen te zijn om hier een bijzondere school te bouwen en wel een school voor alleen meisjes’. Twee noodvoorzieningen worden voorgesteld.
Het idee om de oude kerk weer gedeeltelijk tot school in te richten wordt weer eens van stal gehaald. Daarnaast zou, als er dan nog kinderen over zijn, in de raadzaal les gegeven kunnen worden, ‘die staat toch meestal leeg’.
Inderdaad wordt voor 5 gulden per week een huurcontract met het kerkbestuur aangegaan. De school wordt in het voorportaal gehuisvest. Enige maanden later stelt wethouder Goes voor om de bouw van een tweede school nog maar even uit te stellen. Er worden inderdaad nadere stappen ondernomen om een bijzondere school voor meisjes te stichten.

1904 De bouw van de openbare lagere school II aan de Van Oldenbarneveldtweg in Bakkum. In 1933 werd het gebouw overgedragen aan het protestants christelijk onderwijs als 'School met den Bijbel'.
afb. 5 1904 De bouw van de openbare lagere school II aan de Van Oldenbarneveldtweg in Bakkum. In 1933 werd het gebouw overgedragen aan het protestants christelijk onderwijs als ‘School met den Bijbel’.

Toch een tweede school

Groot is de verrassing voor de armlastige gemeente als er een volslagen onverwachte handreiking van buiten komt.
Op 29 oktober 1902 ontvangt men een schrijven van de Heer Diets, hij treedt op als zaakgelastigde van Prinses von Wied. Zij doet een schenking van een stuk grond groot 23 are en 60 centiare. Perceel 1907 is gelegen in de sectie B te Bakkum en is eigendom van de Prinses. Zij is de dochter van Prins Frederik gehuwd met Graaf W.A.C.M. von Wied, een voormalig Duits graafschap aan de Rijn.
Prompt volgt een subsidieverzoek aan de Koningin om een bijdrage in de bouwkosten. Het duurt tot 27 januari 1904 als onder 23 inschrijvers de aanbesteding wordt gehouden.
De als solide bekend staande Castricummers Gerrit Borst en Gerrit Kabel mogen de school voor 8.760 en de onderwijzerswoning voor 5.180 gulden gaan bouwen.
Voordat het zover is, hebben Jan Borst uit Spierdijk en Cornelis Kabel uit Castricum zich als borg aan de zaak verbonden.

1915 Openbare lagere school II in Bakkum met rechts meester H.A. Nijsen. Hij was schoolhoofd van 1905 tot 1933.
afb. 6 1915 Openbare lagere school II in Bakkum met rechts meester H.A. Nijsen. Hij was schoolhoofd van 1905 tot 1933.

Meester Nijsen

Op 3 januari 1905 wordt de Tweede Openbare Lagere School aan de Van Oldenbarneveldtweg feestelijk geopend.
Bakkum heeft eindelijk zijn school weer terug, die in vroegere eeuwen in de voormalige kapel en later rechthuis van Bakkum was gevestigd. De Bakkumse kinderen kunnen zich voortaan die lange looptijd naar de school in het centrum van Castricum besparen.
Meester Nijsen is het eerst hoofd. Hendrikus Antonius Nijsen is geboren op 15 oktober 1871 te Stoutenburg bij Amersfoort. De dames Mulder en Benedic worden als zijn medewerkers aangesteld.
Bij zijn aanstelling is hij ook benoemd tot hoofd van het herhalingsonderwijs. Hij geeft van 15 oktober tot 31 december 1906 les aan de jongens in Nederlandse Taal 20 uur. Daarnaast zijn er 15 uur voor Rekenen, Kennis der Natuur 15 uur en Tekenen 10 uur. Voor de meisjes loopt het seizoen vanaf 1 september. Zij krijgen les in Nederlandse taal 12 uur, Rekenen 8 uur en Kennis der Natuur 12 uur Juffrouw Benedic verzorgt de lessen in Nuttig Handwerken, daarvoor wordt 16 uur uitgetrokken.
Voor de jongens vervolgt het herhalingsonderwijs in januari. Maar de meisjes hebben kennelijk al genoeg geleerd, want voor hen komen er geen lessen meer.
In zijn totaliteit ontvangen jongens 96 uren herhalingsonder-


Jaarboek 11, pagina 22

wijs, de meisjes daarentegen moeten het met de helft doen.
De scholen zullen voortaan als School 1 (Castricum) en School 2 (Bakkum) hun eigen weg gaan.
Op 15 januari 1908 worden op school 2 (Bakkum) 71 jongens en 50 meisjes geteld. Tien kinderen zijn jonger dan 6 jaar.
Op school 1 is het Meester Bussen, die de scepter zwaait, bijgestaan door de heren Van de Ven en D. Dekker en de dames Leistikow, Ahlers en Sluisken.

Verzorgingshuis de Hooghe Aert; voordien zusterhuis van Zusters van het arme kind Jezus; rechts achter de kleuterschool St.-Bernadette of RK Fröbelschool.
Verzorgingshuis de Hooghe Aert; voordien zusterhuis van Zusters van het arme kind Jezus; rechts achter de kleuterschool St.-Bernadette of rooms-katholieke Fröbelschool. Dorpsstraat 109, 111 circa 1950. De Hooghe Aert is rond 1910 gebouwd. De architect is Jan Stuyt, die ook de kerk met pastorie en zusterhuis en gemeentehuis ontwierp. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

Een bewaar- en naaischool

In 1909 komt er duidelijkheid in de plannen voor het bijzonder rooms-katholieke lager onderwijs. Pastoor Engering onderhandelt met de Congregatie van de Zusters van het Arme Kind Jezus te Simpelveld over de oprichting van een bewaar- en naaischool. Nog tijdens de bouw van de nieuwe Katholieke Pancratiuskerk, die in 1910 bijna gereed is, wordt met de bouw van die school begonnen. Ook hier is het Gerrit Kabel, die de bouw gegund is. Eind oktober van hetzelfde jaar betrekken 120 kinderen de bewaarschool en 40 de naaischool. De school is gebouwd achter het zusterhuis naast de pastorie. De zusters verzorgen de lessen, het kerkbestuur is de werkgever.

'De laatste hooivracht', een van de bekende schoolplaten van Scheepstra en Walstra.
afb. 7 ‘De laatste hooivracht’, een van de bekende schoolplaten van Scheepstra en Walstra.

Onderwijzerswoning

Hoofdonderwijzer Bussen wendt zich ondertussen tot de gemeente om zijn woning te verbeteren, dat deed hij al eerder. De aanleiding nu is het overlijden van zijn vrouw. Hij verzoekt om de aanbouw van een extra kamer voor zijn huishoudster.
Hij krijgt steun van de Commissaris der Koningin, die tijdens zijn bezoek aan de gemeente Castricum heeft geconstateerd dat de onderwijzerswoning niet meer aan de eisen des tijds beantwoordt. De woning is in slechte staat en veel te klein. Hij snijdt ook de toestand van het raadhuis aan.
Nieuwbouw daarvan wordt ook overwogen. In het nieuwe gebouw is ook plaats gedacht voor een nieuwe onderwijzerswoning. Het gebouw komt in 1911 gereed, waarin voor de onderwijzer een aantal woonvertrekken zijn gereserveerd.
Links van de ingang bevinden zich de woonkamers en daarachter de keuken op de begane grond. Op de 1e etage zijn de 3 slaapvertrekken ondergebracht.
Meester Bussen kwakkelt met zijn gezondheid, zo blijkt uit een aantekening van 25 augustus 1911, als hij in het Herstellingsoord voor Nederlandsche Onderwijzers te Lunteren vertoeft. Op 8 april heeft hij nog een verzoek gedaan om wat veranderingen in zijn nieuwe woning aan te brengen.

De openbare school

Er doen zich problemen voor met betrekking tot de aanvangstijd van de openbare lagere school. Door 61 rooms-katholieke vaders wordt een verzoek aan de gemeenteraad gericht om de aanvangstijd van de school op 9 uur te stellen, opdat de kinderen voor het begin van de school eerst de kerk kunnen bezoeken.
Het schrijnend tekort aan gekwalificeerd personeel doet zich ook in 1912 nog voor. Voor de vertrokken Juffrouw Smit dienen zich geen nieuwe kandidaten met hoofdakte aan.
In Bakkum doet zich tien jaar na de opening van de school al weer een gebrek aan ruimte voor.
Om de kinderen voor het nieuwe seizoen te kunnen huisvesten wordt een lokaal van de zusterschool gehuurd. Voor uitbreiding van de school komt geen subsidie los.
Een grens, die destijds was getrokken om te bepalen welke kinderen tot welke school behoorden, wordt vervallen verklaard.

Eerste wereldoorlog

We schrijven intussen 1914, de eerste wereldoorlog is uitgebroken. Nederland blijft door zijn neutrale houding gevrijwaard van oorlogshandelingen. Ingeklemd tussen de oorlogvoerende landen kan het land zich niet aan de gevolgen ervan onttrekken. Er doen zich problemen voor met de import van goederen, zoals brandstoffen, waarvan uiteraard ook in Castricum de gevolgen merkbaar zijn. Met betrekking tot het onderwijs is dat een van de weinig zichtbare dingen, er zijn niet voldoende kolen en turf om de kachels te stoken. Kennelijk zijn hier ook vluchtelingen, in ieder geval wordt op 2 juni 1915 een verzoek ingediend om een Belgische vluchteling van schoolgeld vrij te stellen. Daarnaast zijn het de onderwijzers, die opgeroepen worden voor de ‘landstormplicht’.
De Bond van Nederlandse Onderwijzers vindt, dat Castricum een salarisregeling moet treffen voor de onder dienst geroepen meester WA. Wijk. De raad willigt het verzoek in. Op zijn salaris worden op verzoek van burgemeester Mooy en leden van de gemeenteraad enige kortingen toegepast. Het is zijn kostgeld van 30 gulden per maand en kledinggeld van 100 gulden “waarvoor hij in militaire dienst toch niets hoeft uit te geven”.
Zijn jaarwedde – tijdens militaire dienst – wordt uiteindelijk op 175 gulden vastgesteld. De pensioenpremie zal de gemeente ook voor zijn rekening nemen.

Vier kinderen van Bertus van Benthem voor het door hem in 1874 gestichte café 'De Vriendschap'. Dorpsstraat 71 in Castricum.
Vier kinderen van Bertus van Benthem voor het door hem in 1874 gestichte café ‘De Vriendschap’. Dorpsstraat 71 in Castricum. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Noodvoorzieningen

Tijdens de raadsvergadering op 26 februari 1914 merkt Louter op, dat de Eerwaarde Moeder van de Zusterschool hem mondeling mededeling heeft gedaan, dat het gehuurde lokaal bij haar school niet meer voor het openbare onderwijs beschikbaar zal zijn. Burgemeester Mooy is door die mededeling uitermate verrast, hem heeft daarvan geen schrijven bereikt.
Het rooms-katholieke kerkbestuur stuurt daarop prompt een brief met het verzoek om het lokaal met ingang van het nieuwe schooljaar op 1 april te ontruimen. De raad zit met de handen in het haar. Er worden verschillende oplossingen aan de hand gedaan in een levendige vergadering. De voorzitter wil de zesdejaars leerlingen dan maar naar Bakkum sturen, maar daar is het al zo vol. Wethouder Louter wil de kinderen van de 3e en 4e klas ‘vanaf Bertus Stuifbergen’ (hoek Mient/Ruiterweg) op de Bakkumse school kwijt. De Heer Goes stelt voor om een lokaal bij café van Benthem te huren om het teveel aan leerlingen onder te brengen. Kort daarna dient het rooms-katholieke kerkbestuur op 25 maart een subsidieverzoek voor de bewaarschool van 300 gulden in. Als dat verzoek op 20 mei wordt gehonoreerd, is het probleem van de schoolruimte opgelost.
Kennelijk geïnspireerd door de subsidie blijkt plotseling, dat het lokaal in de bewaarschool weer voor de openbare school beschikbaar gesteld kan worden door het kerkbestuur. Louter


Jaarboek 11, pagina 23

heeft zijn stem verbonden aan de vraag, of de ontwikkeling van de kinderen op de bewaarschool wel aansluit bij de overgang naar de openbare school. Als P. Kuys bevestigend antwoordt, gaat Louter overstag.

Gestileerde tekening van een moeder met kinderen
afb. 8 Gestileerde tekening van een moeder met kinderen.

Handelscursus

in diezelfde vergadering wordt gesproken over een subsidie voor een in te stellen cursus handelsonderwijs.
Men twijfelt aan het succes van een dergelijke cursus, het kennisniveau van de Castricumse jongeren wordt niet hoog aangeslagen. G. Kuys is helemaal niet overtuigd van het nut van een dergelijk type onderwijs in zijn dorp. Uiteindelijk wordt besloten om het maar eens een jaartje te proberen. De Middelbare Handelscursus krijgt 250 gulden en een proeftijd van een jaar, mits de provincie eenzelfde bedrag voteert. Overigens wil G. Kuys in die zelfde vergadering de carbidgasmeter bij het hoofd van de school wel eens opgenomen zien.

Commissies

Op 25 maart 1915 worden de leden van de Schoolcommissie weer eens gekozen. Benoemd worden: Pastoor Engering, Dominee Van Poelgeest, de Wethouders Goes en Valkering en de Raadsleden Louter, P. Twisk, Dr. Jacobi en Gemeentesecretaris J.A. Verder. De commissie heeft tot taak ‘de bevordering van de belangen van het onderwijs’.
Louter vindt, dat de wethouders daarin niet thuishoren, de commissie adviseert immers aan het College van Burgemeester en Wethouders. Hij heeft gelijk, maar krijgt toch geen gehoor. Schoolverzuim is kennelijk nog steeds een regelmatig voorkomend euvel. In ieder geval worden 2 leden van de Commissie tot wering van het schoolverzuim herbenoemd.
Het aantrekken van nieuwe onderwijzers is nog steeds een moeilijke en steeds weerkerend probleem.
Onder geleide van haar vader is een kandidate opgetrommeld, maar na een gesprek op het gemeentehuis en een bezoek aan de school in de Dorpsstraat verklaart de vader, dat die school voor zijn dochter niet aannemelijk is.

Voortgezet lager onderwijs

Het handelsonderwijs is toch een succes geworden in het proefjaar. Voor het herhalingsonderwijs wordt meester Nijsen aan school II tot hoofd benoemd, geassisteerd door meester Verlaak. Aan school 1 is het Bussen, die de leiding heeft over dat vervolgonderwijs, maar kennelijk voldoet hij daar minder. Bussen krijgt maar 60 cent per uur en Nijsen 75 cent.
Het verschil wordt, als dat ter sprake komt, zo gelaten, “want de deelname is daar toch minder”.
De landspolitiek houdt zich inmiddels bezig met de wetgeving voor het bijzonder onderwijs. In afwachting daarvan schuift het gemeentebestuur beslissingen op de lange baan.
Er is een schrijnend tekort aan schoolruimte, maar Castricum wacht op het verlossende woord uit Den Haag. Het rooms-katholieke kerkbestuur staat klaar om direct met zijn eigen school te beginnen, zodra de gelijkstelling afgekondigd zal worden. Daaraan twijfelt ondertussen niemand meer.

Andere vormen van onderwijs

De ter sprake gebrachte oprichting van een MULO-school wordt ook nog even op de lange baan geschoven.
P. Twisk constateert in 1915, dat er baldadigheid onder de jeugd is. De voorzitter zegt toe om daarop te laten toe zien. Castricumse onderwijzers hebben zich kennelijk aangesloten bij de Bond van Nederlandse Onderwijzers.
De afdeling Krommenie-Uitgeest, die zich ook al ingezet heeft voor de in wapenrok gestoken meester Wijk, wil ook de inkomens van de Castricumse onderwijzers verbeterd zien. Men acht termen daarvoor niet aanwezig, men is al tegemoetkomend genoeg geweest, door het toekennen van een eerder verleende toeslag.
Opleidingsinstituten uit de regio vinden ook de weg naar het dorp. Een aangevraagde subsidie van 15 gulden door de ‘Proef- en Schooltuin Kennemerland’ wordt afgewezen. Door de Ambachtsschool Alkmaar wordt per Castricum’s kind, dat die school bezoekt, een bijdrage van 40 gulden gevraagd. Men vindt dat wel redelijk, maar de ouders van die kinderen moeten maar meebetalen.
Er zijn er drie, waarvan de ouders een sterk wisselend inkomen hebben. Men kent die gezinnen persoonlijk en op basis van de individuele omstandigheden worden de bijdragen vastgesteld. Meegeteld wordt ook, dat de zoon van de stationschef vrij reizen heeft, zo wordt voor hem 30 gulden gevraagd. Voor nummer 2 wordt 20 gulden gevraagd en van de minder draagkrachtige ouders van het derde kind wordt 10 gulden gevraagd. Als die niet kunnen betalen, zal de gemeente voor de kosten opdraaien.
Men ziet echter korte tijd later in, dat dergelijke zaken bij verordening geregeld moeten worden.
Bij jaarinkomens onder de 300 gulden wordt men vrijgesteld vervolgens klimt men per inkomen van telkens 200 gulden meer op met 5 gulden. Van ouders, die in goede doen verkeren (boven de 1.200 gulden)


Jaarboek 11, pagina 24

stelt men de bijdrage op 40 gulden vast. Het gemeentebestuur van Uitgeest tracht enige maanden later medestanders te vinden om een dergelijke heffing ongedaan te maken, maar dat vindt in Castricum geen gehoor.

In de Schoolstraat de woning van meester Dekker.
In de Schoolstraat de woning van meester Dekker. Hij was onderwijzer aan de openbare lagere school van 1879 tot 1921. Van links naar rechts: Kees, meester Dirk, zijn vrouw Maartje, Adriaan. Naast meester was Dekker ook ‘buienteller’ en gaf zijn bevindingen door aan het KNMI te De Bilt. Op deze plaats staat nu een nieuwere woning iets meer van de weg af gebouwd. Foto uit 1918. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Meester Dekker

Meester Dekker blijft Castricum trouw. Getuige een van hem bewaard gebleven gedicht, heeft hij zijn dorp zeer lief. Het draagt de titel: “De oude toren van Castricum” en begint met de tekst: “Ik heb U lief, o oude Grijze.”
Dirk Dekker is in Castricum geboren op 25 januari 1856 en op 1 juli 1879 als ondermeester in dienst getreden bij meester Ludewig. Bij zijn 40-jarig ambtsjubileum wordt hij in de bloemetjes gezet en krijgt hij een gratificatie van 40 gulden. De school van Bussen is te slecht verlicht, om voor het herhalingsonderwijs over voldoende licht te beschikken. Hij verzoekt om de aanleg van een gaslichtinstallatie. De raad vindt het maar onzin, om ‘in al die lokalen’ verlichting aan te brengen en wijst het van de hand. Een herhaald verzoek om een stoel in elk lokaal wordt eindelijk gehonoreerd.
Een nieuwe vakbond trekt vervolgens aan de bel. Het is de Bond van rooms-katholieke openbare onderwijzers, die voor haar leden om loonsverhoging komt vragen.
Onder het motto: “Voor ieder zijn thans de tijden duur”, wordt ook dat verzoek afgewimpeld. De hoofden van de scholen krijgen wel een toeslag van 25 gulden, als de wedde van Nijssen ter sprake is gebracht. Anno 1916 verdient de man een jaarsalaris van 2.000 gulden inclusief bijverdiensten.

Rookprobleem

De Nederlandse Bond van Onderwijzers neemt het niet alleen op voor haar leden. Men begeeft zich ook op het terrein van de opvoeding en doet een aanbeveling aan het Gemeentebestuur om een bepaling in de politieverordening op te nemen, dat een verbod inhoudt aan winkeliers om aan kinderen beneden de 16 jaar rookwaren te verkopen.
Men vindt roken voor oudere kinderen kennelijk heel gewoon. Louter wil de leeftijdsgrens zelfs naar 13 jaar verlegd zien. Maar uiteindelijk wordt het voorstel voor kennisgeving aangenomen. Burgemeester Mooy vindt het probleem in zijn gemeente niet van dien aard, als door de Bond voorgesteld.

Aanvang schooljaar

De aanvang van het schooljaar is op 1 april. De districtsopziener wil die datum echter naar 1 of 15 augustus verschoven zien. Hij doet dit voorstel, omdat er inmiddels besloten is, om in Castricum een MULO-school te starten. Na de vakantie van 1917 wil men beginnen met de vakken Frans en Wiskunde.

Bussen wordt als hoofd van School I ook aangewezen om als hoofd van de MULO-opleiding op te treden, bijgestaan door een onderwijzer, die in de nieuwe vakken les zal kunnen geven. Gezien het salaris van resp. 150 en 100 gulden, gaat het hier niet om een fulltime opleiding.
Ook de school hoeft geen verandering te ondergaan voor de nieuwe onderwijsvorm.

Bevolkingstoename

Ondertussen neemt het bevolkingsaantal in snel tempo toe, het dorp breidt zich steeds verder uit. De scholen zijn op die toename niet berekend.
Men behelpt zich met gehuurde ruimte in Café van Benthem in de Dorpsstraat. De 2 daarin ondergebrachte klassen geven geluidshinder ten opzichte van elkaar. Een gehuurd houten schot moet de ergste overlast maar opvangen.
Geopperd wordt weer eens om de raadszaal maar voor de school open te stellen. Er wordt zelfs een besluit genomen om kinderen na het zesde leerjaar maar naar huis te sturen. Dat kan echter geen genade vinden in de ogen van de inspecteur. Ten gevolge van de oorlog heerst er brandstoffenschaarste, er moeten maatregelen genomen worden.
Er zijn ideeën om het herhalingsonderwijs maar op te doeken en op zaterdag de school maar helemaal te sluiten. Het eerste plan gaat niet door, het tweede wel. Per 1 oktober 1917 is er op woensdag de hele dag school en op zaterdag voorlopig niet meer.
Met de hygiëne op school is het niet best gesteld. Het water uit de put bij de woning van Bussen wordt door de gezondheidscommissie in 1918 voor zowel drink- als huishoudwater ongeschikt verklaard.
Het voorstel van de Nederlandse Bond van Onderwijzers tot in stelling van een zevende leerjaar wordt niet overgenomen.

De rooms-katholieke Augustinusschool in 1927. Het is in twee fasen gebouwd, eerst de meisjesschool in 1919 en later de jongensschool in 1920. Het complex is in 1983 afgebroken.
afb. 9 De rooms-katholieke Augustinusschool in 1927. Het is in twee fasen gebouwd, eerst de meisjesschool in 1919 en later de jongensschool in 1920. Het complex is in 1983 afgebroken.

Een bijzondere school

Ondertussen heeft het rooms-katholieke kerkbestuur vergevorderde plannen om tot de stichting van een eigen lagere school over te gaan. Al in 1914 is de plek, waar de school gebouwd moet worden, aangewezen. De boerderij van ‘Kees de Koster’ ten noorden van de pas gebouwde kerk zal gesloopt moeten worden om plaats te maken voor het nieuwe gebouw. Aan architect Simon van Santen uit Zaandam wordt om een ontwerp gevraagd. Op 28 maart 1917 neemt het bestuur een principebesluit in afwachting van de nieuwe wetgeving, die spoedig wordt verwacht. Een jaar later wordt de begroting gepresenteerd voor de stichtingskosten van een meisjesschool, die 57.500 gulden zal gaan kosten. Nog vóór de afkondiging van de – ook financiële – gelijkstelling van het openbare en bijzondere onderwijs komt de school aan de Dorpsstraat in 1919 gereed.
Ondertussen zijn ook de plannen klaar voor de bouw van een jongensschool. Op 24 augustus 1919 worden bestek en tekeningen besproken voor een 8-klassige school met gymnastieklokaal. Daarnaast zijn voor de zojuist geopende meisjesschool al weer 2 nieuwe lokalen gepland. Het geheel zal aan de meisjesschool gebouwd worden. De kosten worden op totaal 125.000 gulden geraamd.
Tot de bouw wordt besloten en als hoofd van de school wordt P. van Westen aangetrokken. Hij is tot dan onderwijzer aan de Bavo-school in Haarlem geweest.


Jaarboek 11, pagina 25

Het gezin van Kees 'de koster'.
Het gezin van Kees ‘de koster’. Cornelis Stuifbergen, (geboren op 25 april 1883, overleden op 23 juni 1949), koster en boekhandelaar, woont eerst in de boerderij naast de rooms-katholieke kerk, daarna Dorpsstraat (nu ‘Le Moulin’). Eerste keer gehuwd op 10 januari 1911 met Trijntje Lute (geboren op 7 augusus 1884, overleden op 19 sep. 1931), dochter van Pieter Lute en Maartje Kais. Tweede keer gehuwd op 8 oktober 1941 met Johanna Maria Marjot (geboren te Alkmaar op 31 oktober 1889, overleden te Venray op 30 april 1977), dochter van Johannes Marjot en Johanna Stikvoort. Dorpsstraat 96 in Castricum, 1927. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.
 

Bij de vele nota’s van aanschaffingen bij de opening van het scholencomplex op 1 december 1920 treffen we ook die van dorpsgenoot C. Stuifbergen (‘Kees de Koster’) aan voor de levering van kruis- en heiligenbeelden.
Met de totstandkoming van de nieuwe school is een lang gekoesterde wens van de overwegend rooms-katholieke bevolking van Castricum in vervulling gegaan.

Strubbelingen

Door de veranderde omstandigheden stromen de leerlingen naar de nieuwe school. Op de openbare vindt leegloop plaats. Ook leerkrachten vragen bij het gemeentebestuur ontslag aan om bij het kerkbestuur in dienst te treden.
De meisjesschool wordt door de zusters geleid. Op 20 februari 1920 ontstaat enige commotie in de raadzaal als de katholiek Zandbergen weigert om een vrouwelijke onderwijzer aan School 2 in Bakkum te benoemen.
Het gaat om juffrouw Buitenhuijs, die al 3 jaar aan die school verbonden is. Zij staat op de door B & W ingediende voordracht. Hij vraagt om intrekking van het voorstel en dreigt om met zijn hele fractie de zaal te verlaten, als het toch tot een stemming zal komen. Burgemeester Lommen gaat echter niet op het dreigement in en prompt verlaten de Heren Zandbergen, G. Kuijs en J. Schuijt de raadzaal. Zodoende kan het niet tot een stemming komen.
De problemen rond de benoeming zijn kennelijk echter niet zo erg groot, want 3 dagen later al wordt een compromis bereikt, de fractie stemt blanco en juffrouw Buitenhuijs wordt alsnog benoemd.

De openbare scholen

Het onderwijzersteam in Bakkum was sinds enige jaren in tijdelijke dienst. Na de omzetting in een vast contract zijn in Bakkum benoemd: meester Nijsen als hoofd, J. van de Graaf en de omstreden juffrouw A.M. Buitenhuijs.

Na het vertrek van enige leerkrachten wordt per 1 juni 1920 P.J. Philipoom aan School 1 benoemd. Bussen is nog steeds hoofd van de stevig uitgedunde school. Aan de school in Bakkum krijgt ook juffrouw D.C. Kooiman een contract.

Kleuterschool

In 1920 worden aan de rooms-katholieke Bewaarschool 170 leerlingen geteld, dat is 50 meer dan het jaar daarvoor.
Raadslid Kuijs vindt, dat die school niet het algemeen belang dient, de Bakkumse kinderen kunnen er immers geen gebruik van maken. Om die reden wordt een afgeslankte subsidie verstrekt ter hoogte van het bedrag, dat op de 120 kinderen van 1919 is gebaseerd.
Er wordt ook subsidie aan de gemeente Alkmaar verleend voor Castricumse leerlingen, die de Handelsdagschool de Ambachtsschool en de Huishoud- en Industrieschool aldaar bezoeken, het gaat om 10 kinderen.

Inspecteur van het Onderwijs

Door de wet van 1920 is er ook verandering gekomen in de inspectie van het onderwijs. De schoolopziener zal vanaf nu ‘Inspecteur van het onderwijs’ heten.
De inspecteur wil een nieuwe openbare school gebouwd zien, die voldoet aan de eisen van de tijd en de normen van de nieuwe wetgeving. De gemeente Castricum wil er niet aan beginnen. Voor de bouw van een nieuwe school moet 86.500 gulden uitgetrokken worden. Een verbouwing van de oude school zal inclusief de ombouw van enige lokalen tot gymnastieklokaal een bedrag van 56.000 gulden moeten kosten.
Om het straatrumoer te dempen zal dan bovendien de Schoolstraat geasfalteerd moeten worden. Het geraas van karren op de keien zal daardoor zoveel mogelijk getemperd zijn, zo verondersteld men.
Uiteindelijk wordt nog eens een lapmiddel toegepast, voor een bedrag van 13.500 gulden wordt in 1921 tot een kleine aanpassing van het gebouwtje besloten.
Bussen voelt zich gepasseerd, hij is niet eens gehoord in de discussie.

Onderwijzersteam van de rooms-katholieke school met de geestelijken, links schoolhoofd P. van Westen en daarnaast pastoor Engering. Circa 1920.
afb 10 Onderwijzersteam van de rooms-katholieke school met de geestelijken, links schoolhoofd P. van Westen en daarnaast pastoor Engering. Circa 1920.

De twintiger jaren

Per 1 augustus 1921 wordt het MULO-onderwijs, vanwege de nieuwe wetgeving opgeheven.
In dat zelfde jaar verleent het gemeentebestuur eervol ontslag aan meester Dekker, hij heeft zijn vak 42 jaar uitgeoefend. Hij neemt daardoor ook afscheid als lid van de nog steeds bestaande commissie tot wering van het schoolverzuim.
De beide Kruisverenigingen het Witte- en Wit/Gele kruis wenden zich tot het gemeentebestuur voor de aanstelling van een schoolarts. Maar dat vindt de raad een overbodige luxe. Er vindt kennelijk leegloop plaats aan de openbare school in het dorpscentrum. Als meester Van de Graaf vertrekt van de school in Bakkum, wordt de pas benoemde Philopoom aan school 1 overgeplaatst om diens plaats in te nemen.
De inning van de schoolgelden is nog steeds voorbehouden aan de hoofden der scholen. In 1922 komt daar verandering in, de gemeenteontvanger wordt nu daarmee belast.
Enige maanden later moet Burgemeester Lommen bekennen, dat zijn medewerker vergeten is om de eerste keer zitting te houden.
Om tegemoet te komen aan de wens van vele ouders is in de Leerplichtwet een bepaling opgenomen, dat kinderen landbouwverlof kunnen krijgen. Het verlof wordt uitsluitend verleend voor hulp op het bedrijf van de ouders van het kind; er mag geen sprake zijn van loondienst. In 1922 wordt in Castricum het verlof van 25 juni tot 22 juli gegeven.
Het enige jaren eerder ter sprake gekomen rookprobleem onder scholieren is weer actueel geworden. Woordvoerder Zandbergen heeft geconstateerd, dat aan kinderen sigaren als beloning worden verstrekt. Hij eist een streng toezicht op een verbod daartoe.
De hygiëne op school 2 is volgens raadslid Schipper niet goed, de privaten moeten beter schoongemaakt worden.


Jaarboek 11, pagina 26

Nieuwe verzoeken om subsidie komen binnen, nu zijn het de rooms-katholieke Kweekschool voor Vroedvrouwen en de Patronaatscommissie St. Aloysius. De laatste wil een avondtekenschool opzetten met zo’n 30 leerlingen.

Afscheid meester Bussen

Meester Cornelis Joseph Bussen heeft 32 jaar lang zijn beste krachten gegeven aan de Castricumse openbare lagere school. Hij is getuige geweest van een belangrijke fase in het plaatselijke onderwijs.
Benoemd op 1 juni 1894 wordt hem op 1 april 1926 eervol ontslag verleend. Hij is dan 65 jaar.

D.L Zinkweg was schoolhoofd van de openbare lagere school van 1930 tot 1942. Hier met zijn gezin in 1932 voor hun woning in het gemeentehuis naast de school.
afb 11 D.L Zinkweg was schoolhoofd van de openbare lagere school van 1930 tot 1942. Hier met zijn gezin in 1932 voor hun woning in het gemeentehuis naast de school.

Van der Vlies en Zinkweg

Bij raadsbesluit van 28 mei 1926 wordt Willem van der Vlies tot zijn opvolger benoemd. Op 15 augustus vangt hij zijn taak aan. Niet voor lang echter, want 4 jaar later wordt hem al eervol ontslag verleend.
Uit de sollicitatieprocedure wordt Diderick Leendert Zinkweg gekozen. Hij is in Numansdorp geboren op 7 november 1881. Hij wordt per 1 december 1930 benoemd en betrekt dan met zijn gezin de onderwijzerswoning in het gemeentehuis.
Hij zal spoedig betrokken worden in de plannen voor een nieuwe school.

Protestants-Christelijk onderwijs

De Katholieke scholen hebben in het overwegend Roomse dorp het grootste aandeel in het onderwijs.
De 2 openbare scholen worden direct na de omwenteling aanvankelijk door niet zoveel kinderen meer bezocht. In het zich sterk uitbreidende dorp neemt door vestiging van forensen in de jaren (negentien) dertig het aantal scholieren op die scholen weer gestaag toe.
Kinderen van protestantse huize worden bij gebrek aan een school met eigen signatuur ook op de openbare scholen geplaatst. Het ligt voor de hand, dat mede door de toename van het inwonertal er ook vanuit die hoek wensen zijn om een eigen school te stichten.

Rechts de School met den Bijbel, de voormalige Tweede Openbare Lagere School aan de Van Oldenbarneveldweg 37-39 in Bakkum.
Rechts de School met den Bijbel, de voormalige Tweede Openbare Lagere School aan de Van Oldenbarneveldweg 37-39 in Bakkum. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Men heeft zich tot dan beholpen met een Zondagsschool, die al in 1922 onder leiding van de heer W. Hellinga bestond.
In datzelfde jaar besluit een daartoe gevormd comité om de mogelijkheid voor een eigen school te onderzoeken.
Na een openbare vergadering wordt een vereniging gesticht: “Vereniging tot stichting en instandhouding van Scholen met den Bijbel”.
Vervolgens gaat het bestuur op pad om leerlingen te “ronselen”. Dat lukt aardig, liefst 60 leerlingen worden door ouders toegezegd. De “Vereniging voor Volksonderwijs” beraamt een tegenactie. Na een openbare vergadering in de Rustende Jager trekken enige ouders de toezegging weer in. Kennelijk teleurgesteld door die tegenwerking trekt de christelijke vereniging zich terug. Gedurende enige jaren worden zelfs geen vergaderingen meer gehouden.
Eerst in het najaar van 1928 wordt een nieuwe actie ingezet om ouders te bewegen om hun kinderen naar de “School met den Bijbel” te sturen. Maart 1929 zijn er 43 toezeggingen binnen. Men pakt het nu wat wat slimmer aan en op 6 maart vertrekt een delegatie naar de Schoolraad in Den Haag om de lijst te formaliseren. Te middernacht wordt de nu officiële lijst in de brievenbus van het gemeentehuis gedeponeerd.
De vergadering van het “Volksonderwijs” ontdekt de volgende dag, dat zij gefopt zijn.
Vervolgens gaat het bestuur van de tegenpartij op pad om leerlingen te “ronselen”. Vijftien ouders goed voor 24 leerlingen verklaren nu schriftelijk, dat zij hun kinderen niet naar de christelijke school zullen laten gaan. Formeel kan het overgebleven getal van 19 leerlingen kennelijk geen beletsel voor de gemeenteraad zijn om goedkeuring te geven aan het stichten van een protestants christelijke school. Voor nieuwbouw van een school wordt geen geld beschikbaar gesteld. Men moet het maar doen met 2 lokalen van de openbare school. Hiertegen gaat de linkse fractie in de raad in beroep bij de kroon, dat prompt wordt afgewezen. De vereniging voor het christelijk onderwijs heeft meer succes met haar beroep bij de minister van onderwijs en krijgt haar gelijk.
Op 1 december 1932 is het zo ver, op die dag betreedt meester J. Smit uit Waver de school in Bakkum. Als eerste hoofd van de school met den Bijbel moet hij zich nog even behelpen met enige lokalen in de openbare school in Bakkum. Samen met juffrouw A. Lourens en enige “kwekelingen met akte” heeft hij de zorg voor 41 kinderen.
Hij heeft meer leerlingen op zijn school gekregen, dan aanvankelijk leek. Enige kinderen van Uitgeest zorgden voor een redelijk gevulde school.
De niet levensvatbaar geachte christelijke school in de gemeente Castricum is een feit geworden.

Zicht op een gedeelte van de openbare lagere school(COL-school)en later het Jac. P. Thijsse College aan de dokter Teenstralaan in Castricum.
Zicht op een gedeelte van de openbare lagere school(COL-school)en later het Jac. P. Thijsse College aan de dokter Teenstralaan in Castricum. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Een nieuwe openbare school

De openbare school in de Dorpsstraat is inmiddels een bouwval geworden, het voldoet in geen enkel opzicht meer aan de eisen des tijds. Het gemeentebestuur stelt voor om een nieuwe ‘centrale openbare lagere school’ te stichten.
De raad aarzelt langdurig, bevreesd voor de financiële konsekwensies. De economische toestand is niet best en de vooruitzichten bieden vooralsnog weinig perspectief. Raadslid P. Twisk maakt het wel erg bont met zijn mening, hij vindt, dat er best 100 leerlingen in één klas kunnen zitten. In zijn tijd was dat ook zo en het onderwijs was toen niet zoveel slechter dan nu. Burgemeester Lommen heeft het er maar moeilijk mee om zijn raad te overtuigen, het lukt hem niet.
Vertegenwoordigers van Gedeputeerde Staten moeten er aan te pas komen om de raad om te krijgen. In een extra geheime zitting rekenen de heren Gerhard en Bomans de raad voor, dat het tegenhouden van een nieuwe school de gemeente duurder komt te staan, dat de gekozen oplossing.
De provincie kan dan niet akkoord gaan met de sluiting van de openbare school in Bakkum ten faveure van het Protestantse


Jaarboek 11, pagina 27

onderwijs. Men moet voor hen dan maar een nieuwe school bouwen en de twee bestaande openbare scholen verbouwen. Voor die keiharde argumenten gaat de raad op 13 oktober 1932 morrend overstag.
Burgemeester en Wethouders laten er geen gras over groeien. Een week later wordt het definitieve besluit genomen om tot nieuwbouw over te gaan.
In 1933 komt de nieuwe school klaar en betrekt meester Zinkweg met zijn medewerkers het gebouw. Het gebouw heeft nog geen dwarsvleugel, die zal pas later aangebouwd worden.
De school is gevestigd aan de Bakkummerstraat, die in onze tijd nog als Jac. P. Thijsseschool voortbestaat.
De oude tachtigjarige school naast het gemeentehuis wordt in 1934 gesloopt. Het gebouw heeft een bewogen geschiedenis gekend. De bijna dertigjarige openbare school in Bakkum wordt aan het bestuur van het Christelijk Lager Onderwijs overgedragen. Die school zal vanaf dat moment als ‘School met den Bijbel’ zijn weg vervolgen.
Ondertussen is meester Nijsen op 1 juni 1933 eervol ontslag verleend.

Pastoor Goes

Het kerkbestuur van de rooms-katholieke Pancratiuskerk heeft geweldige financiële problemen. Door de Bisschop van Haarlem wordt Pastoor Goes naar Castricum gehaald, om orde op zaken te stellen. Hij constateert onder andere, dat het bijzondere rooms-katholieke onderwijs veel geld aan de kerk onttrekt. Het rijk heeft de subsidie op de scholen inmiddels verlaagd. Hij ontdekt ook een geweldige blunder in de ingediende begroting. Een zeker voor die tijd enorm gat van 50.000 gulden zit in de berekening. Hij begint met een goede administratie voor de rooms-katholieke scholen op te zetten.
Vervolgens wendt hij zich als voorzitter van het kerk- en schoolbestuur tot het gemeentebestuur om een regeling voor het kleuteronderwijs te bewerkstelligen.

De enige kleuterschool is die, welke in 1910 op initiatief van het kerkbestuur is opgezet. Als Fröbelschool aan de Dorpsstraat naast de kerk hebben de zusters ondertussen aan vele kleuters les gegeven. De subsidie aan die school is door de gemeente sinds enige jaren ingetrokken. De school bestaat van de ontvangen bijdragen van de ouders, maar velen kunnen niet betalen en daardoor draait de noodlijdende school voor de kosten op. “De school dient het algemeen belang”, zo beargumenteert hij, “zowel katholieken als andersdenkenden hebben toegang tot de school”. Een alternatief is er inderdaad niet, het is de enige vorm van kleuteronderwijs in de gemeente. Noodgedwongen heeft men de salarissen van het onderwijzend personeel drastisch moeten verlagen. De zusters zijn weliswaar niet veeleisend, maar dit stuit Goes toch wel tegen de borst.
Er is een tekort op de exploitatie van bijna 600 gulden. Voor de 217 kinderen, die de Fröbelschool bezoeken, wordt voor een bedrag van 1.184,83 gulden en halve cent aan schoolgeld bijeengebracht. De uitgavenkant van de rekening, die de energieke pastoor overlegt, geeft echter een bedrag van 1.772 gulden aan. Op de salarispost van de zusters komt bovendien slechts het bedrag van 800 gulden voor.

De centrale openbare school bij de opening in 1933. Het gebouw staat aan de Bakkummerstraat en heeft nog geen dwarsvleugel, die zal pas later gebouwd worden. Het gebouw is nu bekend als Jac. P. Thijsseschool.
afb. 12 De centrale openbare school bij de opening in 1933. Het gebouw staat aan de Bakkummerstraat en heeft nog geen dwarsvleugel, die zal pas later gebouwd worden. Het gebouw is nu bekend als Jac. P. Thijsseschool.

Oudercommissie

Meester D.L. Zinkweg is hoofd van de Centrale Openbare Lagere School in Bakkum, als hij eind 1938 een schrijven ontvangt, waarin melding wordt gemaakt van een Koninklijk Besluit van 24 oktober 1938. Daarin wordt bepaald, dat volgens de Lager-


Jaarboek 11, pagina 28

onderwijswet van 1920 tot instelling van een oudercommissie moet worden overgegaan.
Enige maanden later, Hitler is zojuist door de inval in Polen aan de tweede wereldoorlog begonnen, stelt de eerste commissie een huishoudelijk reglement op.
Tot de leden van de eerste Castricumse oudercommissie zijn benoemd: P. Duinker (voorzitter), A. Overzee (secretaris) en mevrouw J. Roosenschoon als penningmeester, de overige leden zijn: N. de Haan, A. Hogensteijn en T. Visser.
In het reglement worden als taken genoemd: “Aankweken van liefde en belangstelling voor de school. Het steunen van de school bij haar taak. Het bevorderen van de bloei van de school”. En verder: “Het verstrekken van informatie aan overheden en rijksscholentoezicht en het richten van verlangens aan het College van B & W.”
Men krijgt een budget van 20 gulden per jaar.
Vlak na de inval van de Duitsers in Nederland overlegt men de eerste afrekening. De nota vermeldt een bedrag van 29,42 gulden. De overschrijding van het verleende budget wordt gedekt door een batig saldo van een schoolreisje, zo vermeldt de penningmeesteresse. Gemeld wordt o.a. de aankoop van 1 pond suiker, 2 ons thee en, een blik biscuit voor 2,87 gulden. De aanschaf van 10 klapstoelen voor 13,30 gulden is de oorzaak van de overschrijding van de begroting.

Op de grens van een nieuwe tijd

Aan het begin van de tweede wereldoorlog telt het dorp 8400 zielen. In 1860 waren het er nog maar 1150.
Castricum heeft aanvankelijk de beschikking over 1 kleine school. Ouders hebben nu de mogelijkheid om een keuze te maken, welke vorm van onderwijs voor hun kind geschikt is. Men kan kiezen uit een Rooms Katholieke, een openbare en een protestants christelijke school.
Daarnaast is er de mogelijkheid om het jonge kind naar een kleuterschool te sturen. Deze school draagt weliswaar een roomse signatuur, maar bij gebrek aan andere mogelijkheden wordt de school ook door andersdenkenden bezocht.

De uitgebroken oorlog zal verstrekkende gevolgen hebben voor de wereld. Ook het onderwijs zal daaraan niet ontkomen. De Castricumse scholen gaan nog bewogen tijden tegemoet.

E. Baars

 
Verantwoording

Dit artikel is hoofdzakelijk samengesteld met gegevens uit het archief van de gemeente Castricum.
De dames A.G.P. Sminia-Wouters en E.A. Steeman-Borst hebben het onderzoek verricht, zonder hun inzet was dit artikel niet mogelijk geweest.

 
Hoofdonderwijzers van de openbare lagere school te Castricum

1721-1745 Adriaan de Boer
1746-1752 Hendrik Amse
1752-1782 Willem Amse
1785-1803 Jan Metz
1804-1814 Pieter Kieft
1814-1823 Antonia van Rozenhagen
1823-1825 Jacob J. Alberda
1825-1859 Cornelis Schut
1860-1894 Franciscus Ludewig
1894-1926 Cornelis J. Bussen
1926-1930 Willem van der Vlies
1930 1942 Diderick L. Zinkweg