29 november 2022

Melkboeren (Jaarboek 35 2012 pg 43-51)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 35, pagina 43

De melkboeren in ons dorp

Cor Castricum was een van de eerste melkboeren in Bakkum en handelde later in petroleum.
Cor Castricum was een van de eerste melkboeren in Bakkum en handelde later in petroleum.

In het vorige jaarboek werd teruggekeken op de bakkers die ons dorp in zo’n 100 jaar heeft gekend of nu nog kent. In het kader van de serie over de middenstanders wordt deze keer de geschiedenis van enige melkboeren beschreven.

Er werd hier al ruim een eeuw geleden melk gevent, waarvoor we ook verwijzen naar het artikel ‘Wie was … Geertje ten Wolde-Mooij’ elders in dit jaarboek. De vestiging van winkels vond later plaats en sinds 1996 is er in het dorp geen enkele melkzaak meer te vinden, dit in tegenstelling tot enkele bakkers die wel bleven bestaan.

Omdat er melkboeren waren die naast zuivelproducten ook kruidenierswaren verkochten, hebben wij ons in dit artikel niet beperkt tot de middenstanders die alleen melk ventten. Voor zover bekend worden echter alle personen genoemd die over een melkwijk beschikten.

Zuivelfabriek De Holland.
Zuivelfabriek De Holland. Breedeweg-Schoutenbosch 1 in Castricum. Dit is na de modernisering van de voorgevel in 1950. Het hoge gebouw achteraan is het kaas pakhuis. Het uitstekende stuk metaal rechtsboven is een hijsbalk om zware delen op de bovenverdieping te krijgen. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

In het begin van de vorige eeuw was het gebruikelijk dat er melk vanuit de boerderijen werd gevent. Daarin kwam grote verandering toen de melkfabriek ‘De Holland’ na 1915 tot ontwikkeling kwam en de slijters daar hun melk kochten. De historie van deze fabriek is al uitvoerig behandeld in het 20e Jaarboek.

Jan Kuijs aan het melken tegenover de boerderij.
Jan Kuijs aan het melken tegenover de boerderij. Alkmaarderstraatweg 52 in Castricum, 1933. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

De melkventers die zich hier in de vorige eeuw hebben gevestigd en de straten waarin zij woonden of hun zaak hadden

Bakker, Piet senior en junior – Eerste Groenelaan en Breedeweg
Bakker, Piet – Schoutenbosch
Beentjes, Bank – Oude Haarlemmerweg en Burgemeester Mooijstraat
Bos, Jan en Peter – Dorpsstraat
Bos, Piet – Ruiterweg
Brakenhoff, Marie – Overtoom
Castricum, Cor – Heereweg
Castricum, Jan – Dorpsstraat
Groot, Nic – Oude Haarlemmerweg
Kaandorp, Aad, Dorus, Engel en Jan – Brakersweg
Kaandorp, Gerard – Van Egmondstraat
Langeveld, Jan senior en junior – Dorpsstraat
Lute, Gerbrand en Paul – Burgemeester Mooijstraat
Nijman, Jan – Bakkummerstraat
Schats, Jur – Ruiterweg
Schilder, Piet – Schoutenbosch
Tervoort, Jan senior en Aad – Bakkummerstraat
Tervoort, Jan junior – Anna Paulownastraat
Veldt, Jan – Stetweg
Vermeulen, John – Eerste Groenelaan
Winter, de, Cor – Heereweg
Wolde, ten, Huib en Geertje – Burgemeester Mooijstraat
Zonneveld, Klaas – Breedeweg en Eerste Groenelaan


Jaarboek 35, pagina 44

Ber Veldt op de wagen van Jan Tervoort junior.
Ber Veldt op de wagen van Jan Tervoort junior.

Herinneringen van Ber Veldt

Op 15-jarige leeftijd begon Ber Veldt (1942) in de melkzaak van Jan Veldt (overigens geen directe familie) aan de Stetweg 40. Ber was ruim negen jaar actief in deze handel en vertelt daarover het volgende:
“Nadat ik twee jaar had gewerkt bij Jan Veldt, overleed hij en werd zijn zaak opgeheven. Het was toen eind jaren 1950 en Jan Tervoort vestigde een zuivelwinkel in de nieuwbouw aan de Anna Paulownastraat. Ik kon daar als knecht aan de slag. Elke morgen om 7 uur ging ik eerst naar de melkfabriek en daarna trok ik gelijk de melkwijk in. Tussen de middag kreeg ik een warme maaltijd van Sjaan Tervoort, de vrouw van Jan. Zij was een eerste klas kok. ’s Middags nog een paar uurtjes de wijk in en vervolgens de melkbussen en emmers schoonmaken. Tenslotte moest ik nog even de kar aanvullen voor de volgende dag. Dit heb ik zo’n 7,5 jaar volgehouden en toen kaapte Glorie Supermarkt mij weg. Zij betaalden mij namelijk 50 gulden per week meer en dat kon Tervoort mij niet geven. Bij Glorie heb ik nog 18 jaar met plezier gewerkt tot de supermarkt werd gesloten.”

Jan Bos had vanaf 1945 een melkhandel in de Dorpsstraat.
Jan Bos had vanaf 1945 een melkhandel in de Dorpsstraat.
Jan Veldt van de Stetweg.
Jan Veldt van de Stetweg.
Piet Schilder met rechts vakantiehulp Kees Kok.
Piet Schilder met rechts vakantiehulp Kees Kok.

Afrekenen met een grote geldtas

Kees Kok (1951) werkte van zijn zevende tot zijn veertiende op de zaterdagen en in de vakanties bij melkboer Piet Schilder, die een winkel had aan Schoutenbosch 57. Kees kijkt daar met plezier op terug:
Piet ging altijd al vroeg naar de melkfabriek aan de Breedeweg om daar zijn kar te laden met de diverse melkproducten. Daar waren grote bussen melk bij van 40 of 50 liter. Als hij weer terugkwam van de fabriek deed hij er vanuit zijn magazijn nog allerlei artikelen bij, zoals boter en frisdranken. Dan ging hij eten en om 8 uur trok hij zijn wijk in waar ik hem dan opzocht.

Een aanhangwagen met melkbussen voor een weiland met knotwilgen.
Een aanhangwagen met melkbussen voor een weiland met knotwilgen. Achterlaan in Bakkum, 1972. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Ik deed meestal de makkelijker klanten die flessen nodig hadden, want in die tijd verkocht je ook nog losse melk uit bussen van 10 liter met een maatbeker voor de mensen die met een pan naar de voordeur kwamen. Gelukkig gingen, na een jaar dat ik er werkte, de zware ijzeren kratten eruit en kwamen daar plastic kratten voor in de plaats. Lichter en vooral in de winter minder koud. Om half één aten we meestal een half uurtje om daarna weer door te gaan in de wijk tot een uur of drie. Meestal


Jaarboek 35, pagina 45

stopte ik dan en Piet ging weer naar de fabriek voor het terugbrengen van het leeggoed en het schoonmaken van de melkbussen. Dit deed Piet dus zes dagen per week en hij hielp daarbij ook nog zijn vrouw in de winkel.

Ik vond het leuk en gezellig werk om bij je buurtgenoten deze spullen af te leveren en later ook nog af te rekenen met een grote geldtas over mijn schouder. Daar heb ik nu nog steeds baat bij, want hoofdrekenen is en blijft mijn beste vak!”

Aad Tervoort nam de zaak aan de Bakkummerstraat over.
Aad Tervoort nam de zaak aan de Bakkummerstraat over. Rechts Jan senior en in de auto moeder Wil.

Een halve liter voor 8 of 9 cent

De melk- en kruidenierswinkel van Tervoort aan de Bakkummerstraat 101 was jaren een begrip in dit dorpsdeel. Jan senior (1901-1961) uit Egmond-Binnen vestigde zich daar in 1925 met de Noord-Bakkumse Wil Liefting, nadat zij in hetzelfde jaar waren getrouwd. Ze kregen zeven kinderen, waarvan er vier in de zaak meehielpen. Aad (1929) nam de winkel na het overlijden van zijn vader over en Jan junior (1927-2002) startte in 1957 een zuivelwinkel aan de Anna Paulownastraat 30.

In 1985 werd de winkel aan de Bakkummerstraat overgenomen door de gebroeders Stolk, die jarenlang elders in deze straat een kruidenierszaak hadden.

Supermarkt A-markt en het postagentschap van de gebroeders Stolk.
Supermarkt A-markt en het postagentschap van de gebroeders Stolk. Bakkummerstraat 101 in Bakkum, 19 december 1984. Foto Ad van de Velde. Toegevoegd.

De dochters Jeanne van Duijn-Tervoort(1935) en Wil Meijne-Tervoort (1941) stonden vroeger altijd paraat voor de winkel van vader Jan en kunnen zich nog veel herinneren. Jeanne:
”Ik was 14 toen ik begon met venten. Ook de villa ‘Vogelwater’ in het duingebied behoorde tot onze wijk en als het winter was nam ik dan meteen de post en de bestellingen van groenteboer Buter voor de bewoners mee.”

Wil vult haar zuster aan:
“In de jaren 1950 kostte een liter melk 17 cent. We bezorgden toen elke dag bij een mevrouw een halve liter en zij betaalde de ene dag 9 en de andere dag 8 cent. Als mijn vader vergeten was wat ze de vorige dag had betaald, zei ze steevast dat ze nu 8 cent moest betalen …”

Melkboer Jan Tervoort met paard en wagen.
Melkboer Jan Tervoort met paard en wagen. Bakkummerstraat in Bakkum, 1926. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Jeanne weet ook nog heel goed hoe de melkvoorziening voor de oorlog op kamp Bakkum was geregeld:
“Mijn vader ventte soms ook daar, want van verpachting was nog geen sprake. Het waren wel voornamelijk Bakkumse melkslijters die er te zien waren. De kampeerders hadden vaak niet in de gaten dat er weer een andere melkboer kwam, want in hun ogen leken ze allemaal op elkaar.”

Het distributiekantoor aan de Dorpsstraat 70 naast de bioscoop Corso.
Het distributiekantoor aan de Dorpsstraat naast de bioscoop Corso. Dorpsstraat 70 in Castricum, 1936. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Ook staat het Jeanne nog helder voor de geest hoe het ging toen alles op de bon was:
“De bonnen voor de verschillende levensmiddelen moesten eerst worden gesorteerd en dan met stijfsel worden opgeplakt op kaarten van 100 stuks. Je was daar wel een hele avond mee bezig. Vervolgens werden die kaarten ingeleverd bij het distributiekantoor naast de Corso en wij kregen daarvoor weer bonnen die we bij de groothandel konden inleveren.”

Jan Tervoort sr. ventte heel lang met paard en wagen.
Jan Tervoort senior ventte heel lang met paard en wagen.

Jan Tervoort senior heeft heel lang met paard en wagen gevent en ook daarover kunnen de zusters anekdotes vertellen:
“Vader had eens tijdens een van zijn ritjes een heel gesprek met elektricien Kees Bedeke, die vlakbij Duin en Bosch woonde. Dat duurde het paard te lang en daarom liep hij zonder brokken alleen terug naar ons huis. Het paard kreeg op een gegeven moment een veulentje dat een dag mee mocht met venten. Dat was ook meteen de laatste keer want zijn hoeven waren veel te veel afgesleten…”

Wil meldt ook nog dat elke klant waar een kind werd geboren, een kwart liter slagroom cadeau kreeg. Vader bezorgde zelfs ook op zon- en feestdagen bij bepaalde klanten. Daarvoor verliet hij al na de hoogmis de kerk. Zij besluit met de volgende frustrerende herinnering:
“Eens per jaar maakten de melkboeren gezamenlijk een uitstapje. Onze broers mochten dan mee, maar Jeanne en ik niet. Wij moesten op de kinderen van de broers passen en ook de winkel in de gaten houden, die open bleef. Het ergste was dat er ook nog van ons werd verwacht dat we de winkel wel even zouden witten!”


Jaarboek 35, pagina 46

De Castricumse melkslijters vieren in mei 1957 het 25-jarig bestaan van hun vereniging ‘De Eendracht’.
De Castricumse melkslijters vieren in mei 1957 het 25-jarig bestaan van hun vereniging ‘De Eendracht’. Van links naar rechts bovenste rij: mevrouw Wijker, Klaar Wijker, mevrouw Schilder, Piet Schilder, Henny en Afra de Winter (dochters van Cor de Winter), Bank Beentjes, mevrouw Beentjes en Paul Lute; middelste rij: Jan Tervoort junior, mevrouw Langeveld, mevrouw Tervoort (echtgenote van Jan junior), Marie Brakenhoff, mevrouw Schats, Huib ten Wolde, mevrouw Nijman, mevrouw Bakker, mevrouw Tervoort (echtgenote van Jan senior) en mevrouw Castricum; voorste rij: Jur Schats, Jan Langeveld, Ab Nijman, Piet Bakker, Jan Tervoort senior en Jan Castricum. NB. Klaar Wijker was geen melkslijter maar een personeelslid van melkfabriek ‘De Holland’.

De Eendracht

In 1932 werd in Castricum de melkslijtersvereniging ‘De Eendracht’ opgericht. De leden maakten elk jaar een uitstapje, maar verder kwam de samenwerking nauwelijks op gang. Dat veranderde na 1948, toen er een wijkindeling werd overeengekomen. Er waren namelijk maar liefst 16 melkslijters en 14 daarvan ventten bijvoorbeeld in de Prinses Julianastraat. Elk van de venters bezorgde dagelijks gemiddeld 4,5 liter, dus een betere verdeling was geen overbodige luxe. Dat kwam ook de hygiëne ten goede, want de melk werd nu ’s morgens bezorgd en bleef dus niet de hele dag in de bussen staan. De sanering hield in dat het publiek voor de bezorging uitsluitend aangewezen was op de wijkmelkboer. Men was wel vrij in de keuze om melk bij een handelaar te halen en die werd nogal eens bepaald door de geloofsovertuiging van klant of slijter.

In verband met de sanering kreeg De Eendracht bij notariële akte van 11 februari 1948 rechtspersoonlijkheid. In deze akte komen 16 melkslijters met hun adressen voor. Het doel van de vereniging is de behartiging van de belangen van de slijters, speciaal door samenwerking en door nastreving van elkaars gemeenschappelijke belangen. De akte bevat een overzicht van de indeling van het distributiegebied in vier sectoren, waarbij per sector de melkboeren en de bezorgers worden genoemd.

25 jaar de Eendracht.
25 jaar de Eendracht. Dorpsstraat 42 in Castricum, mei 1957. Van links naar rechts Marie Brakenhoff en mevrouw Schats, Jur Schats, Piet Bakker, mevrouw Tervoort en Jan Tervoort junior. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Ter gelegenheid van de viering van het 25-jarig bestaan van De Eendracht in 1957 werd een feestelijke bijeenkomst gehouden in het Bondshotel van eigenaar Broksma. Er bleek sprake van een grote saamhorigheid, want alle toen actieve slijters (13) en hun echtgenoten waren aanwezig.

Klaas Zonneveld, die eerder bij de melkfabriek werkte, werd in 1959 nog als lid van de vereniging geaccepteerd, nadat hij moeizaam een melkwijk had verkregen. Waarschijnlijk zal hij een van de laatste nieuwe leden van De Eendracht zijn geweest. Ook mag ervan worden uitgegaan dat de vereniging in 1962 werd opgeheven, omdat de laatste notulen dateren van 23 mei van dat jaar.

Gerard Kaandorp voor zijn melkwinkel De Forens aan de van Egmondstraat/hoek Brakenburgstraat.
Gerard Kaandorp voor zijn melkwinkel De Forens aan de van Egmondstraat-hoek Brakenburgstraat.

Melkslijters ondersteunen de weduwe van Gerard Kaandorp

Gerard Kaandorp (1907-1955) begon in 1939 na zijn huwelijk met Agie Meijne een melkhandel aan de Van Egmondstraat 9. Kaandorp noemde zijn zaak ‘De Forens’, omdat er in zijn omgeving veel mensen waren komen wonen die met de trein naar hun werk gingen.

Het gezin bestond uit zes kinderen. Zoon Adri (1943) en dochter Ada (1945) hebben nog wat interessante notarisstukken bewaard die op de melkhandel betrekking hebben. Zo toont een declaratie aan dat vader Gerard op 9 december 1938 een melkzaak en aanverwante artikelen overnam van W. Castricum Cz. voor een totale som van 17,60 gulden.

Melkwinkel van Gerard Kaandorp.
Melkwinkel van Gerard Kaandorp. Van Egmondstraat 9 in Castricum. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Adri hielp al op 10-jarige leeftijd mee met venten als hij uit school kwam en vertelt het volgende:
“De sanering was toen al enige jaren van kracht en dat betekende dat een melkhandelaar niet mocht bezorgen in de wijk van een ander. Er was echter in de wijk van Schats een oudere dame die onenigheid met hem kreeg en melk van mijn vader wilde hebben. Zij kwam toen met een pannetje naar de kar van mijn vader toe, want zo mocht hij wel aan haar verkopen! Ik weet ook nog best dat de melkboeren elk jaar een uitje hadden en in twee groepen op vakantie gingen, nadat de badgasten waren vertrokken. Eerst had de ene


Jaarboek 35, pagina 47

Advertentie uit het Nieuwsblad voor Castricum van 27 augustus 1949.

helft een week vrij en dan gingen de thuisgebleven melkhandelaren met een bel door de wijken van hun collega’s die weg waren. Nadat ze weer thuis waren, mocht de andere helft met verlof en gebeurde hetzelfde met de bel andersom.”

Advertentie van Piet Bakker jr. uit het Nieuwsblad voor Castricum van 26 mei 1967.
Advertentie van Piet Bakker junior uit het Nieuwsblad voor Castricum van 26 mei 1967.

Ada licht aan de hand van een bijzondere akte uit 1957 toe wat er gebeurde toen haar vader al op 48-jarige leeftijd in 1955 overleed en haar moeder er alleen voor kwam te staan:
“Dorus, de oudste broer van mijn vader, en neef Jan hebben de melkhandel nog twee jaar voortgezet en mijn moeder bleef in de winkel staan. In mei 1957 werd met de melkslijtersvereniging De Eendracht overeengekomen dat mijn moeder vijf jaar lang 60 gulden per week kreeg, waarvoor de overige 14 slijters tekenden. Dat bedrag werd betaald uit de extra opbrengsten die de andere slijters hadden door het wegvallen van onze zaak. Dat was natuurlijk een mooi gebaar. Daarnaast bleef mijn moeder de winkel runnen voor de verkoop van uitsluitend kruidenierswaren.”

De zonen Adri en Gerard (1950-2003) kozen uiteindelijk ook voor de melkhandel en hebben diverse winkels in Amsterdam gehad.

Piet Bakker sr. met zijn kinderen Arie en Agaath tijdens melkverkoop aan de Zeeweg in 1929.
Piet Bakker senior met zijn kinderen Arie en Agaath tijdens melkverkoop aan de Zeeweg in 1929.

Verschillende Pieten Bakker

In Castricum is er een aantal melkslijters geweest die de naam Piet Bakker droegen, maar niet allemaal familie van elkaar waren. Pieter (1878-1962) begon zijn melkzaak aan de Eerste Groenelaan. Hij trouwde met Grietje Buur. Zoon Piet (1915-1992) nam de zaak van vader over en zette die later voort aan de Breedeweg. Hij trouwde met Johanna Catharina Twisk. Zoon Cees (1945) hielp vanaf zijn lagere schooltijd al mee in de zaak en vertelt over zijn vader:
“Het was een vrolijke man die altijd liep te fluiten en dat kon hij


Jaarboek 35, pagina 48

Piet Bakker jr. (1915-1992).
Piet Bakker junior (1915-1992).

enorm goed. Daarom werd hij ook ‘Pietje’ genoemd. Toen vader midden jaren 1960 een gezichtsverlamming kreeg, was het fluiten echter over, maar hij kon wel blijven werken. Elke vrijdagmiddag liet hij zich knippen en scheren door kapper Jan Stam in de Dorpsstraat. Mijn vader was ook een aantal jaren secretaris van de Eendracht en kwam regelmatig op voor het belang van alle melkboeren. Toen veel Amsterdammers in de Castricumse nieuwbouwwijken wilden gaan wonen, zocht hij ze van tevoren op om ze als klant binnen te halen. Als dat lukte kregen ze 10 eieren en een flesje slagroom …”

Piet Bakker voor zijn melkwinkel aan Schoutenbosch 57.
Piet Bakker voor zijn melkwinkel aan Schoutenbosch 57.

Naast deze familie was er nog een melkboer Piet Bakker, die in 1907 te Waarland werd geboren en in 1933 met echtgenote Alie Groen naar Castricum verhuisde. Deze Piet had eerst een stalletje in wild en gevogelte bij de familie Overes aan de Beverwijkerstraatweg. In 1934 startte hij een melkwinkel aan Schoutenbosch 57 (waar Piet Schilder zich naderhand vestigde).

Dochter Miep: “Pa ventte met melk en moeder deed de winkel. Er was grote armoede, de mensen hadden geen geld en mijn ouders waren te goed en niet zakelijk genoeg om te stoppen met leveren als er niet betaald werd. Toen zij een woning kregen elders aan het Schoutenbosch, verkocht mijn moeder rookwaren aan de deur.

Mijn vader stopte rond 1940 met de melkhandel en deed daarna van alles, zoals verhuizingen en het rijden voor tuinders, boeren en geëvacueerde Castricummers. In 1943 kwam hij in loondienst van de gemeente en haalde met paard en wagen bijvoorbeeld meel op in de Zaan voor de bakkers, maar hij haalde ook lijken van het strand. Vaders dienstverband bij de gemeente was echter niet van lange duur, want hij overleed al in 1947 op slechts 40-jarige leeftijd.”

De winkel van Cor en Marie de Winter aan de Heereweg 25.
De winkel van Cor en Marie de Winter aan de Heereweg 25.

Heeft u een feestje?

Jan de Winter (1937) is een van de elf kinderen van Cor de Winter (1901-1961) en Maria Schouten. De familie had een kruidenierswinkel en melkslijterij aan de Heereweg van 1925 tot 1967. Moeder Marie bestierde doorgaans de winkel, terwijl Cor zich bezig hield met de melkhandel en het venten.

Zoon Jan:“Ik weet nog dat de melk die over was ’s middag terug moest worden gebracht naar de melkfabriek. Dat leverde dus minder op, want je miste daarop de winst. Zoals gebruikelijk in die tijd werd van alle kinderen verwacht dat ze na schooltijd en tijdens hun vrije dagen meehielpen inde zaak.


Jaarboek 35, pagina 49

Zoon Jan hielp na schooltijd en tijdens vrije dagen mee met venten.
Zoon Jan hielp na schooltijd en tijdens vrije dagen mee met venten.

Dat gebeurde ook nog toen ik na de ambachtsschool bij de Hoogovens ging werken. We moesten ook venten. Zo vlak voor de feestdagen was het dan een kunst om zoveel mogelijk te verkopen. Je maakte natuurlijk ook hele gekke dingen mee. Zo is het me een keer overkomen dat ik bij een klant kwam die om één flesje bier vroeg. Ik had dat niet in de kar, maar de klant stond erop dat ik daarvoor terug kwam. Dat deed ik, maar kon niet nalaten om aan die mevrouw te vragen: Heeft u soms een feestje?”

Een hard bestaan

Het beroep van melkboer of melkslijter was geen gemakkelijk bestaan. Er was veel concurrentie en er moest heel hard gewerkt worden om wat te verdienen. Dat betekende altijd ‘s morgens vroeg open ’s avonds pas laat klaar. Door weer en wind werd er bezorgd, dus een melkventer moest de nodige kou, regen en sneeuw te trotseren. Veel ging op de pof en er moest vaak lang gewacht worden totdat de klanten betaalden. Gelukkig maakte de sanering een einde aan het venten ver weg van huis.

Piet zoekt de producten uit zijn melkbakfiets.
Piet zoekt de producten uit zijn melkbakfiets. Zijn vrouw staat aan de deur van het zusterhuis naast de Pancratius kerk. Dorpsstraat in Castricum, 1970. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

In de jaren (negentien) dertig ventten de melkboeren met ‘rauwe’ melk zoals het genoemd werd, die dagelijks bij de klanten bezorgd moest worden. Er werd zeven dagen per week gewerkt en dus ook op zondag. Ze konden zich namelijk niet permitteren eens een dag over te slaan, want de concurrentie zat niet stil.

Daarom vroegen ze in 1937 de gemeente te verbieden dat er in de wintermaanden op zondag werd gevent. Zo’n verordening kon immers door niemand worden ontdoken. ’s Winters bleef de melk ook langer goed en leverde het geen probleem op om dan een dag over te slaan. In september 1937 stemde de gemeenteraad in met het voorstel en voortaan hadden de slijters tenminste gedurende de zes wintermaanden op zondag rust.

John Vermeulen was ook een SRV-man.
John Vermeulen was ook een SRV-man.

Na de jaren 1960 werd de term ‘melkboer’ als denigrerend beschouwd en werd deze vervangen door ‘melkman’. Met de opkomst van de supermarkt in het laatste kwart van de 20e eeuw is het beroep van melkboer praktisch uitgestorven, al werd de SRV-man nog wel eens met melkboer aangeduid. De kinderen van melkboeren voelden er vaak niets voor om de zaak over te nemen. Zo kwam er een einde aan dit beroep.

Veertig liter melk in de sneeuw

Achter zijn woning aan de Burgemeester Mooijstraat 19 begon Gerbrand Lute (1880-1938) rond 1926 een melkslijterij. Het werk daaraan liet hij echter grotendeels aan zijn vrouw Marijtje Duijn over, want hij was ook nog tuinder en verbouwde achter zijn huis aardbeien, bonen, bessen, enzovoorts.

Het huis van Paul Lute, melkventer.
Het huis van Paul Lute, melkventer. Burgemeester Mooijstraat 19 in Castricum, 1968. Het huis is gesloopt. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Nadat Gerbrand was overleden, dreef Marijtje de melkhandel alleen met haar dochters. Toen die getrouwd waren, zag zij geen andere uitweg dan haar zoon Paul (1908-1988) in de zaak te betrekken. Diens zuster Willy Hommes-Lute (1920) kan daar nog veel over vertellen:


Jaarboek 35, pagina 50

Paul Lute (rechts) was verpleger, melkslijter en werkte in de horeca.
Paul Lute (rechts) was verpleger, melkslijter en werkte in de horeca.

“Paul werkte als verpleger in Den Haag, maar ging toen weer bij mijn moeder wonen om haar te helpen. Dat werk was nog een hele klus in die tijd, want ze ventten tot 12 uur en dan weer om 18 uur, omdat de mensen maar één liter per keer kochten. Eerst waren de klanten over het hele dorp verspreid tot Duinenbosch aan toe, maar na de sanering had Paul zijn wijk in de straten rondom de Burgemeester Mooijstraat, zoals de Mient, Geelvinckstraat en Pernéstraat.

Mijn broer was een bijzonder type die allerlei streken uithaalde. Hij was altijd uit op zoveel mogelijk winst en presteerde het om in de oorlog aan de Duitsers melk te verkopen die voor de helft met water was verdund. Toen het een keer flink gesneeuwd had, pakte hij maar de slee naar de melkfabriek om een bus melk te halen. Op de hoek Overtoom-Dorpsstraat ging het mis en kieperde de slee om, met als gevolg dat er 40 liter melk wegstroomde. Zo ver ik weet heeft mijn moeder dat wel moeten betalen.

Nadat Paul rond 1965 stopte met de melkhandel, heeft hij nog gewerkt als bedrijfsleider bij de bekende horecazaak Rutex in Amsterdam en bij Johanna’s Hof. In de cafés De Landbouw, Castell en De Stiefel stond hij achter de tap.

Jan Langeveld sr. met zijn kinderen.
Jan Langeveld senior met zijn kinderen.

Van bakfiets tot rijdende winkel

Ook Jan Langeveld (1943) kreeg het vak van melkboer met de paplepel ingegoten. Vader Jan (1909-1989) vestigde zich vanuit Voorhout in 1934, vlak nadat hij getrouwd was met Antonia van der Geer, als kruidenier en melkslijter aan de Dorpsstraat 31. Hij breidde zijn zaak later uit door de aankoop van nummer 33. Deze geschiedenis staat beschreven in het 27e Jaarboek.

Zoon Jan hielp van jongs af aan zijn vader in de melkwijk. Hij volgde weliswaar de ambachtsschool, maar ventte al op 15-jarige leeftijd mee. Ook broer Leo en de zussen Lenie en Sjaan ontkwamen daar niet aan, terwijl de zussen Ria en Fransca moeder assisteerden in de winkel. Jan trouwde in 1967 met Dina de Moel die de winkel ging runnen.

De Vivo supermarkt van Jan Langeveld.
De Vivo supermarkt van Jan Langeveld. Dorpsstraat 31 in Castricum, 1965. Voordat Jan Langeveld het linker deel bij zijn zaak betrok zat daar De wolbaal van Jan Westmaas en zijn vrouw Anna Bruins tot 1958. Van 1958 tot 1960 zat er Dijkstra mode die daarna naar de Burgemeester Mooijstraat ging. Vanaf 1960 kwam het hele pand ter beschikking aan Langeveld. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Deze had toen al enige jaren de functie van zelfbedieningszaak en voerde de naam ‘VIVO’. In 1968 veranderde deze in ‘A&O’ en drie jaar later nam Jan officieel de zaak over van zijn vader. De zelfbedieningswinkel bleef bestaan tot 1983.

Ria Langeveld bij de melkkar van haar vader Jan.
Ria Langeveld bij de melkkar van haar vader Jan in 1953. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Een grote vooruitgang was de aanschaf van een rijdende winkel voor zuivelproducten en kruidenierswaren, waar Jan de hele dag mee op pad ging. Dat was toch een heel verschil met vroeger, blikt Jan terug:
“Ik begon op de bakfiets en voor ritten door het bos gebruikte ik een transportfiets. De PWN-woningen, zoals De Brabantse Landbouw, behoorden namelijk ook tot onze klantenkring. Even verderop woonde jachtopziener Postma die kippen hield. Als ik dan kwam aanfietsen, werd ik prompt aangevallen door een haan en een keer was dat zo hevig dat ik ondersteboven lazerde.”

Voordat Langeveld een rijdende winkel kreeg, gebruikte hij ook nog enige jaren een wagentje met een tweetaktmotor, die in vakkringen ‘loeiende hond’ werd genoemd.


Jaarboek 35, pagina 51

Jan Langeveld jr.: “Als je vroeger koffie bleef drinken bij een jonge meid,dan had je volgens het dorp verkering met haar!”
Jan Langeveld junior: “Als je vroeger koffie bleef drinken bij een jonge meid, dan had je volgens het dorp verkering met haar!”

In zijn lange loopbaan maakte Jan veel mee. Met olieboer Cor Castricum had hij een keer een bijzondere ontmoeting: “Zowel Cor als ik waren aan het venten in de Pernéstraat. Hij stond bij het huis van Louman. Toen ik bij de deur kwam en mevrouw Louman had open gedaan, viel ze flauw. Cor vloog toen naar zijn bakfiets en stoof weg. Ik heb natuurlijk direct de dokter gebeld en alles liep gelukkig met een sisser af.”

Jan vertelt ook nog dat het bestaan van melkslijter annex kruidenier geen vetpot was:
“Elk dubbeltje werd thuis omgedraaid. Mijn vader nam zelfs op zaterdagmiddag de melkbussen na het schoonmaken op de fabriek met heet water mee terug, waarmee de kinderen dan werden gewassen in een grote stalen kuip die in het melkschuurtje stond.”

Melkslijter Jan Langeveld met kinderen.
Melkslijter Jan Langeveld met kinderen. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Vaak moest er lang op betalingen van klanten worden gewacht:
“Bijna alles ging vroeger op de lat (de melkboer kreeg niet meteen zijn geld). Er werd doorgaans pas betaald als men kinderbijslag had ontvangen, maar ook dan bleef er altijd nog wel een deel staan tot de volgende maand. Toch heb ik het niet slecht gehad en altijd met veel plezier gewerkt. In 2003 vond ik het welletjes en ben ik gestopt, want door de supermarkten was er weinig meer te verdienen en bovendien was mijn rijdende wagen aan vervanging toe.”

Een van de rijdende winkels van Langeveld.
Een van de rijdende winkels van Langeveld.

Slotwoord

Jongeren kunnen zich nauwelijks nog voorstellen dat hun ouders en grootouders losse melk kochten bij de melkslijter in de straat. De uitdrukking ‘Jij bent er zeker één van de melkboer’ zal hen weinig meer zeggen. Zij hebben ook de glazen flessen niet gekend met de zilverdoppen die werden gespaard als bijdrage aan de missie. Tegenwoordig zijn alle soorten melk alleen in pakken en plastic flessen verkrijgbaar bij de supermarkt. Zo is er in 50 jaar veel veranderd en hebben deze middenstanders al tijden niets meer in de melk te brokkelen!

Hans Boot
Arend Bron

Bronnen:

  • Archiefstukken ‘De Eendracht’;
  • Edities Alkmaarsche Courant en Nieuwsblad voor Castricum;
  • Heideman H., De oude generatie van Bakkum en Castricum (1900-1940), 1982;
  • Loek Zonneveld en Niek Kaan, Alsof het gisteren was …, 2005.

Met dank aan: André Bakker, Cees Bakker, Jeanne van Duijn-Tervoort, John Hommes, Willy Hommes-Lute, Ada en Adri Kaandorp, Kees Kok, Jan en Dina Langeveld, Wil Meijne-Tervoort, Ber Veldt, Jan en Jaap Veldt, Miep van Vught en Jan de Winter.

14 februari 2021

Stoomzuivelfabriek De Holland (Jaarboek 20 1997 pg 3-15)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 20, pagina 3

De geschiedenis van Stoomzuivelfabriek ‘De Holland’

Monster Holca roomflesje van de melkfabriek 'De Holland'.
Monster Holca roomflesje van de melkfabriek ‘De Holland’.

Daar lag kort geleden zomaar in de modder van een sloot een klein beugelflesje. Op de sluiting leest de nieuwsgierige wandelaar de woorden N.V. “De Holland”; Holca Tel. no. 417 Castricum.
Weinig Castricummers zullen hebben beseft, hier een tastbaar bewijs in handen te hebben van het bestaan van een echte zuivelfabriek in ons dorp. Op de hoek van de Breedeweg en het Schoutenbosch aan de rand van het dorp heeft bijna zestig jaar de zuivelfabriek ‘De Holland’ gestaan. Er werd hard en lang, voor een laag loon, maar met veel plezier gewerkt. Een fabriek, nauw verbonden met het agrarisch verleden van ons dorp, die ook een regionale functie vervulde. Een van de vele bedrijven die ten ondergingen in het proces dat Nederland aan de top van de zuivel producerende landen zou brengen.

De Stoomzuivelfabriek 'De Holland' met eigenaren, personeel en leveranciers.
De Stoomzuivelfabriek ‘De Holland’ met eigenaren, personeel en leveranciers.

Kaas- en boterbereiding op de boerderij

Tot in de tweede helft van de 19e eeuw is de kaasmakerij en het maken van boter een normaal onderdeel van het boerenbedrijf. De verwerking vindt volgens eeuwenoude methodes plaats. Er wordt twee maal daags gemolken en de melk wordt ook twee maal per dag verwerkt tot volvette zoetemelkse (Edammer) kaas. Goed kaas maken op de boerderij is dikwijls meer een kwestie van geluk dan van kennis. Het steunt op ervaring en gevoel. Hildebrand schrijft over de werkzaamheden van de boerin: “De bestemming van de boerin is kazen, kazen en nog eens kazen; is bestendig zorgen dat de melk die ’s ochtends en ’s avonds na ‘melkerstaid’ wordt binnen gebracht, de deur niet uitgaat dan in de vorm van goede gezonde en niet barstende kazen.”

Schoolplaat van C. Jetses: De kaasbereiding op de boerderij.
Schoolplaat van C. Jetses: De kaasbereiding op de boerderij.

Op steeds meer boerderijen ging men er in de tweede helft van de negentiende eeuw toe over om alleen ’s morgens kaas te maken: de zogenaamde dagkaas. Deze wordt bereid uit afgeroomde avondmelk en volle ochtendmelk. Op die manier wordt een steviger kaas verkregen, die sneller rijp en minder vatbaar is voor gebreken dan de zoetemelkse kaas. De boer heeft het voordeel, dat hij behalve de kaas, ook nog eens de room overhoudt, waarvan boter wordt gemaakt. Boter wordt gemaakt door de room te karnen. Dat is door de room in een vat – de zogenaamde karn of karnton – flink heen en weer te klotsen.

Vanaf de late middeleeuwen werd zowel boter als kaas al in grote hoeveelheden geëxporteerd. De kaaswaag in Alkmaar werd al in de 15e eeuw gesticht. De boer was tegelijkertijd grondstoffenleverancier, fabrikant, vervoerder en handelaar. De welstand van de boeren hangt hoofdzakelijk af van de prijs die wekelijks op de kaasmarkt in Alkmaar wordt bepaald.
Gegevens over de prijzen noteert boer Arie Asjes in een exemplaar van de Noordhollandsche Almanak van 1866: voor 40 stuks graskaas 115 gulden, voor 42 stuks hooikaas 143 gulden en voor 41 kop boter 33.82 gulden.
Een boerenkaas woog ruim 10 pond, zodat de prijs op rond dertig cent per pond komt. Een kop boter van 500 gram bracht 80 cent op. Na de overgang op de boerderij van de bereiding van zoetemelkse volvette Edammers twee keer per dag, naar de bereiding van niet-volvette één keer per dag, is de volgende stap de invoering van de fabrieksmatige verwerking.

De eerste Castricumse kaasfabriek

Op de hoek van de Dorpsstraat en de Cieweg, die toen nog Zeedijkje heette, stond het postkantoor. Jacobus Res was de postkantoorhouder .

Het postkantoor aan de Dorpsstraat hoek Cieweg in Castricum, rond 1905.
Het postkantoor aan de Dorpsstraat hoek Cieweg in Castricum, rond 1905. Jacob Res, geboren op 5 augustus 1862, was brievengaarder, postkantoorhouder en woonde in het huis waar nu (2015) bar My Way is gevestigd. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Achter zijn pand ligt een flink stukje grond en op 12 oktober 1900 verkoopt hij twee derde deel voor 240 gulden aan wagenmaker Floris Twisk en kruidenier Gerrit Louter. Met zijn drieën stichten ze daar de eerste kaasfabriek van Castricum die de naam ‘De Duinstreek’ krijgt. In 1904 treedt ook veehouder Cornelis Spaansen tot de onderneming toe.

De fabriek is een dagfabriek, waar net als op de boerderij van de afgeroomde avondmelk en de volle ochtendmelk Edammer kaas worden gemaakt. De melk van de veehouders wordt ’s avonds op de boerderij neergezet en afgeroomd en ’s morgens gaat de afgeroomde melk met de ochtendmelk naar de fabriek.
De melk wordt om beurten door de eigenaren van de fabriek van de boeren in ontvangst genomen. De wei gaat voor varkensvoer naar de boeren terug. Van het begin tot het einde is Manus Zomerdijk de kaasmaker en de feitelijke leider van ‘De Duinstreek’. Hij woont ook in het fabrieksgebouw.

Manus (Hermanus) Zomerdijk ( 1877-1956).
Manus (Hermanus) Zomerdijk ( 1877-1956). Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Castricum is niet uniek. Bijna ieder dorp in Noord-Holland heeft z’n kaasfabriek en soms wel twee. In 1909 waren er 125 fabriekjes in Noord-Holland. De productie van kaas op de boerderij nam wel af, maar was in die tijd toch nog groter dan de productie van fabriekskaas.


Jaarboek 20, pagina 4

 De Stoomzuivelfabriek De Holland gezien vanaf de Schoolstraat. De oprichters en personeel staan ook op de foto. De man met het witte voorschoot is de eerste directeur Hans Gerrits.
De Stoomzuivelfabriek De Holland gezien vanaf de Schoolstraat. De oprichters en personeel staan ook op de foto. De man met het witte voorschoot is de eerste directeur Hans Gerrits.

Stoomzuivelfabriek ‘De Holland’

De stoomzuivelfabriek kent een gelijksoortige start als het kaasfabriekje aan de Cieweg; ook hier dorpsgenoten die het initiatief nemen. Bernardus Antonius Res, Reinier Kaptein, Johannes Hogenstijn en Hendrik Duijn richten in maart 1905 een maatschap op en kopen van Wilhelmus Hendricus de Wildt, landman op Dorregeest in Uitgeest een stuk grond aan de rand van het dorp op de hoek van het Schoutenbosch en de Breedeweg. Daar laten ze voor gemeenschappelijke rekening een fabriek bouwen.

Johannes Hogenstijn, één van de oprichters van de zuivelfabriek.
Johannes Hogenstijn, één van de oprichters van de zuivelfabriek.

Bernardus Antonius Res is bloemenkweker en gemeenteontvanger. Ook is hij mede-oprichter van de Boerenleenbank en van de vereniging ‘Onderlinge Hulp’. Reinier Kaptein is veehouder net als Hendrik Duijn. Johannes Hogenstijn (1916-1961) heeft een gemengd bedrijf aan de Kramersweg, maar daarnaast is hij lantaarnopsteker, grafdelver en onbezoldigd rijksveldwachter. Als eerste directeur benoemen zij Hans Gerrits uit Brielle. Op 13 juni 1905 wordt hij in Castricum ingeschreven.
Misschien is hun polsstok toch niet lang genoeg want een jaar later, in 1906, verandert de rechtsvorm in een vennootschap onder firma: firma Th. Burger en Co. Firmanten waren Theodorus Burger, veehouder uit Wijk aan Zee en de eerder genoemde veehouders Reinier Kaptein en Hendrik Duijn. De VOF werd na bijna twee jaar weer ontbonden en de heer Burger is dan de enige eigenaar.

Gerrits vertrekt alweer in april 1906. Hij gaat naar Sassenheim, waar hij ook directeur van een melkfabriek wordt. De heer Burger benoemt Jan Pieter Baas als opvolger. Jan Baas, geboren op 6 juli 1882 in Nieuwerkerk aan de IJssel is na de lagere school in dienst gekomen van de zuivelfabriek in zijn geboorteplaats en volgt daarna cursussen voor botermaker en kaasmaker. In het begin van deze eeuw wordt hij aangesteld als afdelingschef bij de melkinrichting ‘De Sierkan’ in Den Haag en later in Leiden bij dezelfde onderneming.

Jan Baas, directeur van de Holland.
Jan Baas, directeur van de Holland.

Theodorus Burger doet de stoomzuivelfabriek in 1915 van de hand op een openbare verkoping. Jan Baas werpt zich op als de nieuwe eigenaar om een mogelijke ondergang van de fabriek of van zijn baan te voorkomen. Er wordt dan een naamloze vennootschap gevormd waaraan hij de fabriek doorverkoopt voor een bedrag van 7.500 gulden. De vijf aandeelhouders van de N.V. zijn Johannes Jacobus Stuijt, Petrus Wilhelmus Stuijt (beiden kaashandelaar in Purmerend), Gerbrand Vis Hajoszoon (koopman in Zaandijk) en Cornelis Vis Janszoon zonder beroep wonende te Limmen en Jan Pieter Baas. President-commissaris wordt Johannes Jacobus Stuijt.

Uitbreidingen

De fabriek is bij de start nog heel eenvoudig van bouw en installatie. Waarschijnlijk is alleen met de kaasmakerij gestart en was boter hooguit een bijproduct. In het begin is de fabriek – net als ‘De Duinstreek’ – een dagfabriek, waar één keer per dag de afgeroomde avondmelk en de volle ochtendmelk werd aangevoerd. Volgens de bouwtekening is er in het gebouw ook woonruimte opgenomen, identiek aan de opzet van de kaasfabriek ‘De Duinstreek’.

Het verwerken van de melk begint met het centrifugeren, dus het terugbrengen van het vetgehalte tot dat van consumptiemelk. Melk en room worden gescheiden afgevoerd. De centrifuge en de karnkneder voor de boterbereiding zijn in ‘De Holland’ aangesloten op de stoommachine door middel van leren riemen.

De melkfabriek met uitbouwen aan de voorzijde en links op de foto het kantoor dat in 1925 werd gebouwd.
De melkfabriek met uitbouwen aan de voorzijde en links op de foto het kantoor dat in 1925 werd gebouwd.

De fabriek wordt aan de voorkant ‘verrijkt’ met twee uitbouwen. De uitbouw aan de oostkant is voor de melkcontrole en de uitbouw aan de westkant is voor een kantoortje.

Onder aanvoering van de nieuwe eigenaren komt de ontwikkeling van de fabriek na 1915 pas goed op gang. Waarschijnlijk is de fabriek na dat jaar omgevormd van een dagfabriek in een zoetfabriek, waarmee wordt bedoeld dat kaas en boter wordt geproduceerd uit twee keer per dag (zowel ’s morgens als ’s avonds) aangevoerde melk.

De melkontvangst vond hier plaats. Geheel links Klaas Zonneveld bij de spoelmachine; rechts melkcontroleur Johan Dijkstra. De namen van de twee personen, die de melkbus legen, zijn niet bekend.
De melkontvangst vond hier plaats. Geheel links Klaas Zonneveld bij de spoelmachine; rechts melkcontroleur Johan Dijkstra. De namen van de twee personen, die de melkbus legen, zijn niet bekend.

In 1919 wordt er aan de achterkant van de fabriek een gebouwtje gezet voor de melkontvangst. In 1920 wordt een nieuwe elektrische karnkneder in gebruik genomen. Er wordt een machine aangeschaft waarmee de melk voor de kaasbereiding geroerd wordt. De wei wordt daardoor heter afgescheiden van de gestremde melk, de zogenaamde wrongel.

Oene Mol en Arie Tervoort met klont boter bij de karnkneder
Oene Mol en Arie Tervoort met klont boter bij de karnkneder

Jaarboek 20, pagina 5

De wrongel wordt in vaten overgebracht, waarna het persen kan beginnen. Dan worden de kazen in een pekelbad gelegd. De laatste fase is de rijping van de kaas. Daarvoor is de eerste verdieping van de fabriek ingericht.

In de oude fabriek staan de stoomketel en de aandrijfmachine voor de centrifuge nog in het hoofdgebouw, maar in 1923 komt er een apart stookhuis voor de Cornwall stoomketel en een grote schoorsteen gaat het silhouet van het dorp mede bepalen. De aandrijving op stoomkracht wordt geheel vervangen door elektriciteit. Stoom is alleen nog nodig voor verwarming van water voor het productieproces en voor het schoonmaken van onder andere de melkbussen. Steeds meer moderne hulpmiddelen worden aangeschaft waarvoor ruimte nodig is.

Een paar melkbussen van melkfabriek De Holland.
Een paar melkbussen van melkfabriek De Holland. De boeren leverden hun melk aan de fabriek in deze bussen die in 1950 elke morgen werden opgehaald door de vrachtwagens van Jan Brandjes, Niek Hes en Maarten Meier uit Limmen. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Het kantoortje in één van de uitbouwtjes aan de voorzijde wordt bedrijfsruimte en ten oosten van de fabriek wordt in 1925 een nieuw kantoor gebouwd. Ook is er in dat gebouw plaats vaar het pasteuriseren van de melk. De melk wordt verhit om schadelijke bacteriën uit te schakelen. Ook het bereiden van diverse vla soorten en het vullen van flesjes met slagroom vindt in het nieuwe gebouw plaats. Deze producten worden meer en meer gevraagd na de toeneming van het toerisme en de groei van het kampeerterrein Bakkum, na de opening van de Zeeweg in 1926.

Laboratorium van de melkfabriek.
Laboratorium van de melkfabriek.

In 1930 wordt er tussen het kantoor en de machinekamer een ruimte voor het laboratorium bijgebouwd. Voortdurende controles in het laboratorium zijn noodzakelijk. Een bacterie kan immers een hele bak met kaasmelk bederven. Het kantoor en het laboratorium verhuizen na enkele jaren naar het naastgelegen woonhuis. Het voormalige kantoor en het laboratorium worden dan ingericht voor de afgifte van de melkproducten aan de slijters.

In 1932 wordt de apparatuur van de fabriek uitgebreid met koelinstallaties, onder ander voor ijs. In 1938 komt er een homogenisator. Van gehomogeniseerde melk komt de room niet meer bovendrijven. Dit wordt bereikt door de melk onder grote druk door heel kleine gaatjes te persen. In 1942 wordt het melkontvangstgebouw aangepast in verband met de installatie van een wasmachine voor melkbussen of ‘kannen’ zoals ze ook wel genoemd werden. Nadat de bus is geleegd, wordt deze doorgeschoven naar deze machine. De bus wordt er ingezet en gespoeld, daarna nog eens met een schoonmaakmiddel behandeld, dan met schoon water en tenslotte met stoom, waarna de bus, gloeiend heet, weer op de melkwagen wordt teruggezet. Er wordt veel water gebruikt en de fabriek heeft een eigen bron en ook regenwater van het dak van de fabriek wordt opgevangen en benut.

Dominee en technicus

Een zoon van de directeur, de nu 86-jarige heer Leo Baas, herinnert zich, dat eens op een zaterdag de stoomketel een mankement vertoonde. Het zou veel tijd kosten om een monteur van veraf te laten komen. Dat dit zou betekenen dat de fabriek stil kwam te liggen, wat natuurlijk een ramp was. De hervormde predikant in die dagen, dominee Van Poelgeest, was bijzonder technisch onderlegd. Het is dat zijn ouders het hem verboden hadden, maar hij zou liever technicus zijn geworden. In zijn schuurtje stond de complete apparatuur voor een machinebankwerker. Dominee Van Poelgeest werd dus naar de fabriek geroepen en inderdaad, hij slaagde erin om de reparatie uit te voeren en naar men zegt op zo’n manier dat het euvel zich nooit meer heeft voorgedaan.

Jan Baas op de kaasmarkt in Alkmaar.
Jan Baas op de kaasmarkt in Alkmaar.

Leo Baas vertelde dat zijn vader iedere week de kaas- en botermarkt in Alkmaar bezocht, waar de prijs tot stand kwam. De boter voor de detailhandel wordt in pakjes van een pond verpakt met daarop de merknaam ‘Holca’. Aan de handelaren wordt de boter in vaten vanuit de fabriek verkocht. Ook wordt geleverd aan het ziekenhuis Duin en Bosch. Die producten worden met een vrachtauto bezorgd. De wei, die is overgebleven van de kaasbereiding en die niet door de boeren als varkensvoer mee terug is genomen, wordt geregeld opgehaald door een grote ketelwagen van de Melksuikerfabriek in Uitgeest.


Jaarboek 20, pagina 6

Directeur Baas in 1931. Hij was toen 25 jaar aan de fabriek verbonden.
Directeur Baas in 1931. Hij was toen 25 jaar aan de fabriek verbonden.

Directeur Baas onderhoudt goede contacten met pastoor Engering. Zo wordt op de pastorie elk jaar voor Kerstmis gratis twee liter slagroom bezorgd. Een liter voor de pastoor en een liter voor het zusterhuis naast de pastorie. Ook wordt er altijd chocolademelk verstrekt voor het kerstfeest van de zondagsschool. Leo Baas kan zich de namen van vaste krachten in de fabriek van zijn vader nog goed herinneren, zoals botermaker Maarten Duijn, kaasmaker Pieter Keetbaas en Dirk Lute en Nars Lute, Wilbrordus Brakenhoff, melkontvanger Dorus Meijer, Meindert Kuilman centrifugist, machinist Blom en boekhouder Klaar Wijker.

Personeel van de melkfabriek De Holland.
Personeel van de melkfabriek De Holland. Van links naar rechts Jan Lute, Klaar Wijker, Tjerk van Eik, ? Lute, ?, Meindert (Bert) Kuilman, Dorus (Arie) Meijer, Maarten Duijn.
Maarten Duin heeft 42 jaar gewerkt bij de fabriek en nam 1 mei 1948 afscheid. Hij kreeg de zilveren eremedaille verbonden aan de Orde van Oranje Nassau. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Rooie Dirk

Ook voor Dook Lute, geboren in 1925, neemt de melkfabriek in zijn jeugdherinneringen een grote plaats in: “Mijn vader werd Rooie Dirk genoemd. Ze kenden mijn vader in het dorp alleen met een blauwe broek, een blauw hemd, een rooie zakdoek om en een pet op. Hij had een boerderijtje aan de Doodweg: een huisje met een grote schuur er achter. In het land had hij een groot varkenshok. Het gezin telde negen kinderen. Vanaf het begin in 1905 bracht vader zijn melk naar de fabriek en heeft hij er van negen uur tot een uur of drie gewerkt. Hij ging dan twee bakken kaas maken en dat deed hij zeven dagen in de week. Zondags moesten we als jongen zijnde de kaas uit de pers halen. Dan waren er 300 kazen gemaakt, die moesten dan gerond worden en daarna gingen ze in de pekel. Allemaal Edammers. De kaasmakerij was nog in het hoofdgebouw. Pas veel later is er een apart gebouw voor de kaasmakerij achter de fabriek gekomen.
Als jongetje van een jaar of acht ging ik al melken. Dat was bij boer Willem Melker aan de Doodweg. Thuishaalder (red: pleegzoon in het Westfries) en oomzegger Cor Kuijs was de bedrijfsleider. Alle dagen vijf koeien melken ’s morgens en ’s avonds en daar kreeg ik dan een knaak in de week voor.

Ik bracht die melk met de hondenkar naar de fabriek. De kar had ijzeren wielen en de hond liep ervoor. Brandjes had ook een hond en die twee honden konden mekaar niet verstaan en het was vechten als ze mekaar tegenkwamen op de smalle Doodweg. Hele rijen hondenkarren stonden soms op de Breedeweg voor de fabriek te wachten. Bij de fabriek had je Dorus Meijer de melkontvanger en die haalde de twee of drie melkbussen van je kar. Mijn vader bracht de melk zelf. Hij had een fiets met een karretje erachter.

Gezin Piet Dijkman-Antonia de Goede.
Gezin Piet Dijkman-Antonia de Goede, Dorpsstraat 97 in Castricum. Vader Piet was koopman in kaas. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Dijkman was de kaashandelaar. Die kwam dan op z’n driewieler-fiets naar de fabriek en dan moest hij naar boven, maar hij kon slecht de trap opkomen. M’n vader en ik moesten hem de trap op helpen en ook kaas voor hem boren. Op zijn smaak afgaande kocht hij een partij; dat was dan kaas van 1 bak die misschien 9 of 10 maanden oud was. Dan moest die kaas naar beneden toe. Per twee kazen werden ze door een luik naar beneden gegooid en opgevangen. Piet Zonneveld kreeg er eens twee op z’n hoofd en ging wel gestrekt.
Ik vond het prachtig om zo af en toe een speciale boodschap te mogen doen. Ik mocht bijvoorbeeld boter naar de vrouw van kapitein Rommel brengen en kreeg daar dan een cent voor. Voor die cent kon ik tegenover de melkfabriek bij Anton Liefting twee Koningsbroodjes kopen of vier gelukstoffees. Daar kon een papiertje inzitten dat recht gaf op een extra toffee!”

Jan Tervoort sr. en Jan Tervoort jr. bij de versierde hondenkar omstreeks 1931.
Jan Tervoort senior en Jan Tervoort junior bij de versierde hondenkar omstreeks 1931.

Hondenkar

Hondenkarren speelden een belangrijke rol bij de aanvoer en de distributie van melk. Er is ook toezicht op het gebruik van deze dieren. De Trekhondenwet van 1910 moet een einde maken aan misstanden en verplicht de houders tot een jaarlijkse keuring Er mogen maximaal 3 honden voor de kar en 2 onder de kar lopen. Volgens die wet wordt er een register bijgehouden van de eigenaren die een vergunning hadden. De registratie van de hondenkar van boer J. van der Park werd op 1 oktober 1932 doorgehaald omdat de hond slechts een borstbreedte had van 11,5 centimeter. Dorpsveldwachter Bleyendaal keurde kar en tuig en een veearts uit Alkmaar keurde de hond zelf. In 1932 zijn er nog 9 houders van trekhonden geregistreerd. Er is een tweede vergunning nodig om ook op de kar te mogen zitten. Vanaf 1927 is dat in principe verboden en dat is voor veel boeren de aanleiding om over te stappen op paard en wagen.


Jaarboek 20, pagina 7

Schaalvergroting

Het gebouw van de eerste Castricumse kaasfabriek, toen aannemer De Nijs daar al gevestigd was.
Het gebouw van de eerste Castricumse kaasfabriek, toen aannemer De Nijs daar al gevestigd was.

Jacobus Res, Gerrit Louter, Floris Twisk (mede-oprichter in 1904 van de Boerenleenbank) en Cornelis Spaansen verkopen op 8 mei 1918 de kaasfabriek ‘De Duinstreek’ “met alle machinerieën, losse en vaste gereedschappen, koppen, volgers (dit zijn de deksels van de kaaskoppen), bakken en bussen” voor  8.000 gulden aan de Coöperatieve Inkoopvereniging voor Melkslijters in Amsterdam. Op 18 maart 1919 wordt de fabriek in opdracht van de eigenaar, bij opbod en afslag geveild in het koffiehuis ‘de Vriendschap’ in Castricum. De N.V. ‘Stoomzuivelfabriek De Holland’ ziet zijn kans schoon om zich van deze concurrent te verlossen. Voor een bedrag van 5.896 gulden gaat de eigendom over en daarmee is het lot van de eerste Castricumse kaasfabriek bezegeld. De fabriek wordt gesloten en in 1921 wordt het pand doorverkocht aan aannemer Gerardus de Nijs. In 1982 werd het gesloopt voor de bouw van 9 appartementen.

De melkinrichting van Bal Lute aan het Schoutenbosch in gebruik bij veehouder J.C. Twisk.
De melkinrichting van Bal Lute aan het Schoutenbosch in gebruik bij veehouder J.C. Twisk.

In 1922 heeft De Holland nog een tweede melkbedrijfje opgekocht. De melkgrossier Baltus Lute heeft zijn bedrijf aan het Schoutenbosch. Hij is in 1910 eigenaar geworden van het gebouw, door met zijn vader Pieter Lute enige andere percelen te ruilen. Hij koopt melk van de boeren op en verkoopt dat door aan de melkslijters. Melk die over is, wordt geleverd aan een melkinrichting in Wormerveer. Lute gaat in 1922 failliet, omdat hij niet meer aan zijn verplichtingen kan voldoen tegenover de Oscar Smitsbank. In koffiehuis Van Benthem worden ook zijn bezittingen, waaronder het fabrieksgebouw bij opbod en afslag aan ‘De Holland’ verkocht voor 11.250 gulden. Het gebouw is na aankoop door de fabriek gebruikt voor opslag van oude materialen en het woonhuisgedeelte wordt in 1923 gesplitst in twee woningen, waarin Jan Twisk en Dorus Meijer, melkontvanger van De Holland wonen. Later wordt het hele pand eigendom van veehouder J.C. Twisk.

Veehouderij

In de jaren (negentien) twintig neemt het aantal melkkoeien in Castricum toe. In 1922 zijn er nog 622 stuks en in 1933 worden er 933 geteld. ‘De Holland’ kan de productie kennelijk niet alleen aan. Er wordt ook melk met paard en wagen opgehaald voor een fabriek in Wormerveer.

Boerderij Maria Hoeve, 1926.
Boerderij Maria Hoeve, 1926. De boerderij lag voor de kruising met de Alkmaarderstraatweg aan de Brakersweg 66, nu Walstro in Castricum. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Vanuit de Maria Hoeve werd melk getransporteerd voor melkinrichting Assumptio in Amsterdam. De melk werd er gekoeld door het over een soort wasbord te laten lopen. Door de ribbels liep koud water. Deze onderneming was opgezet door Jan Schermer senior, Piet de Wildt en Cees Poel van de Breedeweg en Cees Kuijs van de Heemstederweg.

Tjeerd van Eik

De omzet van ‘De Holland’ stijgt en het aantal personeelsleden wordt uitgebreid. Daarom wordt in 1929 door directeur Baas een assistent-directeur gevraagd, die in het bezit is van alle zuiveldiploma’s.

Op de voorgrond Tjeerd van Eik, voormalig directeur van de melkfabriek 'De Holland' aan de Breedeweg.
Op de voorgrond Tjeerd van Eik, voormalig directeur van de melkfabriek ‘De Holland’ aan de Breedeweg, bij de tentoonstelling van Werkgroep Oud-Castricum met thema 40 jaar Bevrijding in de Bibliotheek aan de Geesterduinweg in Castricum, mei 1985. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Op aanbeveling van de zeer gerespecteerde Rijkszuivelconsulent dr. L.T .C. Schey wordt de dan twintigjarige Tjeerd van Eik benoemd. Hij heeft zijn praktische opleiding gehad bij de zuivelfabriek ‘Eureka’ in Binnenwijzend, waar hij op 15-jarige leeftijd al als botermaker werkzaam is. Ook bij de Coöperatieve zuivelfabriek ‘Excelsior’ in Heerhugowaard heeft hij ervaring opgedaan. Nadat directeur Baas is geveld door een hartaanval wordt in 1939 de zoon van een van de aandeelhouders, Gerbrand Vis, nog als tijdelijk directeur benoemd, maar in januari 1941 wordt Tjeerd van Eik definitief de opvolger van Jan Pieter Baas.

Advertentie van De Holland in 1936. (rechts hoven)
Advertentie van De Holland in 1936.

Van Eik: “In de beginperiode nam ik waar voor directeur Baas en liet ik alles bij het oude. Later heb ik veranderingen doorgevoerd die volgens mij nodig waren. Mijn verhouding met Baas is toen op zijn


Jaarboek 20, pagina 8

zachtst gezegd wat onder druk komen te staan. Toen ik begon brachten de boeren hun melk nog zelf en er werd per liter afgerekend. Het vetgehalte werd wel gecontroleerd. maar daar werd toen nog niet op afgerekend. Het was meer om te controleren of de melk niet met water werd aangelengd. In de loop van de jaren (negentien) dertig is er toe overgegaan om wel op vetgehalte te betalen en vervolgens kwam ook het eiwitgehalte erbij.
Het vetgehalte werd om de 14 dagen vastgesteld. Bij de weging van de melk bij de aflevering ging er steeds een klein schepje in een flesje met een conserveringsmiddel. Zo kon per 14 dagen het gemiddelde vetgehalte van de melk per boer worden bepaald. Tot in de jaren (negentien) dertig brachten de boeren de melk zelf naar de fabriek. Later werd het opgehaald. De vrachtwagens, die voor De Holland reden, waren van Maarten Meijer uit Limmen. Ook de Gebroeders Lute en Jan Brandjes zijn melkrijder geweest.

Melkrijder voor De Holland van het transportbedrijf Maarten Meijer uit Limmen.
Melkrijder voor De Holland van het transportbedrijf Maarten Meijer uit Limmen.

In de jaren (negentien) dertig kregen de boeren niet meer dan 3 cent per liter voor hun melk. De boeren, die rechtstreeks aan melkslijters leverden, kregen wat meer. In de winter hadden die melkslijters dan tekort melk en ze moesten dan voor een hogere prijs aan de fabriek bijkopen. De kwaliteit van de producten is mij altijd erg ter harte gegaan. Vooral dat we steeds betere kaas en boter konden maken heeft mij veel genoegen gedaan. De langdurige samenwerking met een groot aantal vaste krachten, zoals bijvoorbeeld Klaar Wijker en Maarten Duijn, was een voorrecht.”

Personeel en directeur op de toto. Van links naar rechts: Herman Lute (broer van Dook Lute), Dorus Meijer (melkontvanger), Guurtje Ten Wolde (melkslijtster), Meindert Kuilman (centrifugist), Leen ten Wolde, Liefting (tijdelijke hulp), directeur Tjerk Van Eik.
Personeel en directeur op de toto. Van links naar rechts: Herman Lute (broer van Dook Lute), Dorus Meijer (melkontvanger), Guurtje Ten Wolde (melkslijtster), Meindert Kuilman (centrifugist), Leen ten Wolde, Liefting (tijdelijke hulp), directeur Tjerk Van Eik.

Hinderwet

Vanaf de start van de fabriek zijn er klachten geweest. Dertien omwonenden van de fabriek, onder wie ook dominee Van Poelgeest richtten zich op 22 juni 1905 al tot de gemeenteraad met klachten over stank. Wei die overblijft, wordt gewoon in een sloot geloosd die geen afwatering heeft. In de jaren (negentien) dertig ontstaat rondom de fabriek steeds meer bebouwing en de klachten over hinder nemen dan toe.
In 1920 krijgt de melkfabriek de eerste hinderwetvergunning, maar de voorwaarden kunnen niet voorkomen dat er overlast blijft bestaan door het lawaai van bussen, aan- en afvoer, rook en roet en dat 7 dagen per week. De gemeente verbiedt het bedrijf in 1931 wei te lozen in de sloot en eist dat andere in de waterloop te lozen vloeistoffen vermengd worden met schoon water.

De bouw van de waterzuivering waar het rioolwater werd gezuiverd. Heemstederweg 3 in Castricum, 1939.
De bouw van de waterzuivering waar het rioolwater werd gezuiverd. Heemstederweg 3 in Castricum, 1939. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Maria Bleijendaal, die in de Mr. Ludwigstraat woonde, herinnert zich dat de was aan de lijn bij tijd en wijle zwart was van de roet. In 1940 richtten alle bewoners van de Mr. Ludwigstraat zich tot de gemeente met de vraag om stappen te ondernemen die verbetering in de toestand kunnen brengen. Er worden wel maatregelen genomen middels een roetvanger en een ander soort kolen, maar de klachten over roetneerslag blijven. In de jaren (negentien) vijftig wordt bij de rioolwater-zuiveringsinstallatie aan de Heemstederweg opgemerkt dat er veel wit water uit de riolering komt. Er wordt naar de fabriek gebeld en daar wordt tot ieders schrik ontdekt dat de kraan van de roomketel open staat en dat er 1.100 liter slagroom het riool in is gelopen.

Oorlogsjaren

Voor de fabriek zijn de oorlogsjaren heel moeilijk door te komen. Van Eik schaart zich bij het plaatselijk verzet. Op de zolder van de fabriek kan naar radio Oranje worden geluisterd. Men doet zijn best om boter en melkpoeder aan het normale circuit te onttrekken om onderduikers te helpen. Als vergelding voor sabotage aan de spoorlijn worden op 9 oktober 1944 door de Grüne Polizei drie huizen in de Pernéstraat in brand gestoken, waaronder ook het huis van directeur Van Eik.

Op 29 oktober 1944 in brand gestoken huizen Pernéstraat 40-42-44 in Castricum.
Op 29 oktober 1944 in brand gestoken huizen Pernéstraat 40-42-44 in Castricum. De bewoners waren: links nummer 40 Nic Bakker, kapper, midden nummer 42 Tjeerd van Eijk, directeur van melkfabriek De Holland aan de Breedeweg en rechts nummer 44 Henk van den Heiligenberg(?). Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

In de fabriek gaat de voorgenomen aanpassing van het centrifugelokaal door; ook een ‘vatenbordes’ voor de ontvangst van de melkbussen wordt gebouwd. De vernieuwing van de kaasmakerij moet in verband met de materiaalschaarste worden uitgesteld. De aanvoer van melk in de zomer van 1944 is praktisch gelijk aan het jaar daarvoor, maar in de wintermaanden daalt, volgens een bewaard gebleven jaarverslag, de aanvoer tot een ongeëvenaard dieptepunt. De oorzaak is, dat de mensen door de honger gedreven veel melk rechtstreeks bij de veehouders kopen.

Een grote handicap voor de fabriek is het uitvallen van de elektriciteit. Pasteuriseren is dan niet meer mogelijk en de melk wordt rauw gedistribueerd. Verder moet elke behandeling met de hand gebeuren, zoals waterpompen, melk overscheppen met emmers en centrifugeren met een kleine handcentrifuge.

De weinige room wordt voor zieken beschikbaar gesteld of wordt in een bus verkarnd, waardoor er nog wat boter gemaakt kan worden. De productie van flessenproducten wordt door de overheid vanaf september 1944 verboden, maar de maatregel is overbodig, omdat er toch geen flessen en kroonkurken te krijgen zijn. Er wordt meer personeel in dienst gehouden dan strikt nodig is, om te voorkomen dat de mensen in Duitsland te werk gesteld worden.

Gezicht vanaf de Breedeweg omstreeks 1947. Links staan de producten voor de melkboeren klaar.
Gezicht vanaf de Breedeweg omstreeks 1947. Links staan de producten voor de melkboeren klaar.

Herinneringen van Klaas Zonneveld

“Ik heb wel 10 keer naar Duitsland gemoeten. Als ik dan geen Ausweis meer had, dan ging ik naar Ad van Delft toe op het gemeentehuis en die jongen zorgde er altijd voor dat ik Ausweisen kreeg. Dan kreeg ik weer een Ausweis van de Hoogovens dan weer van de blikfabriek. Op het laatst moesten we allemaal weg en toen hebben ze me ondergebracht bij een neef van mij, boer Klaas Veldt aan de Brakersweg. Die was ziek en had een groot bedrijf, zodoende kreeg ik weer papieren en zo ben ik de oorlog doorgekomen. Toen de oorlog was afgelopen, ben ik naar de melkfabriek gegaan. Van Eik heeft mij aangenomen.
Ik werd na een jaar of vier chef in de melkafdeling. Eerst was Oene Mol dat, maar die werd meer algemeen bedrijfsleider. Samen met een stuk of vijf collega’s kookte ik gorte- en bloempap, maakte ik yoghurt, vlaatjes en chocolademelk. Dook Lute kwam in 1951 bij de fabriek.


Jaarboek 20, pagina 9

Hij maakte veel chocolademelk. De meeste chocolademelk werd gemaakt tijdens de demobilisatie toen die jongens uit Indonesië terug kwamen. Daarvandaan heette die chocolademelk ook ‘demob’.

Klaas Zonneveld.
Klaas en Catrien Zonneveld, Eerste Groenelaan 63 in Castricum. Geboren 18 mei 1922 fabrieksarbeider, melkhandelaar, werkte later bij de Rabobank, overleden 26 februari 1997, trouwt op 13 februari 1946 met Catharina M. Dijkman. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Ik was er elke nacht om drie uur uit. Dat heb ik wel tien jaar gedaan. Als ’s avonds de melk binnen kwam van de melkrijders, werd dat opgeslagen in een tank en draaide ik die melk in de kaasbakken en onderzocht ik de melk op vetgehalte en dan riep ik de kaasmaker die effe verderop woonde en die ging dan aan het werk. Daarna liet ik de roomtanken leeglopen in de karn en liet hem draaien. Als ik door het glaasje dan een beetje boter zag, belde ik de botermaker. Ik maakte ook de melk klaar die de slijters ’s morgens kwamen halen. Daar had je alle dagen 5.000 liter voor nodig.

Een melkauto op weg naar de melkfabriek De Holland.
Een melkauto op weg naar de melkfabriek De Holland. Schoolstraat in Castricum. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

Voor Egmond en Uitgeest werd de melk door de melkrijders om een uur of vijf weggebracht. De melk moest eerst op vetgehalte worden gebracht met de melkcentrifuge. Je draaide bij wijze van spreken 2.000 liter taptemelk en 3.000 liter volle melk en dan onderzocht je het. Soms moest er vet uit vandaan, dan weer moest er room worden toegevoegd om het vetgehalte op peil te brengen. Het was verschrikkelijk hard werken. Er werd nooit gevraagd hoe je je werk klaar kreeg. Toen ik begon verdiende ik 28 gulden per week en na 1 jaar 31 gulden met een liter melk en soms een pond boter.

Er gebeurden natuurlijk wel eens ongelukken, dat er een zooi melk wegliep en dan was je ook het vet kwijt. Als je een plas melk kwijt bent, is niet zo erg, maar het vet …! Je moest altijd zorgen aan het eind van de maand dat die lijst rond zat. Als we een tekort hadden en ik had een tank van 5.000 liter en je kon er een kilo of vier vet mee verdienen, dan deed je daar gewoon water in. Dan kwam het vetgehalte ook weer goed. Maar dan moest je altijd wel uitkijken voor de keuringsdienst anders waren we de sigaar.
Ik maakte ook alle dagen yoghurt en zoals je weet van yoghurt, maak je yoghurt. Ik nam altijd een monster van de yoghurt die klaar was en dat onderzocht ik op het laboratorium. Dan had je een uitstrijkje op een glazen plaatje en bekeek je onder de microscoop. De verhouding tussen de melkzuurbacterie en de yoghurtbacterie moest zo’n beetje gelijk zijn. Altijd die verhouding in de gaten houden. Dan moest je die yoghurt wegzetten in bakken en daarmee werden zo’n 1.000 halve liter flesjes gevuld en die moesten twee uur op temperatuur blijven staan in water van 47 graden. Dat water moest je verhitten met stoom.

We hadden een liggende en een staande stoomketel, die met kolen gestookt werden. We kregen een nieuw ketelhuis en toen kwam er in onze ogen een hele grote ketel in te liggen. Die ketel had een bak, die je met kolen gevuld naar de ketel kon rijden en daar aan een ketting hangen. De bak liet je dan leeglopen in het reservoir en daar draaide een spiraal de kolen in het vuur. Voor de staande ketel moest je nog gewoon met kruiwagens kolen halen en in het vuur gooien.

Dat was ook het werk van de centrifugist. Voordat hij ’s avonds naar huis ging, moest hij het vuur schoonmaken, sintels eruit halen enz. Je had peilglazen langs de ketel, zodat je kon zien of er genoeg water in de ketel was. Co Res was er alle avonden, die was altijd aan het melk lossen en hielp bij het zwaarste werk. Co Res maakte die avond de ketel af, een beetje kolen erop en een kar kolen erbij. Je mocht nooit weggaan zonder dat dit gebeurd was, zodat je ’s nachts niet eerst ook nog eens kolen moest gaan halen. Wat doet Co Res nu; die draait die twee kranen van de peilglazen dicht, dus ik kom ’s morgens aan en ik hoor die kranen open te zetten. De kranen stonden eigenlijk altijd open wat niet mag, want als een peilglas springt dan vliegt het ook alle kanten heen. Maar goed, het is jaren zo geweest.
Ik kom ’s morgens, draai de stop om en de ketel begint te draaien en je klapt er nog eens een keer met de pook doorheen en de rest gaat dan vanzelf. Ik ben er nog wel 5 of 6 keer geweest en heb gezien dat er nog water genoeg is. Toen is het een uur of 8 en Van Eik komt kijken en we staan in de deur van het ketelhuis en toen zakt die ketel in mekaar. Het was een schril gezicht. De stoom vloog alle kanten op en we werden zowat weggeblazen. Van Eik zegt tegen me: “Klaas dat is fout.” De beveiliging had niet gewerkt. De kosten van een nieuwe ketel waren toentertijd 12.000 gulden. Het was een ramp. De fabriek stond zowat stil ook. We hebben door veel overwerk en nachtwerk evengoed gedraaid tot de nieuwe ketel kwam.

N.V. Zuivelfabriek en melkinrichting 'De Holland'.
N.V. Zuivelfabriek en melkinrichting ‘De Holland’.

Ik weet nog dat mijn vrouw en ik de eerste keer omstreeks 1950 een week met vakantie gingen. Ik heb eerst twee dagen en een nacht overgewerkt, anders kon ik niet met vakantie. Ik moest yoghurt op voor maken en vla, je moest dit en je moest dat. Ik had toen twee dagen en een nacht gewerkt en ik kreeg toen een dubbel weeksalaris.


Jaarboek 20, pagina 10

Onze vakantie ging naar Limburg. Je moest dan zondags wel terug wezen. We konden ’s nachts meerijden met Stet en onze fietsen konden ook mee. We zaten met z’n drieën in de cabine en ik heb de hele weg geslapen.”

Advertentie in het Nieuwsblad voor Castricum d.d. 29 augustus 1945.
Advertentie in het Nieuwsblad voor Castricum d.d. 29 augustus 1945.

Modernisering

Na de oorlog breekt er voor de fabriek een nieuwe tijd aan. De naam Stoomzuivelfabriek ‘De Holland’ is gewijzigd in Zuivelfabriek en Melkinrichting ‘De Holland NV’. Lang voorgenomen moderniseringen worden uitgevoerd en er wordt aan de weg getimmerd.

Presentatie van 'De Holland'.
Presentatie van ‘De Holland’.

Op een in 1948 gehouden grote land- en tuinbouwtentoonstelling, gehouden in Castricum, gaat de eerste prijs voor de presentatie naar de veiling ‘Ons Belang’ maar de 2e prijs is voor ‘De Holland’. In 1950 wordt achter de fabriek een nieuw gebouw voor de kaasproductie neergezet en wordt de oude door uitbouwen ontsierde voorgevel gemoderniseerd. Steeds nieuwe technische verbeteringen worden doorgevoerd en steeds minder hoeft met de hand te gebeuren.

Botermaker Maarten Duijn.
Botermaker Maarten Duijn.

Maarten Duijn de botermaker, neemt op 1 mei 1948 afscheid na een dienstverband van 42 jaar! Hij ontvangt uit handen van burgemeester Smeets een koninklijke onderscheiding. Zijn pensioen van de fabriek is 5 gulden en 2 liter karnemelk per week. Van Eik wordt met ingang van 1 oktober 1949 benoemd tot directeur van de Vlaardingsche Melkcentrale NV. Zijn opvolger is Matthijs Kramer uit Zaandijk over wie wat tegenstrijdige verhalen de ronde zouden gaan doen.

Melkinrichting Velsen

In 1955 neemt de melkinrichting Velsen de aandelen over van de familie Vis. Van Eik, die inmiddels directeur is geworden van de ‘Crema’ in Alkmaar en daar ook woont, wordt gevraagd met spoed bij de directie in Velsen te komen. Van Eik: “Ik stapte binnen in het kantoor en toen was het: Wij hebben ‘De Holland’ gekocht en we willen jou als directeur hebben. Direct ja of nee zeggen.” Het werd ja en Van Eik keert terug op zijn oude stek en in zijn vroegere woonplaats. Toch luidt de overname door de melkinrichting Velsen de ondergang van ‘De Holland’ in.

De Ford uit 1946 is van de NV Zuivelfabriek en Melkinrichting 'De Holland'.
De Ford uit 1946 is van de NV Zuivelfabriek en Melkinrichting ‘De Holland’. De producten werden onder de naam Holca verkocht. Links Maarten Meijer uit Limmen die chauffeur is van de auto. Breedeweg in Castricum. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Opkomst en neergang

Siem Admiraal, geboren in 1929, heeft bij de fabriek gewerkt van 1944 tot 1957. Hij heeft de fabriek voor een deel nog in de oude staat gezien en heeft de periode meegemaakt van opkomst en neergang van de fabriek. Siem Admiraal: “Zowat elke vrijdag kwamen de eigenaren van de fabriek, de gebroeders Vis, met een grote Dodge aanzakken. Ze deden een rondje en verdwenen in het kantoor. Het werkvolk zagen ze niet. De kust was veilig als de heren weer vertrokken waren. Ik heb zelf eerst in de melkinrichting gezeten en daarna drie jaar op de melkwagen om de producten bij de melkboeren te bezorgen. Begin 1950 was het zo, dat je als je zondags werkte, door de week een dag vrij had. Dat betekende dat je het kaasmaken een dag overnam of de melkontvangst en zo werd je overal inzetbaar. De melkafdeling heb ik zelf zo’n jaar of zes beheerd. In de melkinrichting werden alle melkproducten, zoals gortepap, bloempap, havermout, vanillevla, chocoladevla enz. gemaakt. Bij de kaasmaker sprong je tussendoor wel eens bij. Het ging allemaal nogal vlot hoor.


Jaarboek 20, pagina 11

Dop van de Melkfabriek Holland.
Dop van de Melkfabriek Holland. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Voordat de machines kwamen moest je de flessen met de hand vullen. Je liet de kraan langzaam lopen en hield de ene fles na de andere onder de stroom. Zo vulde je in flessen 300 of 600 liter pap. De doppen werden er ook met de hand opgezet. Later kwamen de machines eraan en werden de lege flessen op een band gezet en automatisch gevuld. Dat was een mooie tijd, toen het allemaal automatisch ging. Er was een man die de flessen op de band zette en een die ze eraf haalde en ik stond in het midden de boel in de gaten te houden. De modernisering kwam na de jaren (negentien) vijftig met de bouw van een nieuwe kaasmakerij achter de oude fabriek. De botermakerij bleef door de jaren heen hetzelfde. De karn ging heel lang mee. Als het klaar was, werd de boter eruit gehaald en werden er allemaal pondspakjes of halfpondspakjes van gemaakt. De boter werd nog met de hand ingepakt. Botermaker Maarten Duin, later opgevolgd door Arie Tervoort, haalde de boter eruit en anderen pakten het met de hand in. De kaasmakerij werd moderner met grotere bakken. Ook de kaaskoppen werden anders. Eerst had je alleen Edammers en later kwamen er ook Goudse kazen van 8 en 16 pond.

 De kaasmakerij die in 1950 werd gebouwd staat er nog steeds. In 1954 is er een verdieping opgezet voor de kaasopslag. De toren in het midden is de liftkoker.
De kaasmakerij die in 1950 werd gebouwd staat er nog steeds. In 1954 is er een verdieping opgezet voor de kaasopslag. De toren in het midden is de liftkoker.

Na de nieuwbouw bleven de oude houten kaasbakken eerst nog gewoon in de fabriek staan. Daarin zetten we bijvoorbeeld 2.000 flessen yoghurt in water, dat op temperatuur werd gehouden. Zodra je dacht dat de yoghurt rijp was, ging het koude water erop. In de zomermaanden vochten de klanten erom. Vooral door de opkomst van het tentenkamp kon je de vraag niet bijhouden. De productie van de fabriek nam toe. De boeren brachten de melk allang niet meer zelf. Zes grote vrachtwagens met 90 bussen erop brachten twee keer per dag de melk binnen.

1948: Dirk Liefting, Freek de Jong en Arie Tervoort.
1948: Dirk Liefting, Freek de Jong en Arie Tervoort.

Ik heb altijd Freek de Jong als kaasmaker meegemaakt en ook Piet Res uit Heiloo. Piet kwam van een boer Franssen uit Heiloo, die ook alles zelf verwerkte. Hij kwam in de kaasmakerij dat was hij gewend. Ook Siem Stam werkte daar. Jan Lute van de Hoogevoort heb ik ook meegemaakt; ook een hele leuke kerel. Hij was melkontvanger en ook centrifugist en helper van Freek de Jong. De bedrijfsleiders waren Luwe en Kos en nog later Dijkstra. Daar hadden we een goed contact mee. De rechterhand van de bedrijfsleider was de monsternemer. Die stond bij de melkontvangst. De hoeveelheid werd onder nummer ingeboekt. De hele week ging er wat melk in het flesje van de boer en daar werd aan het eind van de week in het laboratorium het vetgehalte van bepaald. Daar werd ook naar betaald. Klaas Zonneveld en ik hebben het langste met mekaar gewerkt. Toen Klaas in de melkafdeling werkte, was ik z’n tweede man. Later ging hij weg om als melkboer te beginnen en toen stapte ik er zomaar in. Er was een goeie sfeer onder mekaar; er werd veel gezongen.

Co Res; daar kan ik wel een boek over schrijven. Hij was enorm sterk en werkte in de bouw, maar kwam alle avonden deze en gene helpen. Als de melk om kwart voor zeven binnenkwam, hielp hij bijvoorbeeld bij het lossen van de melk of het spoelen van de bussen. Hij kon enorme hoeveelheden pap en chocolademelk op.

Door de fusie met Velsen in 1955 daalde de productie. Steeds meer van wat je vroeger zelf maakte, kwam uit de melkinrichting Velsen. In Velsen stonden de grote machines en dan werden de producten daarvandaan met vrachtwagens aangevoerd en dan was je er alleen om vrachtwagens te lossen en te laden. De melkrijders Maarten Meijer en Jan Brandjes raakten ook zonder werk. De boeren moesten beginnen met koeltanks en grote tankwagens kwamen langs. Dat hebben wij bij ‘De Holland’ niet meer meegemaakt. Toen het zover was raakte Velsen ook op z ’n oor. De tankwagens brachten het naar de grote fabrieken in Ursem en Stompetoren. De boeren kon je hier langzamerhand ook op je vingers tellen.


Jaarboek 20, pagina 12

Plattegrond van de fabriek in 1954. (Tekening van A.M.Korsman).
Plattegrond van de fabriek in 1954. (Tekening van A.M.Korsman).

Het was een leuke tijd, maar ook waren het verloren jaren achteraf. Mijn acht broers waren altijd zaterdags en zondags vrij en ik zat altijd maar te werken. Het was een sleur, je wist niet beter. Zondagochtend om half vier ging ik al naar de fabriek en dan zorgde je dat je om half zes de eerste kaasbak klaar had en dan kwamen je collega’s en dan was het stampen en dan ging ik om half twaalf naar huis toe en dan had ik mijn uren. Maar op het laatst was je meer sjouwer van bussen en kratten dan dat je iets kon maken. Financieel begon het me ook tegen te staan. ’s Winters had je bij de melkfabriek 62 gulden en in de zomermaanden 80 tot 90 gulden voor 54 uur werken. Bij de Ballast had je meteen 119 gulden.”

Achter de fabriek respectievelijk achter de Schoolstraat lag een stuk grond waar tien personeelsleden van de fabriek konden tuinieren. Het was een kleine compensatie voor de lage lonen. Het was hard werken bij de melkfabriek. Jan Lute, over wie Siem Admiraal vertelde, kwam op zijn 25e bij de fabriek werken en haalde er in 1961 de pensioengerechtigde leeftijd van 65 jaar. Toen had hij er, op drie maanden na, 40 dienstjaren opzitten. Een zoon van hem vertelde dat zijn vader er niet toe te bewegen was om die 40 jaar vol te maken. Voor Jan Lute was het meer dan genoeg geweest.

Melkslijters

Van Eik waarschuwt Klaas Zonneveld dat het einde van de fabriek in zicht komt. Zonneveld heeft helemaal geen zin om bij de melkinrichting Velsen of in Heiloo te gaan werken en gaat zijn middenstandsdiploma en andere vakdiploma’s halen om melkslijter te kunnen worden. De oorspronkelijke consumptiemelk-voorziening was heel eenvoudig. De boeren (melkboeren genoemd, omdat ze melk leverden ter onderscheiding van groenteboeren, kaasboeren en dergelijke) woonden tussen hun klanten. Met de uitbreiding van de dorpen en steden werd de afstand te groot om de melk bij de consument te kunnen bezorgen. Op dat moment kwam de zelfstandige melkslijter naar voren en ook de grossier als schakel tussen boer en slijter. Tot de eerste tientallen jaren na de eeuwwisseling werd er elke dag twee keer en ook zondags melk aan huis bezorgd. Er bestond tenslotte nog geen koelsysteem.

Melkventer Cor Castricum bij de spoorwegovergang naar de Kramersweg.
Melkventer Cor Castricum bij de spoorwegovergang naar de Kramersweg.

Gortepap en bloempap wordt door de fabriek los geleverd. Jan Castricum, bijgenaamd Jan Pap, vent met losse gortepap. Mejuffrouw de weduwe P. Keetbaas verkoopt alleen yoghurt. Maar als later de melkslijters hun assortiment ook gaan uitbreiden worden de specialisten gedwongen de bakens te verzetten. Er zijn maar liefst 16 melkslijters en een straat wordt soms wel door drie of meer slijters aangedaan. In 1932 was de melkslijtersvereniging ‘de Eendracht’ opgericht. De leden maken een keer per jaar een uitstapje maar verder


Jaarboek 20, pagina 13

komt de samenwerking nauwelijks. Met steun van directeur Van Eik en notaris Van Cranenburgh ontstaat er uiteindelijk overeenstemming over een wijkverdeling.

Café-restaurant Broksma op de hoek van de Burgemeester Mooijstraat en de Dorpsstraat 42 in Castricum.
Café-restaurant Broksma op de hoek van de Burgemeester Mooijstraat en de Dorpsstraat 42 in Castricum. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Er moest getekend worden, waarvoor op 11 februari 1948 in café Broksma (hoek Dorpsstraat-Burgemeester Mooijstraat) een bijeenkomst was belegd. Iedereen was aanwezig behalve Geertje ten Wolde-Mooij, weduwe van Huibert ten Wolde, die gezegd zou hebben dat ze niet tekende. Wanneer iemand niet zou meewerken ging het hele plan niet door. Van Eik vertelde dat hij naar haar huis ging aan de overkant van de Burgemeester Mooijstraat en alleen zei: “Juffrouw Ten Wolde, het is zover.” Daarop trok ze haar jas aan en ging met Van Eik mee. Het saneringsplan was gered.
Op maandag 16 februari 1948 wordt een begin gemaakt met de uitvoering. Het publiek is vrij om bij de handelaar van zijn keuze melk te halen, maar voor de bezorging is men uitsluitend aangewezen op de wijkmelkboer. Een verschillende geloofsovertuiging van melkboer en klant is nog al eens aanleiding voor sommigen om melk te halen bij de slijter van hun keuze. Overigens is er de regeling, dat winst van de melk die boven de aanvangsnorm wordt verkocht, via de vereniging wordt verrekend.

De sanering heeft als direct voordeel voor de klant dat de melk nu ’s morgens wordt bezorgd en dus niet de hele dag in de bussen blijft staan. Paul Lute en Jur Schats zijn nu zo snel klaar met hun werk dat ze er nog een baan bij nemen. Zij gaan bij de melkfabriek werken, nadat ze hun wijk gelopen hebben. Klaas Zonneveld, begonnen met een winkeltje tegenover de fabriek op de hoek van de Schoolstraat en de Breedeweg, wil ook melkboer worden, maar hij komt er niet zomaar tussen. Van Eik steunt Zonneveld in zijn streven. De spanning loopt op en de melkboeren stellen Van Eik zelfs een ultimatum. Hij zou moeten kiezen tussen leveren aan Zonneveld of aan de gevestigde melkslijters. Uiteindelijk wordt Zonneveld in 1959 toch als lid door de vereniging geaccepteerd. Hij koopt een wijk van 2.000 liter per week, waarvan 1.000 liter van Johannes Veldt van de Stetweg. Het aantal woningen in zijn wijk breidt zich snel door de bouw van de woningen in de ‘bomenbuurt’ door bouwbedrijf Biesterbos en zo wordt de klantenkring van Klaas Zonneveld snel groter. Daarnaast valt hij nog menigmaal in bij de melkfabriek, overeenkomstig de afspraak die hij met directeur Van Eik had gemaakt.

De melkventers en hun echtgenotes van Castricum maken een uitstapje naar Schiphol (omstreeks 1950).
De melkventers en hun echtgenotes van Castricum maken een uitstapje naar Schiphol (omstreeks 1950). De heren die op de trap staan van boven naar beneden zijn: Jan Bos, Nic. Groot, Piet Schilder, Piet Bakker, Cor de Winter, Jan Castricum, Gerard Kaandorp. De overige personen van links naar rechts: Jur Schats, Jan Tervoort, Agie Veldt, Jan Veldt, mevrouw J. Nijman, mevrouw J. Schats, Jan Nijman, mevrouw G. Kaandorp, mevrouw P. Schilder, mevrouw P. Bakker, mevrouw C. de Winter, mevrouw Marie Brakenhoff, Bank Beentjes, mevrouw Rie Stuifbergen, Henk de Graaf (chauffeur van de bus), mevrouw J. Castricum, mevrouw J. Tervoort.

Jaarboek 20, pagina 14

Herinneringen van Tiny Gorter

Tiny Hemstede-Gorter: “Vroeger had je hier geen voortgezet onderwijs dus ik was in Heiloo op de Mulo; ik kon aardig meekomen. Ik deed de 4-jarige Mulo in drie jaar. Toen was ik 16 en moest meteen aan het werk. Onze melkboer Paultje Lute gaf de tip aan mijn moeder dat er op het kantoor van ‘De Holland’ een vacature was. Daar werd ik in 1941 aangenomen. Mijn man leerde ik daar kennen. Hij was analist op het laboratorium. We zijn getrouwd en toen moest hij naar Indonesië. Later na de oorlog heb ik op het distributiekantoor gewerkt om wat meer te verdienen.

Directeur Tjerk van Eik.
Directeur Tjerk van Eik.

Ik begon met 5 gulden in de week en dat deelde ik met mijn moeder. Daarvoor werkte je ook zaterdags nog tot 12 uur. De mensen hadden zomers drie dagen en ’s winters drie dagen vakantie en dat was alles. Ze moesten wel gespreid op vakantie want de fabriek ging nooit dicht. Ook op het lab werd er zondags gewerkt. Van Eik vroeg mij terug in 1959. Het was erg druk bij de fabriek; er waren ziektegevallen enzovoorts. Tot de sluiting in 1963 heb ik er gewerkt. Ik vond het heel erg dat de fabriek dicht moest. Wijker was de boekhouder en Wim Liefting was ook van de administratie. Van Eik zat boven. Het huis naast de fabriek was ons kantoor. Het lab was eerst in de keuken. Later kwam het in een nieuw deel van de fabriek, dat er nog staat.

De melkfabriek na de modernisering van de voorgevel in 1950.
De melkfabriek na de modernisering van de voorgevel in 1950.

Aan de achterkant kwamen de melkrijders met hun melk. De melk kwam uit Castricum, Limmen, Egmond en Uitgeest. Het werd opgehaald door transportbedrijven van Lute, Brandjes en Maarten Meijer uit Limmen. Ik deed de hele administratie van de boeren. De melkontvanger woog de melk en schreef de hoeveelheid op per boer. Het vetgehalte werd op het lab bepaald en dan volgde de betaling. Eerst hadden we monsterflesjes, later van die matjes. Voor de melkbussen betaalden de boeren 3 cent per week huur. We hadden ongeveer 125 boeren. Per 14 dagen werd het geld in zakjes gestopt. Wim Liefting bracht het in Castricum rond en de melkrijders namen het mee voor de buitenwijken. Je had ook nog wel eens een nabetaling. Op een keer hadden we 100.000 gulden op kantoor liggen. Toen deed ik de deur maar op slot. De prijs werd bepaald door de kaasmarkt. Van Eik ging iedere week en dan belde hij de prijs door. Eerst moest ik dan naar Schut, de bank naast De Rustende lager, om geld te halen. Daar ging je gewoon mee over straat.
In de oorlog gebeurde er ook veel. Van Eik zat in de ondergrondse. Eén keer was er zogenaamd een overval van de Duitsers en die vorderden melk en boter en gingen er mee vandoor. Dat was uiteindelijk in elkaar gezet door de ondergrondse hoorden we later. Ik deed de administratie voor de boeren en Wim Liefting voor de melkslijters. Zomers was het ontzettend druk door het kampeerterrein. Dan waren er slijters die wel 15 keer per dag hun voorraad moesten aanvullen. Ik weet veel nummers van de boeren nog uit mijn hoofd. Roele was 5, Spaansen 12 en Jaap Veldt was 19. Het huis waar ik nu woon staat op zijn land.”

Sluiting

Op 17 september 1959 wordt een nieuw fabrieksgebouw van de melkinrichting Velsen geopend. Bij de opening zijn de gemeentebesturen van Heemskerk, Uitgeest, de Egmonden en Castricum aanwezig. Directeur Fontein ziet zijn ideaal in vervulling gaan: ‘de melkfabriek van de IJmond’. Het complex omvat een melkontvangst met bussenspoelmachine van 600 bussen per uur; een roomzuur en karnemelklokaal met 19 reusachtige tanks. De botermakerij, de grote hal, het ketelhuis, de werkplaats en het laboratorium completeren het geheel. In de fabriek werken 90 personeelsleden. In 1958 verwerft de C.M.C. 40 procent van de aandelen van de melkinrichting Velsen en ook voor deze fabriek zijn er al weer donkere schaduwen op het behang.

Drukkerij Boesenkool voorheen gevestigd Geelvinckstraat 15 onder andere uitgever van De Castricummer (wekelijkse dorpskrant). Dit huidige pand is een deel van de oude melkfabriek 'De Holland'. Thans staat op deze plek een appartementen gebouw.
Drukkerij Boesenkool voorheen gevestigd Geelvinckstraat 15 onder andere uitgever van De Castricummer (wekelijkse dorpskrant). Dit huidige pand is een deel van de oude melkfabriek ‘De Holland’. Thans staat op deze plek een appartementen gebouw.

In 1960 zijn er in Noord-Holland nog 20 fabrieken over. Het is duidelijk dat ‘De Holland’ met een verouderde inrichting en te kleine capaciteit z’n tijd heeft gehad. De fabriek verwerkt dan nog 1 miljoen liter tegenover de melkinrichting Velsen 17 miljoen liter per jaar. De fabriek houdt het nog even vol maar op 31 december 1963 is de sluiting een feit. Huilend gaat Tiny Hemstede-Gorter op haar Solexje naar huis. Het is afgelopen. ‘De Holland’ is geschiedenis geworden.

N.A.Kaan


Jaarboek 20, pagina 15

Naschrift:

Na de sluiting van de fabriek heeft het gebouw nog enkele jaren gefungeerd als afgiftestation voor de melkinrichting Velsen. De producten voor de melkboeren in Castricum en de Egmonden werden vandaar gedistribueerd. Dirk Liefting, Jan Veldt, en Piet Sprenkeling waren de enige personeelsleden die er nog werkten.

In 1965 werd het fabrieksgebouw in gebruik genomen door Technisch Bureau Bedeke, in 1976 opgevolgd door Drukkerij K. Boesenkool en Zoon. In 1988 werd het gebouw gesloopt en zijn er 9 appartementen gebouwd. Het deel waar het laboratorium, het kantoor en het ketelhuis in gevestigd zijn geweest, is als woonruimte in gebruik. Het gebouw voor de kaasfabricage wordt nu als magazijn voor een woninginrichtingszaak gebruikt.

De Stoomzuivelfabriek is in 1963 gesloten.
De Stoomzuivelfabriek is in 1963 gesloten. Het pand is daarna verbouwd en in gebruik geweest bij technisch bureau Bedeke en handelsdrukkerij Boesenkool. In 1988 is het hoofdgebouw gesloopt om plaats te maken voor appartementen. Ook het laboratorium en het kantoor zijn geschikt gemaakt voor bewoning. Makelaarsbriefje. Toegevoegd.

De melkinrichting Velsen is gefuseerd met de melkfabriek in Heiloo en opgegaan in de Melkunie. Onder de naam Zuivelfabriek en melkinrichting De Holland BV heeft de Melkunie Holland nog enkele kaaspakhuizen geëxploiteerd. Eind 1992 is de BV definitief ontbonden.

Bronnen:

  • Regionaal Archief Alkmaar
  • Archief gemeente Castricum
  • Kadaster Alkmaar
  • Kamer van Koophandel Alkmaar
  • Interviews met mevrouw T. Hemstede-Gorter, Tj. van Eik, S. Admiraal, Th. Lute en N. Zonneveld.
  • Informatie van de heer L.C. Baas te Apeldoorn, mevrouw M. Prins-Hoogendam te Honselersdijk, de heer en mevrouw J. Schats, mevrouw Stam, de heer P .C. Sprenkeling en de heer J. Tervoort.
  • Fotomateriaal: mevrouw P. van Breemen, werkgroep Oud-Castricum, de heren Loek Zonneveld, Jaap Stuifbergen en H. Heideman.