11 maart 2024

Het sinterklaasfeest in ons dorp (Jaarboek 43 2020 pg 11-25)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 43, pagina 11

Het sinterklaasfeest in ons dorp

Sinterklaas in zijn tijdelijke woning met het grote boek.
Sinterklaas in zijn tijdelijke woning met het grote boek. Foto Jolanda Out.

Sinterklaas, wie kent hem niet? Ook in Castricum en Bakkum heeft de goedheiligman talloze voetstappen liggen. Behoudens een kleine dip in de jaren (negentien) negentig en ondanks de nog steeds stevige discussies over Zwarte Piet, is Sinterklaas elk jaar feestelijk ingehaald in ons dorp. Hoe werd het traditionele festijn hier gevierd en wie kropen er in de huid van Sint en zijn knechten?

Een stukje geschiedenis

Peter van Trigt (1944), lid van het Sint-Nicolaasgenootschap Nederland, is sinds 1982 verzamelaar van sinterklaasafbeeldingen en -documenten, waarover hij regelmatig heeft gepubliceerd in onder andere het Nieuwsblad voor Castricum op basis van zijn foto’s en ansichtkaarten. In 1995 schreef hij voor het Hoofdbedrijfschap Detailhandel de brochure ‘Hoor wie klopt daar … Sinterklaas-ideeën voor detaillisten’. Aanleiding was het feit dat in de etalages en in de winkels zelf nauwelijks nog aandacht aan Sinterklaas werd besteed en de kerstman hem dreigde te verdringen. In 2016 publiceerde Peter het boek ‘1000 jaar Sinterklaas’.

Zie de maan schijnt door de boomen.
Zie de maan schijnt door de boomen. Collectie Peter van Trigt.

Over het zijns inziens ware verhaal van Sint-Nicolaas en zijn knecht vertelt hij: “Onze huidige viering is zeker niet eeuwenoud. Na 1580 werd na enkele klinkende overwinningen op de Spanjaarden (1571 Alkmaar ontzet, 1574 Leiden ontzet, enzovoort) boven de grote rivieren de openbare uitoefening van het rooms-katholieke geloof verboden. Het werd alleen nog oogluikend toegestaan in schuilkerken, die niet als zodanig herkenbaar mochten zijn. Ook de goede bisschop verdween uit het straatbeeld, maar het feest bleef ook buiten zijn aanwezigheid bestaan. Een belangrijke rol speelden daarbij de traditionele St.-Nicolaasmarkten, want handel is voor Hollanders nu eenmaal heilig. En bakkers bleven al weken van tevoren hun speculaasfiguren en andere lekkernijen uitstallen, daar de sinterklaasverkoop een belangrijk deel van hun omzet vormde.

De bisschop was taboe maar zijn knecht bleef in allerlei vreemde uitdossingen bestaan en kreeg vaak de naam: ‘Zwarte Klaas’ (zie kader hieronder). Het was een boeman die de rol van bestraffer en beloner in zich verenigde. Toch werd ook hij rond 1800 met eeuwige verbanning bedreigd. Moderne opvoeders, aanhangers van de Verlichting, vonden sprookjes en bangmakerij uit den boze. Als kinderen met Sinterklaas cadeautjes kregen, werd er direct bij verteld dat de ouders ze uit zijn naam gaven. Nicolaas was namelijk een grote kindervriend geweest, maar al heel lang dood.

Afdruk van een houtsnede circa 1880.
Afdruk van een houtsnede circa 1880 naar een
tekening van Karl Jauslin. Collectie Peter van Trigt.

Zwarte Klaas

Oorspronkelijk was de knecht een duivel, die zowel een roe als een lange ketting meedroeg. Dat laatste als bewijs dat St. Nicolaas hem had geknecht, dat wil zeggen: onderworpen. Met die ketting rammelde hij ten teken dat Sint in aantocht was. Na de reformatie (1566) veranderde de duivel in een boeman, maar met behoud van roe en ketting werd hij vaak aangeduid als Zwarte Klaas.

Bijna niemand heeft nog weet van die angstaanjagende Sint, die tot aan de Tweede Wereldoorlog nog hier en daar rondwaarde. Ook in Castricum. Maar Bertus Stuifbergen (1933), die in het winkelpand aan de Dorpsstraat 34 woonde, vertelt: “De klanten kochten bij ons producten als boter, kaas, koffie, cacao en chocoladerepen. Het moet de diepe wens van mijn moeder geweest zijn, dat ze een keer Sint-Nicolaas in huis wilde hebben. Nou, die kwam! Op een namiddag in december – het begint buiten al donker te worden – gaat bij ons de voordeurbel.


Jaarboek 43, pagina 12

We horen donkere stemmen en gerammel met kettingen. Met mijn twee zusjes, Ans de oudste en Tiny de derde op rij, sta ik in onze keuken. Ik voel me van binnen bang. Daar gaat de keukendeur open en hoor ik de stem van buurman Scheerman. En plots staat in de geopende deur ‘Sinterklaas’ met een mombakkes en achter hem Zwarte Piet, ook met een mombakkes. Sint heeft een of andere vreemde doek over zijn schouders. Wat hij zei, weet ik niet meer, maar ik deed het bijna in mijn broek van angst en Tiny begon te huilen. Sinterklaas is niet lang geweest, maar ik heb hem verstijfd in heel mijn lijf steeds maar aangekeken. Nee, deze eerste ontmoeting was niet leuk. Gelukkig ben ik later Sinterklaas nog tegengekomen in de winkel van de familie Vader en op de bovenverdieping van de winkel van Heideman tegenover Corso. Ook spannend, maar veel leuker.”

NB. De bisschopsmantel was een raar kleed, meestal een oude deken, en het masker een stuk gekleurd papier met daarin gaten voor de mond en de ogen. Heel angstaanjagend dus. Die ketting is nog lang een vast attribuut geweest van Zwarte Piet, maar verdween na de oorlog net als weer later de roe. Bijzonder is overigens dat Zwarte Klaas in dit geval ook de zwarte knecht bij zich had. Meestal trad hij alleen op.

Vervolg van Peter van Trigt’s ware verhaal van Sint-Nicolaas en zijn knecht:

Dat zowel heer als knecht na 1830 geleidelijk aan opnieuw in het straatbeeld en de huiskamer verschenen, was het gevolg van de Franse overheersing (1795-1813) en de Romantiek. Voor de Fransen waren alle burgers en religies gelijk. Het rooms-katholieke geloof mocht weer openlijk worden beleden en St. Nicolaas was ook boven de grote rivieren niet langer taboe. Vervolgens koesterde de Romantiek de fantasie en het sprookje, wat het sinterklaasfeest tenslotte is. Het kreeg echter wel een protestants stempel. Begeleiders als een duivel en/of engelen waren alleen in het zuiden tot aan de Tweede Wereldoorlog nog gebruikelijk.

Bij ons werd Zwarte Piet (een bijnaam van de duivel!) een keurig geklede knecht, die met een slaaf niets van doen heeft. (NB. alle knechten van de buitenlandse Sinten zijn zwart of hebben roetvegen.) Echt populair werd het feest via het lager onderwijs, dat tot 1900 niet verplicht was. Het werd aangegrepen om kinderen uit arme gezinnen tot regelmatig schoolbezoek te verleiden via geschenkjes, het zingen van sinterklaasliedjes en traktaties. Pas in de crisistijd in de jaren (negentien) dertig, toen het grootwinkelbedrijf sinterklaasoptochten ging organiseren, werd het feest echt populair. Vanaf 1934 werd die optocht namelijk gefilmd voor het Polygoonjournaal, dat wekelijks in honderden bioscopen werd vertoond. Jaren na de oorlog zette Hilversum die traditie via de televisie voort.

Eeuwenoud is wel de traditie van speculaaspoppen, pepernoten en (suiker)harten. Gezamenlijk symboliseren zij de drie-eenheid: liefde, trouwlust en vruchtbaarheid. Sint-Nicolaas was namelijk de beschermheilige van huwbare jongelingen en meisjes. Vandaar zijn bijnaam ‘goedheiligman’, een verbastering van goedhuwelijksman. De pop heette dan ook een vrijer die je bij een meisje kon laten bezorgen op wie je een oogje had. Het hart spreekt voor zich en de pepernoten staan voor zaad dat wordt uitgestrooid. De knecht met zijn roe(de) verwees daar ook naar. Een andere betekenis voor roede is namelijk: mannelijk lid. Kortom, Sint was de beschermer van de levenscyclus met bijzondere aandacht voor het kind en de opgroeiende jeugd.”

Tijdens de intocht van 2003 stond op de hoek Henri Schuytstraat-Pernéstraat een erepodium ter ontvangst van de Sint opgesteld.
Tijdens de intocht van 2003 stond op de hoek Henri Schuytstraat-Pernéstraat een erepodium ter ontvangst van de Sint opgesteld. Op het achtergronddoek staat deze afgebeeld als beschermheilige van de vissers en schippers (anker), de leerlingen (de legende van de drie jongens in het pekelvat) en van de huwbare meisjes (legende van de arme drie meisjes die hij heimelijk ’s nachts elk een buidel met gouden munten als bruidsschat schonk). Foto: Peter van Trigt.

Het feest in Castricum en Bakkum

In een artikel uit het Nieuwsblad voor Castricum van 29 november 1968 wordt verteld welke belangrijke rol Piet Vader in de jaren (negentien) twintig van de vorige eeuw speelde ten tijde van Sinterklaas. Piet had een zaak in kruidenierswaren en tabaksartikelen in de Burgemeester Mooijstraat (later gesloopt voor de doorbraak naar de Henri Schuytstraat).

Burgemeester Lommen ontvangt Sint Van Weenen bij het oude raadhuis.
Burgemeester Lommen ontvangt Sint Van Weenen bij het oude raadhuis.

Op een zondag in november haalde hij de Sint persoonlijk van de trein, terwijl de fanfare sinterklaasliedjes speelde. Van de trein ging de Sint eerst naar de woning van burgemeester Lommen. Deze verwelkomde de goedheiligman met een glas wijn, waarna hij de kinderen toesprak. Vervolgens stapte Sinterklaas op zijn paard voor een optocht door het dorp en na zijn rondrit was hij verder de gast van Piet Vader.


Jaarboek 43, pagina 13

De ondernemer installeerde dan de Sint in zijn achterkamer met een grabbelton, waarmee vele kinderen hun geluk konden beproeven voor vijf cent.

De familie Brandjes woonde naast de familie Vader (in het witte huisje op de hoek Henri Schuytstraat-Burgemeester Mooijstraat). Coba (1923) herinnert zich als de dag van gister wat daar allemaal gebeurde: “Het hele huis werd leeggehaald en er kwamen tafels met snoepgoed, zoals borstplaat, taaitaai, speculaas en strooigoed. Ook de chocoladeletters ontbraken niet. De jongste kinderen van de familie Vader werden uitbesteed, de tweeling mocht er niet bij zijn, want anders liepen ze maar in de weg. Als de grote dag was aangebroken, kwam Sint-Nicolaas aangereden in zijn koets, vergezeld van een Zwarte Piet en als de Sint eenmaal op zijn zetel zat (hij bleef de hele dag), kon het feest beginnen. Ondanks de grote concurrentie van de bakkers en anderen, kwamen honderden mensen op de uitstalling af. Ze kochten hun waar, kwamen er door de voordeur in en moesten via de achtertuin weer naar buiten.“

Genoemde krant omschrijft ook het oude sinterklaasgebruik ‘smakken’, dat al in het artikel over de bakkers in het 34e Jaarboek uit de doeken wordt gedaan. Voor deze plaatselijke traditie werd in de bakkerijen ruimte gemaakt voor een rad van avontuur, schietbaan, ringwerpspel, sjoelbak enzovoorts Voor een klein bedrag kon men dan meespelen en prijsjes winnen.

5 DECEMBER

Hoogtij voor de Sinterklasen,
Zwarte Pietertjes incluis,
Voor een handje zilverbonnen
Krijgt u graag een duo thuis.

Baarden gaan per kilometer,
Mijters vliegen weg, per gros,
Purp’re mantels gaan per pakjes
En de staf van Sint, per bos.

Echter vele zwarte Pieten,
Uitgekiend en schoensmeer-echt,
Kunnen met hun ‘zwarte-Pieten
Vijand zijn! Doch nimmer knecht!

Vijf December zitten Sinten
Met of zonder valse baard,
In een veel te wijde ‘tabberd’
Als een ‘echte op een paard.

Maar de kind’ren die er juichen,
Zien de camouflage niet,
En devoot met koek-ambities,
Zingen zij hun welkomstlied.

Zo de kind’ren, zo de groten,
Sinterklaas komt overal,
In de stegen, in de lanen,
In ’t kasteel en in de stal.

Sint is niet alleen een ‘tabberd’
Of belichaamd in een wens,
Doch leeft in het diepste wezen
Van de waarlijk goede mens.

Gedicht van A.W. van Kluyve in het Nieuwsblad voor Castricum van 5 december 1947.


Jaarboek 43, pagina 14

In 1947 werd er ook gedacht aan de Castricumse militairen die in Indië waren gelegerd en Sinterklaas dus moesten missen. Het Nieuwsblad van 20 september van dat jaar meldt dat er een volksdansconcours zou worden georganiseerd door Volksdansgroep De Zonneroos op het Vitesse-terrein aan de Oude Haarlemmerweg. De opbrengst daarvan was bestemd voor het verzenden van sinterklaaspakketten aan de militairen overzee.

Advertentie in het Nieuwsblad voor Castricum van 3 december 1947.
Advertentie in het Nieuwsblad voor Castricum van 3 december 1947.

Ook De Rustende Jager deed een duit in het zakje. Daar vond op 6 december 1947 een ‘Grote Sint-Nicolaas Dansavond’ plaats ten bate van de NIWIN (Nationale Inspanning Welzijnsverzorging Indië).

Sinterklaas werd en wordt sinds jaar en dag ook gevierd op de scholen, in de verzorgingshuizen en bij diverse bedrijven, organisaties en verenigingen. Een mooi voorbeeld daarvan is het feest dat in 1969 werd georganiseerd door HOVOR-kamerjassenmode in de kantine van het bedrijf aan de Gasstraat. Daar werden toen opnames gemaakt voor het VARA-programma ‘Een opvallende vrolijke gevarieerde visite’, gepresenteerd door Kees van Maasdam. Er traden vier ‘Sinterklazen’ voor het voetlicht, namelijk Johnny Jordaan en het Cocktailtrio. “Circa 130 modinettes hebben van een groot feest kunnen genieten. Zij kregen onder andere een mooie haardroogkap met standaard aangeboden op deze betaalde vrije dag. Directeur Hoogervorst kan op een geslaagd feest terugzien”, aldus de krant van 5 december 1969.

Poster voor het Sintstuk in 2019.
Poster voor het Sintstuk in 2019.

Vermeldenswaard is ook de gezamenlijke opvoering vanaf 1983 van een ‘Sintstuk’ voor de kinderen door de toneelverenigingen Pancratius en Forento. Deze stukken, waarvan het Castricums Ondernemers Verbond aanvankelijk opdrachtgever was, werden jarenlang geschreven en geregisseerd door Bas Bruinsel.


Jaarboek 43, pagina 15

Het eerste toneelstuk kreeg de titel mee: ‘Hoe het komt dat Zwarte Piet soms zo streperig is’, wat de laatste jaren zeer actueel zou zijn…

Sinterklaas toneelstuk uitgevoerd door Forento.
Sinterklaas toneelstuk uitgevoerd door Forento. De spelers van het stuk ‘Visite voor de Sint!’. Van links naar rechts: achterste rij: Angelique van Esveld, Anneloes de Beer en Naomi Verdonk; voorste rij: Sandra Noordover, Mika Nelis en Joep Kok. Foto Forento.

Vanaf 1999 zette Marie-Louise Middelhoff deze traditie voort. Zij vertelt: “Het sintgebeuren gaat tot op de dag van vandaag nog vrolijk door. We hebben jarenlang met Pancratius samen twee volle weekenden gespeeld in Castricum, Beverwijk, Uitgeest, Limmen en Heiloo. Zo’n drie jaar geleden hebben we dat teruggebracht tot één weekend, omdat de belasting voor de crew te groot werd. Pancratius kon al een paar jaar moeilijk spelers leveren en het bouwen en slepen met het decor werd steeds door dezelfde oudjes gedaan. We spelen dus nu zonder Pancratius, maar zij kunnen altijd meedoen. De band is gebleven.

Inmiddels voeren we dus al 36 jaar sintstukken op. Uiteraard zijn wij ook onderhevig aan de modernisering van de pieten. Om discussies te voorkomen, maken we op posters reclame zonder Zwarte Pieten. We hebben momenteel jonge pieten, dus zij zijn dit jaar met vegen geschminkt. Onze voorstellingen in Limmen, Uitgeest en Castricum worden nog altijd goed bezocht.”

Jarenlang werd Sinterklaas met zijn knechten opgewacht bij het station, waar zij met de trein uit de richting Amsterdam arriveerden. Zij werden dan welkom geheten door Theo Weda, de voorzitter van het Centraal Ondernemers Verbond (COV).

Rond 1970 voerde de tocht in een open rijtuig langs onder andere het oude centrum, de Oranjebuurt, Eerste Groenelaan, de Helmkade en Ruiterweg naar Bakkum, waar het einde werd bereikt op het parkeerterrein tegenover Hotel Borst. Het was in die tijd ook traditie dat de Sint op het balkon van Hotel Restaurant Kuilman de grote menigte toesprak.

Sinterklaas begroet de menigte vanaf het balkon van Kuilman in Bakkum.
Sinterklaas begroet de menigte vanaf het balkon van Kuilman in Bakkum.

In latere jaren werden de nieuwbouwwijken aan de route toegevoegd en werd de Sint vanwege de drukte niet meer ingehaald bij het station, maar op andere locaties die nog ter sprake komen.

Tot de jaren (negentien) zestig vond het heerlijke avondje overigens niet in alle Castricumse en Bakkumse huiskamers op dezelfde wijze plaats. Naar Westfries gebruik werden de cadeaus bij de meeste katholieke gezinnen namelijk niet voor de deur gezet, maar mochten de kinderen op 5 december hun ‘stoeltje zetten’ voordat ze naar bed gingen.

Bertus Stuifbergen met twee van zijn kinderen.
Bertus Stuifbergen met twee van zijn kinderen. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Bertus Stuifbergen geeft uitleg: “Elk kind legde op zijn eigen stoel een verlanglijstje plus een wortel voor het paard van Sinterklaas. De volgende morgen waren we heel vroeg wakker, maar we mochten niet naar beneden komen tot we een seintje kregen. Dan vonden we de cadeautjes die zich meestal beperkten tot een taai-taaipop en iets praktisch als een paar sokken.”

De hoofdrolspelers als Sinterklaas

Uiteraard hebben tientallen inwoners Sinterklaas in ons dorp een gezicht gegeven. Een klein deel speelde echter een belangrijke rol als Sinterklaas bij intochten en andere evenementen. De meest bekende acteurs in chronologische volgorde:

Wub van Weenen (1890-1977)

Wub van Weenen werkte 42 jaar als stoker op Duin en Bosch. Hij organiseerde diverse toneelstukken en revues voor zowel het psychiatrisch ziekenhuis als uitvoeringen in het dorp.

Wub van Weenen als Sinterklaas bij de dansschool in 1937.
Wub van Weenen als Sinterklaas bij de dansschool van Jack en Tiny Smit in 1937.

Jaarboek 43, pagina 16

Ook leidde hij lange tijd de personeelsfanfare DIU van Duin en Bosch. Zijn levensverhaal wordt uitvoerig beschreven in het 19e Jaarboekje (1996).

Wub van Weenen als Sinterklaas in Castricum.
Wub van Weenen als Sinterklaas in Castricum. Foto Loek Zonneveld. Toegevoegd.

Zijn dochter Alie Hagenaars-Van Weenen zegt daarin onder meer: “Ja, als pa zich eind november-begin december en dat elk jaar weer in het bisschoppelijk habijt stak, dan was hij weer de goede kindervriend uit Spanje. Die rol, misschien wel de mooiste van zijn leven, speelde hij niet, nee hij was Sint- Nicolaas.”

Van Weenen was maar liefst 49 jaar Sinterklaas en stopte daarmee in 1961. Zijn staf bleef behouden en is opgeslagen in het archief van Oud-Castricum.

Henk van Elven (1909-1985)

De in Ermelo geboren Henk van Elven werd in 1930 aangesteld bij het PWN en was beheerder van het duingebied Heemskerk. Hij woonde van 1945 tot 1973 in de witte dienstwoning aan het eind van de Geversweg en vervulde zo’n 38 jaar de rol van Sinterklaas.

Hans Boot zingt in 1955 een liedje voor Sint Van Elven in het Corsotheater.
Hans Boot zingt in 1955 een liedje voor Sint Van Elven in het Corsotheater.

Tiny Gorter (1925) is een nicht van Van Elven en vertelt op de middag van de intocht van Sinterklaas in Castricum in 2019: “Oom Henk was dé Sinterklaas van ons dorp en volgens mij is er nooit een betere geweest. In oktober leefde hij al naar het feest toe. Dan werden zijn kleding en baard gecontroleerd en zo nodig hersteld. Het was een fijne man en samen met mijn echtgenoot Kasper waren ze de gangmakers op feesten en partijen. Kasper is nog een keer ingevallen als Zwarte Piet toen ze bij het kindertehuis Sint Antonius op bezoek gingen. Na afloop moesten ze zich omkleden bij Kuilman, waar ze een chocoladeletter en een paar borreltjes kregen. Een tikkeltje aangeschoten, maar met de letter in zijn hand, kwam Kasper daarna weer thuis …”

Tiny Hemstede-Gorter haalt herinneringen op samen met Cor de Haan.
Tiny Hemstede-Gorter haalt herinneringen op samen met Cor de Haan. Gebouw de Duynkant in Castricum, 2006. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Henk van Elven was lid van de voetbalvereniging CSV en logischerwijs trad hij vele jaren op als Sinterklaas tijdens het sinterklaasfeest voor kinderen van de leden in het Corsotheater.

Sinterklaas van Elven in Bakkum.
Sinterklaas van Elven aan de van Oldenbarnevedtweg in Bakkum. Foto G. van Geenhuizen. Toegevoegd.

Arend Stolte (1944) denkt met gemengde gevoelens terug aan Van Elven: “Mijn buurjongen Henk Dijkhuizen en ik hadden begin jaren (negentien) vijftig kastanjes gezocht. Uit verveling of baldadigheid gingen we bij ons in de straat proberen om deze onder langsrijdende auto’s door te gooien. Het begon met vrachtauto’s, maar we probeerden het ook bij een Volkswagen kever. Dit was gezien door buurvrouw Kooij. Kennelijk had ze dat gemeld bij Van Elven, want op het sinterklaasfeest van CSV in het Corsotheater moesten Henk en ik bij Sinterklaas komen. Hij had namelijk stoute dingen over ons en het gooien van kastanjes in zijn grote boek staan. We waren echter niet van plan naar het podium te gaan. Na een herhaald verzoek van Sinterklaas, de bioscoop zat stampvol, riep iemand: ‘Die zijn er niet’. We waren gered!”

Het sinterklaasfeest van de voetbalclub, toen nog spelend aan de Zeeweg, werd overigens in 1968 voor de 20e keer in de Corso gehouden. Voor de organisatie stond de supportersvereniging lange tijd garant.


Jaarboek 43, pagina 17

De vroegere vedette Cor Boot maakte daar deel van uit en zijn zoons Rob (1955) en Arnold (1957) kijken daar nu nog met plezier op terug: “De gang van ons huis stond vol met snoepgoed, waarvan pakketjes werden gemaakt voor de kinderen in de Corso. Dat gebeurde ‘s avonds in de huiskamer. Als wij zogenaamd lagen te slapen, gingen we stilletjes de trap af en deden ons in de gang tegoed aan de nodige lekkernijen …”

Toke Joosse (1943) licht toe wat er met de sinterklaaskleding van Henk van Elven is gebeurd: “Toen hij ermee stopte, kwamen zijn spullen terecht bij mijn moeder Coos, die in de jaren (negentien) zeventig met Loes van Keeken veel succes had in de ‘Two Women Show’. Zij traden ook op als respectievelijk Sint en Piet in De Santmark en toen kwamen de attributen van Henk goed van pas. Ik heb ze altijd bewaard en gebruik ze nu weer als we met onze kleinkinderen Sinterklaas vieren.”

Theo van der Himst (1934-2014)

Veiligheidsfunctionaris Theo van der Himst was de opvolger van Henk van Elven. Theo begon op 16-jarige leeftijd als Zwarte Piet bij Wub van Weenen. Vanaf 1971 trok hij maar liefst 36 jaar lang graag zijn tabberd aan en zette zijn mijter op.

Sint Van der Himst tijdens de intocht in 2003.
Sint Van der Himst tijdens de intocht in 2003. Foto Peter van Trigt.

Zijn weduwe Rie van der Himst-Valkering weet nog veel uit die tijd: “Theo speelde altijd met veel plezier voor Sinterklaas. Hij was erg precies en vanaf half november schreef hij de inhoud van de briefjes van ouders in zijn grote boek, want hij vond het maar niets om met inlegvelletjes te werken. Overigens was Theo zelf niet zo’n schrijver en liet het maken van zijn speeches graag over aan Ab Weda, die hij goed kende, omdat ze beiden vrijwilligers bij de brandweer waren.

Sinterklaas Theo van der Himst.
Sinterklaas Theo van der Himst. Brakenburgstraat in Castricum, 1981. Foto M.W. Schoonderwoerd. Toegevoegd.

In 1996 kreeg Theo van het Sinterklaascomité een gouden speld, omdat hij zijn rol 25 jaar vervulde.

Theo heeft thuis nooit opgetreden als Sint. Onze kleinkinderen hebben hem wel als Sinterklaas ontmoet. Rond 1995 dacht onze kleinzoon Yanko tijdens een intocht wel iets te herkennen en zei: ‘Goh, dat lijkt opa wel aan zijn neus te zien’. Toen gingen zijn ouders maar snel weg, want als Yanko de stem van Theo zou horen, had hij het zeker geweten …

Het was trouwens voor mij ook altijd een drukke tijd als het feest zich weer aandiende. Ik maakte namelijk de Sinterklaas- en Zwarte Pietenpakken en nog steeds verzorg ik de kleding voor de intochtpieten. Vroeger verhuurde ik ook sinterklaaskleding, maar daar ben ik een paar jaar geleden mee gestopt. Toen Duin en Bosch nog bestond in de oude situatie leverde ik de pakken voor de verschillende afdelingen waar Sinterklaas werd gevierd.”

Hein Poel (1957)

Sinds 2008 voelt Hein Poel zich zeer vereerd om elk jaar de Castricumse Sinterklaas te mogen zijn: “Hoe dichter ik tijdens de intocht bij Geesterduin kom, hoe meer kippenvel ik krijg. Het blijft fantastisch als je al die kinderkoppies met blijheid of spanning ziet. Ik geniet ook nog steeds van het feest in de kerk, maar na twee voorstellingen, die afgeladen vol zitten, is mijn accu ’s avonds wel helemaal leeg!”

Sinterklaas Hein Poel.
Sinterklaas Hein Poel. Castricum, 18 november 2017. Foto Peter Savenije. Toegevoegd.

Poel, die onder andere ook voor kerstman en paaskip speelt, startte overigens niet als Sinterklaas: “Ik ben in 1984 begonnen als Zwarte Piet bij Theo van der Himst, na bemiddeling van zijn dochter Marion. De eerste keer als Sint vond ik heel spannend, omdat het hele dorp voor je uitloopt en je in het middelpunt van de belangstelling staat. Het eindpunt was toen De Brink, waar ik een grote zetel kreeg naast een versierde trailer. Mijn eerste hoofdpieten waren Jacob Beentjes en Hans Brakenhoff. Ook heb ik een vrouwelijke piet in de persoon van Annelies Poel-Zoontjes. Zij is familie van me en gaat al jarenlang mee naar huisbezoeken.”

De eerste intocht van Sint Poel in 2008.
De eerste intocht van Sint Poel in 2008. Naast hem hoofdpiet Jacob Beentjes. Foto Peter van Trigt.

Over zijn outfit merkt Hein het volgende op: “Mijn kleding, inclusief staf enzovoorts, huurde ik eerst bij mevrouw Weda van de winkel in verf/behang in de Torenstraat. Op een gegeven moment heb ik die met twee pietenpakken van haar gekocht. Natuurlijk is alles onderhevig aan slijtage en mode en heb ik in de loop der jaren wat spullen moeten vervangen, zoals de baardstellen en mijn staf. Toen ik aan nieuwe kleding toe was, heeft mijn vrouw een mantel met voering, een onderjurk en een paarse broek met wijde pijpen voor me genaaid. Ook heb ik eens in Friesland, à la Bram van der Vlugt, een kokermijter gekocht ter vervanging van de platte knijpmijter.”

Hein Poel (links) en Theo van der Himst volgden een bijscholingscursus in Leersum.
Hein Poel (links) en Theo van der Himst volgden een bijscholingscursus in Leersum. Rechts Rie van der Himst. Deze foto van Frans Jongen stond in De Telegraaf van 10 november 1992.

Bijzonder was de cursus die Hein volgde in november 1992 en die door het Sint-Nicolaasgenootschap uit het Belgische Sint-Niklaas in Leersum werd gegeven om drie hulp-Sinterklazen en 25 Zwarte Pieten bij te scholen. Die gebeurtenis haalde De Telegraaf van 10 november van dat jaar. Hein: “Ik was toen nog niet de eerste Sint van ons dorp, maar trad wel als zodanig op tijdens huisbezoeken. We gingen met een heel koppel uit Castricum naar Leersum toe, waaronder Theo van der Himst en zijn vrouw. Diep verscholen in de bossen van de Utrechtse Heuvelrug leerden we in een weekend alles over de geschiedenis van de goedheiligman, hoe de Sint op pedagogisch verantwoorde wijze met de kinderwereld moet omgaan en ook het gedrag, de kleding en schmink kwamen uitgebreid aan bod. Na afloop werd aan alle sinten en pieten een heus diploma uitgereikt.”


Jaarboek 43, pagina 18

Tot slot weet Sint Poel ook nog wel een aardige anekdote te vertellen: “Tijdens een van mijn huisbezoeken stond er een televisie aan waarop Sinterklaas te zien was. Dat verwacht je niet en het leek me niet zo handig, omdat er kleine kinderen bij waren. Totdat ik ontdekte dat ik zelf in beeld was. De vader des huizes had namelijk als hobby het maken van filmopnames en die kon hij via een kabel op de tv projecteren. Alles wat ik deed, zag ik dus op het scherm terug.”

Sinterklaas en de twee zwarte Pieten.
Sinterklaas en de twee zwarte Pieten vertrekken hier bij de woning van de heer Van Elven. Geversweg 4 in Castricum. Foto G. van Geenhuizen. Toegevoegd.

De Zwarte Pieten

Van oudsher wordt ook de Castricumse Sinterklaas terzijde gestaan door zijn pieten, waarvan er een aantal als hoofdpiet dienst doet. Onder Wub van Weenen werd die rol jarenlang ingevuld door zijn collega Dirk Visser die op de wasserij van Duin en Bosch werkte.

Zwarte Piet André Weda.
Zwarte Piet André Weda.

Henk van Elven kon altijd een beroep doen op Jaap Adrichem als eerste piet. Jaap was een PWN-collega van Henk en werkte bij de afdeling terreinen. Nadat Jaap rond 1968 stopte nam Loek Weda (1950) de roe drie jaar van hem over: “Ik haalde ‘meneer’ Van Elven vaak op met de auto bij zijn dienstwoning en als we naar Egmond of Heemskerk moesten, reden we dwars door het duingebied waarvan hij beheerder was. Ik was toen achttien en had net mijn rijbewijs. Wat mij altijd is bijgebleven, is het borreltje dat na de intocht werd geschonken in de woonkamer achter het restaurant van Kuilman.”

De eerste hoofdpiet van Sint Van der Himst was André Weda (1957). Bert Jansen (1954) volgde hem rondom 1975 op en ondanks dat hij naar Rotterdam verhuisde, kwam hij tijdens de sinterklaasperiode nog jaren trouw naar Castricum om zijn taak te vervullen.

Hoofdpiet Bert Jansen.
Hoofdpiet Bert Jansen.

Deze hoofdpiet vertelt: “Met een aantal mede-pieten en Theo en Rie richtten we rond 1990 de groep ’Op de hoge daken’ op. Die ging diverse keren in oktober een weekend weg ter voorbereiding op de sinterklaasperiode. We bezochten dan markante Sint-Nicolaasplekken in Nederland, oefenden liedjes en deden ook Sinterklaas gerelateerde spelletjes. Ik ben zo’n 20 jaar de rechterhand geweest van Theo en toen zag ik mij genoodzaakt om er een punt achter te zetten. Mijn ervaring heeft er wel toe geleid dat ik in 1993 een van de medeoprichters was van het Sint-Nicolaasgenootschap Nederland, waarvan ik nog steeds actief lid ben.”

Jansen werd afgelost door Jan van Rijn (1957). Hij herinnert zich het volgende: “Via Peter van der Himst, mijn vroegere buurjongen en zoon van Theo, kwam ik bij hem als Zwarte Piet terecht.

Hoofdpiet Jan van Rijn op 15 november 2003.
Hoofdpiet Jan van Rijn op 15 november 2003. Foto Peter van Trigt.

Jaarboek 43, pagina 19

We hebben naast de intochten in Castricum en Limmen heel wat bezoeken afgelegd. Op een keer waren we bij een gezin waarvan het zoontje nog wel eens bleek te vloeken. Dat stond natuurlijk in het grote rode boek van Sinterklaas. De jongen moest bij Theo komen en mocht van hem nog één keer hard vloeken en daarna nooit meer. Het zoontje ging er nog eens goed voor staan en vanuit zijn tenen kwam er een vloek uit zijn mond waar iedereen keihard om moest lachen. Ook opa, die net geopereerd was en op de bank lag, schaterde het uit met als gevolg dat zijn hechtingen loskwamen. Of het zoontje na ons bezoek nog heeft gevloekt, vertelt het verhaal niet.”

Peter Lambert (1958) was van 2010 tot en met 2019 hoofdpiet van Sint Poel. In het dagelijks leven is Peter hoofd opleidingen bij de jeugd van Vitesse ’22 en traint zelf meer dan 200 kinderen per week.

Ook in 2013 assisteerde Peter Lambert de Castricumse goedheiligman.
Ook in 2013 assisteerde Peter Lambert de Castricumse goedheiligman. Foto Henk Hommes.

Over zijn alter ego vertelt hij: “Ik ben eind jaren (negentien) negentig begonnen als gewone piet bij Theo van der Himst. We liepen in die tijd nog achter de koets van Sinterklaas aan vanaf de sporthal door het dorp naar Bakkum, dus dat was best een hele klus. Op een gegeven moment werd mij gevraagd om vanaf het balkon van Kuilman de kinderen bezig te houden met sinterklaasliedjes totdat Theo boven was. Ik werd daarbij geholpen door piet Marcel Jobse die in het onderwijs werkte.”

Een jaar geleden verschenen er artikelen over Peter in Dagblad Kennemerland en De Volkskrant, omdat hij stopte als Zwarte Piet. Hij was van mening dat de zwartepietendiscussie een negatieve sfeer met zich meebracht en hij het feest met roetvegen op zijn gezicht niet meer wilde vieren.

Daarover zei Peter onder andere: “Bij een school van Tabijn mocht ik de poster voor de shows in de Pancratiuskerk niet ophangen, omdat er een Zwarte Piet op stond. Die piet was ik. De directeur van die school vond het moeilijk om te weigeren, maar deed het toch.

De geweigerde poster voor het feest in de Pancratiuskerk in 2019.
De geweigerde poster voor het feest in de Pancratiuskerk in 2019.

Alhoewel in Castricum is besloten dat de pieten zelf hun kleur mogen uitmaken, ben ik er klaar mee. Het gaat om de magie. Die is weg als een kind ziet dat een piet nep is of mij herkent als voetbaltrainer.”


Jaarboek 43, pagina 20

Peter geeft toe dat het afscheid hem zwaar valt: “Ik ga het feest ongetwijfeld missen, want ik heb zoveel spontane reacties gehad in al die jaren en ben ook door heel veel mensen bedankt via de social media.”

Sinterklaascomité en Stichting Op de hoge daken

De intocht werd vroeger georganiseerd door het plaatselijke sinterklaascomité. Dat was een evenementencommissie vanuit de gemeente die werd aangestuurd door wethouder Jan van Hemert. In het comité, waarvan Herman Rab een aantal jaren de leiding had, waren de gezamenlijke winkeliersverenigingen vertegenwoordigd.

Een van de trouwe vrijwilligsters die lange tijd haar steentje bijdroeg aan het slagen van het jaarlijkse feest was Trees Knebel-Engelbart (1932). Zij is de weduwe van Han Knebel die initiatiefnemer was van vele plaatselijke evenementen, waaronder de viering van carnaval.

De autoscooter, beter bekend als de botsautootjes.
De autoscooter, beter bekend als de botsautootjes, van John, Jordi en Miranda van Dam. Zijn staan voor en na het kermisseizoen met hun oliebollen op verschillende plaatsen, zoals rond Sinterklaas en Kerst bij winkelcentrum Geesterduin. Foto Hans Boot. Toegevoegd.

Trees vertelt: “Met Wil Harff was ik vanaf begin jaren (negentien) zeventig betrokken bij allerlei activiteiten in De Kern en tegen de tijd dat het Sinterklaas was, hielden we ons bezig met de intocht. Wij waren een goed koppel en twee bijdehante tantes. Ook regelden we verschillende acties voor Geesterduin in opdracht van de winkeliers. Zij sponsorden evenals de ondernemers uit het centrum het Sinterklaasgebeuren en de gemeente verleende subsidie.

Natuurlijk hielpen ook andere vrijwilligers mee. Zo ontwierp mijn man de affiches en schreef hij stukjes voor de krant. De vertrekpunten van de intochten die ik heb meegemaakt, waren bakkerij Kuilman in Bakkum, sporthal De Bloemen en het Kooiplein.


Jaarboek 43, pagina 21

Ik ben als vrijwilliger gestopt in 2012 toen ik tachtig werd. Nog steeds ga ik elk jaar kijken bij de ontvangst van Sinterklaas in Geesterduin. Ik loop dan een stukje mee met mijn rollator achter de Zwarte Pieten aan en zing ook de liedjes mee. De oudere pieten herkennen mij uiteraard en begroeten mij hartelijk. Daarna krijg ik wat pepernoten van ze en een ballon. Die hang ik aan de voordeur van mijn appartement in Sans Souci zolang de Sint in het land is …”

Het lukte de organisatoren elk jaar wel weer om de intocht in goede banen te leiden. Het jaar 1991 is echter een zwarte bladzij in de historie daarvan, zoals blijkt uit het Nieuwsblad van 27 november van dat jaar. Daarin is namelijk een ingezonden brief van een zeer teleurgestelde toeschouwer gepubliceerd.

Wat was het geval? Door onvrede tussen het sinterklaascomité en de winkeliers zagen Theo van der Himst en zijn vaste pieten af van de intocht. Het resultaat was dat het comité op zaterdagochtend 23 november een ‘verbazend jonge en slecht getrimde Sinterklaas in een witte Ford Mustang’ op de Dorpsstraat liet arriveren. De briefschrijver stond diezelfde middag, zoals was aangekondigd, met zijn zoontje in Bakkum te wachten op Sinterklaas, maar die was nergens te bekennen!

De carnavalsboot maakte deel uit van de intocht in 2002.
De carnavalsboot maakte deel uit van de intocht in 2002. Foto Peter van Trigt.

Nadat het sinterklaascomité er rond 2006 mee stopte, sprongen Marcel Jobse, Froukje Bangma en Peter Lambert in het gat en namen met een aantal vrijwilligers de organisatie van de intocht over.

Peter: “De aankomst was toen bij de sporthal en achter de koets met Sinterklaas volgden de pieten in een boot van de carnavalsvereniging. Theo van der Himst was inmiddels opgevolgd door Hein Poel. In de volgende jaren hadden we nog de aankomst in de Dorpsstraat voor de modezaak van Mul en bij het oude raadhuis. Daarna was het nog een paar keer op De Brink en later was de start op het Kooiplein. Vanaf 2009 trokken we daar vandaan naar de Pancratiuskerk. Ik had namelijk in Ahoy een grote Sinterklaasshow gezien en wilde zoiets ook in kleinere vorm in de kerk.

Een van de shows in de Pancratiuskerk in 2010 met naast Sinterklaas pastoor Kaleab en burgemeester Emmens-Knol.
Een van de shows in de Pancratiuskerk in 2010 met naast Sinterklaas pastoor Kaleab en burgemeester Emmens-Knol . Foto Hans Boot.

Zomers bedacht ik daarvoor al de liedjes. Ook regelde ik voor de uitvoering licht, geluid en beelden op groot scherm. Het werd steeds professioneler en om alles te kunnen bekostigen werd in februari 2012 de stichting ‘Op de hoge daken’ opgericht. Het bestuur daarvan werd gevormd door Marcel Jobse (voorzitter), Froukje Bangma (secretaris), penningmeester Gerard Schoorl en ik was algemeen lid. Inmiddels is Marcel opgevolgd door Koen Glorie en mijn plek is overgenomen door Minthe Walraven. Omdat het feest in de kerk zo populair werd, hebben we besloten om vanaf 2016 twee voorstellingen te geven en kaartjes van één euro te verkopen. Vanwege het teruglopen van de sponsoring is die prijs vorig jaar verhoogd tot 1,50.

Ik wil ook nog even vermelden dat er nu inmiddels bijna zeventig pieten meelopen in de optocht en dat we daarmee aan ons maximum zitten. Omdat heel veel kinderen en ouderen zich aanmelden om mee te willen doen, is er inmiddels een wachtlijst.”

Alhoewel de intocht nog steeds voldoet aan de verwachtingen, zal deze waarschijnlijk nooit meer zo spectaculair worden als in 1972. Toen kwam de Sint per helikopter aan en landde op het hoofdveld van Vitesse ’22. De goedheiligman werd welkom geheten door burgemeester Van Boxtel, die de voetbalclub twee nieuwe ballen aanbood voor haar belangeloze medewerking.


Jaarboek 43, pagina 22

Sinterklaas en de middenstand

Vanzelfsprekend hebben ook de winkeliers in Castricum en Bakkum altijd gretig ingespeeld op het sinterklaasfeest. Zo vinden we in de krant van 29 november 1947 een advertentie van juwelier Plas, die in dichtvorm artikelen aanprijst.

De Sint bij juwelier Plas.
De Sint bij juwelier Plas.

De vroeger bekende zaak van Vaalburg op de hoek Henri Schuytstraat-Pernéstraat kreeg in het Nieuwsblad van 13 november 1970 zelfs ruimte voor een uitvoerig gedicht onder de naam ‘De winkel van Sinkel’, waarin reclame werd gemaakt voor speelgoed, make-up, spelletjes en siercadeaus. Het decemberfeest was voor vele middenstanders dan ook een mooie gelegenheid om hun jaaromzet nog even te verhogen.

In laatstgenoemde krant staat een oproep om met het oog op de sinterklaasinkopen in het dorp te gaan winkelen en niet in de nabije stad: “Veertig jaar geleden was het met de plaatselijke middenstand nog povertjes gesteld, maar hierna is er een stormachtige ontwikkeling gekomen. De winkels in de Burgemeester Mooijstraat, Torenstraat, maar ook in Bakkum en de meer afgelegen buurten hebben de wegtrekkende kopers een halt toe geroepen door de veelzijdigheid van presenteren, de intensiviteit van bedienen en het waarachtige voornemen om Alkmaar, Beverwijk en Amsterdam de wind uit de zeilen te nemen. Toont bij uw aanstaande inkopen dat u het met deze inzichten eens bent en KOOP IN CASTRICUM!”

Sinterklaas in Bakkum.
Sinterklaas in Bakkum. Van der Mijleweg 16, Bakkum rond 1950. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Het was in die tijd ook heel gebruikelijk dat iedereen mee kon doen aan een sinterklaasactie van de winkeliers. Zij verspreidden bijvoorbeeld huis-aan-huis een boekje met een nummer waarmee een prijs was te winnen. De prijzen stonden in de etalages van de deelnemende winkeliers uitgestald. Er was toen al sprake van een groot aanbod, wat in het Nieuwsblad van 15 november 1972 wordt aangetoond met een lange lijst van middenstanders, die begint met de herenmodezaak van Wil Alleman en eindigt met rijwielhandel Zijlstra.

Drukkerij Boesenkool plaatste een aantal keren een grote Sint Nicolaaspuzzel in haar krant en verlootte prijzen onder de ingezonden goede oplossingen.
Ook schreef de uitgever van het Nieuwsblad een kleurwedstrijd uit voor de jeugd van Castricum en omstreken.

Karin de Winter (1963) heeft daar nog altijd een wat bittere nasmaak aan overgehouden: “In 1969, ik geloofde nog heilig in de Sint, had ik meegedaan aan een kleurwedstrijd. Samen met mijn tante Alie ging ik naar het Kooiplein, waar Sinterklaas de winnaar bekend zou maken en de prijzen zou uitreiken. Nadat hij zei: ‘Karin de Winter heeft dit mooie roze kaptafeltje gewonnen’, tilde mijn tante mij zo het podium op. Maar het was een andere Karin de Winter die de winnende kleurplaat had gemaakt. Vervolgens werd ik direct van het podium gestuurd en kreeg niet eens een handje pepernoten. Voor mijn gevoel stonden er wel honderd mensen, maar volgens mijn tante waren dat er misschien een stuk of 25. Natuurlijk was ik diep teleurgesteld, want hoe groot is de kans op twee Karin de Winters in één dorp?”

In de jaren (negentien) zeventig en tachtig floreerde de middenstand nog in Bakkum en werden daar aardig wat winkels geteld. De Winkeliersvereniging Bakkum was ook behoorlijk actief en organiseerde regelmatig in Hotel Borst een sinterklaasmiddag voor de kinderen.

Een bewaard gebleven staf van de feestverlichting.
Een bewaard gebleven staf van de feestverlichting. Foto Hans Boot.

Feestverlichting Castricum Centrum

Gert Jan Weel (1951) was jarenlang eigenaar van een assurantiekantoor aan de Dorpsstraat. Hij was als penningmeester van de winkeliersvereniging betrokken bij de feestverlichting die in de jaren (negentien) negentig tijdens sinterklaas en kerst het centrum sierde en weet daarover het volgende te vertellen:

“Bij de oprichting van winkeliersvereniging Castricum Centrum in 1990 had bestuurslid Loek Weda het plan opgevat feestverlichting te ontwerpen voor de gevels van de winkel- en kantoorpanden. Peter Groot werd gevraagd om de verlichting naar ontwerp van Loek Weda te maken en de leden van Castricum Centrum betaalden de kosten daarvan.


Jaarboek 43, pagina 23

Voor het ophangen, aansluiten en afhalen werden vrijwilligers van Radio Castricum en later de scouting van Castricum ingeschakeld, waarvoor beiden een donatie in hun kas mochten ontvangen.

In 1999 heeft het bestuur van de winkeliersvereniging het plan opgevat om de stichting Verlichting Castricum Centrum op te richten en werd de 47 leden verzocht om een eenmalige bijdrage te doen van 1150 gulden naast een jaarlijkse bijdrage van 50 gulden. Hiermee werd de aanschaf van de nieuwe feestverlichting gefinancierd, die naast de kerstverlichting werd aangebracht op boommantels, enkele overspanningen over de weg en ook bestond uit een aantal Sint-Nicolaasstaffen met pakjes. Ook deze verlichting werd jaarlijks opgehangen door de scouting.

Voor het opbergen van deze spullen mocht de schuur van groenteboer Stengs in de Geelvinckstraat worden gebruikt. Daar werden ook de reparaties verricht door leden van Castricum Centrum.

Rond 2004 heeft hevige ijzel en sneeuwval een einde gemaakt aan de verlichte overspanningen over de straten. Door de zware last van sneeuw en ijzel was een gedeelte van een gevel aan de Dorpsstraat, waar de overspanning aan was bevestigd, naar beneden gekomen en dat veroorzaakte onder andere schade aan geparkeerd staande auto’s. De bomen en lantaarnpalen bleven echter wel verlicht.”

Hoek Dorpstraat-Burgemeester Mooijstraat in de winter bij nacht. Sneeuw bedekt de straten.
Hoek Dorpstraat-Burgemeester Mooijstraat in de winter bij nacht. Sneeuw bedekt de straten. Schilder Huib Hogenstijn. Foto Jacques Schermer. Toegevoegd.

Na realisering in 2010 van de winkels en horecagelegenheid op het Bakkerspleintje, werd daar ook van tijd tot tijd iets georganiseerd in het kader van de sinterklaasviering. In 2011 konden kinderen zich laten schminken, knutselen of meedoen met een spelletje.

Het schminken van kinderen in een tent op het Bakkerspleintje in 2011.
Het schminken van kinderen in een tent op het Bakkerspleintje in 2011. Foto Hans Boot.

De kamers van Sinterklaas in Castricum

De middenstand leverde ook nog een bijdrage aan het sinterklaasfeest, nadat het idee werd geopperd om in een winkelpand een kamer in te richten waar de goedheiligman gedurende zijn verblijf in ons dorp kon overnachten. In die kamer werden dan wat meubels neergezet en uiteraard een bed. Zodra Sinterklaas zich had gevestigd, mochten de kinderen daar hun schoen zetten om die een dag later weer met iets lekkers erin op te halen.

Sint en Piet overnachten in de Burgemeester Mooijstraat.
Sint en Piet overnachten in de Burgemeester Mooijstraat. Foto Jolanda Out.

De eerste ruimte werd in 2011 gecreëerd in het pand op de hoek Burgemeester Mooijstraat-Henri Schuytstraat met behulp van Marianne Vollers van de ondernemersvereniging en Wilma Bierhuizen.

Twee jaar later koos men voor een etalage in de winkel van Loek en Marijke Weda aan de Torenstraat. Daarna werd aan de ‘Creatieve Wieven’ gevraagd om de sintetalages met behulp van kinderen op de Augustinusschool wat kleurrijker aan te kleden. Loes Smit (1969), die een aantal jaren met Manon van Beek (1963) en Wendy van der Meer (1970) deel uitmaakte van dit kunstzinnige groepje, blikt terug: “Wij hebben in 2014 de etalage en de achterwanden van kinderkledingzaak Kids en Co van Renate Remijnse aan de Torenstraat ingericht en daar allerlei leuke dingen van de kinderen opgehangen.”

De sinterklaaskamer in de kinderkledingzaak Kids en Co in 2014.
De sinterklaaskamer in de kinderkledingzaak Kids en Co in 2014. Van links naar rechts: Loes Smit, Manon van Beek en Renate Romijnse.

Van 2015 tot en met 2017 kreeg Sint onderdak in maar liefst drie kamers in de meubelzaak van de familie Groenland aan de Dorpsstraat naast het oude raadhuis, die jarenlang eigendom was van Schotten. Loes: “In 2015 werd de inrichting verzorgd door Simone Bakker en Jantien Stuifbergen.


Jaarboek 43, pagina 24

Er vond toen alleen een meet-and-greet met Sinterklaas plaats op woensdagmiddag. Dat moest toch anders kunnen, vonden wij als Creatieve Wieven en met toestemming van de ondernemers lukte het om het jaar daarop in het pand een echt sinterklaashuis te realiseren met een woon-, slaap- en badkamer Het werd een groot succes, want de kinderen kwamen op diverse openingstijden met hun ouders of opa’s en oma’s op bezoek. Ook Sint kwam tussen de drukte door regelmatig even aanwaaien.

In 2017 was het ook weer supergezellig en vormden de goudvissen Julio en Iglesias van Sinterklaas, die rondzwommen in zijn ligbad, een geweldige attractie voor de jeugd. Bovendien gingen wij ook ontbijten met de Sint. Die werd eerst voorzichtig wakker gezongen en mocht daarna aanschuiven aan een lange tafel.”

De laatste jaren schuiven de kinderen aan bij het ontbijt van de Sint.
De laatste jaren schuiven de kinderen aan bij het ontbijt van de Sint.

In 2018 lukte het de ondernemers en Creatieve Wieven niet om een onderkomen voor de goedheiligman te vinden.


Jaarboek 43, pagina 25

Vorig jaar werd er nog wel voor de Sint een bed geplaatst bij Wier&Ga Eten en Drinken op het Bakkerspleintje. Daar mochten de Castricumse kinderen ruim een week hun schoen zetten en op zaterdagochtend 30 november was het feest compleet toen Sinterklaas met zo’n dertig kinderen in het restaurant aan het ontbijt ging.

Tentoonstellingen

In 2013 hield Loek Weda in zijn winkelpand aan de Torenstraat 46 (nu samengevoegd met de winkel van Deen op 48) voor het eerst een expositie over Sinterklaas. Dit naast de ruimte die bestemd was als Sintkamer.

De eerste sinterklaastentoonstelling in de winkel aan de Torenstraat 46. Foto Loek Weda.

Loek: “Wij hadden voldoende ruimte om schoolkinderen te ontvangen, omdat de winkel was ingericht als kunstpunt. De tentoonstelling omvatte vroegere schoolplaten aan de wand en diverse vitrines met ansichtkaarten; alles afkomstig uit de collectie van Peter van Trigt. Later werd Peter gevraagd om in het Huis van Hilde te exposeren. Hij wilde dat echter alleen doen op voorwaarde dat ik de expositie zou inrichten. Daarnaast vroeg hij medeverzamelaar Wim Theunissen uit Amersfoort mee te doen.

Die tentoonstelling eind 2017 in het Huis van Hilde omvatte naast de ‘platte zaken’ van Peter onder andere een mantel en mijter uit 1925, beeldjes, poppen, chocoladevormen en koekplanken van Sint en zijn knecht. Dit alles uit de collectie van Wim, evenals het uit Denemarken afkomstige twee meter hoge beeld van Sint uit LEGO-steentjes. Uiteraard kreeg de goedheiligman de eer om de tentoonstelling in het museumcafé te openen.

Opening van de tentoonstelling in het Huis van Hilde eind 2017.
Opening van de tentoonstelling in het Huis van Hilde eind 2017. Naast Sinterklaas Wim Theunissen (links) en Peter van Trigt en daarachter de LEGO-sint. Foto Hans Boot.

Slotwoord

Sinterklaas kent een rijke historie en laat nog altijd vele harten sneller kloppen. Daarom is het te hopen dat dit prachtige feest in ons dorp blijft bestaan, in welke vorm dan ook.

Hans Boot

Bronnen:

  • Archief Werkgroep Oud-Castricum;
  • Collectie Peter van Trigt;
  • Diverse landelijke en regionale kranten;
  • Ruijter W. Jzn., Q. de, Schippers van het Stet, 1974.

Met dank aan: Arnold Boot, Rob Boot, Coba Brandjes, Tiny Hemstede-Gorter, Rie van der Himst-Valkering, Bert Jansen, Dirk Joosse, Peter Lambert, Klaas Lijnsveld, Marie Louise Middelhoff-Molenkamp, Hein Poel, Cees de Ruijter, Jan van Rijn, Loes Smit, Arend Stolte, Bertus Stuifbergen, Peter van Trigt, André Weda, Loek Weda, Gert Jan Weel en Karin de Winter.

2 februari 2023

Carnaval in Pieperduin (Jaarboek 36 2013 pg 48-58)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 36, pagina 48

Tien jaar carnaval in Pieperduin (1971-1981)

Carnaval in Pieperduin (Castricum).
Carnaval in Pieperduin (Castricum), 13 februari 1991. Foto Ad van de Velde. Toegevoegd.

Op 11 november om precies 11.11 uur begint telkenjare het carnavalsseizoen. Het feest dat zes weken voor eerste paasdag losbarst, wordt vooral gevierd in Noord-Brabant en in Limburg, maar in 1971 brak het virus ook uit in Castricum.

Nu, na 40 bestaansjaren, is het evenement tenslotte uitgemond in het huidige sociale carnaval voor mensen met een verstandelijke beperking van de ‘Stichting Sociaal Carnaval Castricum’. Carnavalsvereniging ‘De Windtrappers’ is op 11 november 2011 officieel opgeheven.

De herinnering aan de vele roemruchte prinsen,feesten en optochten is het waard te worden vastgelegd.

Orgelcomité

Sommigen noemen de rooms-katholieke Pancratiuskerk in Castricum ‘de kathedraal van Kennemerland’, anderen noemen haar een moedertjeskerk, vanwege dat koorzoldertorentje dat tegen de flank van de grote toren zit aangeplakt. Hoe het ook zij, gezegd moet worden dat het gebouw zo’n uitzonderlijke akoestiek bezit, dat de geboeide luisteraar snel de harde zit op de houten kerkbank vergeet.

Daarom was het jammer dat de kerk ongeveer 40 jaar geleden geen groot pijporgel bezat en men het moest doen met een jammerend Hammondorgeltje, dat – door enige loze pijpen aan het gezicht van de gelovigen onttrokken – slechts plastic muziek voortbracht. Muziek, die misschien hemeltergend, maar in ieder geval orentergend was.

Het orgel in de Pancratiuskerk.
Het David-orgel – gebouwd in 1953 – uit de Pancratiuskerk in Castricum is afkomstig uit de St. Antonius van Padua kerk te Eindhoven. Op 26 november 1972 is het orgel ingewijd en ingespeeld. Het oorspronkelijke Eindhovense orgel telde 25 registers maar door aankopen van 4 registers uit het orgel van de voormalige De Zaaier te Amsterdam werd de dispositie van het pedaal (voetklavier) uitgebreid. De heer Hubert Schreurs bouwde het orgel op, wijzigde de dispositie, intoneerde alle pijpen en zorgde dat de klank paste in de gunstige akoestiek van de St. Pancratius. In 1987 werd een nieuw register geschonken: een Vox coelestis (hemelse stem). In latere jaren volgden nog een Violon, een Cymbel en een Fluit harmoniek. Het orgel  telt nu 34 registers. Het Orgel- en Klokkencomite draagt de verantwoording voor het in goede staat houden van het orgel. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

Dat een aantal parochianen het initiatief nam de kerk aan een passend orgel te helpen was dan ook te verwachten. Dit ‘Orgelcomité’ bestond uit makelaar Nico Mooij, onderwijzeres Riekie Ostheimer, de latere koster Piet Kloes en André Balink, een student die zich in het orgelspel bekwaamd had. Deze personen organiseerden op zondag 12 december 1971 om 12.00 uur een vergadering in ‘De Harmonie’ op de hoek van de Burgemeester Mooijstraat en de Mient, waar thans een chinees restaurant gevestigd is.

Aanwezig waren Nico van Amsterdam, Dick Baltus, Theo Besteman, Cor Burgmeijer, Aad de Graaf, Han Knebel, Piet Kuijs, Piet van der Maat, Jan Mul, Cees de Nijs, Co Portegies, Jan Stet, Ben Zijlstra en de eerder genoemde leden van het Orgelcomité. Inderdaad waren al deze lieden vooraanstaande (en vaak ook vooraan knielende) katholieken. Het onderwerp van de bespreking was het verwerven van een kerkorgel uit Eindhoven, dat een houten beeld van koning David op het front droeg en daarom ‘Het Davids-orgel’ wordt genoemd. Een carnavalsfeestavond moest daarvoor geld opleveren.

Prins Carnaval met zijn staf (1972).
Prins Carnaval met zijn staf (1972). Staand van links naar rechts Aad de Graaf, Nico Mooij, Co Portegies, Han Knebel (prins Gajus), Piet van der Maat, Piet Kloes, Jan Stet, Ben Zijlstra, Dick Baltus en Nico van Amsterdam. Knielend Cor Burgmeijer, Piet Kuijs en Jan Mul.

Jaarboek 36, pagina 49

Pieperduin

In de volgende tien vergaderingen werden vele afspraken gemaakt, zodat de feestavond steeds meer gestalte kreeg. De naam van Castricum in carnavalstijd vormde geen probleem, omdat de inwoners daarvan reeds bekend stonden onder de naam ‘Duinpiepers’; ons dorp ging dus ‘Pieperduin’ heten. De naam van de te stichten vereniging werd afgeleid van het feit, dat de meeste orgels indertijd nog werden aangedreven door lieden die de balgen van de orgels met de voeten bewerkten: ‘Windtrappers’.

Er werd ook een stemming gehouden over wie de carnavalsprins moest worden en tot verbazing van een ieder won Han Knebel het van Co Portegies, ondanks het feit dat Han pas twee jaar in Castricum woonde en voor de meeste aanwezigen een onbekende was.
Hij koos als naam ‘Prins Gajus de Eerste van Pieperduin’. (Vele, vele jaren later bekende een lid van de kiescommissie dat indertijd gesjoemeld was met de uitslag, omdat men Han nog een slagje gekker vond dan zijn opponent.)

De fel begeerde onderscheiding ‘Orde van de Luie Bul’ die meestal in het gemeentehuis werd uitgereikt.
De fel begeerde onderscheiding ‘Orde van de Luie Bul’ die meestal in het gemeentehuis werd uitgereikt.

Een carnaval zonder onderscheidingen bestaat niet. Nu had de nieuwe prins een zoontje dat dagelijks op de boerderij van Stuifbergen op het Bakkumse Achterlaantje speelde en op een avond thuis kwam met de verpletterende mededeling dat boer Stuifbergen een luie bul op stal had staan, een mate van luiheid, die een ontspannen carnavalshouding goed weergeeft. ‘De Orde van de Luie Bul’ werd dan ook met een zekere geestdrift als onderscheiding aanvaard. Een ingebracht ontwerp werd zeer snel in metaal gegoten en alle leden werden met het kleinood omhangen.

Bij het betreden van de feestzaal zijn zowel burgemeester Van Boxtel als de prins de richting kwijt.
Bij het betreden van de feestzaal zijn zowel burgemeester Van Boxtel als de prins de richting kwijt.

Burgemeester Van Boxtel

Castricum had in die tijd toevallig een burgemeester die het carnavalsgebeuren met de moedermelk had ingezogen, Van Boxtel heette en uit Breda kwam. Deze burgervader stelde zich beschikbaar om de onbekwame prins in te wijden in de geheimen van carnaval. Zijn taak zou ook zijn om de sleutels van het Castricumse bestuurscentrum gedurende de carnavalstijd aan zijn vervanger af te staan.

De eerste staatsiefoto van prins Gajus in de gordijnen van Piet Kuijs (1972).
De eerste staatsiefoto van prins Gajus in de gordijnen van Piet Kuijs (1972).

De kleding van de prins vormde nog een probleem. Dat werd evenwel op een creatieve wijze opgelost, toen bij Piet Kuijs enige oude gordijnen van zolder werden gehaald en om de fragiele gestalte van de toekomstige bestuurder werden gedrapeerd. Een muts, waarin een grote veer stak, completeerde het kostuum en zo kon de eerste statiefoto met staf en bierglas tegen de achtergrond van schoon metselwerk worden genomen in het huis van Piet.

Hotel Restaurant De Harmonie.
Hotel Restaurant De Harmonie. Burgemeester Mooijstraat 39 in Castricum, 1965. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Op 12 februari 1972 was de grote dag. De voorafgaande kaartverkoop was een dusdanig succes geweest dat De Harmonie die avond vol zat. De hoofdprijs in de loterij was een half speenvarken, dat zich uitdagend bloot gaf op een zilveren schaal.
De muziek zette in en daar verscheen de burgemeester in de zaal met de nieuwe prins aan zijn zijde. De overdracht


Jaarboek 36, pagina 50

van de dorpssleutels vond na een vurige speech plaats en de prins dankte in wat nerveuze bewoordingen voor de eer. Daarna kondigde hij als opening van het feest een foxtrot varié aan, met de burgemeester en echtgenote als startend danspaar. Dit paar schoot echter in een Brabantse lachbui door een foxtrot op klompen! De prins op zijn onbekwame vingers tikkend, zette de burgervader zich aan het hoofd van een enorme hospartij die de hele zaal in beweging bracht. Het werd een uitbundige avond, waarin Pieperduin zijn carnavaleske onschuld verloor; waarop een prins voor een snelcursus hossen slaagde en waarmee netto 3.062,35 gulden werd verworven. Het enige slachtoffer was eigenlijk het speenvarken en dan nog maar voor de helft.

Kindercarnaval.
Kindercarnaval.

Tweede carnavalsjaar

In het seizoen 1972-1973 trok het carnaval als een tornado over het liefelijk Pieperduin. De nieuwe carnavalsavond in De Harmonie op 3 maart 1973 werd omringd door feesten in de bejaardencentra De Hooghe Aert, De Santmark en De Boogaert en in verzorgingsflat Sans Souci. Daar werden ook de eerste onderscheidingen verleend aan de leiding van die instellingen, te weten zuster Van Kessel, de heren P. Siewers, N. Veldt en mevrouw Hermans.

De tieners werd een feestavond aangeboden in ‘Club 538’ van Theo Besteman, waar ‘Cardinal Point’ speelde, terwijl de jongere kinderen onder leiding van Trees Knebel uitbundig feestten in de gidsenhut ‘El Cabana’ naast de Pancratiuskerk. Daar werd ook de jeugdraad gekozen.

De burgemeester was weer aanwezig in De Harmonie. Hij was daartoe afgehaald met een machtige kraan van Winder uit Limmen, waaraan een enorme krat van de verhuizer Stet bungelde, die het burgemeestersechtpaar en prins ‘Gajus de Eerste’ over het Spoorslootje tilde en naar de feestzaal droeg. Een bijzondere stunt, die door de ingevallen duisternis echter door bijna niemand werd gezien.

Het feest was weer bovenaards. De boerenkapel, die spontaan uit leden van de Castricumse drumband en fanfare was gerekruteerd, musiceerde onder trompettist Jo Lute van de Mient ook nu weer als een volmaakte carnavalsband.

Vermeld dient nog te worden dat de burgervader wat nadere uitleg gaf over de zuidelijke feestelijkheden. Daar stond het carnaval op zich en was niet verbonden aan een goed doel. Deze opmerking leidde tot een discussie over de samenwerking tussen het orgelcomité en De Windtrappers. Een bijdrage voor het nieuwe Davids-orgel werd nog wel gegeven, maar de overige verdiensten waren nodig om de carnavalsvereniging financiële armslag te geven.

Biefstuk

In 1974 kwam het carnaval pas goed los. Alle activiteiten van het voorgaande jaar werden opnieuw aangevat, maar er waren belangrijke aanvullingen. Zo trok op 8 februari 1974 de eerste carnavalsoptocht door het dorp, waarin honderden verklede kinderen meeliepen. Velen als Arabier vanwege de toenmalige oliecrisis.

De carnavalswagens waren in ruil voor een kilo biefstuk onder leiding van Nico van Haaster van een vuilnisbelt in De Zilk gehaald, opgeknapt en schaamteloos als eigen werk ingezet. Het fraaiste onderdeel van de stoet bevond zich in het midden. Daar reed een antiek open rijtuig, getrokken door twee blond-bruine paarden en met twee echte koetsiers op de bok. De Raad van Elf zat opeengepakt in een te kleine ‘Jan Pleizier’ en hield zich krampachtig vast aan een krat bier in hun midden om niet uit de kar te vallen.

De eerste optocht met horden kinderen, de Raad van Elf in een te kleine ‘Jan Plezier’ en de prins en de ceremoniemeester in hun staatsierijtuig.
De eerste optocht met horden kinderen, de Raad van Elf in een te kleine ‘Jan Plezier’ en de prins en de ceremoniemeester in hun staatsierijtuig.

Of het kwam door het schrale winterweer of door de spanning is niet bekend, maar hoe dichter de stoet het centrum van het dorp naderde, des te heviger voelde de prins dat er wateroverlast dreigde, die op de Verlegde Overtoom de grootte van een dijkbreuk aannam. Bij het, nu De Kern genoemde, jeugdhuis zag de prins zijn kans schoon. Hij gelaste de koetsier zijn rijtuig tot staan te brengen en snelde zeer onwaardig het gebouw binnen, alwaar hij de dreigende watersnood voorkwam.

Niemand in de optocht had evenwel op zo’n gebeuren gerekend en het begin van de optocht werd vrolijk voortgetrokken door de Pieperduinse straten, zonder te weten dat de stoet zijn staart verloren had. De koetsier van het rijtuig boog zich naar achteren voor overleg. ‘Koetsier, de zweep erover!’ luidde het korte, krachtige bevel en dat deed de koetsier. De paarden zetten zich in galop.

‘Hé!’ dachten de volgende kinderen die het rijtuig zagen verdwijnen: ‘Daar gaat de prins’, en met opgeheven rokjes en wiebelende helmen holden zij achter de wagen aan. ‘Bliksems’, vloekte de bestuurder van de Jan Pleizier, ‘Dat wordt steigeren!’ en hij spoorde zijn zwarte hengsten tot spoed. Daar rende de optocht door de Dorpsstraat, verbluft nagestaard door de toeschouwers, die van de fraaie karren nauwelijks een glimp konden opvangen. Moeders zeulden moe wordende kinderen foeterend voort tot het gemeentehuis was


Jaarboek 36, pagina 51

bereikt. Daar stond de burgemeester rustig te wachten op de komst van de prins en terwijl de kinderen nog hijgend kwamen aanrennen, reikte hij de sleutels van de macht over aan zijn tijdelijke plaatsvervanger. De sanitaire stop werd later officieel in de optocht opgenomen.

Na de plechtigheden op het bordes van het gemeentehuis ging het gezelschap naar binnen. Daar werd een alternatieve vergadering gehouden, waarbij de echte gemeenteraad op de publieke tribune zat. Vervolgens werden gemeentelijke toestanden fijnzinnig bekritiseerd.

Op de agenda stond ook een ingekomen stuk, dat de zaal werd binnengedragen. Het bleek een Pieperduinse schone te zijn die terstond door de prins in zijn portefeuille werd opgenomen.

Hotel Cafe Restaurant Borst.
Hotel Cafe Restaurant Borst. Van Oldenbarneveldweg 25 in Bakkum. Deze foto is genomen in 2007. Naast een verbouwing heeft het hotel ook een andere naam gekregen. Hotel Borst heet nu Hotel Fase Fier Eten en Drinken. In 2015 bestond het hotel 100 jaar en inmiddels heeft de 4e generatie Borst, vandaar de naam Fase Fier, het hotel en restaurant  overgenomen. De kroeg in het pand is verdwenen, Fase Fier is nu vooral een restaurant, inclusief nieuwe menukaart en koks, en hotel. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

De openbare feestelijkheden vonden ‘s avonds in café Borst plaats, waar het grote bal met hossen, een prijsuitreiking voor de fraaiste en leukste verkledingen en onderscheidingen werd gevuld. Om middernacht gingen de carnavalssteken, die door de dames van de vereniging zo fijnzinnig waren vervaardigd, af en denderde het feest op volle toeren door tot in de kleine uurtjes. Het spetterende feest doofde met een sisser uit.

De voorkant van de eerste ‘Pieperduinse Hoskrant’. Vier A4-tjes in de lengte gevouwen, maar met alle adverteerders in de prijspuzzel.
De voorkant van de eerste ‘Pieperduinse Hoskrant’. Vier A4-tjes in de lengte gevouwen, maar met alle adverteerders in de prijspuzzel.

Pieperduinse Hoskrant

Het was een goede greep van De Windtrappers om voor het jaar 1975 de aftandse prins Gajus in te ruilen voorde semi-autochtoon Theo Zijlstra, die de carnavalsnaam ‘Theo Trijpspijker’ droeg en die als ‘Prins Theo de Eerste van Pieperduin’ de troepen ging aanvoeren. Zijn foto prijkte in de eerste editie van ‘De Pieperduinse Hoskrant’, een blad dat met zijn advertenties hielp de penibele financiële situatie van de vereniging ietwat te verbeteren.

De eerste activiteit van de prins was aanwezig te zijn bij de opening van het nieuwe autobedrijf van Baltus aan de Soomerwegh. Een stelling vol schroeven en bouten werd daar door een onvoorzichtig carnavalslid omver gestoten. Oorzaak: er werd, vanwege het Franse automerk, uitsluitend Franse cognac geschonken op dat dorstige uur van de dag. Een bedrijfsongeval dus.

Op 8 februari nam de carnavalsprins op het bordes van het gemeentehuis onder de ogen van vele dorpelingen de sleutels van de macht over van burgemeester Van Boxtel. Daarvoor had de prins al het hele dorp doorkruist in een enorm, holklinkend biervat.

Diverse winkelbedrijven en verenigingen hadden ingehaakt op de uitnodiging ook een bijdrage aan de optocht te leveren en dat bracht veel variatie, zoals een rijdende en rokende broodoven van bakkerij Burgmeijer.

Bakkerij Burgmeijer.
Bakkerij Burgmeijer. Torenstraat 40a in Castricum. Foto Ad van de Velde. Toegevoegd.

De nieuwe dignitaris werd geconfronteerd met een elftal optredens. Naast het normale programma bezocht hij zustervereniging ‘De Groene Kakatoe’ in Alkmaar, de Castricumse Mixed Hockeyclub, zorgcentrum ‘De Tunnel’ en hij hield een dweiltocht langs Pieperduinse cafés.

Bij de hockeyclub ontbrandde een uitbundig feest, dat niet geremd werd door de toespraak van de ceremoniemeester. Daarin werd aan lieden met een hoge rug aangeraden op korfballen te gaan, maar mensen met een hoge borst konden beter bij een hockeyclub terecht.
De avond eindigde ietwat chaotisch toen een lid van de carnavalsclub beticht werd van het misdrijf op de bips vaneen feestgangster te hebben getikt. Nu is het carnaval een lijfelijk feest, daar niet van, maar een latere, nauwkeurige reconstructie van het gebeurde liet van deze beschuldiging geen spaan heel.

Bij de bejaardencentra was de stemming euforisch. Vele aanwezigen kenden de prins al vanaf zijn jongste jaren, hadden hem toen op schoot getrokken en geknuffeld. Ook de prins kende verscheidene mensen bij naam en reikte vele jaaronderscheidingen uit.
De Orde van de Luie Bul viel dat jaar ten deel aan dorpsdichter T. Teiwes, oud-wethouder N. Veldt en de bevlogen schoolmeester C.G. Bodewes, naar wie later een straat genoemd is. Het carnaval van dat jaar smaakte naar meer.

Trien Borst

In het volgende carnavalsseizoen 1975-1976 mochten de Pieperduiners hun prins Theo weer toejuichen, maar omdat de prins een drukbezet man was, werd hij diverse malen vervangen door anderen.

Het programma leek sterk op dat van het jaar daarvoor met als hoogtepunt natuurlijk weer de sleuteloverdracht


Jaarboek 36, pagina 52

op het door de carnavalsclub uitgebouwde bordes van het gemeentehuis na de optocht. Vanaf dat bordes werden de prins en de burgemeester weer eens de lucht in gehesen om gezamenlijk hun leed te overzien.

Daarvoor was er echter een bezoek van het bonte gezelschap aan het ziekenhuis Duin en Bosch.
’s Middags al kwamen patiënten en hun bezoek samen in De Clinghe en werden de sleutels van het complex aan de prins overhandigd. Prins Theo viel bij vele aanwezigen in de smaak en vooral Hanneke van Poeteren, die verzot was op al die carnavalslui, belaagde de prinselijke hoogheid aanhankelijk.

Hanneke van Poeteren, fan van alle carnavalsprinsen. Hier met prins Ramsoes de Eerste (Ben Kuilman).
Hanneke van Poeteren, fan van alle carnavalsprinsen. Hier met prins Ramsoes de Eerste (Ben Kuilman).

Na het feest werd een broodje genuttigd en toen ging het gezelschap met de mook van het duo Ab Glas enige paviljoens bezoeken. Daar werd gehost en gezongen en er werden vele onderscheidingen uitgedeeld. De dag werd besloten met een uitbundig carnavalsfeest in De Clinghe.

Trien Borst.
Catharina Mors-Borst. Zij stond bekend als tante Trien, het vertrouwde gezicht achter de bar van Hotel Café Borst. Tante Trien was moeder over heel wat barklanten en zorgde voor het ‘huiskamergevoel’. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Het seizoen eindigde met een carnavalsbal in café Borst, dat de laatste energie uit het bonte gezelschap perste. Men was daar weer te gast bij Trien Borst, die wel een boegbeeld van gastvrijheid genoemd mocht worden.

Staatssecretaris Mertens op bezoek

Op het prinsenbal bij Borst op 13 november 1976, waar de nieuwe prins voor het zesde carnavalsseizoen werd aangewezen, was er slechts één kandidaat en wel Dick Baltus (Dick Regulateur), die tot ‘Prins Olievier de Eerste van Pieperduin’ werd gekroond. Hij nam zijn rol erg serieus en droeg ook altijd een washandje onder zijn prinsencape om opwellend zweet weg te wissen. Ben Kuilman was zijn ceremoniemeester.

Prins Olievier (Dick Baltus).
Prins Olievier (Dick Baltus) en verder van links naar rechts Theo Lute, Jan de Nijs, Ton Burgmeijer, Han Knebel, Nico van Haaster, Jan Mul, Jan Groenland, Theo Zijlstra, Theo Besteman, Piet Krom, Piet Tromp en Ben Kuilman.

Op de nieuwjaarsreceptie van het gemeentebestuur trad de prins voor het eerst op en wel in vol ornaat. Daar gaf de burgemeester in een heimelijk onderonsje te kennen, dat hij een vriend uit Breda wilde uitnodigen om het carnavalsfeest eens boven de rivieren mee te beleven.

Staatssecretaris Mertens, eregast in 1977.
Staatssecretaris Mertens, eregast in 1977.

Het bleek de oud-staatssecretaris Mertens te zijn, de man die eens de opmerking maakte, dat Nederland geregeerd werd door slechts 300 personen (de ‘Driehonderd van Mertens’). Afgesproken werd dat deze dignitaris op de dag van de optocht aanwezig zou zijn.

De prins bewees met zijn aanwezigheid eer aan de gebruikelijke festiviteiten bij Duin en Bosch, De Boogaert, de bejaardensoos in De Kern en het kindercarnaval in de gidsenhut El Cabana.

Toen kwam de dag van de optocht met eregast Mertens en burgemeester Van Boxtel. Zij werden in een staatsiekoets vervoerd. Alles verliep naar wens en zonder problemen zocht de optocht zich een weg door Pieperduin.

Omdat het motto van dat jaar luidde: ‘We zijn er zo gezait voor in de wieg gelait’, had de commissie buitengebeuren een passende stunt bedacht. Er was een stalen draad vanuit een dakraam van het gemeentehuis naar de overzijde gespannen en daaraan hingen drie wiegen, waarvan één de sleutel van het gemeentehuis verborg. Onder aan de wiegen hingen touwtjes en een korte ruk moest de


Jaarboek 36, pagina 53

wiegen doen opengaan, zodat de inhoud naar beneden viel. De heer Mertens, daartoe uitgenodigd, greep het eerste touw en trok … het touwtje liet los en de wieg bleef hermetisch gesloten. Gelach! Toen was de burgemeester aan de beurt. Hij trok wat voorzichtiger en daar opende zich de tweede wieg. Wat als confetti naar beneden had moeten dwarrelen, viel als een bom op de onderstaanden. Gebrul! Daar trad Prins Olievier op het derde touwtje toe, gaf een ruk en bleef met het losse eindje in zijn hand staan, Gegier! Er verscheen een rood hoofd uit het dakvenster van het gemeentehuis; de derde wieg werd nabij getrokken en op handkracht geopend.

Allen zagen hoe de felbegeerde sleutel, rustig op een dwarslatje, de loop der gebeurtenissen lag af te wachten en weigerde zich naar beneden te storten. Geschater! Veel geschud bracht het ding eindelijk naar de begane grond en de plechtige overdracht kon, onder applaus, eindelijk plaats vinden. De staatssecretaris, de burgemeester, de prins en de Raad van Elf hadden voor joker gestaan en Pieperduin had in een deuk gelegen.

Hotel, café-restaurant Kornman.
Hotel, café-restaurant Kornman. Mient 1 in Castricum. Nu Steakhouse bij de Buurvrouw. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Na een korte receptie begaf het gezelschap van prins, ceremoniemeester en de heren Mertens en Van Boxtel zich naar het restaurant Kornman op de Mient, waar de vereniging haar gasten een copieus diner aanbood. Dat liep zo uit, dat de disgenoten veel te laat en aangeschoten bij de feestzaal aankwamen voor het grote bal, dit tot verontwaardiging van de overige carnavalsleden. De festiviteiten slaagden desondanks.

Later dankte de heer Mertens in een groot lovend interview in het Nieuwsblad voor Castricum de vereniging voor haar gastvrijheid.
Met een tienercarnaval bij Borst en een jongerencarnaval in Club 538 werden de festiviteiten afgesloten. Een carnavalspas en de oprichting van de ‘Club van 200’ werden dit jaar met veel succes ingevoerd en de Pieperduinse Hoskrant beleefde haar derde editie.

Majorettekorps

De voorbereidingen voor het nieuwe seizoen begonnen eigenlijk al het jaar daarvoor. De door de gemeente in het leven geroepen evenementencommissie, die onder meer de koninginnedagfeesten in Castricum organiseerde, miste bij het carnaval al jaren een majorettekorps.

De majorettes voor het oude raadhuis in 1978. Omkijken was voor deze kleintjes nog niet verboden.
De majorettes voor het oude raadhuis in 1978. Omkijken was voor deze kleintjes nog niet verboden.

Op 24 januari 1977 deden de dames Wil Harff en Trees Knebel van genoemde commissie een poging zo’n korps op te richten. Een artikeltje daarover in Onze Krant leverde liefst 40 kandidaten op, meisjes tussen zes en tien jaar. Meteen werden Wil Foekema en Inge Haentjes-Dekker als instructrices aangetrokken.

Ook de kostuumontwerpster Gerry Geerders hielp mee en sneed de jasjes uit rode stof. Een flinke groep moeders naaide de jasjes en zwarte rokjes in elkaar en er werden witte laarsjes, zwarte hoeden met een veer en batons (twirling stokjes) gekocht. Het benodigde geld werd door de VVV en de winkeliersverenigingen gefourneerd. Al spoedig vond het korps onderdak bij de Castricumse Fanfare en Drumband Emergo.

Vooral het hanteren van de batons was moeilijk te leren. Bij het opgooien en vangen van deze apparaten kukelden hele bossen tegen de grond. ‘Blijven doordansen, meisjes!’ zeiden de juffrouwen dan.

Prins Anton (Ton Verhoeven) met de gegroeide majorettes (1984).

Het eerste echte optreden van het korps vond plaats toen Prins Hannes (Han Pennelikker), met gekruiste benen achter op een tandem gezeten, op 25 januari 1978 door zijn zwetende ceremoniemeester Ben Kuilman (Ben Baklucht) het terrein van Duin en Bosch werd opgezeuld.


Jaarboek 36, pagina 54

Ook de Raad van Elf zat op rijwielen die zij op het station hadden gehuurd. (Die huur werd later kwijtgescholden. Hulde!) De muziek voor de meisjes werd verzorgd door Ruud Molenaar met zijn geluidswagen. Zo startte de uitgebreide deelname van het korps aan het carnaval.

Op Duin en Bosch ging het carnaval wonderlijk van start. Men had nog geen bandje om ‘s middags de festiviteiten te ondersteunen en daarom was een theaterbureau gebeld, dat inderdaad een stel feestenmakers wist. Dat was dus oké.

Zo arriveerde die middag een viertal oude heertjes, gestoken in blauwe blazer en grijze pantalon. Beduusd door de aanblik van de prins en het bonte gezelschap gingen ze wat doenerig hun instrumenten uitpakken. Er verscheen een drumstel, een heuse viool en een dikbuikige contrabas. De vierde man zette zich aan de piano en vervolgens werd de feestelijke potpourri van ‘Hoeperdepoep zat op de stoep’ ingezet. Via ‘Laat de klok maar luiden’ bereikten zij ‘Het bal waar de meisjes zijn’. Het klonk zo ontwapenend dat de prins en zijn raad in de polonaise bleven steken en luisterden naar het wat magere gefiedel.

Het bejaarde gezelschap speelde evenwel onverdroten voort en vertelde muzikaal wat je te wachten staat als je pas getrouwd bent. Het feestcomité was in paniek, want er zat weinig hoempa in dit orkest, maar de carnavalsgangers begonnen de grap ervan in te zien en huppelden improviserend naar het einde van de feestmars. Na enige speeches was de muziek weer aan de beurt en men bracht wat emotionele flarden uit opera’s ten gehore. Daar viel geen kuitenflikker op te dansen.

Daarna was het tijd voor het bezoek aan enige paviljoens. Dat gaf veel gesleep met de piano en de andere instrumenten. De artiesten stelden zich op in het trappenhuis en onder de klanken van de schone blauwe Donau André-Rieu-den de prins en de raad van elf het gebouw binnen. Dat gaf me toch een geweldige boost zeg!

Het volgende onderdeel van het programma werd opgevuld met een speech van de prins en het verlenen van onderscheidingen aan verdienstelijke bewoners. De ceremoniemeester gaf de muzikanten een teken en waarachtig: de viool, de contrabas en de drummer staakten hun spel. Maar de pianist had er pas goed de gang in en bleef geducht op de toetsen hameren met zijn voet steevast op het pedaal. Toen zetten de collega’s ook maar weer in.

De ceremoniemeester werd dit te dol en hij sloot langzaam, doch vastberaden de klep van de piano. De bespeler van het instrument, ietwat hardhorend, vroeg toen op luide toon wat dat te betekenen had: ‘Stelletje barbaren!’

De rest van de dag trachtten vereniging en orkest tevergeefs elkaar te vinden in een gezamenlijke viering. Na afloop spraken de muzikale heren het verlangen uit om de carnavalsvereniging nooit meer tegen te komen. Dat was eigenlijk wel jammer, want een ieder had genoten van dit zonderlinge samentreffen.

De Windtrappers waren ook nog op een ander terrein actief. Men kon van aannemer Flink een nissenhut cadeau krijgen als deze snel werd afgebroken. Maar waar moest het gebouwtje geplaatst worden? Hans Groen, die een boerderij aan de Kerkedijk bezat, gaf toestemming om het bouwwerk op zijn erf te plaatsen en dat is toen bliksemsnel gebeurd. Nu hoefde men voor het opbouwen van de praalwagens minder vaak het dorp uit. Hans werd ook meteen lid van De Windtrappers.

Het grote feesten kon beginnen en het eerste gedeelte van het gebruikelijke programma werd weldra afgerond.

Het standbeeld van prins Hannes als profielschets van een nieuwe burgemeester.
Het standbeeld van prins Hannes als profielschets van een nieuwe burgemeester.

Na de optocht met twaalf praalwagens, vier muziekkorpsen, twee majorettekorpsen en vijfhonderd fraai verklede kinderen werd de prins ontvangen door de locoburgemeester Henk Wokke, omdat de heer Van Boxtel zijn ambt in Pieperduin had neergelegd. De prins nam de sleutels van het dorp in ontvangst en onderstreepte in zijn speech dat hijzelf uitstekend paste in de profielschets van de nieuwe burgemeester, zoals door de gemeenteraad omschreven. Als bewijs liet hij door de heer Wokke alvast voor het gemeentehuis zijn standbeeld onthullen en waarachtig: het leek een beetje, hoewel er toch meer van een ‘schertsprofiel’ dan van een ‘profielschets’ sprake was. Er ontstond hierna een spontane en uitbundige hospartij in de Dorpsstraat.

Onvermeld mag blijven hoe de prins de verdere feesten bezocht, begeleid door de majorettes en boerenkapel ‘De Lekke Emmers’, om op het ‘tranenbal’ door de dames van de carnavalsvereniging van zijn prinselijke versierselen te worden ontdaan.

Prins Ramsoes de Eerste

Na een lange zomer zonder vertier brak op 8 oktober 1978 eindelijk de carnavalstijd weer aan. De mannen kwamen op 8 november bijeen om uit hun midden een carnavalsprins te kiezen. Na een zinderende strijd werd Ben Kuilman (‘Ben Baklucht’ zogezeid) gekozen tot toekomstig heerser over Pieperduin en omstreken. Hij droeg als naam: ‘Prins Ramsoes de Eerste’ en koos als motto: ‘Kijk naar je eige‘, om aan te geven dat uitbundig gedrag tijdens de feesten niets afkeurenswaardigs had.

Als jaaronderscheiding werd een handspiegeltje gefiguurzaagd en aan verdienstelijke personen uitgereikt ter beschouwing van het eigen gelaat. Later deelde de missionaris Theo Lute (Theo Gaspedaal) deze attributen uit, waarmee hij de aanwezigen tot het ware carnavalsgeloof trachtte te bekeren.

Om goed te beginnen organiseerde de vereniging een ‘Bokkenbal’ bij Borst. Opvallend was dat op het biljart bij Borst een oude kinderbox werd geplaatst, waarin een heuse bok (‘Barrel de Eerste’) tevergeefs trachtte het groene laken aan te vreten.


Jaarboek 36, pagina 55

Wat met veel geestdrift was opgezet, eindigde in een catastrofe, omdat de bezoekers wegens de gladheid nauwelijks over het stoepetje voor Borst durfden. Met krampachtige geestdrift en weinig feestelingen werd het bal gevierd en uiteindelijk werd Barrel onder de aanwezigen verloot en is nimmer weergezien.

“Reclame kan nooit kwaad” dacht Joop Remijnse (Joop Stekenleger) en op 10 februari 1978 crosste hij met zijn oude bont geschilderde caravan (Hossovan) door het dorp, begeleid door het muziekvehikel van Ruud Molenaar en het majorettecorps dat bij de plaatselijke winkeliers de carnavalsposters ophing.

Om de komende feesten wat op te leuken had zich een cabaretgroepje uit de carnavalsleden gevormd, dat op de feesten wat voordrachten verzorgde. Zo bracht de Raad van Elf op het prinsenbal een modeshow in dameskledij op de catwalk.

Modeshow van de Raad van Elf.
Modeshow van de Raad van Elf.

Als laatste bijzonderheid kan nog vermeld worden dat na de sleuteloverdracht een touwtrek wedstrijd werd georganiseerd tussen de Raad van Elf en de gemeenteraad, die door eerstgenoemde werd gewonnen (een machtige tractor, die heimelijk aan hun einde van touw was gekoppeld, leek ietwat op vals spel). Ook de feestelijke raadsvergadering in het gemeentehuis droeg een hilarisch karakter. Dit werkstuk is in de archieven van de vereniging terug te vinden.

Prins Dokus

In het seizoen 1979-1980 was de Hossovan weer van stal gehaald om de aandacht van Castricum voor zijn eigen carnavalsfeest te vragen. Diverse winkelzaken namen feestartikelen op in hun assortiment en de toen beroemde drogisterij en speelgoedwinkel Vaalburg ging carnavalskleding en -speeltjes verkopen.

Prins Dokus (Theo Lute) die in 1986 terugkeerde als prins Gahoz.
Prins Dokus (Theo Lute) die in 1986 terugkeerde als prins Gahoz.

Carnaval was HOT in Pieperduin en de nieuwe prins, Theo Lute (Theo Gaspedaal), die zich ‘Prins Dokus de Eerste’ van het feestdorp wenste te noemen, was uiterst populair. Hij had een groot gevoel voor humor, zijn invallen waren vaak hilarisch en hij schaamde zich er niet voor om uitbundig te lachen om zijn eigen grappen. Dat hij werd gekozen tijdens de prinsverkiezing op 30 oktober 1979 was dus voorspelbaar.

Hij was het ook die de sanitaire stop, zoals die in de optocht was opgenomen, wist uit te bouwen door alle bewoners rondom de Pernéstraat erop voor te bereiden dat zij de kans maakten de prins te mogen ontvangen als plek voor dit gebeuren. Dat zou dan een collectors item opleveren, meende hij. Volgens waarnemers moet dat adres uiteindelijk Brakenburgstraat 39 geworden zijn. ‘Wij steken er de draak mee!’ was het motto van onze prinselijke rugbyfanaat.

Dat hij de prins was, werd vooral in de vierde jaargang van de Pieperduinse Hoskrant zichtbaar. Hij plaatste er een artikel in over de Castricumse bijnamen, waarin vele inwoners hun familie bijnaam genoemd zagen. Een stamboom van hemzelf, die terug ging tot de dorpsstichter Petrus Lute in 1850, werd in navolging van de jaarboeken van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum, in de krant opgenomen.

Natuurlijk had deze prins veel succes, zowel bij het bestuur van de gemeente met burgemeester Gmelich Meijling (burgemeester Smiling volgens hem) als bij de feestvierders.

In een uitvoerig gedicht in de Hoskrant werden de grote kwaliteiten van Prins Dokus weergegeven.

Nog bonter maakte het de verslaggever van ‘het Nieuwsblad voor Castricum’, die onder andere een verslag maakte van de vergadering in het gemeentehuis na de optocht. Op alle wethouders van dat ogenblik had prins Dokus commentaar. Aan het beleid van wethouder Wokke ten opzichte van het gemeenschappelijk gasbedrijf had een luchtje gezeten. Wethouder Roos werd geprezen voor zijn beleid rondom het naaktstrand, maar hij had zich wel als ‘Kop van Jut’ laten gebruiken bij het verpachten van de kermis. Wethouder Ritzer had maar wat aangeritzeld, maar wel dag en nacht de dorpsmonumenten, ‘Beatrixklok’ en ‘s werelds droogste waterfontijn ‘Pegasus’ bewaakt. Zo stak de wakkere prins met een ieder de draak.

De politieagent met de lange armen (Trees Knebel) in de optocht (1993).
De politieagent met de lange armen (Trees Knebel) in de optocht (1993).

In de optocht van dat jaar verscheen voor het eerst de onvergetelijke politie-agent met de lange armen, die het verkeer en de stoet van verklede kinderen in goede banen wist te leiden.


Jaarboek 36, pagina 56

Vergadering van de Raad van Elf in het gemeentehuis van Pieperduin in 1981 onder voorzitterschap van prins Ramsoes de Eerste, alias Ben Kuilman.
Vergadering van de Raad van Elf in het gemeentehuis van Pieperduin in 1981 onder voorzitterschap van prins Ramsoes de Eerste, alias Ben Kuilman. Van links naar rechts Klaas Scheerman, Jan Groenland, Ton Verhoeven, Nico Geluk, prins Ramsoes, Gerard Veldt, Co Portegies, Nico van Amsterdam en Theo Lute.

Tien jaar Carnaval

In 1981 moesten De Windtrappers het helemaal maken. Zij zouden hun tienjarig bestaan vieren en het begon al meteen feestelijk, want de nissenhut op het erf van Hans Groen kon worden ingewijd. Met vreugde namen de leden hun nieuwe onderkomen, waar voortaan de kleurrijke feestwagens gebouwd konden worden, in bezit. Meteen werden twee coördinatoren, Hans Groen en Nico Zoontjes, aangewezen voor de leiding. Op hun aanwijzingen zou het betonijzer gebogen en gelast worden tot ludieke carnavalsreuzen. Het eerste feestje smaakte voortreffelijk.

Nu is De Windtrappers altijd een democratische vereniging geweest. Een ieder was kandidaat voor het prinsschap en de verkiezing moest immer uit vier ronden bestaan. In de laatste ronde zou het uiteindelijk gaan om de twee kandidaten met de meeste stemmen. Er brak dit keer een luidruchtige verkiezingsstrijd uit tussen Jan de Nijs en Ben Kuilman. Laatstgenoemde kreeg de meeste stemmen en de voorzitter sprak plechtig: ‘Habemus principem!’ (we hebben een prins)
Toen Ben Kuilman dan ook te laat op de bijeenkomst verscheen, werd hij meteen gelukgewenst met zijn uitverkiezing, hetgeen hem met verbijstering sloeg. Hij wilde kortaf weigeren, maar zijn carnavalsvrienden zeiden dat hij weliswaar geen springpaard was, maar toch gediskwalificeerd kon worden wegens weigering. Toen aanvaardde de gekozene toch maar zijn lot.

Restaurant De Speckkoper.
Restaurant De Speckkoper. Dorpsstraat 75 in Castricum, 1980. In 1977 brak voor het cafébedrijf een nieuwe toekomst aan. Het Nieuwsblad voor Castricum berichtte hierover: “Het pand Dorpsstraat 75, beter bekend als “d’Oude  Schimmel” is in oude luister hersteld. Het pand is inmiddels op de monumentenlijst geplaatst. Nieuwe eigenaar is het echtpaar J. Kossen uit Schoorl. Zij streken 8 maanden geleden in het nieuwe bedrijf neer en hebben eerst de kat uit de boom gekeken alvorens met een verbouwingsplan te komen. Jan Kossen is tevens de chefkok. De verbouwingsplannen zijn in de gemeenteraad behandeld om op de normen van de Monumentencommissie te worden beoordeeld.” Kossen doopte het restaurantgedeelte van zijn pand ‘De Speckkoper’, een naamgeving die suggereert dat hij streefde naar een ‘Oud-Hollandse’ uitstraling, wat ook blijkt uit een uithangbord dat hij ontwierp. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Op de elfde van de elfde werd de nieuwe magistraat aan den volke getoond in het monumentale dubbelcafé ‘De Speckkooper’ / ’De Pimpelaer’, omdat de oorspronkelijke naam ‘d’Oude Schimmel’ niet meer mocht worden gebruikt na een schietpartij, die het seizoen daarvoor rondom die zaak had plaatsgevonden tussen de rivaliserende motorclubs de ‘Hell’s Angels’ uit Amsterdam en de ‘Collars’ uit Castricum.

De prins maakte wel van de gelegenheid gebruik om met zijn Raad van Elf zijn echtgenote, Tiny Kuilman-Kuijs in het ziekenhuis te bezoeken, waar zij zijn zoon Bart ter wereld had gebracht. Dat was een blijde afwisseling voor de zaalgenoten die eindelijk over iets anders praatten dan over weeën en stuit liggingen. Zij lagen zelf in een stuip ligging. Misschien stamt het motto van dat jaar wel uit deze gebeurtenis. ‘Carnavalsblauw past bij jou!’ wijst toch enigermate op een vorm van benauwdheid.

Voor de receptie van het tienjarig bestaan bij restaurant Kornman op de Mient werden 115 uitnodigingen verstuurd en het feest werd een uitbundig succes met de dames in grand gala. De penningmeester moest echter geen veer laten, maar was een hele indianen-hoofdtooi kwijt.


Jaarboek 36, pagina 57

Wel hadden de dames toen de smaak te pakken. Zij lieten oude overhemden door Mary Verhoeven tot bonte blouses omtoveren en organiseerden zo met hun mannen een grote Mexicaanse show vol trommels, enorme hoeden en zingende tamboerijnen. Samen met ‘De Vogeltjesdans’ werden hun bedenksels uitgevoerd in de bejaardencentra, Borst en Duin en Bosch, begeleid door de Castricumse Accordeonvereniging.

Op 23 februari 1981 ontving de vereniging een gemeentelijke brief, waarin de toestemming voor de carnavalsoptocht stond. Speciaal werd benadrukt dat geen confetti het gemeentehuis mocht worden binnengesmokkeld en dat eventuele schade voor rekening van de vereniging zou komen.

Dat ontlokte aan Jan Stet de opmerking: ‘Dat we dan al goed begonnen waren door een verkeersbord, dat in de weg stond, al vast uit de grond te slopen.’ Het vrolijke volksfeest werd toch nog keurig afgerond.

Heel bijzonder in dit seizoen was het carnavalsfeest dat op 25 maart 1981 in het huis van Klaas Molenaar werd gegeven in aanwezigheid van Georg Kessler en het kampioenselftal van AZ. De spelers liepen daar vrij rond en je kon ze zomaar aanraken. Klaas wilde eerst als prins optreden, maar omdat hij daarin schromelijk tekort schoot, liet hij dat verder maar aan de geroutineerde Prins van Pieperduin en zijn trawanten over.

Prins Ramsoes met zijn idool ‘de Luie Bul’. Een nek-aan-nekrace van die twee.
Prins Ramsoes met zijn idool ‘de Luie Bul’. Een nek-aan-nekrace van die twee.

Dit waren de krenten uit de enorme kuip van de eerste tien jaren carnavalspap. Nog dertig verdere jaren wachten op vastlegging in de Castricumse historie. Dat wordt nog een geweldige klus, maar is ten volle de moeite waard. Als voorproefje daarvan is bij dit verslag de lijst van alle Pieperduinse prinsen opgenomen.

Han Knebel

Naschrift
Gebruik is gemaakt van het archiefmateriaal en foto’s van De Windtrappers (thans in bezit van de Werkgroep Oud-Castricum) en documentatie in het bezit van de schrijver. In de afgelopen veertig jaren is een aantal personen, die in dit artikel genoemd zijn, overleden. Wij hebben ervan afgezien om deze informatie op te nemen.

Prinsengalerij van Carnavalsvereniging de Windtrappers

Genoemd worden de naam van de prins en de jaren dat hij op carnaval als prins optrad:

1972 tot en met 1974, 1978, 1991 Han Knebel
1975, 1976 Theo Zijlstra
1977 Dick Baltus
1979, 1981 Ben Kuilman
1980, 1986 Theo Lute
1982, 1983 Joop Remijnse
1984 Ton Verhoeven
1985 Co Portegies
1987 Jan Langeveld
1988 Ruud Kuijs
1989, 1990 Nico Zoontjes
1992, 1995 Nico Hoetjes
1993, 1994, 2001, 2007 Peter van Daalen
1996, 1998 Henk Schipper
1997 John Burgmeijer
1999 Henk Oudhoff
2000 Kees Poel
2002 Frank van Hoof
2003, 2004, 2005, 2008 Frans Hendriks
2006 Simon Zijlstra
2009 Peter Zonneveld
2010 Gerard Zoontjes

Han Knebel

Onze gastschrijver, Han Knebel (1928), verhuisde in 1969 van Amsterdam naar Castricum. Hij was hoofd personeelszaken in verschillende ziekenhuizen in Amsterdam en eindigde zijn loopbaan bij het Academisch Medisch Centrum. Han werd lid van het zangkoor van de Pancratiuskerk en trad zelfs enkele malen op als solist.

Hij heeft in Castricum zijn sporen wel verdiend als vrijwilliger voor vele organisaties. Zo was hij redacteur van de clubkranten van Sportclub Castricum en de Tafeltennisvereniging. Hij was mede-oprichter van de wielerronde ‘De Dubbele Lus’, schrijver van de Dubbele Luskrant en speaker bij diverse gelegenheden, vrijwilliger bij de serviceverlening van de Gemeenschapsraad / Stichting Welzijn Castricum en verzorgde de ledenadministratie van de Pancratiuskerk. Ook zijn echtgenote Trees zette zich


Jaarboek 36, pagina 58

enorm in, onder meer voor het dorpshuis De Kern en voor vakantieactiviteiten voor kinderen.

Han Knebel als Prins Carnaval.
Han Knebel als Prins Carnaval.

Han Knebel behoorde tot de oprichters van de Carnavalsvereniging Pieperduin, werd vijf keer tot Prins Carnaval gekozen, was ook secretaris van de vereniging en samensteller van de zeer humoristisch geschreven Hoskrant, die vanaf 1975 ieder jaar verscheen. In 2013 ontving Han een koninklijke onderscheiding vanwege zijn verdiensten voor de samenleving.

Nico Zoontjes, de man achter de wagens

Wie zich in het fenomeen ‘Pieperduins carnaval’ verdiept, komt automatisch bij de carnavalsoptochten terecht en wie daar terecht komt, stuit onontkoombaar op Nico Zoontjes. Dat is immers de man die het bouwen van praalwagens tot grote hoogte heeft gebracht.

Nico Zoontjes
Nico Zoontjes

Met Robert ontwierp hij groteske figuren, die later door de Pieperduinse straten gevoerd werden en daaruit bleek hun artistieke aanleg. Zo’n ontwerp hing aan de muur van de werkplaats geprikt en bestond vaak uit enkele lijnen. Gerard hielp mee om deze figuren uit betonijzer te buigen en tot frames vast te lassen. Daarna volgden de plakkers en de schilders. Nico en zijn zonen zijn vakkundige metaalbewerkers. Wie van de carnavalsleden dat wilde, kon van hen zelfs leren lassen.

Tientallen kleurige, grappige wagens zijn onder zijn leiding en volgens zijn aanwijzingen tot stand gekomen en die enorme klus heeft hij bijna veertig jaar lang geklaard. Hoe dat in zijn werk ging, was alleen waar te nemen door hen die op korte afstand zijn activiteiten volgden. Hij wist vier groepen wagenbouwers te inspireren om eenmaal per week te komen opdraven voor dit gezellige, maar zware werk. Hij ontving deze mensen van maandag tot en met donderdagavond. Hij bereidde de werkzaamheden voor met hulp van zijn zonen Robert en Gerard.

Praalwagen voor de loods van carnavalsvereniging 'De Windtrappers'.
Praalwagen voor de loods van carnavalsvereniging ‘De Windtrappers’.

Nico beheerde ook het roerend en onroerend goed van de vereniging, trad op als lid van de Raad van Elf en als carnavalsprins. De bouw van de nissenhut op het erf van Hans Groen heeft onder zijn leiding plaatsgevonden. Samen met de leden van de vereniging verzorgde hij ook de overplaatsing van een enorme loods van de linoleumfabriek naar een stuk grond op de Castricummer Werf. De Windjammers hebben hierdoor die fraaie praalwagens kunnen bouwen en beleefden daardoor vele succesvolle jaren.

Dat alles is een luid ‘ALAAF’ waard.








9 augustus 2021

Kermis in Bakkum (Jaarboek 25 2002 pg 13)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 25, pagina 13

Kermis in Bakkum

Katknuppelen tijdens de kermis.
Katknuppelen tijdens de kermis. Plek en namen onbekend. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

We kunnen ervan uitgaan dat in de 15e eeuw iedere stad of dorp en zelfs elk gehucht zijn kermis had. mits er een kapel met een altaar was waar het feest op plechtige wijze een aanvang kon nemen.

In Bakkum kwam de pastoor van Egmond de zondag na Kruisverheffingsfeest (de derde week van september) om in de dorpskapel de kerkmis op te dragen. Het zal er voller zijn geweest dan gewoonlijk, want over de Heereweg waren er nu ook bezoekers gekomen uit Egmond en Castricum. Over de Zanddijk kwamen mensen uit Limmen en Heiloo.

In onze verbeelding zien we voor de herberg, schuin tegenover de kapel, enkele stalletjes met koopwaar. Want kermis is ook jaarmarkt! Kooplieden van heinde en ver hadden zich langs de weg geïnstalleerd. Daarnaast had een koorddanseres haar stellage opgebouwd. Twee of drie tenten boden onderdak aan artiesten: een goochelaar, drie leden van de Rederijkerskamer van Alkmaar, een vuurvreter, een waarzegster en een man met een beer. Tussen de menigte mengden zich kwakzalvers, bedelaars en oplichters. In de herberg lagen fusten vol bier.

De ‘Kerkmis-misse’ was geëindigd, in processie kwamen de gelovigen naar buiten en liepen plechtig achter de hostie en de heiligenbeelden aan. Van verre kon men het klepelen horen van de klok die boven de ingang van de kapel hing. Dit klokgelui vergezelde de godsdienstige stoet die zingend en biddend langzaam voortschreed.

De processie eenmaal ten einde, begonnen de muzikanten op hun trompetten, vedels, draailieren en trommels te spelen. De zon scheen, de mensen dansten. De pastoor en de schout trakteerden zichzelf op een wijntje, of zelfs twee. alvorens naar huis te gaan, de pastoor naar Egmond en de schout naar de grote boerderij van rode steen, op nog geen honderd meter van de kapel.

Mannen en vrouwen maakten plezier en lieten zich bedotten door de artiesten en kwakzalvers. Men bedronk zich en het bier verhitte de feestvierders. Steeds woester werd het feestgedruis. Pas op voor knokpartijen! De rakkers (assistenten van de schout) en een veldwachter van de baljuw, uit Egmond, hielden een oogje in het zeil.

Te paard gingen de mannen ringsteken op de Heereweg. Even verderop, aan de andere kant van de weg vermaakt het volk zich met “ganstrekken”, zittend in een karretje waar een paard voor draafde. Een gans spartelde. hangend aan een touw. de kop omlaag. de hals ingesmeerd met groene zeep. Degene die erin slaagde de gans van het touw te trekken, met of zonder hals, won een prijs.

Kermiskoning werd de schutter die met pijl en boog een losgelaten fazant wist neer te leggen. Alle prijzen werden in bier uitgekeerd, inbegrepen die voor de winnaar van het katknuppelen. Winnaar was hij door wiens worp (men wierp vier knuppels achter elkaar) een opgehangen ton openbrak en de kat die erin zat kon dan, zo goed en zo kwaad als het ging, ontsnappen.

De mannen voelden zich opgehitst door de vrouwen, er werd in het openbaar gezoend. Het meisje dat een kermiskoek aanpakte van één of andere jongeman. kon zeker zijn van een avontuurtje. Het was feest voor het volk. Twee, drie dagen per jaar waande de menigte zich vrij. Oh,wat een schone illusie!

Chris ten Raa

Een molen van bloemen.
Een molen van bloemen. Schelgeest in Bakkum, 1956. Over dit bloemencorso is weinig bekend. Maar in 1930 wordt er al in de krant geschreven over een bloemencorso georganiseerd door de winkeliersvereniging. Het is een onderdeel van de feestweek. Op 4 september 1938 wordt er ook geschreven over een bloemencorso en vuurwerk op het kermisterrein georganiseerd door de Dorpsstraatvereniging. Voor het laatst komen we in de krant tegen dat op 3 september 1948 een bloemencorso is, georganiseerd door het Plaatselijk Comité Nationale Hoogtijdagen ter gelegenheid van de troonsafstand van Koningin Wilhelmina. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

12 mei 2021

Plant den Meiboom

Door: Eric Bor

Plant den Meiboom

Koninginnedag 31 augustus 1945 (verjaardag koningin Wilhelmina) werd extra feestelijk gevierd. Het programma omvatte een grote optocht, een hengelwedstrijd voor de jeugd, atletiekwedstrijden georganiseerd door VIOS, wielerwedstrijden op het circuit Brakenburgstraat – Jac. Catsstraat – Dr. Leenaersstraat – Geelvinckstraat, een voetbalwedstrijd CSV – Vitesse, een turndemonstratie door DOS, cabaretprogramma’s in het Corsotheater, kermis en dansvermaak in diverse cafés. De feesten werden besloten met dansen bij de Julianaboom. (Deze boom stond in het perk op de kruising Pernéstraat – Geelvinckstraat.)

19 maart 2021

De kermissen in Castricum en Bakkum (Jaarboek 42 2019 pg 43-56)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 42, pagina 43

De kermissen in Castricum en Bakkum


De zweefmolen (1967).
De zweefmolen (1967). Foto Paul Honigh.

Ook in ons dorp is de kermis al heel lang een belangrijke gebeurtenis. Rond 1750 telde Castricum slechts 109 huizen, maar de kermis zorgde toen al voor een gezellig familiefeest dat zich grotendeels in herberg De Rustende Jager afspeelde. Tot de samenvoeging van Castricum en Bakkum in 1813 werd het evenement op de eerste zondag van oktober gehouden. Later koos Castricum voor het tweede weekend van augustus en in Bakkum gaat het nog altijd los tijdens het tweede weekend van oktober.


Jaarboek 42, pagina 44

Cafés

Advertentie in Katholiek Nieuwsblad van 3 september 1910.
Advertentie in Katholiek Nieuwsblad van 3 september 1910.

In vroegere tijden werd de kermis grotendeels op straat gevierd. Dat was bijvoorbeeld een deel van de Dorpsstraat. Het verkeer, voor zover daar sprake van was, moest zich maar zien te redden. Zo kon het gebeuren dat de exploitanten die met hun kraam langs de school naast het oude gemeentehuis stonden, bij het passeren van de tram het overstekende gedeelte van hun kraam met een stok moesten oplichten. De grote trekpleisters waren de carrousel en de cakewalk van Janvier, die soms naast de doorrijstal van De Rustende Jager stonden en dan weer eens op een weiland naast café De Harmonie aan de Kramersweg. De carrousel werd met een stoommachine geplaatst in een enorme tent, waarin ook een dansvloer en bar aanwezig waren. Ook kon de bevolking tijdens de kermis een reizende bioscoop bezoeken, waar stomme films werden vertoond die door een explicateur van geluid werden voorzien. Zijn stem werd weer begeleid door een pianist.


Geschiedenis van de kermis

Kermissen bestaan sinds vele eeuwen. In de vroege Middeleeuwen werden al boerenkermissen gevierd. Dat waren feesten in de open lucht rond de kerk van een dorp of stad met muziek, eten en drinken. De naam komt waarschijnlijk van het woord ‘kerkmis’. Dat was het feest dat de mensen vierden op de dag dat de kerk was geopend. Vaak kreeg de kermis de naam van de kerk waar het allemaal om draaide, zoals bijvoorbeeld de St. Jankermis. Omdat elke kerk zijn eigen feest had, hielden sommige steden wel acht feesten per jaar. En sommige van die feesten duurden wel acht weken.
De kermis was een kans om van alles te zien, te leren en te kopen. Of om nieuwtjes met vrienden en familie uit te wisselen. Bovendien was de kermis een mooie gelegenheid voor jonge mensen om elkaar te ontmoeten.

In de loop der tijd veranderde de kermis. In de 18e eeuw vonden steeds meer mensen dit evenement maar onbeschaafd en grof. Er werd alcohol gedronken, mensen vreeën in het openbaar en er werd ook wel eens gevochten.
Vroeger bestond het kermisvermaak vooral uit het zich verwonderen over allerlei vreemde dingen die er te zien waren, zoals ‘de hond met twee koppen’, hele grote of kleine mensen of Siamese tweelingen. Nu is het vooral het beleven van spannende dingen: hard, hoog en eng!
In de Middeleeuwen reisden de meeste kermislui te voet. Later gebeurde dat met eenvoudige houten woonwagens. Tegenwoordig reizen de kermisfamilies rond in grote luxe wagens en wonen ze in de winter in een gewoon huis.

De meeste kinderen van de exploitanten hielpen hun ouders op de kermis en gingen niet naar school. Dat veranderde in 1969 toen een nieuwe leerplichtwet werd ingevoerd en de kermismensen hun kinderen naar internaten stuurden of achterlieten bij pleegouders. Tegenwoordig bestaan er ‘rijdende scholen’ die meereizen met kermissen en circussen en waarin les wordt gegeven aan alle kermiskinderen tussen 4 en 14 jaar.

De oudste geschiedschrijving over de kermis in ons dorp is te vinden in archiefstukken van de Pancratiuskerk. Aan de hand van aantekeningen heeft pastoor Voets daar later een artikel over geschreven. Zo is opgetekend dat pastoor Kerkman in 1739 een verslag van de kermis in Castricum aan de kerkelijke overheid in Rome stuurde, waarin werd gesignaleerd dat een rederijkerskamer een toneelstuk opvoerde op de plaats waar nu het oude raadhuis staat. In 1745 organiseerde dezelfde pastoor op kermiszondag een collecte voor de armen. Dat gebeurde niet om ze in hun onderhoud te voorzien, maar om ze ook aan de kermis deel te kunnen laten nemen.
Ook pastoor Bommer sprak zich uit over het kermisgebeuren. Hij waarschuwde in een preek op de eerste zondag van augustus 1792 voor vechtpartijen tijdens de kermis en maande tot kalmte. Uit zijn verslaglegging van de veldslag bij Castricum op 6 oktober 1799 tussen enerzijds Franse legers en anderzijds Engelsen en Russen blijkt dat de strijd


Jaarboek 42, pagina 45

rondom ons dorp zich afspeelde tijdens de eerste dag van de Castricummer kermis. Ook in het boek dat M. Kramer hierover schreef wordt de kermis genoemd en staat dat de boerenknecht Kees Groentjes zich, onbewust van het naderende krijgsgeweld, op het feest verheugde.

Bericht in Opregte Haarlemsche Courant van 19 augustus 1868.
Bericht in Opregte Haarlemsche Courant van 19 augustus 1868.

Uit een bericht uit de Opregte Haarlemsche Courant van 15 september 1849 blijkt dat de kermis niet altijd doorging. Gemeentesecretaris De Quack liet namelijk namens het ‘College van Burgemeester en Assessoren’ weten dat er in dit jaar geen kermis werd gehouden.
Vermeldenswaard is ook nog een bericht van de Castricumse burgemeester Zaalberg van 19 augustus 1868 in dezelfde krant, waarin naast de aankondiging van de kermis wordt meegedeeld dat ‘alle rijfelaars, dobbelaars en hazardspelen strengelijk zullen worden geweerd’. Dat zal ook nog van kracht geweest zijn in 1936, want toen werd er een 67-jarige man aangehouden die gelegenheid gaf tot een hazardspel (red: dobbel- of gokspel).


De kermis in 1949.
De kermis in 1949.

Voor de kasteleins was kermis wat de aardbeientijd was voor de tuinders. Het evenement was voor de meeste dorpelingen namelijk het enige vertier, waar soms een jaar voor werd gespaard. Begrijpelijk is dan ook dat de caféhouders alles aan het slagen van de kermis was gelegen. Naast de twee genoemde uitspanningen waren dat in Castricum de cafés De Vriendschap, Sportlust (later Hotel Broksma) en Funadama, allen aan de Dorpsstraat gelegen. Naast Funadama werd zelfs over het aangrenzende water een grote danstent gebouwd. Verder kenden we nog Hotel Kornman aan de Mient. Aan de andere kant van de spoorlijn stonden café Spoorzicht aan de Duinenboschweg en het café van Thijs Olgers aan de Kramersweg.
In Bakkum kon men voor het vieren van de kermis ook terecht in diverse cafés die uitgebreid zijn beschreven in het 39e Jaarboek van de werkgroep uit 2016.

Locaties

De woonwagens van de kermisexploitanten aan de Overtoom naast het kermisterrein in 1949.
De woonwagens van de kermisexploitanten aan de Overtoom naast het kermisterrein in 1949.

Vanaf 1928 vond jaarlijks in augustus op een veld aan de Dorpsstraat en Oude Overtoom de kermis plaats. Dit terrein was eigenlijk een echte ‘Brink’ in het dorp, waarop een muziektent werd gebouwd. In de Alkmaarsche Cou-


Jaarboek 42, pagina 46

rant van 31 juli 1928 werd meegedeeld dat de kermis hier als proef werd gehouden en dat de gemeente zou zorgen voor een behoorlijke verlichting en elektrische aansluitingen. Daaraan werd toegevoegd dat op het terrein geen danstenten worden toegestaan.

De kermis duurde toen drie dagen en de verstokte kermisganger liet zich geen tijd ontgaan en sloeg al vroeg aan het drinken. Van tijd tot tijd deden zich dan ook ongeregeldheden voor en soms moest burgemeester Mooij, die vlakbij het kermisterrein woonde, de veldwachter te hulp schieten. In die tijd was de Zondagswet nog van invloed op het tijdstip waarop de kermis op zondagen mocht starten. Dat blijkt uit een brief van de Commissaris van de Koningin van 29 juli 1938 aan de burgemeester van Castricum, waarin staat dat het de uitdrukkelijke wens was van de regering dat de kermissen op zondag niet zouden beginnen voordat alle godsdienstoefeningen in de gemeente waren beëindigd. Voor Castricum zou dat betekenen dat het vertier niet vroeger mochten beginnen dan 19.00 uur. Voor dat jaar werd echter een uitzondering gemaakt, omdat er te weinig tijd was om dat nog te regelen. Dus ondanks protesten van de Nederlands Hervormde Gemeente en de Gereformeerde Kerk begon de kermis gewoon om 15.00 uur. De burgemeester schreef vervolgens in zijn brief van 8 september aan de Commissaris dat de toeloop naar de kermis op zondag het grootste is, de pachtsom (totaal 2.300 gulden) zal slinken als de aanvangstijd later is en dat deze maatregel in strijd is met het financiële belang van de gemeente. Hij merkte daarnaast op dat slechts een algemeen verbod aan de wensen van de Gereformeerde Kerk tegemoet kwam en dat dit niet de bedoeling van de wetgever kon zijn. Daarom was de burgemeester van mening dat de aanvangstijd van 15.00 uur kon worden gehandhaafd. Kennelijk werd dit standpunt door de provincie aanvaard, want er volgde geen verbod en in latere jaren werd het aanvangstijdstip zelfs nog verruimd.

De eerste kermis aan de Dorpsstraat na de bevrijding.
De eerste kermis aan de Dorpsstraat na de bevrijding. V.l.n.r.: John van Velzen, Nick Portegies, André Hurkmans en Cees Castricum.

Het was dan wel kermis, maar de tuinders moesten ook tijdens die dagen hun producten kwijt op de veiling. Ze hadden dan de gewoonte om op het kermisterrein te wachten met hun karren op de kopers die hun waren kwamen ophalen. Dat leidde wel eens tot strubbelingen met de kermisexploitanten, maar om de tuinders zoet te houden kregen ze dan een bon voor een borrel. Ook de kermis moest lijden onder de gevolgen van de Tweede Wereldoorlog. In 1942 werd het evenement nog wel in Bakkum gevierd, maar in 1943 werd het afgelast. Waarschijnlijk gold dat ook voor het jaar daarop. Na de bevrijding werd het feest weer opgepakt, wat wordt aangetoond door een kermisfoto uit 1946.

Opening van de kermis op De Brink in 2015 door wethouder Leo van Schoonhoven en clown Alfredo.
Opening van de kermis op De Brink in 2015 door wethouder Leo van Schoonhoven en clown Alfredo. Foto Hans Boot.

De laatste kermis aan de Overtoom vond in 1951 plaats en het viel nog niet mee om een nieuwe geschikte plek te vinden. Uiteindelijk werd twee jaar later gekozen voor het terrein dat nu nog bekend is als De Brink en waar tot vandaag de dag de Castricumse kermis wordt gehouden. Aanvankelijk duurde deze drie dagen, maar bij besluit van de gemeenteraad van 29 januari 1971 volgde een verlenging met een dag. De kermis wordt op zaterdagmiddag geopend en sluit op dinsdagavond.


Kermisgebruiken

De bezoeken aan de kermis gingen in vroegere tijd gepaard met een aantal gebruiken. Het meest bekend is het ‘eerste deuntje’ wat inhoudt dat er ’s morgens op de maandag voor of na de kermis de nodige alcohol wordt gedronken. We vinden dit gebruik nog steeds


Jaarboek 42, pagina 47

terug op de kermissen in bijvoorbeeld Akersloot, Limmen of Heemskerk, maar in Castricum werd dit al in de jaren zestig van de vorige eeuw afgeschaft.

Bakkummers op de bres in 1989 voor behoud van het ‘eerste deuntje’.
Bakkummers op de bres in 1989 voor behoud van het ‘eerste deuntje’. Foto Ad van de Velde.

Ook in Bakkum werd het bij besluit van de gemeenteraad van 27 april 1989 verboden. Dat had nogal wat voeten in de aarde, want voor de Bakkummers was die traditie een heilige zaak. Zij waren het er niet mee eens dat het gemeentebestuur het eerste deuntje louter beschouwde als een aanleiding tot dronkenschap en daaruit voortvloeiend geweld en voerden actie voor het behoud ervan. Omdat alleen fractievoorzitter Cees de Ruijter van Castricum Actief tegen afschaffing was, werd het een kansloze missie. Zelfs voor de gemeenteraadsverkiezingen van 1994 werd in de Regiokrant van 22 februari van dat jaar nog tevergeefs gepleit voor eerherstel van deze traditie.
Tijden veranderen echter en Jeannet Valkering, eigenaresse van café My Way aan de Dorpsstraat, slaagde erin om een paar jaar geleden het eerste deuntje in Castricum nieuw leven in te blazen bij haar café, waar sindsdien dankbaar gebruik van wordt gemaakt.

Het gebruik ‘bekkensnijden’ kende men al in 1792. Dat hield in dat een vechtersbaas een mes zonder punt in de hanenbalk van De Rustende Jager prikte. Degene die het mes eruit trok, nam het in een vechtpartij tegen hem op buiten de herberg, waarbij wel eens een snijwond werd opgelopen.

Een groep katknuppelaars tijdens de kermis.
Een groep katknuppelaars tijdens de kermis.

’Katknuppelen’ was lang geleden een geliefde bezigheid tijdens de kermisdagen. Tussen twee palen hing een vat, waarin zich – in plaats van oorspronkelijk een kat – een stukje hout bevond dat ‘de kat’ werd genoemd. Naar dit vat werd gegooid met knuppels of staven. Winnaar werd degene die de kat losgooide van het vat. Tijdens dit spel ging de fles kwistig rond en als toeschouwer kon men maar het beste op een flinke afstand blijven. In de Alkmaarsche Courant van 5 augustus 1935 stond dat de deelneming kolossaal was, wat werd veroorzaakt doordat er geldprijzen beschikbaar werden gesteld. Het spel moest zelfs bij kunstlicht worden voortgezet.

Een volksvermaak dat nog wreder was dan het oorspronkelijke katknuppelen, was het ‘ganstrekken’. Daarvoor hing men een gans aan een touw met de kop omlaag en zijn hals werd ingesmeerd met groene zeep. De deelnemer moest, zittend in een karretje achter een paard, proberen het dier met of zonder hals van het touw te trekken. Als dat lukte ontving men een prijs die uitgekeerd werd in bier.
Vroeger schoot men ook op fazanten die werden losgelaten. De schutter die met pijl en boog het dier wist neer te leggen, werd uitgeroepen tot ‘Kermiskoning’.
In de twintiger jaren van de vorige eeuw was het ‘vogelschieten’ achter Hotel Borst erg populair. Op twee palen werd dan een houten vogel geplaatst die


Jaarboek 42, pagina 48

in het midden geraakt moest worden om in de prijzen te vallen.
Verder waren er harddraverijen en ringsteken met paard en wagen te zien en in de jaren 1980 werden in Bakkum de krachten gemeten tijdens wedstrijden in touwtrekken en het duwen van voertuigen.

Advertentie in het Nieuwsblad voor Noord-Holland van 6 oktober 1909.
Advertentie in het Nieuwsblad voor Noord-Holland van 6 oktober 1909.

Ook werden er zowel in Castricum als in Bakkum tijdens de kermisdagen biljartwedstrijden gehouden. Volgens Rinus de Ruijter werd er lang geleden veel gebruik gemaakt van het traditionele ‘halfzessie’. Dat was een uitgebreide broodmaaltijd met speciaal kermisbrood oftewel het zogenaamde ‘kleinrog’ en de ‘spouwertjes’. Vooral de jongeren kwamen hier gretig op af als ze even tijdens het uitblazen van het dansen hun opkomende trek wilden stillen. Ook memoreert De Ruijter in zijn boek ‘Schippers van het Stet’ dat de jongens hun kennismaking met de meisjes op het kermisterrein begonnen met het geven van een ‘hijllikmaker’, oftewel een dikke koek versierd met hartjes en amandelen. Die kostte wel twaalf stuivers.


Bakkummer kermis voor café Borst (1947).
Toegevoegd: Bakkummer kermis voor café Borst (1947).

Ook toen de Van der Mijleweg in Bakkum er nog niet was, werd de kermis in Bakkum al rondom Hotel Café Borst georganiseerd. We hebben het dan over circa 1920. Exploitant Janvier stond er met een grote zweefmolen en zijn collega Valentgoed met de schommelschuitjes.
De kermis is altijd op dezelfde locatie gebleven en uiteraard heeft de familie Borst daar de vruchten van kunnen plukken. Het ging er echter lang niet altijd zachtzinnig aan toe, want de kermis stond tot de jaren zestig van de vorige eeuw bekend als ‘Bakkummer oorlog’ vanwege de vechtpartijen die daar regelmatig plaatsvonden. Willem Borst zag zich om die reden genoodzaakt om tijdens de kermisdagen de ramen van zijn café met planken dicht te timmeren. Het was in die tijd namelijk heel gewoon dat jongens uit verschillende dorpen slaags met elkaar raakten. Zo vochten de Bakkummers met hun Limmenbroeders dapper tegen Castricumse of Heems-


Jaarboek 42, pagina 49

kerkse indringers. De inzet was meestal een knappe dochter van ons dorp. Dat het er niet zachtzinnig toeging bewijst wel dat menig kastelein na een kermisdag vaak een kruiwagen vol gebroken glaswerk had op te ruimen …
De Bakkummer kermis werd vroeger twee dagen gevierd. Later werd daar een dag aan toegevoegd. De start is op vrijdag en het feest wordt op zondag in de namiddag en avond massaal afgesloten binnen en buiten Hotel Café Restaurant Fase Fier.


Een vertrouwd beeld van de Bakkummer kermis in de jaren 1980.
Een vertrouwd beeld van de Bakkummer kermis in de jaren 1980. Foto Ad van de Velde.

De grootste reünie van Noord-Holland

William Borst (1960), die samen met zijn zoon Fabian eigenaar is van Fase Fier, maakte de Bakkummer kermis van jongs af aan mee. Hij vertelde in 2012 aan De Castricummer: “De kermis is niet altijd zo groot geweest. Vroeger kon je hier gewoon op een stoeltje zitten. We werkten met twee man in de zaal en twee in het café. Toen werd het van lieverlee populairder. We organiseerden touwtrekken of autoknuppelen en boekten steeds knappere bands. Ruim 20 jaar geleden werd het eerste deuntje afgeschaft en mocht er op maandagochtend niet meer gedronken worden. Dat was een domper. Bakkum kwam massaal in protest en we hebben nog handtekeningen aangeboden op het gemeentehuis, maar dat mocht niet meer baten. Een gevolg was wel dat de zondagmiddag steeds populairder werd. Dan staat de straat hier vol. Ze noemen het wel: ‘De grootste reünie van Noord-Holland’.”

Voor de familie Borst beginnen de voorbereidingen van de kermis drie maanden van tevoren met het aanvragen van vergunningen bij de gemeente. Twee weken voor de kermis begint worden de zaal en het restaurant leeggeruimd. Hotelkamers worden gebruikt om de inboedel op te slaan. Ook worden de leveranties van drank, tenten en toiletwagens geregeld. William doet de bestellingen en Fabian, geboren op 11 oktober 1989 tijdens de kermis, boekt de bands. Hij vertelde: “Het is een enorme operatie. Op zondag werken er 35 mensen bij ons. Zeven dagen voor en zeven dagen na de kermis is het hotel echter gesloten, want de geur van bier moet eerst uit het gebouw …”

Tijdens de Bakkummer kermis werd in de vorige eeuw nog met ‘tussenobers’ gewerkt. Dat hield het volgende in: parallel aan de bar werd een extra beun (verhoging) aangebracht en daarop waren twee kistjes met geld bevestigd. In de ruimte tussen de bar en de beun stonden dan de zogenaamde tussenobers. Zij kochten van de eigenaar bonnenboekjes. Zo’n boekje kostte 190 gulden en in elk boekje zaten 200 bonnetjes. Voor een bonnetje betaalde de klant een gulden, waar je in die tijd een biertje voor kon kopen. De tussenobers gaven de bonnetjes door aan het barpersoneel en aan elk boekje kon de tussenober dus een tientje verdienen. Bekende tussenobers, die alle kermissen langs gingen, waren Dick Schelvis, Kees van der Molen en Jaap Smit.
Het bier stond toen nog in houten vaten opgeslagen in de kelder onder de bar en werd gekoeld door middel


Jaarboek 42, pagina 50

van grote ijsblokken. Het aansluiten van een houten vat vroeg nogal wat tijd en aandacht. Tijdens de kermis ging Dirk Borst op tijd naar beneden om de vaten aan te sluiten. Wanneer er boven hem drie keer hard werd gestampt, was dat het teken dat er een vat moest worden aangesloten. Later schafte zijn zoon en opvolger William een kelderbierinstallatie aan. Dat maakte een eind aan deze koude klus.

William en zoon Fabian Borst.
William en zoon Fabian Borst. Foto Hans Boot.
Jarenlang klom Hein Poel in de lantaarnpaal. Dat deed hij ook tijdens de Bakkummer kermis in 2018.
Jarenlang klom Hein Poel in de lantaarnpaal. Dat deed hij ook tijdens de Bakkummer kermis in 2018.
Gezellige drukte op zondagmiddag voor Borst tijdens de kermis van 2010
Gezellige drukte op zondagmiddag voor Borst tijdens de kermis van 2010. Foto Hans Boot.

Na de renovatie van Hotel Borst in november 2015 verdween het bruine café, dat bij het restaurant werd getrokken. De kermis bleef echter gehandhaafd, want het is ondenkbaar dat dit vertier ooit uit het dorpsbeeld verdwijnt.



Jaarboek 42, pagina 51

Attracties en verpachtingen

Uit eerdergenoemd artikel van pastoor Voets blijkt dat ook op de kermis in Castricum heel vroeger het optreden van ridder Gozewijn een van de meest voorkomende attracties was. Het ging om een fier uitgedoste ridder die werd vergezeld door een afschuwelijk opgetuigde draak. Dat was een soort houten geval op wielen, waarin een man zat die de bek van de draak kon openen om vuur en zwaveldampen uit te spuwen. In de uitgevoerde voorstelling probeerde Gozewijn de draak te verslaan en als dat niet lukte, verzocht hij het publiek om bijval en wat geld. Dan volgde een korte worsteling, waarbij de kop van de draak werd afgerukt en de draak dus was verslagen, wat vooral op kinderen veel indruk maakte.


Het reuzenrad op de Castricummer kermis in 1986.

Het reuzenrad op de Castricummer kermis in 1986. Foto Henk Honing.

Kermisproloog

De kramen met hun lekkers,
Met speelgoed en zo meer.
De schiettent, bal en ringen,
Zij hebben het luik nog neer.
Geraamten krijgen vormen,
Van molens, schuitjes, zweef.
Van autootjes en fietsjes,
Van dingen schots en scheef.
Nog staan de attributen,
Verlaten aan de kant.
Te wachten op hun werk:
In draai- en zweefverband.
Maar Zondag komt er leven
In de kermisbrouwerij.
Dan voelen vele groten zich
Als kinderen zo blij.
Dan stijgen weer de geuren
Van oliebol omhoog.
En fonkelen schelle lichtjes
Al draaiend voor ons oog.
Dan knettert luid de Kop van Jut;
Dan schalt en schettert het;
Dan is ’t dringen van belang;
Dan is er kermispret!
Ook draait er dan een orgel
Voor de jongens overzee.
Gedenk de bussen daarbij goed.
Dan draait u lustig mee.
Dan hebben straks met Sinterklaas
De jongens ook hun draai.
Van ons gedraai met kermis
Dat is verdraaid toch fraai!

Zuster B. Bots


Jaarboek 42, pagina 52

(Dit gedicht van de bekende wijkverpleegkundige stond in het Nieuwsblad voor Castricum van 13 augustus 1949). Zij liet lange tijd in dichtvorm van zich horen in deze krant).


Altijd prijs met touwtje trekken.
Altijd prijs met touwtje trekken. Foto Ronald Goedheer.

In de loop der tijden deden de elektrische en mechanische attracties hun intrede. Zeer bekend zijn de zweef- en draaimolen en de rups. Ook de botsautootjes, het reuzenrad, verschillende gokautomaten, de Kop van Jut en niet te vergeten de schiettent maken al jaren deel uit van het kermisgebeuren naast de kramen die versnaperingen als gebak, noga, zuurstokken en suikerspinnen verkopen. Vroeger was ook paling een geliefde lekkernij op het jaarlijkse evenement.

Jan van Wetering en Dick Schelvis in de draaimolen op de kermis aan de Dorpsstraat rond 1950.
Jan van Wetering en Dick Schelvis in de draaimolen op de kermis aan de Dorpsstraat rond 1950.

Dat blijkt onder meer uit een verslag van de kermis aan de Overtoom in het Nieuwsblad voor Castricum van 17 augustus 1949. Daarin wordt ook vermeld dat de motorfietsacrobaten de meeste belangstelling trokken en dat men vanuit het hoogste punt van de Turkse schommel een prachtig uitzicht had over het kermisterrein.
De attracties werden van jaar tot jaar hoger en sneller, waarvan tegenwoordig op elke kermis wel een voorbeeld is te vinden.

Kermis op De Brink in 1990.
Kermis op De Brink in 1990. Foto Ad van de Velde.

Jarenlang werden de plekken voor de kermisattracties verpacht en gegund na openbare inschrijving.
Die vond bijvoorbeeld in 1949 plaats in de gelagkamer van De Rustende Jager. Het Nieuwsblad voor Castricum besteedde daar aandacht aan in haar krant van 28 mei van dat jaar door een grote lijst van ingeschreven exploitanten en hun attracties te publiceren. Het ging toen uiteraard nog om vrij lage bedragen. Enkele voorbeelden: voor een schiettent werd 96 tot 165 gulden geboden en voor


Jaarboek 42, pagina 53

de luchtschommel varieerden de bedragen van 98 tot 327 gulden. Ook Castricumse ondernemers zagen wel brood in een inschrijving, want S. Beentjes en A. de Groot boden voor verkoop van fruit respectievelijk 5 en 10 gulden, terwijl G. van Velzen laatstgenoemd bedrag ervoor overhad om met paling en haring op het terrein aan de Overtoom te staan. Voor Bakkum waren er volgens de krant niet zoveel inschrijvingen, maar daar werd aan toegevoegd dat “we daar toch ook een lieve duit kunnen kwijtraken als alles geplaatst wordt”.

De schiettent op de kermis in Castricum van 2014.
De schiettent op de kermis in Castricum van 2014. Foto Hans Boot.

De IJmuider Courant van 10 maart 1954 bericht dat de belangstelling van de kermisexploitanten nog nooit zo groot is geweest als dit keer. Het totaal aantal inschrijvingen voor de Castricumse kermis was 105 en voor die in Bakkum 37.
Opvallend was het grote aantal bumperspelen, maar voor de steile wand had er maar één exploitant ingeschreven.
Dezelfde krant meldde een week later dat de Castricumse kermis 5.339 gulden opbracht en die in Bakkum 1.042 gulden.

Voorbeeld van een hoge en snelle attractie, ook op de kermis van 2014.
Voorbeeld van een hoge en snelle attractie, ook op de kermis van 2014. Foto Hans Boot.

Burgemeester en wethouders namen in het voorjaar 1980 een besluit over de gunningen voor de kermissen in Castricum en Bakkum, die respectievelijk in totaal ruim 97.000 gulden en ruim 22.000 gulden bedroegen. In Castricum was er plaats voor 25 attracties, waaronder de autoscooter, cakewalk, spookhuis en fotoschietsalon. Over de hoogte van de pachtsommen voor de kermis in Castricum werd ook iets gezegd in De Volkskrant van 17 augustus 1994. Vermeld werd dat er voor 24 plekken 118 gegadigden hadden ingeschreven en dat de overbieding de gemeente 133.000 gulden opleverde. Daaraan werd toegevoegd dat exploitant Siebren Kooistra voor zijn handel in nougat, zuurstokken en andere zoetigheid aan de gemeente voor vier dagen 8.507 gulden moest betalen en dat hij daarmee in de middenmoot zat. De eigenaar van de viskraam telde toen 615 gulden neer en die van grijpkranen maar liefst 21.000 gulden.

Ondanks dat de pachtprijzen aanzienlijk stegen, besloot de gemeente in 2015 de volledige organisatie van de kermis in zowel Castricum als Bakkum uit handen te geven aan een particulier, zoals in het hierna volgende interview wordt beschreven.


John, Jordi en Miranda van Dam tijdens de Bakkummer kermis van 2018.
John, Jordi en Miranda van Dam tijdens de Bakkummer kermis van 2018. Foto Hans Boot.

Een echte kermisfamilie

John van Dam (1968) staat al zo’n 35 jaar met attracties op de Bakkummer kermis en op het festijn in Castricum exploiteert hij die alweer ongeveer 25 jaar. Hij vertelde hoe het allemaal zo gekomen is: “Ik ben de vierde generatie van het kermisbedrijf D.J. van Dam VOF dat door mijn overgrootvader Jacob is opgericht in Winkel. Daar wonen wij ook naast het bedrijf dat is gevestigd op het industrieterrein. In 1990 nam ik de zaak over van mijn vader Dirk. Mijn vrouw Miranda is ook vennoot en onze zoon Jordi wordt klaargestoomd om mij straks weer op te volgen.
Onze grootste attractie is de autoscooter, beter bekend als botsautootjes. Jordi beheert de minizweefmolen en heeft ook een oliebollenkraam met verkoop van churros (Spaanse donuts). Voor en na het kermisseizoen staan Miranda en ik met onze


Jaarboek 42, pagina 54

oliebollen op verschillende plaatsen, zoals rond Sinterklaas en Kerst bij winkelcentrum Geesterduin. Het is nog steeds een leuk beroep, maar het is ook heel hard werken. Er is ook in de loop der jaren heel veel veranderd. We kregen meer te maken met strengere regels in het kader van bijvoorbeeld milieu en veiligheid. Alle attracties moeten tegenwoordig ook elk jaar worden gekeurd en het kost meer tijd om ze op te bouwen. De grootste verandering betreft echter de wijze van inschrijving en verpachting. In 2015 is mij namelijk door de gemeente Castricum verzocht om beide kermissen hier te organiseren. Als reden werd genoemd dat het evenement niet meer kostendekkend zou zijn vanwege alle bijkomende kosten. Ik heb toen de exploitanten in dat jaar benaderd en ervoor gezorgd dat zij voor dezelfde prijs het jaar daarop weer terug wilden komen. Dat is gelukt en ook daarna hebben wij steeds beide kermissen in het dorp verzorgd. Het houdt in dat we nu voor alle attracties één vergunning aanvragen en alles verder zelf doen, zoals de indeling en het schoonmaken van de terreinen na afloop. Desondanks is de kermis niet weg te denken uit ons leven en zien we die nog altijd als een feest voor jong en oud. De toekomst voor ons vak zie ik dan ook positief tegemoet!”


De nog altijd populaire botsautootjes.
De nog altijd populaire botsautootjes. Foto Kees Blokker.

De tarieven voor de attracties hebben zich in de loop der tijd uiteraard ook aangepast aan het geldende prijspeil. Zo is het lang geleden dat een rondje in de draaimolen een kwartje kostte en je bij een gokspel kon horen: “Dubbeltje, dubbeltje, nieuwe ronde, nieuwe kansen…” Tegenwoordig is het heel normaal dat voor een ritje in de botsautootjes en een rondje in de minizweefmolen 2 euro wordt betaald.

Ongemakken

Inherent aan het kermis vieren zijn de wat onrustiger tijden en de grotere kans op ongelukken die er tijdens het dorpsfeest kunnen plaatsvinden. Dat is natuurlijk voor een groot deel te wijten aan de toename van het drankgebruik.

De Alkmaarsche Courant van 6 december 1927 deed al verslag van een rechtszaak na een vechtpartij in de danstent op de Bakkummer kermis. Een zekere Cornelis A. uit Limmen stompte Johannes Tervoort zodanig in zijn gezicht dat hij bloedend werd verwond. De reden was dat de verdachte om een biertje vroeg, dat Tervoort niet wilde geven. Het vonnis luidde 20 gulden boete of 20 dagen hechtenis en 6,50 gulden schadevergoeding voor het stomen van een kostuum.

In dagblad De Tijd van 21 september 1929 werd uitvoerig beschreven dat van een Castricummer zijn fiets was gestolen die hij bij de kermis had gestald. Toen de dief later voorbij het huis van de gedupeerde fietste, werd dat onmiddellijk aan de politie doorgegeven die de dader opspoorde en aan justitie uitleverde.
Ruim een jaar later stond in een krant dat twee auto’s op de Rijksstraatweg in Heemskerk met grote snelheid tegen elkaar waren gereden. Daaraan werd toegevoegd dat een van de bestuurders met een vriend van de Bakkummer kermis huiswaarts keerde en dat hij vrij ernstig gewond in het Rode Kruisziekenhuis werd opgenomen.

Op de Castricumse kermis van 1965 gebeurde er volgens De Tijd van 10 augustus 1965 een ernstig ongeluk met de Turkse schommel. De 19-jarige B. Bakker uit Bakkum viel daaruit van een hoogte van tien meter en kwam op een open transportwagen terecht met als gevolg dat hij met een wervelfractuur en zware verwondingen naar een Alkmaars ziekenhuis moest worden overgebracht. Een vriend van de ongeluksvogel viel ook uit het schuitje, maar dat gebeurde toen de schommel de begane grond bijna was genaderd. De jongens zouden tijdens de rit de veiligheidsketting van hun schuitje losgemaakt hebben.

Naast de eerder beschreven glasschade tijdens de Bakkummer oorlog was er ook sprake van een dergelijk voorval toen de kermis in Castricum in 1971 plaatsvond. Het Nieuwsblad voor Castricum deed daar verslag van in haar krant van 10 augustus van dat jaar. Ondanks het vrij rustige kermisverloop raakte een exploitant dermate over zijn toeren dat hij een jongen door de etalageruit van ijzerhandel Schram aan de Dorpsstraat gooide. Verder werd vermeld dat vernielzuchtige lieden bloemen uit het perk langs de Ruiterweg haalden en dat enkele vlaggenmasten in de Torenstraat het moesten ontgelden.

Opmerkelijk was het resultaat van een blaastest en een bloedproef die door de politie op een invalsweg van ons dorp werden uitgevoerd in het weekend van 12 en 13 oktober 1985 tijdens het vieren van de Bakkummer kermis. Op


Jaarboek 42, pagina 55

basis van de bloedproeven kregen elf bestuurders een rijverbod opgelegd. Volgens een woordvoerder van de politie speelde de kermis daarbij mogelijk een rol.

Een aardige anekdote uit het boek ‘Schippers van het Stet’ van Q. de Ruijter vertelt het verhaal van lantaarnopsteker Stuifbergen, die tijdens het eerste deuntje zijn werkzaamheden onderbrak voor een kermisborreltje in een Bakkums café. Onderweg had hij in een sloot een paar stekeltjes gevangen en die in zijn zakdoek meegenomen. Toen hij aan de bar zat met een goede kennis, zag hij kans de visjes in diens borreltje te gooien. Deze, al behoorlijk aangeschoten, vroeg na de ontdekking de kastelein om een verklaring van het vreemde voorval. De kastelein gaf zijn knecht de schuld en verweet hem bij het aanlengen van de drank slootwater te hebben gebruikt. Dit argument werd door de niet meer geheel helder denkende kermisgast geslikt …

Kermisverhalen

Nico Lute met rechts zijn broer Wim op de kermis van Bakkum in 1972.
Nico Lute met rechts zijn broer Wim op de kermis van Bakkum in 1972.

Nico Lute (1952) werd geboren in Bakkum en groeide daar ook op. Hij wist het volgende te vertellen:
“Het was de kermis van 1968 en omdat ik net 16 jaar was geworden mocht ik dus in die tijd al een biertje drinken. Aangezien ik toen al een jaar aan het werk was beschikte ik over wat geldelijke middelen om die dagen eens flink los te gaan in Bakkum. Dat betekende ‘s morgens om 10.00 uur verzamelen in het ouderlijk huis aan het Schulpstet voor koffie met wat lekkers erbij en daarna het feestgedruis in. We pendelden in die dagen tussen Hotel Borst en Café Tuin op Heereweg en tussendoor haalden we een snack bij De Klomp of een vette paling van de kermis. Uiteindelijk ging ‘s avonds om 20.00 uur het lichtje bij mij uit en werd ik door twee sterke schouders keurig thuis afgeleverd. Daar was het ook gezellig aangezien er wat visite zat en toen zag ik mijn kans schoon om te zeggen: ‘Laat mij morgenochtend maar liggen, want ik voel me niet helemaal lekker.’ Maar dat was niet overtuigend genoeg, want in plaats van dat onze moeder de volgende morgen om 05.30 uur aan ons bed stond, kwam vader Niek naar boven om ons te wekken. Met een paar flinke krachttermen stonden binnen een mum van tijd de drie zoons met een forse kater naast hun bed om aan het werk te gaan.
Het werd een lange dag die ‘s avonds tijdens het avondeten nog uitgebreid geëvolueerd is. De visite van die avond heeft het er nog jaren over gehad zoals ik met mijn zielige gezicht de bovengenoemde woorden uitsprak. We wisten als geen ander dat bij ons de regel ‘Bij nacht een man, bij dag een man’ altijd van kracht was.”

Mary Scheerman wordt in 1970 op de Bakkummer kermis door Bal Molenaar in de kar van olieman Piet Boon getild. Voor de kar staat Nico Grandiek.
Mary Scheerman wordt in 1970 op de Bakkummer kermis door Bal Molenaar in de kar van olieman Piet Boon getild. Voor de kar staat Nico Grandiek.

Mary Scheerman (1954) haalde herinneringen op aan zowel de Castricumse als Bakkummer kermis: “Vanaf mijn 15e jaar bezoek ik trouw de kermissen in ons dorp. Dit jaar vier ik wat dat betreft dus mijn 50-jarig jubileum. Als kind woonde ik in de Torenstraat boven de Anitabar, het café van mijn ouders. Tijdens de kermisdagen hadden zij Arie Stengs als uitsmijter bij de deur staan en werd er muziek in de bar gedraaid. Toen ik een jaar of twaalf was en mijn zusje zeven, kregen wij van onze ouders en soms ook van klanten wat extra geld voor de kermis, zodat we weer een tijdje weg waren. De meeste lol heb ik echter op de Bakkummer kermis gehad, waar ik op latere leeftijd met vriendinnen naartoe ging en nooit het eerste deuntje oversloeg. We trokken natuurlijk ook op met jongens en hosten met ze in een kring op de muziek van eerst het duo Dijkhuizen en later De Wico’s. Als ze een biertje ophadden, zongen Jan de Wildt en Dirk de Winter samen liedjes als ‘Friet met mayonaise’ en ‘Kleine Greetje uit de polder’ en dan lag iedereen in een deuk!
Ook ik trad tijdens de kermis regelmatig op bij de bandjes, zowel in Bakkum als bij ons thuis in de Anitabar. Ik zong dan ‘Nee Karel nee, niet vandaag’ en iedereen danste mee in de polonaise. Dit was ooit spontaan ontstaan en werd keer op keer herhaald.
Een andere leuke anekdote heeft betrekking op de olieman Piet Boon. Ik was 16 jaar toen hij met zijn kar bij Borst de hoek omging. Met een stel vriendinnen werd ik door een aantal jongens op die kar gegooid. Op dat moment kwam de kermisfotograaf langs die dit gebeuren uiteraard vastlegde. Later gingen we elk jaar op zondagmiddag naar Bakkum als er kermis was. Dan liepen we met een biertje in onze handen heen en weer tussen café De Dukdalf en Hotel Borst langs de mensen die op wat serieuzere manier aan het kermisvieren waren.
Verder staat me nog helder voor de geest dat ik in de tachtiger en negentiger jaren van de vorige eeuw op kermismaandag naar verschillende cafés ging, zoals De Stiefel, ’t Knijnehol en de Ridderbar. Op het nu geheten ‘horecapleintje’ heeft één jaar tijdens de kermis een grote tent gestaan die door een aantal horeca-eigenaren werd geëxploiteerd. Overigens heb ik nog een pijnlijke herinnering aan de Castricummer kermis in 1967. Ik probeerde een botsautotje tegen te houden om er snel in te kunnen stappen, maar die reed toen over mijn grote teen met als gevolg dat de nagel daarvan omhoog stond…”

Werkgroeplid Marjan Wentink (1950) met vader Henk op de Van der Mijleweg in Bakkum tijdens de kermis van
1961. Zij vertelde: “Het mooiste van de kermis vond ik de schommelschuitjes. We probeerden altijd zo hoog mogelijk tegen het zeildoek te komen, totdat je afgeremd werd door een plank die dan omhoog werd gezet.”
Werkgroeplid Marjan Wentink (1950) met vader Henk op de Van der Mijleweg in Bakkum tijdens de kermis van 1961. Zij vertelde: “Het mooiste van de kermis vond ik de schommelschuitjes. We probeerden altijd zo hoog mogelijk tegen het zeildoek te komen, totdat je afgeremd werd door een plank die dan omhoog werd gezet.”

Jaarboek 42, pagina 56

Gerard Veldt aan de hand van moeder Ali op weg naar de kermis in Castricum in 1965. Daarnaast zijn tweelingzus Marja en tante Nel Zomerdijk.
Gerard Veldt aan de hand van moeder Ali op weg naar de kermis in Castricum in 1965. Daarnaast zijn tweelingzus Marja en tante Nel Zomerdijk.

Ook bij Gerard Veldt kwamen de nodige belevenissen naar boven:
“Omdat ik in 1957 geboren ben, weet ik niet anders dan dat de kermis op De Brink gehouden werd. In de week dat die werd opgebouwd, ging ik vaak kijken welke attracties er allemaal kwamen en stond dan bewonderend te kijken naar de zwetende kermislui.
Als kind ging je altijd op zondagmiddag met je vader en moeder en de tantes kermis vieren. Al lopend richting de Brink stond een fotograaf je al op te wachten. De gemaakte foto’s kon je later bekijken en tegen betaling ophalen bij Guurtje Stuifbergen aan de Dorpsstraat. Veel foto’s werden in de etalage uitgestald en de rest lag op nummervolgorde in de winkel. Draaimolens en dergelijke waren meestal niet erg aan mij besteed, want ik werd er snel misselijk van. Meestal werd het een ritje in de botswagens en in de zogenaamde ronde van ome Jaap. Hierbij was het altijd de sport om de kwast, die aan een bal werd rondgeslingerd, te pakken te krijgen om zo een gratis ritje te kunnen maken. Na een oliebol te hebben gegeten en het kopen van een zuurstok en een nogablok om mee naar huis te nemen, was het feest gevierd. De maandag en dinsdag werd de kermis niet bezocht.

Zo rond de leeftijd van 18 jaar bezocht ik de kermis ook. Dan werd de schiettent aangedaan en probeerden we bij de gokkast ons geluk. Als snel kwam ik tot de conclusie dat dit niets voor mij was, vooral omdat de gewonnen prijzen zoals horloges al heel snel stuk bleken te gaan.
Hierna bestond het kermisbezoek vooral uit een biertje drinken in de plaatselijke cafés.
De kermis in Bakkum werd interessant toen ik verkering kreeg met Annemieke de Groot en ik inmiddels lid was van de brandweer. Op maandagochtend gingen we dan naar Piet Zomerdijk voor het drinken van een kermisborrel en tegen een uur of één brachten we een bezoekje aan het eerste deuntje bij Hotel Borst. Wat was het jammer dat deze traditie werd afgeschaft nadat er grote vernielingen waren aangebracht aan de kermisattracties.

De kermis werd toen vooral op zondagmiddag gevierd en ieder jaar werd het drukker en drukker. Negen van de tien keer was het die middag nog mooi weer ook.
Annemiek haar opa Willem de Groot had vroeger een café in de Bakkummerstraat, genaamd De Duinstreek. Het biljart werd tijdens de kermis met man en macht aan de kant gezet en
hier nam de muziek plaats. Opa Willem hoopte altijd op mooi weer, want dan werd het druk. Op zondag moest er gewerkt worden om de muziek en het extra personeel te betalen. De omzet op maandag was bedoeld om de kas te spekken. Wat viel het dan tegen als het op maandagochtend regende. Het was overigens zo dat Cees Nat de vaste muzikant was in het café van opa als er kermis werd gevierd.”

Werkgroeplid Tom Heijjer (1938) verhuisde in 1969 naar Castricum. Een jaar later bezocht hij met zijn vrouw Ria en dochter Annemieke voor het eerst de kermis op De Brink: “Dat was heel anders dan de kermissen in Amsterdam die we gewend waren. Daar maakte je een rondje en ging je weer naar huis. We hoorden ervan op dat sommige mensen hier het hele jaar spaarden om kermis te vieren en dan drie dagen ‘onder water’ waren.”
Werkgroeplid Tom Heijjer (1938) verhuisde in 1969 naar Castricum. Een jaar later bezocht hij met zijn vrouw Ria en dochter Annemieke voor het eerst de kermis op De Brink: “Dat was heel anders dan de kermissen in Amsterdam die we gewend waren. Daar maakte je een rondje en ging je weer naar huis. We hoorden ervan op dat sommige mensen hier het hele jaar spaarden om kermis te vieren en dan drie dagen ‘onder water’ waren.”

Tot slot

Kermis is een volksvermaak dat zich al eeuwen staande houdt en ook in Castricum en Bakkum door geen ander evenement is overtroffen. Het feest staat nog steeds voor plezier beleven aan attracties, genieten van lekkernijen en met elkaar dansen en drinken. Zolang de exploitanten er nog brood in zien, mogen we erop vertrouwen dat deze traditie in ons dorp nog jaren wordt voortgezet.

Hans Boot

Bronnen:

  • Archief Werkgroep Oud-Castricum;
  • Diverse landelijke en regionale kranten;
  • Heideman H., School- en jeugdherinneringen van Bakkum en Castricum (1940-1959);
  • Kramer, M., De Veldslag bij Castricum in 1799;
  • Pronk, M., Dagboek van een boerin in Bakkum tijdens de oorlog, 2005;
  • Regionaal Archief Alkmaar;
  • Ruijter W. Jzn., Q. de, Schippers van het Stet, 1974;
  • Ruyter, Lia de, Hotel Borst 100 jaar, 2015.

Met dank aan: John van Dam, Wim Degeling, John Heideman, Nico Lute, Hein Poel, Mary Scheerman, Gerard Veldt en Fred Weda.