7 augustus 2023

Zomerhuisje ‘de Merel’ (Jaarboek 40 2017 pg 36-38)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 40, pagina 36

Een zomerhuisje in de duinen

De in 2017 gesloopte woning ‘de Merel’ aan het Duinpad langs de rand van de Zanderij.
De in 2017 gesloopte woning ‘de Merel’ aan het Duinpad langs de rand van de Zanderij.

Wie via het Duinpad de duinen in loopt, zag, tot voor kort, na een paar honderd meter, verscholen tussen de bomen, een klein groen houten huisje met de naam ‘de Merel’. Menigeen zal zich afgevraagd hebben hoe dat daar terecht gekomen is. Wie heeft op die unieke plaats met een mooi uitzicht op de Zanderij een huisje mogen bouwen?

In de zomer van 2016 stond er plotseling van verre zichtbaar een enorm bord met de woorden ‘TE KOOP’. Een duidelijk signaal dat het nu of nooit was voor het achterhalen van de geschiedenis van dit ‘Hans en Grietje’ huisje.

De geschiedenis begint in 1932. Volgens het kadaster is in dat jaar een stukje grond ter grootte van 3,5 are voor 441 gulden verkocht aan Johan Marinus Cornelis Lub, een tabaks- en sigarenfabrikant, gevestigd aan de Damstraat 6 in Amsterdam. De verkoper was jonkheer Willem Barnaart, die optrad voor de eigenaar de NV Hollandse Duinmaatschappij, een onderneming opgericht door de familie Gevers voor het beheer van haar bezittingen.

De Amsterdamse tabak- en sigarenfabrikant Johan Lub slaagde erin om in 1932 een stukje duingebied te kopen voor de bouw van een zomerhuisje. Het perceeltje, kadastraal sectie B 4207, ligt niet ver van de Duinenboschweg.
De Amsterdamse tabak- en sigarenfabrikant Johan Lub slaagde erin om in 1932 een stukje duingebied te kopen voor de bouw van een zomerhuisje. Het perceeltje, kadastraal sectie B 4207, ligt niet ver van de Duinenboschweg.

Het perceeltje heeft dus kort voordat de provincie het duingebied overnam nog een nieuwe eigenaar gekregen. Misschien was het de oude heer Lub gelukt deze grond aan de rand van de Zanderij te bemachtigen, dankzij goede contacten met de familie Gevers of met jonkheer Barnaart.

Een feit is dat hij de provincie voor is geweest. De merkwaardige enclave zal voor de beheerder, het provinciaal waterleidingbedrijf, wel wat frustrerend zijn geweest. Jarenlang werd in ieder geval door een medewerker gecontroleerd of de eigendomsgrens nog wel in acht genomen werd.

Johan Marinus Cornelis Lub stamde uit een Enkhuizer geslacht van ondernemers. In 1811 vertrok zijn overgrootvader Johan Lub uit Enkhuizen naar Amsterdam, waar hij rond 1830 begon met een sigaren- en tabakswinkel en een tabaksfabriek op de Vijgendam (de tegenwoordige Nes), vlakbij de Dam. In 1911 verhuisde de winkel naar Damstraat 6. De fabriek voor rook-, shag- en pruimtabak bleef aan de Nes.

Het bedrijf leverde aan winkeliers en grossiers en ook vond er geregeld export plaats naar Nederlands-Indië, tot de onafhankelijkheid van Indonesië een feit was. ‘Lub’s tabak’ was lang een heel bekend en gewaardeerd merkartikel.

De winkel aan de Damstraat werd een begrip. Van iemand die spoorloos was, werd in Amsterdam gezegd: ‘die is zeker tabak halen bij Lub’.

In 1928 werd de onderneming omgezet in een N.V. die in 1947 fuseerde met een nu niet meer bestaande tabaksfabriek. De familie Lub voer er wel bij, want Johan Lub woonde tenslotte met zijn echtgenote Lena Kegge in een mooi pand aan de Keizersgracht.

Demontabel

Kort na de aankoop van het perceeltje aan het Duinpad kreeg aannemer A.C. Borst opdracht van Johan Lub om een zomerhuisje voor dit perceel te ontwerpen. Borst vroeg vervolgens een vergunning aan bij de gemeente, maar het antwoord stelde teleur. Het gemeentebestuur wilde alleen meewerken als het huisje demontabel werd gemaakt en jaarlijks in de maand oktober ergens zou worden opgeslagen.

Dat zag opdrachtgever Lub niet zitten. Hij richtte zich in een aangetekende, expresse brief van 23 mei 1932 rechtstreeks


Jaarboek 40, pagina 37

tot burgemeester Lommen en trok daarin alle argumenten die hij kon verzinnen uit de kast. Het uit elkaar halen en in elkaar zetten zou veel schade doen aan het huisje met kans op breuk door transport. Ook wees hij erop dat opslag hem op aanzienlijke kosten zou jagen.

Lub voerde verder aan dat hij van Borst had gehoord dat die enige werklieden zou moeten ontslaan als de bouw niet doorging. Hij voegde er aan toe: “Met alle bescheidenheid maak ik er U op attent, dat dit de werkeloosheid in uw district vergroot en tevens dat U het vreemdelingenverkeer ter plaatse er niet mee bevordert.”

Nog was Lub niet uitgesproken. Elders aan het Duinpad vlakbij de Sifriedstraat had de gemeente ook een houten zomerhuis toegestaan, genaamd ‘Uit en Thuis’, dus waarom zou hij dan niet mogen bouwen? Wist de burgemeester wel dat op de Veluwe en in het Gooi zomerhuisjes ook werden toegestaan? Lub wees zelfs op voorbeelden in Duitsland en Frankrijk: zomerhuisjes in Wannsee bij Berlijn en Montigny-sur-Loing en Fontainebleau bij Parijs.

Burgemeester Lommen schreef Lub een dag later alweer terug. Met de verwijzing naar zomerhuis ‘Uit en Thuis’ had de heer Lub wel een punt. Hiervoor had de gemeente in 1927 wat te gemakkelijk een bouwvergunning afgegeven, maar dat kon naar zijn mening geen reden zijn voor de gemeente om die fout te herhalen.

Een bewoond zomerhuisje.
Een bewoond zomerhuisje. Sifriedstraat 14 in Bakkum. Op last van de bezetter in 1943 afgebroken. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Inderdaad stond er ooit een zomerhuisje achter de Sifriedstraat. Oud-Castricum heeft er zelfs een foto van. Het gemeentebestuur heeft enkele jaren geleden toegestaan dat er een nieuwe woning op de plaats van het zomerhuisje gebouwd werd en daarmee is de gemeentelijke vergissing uit 1927 in steen vereeuwigd.

Sigaartje

Terug naar 1932. De burgemeester deed Lub een suggestie aan de hand. Misschien zou wel een tijdelijke bouwvergunning voor vijf jaren kunnen worden verleend. Die oplossing pakte Lub met beide handen aan en een dag later diende hij een nieuw verzoek in. Na een week werd de vergunning verleend. Er moest nog wel iets aan de kap worden veranderd en een voorwaarde was dat het huisje, net als ‘Uit en Thuis’, alleen in de zomermaanden bewoond mocht worden. De vergunning was persoonlijk en zou vervallen zodra het huisje aan iemand anders werd overgedragen. Hoe dan ook, er kon gebouwd worden. De bouwkosten werden begroot op 850 gulden.

Sigarenzakje van tabakshandel Lub. De verpakking is bedrukt met een afbeelding van de winkelpui en de naam van de winkel, die later in de Damstraat gevestigd was.
Sigarenzakje van tabakshandel Lub. De verpakking is bedrukt met een afbeelding van de winkelpui en de naam van de winkel, die later in de Damstraat gevestigd was.

Meer dan twintig jaar was de familie Lub de gelukkige eigenaar van de ‘zomerwoning’. Er zal menig sigaartje zijn opgestoken. Tijdelijke bewoning of afbraak is nooit meer aan de orde geweest. Na het einde van de oorlog verhuurde de familie het huisje nog enkele keren voor een korte tijd, maar tenslotte verkocht Johan Lub junior zijn bezit in oktober 1955 voor 5.000 gulden aan aannemer Jan Biesterbos, die toen vlakbij in de Sifriedstraat woonde.

Ook Biesterbos verhuurde het huisje nog even. In die tijd was woonruimte schaars en er was belangstelling genoeg. In 1959 besloot Biesterbos het huisje te verkopen aan zijn opperman Beene Warink en zijn jonge echtgenote Alida Johanna Catharine Zonneveld. Ze waren net getrouwd en hadden al op verschillende plaatsen tijdelijk gewoond. Ze snakten naar een eigen onderkomen. Voor 5.500 gulden wisselde de ‘zomerwoning’ voor de tweede keer van eigenaar.

Geluk

Warink en zijn echtgenote waren heel blij dat ze nu eindelijk eigen woonruimte hadden, al was het dan klein, primitief en vochtig. Het jonge stel begon het huisje op te knappen en hier en daar wat uit te bouwen. In de loop van de jaren kwamen er een slaapkamertje, een zolder en een serre bij. Water, riolering en stroom waren er eerst nog niet, maar daar werden andere oplossingen voor gevonden. Ze hadden zelf een waterpomp en een septic tank en met een kolenkachel was het snel warm. Vanaf het begin genoten ze van de rust en de natuur om hen heen. Het huisje was voor Beene en Alie het einde. Het kreeg de naam ‘de Merel’. Hun geluk werd compleet door de geboorte van zoon Jacob in 1962.

Beene en Alie Warink met zoon Jacob.
Beene en Alie Warink met zoon Jacob.

Jan Biesterbos zag het met lede ogen aan. Inmiddels was hij bezig met de bouw van honderden woningen in de wijk Kooiweg en hij besloot de familie Warink een aanbod te doen. Hij wilde zijn voormalige bezit graag terug hebben in ruil voor een nieuwe woning aan de Oranjelaan. Warink en zijn echtgenote waren zo verknocht aan het plekje dat ze het aanbod afsloegen. Biesterbos probeerde het opnieuw en bood nu een nieuw huis aan inclusief volledige stoffering. Ook dat voorstel werd afgeslagen. Later bouwde de aannemer een grote villa aan de Geversweg, Hij had mogelijk liever aan het Duinpad gewoond, maar Beene en Alie werkten er niet aan mee.


Jaarboek 40, pagina 38

Huize ‘de Merel’ getekend door Pé Zonneveld, broer van Alie Warink - Zonneveld.
Huize ‘de Merel’ getekend door Pé Zonneveld, broer van Alie Warink-Zonneveld.

Eekhoorns en fazanten

Beene Warink was oorspronkelijk afkomstig uit Drenthe, maar raakte spoedig ingeburgerd in Bakkum. Het hielp natuurlijk ook dat Alie afkomstig was uit de wijd vertakte familie Zonneveld. Jarenlang was Beene elftalbegeleider van Vitesse ’22 en menig jeugdlid van toen herinnert zich dat hij in huize ‘de Merel’ verwend werd met een glaasje limonade. Vaak is aan de familie gevraagd of het romantische huisje gebruikt mocht worden voor filmopnamen, maar ze voelden er niet voor om daaraan mee te werken. Ze wilden geen dag missen en genoten ontzettend van de natuur en de vele vogelsoorten. Allerlei dieren bivakkeerden rond het huisje. Eekhoorns en fazanten aten uit hun hand. Een tijd lang wandelde een in het bos gedumpte kip door het huis. Het kon ze niets schelen dat het wooncomfort niet aan moderne eisen voldeed.

Alie Warink voert een fazant.
Alie Warink voert een fazant.

Na het overlijden van Beene Warink in 1998 bleef Alie alleen in het afgelegen huisje wonen. Onder geen beding wilde ze daar weg. Na een operatie in verband met een gebroken heup kreeg ze het advies om in een instelling te revalideren. Daar kwam niets van in. Zo vlug als het mogelijk was, keerde ze naar ‘de Merel’ terug om daar met hulp van familie en kennissen verder te herstellen. Met de op enige afstand wonende buren had ze goed contact en ze haalde zelf de dagelijkse boodschappen. Op een bankje voorin de supermarkt van Deen wisselde ze onder anderen met Aagje Kuijs de laatste nieuwtjes uit. Toen de manager besloot het bankje weg te halen, was ‘de winkel te klein’ en al snel kwam het op zijn oude plek terug.

Het overlijden van Alie Warink-Zonneveld op 26 april 2016 markeerde het einde van deze kleine geschiedenis. Zoon en erfgenaam Jacob besloot met bloedend hart het huisje te verkopen. Het naambordje ‘de Merel’ heeft hij er eigenhandig afgeschroefd. Dat bordje stond symbool voor de fijne tijd die de familie op die plek had gehad en waar Jacob een prachtige jeugd had doorgebracht. Net als ‘Uit en Thuis’ wordt ‘de Merel’ vervangen door ongetwijfeld een fraaie stenen woning, omgeven door het Noord-Hollands Duinreservaat en met uitzicht op de bollenvelden. Toch zullen filmploegen daar niet meer aankloppen.

Niek Kaan

Bronnen:

  • De Vries-Lub, A.G., De familie Lub, een Enkhuizer geslacht, 1986;
  • Gemeentearchief Castricum;
  • Kadaster Haarlem;
  • Regionaal archief Alkmaar.

Met dank aan:
Ger Foeken, Henny Spruit, Henk Stigt, Jacob Warink en Pé Zonneveld.

5 juni 2023

Mooij, Cor, boswachter (Jaarboek 39 2016 pg 23-28)


Jaarboek 39, pagina 23

Herinneringen van oud-boswachter Cor Mooij

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.

Veel wandelaars en fietsers die via de Haagscheweg het duinreservaat bezoeken, groeten Cor Mooij en hij zwaait vanaf zijn vaste plekje bij het raam vriendelijk terug.
Veel wandelaars en fietsers die via de Haagscheweg het duinreservaat bezoeken, groeten Cor Mooij en hij zwaait vanaf zijn vaste plekje bij het raam vriendelijk terug.

Na ruim vijftig jaar, een dag voor hij vijfenzestig werd, nam boswachter Cor Mooij afscheid. Zijn werkgever, het PWN, heeft er op 21 juni 1985 een mooi feest van gemaakt. Een van zijn collega’s haalde hem af bij zijn huis aan de Haagscheweg. Tot zijn verrassing kwam er een paard en wagen voorrijden. Na een tochtje door zijn vertrouwde werkterrein kwamen ze aan bij Johanna’s Hof, waar een volle zaal gevuld met collega’s en andere genodigden het echtpaar Mooij opwachtte. Sprekers haalden herinneringen op en Cor denkt er met genoegen aan terug. Jammer alleen dat er geen foto’s van zijn. Ze zouden mislukt zijn, maar Cor verdenkt de fotograaf ervan dat hij was vergeten om een rolletje in zijn toestel te stoppen.

Het duinreservaat, waar hij een halve eeuw heeft gewerkt, kent hij als zijn broekzak. Over het veranderende beheer van de duinen heeft de inmiddels 96-jarige markante man zo zijn eigen opvattingen.

Voor zijn afscheidsreceptie in Johanna’s Hof werden Cor Mooij met zijn echtgenote Lien Ooms en dochter Adri per paard en wagen afgehaald.
Voor zijn afscheidsreceptie in Johanna’s Hof werden Cor Mooij met zijn echtgenote Lien Ooms en dochter Adri per paard en wagen afgehaald.

Cor Mooij was al eerder in het zonnetje gezet. In verband met zijn 25-jarig dienstverband werd hij op 17 september 1963 met zijn vrouw en dochter ontvangen op het kantoor Fochteloo en toegesproken door het toenmalige hoofd van de afdeling terreinen de heer Duinker en zijn directe chef Van Elven. Toen al werd hij geprezen om zijn grote kennis en zijn bijdragen, dikwijls in zijn vrije tijd, aan excursies en tentoonstellingen. In l968 werd hij bevorderd tot opzichter en bij zijn afscheid in 1985 kwam tot uiting dat hij zijn veelzijdige inzet onverminderd gecontinueerd heeft tot aan zijn laatste werkdag.

Kantoor Fochteloo.
Kantoor Fochteloo. Zeeweg 1 in Bakkum, 1960. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

“Als er iets uitspringt in de persoonlijkheid van Cor Mooijis het wel dat hij absoluut niet tegen onrecht kan en het maakt dan niet uit of het over hemzelf of iemand anders gaat. We hebben hem moeten tegenhouden, anders was hij de groep te lijf gegaan die in 1984 de boerderij Zeeveld gekraakt had en ramen ingooide van het kantoor Fochteloo”, aldus zijn vroegere chef Hidde Posthuma. Dat hij niet over zich heen liet lopen, blijkt ook uit een couplet in het lied dat bij zijn afscheid werd gezongen:

En Cor nu nog een ding,
Op elke vergadering,
Als ’t je niet aanstond,
dan hield je nooit je mond.

Posthuma herinnert zich ook dat Cor jaarlijks voor alle collega’s een dagje vissen op het wad organiseerde en dat ze na afloop bij hem thuis erwtensoep aten, opgediend door zijn in 1997 overleden lieve vrouw Lien, die op de achtergrond een plaatje draaide van ‘de Havenzangers.’ De deelnemers denken er met weemoed aan terug.

Boswachter Cor Mooij wordt gefeliciteerd door het hoofd afdeling Terreinen de heer Duinker, in verband met zijn 25-jarig ambtsjubileum op 17 september 1963.
Boswachter Cor Mooij wordt gefeliciteerd door het hoofd afdeling Terreinen de heer Duinker, in verband met zijn 25-jarig ambtsjubileum op 17 september 1963. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Het meest interessante onderdeel van zijn werk vond Mooij de bosbouw. Na het planten is het uitdunnen een belangrijke fase. Bomen die moesten verdwijnen, werden gemerkt door middel van een kerf wat ‘blessen’ genoemd werd. Daarvoor had je een goed oog nodig voor soorten en toekomstige omvang van bomen. Die taak werd daarom meestal aan Cor toevertrouwd. Hij had er ook een speciale opleiding voor gevolgd.


Jaarboek 39, pagina 24

Tuinderij

Cor Mooij werd in 1920 geboren in Bakkum. Zijn geboortehuis aan de Bakkummerstraat, vlakbij hotel Borst, staat er nog. Zijn vader had een tuinderij, waar nu een woonwijk is gebouwd. Grootvader Mooij heeft de grond rechtstreeks van de prinses Von Wied, eigenares van het duingebied, gekocht. Het terrein waarop de in 1904 gebouwde openbare lagere school stond, had ze aan de gemeente geschonken.

De familie Mooij.
De familie Mooij. Kooiweg in Castricum. Aan het begin van de Kooiweg woonde de familie Mooij. Van links naar rechts Cees, Jan, Marie, Cees? en Cor Mooij. Collectie Henk Heideman. Toegevoegd.

“Grote bedrijven waren er nog niet”, zegt Cor. ”Je moest alles nog met de hand doen. De tuinderij van mijn vader besloeg ongeveer 2 hectare. We teelden aardbeien, bonen, peulen en doperwten en we hadden ook bessenstruiken. Het hele gezin moest meehelpen. Ik dus ook van jongs af aan.
De groente ging naar de veiling in de Dorpsstraat. Je ging er vanaf de Burgemeester Mooijstraat in en kwam er aan de Dorpsstraat weer uit.

Het kermisterrein.
Zicht op de Dorpsstraat vanaf de Oudeweg. Het weiland rechts werd ook wel gebruikt voor de veiling van aardbeien. En het was ook het kermisterrein. Dorpsstraat 40-42 in Castricum. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

In de crisisjaren was het moeilijk om rond te komen. Je bracht een bakfiets groenten en dan werden die soms doorgedraaid. Aan de overkant op het kermisterrein stonden een paar vrachtauto’s en daar kon je het spul opgooien voor veevoer. Daar had je dan de hele week voor gewerkt. In de winter konden de tuinders wat steun krijgen van de gemeente. Je moest er wel wat voor doen. Er bestond een zogenaamde spitregeling. Dat betekende dat je kon gaan diepspitten bij een tuinder. Een ander kwam dan weer bij jou spitten. Er werd ook gecontroleerd of het werk wel gedaan was. Jan Duijn was de controleur van de gemeente.

In de duinen huurden veel tuinders ook grond. Vooral de mensen die zelf niet genoeg grond hadden. Er werden aardappelen en bonen geteeld. Voor bemesting werden in Alkmaar de tonnen bij de mensen opgehaald. Dat werd in grote putten gestort en daar werd dan huisvuil doorheen gemengd. Het werd op het Schulpstet per schip aangevoerd door de gebroeders Hollenberg. Vandaar werd het met paard en wagen de duinen ingebracht. Mijn vader heeft me nog wel eens verteld over de feestelijke ontvangst van de 1000e kar. Dat zal in het begin van de vorige eeuw geweest zijn.

Zo’n beetje de helft van de tuinders had land in het duin. Het raakte over toen het PWN in 1920 water ging oppompen. Toen verdroogde de grond. Dat de duinen uitdroogden door de wateronttrekking werd door de provincie eerst ontkend. Toen de pompen begonnen te werken zag je het water zo weg zakken. Binnen twee jaar was het gedaan met de tuinders. Herinneringen aan die tijd zijn er nog genoeg. Er was een landje dat ‘het Hoekie van Kale Gerrit’ werd genoemd. Iets voorbij Johannes Hof had je ‘het Leppie van Klaas Veldt’. De officiële naam is het Grote Leb. Daar werd later het parkeerterrein van de camping aangelegd.

Alleen in de oorlog werd er nog wat geteeld op het Wolfsveld bij Vogelwater. Het Vogelwater zelf was al voor de oorlog bebost. Arie Kaandorp, Willem Schermer en Jan Nijman hadden daar land. Ze teelden van alles. Niet alleen aardappelen, maar ook erwten, tuinbonen en sperziebonen.”

Schooltijd

“Ik ging vlakbij mijn ouderlijk huis naar de openbare school aan de Van Oldenbarneveldweg en kreeg les van meester Nijsen, Philipoom en juffrouw Bakker. Er waren in het begin maar drie lokalen en twee klassen per lokaal. De  katholieke kinderen uit Bakkum vertrokken ‘s morgens naar hun school in het dorp.

De openbare lagere School.
De openbare lagere School. Van Oldenbarneveldweg 37, 39 in Bakkum. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Die staken schuin over door de weilanden en tuinderijen via landpaden naar de school in het dorp. Ze passeerden het Schulpstet en de spoorwegovergang aan de Eerste Groenelaan. Na schooltijd werkten de tuinderskinderen natuurlijk ook altijd nog even mee op de bedrijven van hun vaders.”

Familie Mooij geworteld in de duinen

“Mijn grootvader Pieter Mooij kwam van Egmond-Binnen. Hij woonde in de Schaapherderswoning, een kleine boerderij die achter Zeeveld heeft gestaan. Hij trouwde met Aafje van der Schinkel.

Schaapherderswoning. Vanaf 1888 woonde de familie Mooij in het duingebied. Eerst in de niet meer bestaande schaapherderswoning en later op de boerderij Zeeveld (tekening van Cor de Groot).
Schaapherderswoning. Vanaf 1888 woonde de familie Mooij in het duingebied. Eerst in de niet meer bestaande schaapherderswoning en later op de boerderij Zeeveld (tekening van Cor de Groot).

Niet lang na de geboorte van mijn vader overleed Aafje en zij werd bij de dorpskerk begraven. Oud-Castricum heeft met medewerking van aannemer Ton Borst en schilder Jan Breetveld de bijzondere houten gedenktekens van haar en haar familie een paar jaar geleden laten opknappen.

Een hoofdrol was er voor Cor Mooij bij de presentatie van de gerestaureerde grafmonumenten bij de dorpskerk, waaronder het grafmonument van zijn jong overleden grootmoeder Aafje van der Schinkel.
Een hoofdrol was er voor Cor Mooij bij de presentatie van de gerestaureerde grafmonumenten bij de dorpskerk, waaronder het grafmonument van zijn jong overleden grootmoeder Aafje van der Schinkel.

Jaarboek 39, pagina 25

Cor Mooij en zijn neefje Piet Mooij bij Zeeveld in de jaren (negentien)twintig.
Cor Mooij en zijn neefje Piet Mooij bij Zeeveld in de jaren (negentien) twintig.

Mijn grootvader is opnieuw getrouwd en wel met de zuster van Aafje, Maartje van der Schinkel. Het gezin verhuisde van de Schaapherderswoning naar de boerderij Zeeveld en vervolgens heeft de familie Mooij de Van Tienhovenhoeve overgenomen. Op Zeeveld heb ik nog melken geleerd. Na mijn werktijd ging ik daar graag nog even langs.”

De familie Mooij bij Zeeveld.
De familie Mooij bij Zeeveld. Van links naar rechts staand: Pieter junior (1900), Cornelis (1902), Aafje (1893), Dieuwertje (1890), Jan (1886, vader van Cor Mooij), Johan (1896), Leentje (1894), Trijntje (1891); zittend Pieter Mooij (1857), Maartje van der Schinkel (1865). Jan Mooij is een zoon van Pieter Mooij en Aafje van der Schinkel (overleden op de leeftijd van 26 jaar).

In 1958 trouwde Cor Mooij met Lien Ooms. Zij kregen twee kinderen: Adri en Jan. Cor vertelt:
Vanaf mijn trouwen woon ik dicht bij het duinmeertje aan de Haagscheweg, het huis van de ouders van mijn vrouw, Teun Ooms en Wilhelmina Jacobs. De grootvader van mijn vrouw, Hannes Hacobs, woonde in het boerderijtje op het ziekenhuisterrein dat later museum en vervolgens theehuis is geworden.

Boerderij 't Oude Huis op het terrein van Duin en Bosch.
Boerderij ’t Oude Huis op het terrein van Duin en Bosch. Oude Parklaan 8 in Bakkum. Oorspronkelijk heette het De Kwekerij. Tot 1830 eigendom van L. Boreel die het huis en de landerijen aan Koning Willem I heeft verkocht. Later museum en theehuis. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Hij werkte nog voor de prinses Von Wied. De prinses heeft het vrijstaande huis Zeeweg 23 voor hem laten bouwen, nadat ze de grond aan de provincie had verkocht. De Van Tienhovenhoeve is in haar opdracht gebouwd ter vervanging van de boerderij Zeeduin die achter de directeurswoning van Duin en Bosch, later het PWN-kantoor, heeft gestaan.

Tuinieren is altijd mijn hobby gebleven. Ik heb een grote tuin bij mijn huis waar ik alle soorten groenten en aardappelen teelde. In verband met de aardappelziekte heb ik ook nog een paar jaar een veldje aardappelen gehad in het duin in de buurt van de camping Geversduin. Het wordt door oudgedienden nog altijd ‘het landje van Cor Mooij’ genoemd, al is er tegenwoordig op die plaats een duinmeertje. Daar heb ik ook asperges geteeld. De grond was er best geschikt voor.”

PWN

“In 1934 kon ik op veertienjarige leeftijd bij het PWN aan de slag als plantjongen. De tuindersbedrijven draaiden slecht en werk bij de provincie gaf tenminste een beetje financiële zekerheid. Nu gaan jongeren allemaal naar het voortgezet onderwijs, maar in die tijd ging je als boerenjongen meteen aan het werk. Dat was heel gewoon. In de winter was er op het bedrijf minder te doen en in het duin was volop werk. Dennenbossen werden op grote schaal aangeplant. Er waren twee ploegen: een zomer- en een winterploeg, waardoor er zoveel mogelijk mensen werk hadden. Op 30 juni kreeg je ontslag en dan kon je op 1 januari weer terug komen. De bebossing was zuiver bedoeld voor de werkgelegenheid in die crisisjaren.

Het veld achter het Commissarishuis.
Het veld achter het Commissarishuis. Zeeweg in Bakkum, 1932. Er werd veel groenten in de duinen geteeld. Hier tussen de bomen bij het commissarishuis aan de Zeeweg. Van links naar rechts Klaas Zonneveld, juffrouw Blauw, Jan Zonneveld, Gert Zonneveld. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

In die tijd is het veld achter Zeeveld en het Commissarisveld een meter afgezand. Het bos erachter ligt een stuk hoger zoals je goed kunt zien. Het afzanden werd ook gedaan omdat het land te droog werd. Het zand werd er achter gestort en daar hebben wij weer bomen geplant. Het afzanden is gebeurd door Zaandammers. De weg achterom heet daarom de Zaandammerlaan. Het Commissarisveld is gedaan door mensen uit Haarlem en de weg erlangs heet dus de Haarlemmerlaan.


Jaarboek 39, pagina 26

Het zand daarvandaan werd op het later ter plaatse uitgebreide kampeerterrein gestort. Hoe de Haagscheweg, waar ik woon, aan zijn naam komt, weet ik niet. De naam zou al tweehonderd jaar geleden in oude akten voorkomen.

De Haagscheweg in Bakkum.
De Haagscheweg in Bakkum. Vanaf de Heereweg via de Haagscheweg kom je uit bij het duinmeertje van Vogelenzang (de karpervijver). De foto is genomen vanaf de Zeeweg. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Ik begon met 7 gulden in de week en toen ik 18 jaar was, had ik nog die 7 gulden. Op 22 juni ben ik jarig en dan zou ik een kwartje meer krijgen. In dat half jaar dat ik weg was, kwam er loonsverlaging en toen ik terug kwam had ik dus nog steeds die 7 gulden.

Ik zei tegen mezelf: Cor daar moet je toch wat aan doen. Ik maakte gebruik van de mogelijkheid om naar een boswachtersopleiding te gaan. Je had vroeger de Landbouw-winterschool. Dat was voor de jongens die in de zomer geen tijd hadden. Zo ging ik dus twee winters naar de Boswachterscursus. Die werd in de Augustinusschool in het dorp gegeven.”

Augustinusschool.
Augustinusschool. Dorpsstraat 117 in Castricum in 1924. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Duinmeer

“Het zand waarmee de provinciale weg en het viaduct in 1933 gemaakt zijn, komt uit het duinmeer. Het werd allemaal met het schoppie gedaan. Er waren treintjes met stoomlocomotiefjes voor het vervoer. Achter het jachthuis Fochteloo stond de locomotievenloods. Later hadden we er een werkplaats.

Het lijntje liep dwars over het weiland over het kruispunt op het Schulpstet af. Op het Schulpstet was een aanlegsteiger gemaakt. Daar reden ze de lorries op en die werden leeggekiept in de vletten die klaar lagen in de vaart. De vletten voeren onder het spoor door richting de Grote Bocht. Daar was weer een steiger en werden de vletten geleegd in karren, waarmee het zand voor het oostelijk deel van het viaduct vervoerd werd.

De aanleg van het viaduct over de spoorlijn.
De aanleg van het viaduct over de spoorlijn. Zeeweg in Bakkum, 1934. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Het duinmeertje wordt ook wel het ‘Meertje van Vogelenzang’ genoemd. Rentmeester Vogelenzang wilde zand winnen door de aanleg van het meertje op de plaats van een duintje dat Jan Klaas Berg genoemd werd. Er heeft onderaan dat duin vroeger een huisje gestaan, waarschijnlijk van ene Jan Klaas, waarnaar dat duintje is genoemd. We hadden een commissie van toezicht met onder anderen Jac.P. Thijsse. Ik heb hem hier wel gezien. Hij was het eerst niet eens met het graven van een duinmeertje. Dat vond hij een aanfluiting, kunstmatig en onnatuurlijk. Rentmeester Vogelenzang wist toch zijn zin door te drijven. Er was weinig water en het leek hem juist goed voor de natuur. Toen het werk klaar was, kwam Thijsse weer kijken. Toen complimenteerde hij Vogelenzang met het resultaat. Hij zei: “Het valt me toch mee. Je zou niet zeggen dat het kunstmatig is.”

Het Meertje van Vogelenzang.
Het Meertje van Vogelenzang. Jetjeslaan in de duinen van Bakkum, 1933-1934. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Oorlogsjaren

Voor de Atlantikwall hebben de Duitsers honderden bunkers laten bouwen. De oude tramlijn van het station naar de kolencentrale van het ziekenhuis werd doorgetrokken naar het voetbalveld van CSV aan de Zeeweg. Daar werd bouwmateriaal opgeslagen.

De elektrische tram van Duin en Bosch.
Eindhalte van de elektrische tram, die reed tussen Duin en Bosch en het station van Castricum. Kramersweg in Castricum, 1934. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

De boswachters kregen deels andere taken. Cor weet nog dat hij met een stel collega’s brandhout verzamelde voor een dependance van Duin en Bosch in Heiloo. Op dat moment was er een eenheid van de Kriegsmarine in Bakkum gelegerd. De commandant was het niet eens met die activiteiten. Ze werden opgebracht naar zijn hoofdkwartier in de voormalige woning van de directeur van het ziekenhuis, later kantoor Fochteloo. Cor kneep hem behoorlijk, want in zijn binnenzak had hij illegale bladen die hij nog moest verspreiden. Als ze die zouden vinden, was het met hem gedaan. Hij overwoog om te vluchten, maar veel kans om dat te overleven, was er niet. Tot zijn grote opluchting werden ze weggestuurd na langdurig te zijn uitgescholden.

Een dieptepunt was het in 1944 toen een van zijn collega’s, Arie Hageman, bij de Johannasweg in een schaftkeet werd doodgeschoten door een halfdronken Duitse soldaat.

In de duinen waren mijnenvelden aangelegd. Onder andere het Commissarisveld en het duingebied ten oosten van de Heereweg lagen er vol mee. De bezetters hadden wel in kaart gebracht waar mijnen lagen, maar toch gebeurden er nog wel eens ongelukken. Manschappen van het verslagen Duitse leger werden na de oorlog gedwongen om mee te helpen bij het opruimen van de mijnen en na de ruiming werden ze in de looppas over het terrein gejaagd. In de zomer van 1945 zouden er vier Duitsers bij zijn omgekomen. Toezicht was er van de Geallieerden en Cor Mooij herinnert zich dat ook de Joodse Brigade erbij betrokken was. Dat was een onafhankelijke, nationale Joodse eenheid in het Britse leger, voornamelijk bestaande uit Palestijnse joden.

Cor Mooij op een van de driehoekige stenen uit de oorlogstijd, die voor de bewegwijzering in het duin gebruikt worden (foto Kees Blokker).
Cor Mooij op een van de driehoekige stenen uit de oorlogstijd, die voor de bewegwijzering in het duin gebruikt worden. Foto Kees Blokker.

Voor de kust, ter hoogte van de laagwaterlijn, lagen betonblokken waarop mijnen waren bevestigd. Ze versprongen, een paar vooruit en een paar terug met enkele meters tussenruimte, waardoor landingsvaartuigen er onherroepelijk op zouden varen. Na de oorlog lagen die blokken op het strandplateau. Cor kwam op het idee om ze in het duingebied te gebruiken als wegwijzers en naamborden. Voor de oorlog gebruikte het PWN houten paaltjes met naambordjes erop, maar die gingen snel stuk en het beton is onverwoestbaar.


Jaarboek 39, pagina 27

Het begin van het bezoekerscentrum

Cor Mooij vertelt verder: Kortenoever werd wel de eerste bioloog van het PWN genoemd. Hij was aangesteld als recreatieambtenaar op het kampeerterrein. Ik heb veel met hem samengewerkt. Hij was zelf een grote vlinder- en schelpenverzamelaar en had veel opgezette vogels. Hij begon met een soort museum op het kampeerterrein in loods 5. Die loods werd in de oorlog gebruikt als paardenstal. Duitse soldaten sliepen er ook en dat was natuurlijk niet zo lekker. Daarom hebben ze er een muurtje in gebouwd. Dat was na de oorlog nog zo en in dat afgescheiden deel stelde Kortenoever zijn verzamelingen ten toon.

Kortenoever en PWN-medewerker Posthuma, bij de opening van het nieuwe bezoekerscentrum De Hoep.
Kortenoever en PWN-medewerker Posthuma, bij de opening van het nieuwe bezoekerscentrum De Hoep. Johannisweg 2 in Bakkum, 1994. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Op een keer kwam rentmeester Vogelenzang een kijkje nemen. Toen nam ik het toevallig een weekje over van Kortenoever, omdat hij met vakantie was. Hij zei: “We waren er niet voor, maar ik vind het toch wel leuk. Komen er nog wat mensen?”

Ik vertelde hem dat de mensen al om zeven uur ‘s avonds voor de deur stonden en dat er om acht uur niemand meer in kon. Het is ongelofelijk wat de mensen allemaal vragen. Ik weet er ook niet altijd een antwoord op. De rentmeester had dat kennelijk niet verwacht. “Dan heeft het toch wel zin”, concludeerde hij.

In het oude ‘Wegwijsmuseum’ De Hoep heeft Cor Mooij vaak dienst gedaan.
In het oude ‘Wegwijsmuseum’ De Hoep heeft Cor Mooij vaak dienst gedaan.

We hebben ook wel tentoonstellingen en diorama’s ingericht, onder andere bij de bloemententoonstelling in Bovenkarspel. Daar kwamen dan vragen voor lezingen uit voort en regelmatig trokken we er op uit met de diaprojector. Zo hebben we voor veel publiciteit gezorgd. Verder organiseerden we een keer per jaar op wisselende plaatsen een grote tentoonstelling met allerlei soorten paddenstoelen onder de naam ‘Herfsttooi.’

In 1957 vond de tentoonstelling in ‘Duinvermaak’ in Bergen plaats. Het Noordhollands Dagblad schreef:
Met deze expositie geeft het PWN haar visitekaartje af. Men ziet de PWN-employees nu eens niet als nors uitziende groene veldwachters, die er toujours op uit zijn om ongewenste indringers uit het duin te verjagen, maar als beschermers van de natuur.”

Het initiatief van Kortenoever kreeg een vervolg met het in 1959 geopende Wegwijsmuseum in een houten noodgebouw tegenover het kampeerterrein. Dat is in 1994 vervangen door het fraaie bezoekerscentrum De Hoep. De opening van dat gebouw heeft ook Kortenoever nog mee kunnen maken.
Cor Mooij verzucht: “Vroeger kon er niks en moet je nou eens zien.”

Beheer duingebied

Natuurbeheer speelde in de jaren (negentien) twintig en dertig van de vorige eeuw nog geen grote rol. Door bebossing en helmbeplanting werd verstuiving zoveel mogelijk tegengegaan. De aanplant van dennen, als werkgelegenheidsproject, vond ook plaats met het idee dat in de toekomst mijnhout geleverd kon worden.

Jac. P. Thijsse was in 1910 nog groot voorstander van duinbebossing. In zijn laatste boek ‘Onze duinen’, verschenen in 1943, was hij heel wat genuanceerder:
“Oostenrijkse en Corsicaanse dennen werden bij duizenden aangeplant, dikwijls genoeg zonder acht te slaan op gunstige of ongunstige hellingen. Prachtige duinvormen werden verborgen, mooie duinroosjeshellingen bedekt en vernietigd.”

Cor heeft meegemaakt dat tegen de aanplant van dennenbossen in de jaren (negentien) vijftig steeds meer weerstand ontstond. Velen verzetten zich tegen de werkzaamheden die rond de Verbrande Pan in Bergen werden uitgevoerd. Bergense kunstenaars en een collectief onder de naam Heemwacht waren van mening dat door het verwijderen van stuivende gedeelten, bebossing en egalisering van duinvalleien, een onnatuurlijk en kunstmatig landschap zou ontstaan. De discussie waar zelfs minister Mansholt nog aan te pas gekomen is, eindigde ten slotte met een compromis. Bebossing zou worden beperkt en stuivende gedeelten zullen waar mogelijk gehandhaafd worden. Na de oorlog is er met herstelbetalingen alleen nog aangeplant op terreinen waar bomen vanwege een schootsveld waren gekapt.

Nu staat er in de beheernota van het PWN dat het duinlandschap dicht groeit en een monotoon heuvellandschap


Jaarboek 39, pagina 28

wordt als we het aan zijn lot overlaten. Natuurlijke processen moeten worden hersteld en met grote Europese subsidies worden tal van maatregelen uitgevoerd. Op drie plaatsen zijn inmiddels weer verstuivingen gerealiseerd.

De Paviljoensberg staat ook nu nog bloot aan verstuiving.
De Paviljoensberg staat ook nu nog bloot aan verstuiving. Duinen bij Castricum aan Zee, 2011. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Cor Mooij heeft zo zijn bedenkingen over de nieuwe aanpak:
“Het beheer van het duingebied is totaal veranderd. Het verdwijnen van de konijnen heeft natuurlijk grote gevolgen gehad en begrazing is een goede oplossing. Nu wordt ook geprobeerd om verstuivingen weer mogelijk te maken. Het heeft weinig zin omdat de begroeiing het meestal toch weer wint. Naaldbossen worden gekapt en ook daar is niet iedereen blij mee. Ze waren vroeger als de dood als er iemand buiten het pad liep. Wie dat toch deed, kon een bekeuring krijgen. Als er ergens een takje werd afgebroken, konden ze je al een bekeuring geven. Nu rotzooien ze alles ondersteboven. De inzichten wijzigen voortdurend. Met mijn groep hadden we in ons rayon de Amerikaanse vogelkers zo goed als uitgeroeid, maar zoveel aandacht wordt er volgens mij niet meer aan besteed.

Er groeien duindoorns. Die breiden zichzelf uit. Ze horen in het duin. Nu hakken ze er stukken af, omdat er zogenaamd te veel duindoorns komen. Het is toch een natuurlijk proces. Daar moet je volgens mij niet op ingrijpen. Het is te gek om los te lopen. Ze gaan tegen de natuur in. Dat vind ik tenminste.”

Niek Kaan

Weergave van gesprekken met Cor Mooij in 2015 en 2016.

Bronnen:

  • Jelles, ir. J.G.G., Geschiedenis van beheer en gebruik van het Noordhollands Duinreservaat (1968);
  • PWN, Beheernota 2015-2025;
  • Roos, Rolf, Duinen en mensen Kennemerland, Amsterdam, 2009;
  • Ruijter, Q. de, Over duinboerderijen en haar bewoners, 4e Jaarboekje Oud-Castricum (1981).

29 mei 2023

Koninklijk Landgoed Bakkum deel 2 (Jaarboek 39 2016 pg 17-22)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 39, pagina 17

Koninklijk Landgoed Bakkum (deel 2)

Prins Frederik der Nederlanden (1797-1881).
Prins Frederik der Nederlanden (1797-1881).

Het aanzien van het duingebied is het resultaat van natuurlijke processen en menselijk handelen. Er werd gejaagd, er vond akkerbouw plaats, vee graasde in de duinen en er werd zand afgegraven. Voor dit alles was toestemming nodig van de duineigenaar, veelal van adel of een rijk geworden koopman.

In 1829 kocht koning Willem I het duingebied achter Bakkum aan voor ontginningsdoeleinden. Vooral in die periode is het menselijke ingrijpen in het duinmilieu groot geweest. Na koning Willem I was landgoed Bakkum nog twee generaties lang koninklijk bezit.

Prins Frederik der Nederlanden (1797-1881)

Na het overlijden van koning Willem I in 1843 te Berlijn is bij de verdeling van de nalatenschap de Bakkumse bezitting eigendom geworden van zijn tweede kind prins Willem Frederik Karel. Deze prins Frederik werd in 1797 in Berlijn geboren. Tijdens zijn leven bekleedde hij meerdere militaire functies. Zo nam hij ook deel aan het beleg van Brussel in 1830. In 1825 trouwde hij met zijn nicht Louise van Pruisen. Uit dit huwelijk werden vier kinderen geboren, waarvan zijn twee zonen jong zijn overleden.

In 1840 trok hij zich terug uit het openbare leven en ging op zijn landgoed De Paauw in Wassenaar wonen. Hij heeft daar tot aan zijn dood in 1881 gewoond. Prins Frederik bezat behalve landgoed De Paauw nog veel meer buitenplaatsen. Zo bemachtigde hij in die tijd ook de Drie Papegaaien, Ter Horst, Groot Haesebroek, Backershagen, de Hertekamp, Raaphorst en Eikenhorst.

Voorzijde van het in classicistische stijl gebouwde landhuis De Paauw. Na de aankoop door de gemeente Wassenaar in 1925 is het landhuis in gebruik als raadhuis.
Voorzijde van het in classicistische stijl gebouwde landhuis De Paauw. Na de aankoop door de gemeente Wassenaar in 1925 is het landhuis in gebruik als raadhuis.

Het vervolg

Over 1843 en de verdere eigendomsperiode van prins Frederik zijn niet zulke uitvoerige gegevens over het landbouwbedrijf op landgoed Bakkum bekend als daarvoor. De schaarse gegevens die wel beschikbaar zijn, zijn van belang omdat daarmee de voorspelling waaraan Gevers zich in zijn bekroonde verhandeling had gewaagd, globaal is te toetsen. Volgens Gevers waren de duinbezittingen tot rentegevende bezittingen te maken.

Geconcludeerd kan worden dat de Bakkumse onderneming boven de koopsom van rond 23.000 gulden en gedurende de jaren 1829-1849 een investering van 100.000 gulden, vijftig jaar na het ontginningsavontuur als de hoogste netto-opbrengst 3.000 gulden opleverde. Dat is gerekend over het gehele areaal van rond 1.000 hectare gemiddeld 3 gulden per hectare.

Over de resultaten van de exploitatie van het aangrenzende duinterrein van Gevers zijn ook geen reeksen gegevens over een langere periode bekend. Ook Gevers zal hier nauwelijks voor zijn energie en durf beloond zijn geworden met rentabiliteit van zijn bezitting. Gevers is in zijn duinterrein niet overgegaan tot stichten van nieuwe landbouwbedrijven met gebouwen. De uit omstreeks 1770 daterende boerderij De Brabantse Landbouw is in het Geversduin dan ook de enige gebleven.

Boerderij 'De Brabantse Landbouw', de oudste in het duingebied.
Boerderij ‘De Brabantse Landbouw’, de oudste in het duingebied. Oude Schulpweg 8 in Castricum. Alleen het voorhuis is nog bestaand. Het werd in 1770 in opdracht van de Amsterdammer Andries Deutz van Assendelft gebouwd. De eerste huurder was Evert Asjes, de overgrootvader van de bekende Albert Asjes. De stal (op de foto achter het huis nog te zien) was op Brabantse wijze gebouwd met de bedoeling het vee ‘s-nachts binnen te halen en zodoende meer mest te winnen waaraan op de schrale duingronden grote behoefte was. Doordat later Jonkheer D.T. Gevers huwde met Vrouwe J.M. Deutz van Assendelft kwam dit duinterrein in bezit van de familie Gevers. De laatste pachter was Bank Beentjes (Bank Beentjes en Marijtje Levering) die er enige jaren met zijn gezin heeft gewoond. Thans is het een dienstwoning van het P.W.N. De boerderij bevatte toen een stal, plaats biedend voor ruim 30 koeien, welke zo was ingericht dat de koeien met de koppen naar elkaar stonden, zodat over een middelgang daar tussendoor gelopen kon worden, een Brabantse stal dus. Verder een paardenstal voor 8 paarden, een zogenaamde hengstenstal, kalverenhokken, en een gedeelte waar de kaas gemaakt werd. Voorts een vierdubbel vierkant voor, hooi- en zaadberging, on een ”dors” van ongeveer vijftien bij acht meter als bergplaats voor wagens enzovoorts, en op welke dorsvloer het toen aldaar verbouwde graan bewerkt werd. Tevens was los van de boerderij nog een hooiberg gebouwd, benevens een zogenoemde werkbolt. Het woonhuis dat onder de zelfde kop lag, bestond uit drie grote achter elkander gelegen kamers, met een opkamer, waaronder de kelder. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Jaarboek 39, pagina 18

Ook heeft Gevers de schapenhouderij op het grondgebied van de koning bevorderd. Uit een brief aan Van Lennep blijkt dat Gevers ten noorden van de boerderij in 1852 wel een nieuwe schaapskooi heeft laten bouwen.

Jonker Frits bij de Schaapherderswoning met Pieter Schellevis en zijn gezin.
Jonker Frits bij de Schaapherderswoning met Pieter Schellevis en zijn gezin. Oude Schulpweg in Castricum, 1919. De Schaapherderswoning stond in de buurt van de boerderij de Brabantse Landbouw. Bij de woning die in de jaren (negentien) zestig is gesloopt, stond in vroeger tijd een rond 1852 gebouwde grote schaapskooi. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Aan de veeverkopingen op Johanna’s Hof werd ook met vee uit het Geversduin deelgenomen en de houtverkopingen werden eveneens gezamenlijk gehouden.

Boerderij Johanna's Hof.
Boerderij Johanna’s Hof. Johannisweg 3 in Bakkum, 1922. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Omdat de ontwatering en aanleg van duinwegen op elkaar waren afgestemd, kan gesproken worden van één groot exploitatieplan van de valleien in een aaneengesloten duingebied van rond 1.700 hectare groot. Het is daarmee het grootste ontginningsexperiment dat ooit in de duinen is ondernomen.

De duinontginningen onder Bakkum en Castricum hebben nog een voortzetting gehad tot in het zuiden van het duingebied van Egmond, op de gronden nabij de nu nog bestaande duinboerderij Berwout. Schapenhouderij en akkerbouw leverden hier eens een bestaan op. Echt florerend zijn de duinboerderijen nooit geweest.

Boerderij Vogelenwater, ook wel Berwout genoemd.
Boerderij Vogelenwater, ook wel Berwout genoemd. Staringweg, duinen Egmond-Binnen. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Marie, prinses Von Wied, Prinses der Nederlanden (1841-1910)

Na het overlijden van prins Frederik in 1881 ging het totale Bakkumse bezit naar zijn dochter, prinses Marie von Wied.

Prinses Marie (Wilhelmina Frederika Anna Elisabeth Maria), geboren op 5 juli 1841 in Huize De Paauw te Wassenaar, was de tweede en jongste dochter van prins Frederik en zijn vrouw prinses Louise van Pruisen. Haar ouders hoopten haar uit te huwelijken aan de prins van Wales, de latere Britse koning Eduard VII. Maar die verbintenis ging niet door.

Prinses Marie von Wied en haar echtgenoot, geportretteerd in 1896 (Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie).
Prinses Marie von Wied en haar echtgenoot, geportretteerd in 1896 (Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie).

Op 30-jarige leeftijd huwde prinses Marie in 1871 met prins Wilhelm Adolph Maximilian Carl von Wied (1845-1907), de vijfde vorst van Wied en een Duits militair. Het paar kreeg vier zonen, waarvan één jong is overleden, en twee dochters. Hun twee dochters zijn ongehuwd gebleven. Marie en Wilhelm woonden afwisselend in Duitsland, op het familieslot Neuwied en op Huize De Paauw in Wassenaar, dat Marie van haar vader had geërfd.

Schloss Neuwied in 1860. Het landhuis is nog steeds van de familie Von Wied. (P.Vogel, sammlung Alexander Duncker)
Schloss Neuwied in 1860. Het landhuis is nog steeds van de familie Von Wied. (P. Vogel, Sammlung Alexander Duncker)

Als derde in de lijn van opvolging kon prinses Marie aanspraak maken op de Nederlandse troon. Dat was eind 19e eeuw geen formaliteit, want het Huis Oranje-Nassau dreigde uit te sterven. In de opvolgingskwestie kwam verandering door de geboorte van prinses Wilhelmina. Na de dood van koning Willem III zou zijn dochter Wilhelmina op de troon komen. Na de geboorte van Juliana vervielen ook voor de zonen van prinses von Wied de aanspraken op de troon.

Ook over de periode dat prinses Von Wied eigenaresse was van landgoed Bakkum is weinig bekend. Prinses Marie had de jacht verpacht aan baron Van Zuylen van Nijevelt.

Aan de rechterkant aan het begin van de Zeeweg staat het voormalige jachthuis, dat in 1890 in opdracht van de baron als jachthuis en woning voor de jachtopziener werd gebouwd. Blijkbaar had de bouw de instemming van de prinses. Het huis droeg de naam Fochteloo, de geboorteplaats van deze jachtopziener, Albertus van der Wolff.

Jachthuis Fochteloo, gebouwd in 1890.
Jachthuis Fochteloo, gebouwd in 1890.

Landgoed Bakkum te koop

In 1903 werden haar omvangrijke goederen in Nederland te koop aangeboden, zo ook landgoed Bakkum. De provincie Noord-Holland had eerst alleen belangstelling voor een langs de binnenrand gelegen gedeelte, ongeveer 80 hectare groot. Die belangstelling had te maken met de voorgenomen bouw van een provinciaal ziekenhuis voor zwakzinnigenverpleging, het latere Duin en Bosch.

Midden 1903 kwam de aankoop tot stand voor 54.000 gulden. De provincie kreeg echter ook de gelegenheid een bod uit te brengen op het overige deel van het landgoed, 970 hectare groot. Het kwam tot een akkoord. Op de laatste dag van hetzelfde jaar vond de eigendomsoverdracht plaats voor de som van 240.000 gulden. Na meer dan 70 jaar kwam daarmee een einde aan het koninklijk bezit van landgoed Bakkum.


Jaarboek 39, pagina 19

In het begin veranderde er weinig. Het vaste personeel, een opzichter en twee werklieden die in dienst waren van de prinses, werd door de provincie overgenomen. Marie, prinses Von Wied, is in 1910 te Neuwied overleden.

In 1925 verwierf de gemeente Wassenaar landhuis De Paauw en een gedeelte van de gronden. Het landhuis werd als raadhuis in gebruik genomen en die functie heeft het nog steeds.

Het einde van het agrarische duingebruik

Na overname van landgoed Bakkum is het jachthuis Fochteloo gedeeltelijk in gebruik geweest als kantoor van de Provinciale Landgoederen. Later is die naam overgegaan op het PWN-kantoor op de hoek Van Oldenbarneveldweg-Zeeweg, de vroegere geneesheer-directeurswoning van het Provinciaal Ziekenhuis Duin en Bosch.

De woning van Dokter Jacobi, later in gebruik door de PWN als kantoor Fochteloo.
De woning van Dokter Jacobi, later in gebruik door de PWN als kantoor Fochteloo. Van Oldenbarneveldweg 40 in Bakkum, 2012. Het is een rijksmonument gebouwd in 1908. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Aanvankelijk werd de exploitatie van landgoed Bakkum door de provincie op dezelfde voet voortgezet, maar het einde van het agrarische gebruik van de ontginningsgronden kwam al in zicht. De veehouderij op Van Lennepsoord, zo genoemd naar commissaris van Lennep, werd al in 1880 beëindigd. Ook de akkerbouw liep terug.

Boerderij van Lennepsooord. Duinen Castricum. Tekening Sijf Portegies. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Latere bewoners van de boerderij hebben nog bijverdiensten gezocht in de schelpenvisserij en ongeoorloofde wildvangst. De boerderij werd een tijd in tweeën bewoond door twee verschillende families Zonneveld. Als laatste bewoners verlieten zij in 1929 de boerderij die spoedig daarna is afgebroken.

Met het bedrijf, dat eens op de gronden bij het Commissarishuis werd uitgeoefend, is het niet veel beter gegaan. De bewoners hebben eerst nog enige gronden buiten het duingebied in gebruik gehad en ook een nevenverdienste in de schelpenvisserij gezocht.

Het Commissarishuis.
Rechts het Commissarishuis. Zeeweg in Bakkum. Achter de woning was er landbouw. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

In de jaren 1923-1925 is de zandweg, nu de Zeeweg, bestraat. Toen het gedeelte van de Zeeweg tot aan het Commissarishuis gereed was, kwam de recreatieve trek naar het strand op gang.

Gerrit Zonneveld en zijn gezin hebben van deze ontwikkelingen kunnen profiteren door de verkoop van verfrissingen aan passanten. Buiten gezette stoelen, tafeltjes en banken gaven aan het Commissarishuis in die dagen het aanzien van een geïmproviseerde uitspanning. Na de bestrating van de Zeeweg tot aan het strand en de opkomst van strandexploitatie bij Castricum aan Zee liepen de inkomsten terug.

Ook het in opdracht van de provincie gebouwde restaurantbedrijf Johanna’s Hof leidde bij het Commissarishuis tot omzetverlies. In de oorlog moest het Commissarishuis op last van de bezetter worden ontruimd. Na de bevrijding kwamen er geen nieuwe bewoners en vond in 1946 afbraak plaats.

De zuidwesthoek van boerderij Johanna’s Hof. De boerderij is hier nog in agrarisch gebruik.
De zuidwesthoek van boerderij Johanna’s Hof. De boerderij is hier nog in agrarisch gebruik.

Boerderij Johanna’s Hof was omstreeks 1920 agrarisch niet meer van belang. Het pand werd het laatst bewoond door de familie Twisk en werd in 1927 gesloopt. In de plaats van de boerderij kwam in 1933 aan de overkant van de Johannisweg het hiervoor al genoemde gelijknamige restaurant.

De Kroftwoning.
De Kroftwoning. Kroftlaan, duinen Bakkum, 1916. Ongeveer twintig meter voor de Kroftwoning wordt de sloot langs de weg door een dam onderbroken. Deze dam was de toegang tot de Kroftwoning die in 1836 in het kader van de ontginning werd gebouwd. Tekening Meine Krist. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

De Kroftwoning was al in 1914 onder de slopershamer gevallen. De laatste bewoners waren de families De Ruijter en Zonneveld. Het grote speelveld aan de Van Speykweg behoorde bij deze boerderij.

Foto van omstreeks 1908 van de familie Mooij bij de ‘Schaapherderswoning’.
Foto van omstreeks 1908 van de familie Mooij bij de ‘Schaapherderswoning’.

In 1908 verhuisde de familie Mooij van de ‘Schaapherderswoning’ naar boerderij Zeeveld. Tot de sloop in 1914 werd de ‘Schaapherderswoning’ door de familie Brasser bewoond. Tot deze boerderij behoorde de grote open vlakte die nog steeds de ‘Wei van Brasser’ wordt genoemd, naar de laatste pachter van dit boerenbedrijf.

Tot ver in de 20e eeuw werd de grond nog als los bouwland verpacht aan landbouwer Lanser uit de Haarlemmermeer. In het begin van 1997 is er een natuurbouwproject gerealiseerd. De door bemesting ontstane monotone begroeiing van voornamelijk duinriet werd verwijderd door het afgraven van de toplaag tot aan het schrale kalkrijke duinzand. Daarna werd meer reliëf in het gebied aangebracht, op enkele plaatsen tot op het grondwaterniveau.


Jaarboek 39, pagina 20

Het voormalige boerderijtje De Kwekerij op het terrein van Duin en Bosch. De open kapberg, voor opslag van hooi, is verdwenen.
Het voormalige boerderijtje De Kwekerij op het terrein van Duin en Bosch. De open kapberg, voor opslag van hooi, is verdwenen.

Het boerderijtje de Kwekerij was tot de beginjaren van de 20e eeuw een gemengd bedrijfje met wei- en akkerland. Het werd bewoond door de familie Hogenstijn. Toen het gebied werd bestemd voor de bouw van een psychiatrische inrichting, bleef het boerderijtje voor de slopershamer gespaard en heeft het verschillende functies gehad.

Het is een opslagplaats geweest voor landbouwproducten en tuingereedschap, een theehuis voor patiëntenbezoekers en na een restauratie bij het 60 jarig bestaan van Duin en Bosch in 1969 zelfs in gebruik genomen als museum.

Het museum van Duin en Bosch in de boerderij. Duin en Bosch in Bakkum, 1996. Ook was hier het theehuis gevestigd en was het vlak na de oorlog het eerste onderkomen van de padvinders van de Bogeheimers. Foto Ad van de Velde. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

In dit museum kon de collectie worden bekeken die betrekking had op de geschiedenis van de psychiatrische inrichtingen Medemblik en Duin en Bosch. De collectie is later overgegaan naar het nationaal museum van de psychiatrie Het Dolhuys in Haarlem. Vanaf 2008 tot eind 2013 is het boerderijtje in gebruik geweest als een kleinschalige horecavoorziening onder de naam Het Oude Theehuys. In 2015 is de voormalige boerenwoning verbouwd en uitgebreid tot woonhuis.

Berwout bestaat nog en houdt daarmee de herinnering levend aan vroegere bedrijvigheid in het zuidelijke gedeelte van het terrein Egmond. In het begin van de 21e eeuw is in het kader van natuurontwikkeling het aanliggende voormalige landbouwgebied, het Doornvlak, van de bovenlaag ontdaan en van een meer natuurlijk reliëf voorzien. Schotse hooglanders komen er hun dorst lessen aan de rand van een gegraven plas.

Schotse hooglanders in het Doornvlak.
Schotse hooglanders in het Doornvlak.

Het langst heeft veehouderijbedrijf Zeeveld stand gehouden. Het voortbestaan van dit bedrijf was echter niet uitsluitend gebaseerd op het gebruik van duinland, maar vooral op weidegronden in de polder, ook in eigendom van de provincie.

Boerderij Zeeveld in het duingebied van Bakkum.
Boerderij Zeeveld in het duingebied van Bakkum. Noorderstraat 2 in Bakkum. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Uiteindelijk was het in 1968 ook met boerderij Zeeveld als agrarisch bedrijf gedaan. De gronden die bij deze boerderij behoorden, inclusief de gronden achter Zeeveld, zijn deel gaan uitmaken van het agrarische bedrijf Van Tienhoven Hoeve.

Van Tienhoven hoeve.
Het agrarische bedrijf Van Tienhoven hoeve. Heereweg 1 in Bakkum. De boerderij van de familie Mooij. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

De familie Mooij verhuisde van Zeeveld naar deze vergrote boerderij aan de Heereweg. Nadat Zeeveld zijn agrarische bestemming had verloren, was het pand een aantal jaren in gebruik als Amsterdams kindervakantieverblijf. Daarna was het een poos gekraakt. Met behulp van de Mobiele Eenheid vond op maandag 4 juni 1984 ontruiming plaats. De ontruiming had te maken met de verkoop door de provincie aan de Amsterdamse Stichting Meditatiehuis Jan 17. Sinds 1984 is deze stichting onder de veranderde naam van Stichting Jan 17 in Zeeveld gehuisvest.

Het huidige spirituele centrum van de Stichting Jan 17.
Het huidige spirituele centrum van de Stichting Jan 17. Noorderstraat 2 in Bakkum. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Een mysterieuze boerderij

Er stond ook een boerderij achter de voormalige directeurswoning van Provinciaal Ziekenhuis Duin en Bosch, nu Fochteloo, op de hoek Zeeweg-Van Oldenbarneveldweg. Een boerderij daar, gelegen aan de binnenduinrand en zover van de zeereep, met de naam Zeeduin ligt niet voor de hand.


Jaarboek 39, pagina 21

Toch wordt deze boerderij in een akte van 3 oktober 1829 zo genoemd en ook nog met vermelding van de kadastrale aanduiding sectie B, nummer 11. Hiermee is de boerderij op de kadastrale kaart terug te vinden en blijkt bovengenoemde locatie te kloppen. Deze boerderij bestond dus al voor de aankoop van landgoed Bakkum door koning Willem I.

Opmerkelijk is dat Jelles in zijn ‘Geschiedenis van beheer en gebruik van het Noordhollands Duinreservaat’ het Zeeduin drie keer noemt, maar deze boerderij niet op het kaartje in zijn boek staat aangegeven. Van Deelen noemt de boerderij in zijn ‘Historie van Castricum en Bakkum’ (1973) de boerderij van de weduwe Asjes en anderen zijn hem daarin gevolgd. De boerderij werd echter niet het laatst door de weduwe Asjes bewoond, want na haar vertrek in 1900 wordt Jacob Jacobsz Kuijs de nieuwe huurder.

Boerderij Zeeduin, ook wel de boerderij van de weduwe Asjes genoemd. De weduwe Asjes staat links op de foto. De boerderij stond aan het begin van de Zeeweg nabij de voormalige directeurswoning van Provinciaal Ziekenhuis Duin en Bosch, nu Fochteloo. De foto zou dateren van 1892.
Boerderij Zeeduin, ook wel de boerderij van de weduwe Asjes genoemd. De weduwe Asjes staat links op de foto. De boerderij stond aan het begin van de Zeeweg nabij de voormalige directeurswoning van Provinciaal Ziekenhuis Duin en Bosch, nu Fochteloo. De foto zou dateren van 1892.

Jacob Kuijs betaalde 600 gulden aan pacht. Dit was verreweg de hoogste pacht die door een duinboer moest worden betaald. Voor boerderij Johanna’s Hof werd toen door Willem Twisk 200 gulden aan pacht betaald. Het grote verschil tussen de pachtsommen kan te maken hebben met het feit dat Kuijs de beschikking had over veel goede grond in de polder.

Voorafgaand aan de verkoop van grond aan de provincie schrijft op 13 oktober 1902 de zaakwaarnemer (notariskantoor Dietz en Verkoren in Den Haag) van prinses Von Wied aan mr. G. van Tienhoven, commissaris der Koningin in de provincie Noord-Holland, dat als de provincie kiest voor de bouw van een nieuwe boerderij voor Kuijs en de afbraak van de oude woning, de provincie een bedrag van 5.000 gulden moet betalen. Kiest de provincie voor de bouw van een nieuwe boerderij en het ter beschikking houden van de bestaande woning, dan moet een bedrag van 5.500 gulden worden betaald.

Hieruit kan begrepen worden dat de prinses, op haar eigendom, een vervangende boerderij laat bouwen die door de provincie wordt (mede)gefinancierd. Op 2 november 1902 meldt de zaakwaarnemer van de prinses aan de provincie dat de heer Kuijs bereid is af te zien van de huur van de te verkopen bezittingen, nodig voor de bouw van Duin en Bosch.

Uit het concept koopcontract van 4 juni 1903 blijkt dat de verkopende partij het belang van boer Kuijs niet uit het oog heeft verloren door het opnemen van de bepaling:
Dat de koopster (de Provincie) haar gekochte onder gestanddoening der loopende huurovereenkomsten van enkele percelen, op heden aanvaardt, met uitzondering van de woning en verdere opstal, zich bevindende op het kadastrale perceel nummer 567 en van het daarbij gebruikt wordende erf, dat bij den tegenwoordigen bewoner Jacob Kuijs Jacobszoon in gebruik moet blijven uiterlijk tot den eersten September negentienhonderd drie of zooveel vroeger als de woning, welke elders op de bezittingen van de Hooge Verkoopster (de prinses) voor hem gebouwd wordt, ter bewoning gereed zal zijn.”


Jaarboek 39, pagina 22

Met de aanleg van wat nu de Van Oldenbarneveldweg is, is in de eerste helft van de 19e eeuw de grote bocht in de route Castricum-Egmond eruit gehaald. Daardoor is de boerderij Zeeduin ten westen van de doorgaande weg komen te liggen en is het kadasternummer gewijzigd in sectie B 698. In 1882 vinden er enkele perceelscorrecties plaats en worden de percelen ten westen van de Heereweg overgeheveld naar sectie D; de boerderij krijgt nummer 567. Hiermee is het raadsel van de wijzigende kadastrale nummers opgelost.

De ligging van boerderij Zeeduin op de kadastrale kaart van 1832, getekend door F.J. Nautz, met daarop de voor 1841 gewijzigde route van Castricum naar Egmond, waardoor de boerderij aan de westkant van deze wegverbinding is komen te liggen.
De ligging van boerderij Zeeduin op de kadastrale kaart van 1832, getekend door F.J. Nautz, met daarop de voor 1841 gewijzigde route van Castricum naar Egmond, waardoor de boerderij aan de westkant van deze wegverbinding is komen te liggen.

Aanvankelijk zou de Van Tienhoven Hoeve op 1 augustus 1903 opgeleverd worden, maar wegens een spoorwegstaking in dat jaar moet later met de bouw worden begonnen en wordt de oplevering gesteld op 1 september 1903. Lang heeft Jacob Kuijs niet op de Van Tienhoven Hoeve gewoond, want in 1906 wordt de boerderij door de familie Beentjes bewoond.

In 1907 werden op de hoek van de Zeeweg-Van Oldenbarneveldweg de directeurswoning en de tuinbaaswoning gebouwd. Na opheffing van de agrarische functie heeft Zeeduin enkele jaren dienst gedaan als bergplaats en als onderkomen voor het tuinpersoneel van het ziekenhuis. Omdat de boerderij niet paste tussen de directeurswoning en de tuinbaaswoning, zou deze al voor 1914 zijn gesloopt.

Boerderij Zeeduin.
Boerderij Zeeduin. Van Oldenbarneveldweg-Zeeweg in Bakkum, 1892. De boerderij van de weduwe Asjes is vóór 1914 gesloopt voor de realisatie van Duin en Bosch. Het stond tussen het huidige PWN kantoor Fochteloo en de tuinbaas- of parkwachterswoning in. Collectie Ger van Geenhuizen, Oud-Castricum. Toegevoegd.

Besluit

De verdroging als gevolg van de drinkwaterwinning zal zeker bijgedragen hebben aan de beëindiging van het agrarische duingebruik. In 1924 kwam het hoofdpompstation achter Johanna’s Hof gereed en in het Bakkumse en Castricumse duingebied werden kleine pompstations in gebruik genomen die het grondwater uit de duinen gingen onttrekken.

Het hoofdpompstation in de duinen.
Het hoofdpompstation in de duinen. Johannisweg in Bakkum, 1935. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Door andere waterwin- en zuiveringstechnieken, waarbij voorgezuiverd water uit het IJsselmeer wordt ingelaten, is aan de verdroging van de duinen een einde gekomen. Maar ook zonder verdroging zouden de agrarische duinbedrijven door hun kleinschaligheid niet meer hebben kunnen bestaan.

Sporen uit het landbouwverleden zijn in het Bakkumse en Castricumse duingebied nauwelijks nog te vinden. De oplettende duinbezoeker vindt hier en daar nog een sloot of restanten van wallen. Een groot gedeelte van de voormalige landbouwgronden is in de jaren (negentien) dertig van de vorige eeuw in het kader van werkverschaffing met bomen beplant. Een gedeelte van het voormalige Castricumse ontginningsgebied is ingericht als infiltratiegebied voor de drinkwaterwinning. De overgebleven duinakkertjes kregen de bestemming ‘speelveld’ en grotere vlakke terreingedeelten zijn recentelijk omgevormd tot ‘natte’ natuur. In het Koningskanaal zijn dammen gelegd om het water zo lang mogelijk in de duinen vast te houden.

Het Koningskanaal loopt langs de Zeeweg.
Het Koningskanaal loopt langs de Zeeweg. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Als onderdeel van het project Schoonwatervallei is de Diepe Sloot in het najaar van 2012 uitgebaggerd en van een schone zandbodem voorzien.

De diepe sloot in de duinen van Bakkum.
De diepe sloot in de duinen van Bakkum, 1916. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Het doel hiervan is dat helder duinwater via deze sloot, een pijpleiding en een klein aquaduct wordt geleid naar de natuurgebieden Zeerijdtsdijkje en de Hooge Weide, gelegen in de duinrandpolder aan de oostkant van Bakkum.

Regenboog boven het Zeerijdtsdijkje.
Regenboog boven het Zeerijdtsdijkje. Jan Miessenlaantje in Castricum. Schilder: Meinard Kloppenburg. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Voor het overige hebben mens en natuur de omvangrijke ontginningsactiviteiten van weleer toegedekt. Het Bakkumse en Castricumse duingebied is nu een onderdeel van het uitgestrekte Noordhollands Duinreservaat.

Ernst Mooij

Bronnen:

  • Blom, P., De stolpboerderijen in Castricum en Bakkum (7e deel), 33e Jaarboek Oud-Castricum (2010);
  • Instituut voor Nederlandse Geschiedenis (Prins Frederik);
  • Jelles, ir. J.G.G., Geschiedenis van beheer en gebruik van het Noordhollands Duinreservaat (1968);
  • Kistermann, drs. H., Aspekten van de gebruiksgeschiedenis van het duinterrein Bakkum. Een historische verkenning ten behoeve van het natuurbeheer (1989) Archief PWN, Velserbroek;
  • Ruijter, Q. de, Over duinboerderijen en haar bewoners, 4e Jaarboekje Oud-Castricum (1981);
  • Zuurbier, S., De geschiedenis van Johanna’s Hof, 27e Jaarboek Oud-Castricum (2004);
  • Zuurbier, S., Beschikbaar gestelde kadastrale gegevens en aantekeningen, onder andere uit het Provinciaal archief Noord-Holland te Haarlem.

8 mei 2023

Heimans Eli, wandeling (Jaarboek 38 2015 pg 71-76)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 38, pagina 71

Een wandeling met Eli Heimans

Groeneweg duinlandschap, Bakkum.
Groeneweg duinlandschap, Bakkum. Schilder: Ruud ter Laare. Foto Jacques Schermer. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Als ik, in den voorzomer eens heerlijk en op mijn gemak langs en door mooie duinen wil zwerven, spoor ik naar Castricum.”

Ruim een eeuw geleden, rond 1906, maakte Eli Heimans, vriend en tijdgenoot van Jac.P. Thijsse, een wandeling die onder Castricummers wel bekend staat als ‘een rondje Papenberg’.

Rondje Papenberg, een eeuw geleden.
Rondje Papenberg, een eeuw geleden.

Heimans (1861-1914) was evenals Thijsse onderwijzer in de hoofdstad en een groot pleitbezorger van goed natuuronderwijs. Hij schreef onder andere in het tijdschrift De Levende Natuur; zijn wandelingen inspireerden hem ook tot verhalen die onder andere in het weekblad de Groene Amsterdammer en in het boek ‘Met kijker en bus’ verschenen.

Links Eli Heimans, rechts Jac. P. Thijsse, ca 1905.
Links Eli Heimans, rechts Jac. P. Thijsse, circa 1905.

Het verhaal van Heimans toont een andere natuur en ook andere machtsverhoudingen in het duin. Want in die jaren was het nog grotendeels verboden gebied en particulier bezit. Er stonden jachthuizen en de boswachter was een hele of halve jachtopziener, een man die je wegstuurde of op de bon slingerde. Stropers hoorden erbij en zo af en toe kwam er een lid van het Koninklijk Huis om te jagen. Er was nog geen sprake van waterwinning. Zonder persoonlijke toestemming mocht je het gebied niet in. Geen wonder dat Eli als plantenverzamelaar gewend was gebodsbordjes te negeren. ‘Vrije duinen’, is dan ook de licht spottende titel van zijn verhaal. We volgen zijn verhaal en ontrafelen zijn spoor.

Een rake openingszin: “Er is geen wetsartikel, dat meer overtreden wordt dan artikel 461 Wetboek van Strafrecht.” Artikel 461 is in 100 jaar niet van naam of nummer veranderd, maar hij wandelde wel in een andere wereld. Aan het begin van zijn verhaal meteen een verzuchting dat een duinwandeling “dubbel te waardeeren is als wij, ook zonder permissie, en zelfs in den fazantentijd, niet steeds herinnerd worden aan ‘t feit dat wij op verboden terrein zijn.”

Zeven fazanten achter Kijk-Uit.
Zeven fazanten achter Kijk-Uit. Oude Schulpweg 3 in Bakkum. Tekenaar: Pé Zonneveld. Foto Jacques Schermer. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

De fazantentijd was de tijd dat opgefokte fazanten voor de jacht werden uitgezet en tijdens jachtpartijen werden geschoten. Dat was in de nazomer en het najaar. Een voerhuis stond bij boerderij – thans Gasterij – de Kruisberg. Een van de jachtopzieners woonde in Kijk Uit waar ook een fazantenhouderij was. De plek noemt Eli niet, want hij zal deze locatie vermeden hebben. Hij nam de duinen ‘onderlangs’ dat wil zeggen aan de meestal windstille oostzijde van het hoge duin, buiten het blikveld van jachtopzieners en bosbazen.

Het pad van Eli Heimans

Sla voorbij het station dadelijk links om, neem den eersten overweg den besten aan den Alkmaarschen kant en houdt voortdurend links. Dan komt ge van zelf op een alleraardigst voetpad, dat eerst een paar minuten gaans tusschen tuinland doorloopt en u brengt tot vlak aan den voet van de hooge mooi belijnde duinengroep, die u uit den trein al zoo verleidelijk tot beklimmen lokte.


Jaarboek 38, pagina 72

Dit is navolgbaar. Hij nam de spoorovergang die nog steeds spoorovergang is en die we dun belijnd ook op de topografische kaart uit begin 20e eeuw tegenkomen. En wat is nog meer duidelijk: de duinen waren in die tijd goed zichtbaar vanuit de trein. Niet verscholen achter bomen en bebouwing als villa’s en een archeologisch centrum.

Vanaf de Papenberg zicht op het buurtje de Duinkant.
Vanaf de Papenberg zicht op het buurtje de Duinkant. Castricum. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

Er lag ‘tuinland’: kleine kaveltjes met boerenhuisjes, deels omzoomd door elzensingels tegen de wind. Pal achter het duin was de waterspiegel hoog. De tuinderij, grotendeels voor de lokale markt, gedijde in de luwte van het hoge en deels stuivende duin. Hier lag de Duinderbuurt of zoals het werd genoemd de Duinkant. Een buurtje dat in de oorlog in 1943 verloren ging.

In het begin van de 19e eeuw stonden er nog maar een paar huisjes. Het buurtje breidde zich uit door de economische impuls van de kolossale zandafgraving voor de 19e-eeuwse spooraanleg. Dat ging met de hand en met gebruikmaking van een smalspoor.

Een vergelijking met de kaart van de ‘Hoepbeeksche afwatering’ gemaakt in 1823 in opdracht van door D.T. Gevers en de topografische kaart uit de tijd van Eli laat zien dat in het massieve duin ten westen van het dorp Castricum een enorm groot gat is gegraven: de vroegere Goudsbergen.

Goudsbergen op het terrein van Provinciaal Ziekenhuis Duin en Bosch.
Goudsbergen op het terrein van Provinciaal Ziekenhuis Duin en Bosch. Castricum, 1945. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

De Zanderij resteerde en werd met sloten ontwaterde tuingrond. Niet alles was zo strak afgegraven als nu. De kaart toont nog een lob met duinterrein langs de huidige Geversweg. Er is nog een foto van: ‘Geiten op het Prikkelvlak.’

Het Prikkelvlak was een nog niet afgegraven strook langs de Geversweg.
Het Prikkelvlak was een nog niet afgegraven strook langs de Geversweg.

Verkoop van zand was voor de grondeigenaren al vanaf de 17e eeuw een van de mogelijkheden om wat opbrengst van hun bezittingen te hebben. In veel zanderijen kwamen later duinboerderijen of landhuizen (bijvoorbeeld Elswout bij Haarlem).

Afgraving op de Zanderij in 1862. Het smalspoor op de voorgrond diende voor de afvoer van zand richting station.
Afgraving op de Zanderij in 1862. Het smalspoor op de voorgrond diende voor de afvoer van zand richting station.

Waarschijnlijk liep Eli trouwens niet links af, zoals hij beschrijft, maar rechtsaf. Het Slingerpad uit het volgende citaat namelijk lag ter hoogte van de kaasopslag Kaptein BV anno 2015, halverwege de spoorwegovergang en het onderkomen van de Werkgroep Oud-Castricum aan het begin van de Geversweg, die vanaf hier het voormalige duinland insteekt. Eerst rechts af en dan meteen links. Hij volgt dit bijzondere laantje.

Uitzicht vanaf de Papenberg

En dan het uitzicht.
Naar alle zijden vrij en eindeloos ver. Ge kijkt opeens over heel Noord-Holland heen, over Alkmaar in ’t noorden tot aan de echte witte Blinkerts achter Schoorl; boven de torentjes van Castricum en Limmen zeilt een beurtschipper met volle zeilen, er stoomt een bootje op ‘t Alkmaardermeer. Door een dunne fabrieksrook heen draaien de molenwieken van de Zaanstreek, die nog lang niet alle door de stoom op non-activiteit zijn gesteld; en met wat goeden wil en een besten kijker ziet ge uw eigen Haarlem of Amsterdam, of althans St. Bavo en den Westertoren. Naar ‘t westen zijn IJmuiden en Wijk aan Zee heel goed


Jaarboek 38, pagina 73

zichtbaar en een tipje van de Noordzee glinstert tusschen twee lage toppen door. De verre zeeduinen zelf zijn grootendeels verborgen achter een dicht gordijn van groen, dat zijn de bosschen achter de ‘Brabantsche Landbouw.

Man op Papenberg. Het had Eli kunnen zijn, maar de foto dateert van circa 1930. Links een nauwelijks zichtbaar groepje kinderen. “Zijt ge nog ‘jong en vlug ter been’ dan zult ge het bloemrijke slingerpad wel niet ten einde loopen; de jongelui onder de veertig zie ik al met handen en voeten opklauteren tegen de steile helling van de Papenberg, zoo heet dat geduinte bij de Castricummers”.
Man op Papenberg. Het had Eli kunnen zijn, maar de foto dateert van circa 1930. Links een nauwelijks zichtbaar groepje kinderen. “Zijt ge nog ‘jong en vlug ter been’ dan zult ge het bloemrijke slingerpad wel niet ten einde loopen; de jongelui onder de veertig zie ik al met handen en voeten opklauteren tegen de steile helling van de Papenberg, zoo heet dat geduinte bij de Castricummers”.

Het uitzicht op de Papenberg, vergeleken met Eli’s uitzicht, heeft een drievoudig gezicht. Naar het oosten op de voorgrond op de hellingen hoog opgaand geboomte, dat het uitzicht deels ontneemt en daar achter het grotendeels verstedelijkte landschap van Castricum tot Uitgeest. Van open polders met kronkelende sloten, late restanten van het Oer-IJ met haar wadkreken van meer dan 2000 jaar terug, naar boomrijk land met huisjes, spoorwegen, rijks- en provinciale wegen, bedrijven en musea. De geschiedenis zichtbaar in het landschap zelf is vervangen door de vertelde geschiedenis van educatieve programma’s en films.

Het begin van het Slingerpad vanaf de Kramersweg.
Het begin van het Slingerpad vanaf de Kramersweg.

En zuidwaarts: heel goed zoeken levert de oude Wijkertoren van Beverwijk op, verscholen in een verder industriële horizon van Hoogovens en pijpen; rumoer en stank en lichtjes in de nacht.
Maar naar het westen strekt zich nog steeds alleen maar duin uit. Met veel meer bos dan een eeuw geleden. Ook hier is Eli wat losjes uit de pols met zijn plaatsaanduiding. Hij spreekt van bos achter de boederij de Brabantse landbouw, maar elke, ook 19e-eeuwse kaart laat zien dat vrijwel al het bos ervoor en er ten oosten van lag.

Waterloop waar nu archeologisch centrum staat.
Waterloop waar nu archeologisch centrum staat.

Na het overzicht gaat de natuurliefhebber in Eli uitpakken. We krijgen zicht op de plantenwereld van een eeuw geleden, bovenop het duin.
De Papenberg zelf is niet sterk bewassen; wel groeien er verscheidene zeldzame planten, onder andere de mooie, kleine pyramiden-orchis, maar daar kijkt alleen een plantenkenner naar.“

Vele bijzondere planten kenmerken dit landschapstype dat ‘zeedorpenlandschap’ wordt genoemd. Een mede door lokale begrazing met wat vee en het beperken van de konijnenstand (want dat was het vlees dat op tafel kwam) uniek landschapstype. Veel aanwezig bij Egmond en Wijk aan Zee, maar een mooie snipper ook vlakbij Castricum, boven de Duinkant van Castricum.

In de Duinkant woonden al vanaf de 17e eeuw vele telgen van het geslacht Stuifbergen (de naam spreekt boekdelen).

De boerderij van Piet Stuifbergen.
De boerderij van Piet Stuifbergen. Onderlangs 1 in Castricum. Gesloopt. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Jaarboek 38, pagina 74

In het 33e Jaarboek van Oud-Castricum (2010) is de vooroorlogse ervaring van Piet Stuifbergen opgetekend: “Mijn ome Klaas Stuifbergen had op de oude boerderij de Papenberg altijd zijn dubbelloops jachtgeweer in het stookhokkie voor de was. Dan zei ie: jongens vlieg effe die berg op. Dan klonken er een paar schoten en riep ie, ik heb er genoeg hoor! Dan kregen we een stuiver. Hij maakte de konijnen direct schoon.”

We volgen Eli weer verder. “De noordelijke helling evenwel (die naar ‘t station is gekeerd) is onderaan geheel verscholen in een dichten kring van hooggeboomte en struikgewas. Wordt het u daar boven te warm of te zonnig, rol dan of duikel, hol of schuifel, al naar leeftijd en massa, de helling halverwege af, daar is het lekker koel; het ziet er rood en wit van nachtegaalskruid en koekoeksbloemen en het wemelt er van allerlei vogels, die u de ooren doof zingen.”

De boerderij Papenberg stond op de tegenwoordige begraafplaats Onderlangs.
De boerderij Papenberg stond op de tegenwoordige begraafplaats Onderlangs.

Heimans – ondanks zijn achtergrond als onderwijzer wederom niet erg nauwgezet in zijn topografie, want het is een helling op het oosten en niet op het noorden – vertelt van bomen die onderaan de helling stonden en niet, zoals nu, tot helemaal bovenaan. De kaart uit circa 1905 laat een smalle strook zien en de foto’s uit die tijd tonen nog minder: hier en daar een bossage aan de duinvoet.

Er zijn niet veel paden op de Papenberg in die tijd, dus adviseert hij bovenaan te blijven of weer terug af te dalen langs wat ook nu nog Onderlangs heet en waar aan het begin de huidige, gelijknamige begraafplaats ligt, die dateert van na de Tweede Wereldoorlog.

Zorg maar dat de straatweg naar Beverwijk in zicht blijft, dan kunt ge niet dwalen. Maar wie ‘t minder vermoeiend blieft aan te leggen, moet weer beneden komen en ‘t pad verder volgen onder langs den Papenberg. Dat is inderdaad een van de mooiste wegjes, die ge in heel Holland bewandelen kunt nu hoog dan laag, breed of smal, met de begroeide duinen voortdurend aan de rechterhand; links, vlak land of heerlijke boschjes, van elzen, esschen, eiken en lijsterbes, alles door elkaar en vol met bloemen.”

“Links aan den zoom van het weiland, waar het afstroomend hemelwater den grond vochtig houdt, bloeit de heele zomerflora van den vochtigen zandgrond; prachtige wilgeroosjes en fijn getint leverkruid geven er den toon aan.”

De tuinderij van Heere.
Aan de voorkant links aan het Onderlangs de woningen van Lodewijks, Assenbroek, van Kerkhof en Glorie (de kankerjuffrouw). Deze woningen zouden tegenwoordig op het zuidelijke deel van de begraafplaats staan. Iets verder rechts staat de in 1925 gebouwde boerderij van de familie Stuifbergen. Deze boerderij wordt overgenomen door de Dorus Ineke. Daarachter de tuinderij van Heere. De foto is genomen vanaf de Papenberg. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Dit moet in de buurt zijn van de laatste kleine tuinderij in dit gebied, sinds de Tweede Wereldoorlog aan de oostzijde begrensd door een tankmuur van circa 1,80 meter hoog. Het was er veel natter dan nu. Leverkruid is de wat oudere naam voor het hoogopgaande koninginnekruid. Een ruigte plant van natte bodem, waar vele vlinders op afkomen.

Schilderijtje van het boshuisje van de familie Winkelman aan het Onderlangs.
Schilderijtje van het boshuisje van de familie Winkelman aan het Onderlangs.

Een enkel huisje dat hier in het duin stond (en op de kaart, zie detail) vermeldt hij niet. Het ‘boshuisje’, zo genoemd door Trien Winkelman, die er in 1930 werd geboren. Het is waarschijnlijk eind 19e eeuw gebouwd. Het had een oude waterput waaruit helder duinwater werd gehaald. De put is mogelijk nog in het terrein terug te vinden.


Jaarboek 38, pagina 75

“Opeens staat ge op den straatweg, nu moet ge rechts om. De weg ligt hier geheel in de schaduw van het hooge duinbosch, zodat de wandeling van een kwartiertje een genot is.”

Rijkstraatweg nu.
Rijkstraatweg nu.

Eli is bij de Rijkstraatweg aangekomen, nu voorzien van rotonde, fietspad en paddentunnels op de overgang van duin en cultuurland.
“Loop door tot even voor Paal 18.“

Dat is een flink stuk langs het pad. De locatie is met de kaart van 1905 (en de huidige) te traceren. Paal 18 staat tegenover de middeleeuwse ‘oergrens’ tussen Castricum en Heemskerk: de Maer- of Korendijk.

De Korendijk met links het Krengenbos.
De Korendijk met links het Krengenbos. Castricum, 1990. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

En bij het nalopen van de route troffen we twee oude paaltjes aan net naast de paal met gemeentegrens, met de letters R.P. Eli moet ze gezien hebben of zijn veters erop hebben gestrikt. Dan wordt het lastiger hem te volgen.

“Daar is toegang tot het duin langs een kleine zanderij. Een vijftig pas verder is ook een heel mooie weg, die het duin ingaat, maar daar staat weer zoo’n vervelend bordje. Wel niet met verboden toegang en het onmisbaar artikel 461, alleen maar het verbod de paden te verlaten.“

Schotse hooglanders.
Schotse hooglanders.

Zandafgraving

Tegenwoordig geen spoor meer van een zanderij. Hier kiest Eli waarschijnlijk niet voor het hoofdpad bij paal 18, maar voor een sluippaadje dat ook rond 1900 op de topografische kaart stond met een klein stippellijntje. Na dit sluippaadje speculeren we erop dat hij de ook nu nog bestaande de Diaconieweg en de Koekoekslaan volgde om op de Helmweg uit te komen. Op de oude kaart is dit nog onbebost nollenterrein met in de laagtes veel mooie planten.

Kijk Uit gezien vanaf de Helmweg.
Kijk Uit (noordzijde) gezien vanaf de Helmweg. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Het hele gebied was rond 1910 onderdeel van het uitgestrekte particuliere duinbezit van de kasteeleigenaren van Marquette, Paulina Johanna Rendorp van Marquette en haar echtgenoot Jan Hugo Gevers. Pas later, op 8 september 1933, werden deze eigendommen door hun erven verkocht aan de provincie Noord-Holland voor een bedrag van 625.000 gulden. In de tijd van Eli was er sprake van lokale duinbenutting door zandafgraving ter hoogte van de huidige camping Geversduin.

“De weg langs de zandgraverij is bijna even mooi; en zeker komt ge na een uurtje weer bij het station uit, als ge maar niet ver links af gaat toeren; rechts is geen enkel zijpad zelfs, dat u op een dwaalspoor kan brengen.”

De Zanderij.
De Zanderij. Duinenboschweg in Bakkum. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

We moeten Eli nu zien te volgen in een ander, bosrijk landschap. En gaf hij eerst nog nauwkeurig zijn route aan, nu moeten we die maar zien te raden. De route op de kaart die we aangeven, is vanaf hier een vermoeden, een ‘best guess’. Hij liep door open duinen met op de natste plekken hier en daar een bosje en soms met een landje van een duinboer.

“In dat eene uurtje langzaam wandelen, krijgt ge een afwisseling van duinlandschap dat ge niet licht ergens anders sterker, mooier en gemakkelijker genieten kunt. Eerst, dicht bij den weg nog, de gewone droge duinen van Zandvoort en Scheveningen, in den voorzomer veel mooier dan later in ‘t badseizoen. Binnen een kwartier merkt ge wel, als ge maar een heel klein beetje verstand van bloemen hebt, dat de duinen daar laag liggen en ‘t grondwater hoog staat. Daar groeien die mooie gevlekte en de effen handekenskruiden, de lichtpaarse orchideeën van onze veenen en moerassen. Ronde blaadjes als van Oost-Indische kers, maar veel kleiner, dekken er den bodem met groene loovertjes; het nieuwe schittergroene leerblad van ‘t Wintergroen zweeft hier en daar er boven.

Jaarboek 38, pagina 76


Eli liep door een duin natter dan wij kennen, een deels niet meer bestaand landschap, al duiken de rietorchis en het wintergroen wel elders in het duin op. Volgens duinkenner Rienk Slings (tot 2014 duinbeheerder bij PWN) wandelde Eli toen door het nog niet beboste deel van het Sappenbos: “Qua reliëf een nollenterrein, ontstaan in de loopduinvlakte van de Papenberg. Tegenwoordig kunnen we ons daar, weliswaar in verdroogde vorm, nog een voorstelling van maken als we de ten westen aangrenzende zanderij bezoeken; pal ten noorden van camping Geversduin.”

Sappenbos is de officiële ‘vaknaam’ die vermoedelijk wel in een oud toponiem zijn oorsprong vindt. Volgens Frits David Zeiler (historicus uit Bergen) is het mogelijk afkomstig van ‘Sape’, wat mager en onvruchtbaar land betekent. Zie ook breeSAAP en Sappeland, namen van duinvalleien en natte ontginningen.

Ergens op de route langs de Helmweg komen we anno 2015 weer duinlandjes tegen met oude meidoorn en resten van elzenhagen. Eens kleine akkertjes, nu recreatieweidjes en voorzien van watertjes voor poelkikkers, libellen en de Schotse hooglanders van nu. In Eli’s tijd waren koeien schaars (en lokaal) in het duin, in tegenstelling tot konijnen.

Verdwenen dieren

“De weg ligt nu verder geheel in de schaduw van sappige berkenboschjes, waar de zangvogels van heel de buurt bijeen zijn om te broeden en te zingen; van tijd tot tijd kort een fasantenhaan, wulpen schreien hoog in de lucht en een kievit verjaagt met moed en groot misbaar twee Vlaamsche Gaaien uit de buurt van zijn nest.”
In de periode rond 1990-2000 verdwenen de wulpen na de komst van de vos. Rienk Slings: “Vermoedelijk ook als gevolg van degradatie van het open duin, waardoor de voedselsituatie voor de jongen sterk achteruit ging.”

De Papenberg.
De Papenberg. Onderlangs in Castricum. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Ik herinner ze me nog wel broedend op de Papenberg. Ook het geluid van de fazantenhaan is vrijwel verstomd en kieviten in het duin zijn pas echt schaars, al duikelen ze wel weer boven de nieuw afgegraven valleien die de laatste tien jaar er bij zijn gekomen in middenduin en in het zeeduin. Vlaamse gaaien zijn tegenwoordig zeer algemeen. Als eters en begravers van eikels spelen ze een niet onbelangrijke rol in de uitbreiding van het eikenbos. Havik, sperwer en buizerd noemt Eli niet; die waren toen te sterk vervolgd om tot broeden te komen.

“Misschien valt langs den weg uw oog op een hier weinig in ‘t oog vallende plant, die twee ronde bladeren heeft en een trosje groene bloemen, waarin een goudgeel stipje blinkt. Dat is een orchidee, de keverorchis, die hier in ontzaglijke hoeveelheid en in reusachtige exemplaren voorkomt.’

Volgen we zijn oude spoor, dan komen we fraaie restanten van berkenbosjes tegen. Meteen achter de camping bij de Helmweg ligt een dichtgegroeid en nog steeds vochtig stuk met duinriet en braam.

Dan volgt de uitsmijter van Eli:
“En stellig, tenminste als ge tegen den avond deze wandeling doet, hoort ge uit de boschjes aan uw linkerhand een zonderling geluid komen, een vreemd geratel of gesnor als van een groot spinnewiel, of van een tandrad dat langs een veer glijdt. Dat doet de geheimzinnige geitenmelker, een groote nachtvogel, half zwaluw, half valk, met heel vreemde gewoonten, waarvan ik nog wel eens iets vertellen zal.”

De Nachtzwaluw.
De Nachtzwaluw.

Het dier zou het er nog een halve eeuw minstens volhouden. Tot rond 1960 broedde de nachtzwaluw jaarlijks in de eikenhakhoutbosjes. In plaats van een nachtegalentocht hield de vogelwerkgroep toen een nachtzwaluw excursie.

Rolf Roos

Bronnen:

  • Heimans, Eli, Vrije duinen. Uit: Met kijker en bus. Amsterdam, 1906;
  • Heimans, Eli, Zeldzame planten in de duinen. De Levende Natuur, 13 (1908);
  • Kaan, Niek, De Duinkant, een verdwenen dorpje, 33e Jaarboek Oud-Castricum (2010);
  • Kaan, Niek, Wie was … jonkheer Frits Gevers, 26e Jaarboek Oud-Castricum (2003);
  • Roos en anderen, Rolf, Duinen en mensen Kennemerland, Amsterdam, 2009;
  • Zeiler, Frits David, Nollen krochten blinken. Duintoponiemen tussen Wijk aan Zee en Camperduin, PWN, Castricum, 1995.

De reconstructie van de wandeling van Eli Heimans is in een uitgebreide versie ook te vinden op de website www.duinenenmensen.nl

Met dank aan:
Anneke Brouwer, Niek Kaan, Peter Levi, Rienk Slings, Thea Spruijt en Joost Veer.


17 april 2023

Koninklijk Landgoed Bakkum deel 1 (Jaarboek 38 2015 pg 25-32

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 38, pagina 25

Koninklijk Landgoed Bakkum (deel 1)

Koning Willem I, voorstudie van het portret voor het Amsterdamse stadhuis (1816) van Charles Hodges (Rijksmuseum). Koning Willem I, geboren in 1772 in Den Haag als prins Willem Frederik, werd na de Franse tijd in 1813 koning der Nederlanden (Nederland en België).
Koning Willem I, voorstudie van het portret voor het Amsterdamse stadhuis (1816) van Charles Hodges (Rijksmuseum). Koning Willem I, geboren in 1772 in Den Haag als prins Willem Frederik, werd na de Franse tijd in 1813 koning der Nederlanden (Nederland en België).

Het duingebied, zoals wij dat nu kennen, is het resultaat van natuurlijke processen en van de invloed die de mens er eeuwenlang op heeft gehad. Er werd gejaagd, geplant, vee geweid en zand afgegraven, voor zover de duineigenaar dit toestond. Eigenaren waren veelal adellijke families. Het duingebied achter Bakkum was zelfs drie generaties lang koninklijk bezit. Vooral in die periode zijn de ingrepen in het duinmilieu groot geweest.

De kaart laat zien dat het duingebied zich uitstrekte tot de huidige Mient.
De kaart laat zien dat het duingebied zich uitstrekte tot de huidige Mient. Plattegrond duinen van Castricum, 1850. Rechts is ter oriëntatie het tracé van de geplande spoorlijn ingetekend. Met de pijl wordt het gebied van de Zanderij aangegeven. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Koninklijk bezit

Koning Willem I kocht in 1829 het Bakkumse duingebied uit de nalatenschap van Abraham Barnaart, grootgrondbezitter. Ook het aan de zuidzijde grenzende terrein van jonkheer Lucas Boreel werd aangekocht.

Verschillende namen verwijzen naar het vroegere koninklijk bezit. Een stuk duingebied wordt Koningsduin genoemd. De waterloop langs de Zeeweg, tussen het fietspad en de rijweg, draagt de naam Koningskanaal. Een noordelijker gelegen stuk bebost duinterrein heet Koningsbosch, waarnaar de vroegere jeugdherberg Koningsbosch werd vernoemd. Een van de bospaden in het duingebied achter Bakkum draagt de naam Van Wiedlaan, zo genoemd naar prinses Von Wied die ook eigenaresse van de Bakkumse duinen is geweest en een kleindochter was van koning Willem I.

Koning Willem I (1772-1843)

Nadat keizer Napoleon in 1813 bij Leipzig was verslagen, werd erfprins Willem Frederik gevraagd vanuit Engeland naar Nederland terug te keren. Op 2 december van dat jaar werd hij uitgeroepen tot soeverein vorst: koning Willem I.

In 1815 werden de voormalige Oostenrijkse Nederlanden (het huidige België) met het grondgebied van de Oude Republiek verenigd om te dienen als buffer tegen het verslagen Frankrijk. Zo ontstond het Verenigd Koninkrijk.

De combinatie van industrieland België en handelsland Nederland vond koning Willem I erg belangrijk. De energieke Willem, met als bijnaam ‘koning-koopman’, probeerde in zijn koninkrijk de economie te stimuleren. Hij liet kanalen graven en wegen aanleggen en had veel belangstelling voor ondernemingen op allerlei gebied, waarmee ook de werkgelegenheid verbeterd kon worden. Hij schroomde niet om met eigen financiële middelen aan projecten deel te nemen. Op het gebied van beheer en exploitatie van ontginningsprojecten had hij een leerschool doorlopen.

Na in 1795 uit Den Haag te zijn vertrokken, kocht hij in 1797 en 1798 in het westen van Polen omvangrijke goederen. Hier werden vele experimenten op het gebied van ontginning, kolonisatie en schapenhouderij ondernomen. Later verwierf hij nog bezittingen in Silezië, ook in Polen. Tijdens zijn koningschap kocht Willem ook in Nederland gronden aan. Zelf trad hij ook op als investeerder, zoals met de aankoop van landgoed Bakkum zal blijken.

Laantje op landgoed Duin en Bosch in Bakkum.
Laantje op landgoed Duin en Bosch in Bakkum. Schilder Sijf Portegies, 1950. Foto Jacques Schermer. Toegevoegd.

Ondanks zijn zakelijke en commerciële activiteiten viel de koning bij de Belgen niet in de smaak. In 1830 brak er een opstand uit. Willem stuurde er een leger op af, maar dat mocht niet baten; België werd onafhankelijk. Pas in 1839 erkende Willem I de Belgische onafhankelijkheid. Een jaar later deed hij diep teleurgesteld afstand van de troon en vestigde hij zich in Berlijn. Hij werd opgevolgd door zijn oudste zoon koning Willem II.

Grondaankopen

Bij Koninklijk Besluit van 18 augustus 1829 machtigde koning Willem I de Amsterdamse makelaar Jan Twisk Cornelisz. om op de openbare verkoping van 22 augustus te Beverwijk duinpercelen te Bakkum aan te kopen van de erfgenamen van Abraham Barnaart.

Laatstgenoemde werd op 15 augustus 1754 te Haarlem geboren, was woonachtig in Amsterdam en overleed op 23 mei 1829 te Lisse.

Boerderij Zeeveld rond 1930. Toen koning Willem I in 1829 eigenaar werd van de duin gronden achter Bakkum, bestond de boerderij al. De schuur met varkensstal en hooiberging werd in 1928 bijgebouwd met afbraakmateriaal van de ontginningsboerderij Johanna’s Hof.
Boerderij Zeeveld rond 1930. Toen koning Willem I in 1829 eigenaar werd van de duin gronden achter Bakkum, bestond de boerderij al. De schuur met varkensstal en hooiberging werd in 1928 bijgebouwd met afbraakmateriaal van de ontginningsboerderij Johanna’s Hof.

De aankoop betrof de volgende drie duinpercelen:

  1. Een huis met stalling, schuur enzovoorts, een perceel duinen en annex wei-, teel-, en bosland genaamd het Zeeveld, staande en gelegen te Bakkum in de gemeente Castricum, samen groot ruim 490 hectare;
  2. Een huis met stalling, schuur enzovoorts, een perceel duinen en annex wei- en duinland genaamd het Zeeduin, staande en gelegen in de gemeente Castricum, samen groot ruim 183 hectare;
  3. Een stuk bosland, genaamd Jan Blommenkroft, liggende aan de Baccummerweg in de gemeente Castricum, groot bijna 1,5 hectare.

Ook het aan de zuidzijde grenzende bezit van jonkheer Lucas Boreel (1780-1854) werd aangekocht. Hierop stond een boerenwoning, die nu (in 2015) nog te zien is als Oude Huys op landgoed Duin en Bosch.

De boerderij het Oude Huys.
De boerderij het Oude Huys. Duin en Bosch in Bakkum. Schilder: John Casper, 2004. Foto Jacques Schermer. Toegevoegd.

Jaarboek 38, pagina 26

Lucas Boreel was houtvester en lid van de Provinciale Staten van Noord-Holland en woonde te Beverwijk. Boreel had bij de verkoop van zijn bezit bedongen dat hij zijn leven lang het recht op de jacht zou behouden. Het jachtrecht op de aangekochte gronden van Barnaart werd aan Boreel verhuurd.

Eigenlijk werd daarmee het jachtrecht gecontinueerd, want ook voor die tijd was het jachtrecht in dit duingedeelte aan Boreel en de heer Deutz van Assendelft verhuurd. Uit de bovengenoemde aankopen ontstond het 1.000 hectare grote landgoed Bakkum. De totale aankoopsom, inclusief de kosten van overdracht en dergelijke, bedroeg 22.671,80 gulden. Notaris Jan de la Chambre Karshoff was met de verkoop van alle bovengenoemde landgoederen belast.

Blijkbaar waren de aankopen en de ontginningsplannen al lang van te voren voorbereid, want de in 1829 door de koning benoemde beheercommissie kwam op 25 september, nog geen twee weken na haar instelling, met een werkplan en een kostenraming tot april 1830. Op 3 oktober verleende de koning goedkeuring aan het voorstel en kon met de werkzaamheden worden begonnen.

De aanloop tot de duinontginning

In de tweede helft van de 18e eeuw ontstond in ons land een groeiende belangstelling voor het agrarische bedrijf, waarbij ook de gedachte uitging naar ontginning van woeste gronden. Jan Kops, een Leids doopsgezind predikant en landbouwdeskundige, was een uitgesproken voorstander van het in cultuur brengen van de duinen. Tegen het einde van 18e eeuw werd een onderzoekscommissie ingesteld, de ‘Commissie Superintendentie over het onderzoek der duinen’, met Kops als secretaris. Het rapport uit 1798 van deze commissie bevat een analyse van de bestaande situatie van het duingebied van Vlieland tot Hoek van Holland.

In 1799 verscheen het tweede deel met de aanbevelingen tot vruchtbaarmaking van de duinen. Het kwam echter niet tot uitvoering van de ontginningsplannen. De economische nood was groot, het land politiek afhankelijk en in financiële moeilijkheden. Bovendien ging de aandacht meer uit naar ontginning van de woeste gronden in het oosten van het land.

Jonkheer Gevers van Endegeest (1793-1877).
Jonkheer Gevers van Endegeest (1793-1877).

Pas na de Franse overheersing kwam de ontginning van de duinen weer in de belangstelling. Van grote betekenis in dit verband is het plan geweest van jonkheer meester Daniël Theodore Gevers van Endegeest, commies van Staat bij de Raad van State.

Gevers werd in 1793 in Rotterdam geboren. In 1828 trouwde hij met jonkvrouwe Margaretha Johanna Deutz van Assendelft (1807-1895). Het huwelijk bleef kinderloos. Gevers overleed in 1877 op zijn landgoed Endegeest te Oegstgeest. Met de familie Gevers van kasteel Marquette in Heemskerk was er een verre familieband.

Na zijn afstuderen in 1817 als jurist wil Gevers meteen in staatsdienst treden, maar koning Willem I adviseert hem eerst twee jaar ervaring op te doen. Daarna gaat Gevers anderhalf jaar op reis in Italië.In 1816 wordt door de ‘Maatschappij tot bevordering van den Landbouw’ een prijsvraag uitgeschreven voor het ontwerpen van een plan. Het moet de voor de landbouw geschikte duinvalleien ontsluiten door deze te voorzien van een goede afwatering en van toegangswegen.

Gevers stuurt een omvangrijke rapport in dat in 1824 met goud wordt bekroond en met Koninklijke subsidie is uitgegeven onder de titel: ‘Verhandeling over het toegangbaar maken van de duinvalleien langs de kust van Holland’ (1826). Voor het hele duingebied van Scheveningen tot Bergen beschrijft hij zes afwateringsprojecten. Het graven van vaarten voor afwatering tot midden in de duinvalleien acht Gevers het aangewezen middel om de ontginning tot een succes te maken.

Afwateringskanaal, waarschijnlijk de Grote Sloot, in de duinen van Bakkum.
Afwateringskanaal, waarschijnlijk de Grote Sloot, in de duinen van Bakkum. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Jaarboek 38, pagina 27

Er hoeft volgens hem niet gevreesd te worden voor verzwakking van de duinen als zeewering door het graven van vaarten tot dicht bij zee, omdat overal langs de kust hoge duinen aanwezig zijn. Verdroging kan worden tegengegaan door de afstroom van het water te reguleren. Bovendien zakt al het regenwater dat op de duinen valt naar de duinvalleien en ontvangen deze ook nog water dat door regenval daar rechtstreeks op terecht komt. Wat de exploitatie voor de duinvalleien betreft, gaat zijn voorkeur eerder uit naar beweiding dan naar teelt van akkerbouwgewassen.

Twee projecten zijn uitgevoerd: het gebied van de ‘Waaldorpse afwatering’ ten noordwesten van Scheveningen en het gebied van de ‘Hoepbeekse afwatering’ in de duinen bij Castricum en Bakkum, met inbegrip van de omvangrijke duinontginningen. Wat de Castricumse en Bakkumse duinen betreft is de afwatering via de Schulpvaart op de Groot-Limmerpolder een belangrijk element in zijn voorstel.

Als lid van het in 1829 door de koning benoemde driemanschap mocht Gevers zelf meewerken aan de uitvoering van zijn ontginningsplan voor landgoed Bakkum. De andere twee leden van de commissie waren David Jacob van Lennep en Jacob Rendorp.

David Jacob van Lennep (1774-1853).
David Jacob van Lennep (1774-1853).

Van Lennep was behalve hoogleraar te Amsterdam ook een van de directeuren van de Maatschappij ter bevordring van den Landbouw. Van zijn vader erfde hij het Huis te Manpad bij Heemstede, waar hij de zomers doorbracht. Hij was zeer gehecht aan dit huis en het buitenleven. Als hoogleraar hield Van Lennep zich vooral bezig met les geven, maar als wetenschapper was hij minder actief. Hij stond bekend als een goed docent die vele studenten trok. Hij sprak uitstekend Latijn.

Jacob Rendorp van Marquette op latere leeftijd (1795-1879).
Jacob Rendorp van Marquette op latere leeftijd (1795-1879).

Rendorp nam als luitenant van het regiment Huzaren in augustus 1831 deel aan de Tiendaagse veldtocht, gericht tegen de Belgische afscheiding. Rendorp was grootgrondbezitter, bewoner van Marquette en ambachtsheer van Heemskerk en Wijk aan Zee en Duin, ook burgemeester van Heemskerk. Van 1852 tot 1868 was hij tevens burgemeester van Castricum.

Het duinontginningsproject Bakkum

Het plan van Gevers omvat de ontwikkeling van het duinterrein tot een compleet landgoed met een landhuis, wegen en vaarten, boerderijen met landbouwgronden en bospartijen voor houtkap. Maar ook aan jacht en recreatie is gedacht. Het landgoed moet een rendabele landbouw- onderneming worden en bovendien landschappelijk mooi zijn. Met landbouw wordt de ontwikkeling van de veeteelt bedoeld, waarbij de akkerbouw in dienst staat van de veeteelt. In het plan van Gevers tot ‘volbrenging der onderneming in 10 jaren’ komt de nadruk op veeteelt duidelijk naar voren. Na de goedkeuring van de koning wordt in oktober 1829 met de werkzaamheden begonnen.

Kaartdetail uit 1745 met de Hoepbeekse afwatering en de Schulpvaart. In de plannen van Ontwerpschets van het landhuis.Gevers zal de Hoepbeekse afwatering worden gekanaliseerd.
Kaartdetail uit 1745 met de Hoepbeekse afwatering en de Schulpvaart. In de plannen van Ontwerpschets van het landhuis.Gevers zal de Hoepbeekse afwatering worden gekanaliseerd.

De jaren 1829-1834 kunnen beschouwd worden als de proeftijd voor het project. Het eerste waarmee de commissarissen eind 1829 begonnen, zijn de waterstaatkundige werken. Dat betreft de aanleg van vaarten en afwateringssloten. De natuurlijke boogvormige Hoepbeekse afwatering wordt tot een duinvaart vergraven. Het zuidelijke deel van de Hoepbeek wordt Zuidvaart genoemd en het gedeelte naar het oosten de Hoofdvaart (het huidige Koningskanaal langs de Zeeweg). Het westelijke beginpunt van het Koningskanaal krijgt een zijtak naar het noorden voor de ontwatering van de daar aanwezige duinvalleien: het Halve Galgenveld en Groot Vogelwater. Deze watering krijgt de naam Geversvaart. In het verlengde van het Koningskanaal aan de oostzijde wordt een verbindingsvaart gegraven om een goede afwatering op de Schulpvaart te verkrijgen. Aan het eind van deze verbindingsvaart wordt een duiker met schuif aangebracht


Jaarboek 38, pagina 28

Het geplande landhuis omringd door een Engelse landschapstuin.
Het geplande landhuis omringd door een Engelse landschapstuin.

om de afwatering te kunnen reguleren. Ook wordt er een sloot gegraven voor het lozen van het water rondom de woning van de jachtopziener van de vroegere eigenaar Boreel. Aan het begin van de Hoofdvaart, vlakbij de zeeduinen, zou een nieuwe stortplaats voor schelpen worden aangelegd. Een scheepssluis zou de Hoofdvaart met het achterland moeten verbinden. Zowel de stortplaats als de scheepssluis zijn er nooit gekomen. Ten slotte worden er sloten gegraven rondom de gronden die het eerst als weilanden in gebruik genomen zullen worden.

Tal van andere werkzaamheden volgen, waaronder de aanleg van windsingels voor bescherming van de te verkavelen valleien tegen wind en verstuiving. In een schrijven op 30 september 1830 aan Rendorp noemt Van Lennep het belang van windsingels een “conditio sine qua non”; met andere woorden: zonder singels geen ontginning. Wegen worden aangelegd, gronden geëgaliseerd, gebouwen neergezet en bospartijen aangeplant. Ook moet er een kwekerij komen om voor de komende jaren verschillende houtgewassen te kunnen kweken. Aan het streven naar een groot bosoppervlak liggen zowel commerciële als landschappelijke overwegingen ten grondslag. Dat men zich heeft laten inspireren door de Engelse tuinarchitectuur blijkt niet alleen uit de aanplant van heesters en sierstruiken, maar ook uit het wegenplan en de plannen om een landhuis met een belvédère (en een manege) te bouwen.


Jaarboek 38, pagina 29

Twee schetsen van tuinontwerpen met een huis liggen in het Noord-Holland Archief, de een ingekleurd, de ander met een schets en wat aantekeningen over het huis. Plannen die nooit gerealiseerd zijn.

Ontwerpschets van het landhuis.
Ontwerpschets van het landhuis.

Van de geplande werkzaamheden is op 1 april 1830 een flink deel uitgevoerd. Het toegestane budget is overschreden, onder andere door het aan het werk houden van mensen die in de winter geen werk hebben. Er zijn reparaties verricht aan de al bestaande agrarische bebouwing zoals de Kwekerij, het Zeeduin en het Zeeveld.

Boerderij De Kwekerij. Oude Parklaan, Duin en Bosch.
Boerderij De Kwekerij. Oude Parklaan, Duin en Bosch. Schilder: onbekend. Foto Jacques Schermer. Toegevoegd.

Er is geld besteed aan helmbeplanting en ook de aangestelde ‘Ingenieur der Werken’, de heer Jan Kros, wonende in Spaarndam, die Gevers ook behulpzaam is geweest bij zijn werk voor de prijsvraag, moet betaald worden. Gedurende de rest van dat jaar wordt het werk met voortvarendheid uitgevoerd. In het verslag over dat jaar berichten de commissarissen dat de duinvaart zonder moeite grotendeels kan worden bevaren en dat in de sloten voldoende water staat.

In 1830 kan in de verkavelde weilanden het eerste vee (schapen en runderen) worden geweid. Het afbranden van ruigte, het egaliseren en scheuren van de grond, het spitten en/of ploegen, het inzaaien van klaver, gras en gewassen en ook bemesting moeten zorgen voor goede weidegrond. Ondertussen vindt ook duinbegrazing plaats. De hooiopbrengst wordt goed genoemd, maar uit voorzorg wordt er ook hooi aangekocht.

Het Vogelwater is een zeer nat gebied. In 1831 schrijft Van Lennep daarover:
“nietegenstaande de droogte zagen wij nog groote plassen, ja halve meren in het Vogelwater.”

De ligging van de vaarten, met de verlenging van het Koningskanaal, de boerderijen en de locatie (zie rode stip) van het niet gebouwde landhuis. Op het oorspronkelijke kaartje staat boerderij Zeeduin niet ingetekend. Op dit bewerkte kaartje is de plaats van de boerderij met een groene stip aangegeven( naar Jelles bewerkt).
De ligging van de vaarten, met de verlenging van het Koningskanaal, de boerderijen en de locatie (zie rode stip) van het niet gebouwde landhuis. Op het oorspronkelijke kaartje staat boerderij Zeeduin niet ingetekend. Op dit bewerkte kaartje is de plaats van de boerderij met een groene stip aangegeven (naar Jelles bewerkt).

Besloten wordt om de noordelijke zijtak van het Koningskanaal tot nabij de grens met Egmond door te trekken. Tevens wordt besloten om in oostelijke richting, tot aan boerderij Het Zeeveld, een bevaarbare aftakking te maken, de nu nog aanwezige Diepe Sloot. Oorspronkelijk was dit een meanderende beek, die het duinwater van het natte Vogelwater naar de polder afvoerde. De indruk bestaat dat men het waterpeil in het landgoed redelijk goed onder controle heeft gekregen.

Boerderijenbouw

Er worden vier barakken voor de 80 arbeiders geplaatst en spoedig daarna wordt overgegaan tot de bouw van een woning met schuren aan het Koningskanaal. In de woning was ook een kamer voor de commissarissen, vandaar de latere benaming Commissarishuis.

Het Commissarishuis omstreeks 1910. Een tiental jaren later is de schuine kap van de achter het voorhuis gelegen boerderij verticaal gemetseld. Verschillende generaties van de familie Zonneveld hebben hier gewoond.
Het Commissarishuis omstreeks 1910. Een tiental jaren later is de schuine kap van de achter het voorhuis gelegen boerderij verticaal gemetseld. Verschillende generaties van de familie Zonneveld hebben hier gewoond.

Later volgden nog twee andere boerderijen: Van Lennepsoord en Johanna’s Hof. De laatste werd vernoemd naar Margaretha Johanna Deutz van Assendelft, de vrouw van Gevers. Haar roepnaam was Johanna. Bijzonder is dat voor de bouw van Johanna’s Hof, maar ook van verschillende andere ontginningsboerderijen, niet is gekozen voor de stolp, maar voor het hallehuistype met losstaande hooiberging. Opvallend zijn de overeenkomsten met de boerderijen in het Zuid-Hollandse kustgebied. De redenen waarom er voor het Zuid-Hollandse boerderijtype is gekozen, zijn niet bekend. Dit zou te maken kunnen hebben met de Zuid-Hollandse afkomst van Gevers.

Ontginningsboerderij Johanna’s Hof voor 1927. De lange boerderij lag evenwijdig langs het Koningskanaal, met de voorgevel naar het oosten. Opvallend is de overeenkomst met boerderijen in het Zuid-Hollandse kustgebied.
Ontginningsboerderij Johanna’s Hof voor 1927. De lange boerderij lag evenwijdig langs het Koningskanaal, met de voorgevel naar het oosten. Opvallend is de overeenkomst met boerderijen in het Zuid-Hollandse kustgebied.

Opzichter Gerrit Willems is al vanaf 1829 de assistent-in-het-veld van hoofdopzichter Kros en ook woonachtig in Spaarndam. In oktober 1832 betrekken Willems en zijn drie kinderen als eerste bewoners Johanna’s Hof. Kort voor de verhuizing had Willems zijn vrouw aan cholera verloren. Hij trouwt voor de tweede keer. Uit dit huwelijk worden drie dochters geboren. Willems blijft tot zijn overlijden op 5 juni 1858 op Johanna’s Hof wonen.


Jaarboek 38, pagina 30

Boerderij de Kroftwoning.
Boerderij de Kroftwoning. Kroftlaan, duinen Bakkum, 1916. Tekening Meine Krist. Toegevoegd.

Bij de Verlaten Kroften, later kortweg Kroften genoemd, werd in 1836 boerderij de Kroftwoning gebouwd, de enige ontginningsboerderij die wel als een Noord-Hollandse stolp werd gebouwd en werd bewoond door Piet Zonneveld en tenslotte door Willem de Ruijter met hun gezinnen.

De Verlaten Kroften was een verwaarloosd stuk duinland dat al voor de duinontginning in agrarisch gebruik was. De vroegere verkaveling (oude sloten) werd door Gevers gehandhaafd, toen deze velden in 1831 opnieuw voor agrarisch gebruik geschikt werden gemaakt. Het nu nog bestaande Kroft- of Krochtveld behoorde tot dat gebied.

Klaas Groot met zijn draver bij het Kroftveld.
Klaas Groot met zijn draver bij het open veld, genaamd Kroftveld, in het bos aan de overkant van het atletiekterrein aan de Zeeweg. Zeeweg in Castricum, 1940. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Uitgezonderd in het voorjaar van 1833 werd over echt watergebrek nauwelijks gesproken. Het voorjaar van 1833 was zo droog dat er te weinig gras voor het vee was. Als Gevers in mei het landgoed bezoekt, valt hem de hoeveelheid voer in Vogelwater nog wel mee, maar wat betreft het Zuidveld is hij minder positief. Ook de toestand van de beesten valt hem tegen. Gevers is zeer bezorgd over de aanhoudende droogte: “Welk een schroomelijke droogte! Wij zullen later als het zo doorgaat ons vee niet houden!”, verzucht hij. Ondanks het gebrek aan regen bestaat de indruk dat het grondwater in het landgoed nog redelijk op peil is. De Hoofdvaart blijft voortdurend goed bevaarbaar. In 1833 koopt men twee vletten: de een voor gebruik buiten het landgoed voor aanvoer van hooi en mest en de ander voor het gebruik binnen het landgoed.

Het Koningskanaal langs de Zeeweg, een restant van het duinontginningsproject.
Het Koningskanaal langs de Zeeweg, een restant van het duinontginningsproject.

De beweidingsplannen gaan onverminderd door. Vogelwater wordt als de beste plek voor een schaapskooi beschouwd. De schapen kunnen dan zowel in het Vogelwater als in de duinen worden geweid. Later kan er misschien nog een kooi bijkomen tegenover boerderij Van Lennepsoord, aan de westkant van de Zuidvaart.

De Schaapherderswoning.
Jonker Frits bij de Schaapherderswoning met Pieter Schellevis en zijn gezin. Oude Schulpweg in Castricum, 1919. Bij de woning die in de jaren (negentien) zestig is gesloopt, stond in vroeger tijd een rond 1852 gebouwde grote schaapskooi. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Jaarboek 38, pagina 31

Bemesting

Mest en bemesting spelen een belangrijke rol op het landgoed, zowel voor de veeteelt als voor de akkerbouw. Kunstmest bestond toen nog niet. De bemesting gebeurt in de eerste plaats met mest van de eigen veestapel. Bij de beweiding buiten de velden moet mest worden verzameld. De eigen mestproductie is, zeker in de eerste jaren van de ontginning en waarschijnlijk ook in latere jaren, niet toereikend. Voortdurend wordt er mest aangekocht.

Men probeert het met Alkmaars straatvuil (twee jaar oud, vet en vermengd met as), maar dat voldoet niet. Amsterdams straatvuil blijkt duurder dan koemest te zijn. Soms wordt de hand gelegd op bagger uit de polder of op enige haardas. Haardas, zo was de overtuiging, zou verzuring en mosgroei vooral op de lager gelegen stukken land tegengaan. Eind 1832 doet Gevers het voorstel bemesting met zeewier eens te proberen. Kros laat in maart daarop weten dat er dat jaar te weinig zeewier op het strand te vinden is om als mest te gebruiken.

Over de jaren na 1834 zijn er wat betreft de veeteelt regelmatig berichten in de verslagen van de commissarissen over verkoop van het vee en soms over de omvang van de veestapel. Toch is voor de voedselbehoefte van het vee het weiden in de duinen regelmatig noodzakelijk. De aardappelteelt neemt in de akkerbouw een belangrijke plaats in. De meeste pachters op het landgoed pachten grond voor met name de aardappelteelt, maar ook de onderneming zelf teelt aardappelen. Er vindt zelfs verkoop aan het hof plaats!

Verstuiving

Om verstuiving tegen te gaan werd ook helmbeplanting toegepast. De kosten bleven beperkt, omdat de provincie er jaarlijks geld voor beschikbaar stelde. Kros merkt op dat de verstuivingen in de zeeduinen aanzienlijk zijn.

Zeeduinen. Strand Castricum aan Zee.
Zeeduinen. Strand Castricum aan Zee. Foto G. van Geenhuizen. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Tijdens het plantseizoen van 1830 beperkt men zich tot het vastleggen van de meest stuivende duinen in de duinenrij, grenzend aan de velden. De beplantingen krijgen echter zoveel zand uit de meer zeewaarts gelegen duinen, dat het gevaar bestaat dat deze onderstuiven.

In juni 1833 richt een orkaan aanzienlijke schade aan onder bomen en gewassen. Volgens Kros moet het verschrikkelijk gestoven hebben. Gedurende dat jaar zijn er wat stuivende plekken aan de Paviljoensberg en op paden en wegen.

De Paviljoensberg staat ook nu nog bloot aan verstuiving.
De Paviljoensberg staat ook nu nog bloot aan verstuiving. Duinen Castricum aan Zee, 2011. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Van helmbeplanting is dat jaar geen sprake. In vergelijking met de berichten in de beginfase van de ontginningen had men de jaren daarna weinig last van verstuivingen. De aanleg van windsingels, bospercelen en de afzetting van akkers met wilgentenen en doornstruiken hebben de problemen grotendeels opgelost.

Over de jaren die volgen zijn de commissarissen optimistisch. Ze zijn niet teleurgesteld dat de belangstelling voor het pachten van de verkavelde gronden niet groot is en de exploitatie gedeeltelijk in eigen hand genomen moet worden. Ook is men tevreden over de groei van de houtgewassen.

Al in 1831 overweegt Gevers om een nieuwe kwekerij op te richten in het oostelijke deel van het elzenbos bij Zeeveld. Hij wil dat op een slingerende manier doen in de stijl van een Engelse tuin om zo het sierlijke met het nuttige te verenigen.

In 1833 wordt met de aanleg begonnen. Van het elzenbos moet een brede strook blijven staan als windsingel. De al bestaande kwekerij is zo’n groot succes dat men vanaf 1834 geen zaadgoed of jonge bomen meer hoeft te kopen. Met ingang van 1835 is het landgoed in staat jaarlijks hout te verkopen.

Drie jongens bij de bijenkorf "werken is leven" bij de boomkwekerij aan de noordkant van de Zeeweg.
Drie jongens bij de bijenkorf “werken is leven” bij de boomkwekerij aan de noordkant van de Zeeweg in Bakkum. Rechts Jan Kleverlaan, hij werkte vanaf ongeveer 1928 op de kwekerij van de de PWN aan de Zeeweg. Het stond op het landje tegenover de ingang van Duin en Bosch. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

Eind 1834 bestaat de veestapel uit 82 stuks jong en oud rundvee, 65 schapen en 18 paarden. De oppervlakte aan windsingels en bos (inclusief de kwekerijen) is eind 1834 flink toegenomen. Na 1834 vinden er haast geen ontginningen meer plaats, omdat de meeste gronden, die daarvoor geschikt worden geacht, inmiddels tot bouw- en weiland zijn omgewerkt. Het accent in het werk komt meer te liggen op onderhoud en op boomaanplant.

In 1841 bestaat de oppervlakte aan bouw- en weiland uit 215 hectare. Hiervan wordt tweederde deel in eigen beheer geëxploiteerd. Het resterende deel wordt gedeeltelijk verpacht aan bestaande bedrijven, gedeeltelijk als los land aan diverse pachters. Dat gebeurt ook aan enkele arbeiders die de in 1833 gebouwde stenen huisjes bewonen en wat vee houden. Omdat minder arbeiders nodig zijn, kunnen die uit Bakkum en Castricum worden aangetrokken, dit in tegenstelling tot de voorgaande periode, waarin men op arbeiders van elders was aangewezen.

Tegenvallende resultaten

Blijven de verslagen aanvankelijk nog optimistisch van toon, geleidelijk aan komen er ook minder positieve berichten. In 1837 erkennen de commissarissen dat de ontginning tot dan toe was tegengevallen. Een vergelijking met bijvoorbeeld de Brabantse Landbouw (in de duinen tussen Castricum en Heemskerk) kon zij niet doorstaan. Zij schrijven de tegenvallende resultaten vooral toe aan de schadelijke invloed van de zeewind en aan ongunstige opeenvolgende jaren. Bovendien wordt de grond van de onderneming van minder goede kwaliteit gevonden dan in het aangrenzend Castricumse duinterrein.

Boerderij de Brabantse Landbouw.
Boerderij de Brabantse Landbouw. Oude Schulpweg 8 in Bakkum. Tekening Nico Lute. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Door vererving aan zijn echtgenote Margaretha Johanna Deutz van Assendelft is commissaris Gevers in 1833 zelf eigenaar van het Castricumse duingebied geworden. Ook hier was men overgegaan op omheining van de duinval-


Jaarboek 38, pagina 32

leien en had bewerking van de bovenlaag ter verbetering van de grond tot weiland en bouwland plaatsgehad. Nieuwe en bestaande wegen en wateringen werden aangesloten op die van het landgoed Bakkum.

De koning had welwillend gereageerd op het verzoek van Gevers om van de zuidelijke duinvaart en het Koningskanaal gebruik te mogen maken voor af- en aanvoer van producten en materialen van en naar zijn duingronden. In hetzelfde jaar (1834) kregen de commissarissen vergunning om het smalle zuidelijke gedeelte van de duinvaart op volle breedte te brengen. Behalve voor het bedrijfsvervoer was dit ook van belang voor een betere ontwatering van het Geversduin.

Het Geversduin met zicht op Kijk Uit.
Het Geversduin met zicht op Kijk Uit. Helmweg, duinen Castricum. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

Over de jacht zijn er opvallend weinig berichten. Dit is opmerkelijk, omdat de heren commissarissen en vooral Rendorp enthousiaste jagers waren. In december 1831 meldt Kros het schieten van een goed dozijn hazen; ze zijn: “dik en vet door ons ongelukkig koolzaad en te lekker om in het duin kwaad te blijven doen!”

Over het jaar 1841 rapporteren de commissarissen dat de duinen een rijke jachtwarande is, maar vermelden zij niets over wildschade. Het lijkt erop dat men van konijnen veel minder last ondervond dan van hazen. In een verslag over 1838 staat dat er nagenoeg geen konijnen waren. Mogelijk is dit het gevolg van de toestemming die de dorpsbewoners hadden om op konijnen te mogen jagen.

Jachtopziener Pier Woudsma brengt de geschoten konijnen naar de poelier Cor van Duin.
Jachtopziener Pier Woudsma brengt de geschoten konijnen naar de poelier Cor van Duin (met hoed). Zoon Dirk Woudsma kijkt toe. Bakkummerstraat 31 in Bakkum, zonder jaartal. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Het aantal hazen en patrijzen zou in die tijd wel zijn toegenomen. Het belang van de veeteelt en daarmee van grasland verklaart waarschijnlijk de grotere aantallen hazen. Hazen hebben een voorkeur voor grasland. Een bericht uit 1843 betreft een jachtpartij van Rendorp, waarbij op patrijzen en hazen wordt gejaagd.

Volgens een in 1842 voor het laatst verschenen jaarverslag werden op de akkergronden rogge, haver, gerst, aardappelen en koolzaad verbouwd en in mindere mate wortelen en paardenbonen. In de loop van de jaren waren de oogstopbrengsten nogal wisselvallig. Met het verpachten van gronden ging het steeds minder; in 1842 nog maar 22 hectare.

De veeteelt geschiedde bijna uitsluitend in eigen beheer. De noodzaak om hooi bij te kopen was voor de bedrijfsvoering een belangrijk nadeel. Het lijkt erop dat de commissarissen in de loop van de jaren hebben aanvaard dat, als de voersituatie dat vereist, teruggevallen moet worden op buiten de voor beweiding bedoelde velden. Eind 1842 bestond de veestapel uit 104 stuks rundvee, 299 schapen en 19 paarden.

Klein Johanna's Hof.
Klein Johanna’s Hof. De boerderij is in 1920 gesloopt. Schilder Jan Reinders. Foto Jacques Schermer. Toegevoegd.

Op Johanna’s Hof vonden de jaarlijkse veeverkopingen plaats. De zuivelproducten werden op de markt in Alkmaar verkocht. Eind 1842 was de ontginning bijna voltooid en daarmee was het aantal werkkrachten tot 16 afgenomen.

Landgoed Bakkum was minder bevolkt dan de bedoeling was. Sinds Jan Kros naar Leiden was vertrokken, heeft commissaris Rendorp de algemene leiding op zich genomen. Door de armoede in de zeedorpen werd schade ondervonden in de vorm van houtdiefstallen. Rendorp is daarom in 1836 overgegaan tot de aanstelling van twee veldwachters.

Koninklijk bezoek

De Alkmaarsche Courant meldde dat koning Willem I op 29 juli 1839 een bezoek aan Castricum heeft gebracht. Aan dit bezoek werd landelijke bekendheid gegeven, want het Dagblad van ‘s-Gravenhage en zelfs de Bredasche courant berichtten bijna in dezelfde bewoordingen daarover. Bovendien doet de verslaggeving denken aan wat we tegenwoordig een pr-activiteit noemen. Het doel van de koning was de bezichtiging van zijn duinontginning.

Al om negen uur ’s morgens werd hij bij Johanna’s Hof opgewacht door burgemeester Jan de Quack en dominee Canne. Na de begroeting ging de koning, begeleid door twee van zijn adjudanten en de commissarissen van de ontginning, boerderij Johanna’s Hof binnen. Daar hadden de vrouwen van Rendorp en Gevers voor Zijne Majesteit een dejeuné (ontbijt dat het middagmaal moet vervangen, net zoiets als brunch) in gereedheid gebracht. Hierna werd de koning in zijn rijtuig in de duinontginning rondgereden.

Het krantenbericht sluit af met: “Na hierop nog eenige oogenblikken in Johanna’s Hof te hebben vertoefd, nam Zijne Majesteit de terugreis aan naar ‘s-Gravenhage, vergezeld en gevolgd door het luide hoezee en het leve de Koning! van allen, die getuigen waren geweest, hoe Nederlands Koning de vader is van al zijne onderdanen!”

Of hij toen ook Zeeveld heeft bezocht, vermeldt de krant niet. Q. de Ruijter vertelt uit overlevering vernomen te hebben dat koning Willem I eens tijdens een bezoek aan het duinterrein op Zeeveld vertoefde. Daar zou hij zijn bewondering hebben uitgesproken over een fraaie oude staartklok die in de huiskamer hing. Nog steeds is de plek te zien waar de klok heeft gehangen. Bij het witkalken van de muur bleef de klok aan de muur hangen. In de loop van de jaren is daar omheen een dikke laag witkalk ontstaan waardoor de contouren van de klok op de muur zichtbaar zijn geworden.

Contour van de staartklok in boerderij Zeeveld.
Contour van de staartklok in boerderij Zeeveld. Foto Ernst Mooij. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Ernst Mooij

Bronnen:

  • Belonje, mr. J., Het Zeeveld te Noord-Bakkum, 7e Jaarboekje Oud-Castricum (1984);
  • De Canon van Nederland (Koning Willem 1);
  • Instituut voor Nederlandse Geschiedenis (Prins Frederik/Lucas Boreel);
  • Jelles, ir. J.G.G., Geschiedenis van beheer en gebruik van het Noordhollands Duinreservaat (1968);
  • Kistermann, drs. H., Aspekten van de gebruiksgeschiedenis van het duinterrein Bakkum. Een historische verkenning ten behoeve van het natuurbeheer (1989) Archief PWN, Velserbroek;
  • Koninklijke Bibliotheek, Bredasche courant 3 augustus 1839;
  • Koninklijke Bibliotheek, Dagblad van ’s-Gravenhage 2 augustus 1839;
  • Molhuysen, P.C., en Blok P.J., Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek, deel 3 (1914), (Daniël Theodore Gevers van Endegeest);
  • Ruijter, Q. de, Over duinboerderijen en haar bewoners, 4e Jaarboekje Oud-Castricum (1981);
  • Stichting Historisch Boerderij-Onderzoek, Het boerderijenboek (2003);
  • Zuurbier, S., Wie was … Jacob Rendorp, 10e Jaarboekje Oud-Castricum (1987);
  • Zuurbier, S., De geschiedenis van Johanna’s Hof, 27e Jaarboek Oud-Castricum (2004);
  • Zuurbier, S., Beschikbaar gestelde kadastrale gegevens en aantekeningen uit Noord-Holland Archief.

20 december 2022

Brabantse Landbouw, boerderij (Jaarboek 35 2012 pg 92-93)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 35, pagina 92

De Brabantse Landbouw was eens de grootste boerderij van Castricum

De boerderij De Brabantse Landbouw.
De boerderij De Brabantse Landbouw nog met de schuur erachter.

Jachtopziener Cees Schoen, geboren en getogen in het Geversduin, heeft in 1938 op uitnodiging van het PWN opgeschreven wat hem bekend was over de boerderij ‘De Brabantse Landbouw’.

Zijn verhaal begint als volgt:
“Wie tegenwoordig een wandeling maakt door het Castricumse duinterrein – voorheen Geversduin – en ongeveer halfweg tussen ‘Kijk Uit’ en het strand ‘de Brabantse Landbouw’ passeert, zal zich nauwelijks kunnen voorstellen dat dit nog het woonhuis is van een van de grootste boerderijen van Castricum, zo niet de grootste.”

De Brabantsche Landbouw Oude Schulpweg 8.
De Brabantse Landbouw. Oude Schulpweg 8 in Castricum.

Ooit omvatte het bedrijf zo’n 250 hectare duingebied tussen Kijk Uit en Johanna’s Hof. De Amsterdammer Andries A.Deutz van Assendelft, tevens eigenaar van kasteel Assumburg, was in de 18e eeuw eigenaar van het Castricumse duingebied. Deze familie heeft de boerderij omstreeks 1763 gesticht.

Het bedrijf gold als bewijs voor de stelling dat verdere ontginning van de duinen goed mogelijk zou zijn. Er was wel een goede afwatering nodig. Een staartmolen maalde het winterwater uit de vallei van de daar stromende Hoepbeek en voerde het af naar de Schulpvaart.

Bij de Brabantse Landbouw ...
Bij de Brabantse Landbouw …

Bij de boerderij hoorde een stal voor ruim 30 koeien, die zo was ingericht dat de koeien met de koppen naar elkaar stonden, zodat over een middelgang daar tussendoor gelopen kon worden. Het vee werd overdag geweid in de duingraslanden en ’s nachts werd het weer binnengehaald. De mest die ’s nachts werd geproduceerd, werd vermengd met stro, waardoor de hoeveelheid toenam. Aan deze Brabantse wijze van boeren dankt de boerderij zijn naam.

Korenschoven op het land van de Brabantse Landbouw.
Korenschoven op het land van de Brabantse Landbouw. Oude Schulpweg in Castricum, 1941. De regering had een roggeplan ontwikkeld om de voedselvoorziening te verbeteren. Daarvoor werd in opdracht van het PWN duinen tussen Heemskerk en Egmond-Binnen in cultuur gebracht. Dit werd ook gedaan in het belang van de werkverschaffing. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Op 13 hectare bouwland, waarvoor de mest hard nodig was, werden naast granen zoals tarwe, rogge, haver en gerst ook peulvruchten en aardappelen geteeld.

Naast een stal voor 8 paarden, waren er ook kalverenhokken, verder een gedeelte waar kaas gemaakt werd, een groot vierkant voor hooi- en zaadberging en een ‘dorsch’ van ongeveer 15 bij 8 meter waar het verbouwde graan bewerkt werd.

Schaapherderswoning.
Schaapherderswoning. Oude Schulpweg in Castricum. Na enkele honderden meters langs de Oude Schulpweg zag men ooit de schaapherderswoning van 1852. Het was een soort van schuurtje achter een jachtopzienerswoning. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Op enige afstand, zuidelijk van de boerderij, stond de schaapherderswoning, waarbij een schaapskooi van vijftig bij vijftien meter hoorde. Eenzelfde kooi was op enige afstand ten noorden van de boerderij gebouwd. Dagelijks trokken twee schaapherders met hun kudde van 300 schapen de zeeduinen in die achter de weilanden lagen.


Jaarboek 35, pagina 93

Jan Kops, hoogleraar en landbouwcommissaris, schreef in 1796 in ‘De Letterbode’ een artikel getiteld ‘Berigt wegens ene schone Bouw-Boerderij, in het midden der Catrikommer Duinen aangelegd’.

Citaat: “Behalve de Boer, genaamd Evert Asjes en zijne Vrouw, die nog jonge kinderen hebben vinden hier drie knegts, éne meid en twee jongens, hun werk; en vier melkbeesten leveren voor dit huisgezin genoegzaam zuivel op.”

Dat hij goed ‘boerde’ blijkt wel uit het feit dat hij in 1812 tot de hoogst aangeslagen en in de directe belastingen behoorde. Evert was de overgrootvader van Albert Asjes, die zijn vader en daarvoor zijn grootvader opvolgde op de boerderij Albert’s hoeve en die hij in 1939 naliet aan de hervormde kerk. De wijk Albert’s hoeve is grotendeels op die grond gebouwd.

De voorzijde van de boerderij.
De voorzijde van de boerderij.

Jan Kops was onder de indruk van De Brabantse Landbouw, eenzaam gelegen te midden van woeste duingronden, want hij eindigde zijn artikel als volgt:
“Ik durf mijne Medeburgers uitnodigen, om deze Boerderij te gaan bezichtigen. Noorddorp, de wisselplaats der Postwagens van Haarlem op Alkmaar, ligt één uur van deze plaats af.”

Noorddorp was een buurtschap aan de Rijksstraatweg in Heemskerk en de wisselplaats van de paarden lag ter hoogte van de nog bestaande boerderij Halfweg.

Ter wille van de landbouw moesten de konijnen worden uitgeroeid. Jan Kops gebruikte daarvoor het fraaie woord ‘depeupleren’, maar bedoelde ongetwijfeld hetzelfde. Iedereen die dat wilde, kreeg vanaf 1782 vergunning om konijnen te vangen.

Boerderij De Brabantse Landbouw.
Boerderij De Brabantse Landbouw. Pentekening Nico Lute. Scan van Kijk-Uit kalender 1994. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Toen in 1853 Hendrik Docter als pachtboer De Brabantse Landbouw betrok, was het bedrijf al enigszins geslonken. Omstreeks die tijd is de schaapskooi ten noorden van de boerderij afgebroken. Van het bouwplan werden sommige akkers niet meer gebruikt en zijn toen bebost. Na 42 jaren de boerderij bewoond te hebben, overleed Hendrik in 1895.

Het bedrijf was toen tot ongeveer de helft verminderd en met de schapenhouderij was het helemaal afgelopen.

Zoon Dirk Docter werd de nieuwe pachter. Hoewel er nog vee gehouden werd, moest het benodigde hooi worden aangevuld van land in de polder en van hooiveilingen. Na 1900 werd in de duinen geen hooi meer gewonnen. Op het nog overgebleven weiland konden een gedeelte van het jaar nog een tien of twaalf koeien gehouden worden; de andere graasden in de polder. Toen Dirk Docter in 1917 de boerderij verliet, had De Brabantse Landbouw als boerderij afgedaan.

Bank en Marij Beentjes.
Bank en Marij Beentjes. Bank Beentjes was de laatste pachter van de Brabantse Landbouw. De boerderij was eigendom van Jonkheer Gevers en werd verkocht aan de Provincie die er een dienstwoning van maakte, thans eigendom van het PWN. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Na een jaar te hebben leeg gestaan werd het huis nog betrokken door Bank Beentjes, die er een paar koeien hield en wat aardappelen verbouwde. Tenslotte werd het bedrijf in 1921 voorgoed opgeheven.

Gedenksteen ter herinnering aan het verblijf van prof. De Hartog.
Gedenksteen ter herinnering aan het verblijf van professor De Hartog.

In 1923 werd het woonhuis verbouwd voor Cees Schoen. In 1934 werden de stallen afgebroken. Het veranderde woonhuis is daarna ook nog enige tijd als zomerverblijf gebruikt door prof. dr. A.H. de Hartog, vader van de schrijver Jan de Hartog. Een gedenksteen in de voorgevel herinnert nog aan het verblijf van deze bekende theoloog.

Luchtfoto Brabantse Landbouw.
Luchtfoto Brabantse Landbouw. Duinen in Castricum, 26 februari 1945. In het midden de Oude Schulpweg met de boerderij de Brabantse Landbouw en het voormalig roggeveld. Foto Royal Air Force. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Behalve het woonhuis zijn verder nog als enige overblijfsels van het bedrijf, de vroegere omheiningen van de uitgestrekte weilanden te zien. Die bestaan uit opgeworpen wallen, hier en daar met doornstruiken beplant.

Schoolpad, duinen in het Geversduin.
Schoolpad in het Geversduin. Duinen in Castricum, 1920. Pad tussen de Brabantse Landbouw en Kijk Uit. Waarschijnlijk weg waarlangs in het duin wonende kinderen naar school gingen. Het loopt parallel aan de Oude Schulpweg. Het Schoolpad bestaat grotendeels niet meer. Alweer jaren geleden (bij schrijven is het 2014) heeft het PWN het pad parallel aan de Oude Schulpweg dichtgegooid met grote takken en boomstammetjes, zodat het niet gebruikt kon worden en overwoekerde. Dit omdat er te veel paden door het gebied lopen. Collectie Pennekamp. Toegevoegd.

Onder het motto ‘Zonder verleden geen heden’ heeft het PWN een wandeling van 8,5 kilometer uitgezet die langs de voormalige boerderij en landbouwgronden loopt (in 2018 bestaat deze PWN wandeling niet meer). De start is vanaf het parkeerterrein aan de Geversweg, maar vanaf de ‘wisselplaats der postwagens’ is De Brabantse Land-bouw ook nog steeds te bereiken.

Niek Kaan

Bronnen:

  • Schoen, C: De Brabantsche Landbouw, mei 1938;
  • Kops, J: Bericht ener Bouw-Boerderij, De Letterbode 1796.