8 april 2024

Duinresidentie Prinses zu Wied (Jaarboek 44 2021 pg 22-27)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 44, pagina 22

Duinresidentie Prinses zu Wied

Duinresidentie Prinses zu Wied.
Duinresidentie Prinses zu Wied.

In de duinen bij Bakkum is in 1996/1997 een bijzonder project gerealiseerd: duinresidentie ‘Prinses zu Wied’. Het betreft het voormalige paviljoen 3 voor vrouwen, het latere Kinnehin van het vroegere provinciaal ziekenhuis Duin en Bosch. Het gebouw ontleent zijn huidige naam aan Hare Koninklijke Hoogheid prinses zu Wied, geboren Prinses der Nederlanden.

Paviljoen 3 Vrouwen in oorspronkelijke staat.
Paviljoen 3 Vrouwen in oorspronkelijke staat.

Rijksmonument

‘Voormalig vrouwenpaviljoen wordt luxe Duin-Residentie.’ Zo luidde een krantenkop op 14 augustus 1996. Het gebouw werd voor 275.000 gulden van de hand gedaan. In september 1996 werd met de restauratie en verbouwing begonnen om daarna plaats te bieden aan twaalf luxueuze appartementen, voor verkoopprijzen tussen de 445.000 en 868.500 gulden. Het project werd uitgevoerd door Cobraspen Vastgoed BV uit Overveen, in samenwerking met architectenbureau Prins en Kentie uit Amsterdam. De verkoop was in handen van de Castricumse makelaar Kuijs. Ondanks enkele wijzigingen aan de buitenkant werd het gebouw in 2004 ingeschreven in het Rijksmonumentenregister.

Chaletstijl

In 1903 verkocht prinses zu Wied 82 hectare van haar landgoed Bakkum aan de provincie Noord-Holland voor 54.700 gulden. De provincie liet het complex Duin en Bosch bouwen om er psychiatrische patiënten te kunnen huisvesten.

Paviljoen Kinnehin van het vroegere provinciaal ziekenhuis Duin en Bosch.
Paviljoen Kinnehin van het vroegere provinciaal ziekenhuis Duin en Bosch. In oorkonden van Karel Martel, de Grote, wordt Kennemerland Kinnehin genoemd. Kin soms kien staat waarschijnlijk voor pijnboom. Hin, hen of hem werd gebruikt als aanduiding voor een buurtschap of woonstreek. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Het voormalige paviljoen werd, evenals de andere oorspronkelijke gebouwen van Duin en Bosch, ontworpen door architect F.W.M. Poggenbeek, in 1860 geboren in Amsterdam en in 1922 op 61-jarige leeftijd overleden in Bussum. Het gebouw kent een rijke, tot in de kleinste details verzorgde architectuur in chaletstijl; met naast schoonmetselwerk en veel hardstenen ornamenten: lateien, vensterbanken en gele sierbanden.


Jaarboek 44, pagina 23

Grote, wit gestucte vlakken versterken de levendigheid van het gevelbeeld. In de topgevels zijn vakwerkconstructies verwerkt. De overstekende dakgoten worden gedragen door houten consoles. Het gebouw met twee tot drie bouwlagen en verschillende zadeldaken is traditioneel gedekt met rode kruispannen. Door al deze bouwkundige aspecten heeft het gebouw nog steeds een ambachtelijke en romantische uitstraling.

Oorspronkelijke functie en dreigende sloop

Het voormalig ziekenpaviljoen was bestemd voor 65 vrouwelijke, ernstig chronisch zieke, psychiatrische patiënten. Vermoedelijk werd het gebouw om die reden achteraan op het terrein van Duin en Bosch gebouwd. De bouw van de in 1909 in gebruik genomen paviljoens werd op 31 mei 1905 gegund. De oorspronkelijk L-vormige laagbouw linksvoor is vóór 1946 in dezelfde stijl vergroot tot zijn huidige T-vorm. Van de drie oorspronkelijke vrouwenpaviljoens is dit paviljoen als enige van de slopershamer gespaard gebleven.

Verpleegkundigen poseren in 1920 voor Paviljoen 3 Vrouwen.
Verpleegkundigen poseren in 1920 voor Paviljoen 3 Vrouwen.

Nadat de laatste patiëntengroep het paviljoen had verlaten, is het gebouw in gebruik geweest als opslagplaats van verschillende diensten. Ook is het tijdelijk gebruikt als onderkomen gedurende de verbouwing van het Opleidingscentrum en tenslotte in 1992 nog als oefenlocatie van de bedrijfsbrandweer. Enkele jaren daarvoor, in 1990, kwam vanuit de directie het voorstel om Kinnehin te laten slopen. Dat was het moment waarop een initiatiefgroep ontstond die het paviljoen wilde behouden.

Paviljoen III Vrouwen was bestemd voor 65 vrouwelijke ernstig chronisch zieke psychiatrische patiënten. Vermoedelijk werd het gebouw om die reden achteraan op het terrein van Duin en Bosch gebouwd.
Paviljoen 3 Vrouwen was bestemd voor 65 vrouwelijke ernstig chronisch zieke psychiatrische patiënten. Vermoedelijk werd het gebouw om die reden achteraan op het terrein van Duin en Bosch gebouwd. Luchtfoto uit 1923. Het Nieuwe Paviljoen, later Breehorn genoemd, bestond toen nog niet.

Henk Kleemans, Jan van de Molen, Joop Romeinse en Cor de Beurs wilden dat er een authentiek gebouw uit de beginjaren van de psychiatrie op Duin en Bosch zou blijven bestaan. Het deels authentiek inrichten van het oude paviljoen zou een goed historisch beeld kunnen geven van de vroegere leefomstandigheden van de patiënten en de werkomstandigheden van het personeel. Naast de isoleergalerij, de permanente baden en de grote slaapzalen zou er ook een museumgedeelte ingericht kunnen worden. Zij voelden zich in het streven naar behoud gesteund door het rapport ‘Monumenten Inventarisatie Project’ van de provincie Noord-Holland. De tijd om tot actie over te gaan was kort. Het onderhoud was de laatste jaren minimaal geweest en de verwarming was afgekoppeld.

Een kijkje in de vrouwenslaapzaal van een van de paviljoens van Duin en Bosch 3 in 1960.
Een kijkje in de vrouwenslaapzaal van een van de paviljoens van Duin en Bosch 3 in 1960. Met foto’s, kleedjes en bloemen werd geprobeerd het gezellig te maken. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Het eerste dat de initiatiefgroep deed, was kijken onder welke voorwaarden het paviljoen behouden zou kunnen blijven. Dat waren:

  • geen beslag leggen op de exploitatie/kapitaalsbegroting van het ziekenhuis;
  • geen huisvesting meer van patiënten;
  • voldoen aan het gemeentelijke bestemmingsplan;
  • niet strijdig zijn met de belangen van het ziekenhuis.

De consequenties van slopen waren uiteraard duidelijk; de gevolgen van behoud en exploitatie niet. Daarom ging de initiatiefgroep verder met het onderzoeken van de volgende aspecten:

  • de kosten om Kinnehin weer in goede staat te brengen en te onderhouden;
  • het verkrijgen van de nodige inkomsten, eenmalige en structurele;
  • het vinden van bestemmingen voor de vele ruimtes in het paviljoen;
  • het vinden van een optimale beheersvorm voor Kinnehin.

Een oproep aan het ziekenhuispersoneel leverde de nodige ideeën en medewerking op. Ondanks herhaalde pogingen waren de financiën (en dat was toch het belangrijkste onderwerp) niet bijeen te krijgen. Het ging dan ook om forse bedragen: eenmalig een kwart miljoen gulden en vervolgens elk jaar zo’n 30.000 gulden. Diverse bedrijven en instanties deden toezeggingen. Technische diensten en de directie gaven ook hun medewerking.


Jaarboek 44, pagina 24

Maar dit alles kon de vele nullen in de bedragen niet genoeg verminderen. De initiatiefgroep was zich ervan bewust dat idealisme alleen kans van slagen zou hebben als het project betaalbaar was. En dat was het helaas niet. Begin 1992 moesten de initiatiefnemers met grote tegenzin aan de directie meedelen dat met hun ideeën niet het beoogde resultaat kon worden bereikt. Of toch wel?

Overzichtsfoto Duin en Bosch, 1992.
Overzichtsfoto Duin en Bosch, 1992. Rechtsvoor De Kaap, linksvoor Koningsduin, uiterst links Kinnehin, groot gebouw met rode pannendak is Breehorn. Boven Kinnehin: De Wisk, rechts van De Wisk: paviljoen Prof. Dr. van de Scheer, linksboven Westlinge, rechts van Westlinge: paviljoen De Loet en de platte daken van Hoge Steeg. Centrumdeel: links economiegebouw ook wel de centrale genoemd, rechts daarvan het complex met het administratiegebouw, daaronder de platte daken van Hoograde met links daarvan De Clinghe. Onder De Clinghe: het anatomiegebouw. Uiterst rechts boven koekoeksduin en de broederwoningen. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

In het kader van de privatisering van het ziekenhuis werd Kinnehin namelijk uitgesloten van de overdracht naar de nieuwe Stichting Psychiatrisch Ziekenhuis Duin en Bosch. De provincie gaf een projectontwikkelaar de opdracht om vóór 1 januari 1994 te bepalen of Kinnehin behouden kon blijven. Zo niet, dan zou Kinnehin alsnog aan het ziekenhuis worden overgedragen en zou men tot sloop overgaan.

Gelukkig was er het Cobraspen Vastgoed dat in 1995 het gebouw kocht en het een nieuw leven wilde geven. In 1996 verkeerde het gebouw echter in ontluisterde staat, want vandalen hadden behoorlijk huisgehouden. Ramen waren kapot gegooid, deuren vernield, ventilatieschachten op de daken omgetrokken en houten vloeren eruit gesloopt en meegenomen.

Omdat op het pand een ziekenhuisbestemming rustte, moest voor de herbestemming naar wonen aanpassing van het bestemmingsplan plaatsvinden. De bestemmingsplanwijziging kwam er, omdat men ook van gemeentezijde vond dat vanuit het historisch belang het gebouw niet zou moeten worden gesloopt.

Er waren echter ook nog provinciale verordeningen waaraan de herbestemming getoetst moest worden. Het gebouw lag en ligt binnen het gebied waarop de Provinciale verordening grondwaterbeschermingsgebieden van kracht is en in die tijd ook nog de Verordening stiltegebieden. Van verschillende provinciale diensten moest een verklaring van geen bezwaar verkregen worden.

Verbouwing van paviljoen Kinnehin tot appartementen: appartementen gebouw Prinses Von Wied.
Verbouwing van paviljoen Kinnehin tot appartementen: appartementen gebouw Prinses Von Wied. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

Nadat alle hindernissen waren genomen, kon met de romprestauratie en de interne verbouwing worden begonnen.

Behoud van karakter

Cobraspen Vastgoed, ervaren in het (her)ontwikkelen van oude, vaak architectonisch waardevolle gebouwen, heeft in 1996-1997 Kinnehin laten verbouwen tot een appartementencomplex, met respect voor het verleden en behoud van het karakter.

Rijksmonument Vrouwenpaviljoen 3 wordt verbouwd voor reguliere bewoning.
Rijksmonument Vrouwenpaviljoen 3 wordt verbouwd voor reguliere bewoning. Collectie Makelaarbriefje. Toegevoegd.

Het exterieur werd gerestaureerd en het interieur geheel vernieuwd. Uitwendig onderging het gebouw enkele wijzigingen. Zo zijn ten behoeve van de nieuwe functie bescheiden balkons en serres aangebracht. Uit een krantenbericht blijkt dat voor de serres flink strijd geleverd moest worden met Monumentenzorg.

Al in 1976 was een groot gedeelte van de luifels boven de terrassen verwijderd.
Al in 1976 was een groot gedeelte van de luifels boven de terrassen verwijderd.

Architect Ray Kentie: “Men was bang dat het karakter van de buitenkant te veel zou worden aangetast. Met houten latten en plastic hebben we laten zien dat het echt wel kan.” Om het geheel een lichter aanzien te geven zijn de raamindelingen enigszins aangepast. De bestaande kruiskozijnen zijn gehandhaafd. De ramen zijn uitgevoerd in dubbel glas, maar zonder de oorspronkelijke kleine roede-verdeling.


Jaarboek 44, pagina 25

Vanwege de ‘onrustige’ patiënten waren de ruitjes kleiner en bezet met dik glas. ‘In eenige isoleerkamers bedraagt die dikte 18 à 20 millimeter’, zo staat te lezen in het verslag betreffende het gesticht Duin en Bosch over het jaar 1909. De tuinen waren door ongeveer 2,9 meter hoge hekken of schuttingen omgeven. Langs de op het zuidoosten gerichte voorgevel waren overdekte terrassen ‘zoodat de patiënten zoodra ‘t weer dit eenigszins toelaat, van de buitenlucht kunnen genieten.’ Van de luifel boven de terrassen resteert het linkergedeelte. Ook hebben de appartementen openslaande deuren naar terras of balkon.

Duinresidentie Prinses zu Wied.
Duinresidentie Prinses zu Wied.

De appartementen zijn gemiddeld 160 vierkante meter groot. Zeven bevinden zich op de begane grond en de overige vijf op de verdieping. De tot de verbeelding sprekende sfeer van vroeger is gekoppeld aan modern comfort. De ruim opgezette wooneenheden hebben onder andere een royale living, een binnenberging en een moderne keuken. Door de grote hoogte van de benedenverdieping konden bij enkele appartementen entresols worden ingebouwd. De garageboxen zijn in een duinwal weggewerkt, waardoor zij geen afbreuk doen aan het aanzien van het complex. Het Amsterdamse aannemingsbedrijf Schakel en Schrale, gespecialiseerd in restauratiewerk, heeft goed werk afgeleverd.

Prinses Wilhelmina Frederika Anna Elisabeth Marie der Nederlanden, kleindochter van koning Willem I, die later onder de naam prinses Von Wied het landgoed Bakkum erfde.
Prinses Wilhelmina Frederika Anna Elisabeth Marie der Nederlanden, kleindochter van koning Willem I, die later onder de naam prinses zu Wied het landgoed Bakkum erfde.

Wilhelmina Frederika Anna Elisabeth Maria (Marie), Prinses der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau (1841-1910) werd geboren op Huize de Paauw te Wassenaar. Zij was een dochter van Louise van Pruisen en prins Frederik, de tweede zoon van koning Willem I.

Op 18 juli 1871 huwde zij te Wassenaar met Wilhelm Adolph Maximilian Carl zu Wied (1845-1907), vijfde vorst van Wied. Het paar kreeg zes kinderen. Marie en Wilhelm woonden afwisselend in Duitsland, op het familieslot Neuwied in het Rijnland en op het van haar vader geërfde Huize de Paauw in Wassenaar. Zij hadden in Scheveningen het Paviljoen Von Wied als hun pied-à-terre in Den Haag.

Als derde in de lijn van opvolging kon prinses Marie aanspraak maken op de Nederlandse troon. Dat was eind 19e eeuw geen formaliteit, want het Huis Oranje-Nassau dreigde uit te sterven. In de opvolgingskwestie kwam verandering door de geboorte van prinses Wilhelmina.


Jaarboek 44, pagina 26

Na het overlijden van haar vader, prins Frederik, in 1881 ging het totale Bakkumse bezit naar zijn dochter prinses Marie. In 1903 werden haar omvangrijke goederen in Nederland te koop aangeboden, zo ook landgoed Bakkum.

De provincie kocht in 1903 eerst ruim 80 hectare voor de bouw van een psychiatrische inrichting. In datzelfde jaar kocht de provincie ook het overige deel van het landgoed. Dat maakt nu deel uit van het Noordhollands Duinreservaat.

Kinnehin als straatnaam

‘Prinses zu Wied-duin’, ‘Prinsesseduin’, ’Prinses Marie-duin’, of toch maar ‘Kinnehin’. Dat waren de vier straatnamen waaruit de gemeentelijke commissie Bestuurszaken en Financiën mocht kiezen voor de toegangsweg naar het appartementencomplex. Deze weg, geprojecteerd vanaf de Zeeweg, moest uiteraard een naam krijgen met een historische lading. Wat dat betreft was het toepasselijk dat de naam zou verwijzen naar prinses Marie zu Wied. De vierde suggestie voor de straatnaam verwijst naar paviljoen Kinnehin, oorspronkelijk een onderdeel van het provinciaal ziekenhuis. Ondanks dat de directeur van Cobraspen, Luigi Prins, de voorkeur had voor de verwijzing naar Prinses zu Wied, werd het toch Kinnehin (een verbastering van Kinheim, Kennemerland).

Volgens de wet heeft een belanghebbende het recht om bezwaar te maken tegen een straatnaam. Dat bezwaar moet worden ingediend bij de partij die tot de naamgeving heeft besloten. Het college van burgemeester en wethouders vond dat Cobraspen geen direct belanghebbende was, maar als projectontwikkelaar slechts een afgeleid belang had. Het bezwaar werd dan ook niet door het college erkend.

Ongerustheid

De bewoners hadden in 1997 nauwelijks hun appartementen betrokken of er ontstond al grote ongerustheid door het gerucht dat maar liefst tweehonderd tbs-veroordeelden in Duin en Bosch opgenomen zouden worden. Tbs-patiënten zijn veroordeelde criminelen die meestal voor zeer zware vergrijpen onder psychiatrische behandeling worden geplaatst. De bewoners van duinresidentie Prinses zu Wied waren vooral bevreesd voor ontsnappingen.

Het verbouwde paviljoen Kinnehin, in 2001 appartementengebouw: Residence Prinses zu Wied.
Het verbouwde paviljoen Kinnehin, in 2001 appartementengebouw: Residence Prinses zu Wied. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

De voorzitter van de vereniging van eigenaren schreef een brief aan de directie en vroeg om duidelijkheid. “Zijn het slechts geruchten of gaat plaatsing van dergelijke patiënten daadwerkelijk geschieden?” Het antwoord van de directie vond voorzitter Elders te vaag. “Verklaard wordt dat er op korte termijn geen plannen bestaan, maar dat behandeling op lange termijn niet wordt uitgesloten.


Jaarboek 44, pagina 27

Vervolgens stelt de directie min of meer dat omwonenden er verder niets mee te maken hebben”, aldus Elders. Niet alleen Elders zei over informatie van ingewijden te beschikken, ook raadsleden meldden dat personeelsleden verklaarden dat het ziekenhuis tbs’ers ging behandelen.

Het college van burgemeester en wethouders zei de vereniging toe contact op te nemen met de directie van Duin en Bosch. Directeur ‘t Hooft ontkende dat er in de toekomst tbs-patiënten in het psychiatrisch ziekenhuis zouden worden opgenomen, maar dat dit op lange termijn niet kon worden uitgesloten. Volgens ‘t Hooft bedoelde hij daarmee niet dat opname werd overwogen. “Je kunt gewoon niets uitsluiten”, zegt hij resoluut. “Never say never.” Tbs-patiënten zijn er niet gekomen, maar er zijn wel veel woonhuizen op het ziekenhuisterrein gebouwd, waarin nu brave burgers wonen.

Omdat het gehele terrein niet voor de zorg nodig is, heeft de gemeenteraad op 4 oktober 2012 een nieuw bestemmingsplan aangenomen. Het oostelijk terreingedeelte heeft een woonbestemming gekregen, het monumentale centrumdeel is bestemd voor gemengde functies als werken, wonen en zorg en het westelijk terreingedeelte heeft de zorgbestemming behouden.

Oase van rust

Wonen in Duinresidentie ‘Prinses zu Wied’ betekent wonen in een oase van rust en op aangename afstand van het strand. Het wooncomplex wordt aan het zicht onttrokken door geboomte en het drie hectare grote park rondom het gebouw is volledig omheind. Vanaf de Zeeweg leidt een pad, tussen het atletiekveld en de ijsbaan naar dit woonoord. Bij de ingang kunnen de bewoners met een keycard een rolhek openen.

Artist’s impression van de ligging van duinresidentie Prinses zu Wied.
Artist’s impression van de ligging van duinresidentie Prinses zu Wied.

Polly Neeter is een van de bewoners. Zij komt uit de designwereld. Na twintig jaar bij een groot reclamebureau gewerkt te hebben is ze een eigen designbureau begonnen. “Ik had acht personeelsleden in dienst en werkte onder andere voor de Bijenkorf. Ik heb het bedrijf met een kleinere bezetting tot mijn 69e jaar voortgezet en daarna mijn designactiviteiten geleidelijk afgebouwd.”

Polly is niet de eerste bewoner van haar appartement. Zij is hier in 2003 vanuit Amsterdam komen wonen. “Het was een kwestie van met de auto en de fiets alle omliggende plaatsen vanuit Amsterdam-Zuid te verkennen, goed rondkijken, mensen vragen naar hun ervaringen en voelen wat goed voelt. Uiteindelijk is het Castricum geworden. Het was de stilte, de zee en het strand om hier te willen wonen. Niet om op het strand te gaan liggen, maar om langs de vloedlijn te kunnen lopen. Ik was al vanaf mijn tweede jaar een ‘waterratje’. Ik heb twintig jaar op vele plekken in de wereld aan diepzeeduiken gedaan. Het besluit om in duinresidentie Prinses zu Wied te gaan wonen is het beste wat ik mezelf heb kunnen gunnen.”

Ernst Mooij

Bronnen:

Diverse krantenartikelen:

  • Reflex, personeelsblad van Duin en Bosch, 1993, nummer 6;
  • Reflex, personeelsblad van Duin en Bosch, 1995, nummer 4;
  • Reflex, personeelsblad van Duin en Bosch, 1996, nummer 3.

Met dank aan: Polly Neeter.

20 maart 2023

Jacobi, Dr. J.W.: gezin en grafmonument (Jaarboek 37 2014 pg 14-20)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 37, pagina 14

Het gezin Jacobi en Duin en Bosch

Jan Willem Jacobi geportretteerd in begin 1868.
Jan Willem Jacobi geportretteerd in begin 1868.

In 2009 bestond Duin en Bosch, sinds 2004 GGZ Dijk en Duin geheten, 100 jaar. Ter voorbereiding van verschillende evenementen werden werkgroepen samengesteld, waaronder de ‘werkgroep historie’. Deze werkgroep bestond uit enkele personeelsleden en enkele oud-personeelsleden.

Een van de intenties van die werkgroep was om in het jubileumjaar te komen tot restauratie van het graf van dr. Jacobi, de eerste geneesheer-directeur van de psychiatrische inrichting Duin en Bosch en van het graf van zijn jong overleden zoon. Beiden liggen begraven op de in 1963 gesloten begraafplaats van Duin en Bosch.

Tot nu toe kenden we dr. Jacobi slechts van één portretfoto, maar met medewerking van zijn nazaten kan nu een inkijkje in zijn gezinsleven worden gegeven.

Jan Willem Jacobi

Nadat hun eerste kind in het eerste levensjaar is overleden, wordt Jan Willem Jacobi als tweede kind van Hendrik Jacobi en Christina Louise Wilhelmina Bertelman op 31 mei 1865 te Haarlem geboren. Na Jan Willem krijgt het echtpaar Jacobi-Bertelman nog drie dochters. Vader Hendrik Jacobi is griffier bij de Staten van Noord-Holland.

Jan Willem Jacobi geportretteerd in 1869.
Jan Willem Jacobi geportretteerd in 1869.

Jan Willem ontwikkelt zich tot een nauwgezet student. Op 20 mei 1892 doet hij artsexamen met praktijk in genees-, heel- en verloskunde. Hij wordt psychiater en werkt vanaf 11 juli 1892 als assistent-geneesheer bij de zenuwpaviljoens van het Buitengasthuis te Amsterdam (het latere Wilhelmina Gasthuis). Op 29 juli 1893 wordt hij aldaar plaatsvervangend geneesheer-directeur en in 1904 eerste geneesheer-directeur van het noodgesticht Zwanenburgwal.

Samen met prof. dr. Cornelis Winkler is hij een van de grondleggers van het krankzinnigengesticht Duin en Bosch. Met architect F.W.M. Poggenbeek heeft hij gestalte gegeven aan het paviljoensysteem. In dit systeem worden afzonderlijke gebouwen toegepast voor verschillende categorieën patiënten. Jacobi is van 1909 tot zijn overlijden in 1916 de eerste geneesheer-directeur. Eigenlijk was hij dat al tijdens de bouwperiode. Met zijn glasplatencamera heeft hij de voortgang van de bouw fotografisch vastgelegd.

Bouw van paviljoen vrouwen 1, het latere Hoograde, op Duin en Bosch.
Bouw van paviljoen vrouwen 1, het latere Hoograde, op Duin en Bosch. Duinenboschweg 3 in Bakkum, 1908. Fotobron Beeldbank Noord-Hollands archief NL-HlmNHA_1465_00436. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Gerrit Schumm heeft voor het 22e Jaarboekje (1999) van de Werkgroep Oud-Castricum onder de titel ‘Wie was Dr. J.W. Jacobi’ een artikel over hem geschreven.

Echtgenote Marie Albertine van Leersum

Abraham Albertus Marius van Leersum treedt in 1851 als vrijwilliger in militaire dienst en vertrekt naar Nederlands-Indië. Daar leert hij de 16 jaar jongere Maria Cornelia Koch kennen. Hij trouwt met haar op 6 mei 1865. Hun eerste kind, Marie Albertine (Tine), wordt op 16 maart 1867 in Makassar (Zuid-Celebes) geboren. Na haar worden er nog zes kinderen geboren. In 1873 wordt haar vader op zijn verzoek eervol ontslagen met de titulaire rang van luitenant-kolonel.

Omstreeks die tijd komt Tine met twee zussen naar Nederland. Het is niet bekend door wie de kinderen in Neder-


Jaarboek 37, pagina 15

land zijn opgevangen. Tine woont in verschillende plaatsen. In Haarlem doorloopt zij vanaf de tweede klas de meisjes-HBS en begint daarna aan een opleiding voor onderwijzeres. Zij maakt die opleiding niet af, waarschijnlijk omdat haar ouders vanuit Nederlands-Indië naar Nederland zijn teruggekeerd en Tine bij hen thuis nodig is. Het is niet bekend of Tine en Jan Willem elkaar in Haarlem hebben leren kennen. Rond 1894 woont Tine in Breda, waar haar vader in 1897 overlijdt.

1898: Jan Willem Jacobi trouwde met Marie Albertine van Leersum.
1898: Jan Willem Jacobi trouwde met Marie Albertine van Leersum.

Het gezin Jacobi

Jan Willem Jacobi trouwt op 28 juni 1898 te Breda met Marie Albertine (Tine) van Leersum.

Het gezin Jacobi omstreeks 1910.
Het gezin Jacobi omstreeks 1910. Van links naar rechts Wim, Miep, moeder Tine, Ernst, Hein, vader Jan Willem en Ab.

Zij krijgen vijf kinderen die allemaal in Amsterdam worden geboren:

  • Hendrik Willem (Hein) 1899-1979
  • Maria Louise (Miep) 1901-1941
  • de tweeling Albertus Marcus (Ab) 1903-1970
  • en Willem Lodewijk (Wim) 1903-1915
  • Ernst Frederik (Ernst) 1908-1994

Eind april 1909 verhuist het gezin vanuit Amsterdam naar de directeurswoning op de hoek Zeeweg-Van Oldenbarneveldweg, wat nu het PWN-kantoor Fochteloo is.

Jacobi bewoonde met zijn gezin de directeurswoning op de hoek van de Zeeweg en de Van Oldenbarneveldweg. Op het balkon staat moeder Jacobi met twee van haar kinderen. Vader Jacobi zit voor de serre en wordt omringd door de andere drie kinderen. De foto dateert van 1911-1912.
Jacobi bewoonde met zijn gezin de directeurswoning op de hoek van de Zeeweg en de Van Oldenbarneveldweg. Op het balkon staat moeder Jacobi met twee van haar kinderen. Vader Jacobi zit voor de serre en wordt omringd door de andere drie kinderen. De foto dateert van 1911-1912.

De oudste zoon Hein is dan tien jaar en de jongste zoon Ernst een half jaar oud. De kinderen vinden er een heerlijk ruim huis en een mooie duinomgeving als speelterrein. Doordat ook de andere doktershuizen aan de rand van het ziekenhuisterrein worden bewoond, zijn er genoeg speelkameraden. Bovendien komen in de zomer tantes met neven en nichten logeren.

Toneelspel omstreeks 1914.
Toneelspel omstreeks 1914. Van links naar rechts Ab Jacobi, Jan Knap een neef, Hein Jacobi, Wim Jacobi, tante Dora (een zus van Jan Willem Jacobi), Miep Jacobi en op de grond Gerrit Knap (ook een neef).

Samen met personeelsleden van Duin en Bosch doen gezinsleden en familieleden van Jacobi mee met toneelvoorstellingen voor de patiënten. Onder leiding van Hermina Louise (tante Lou), de zus van Jan Willem, worden toneelstukken ingestudeerd en ook de aankleding wordt goed verzorgd.

Behalve veel familiefoto’s is er ook correspondentie bewaard gebleven. In een brief aan zijn naar Nederlands-Indië geëmigreerde tante Wies (zus van zijn moeder) schrijft Wim:
“… De konijnen, die wij gekocht hebben, groeien heel best en zijn al heel trouw. Als je aan het deurtje komt, al is het eventjes, gaan zij ervoor, want dan denken zij dat je ze paardenbloemenbladeren wil geven. Nu dag tante, vele hartelijke groeten van Wim.”

Drie kinderen Jacobi genieten met enkele vriendjes van hun konijntjes op een zonnige dag in 1915.
Drie kinderen Jacobi genieten met enkele vriendjes van hun konijntjes op een zonnige dag in 1915. Van links naar rechts Ab, onbekend, Wim, onbekend, onbekend en Ernst.

Ab schrijft in zijn brief aan haar:
“…Wim heeft u verteld van de konijnen, maar nu zeg ik nog dat wij op zondag 20 Juni door Dr. Melchior gefotografeerd zijn met de konijnen …”
Beide brieven zijn gedateerd op 30 juni 1915.

Het noodlot

In december van dat jaar slaat het noodlot toe. Zoon Wim komt op 23 december 1915 op 12-jarige leeftijd te overlijden, waarschijnlijk door hersenvliesontsteking na een griep. Hij krijgt een laatste rustplaats op de begraafplaats van Duin en Bosch. Wim en Ab, geboren op 5 april 1903, waren een tweeling.

Tekst op de grafplaat van Willem Lodewijk Jacobi.<
Tekst op de grafplaat van Willem Lodewijk Jacobi, de jong overleden zoon van dr. Jacobi.

In het overlijdensjaar van Wim openbaart zich bij dr. Jacobi een darmaandoening. Na een periode van bedrust vindt er een licht herstel plaats en verricht hij in de zomer van 1916 weer enkele werkzaamheden. Hij gaat naar Velp om volledig te genezen, maar daar gaat het toch weer slechter. Hij keert naar huis terug en probeert vanuit zijn ziekenkamer wat te werken.

Wegens verslechtering van zijn toestand wordt hij in oktober van dat jaar ter observatie en eventueel voor een operatie opgenomen in de Boerhaave Kliniek te Amsterdam. Van dit verblijf zijn drie brieven aan zijn vrouw bewaard gebleven. De laatste brief dateert van 21 november 1916 en daarin uit hij zich weinig optimistisch.

In de nacht van 4 op 5 december, bijna een jaar na het overlijden van zijn zoon, overlijdt Jacobi op 51-jarige leeftijd. Enige dagen na de darmoperatie is een embolie hem noodlottig geworden.

Zijn collega prof. Van Walsem, geneesheer-directeur van de psychiatrische inrichting Meerenberg te Santpoort, noemt hem in een artikel in de Oprechte Haarlemsche Courant ‘een rechtschapen man’.

De begraafplaats op het terrein van het vroegere Provinciaal Ziekenhuis Duin en Bosch.
De begraafplaats op het terrein van het vroegere Provinciaal Ziekenhuis. Duin en Bosch in Bakkum, 2010. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Op 9 december wordt Jacobi onder grote belangstelling begraven. Daarover wordt in het Algemeen Handelsblad van 10 december 1916 uitgebreid verslag gedaan. Een citaat: “Onder zeer groote belangstelling is Zaterdagmiddag op de begraafplaats van het gesticht ‘Duin en Bosch’ te Castricum het stoffelijk overschot van nu wijlen dr. J. W. Jacobi aan den schoot van den duingrond toevertrouwd.(…).”

Het voltallig bestuur van de psychiatrische inrichting Duin en Bosch is bij de begrafenis aanwezig, maar ook personeel voor zover niet door de dienst verhinderd, vele patiënten en een groot aantal belangstellenden van elders.

De heer Th.M. Ketelaar, voorzitter van de commissie van bestuur, herinnert eraan hoe dr. Jacobi de voorbereidingen en de bouw van Duin en Bosch had meegemaakt en daarbij vele moeilijkheden moest overwinnen. De inspecteur van het staatstoezicht op de krankzinnigen, dr. Schuurman Stekhoven, spreekt onder andere de volgende lovende woorden over Jacobi:


Jaarboek 37, pagina 16

“Hij leefde geheel met de patiënten mede en alle denkbeelden voor verbetering van het krankzinnigenwezen vonden bij hem steun (…).”

Dominee Roos, de predikant van de inrichting, zegt dat Jacobi Duin en Bosch lief had en er zeer gemist zal worden. Ook andere vertegenwoordigers uit de geledingen van de geestelijke gezondheidszorg uiten hun waardering voor deze persoon. In ‘Mijn persoonlijke herinneringen aan een lang leven’ schrijft zijn zoon Ernst in 1991:
Ik was acht toen hij stierf en herinner me weinig meer van hem. Ik dacht dat hij een rustige, evenwichtige, vriendelijke man was …”

Waardering

Dat de waardering voor dr. Jacobi groot was, blijkt uit het feit dat de Peperstraat werd omgedoopt tot Dr. Jacobilaan en ook uit de obelisk die de commissie van bestuur als eerbetoon op zijn graf heeft laten plaatsen.

Begraafplaats Duin en Bosch met de obelisk op het graf van dr. Jacobi.
Begraafplaats Duin en Bosch met de obelisk op het graf van dr. Jacobi. Duin en Bosch in Bakkum, 1985. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Daarop staat de volgende tekst:
“De commissie van bestuur over het Provinciaal Gesticht ‘Duin en Bosch’ aan dr. J.W. Jacobi, eerste geneesheer-directeur 1909-1916.”
Zijn graf is aan de obelisk gemakkelijk te herkennen. Aan de rugzijde daarvan ligt het onopvallende graf van zijn een jaar eerder overleden zoon.

Het gezin Jacobi in gelukkiger dagen (1911-1912).
Het gezin Jacobi in gelukkiger dagen (1911-1912). Miep voor de bank, vervolgens van links naar rechts Ab, moeder Tine, Ernst, vader Jan Willem en Hein. Wim staat achter de bank.
Dr. Jan Willem Jacobi (1865-1916). Deze foto is een uitsnede van de voorgaande foto en waarschijnlijk bedoeld als herinneringsfoto.
Dr. Jan Willem Jacobi (1865-1916). Deze foto is een uitsnede van de voorgaande foto en waarschijnlijk bedoeld als herinneringsfoto.

Na het overlijden van Jacobi moet het gezin de ambtswoning verlaten. Met het oog op de toekomstige studies van haar vier kinderen vestigt de weduwe Jacobi zich met haar kinderen in de Witte Rozenstraat te Leiden. Ondanks een klein pensioen heeft zij hen alles kunnen bieden wat haar noodzakelijk leek.

Alle kinderen hebben een universitaire studie voltooid: de ingenieurs Hein en Ab in Delft; dochter Miep (kinderarts) en zoon Ernst (bioloog) in Leiden. Omdat het in de jaren (negentien) dertig heel moeilijk is om aan een baan te komen, vertrekken velen naar Nederlands-Indië om daar carrière te maken. Nadat Ab, als afgestudeerde, op de tram heeft gewerkt, vertrekt ook hij naar Indië, vanwaar hij later verder reist naar


Jaarboek 37, pagina 17

Zuid-Afrika. Daar is hij zijn hele verdere leven blijven wonen. De andere kinderen zijn in Nederland gebleven.

December is een rampmaand voor het gezin Jacobi, want in 1941 slaat het noodlot opnieuw toe. Dochter Miep, die zich in Arnhem als kinderarts heeft gevestigd en een auto bezit, krijgt een ongeluk. Op 20 december van dat jaar overlijdt zij aan de gevolgen daarvan.

Het overlijden van Miep moet voor moeder Tine een enorm verlies zijn geweest, want Tine bracht regelmatig vakanties door in Schaarsbergen, dichtbij de woonplaats van haar dochter.
Tine is nooit hertrouwd en is overleden op 21 april 1947, een maand na haar tachtigste verjaardag en na nog geen drie maanden in een verzorgingshuis te Leiden te hebben doorgebracht. Zij is niet bij haar man ter aarde besteld; de crematie heeft in Driehuis-Westerveld plaatsgevonden.

Miep Jacobi opent de tentoonstelling over het leven van haar grootvader Dr. Jacobi.
Miep Jacobi opent de tentoonstelling over het leven van haar grootvader Dr. Jacobi. Gebouw de Duynkant, Geversweg 1B in Castricum, 2016. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Miep en Ernst, twee kleinkinderen van dr. Jacobi, waren aanwezig bij de opening van de festiviteiten in het kader van het 100-jarig bestaan van Duin en Bosch.

In een woord van dank voor de uitnodiging schreef Miep:
“Naast het wonderlijke gevoel dit te danken te hebben aan het optreden van een grootvader die wij nooit gekend hebben (in mijn geval was hij ten tijde van mijn geboorte al 24 jaar dood), was het bijzonder interessant te vernemen hoe het met zijn geesteskind gegaan is en hoe de nabije toekomst er uit zal zien.”

Het grafmonument

Het vervallen en geschonden graf van dr. Jacobi.
Het vervallen en geschonden graf van dr. Jacobi.

Het grafmonument van dr. Jacobi heeft voor Castricum en Bakkum een hoge cultuurhistorische waarde, omdat het onlosmakelijk is verbonden met de ontstaansgeschiedenis van Duin en Bosch. Met de komst van de psychiatrische inrichting veranderde er veel in Castricum; er kwam nieuwe werkgelegenheid, de woningbouw kreeg een impuls en ook het verenigingsleven bloeide op. In 1918 werd de naam veranderd in Provinciaal Ziekenhuis Duin en Bosch.

Het Administratiegebouw van het voormalig Provinciaal Ziekenhuis Duin en Bosch.
Het Administratiegebouw van het voormalig Provinciaal Ziekenhuis Duin en Bosch. Oude Parklaan (Duin en Bosch) 111-121 in Bakkum, 1909. Het gebouw is ontworpen door de architect Poggenbeek en is gebouwd in de rationalistische, chaletachtige bouwstijl. De naamgeving is gedaan door de toenmalige Provinciale Staten van Noord-Holland. Behalve dat het administratiegebouw was, heeft de achterzijde dienst gedaan als huisvesting voor vrouwelijk personeel. Het is nu nog steeds in gebruik als administratiegebouw en huisvest de Raad van Bestuur, financiële administratie, HRM (Human Resource Management), vroeger werd deze afdeling personeelszaken genoemd. Door fusies en overnames is de naam Duin en Bosch vervangen door : “GGZ Dijk en Duin BV” en maakt het geheel deel uit van Parnassia Bavo uit Den Haag. Toch is de naam Duin en Bosch voor eeuwig vastgelegd want boven de entree is in Belgisch marmer (blauwe zeeklei) de naam Duin en Bosch gebeiteld. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Enkele personeelsleden en oud-personeelsleden, samengebracht in de ‘werkgroep historie’, vonden dat de vervallen toestand van het grafmonument van dr. Jacobi niet verenigbaar was met de viering van het 100-jarig bestaan. Omdat het graf van dr. Jacobi en dat van zijn zoon tegen elkaar liggen, werd voor beide graven een restauratieplan opgesteld.

De begraafplaats van Duin en Bosch.
De begraafplaats van Duin en Bosch. In 1909 ontworpen in een Decoratieve tuinstijl, met enkele kenmerkende grafmonumenten, waaronder dat van de eerste geneesheer-directeur dr. Jacobi. In de zuidwestelijke hoek van het terrein Duin en Bosch in Bakkum, 2005. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Nadat het duidelijk was wat er moest gebeuren, werden offertes aangevraagd en werd aan Dijk en Duin gevraagd om de restauratiekosten te willen financieren. Die toezegging kwam er.

Omdat de begraafplaats een rijksmonument is, werd de toenmalige Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM) van het restauratieplan op de hoogte gesteld. De rijksdienst wenste enkele aanpassingen. De in de obelisk aangebrachte tekst mocht niet met witte verf maar moest met goudfolie worden ingevuld en tussen de grafpaaltjes moesten geen kettingen maar stangen komen. Deze aanpassingen maakten het aanvragen van een tweede offerte noodzakelijk. Tot een aanbesteding is het toen niet gekomen, omdat GGZ Dijk en Duin door geldgebrek zich genoodzaakt zag om het budget voor het restauratieproject in te trekken.


Jaarboek 37, pagina 18

Adoptie door de Werkgroep Oud-Castricum

Twee oud-werknemers uit de werkgroep historie geven het project niet op. Duin en Bosch, gesticht door de provincie Noord-Holland, was lange tijd een provinciaal ziekenhuis. Van de provincie zou verwacht mogen worden dat zij in het kader van het 100-jarig bestaan van landgoed Duin en Bosch bereid zou zijn een deel van de restauratiekosten op zich te nemen, zo redeneerden zij. De provincie reageert echter afwijzend op het subsidieverzoek met als argument dat het graf geen provinciaal- maar een rijksmonument is.

De gebroken zerk op het graf van de jong overleden Willem Lodewijk Jacobi.
De gebroken zerk op het graf van de jong overleden Willem Lodewijk Jacobi.

Het restauratieplan komt stil te liggen, totdat in juni 2009 de Werkgroep Oud-Castricum het aanbod doet om het grafmonument van dr. Jacobi en de grafzerk van zijn zoon te adopteren met het doel om toch tot restauratie te komen. Dat aanbod wordt door GGZ Dijk en Duin aanvaard.

Op 18 mei 2011 gaat de Monumentenadviescommissie van de Stichting Welstandszorg akkoord met het restauratieplan en verleent de gemeente Castricum een omgevingsvergunning (restauratievergunning).

Voor de restauratieopdracht valt de keuze op de firma Haker Natuursteen te Alkmaar, maar het geld ontbreekt nog om het werk te kunnen laten uitvoeren. Op grond van de offerte moet er 8.600 euro bijeen worden gebracht. Er worden verschillende instanties aangeschreven en dat is niet zonder resultaat gebleven. Toezeggingen en giften worden ontvangen van het Prins Bernhard Cultuurfonds, van het UNC-fonds van


Jaarboek 37, pagina 19

de Associatie Uitvaartverzorging, van het Albert Asjesfonds van de Castricumse protestantse kerk, van het Coöperatiefonds van de Rabobank, van de Parnassia Groep en ook de Werkgroep Oud-Castricum stelt een bedrag beschikbaar.

In een tweede subsidieverzoek aan de provincie wordt een bijdrage van 2.500 euro gevraagd, maar ook die wordt niet gehonoreerd; nu met het argument dat de provincie geen subsidies lager dan 5.000 euro verstrekt. Een actie onder de donateurs van Oud-Castricum en ook gericht op de inwoners van Castricum en Bakkum, levert een mooi bedrag op. Ondanks alle toezeggingen en giften blijft er een tekort.

Het gerestaureerde graf van Dokter Jacobi.
Het gerestaureerde graf van Dokter Jacobi. Goudsbergen 14, Duin en Bosch in Bakkum, 2014. Foto Peter Levi. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

De firma Haker wordt bereid gevonden om het nog ontbrekende bedrag op de offerte in mindering te brengen. Met deze tegemoetkoming is de financiering rond en kan de restauratieopdracht in december 2012 worden verstrekt. In verband met aanhoudende vorst kan pas in april 2013 met het werk worden begonnen. De obelisk wordt rechtgezet, de letters met goudfolie ingevuld en het fundament boven het graf van dr. Jacobi gelegd. Met het terugplaatsen van de overige onderdelen op de twee graven is op 2 oktober 2013 de restauratie voltooid.

De twee kleinkinderen Miep en Ernst Jacobi bij het gerestaureerde grafmonument van hun grootvader Jan Willem, die zij niet hebben gekend.
De twee kleinkinderen Miep en Ernst Jacobi bij het gerestaureerde grafmonument van hun grootvader Jan Willem, die zij niet hebben gekend.

Op 13 december van dat jaar heeft de plaatsvervangend voorzitter van de Werkgroep Oud-Castricum, Gerard Veldt, in aanwezigheid van verschillende sponsoren en twee kleinkinderen van dr. Jacobi, het grafmonument overgedragen aan de Parnassia Groep, eigenaar van de begraafplaats. Hij heeft dit gedaan met het plaatsen van een bloemstuk en een korte toespraak.


Jaarboek 37, pagina 20

Haker Natuursteen heeft een prachtig gerestaureerd grafmonument afgeleverd, waarmee de herinnering aan de eerste geneesheer-directeur levend gehouden kan worden. Door het werk van dr. Jacobi is het ziekenhuis een deel geworden van het cultureel erfgoed van Castricum.

De tekst op de grafplaat van dr. Jacobi.
De tekst op de grafplaat van dr. Jan Willem Jacobi, geleverd door Haker Natuursteen.

Het is dan ook de wens van Oud-Castricum dat de Parnassia Groep de cultuurhistorische waarde van het grafmonument erkent en dit tot uitdrukking zal brengen in goed rentmeesterschap.

Ernst Mooij

Bronnen:

• Familiearchief Jacobi;
• Schumm, G., Wie was … Dr. J.W. Jacobi, 22e Jaarboekje Oud-Castricum (1999);
• Schumm, G., De begraafplaats van Duin en Bosch, 22e Jaarboekje Oud-Castricum (1999).

Met dank aan: mevrouw M.E. Jacobi.

25 juli 2022

Krist, Broeder (Jaarboek 32 2009 pg 12-13)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 32, pagina 12

Broeder Krist vertelt …

Meine Krist.
Meine Krist.

“Ik ben geboren op 20 december 1915 in Gorredijk. Na de lagere school volgde ik daar de mulo. Vervolgens ging ik naar een baas, een grossier in kruidenierswaren. Die zei na de eerste week: “Ik heb over je salaris nagedacht en ik denk niet dat we van die grote sprongen moeten maken. We beginnen maar met een gulden.” Ik kreeg een gulden en een potlood met reclame van de zaak en een sigaar voor mijn vader. Die was zo lek als een mandje. Het was met een week afgelopen.

Daarna ben ik nog een poosje loopjongen geweest in een drankenhandel. Ik heb zelfs nog allerhande likeuren leren maken. Toen kwam ik een dorpsgenoot tegen: Jaap Glastra. Die vroeg: “Waarom kom je niet bij ons.” Ik zeg, wat doe je. “Ik zit in de verpleging.” Het sprak me niet erg aan. Ik dacht er over na en heb het toch gedaan. Rond 1937 vertrok ik uit Gorredijk. Het ziekenhuis was in Medemblik en daar woonde ik intern en kreeg een driejarige opleiding.

De vergaderruimte in het psychiatrisch ziekenhuis
 in Medemblik.
De vergaderruimte in het psychiatrisch ziekenhuis
 in Medemblik. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Het zat in een heel langgerekt gebouw. Je had een hoofdverpleger voor oost en een hoofdverpleger voor west. Het was wel mijn werk, maar niet mijn hobby. Je paste je aan en probeerde goed voor de patiënten te zijn. Als je na drie jaar je diploma kreeg, dan mocht je ook uitwonend worden.

Toen ik daar zo’n beetje aan toe was, besloten Provinciale Staten van Noord-Holland van die drie jaar maar zes jaar te maken. Het was in de bezettingstijd en je kon geen kant uit. Dat betekende dat ik nog drie jaar moest wonen in een kamertje van een paar vierkante meter. Ik was toen verloofd. Ik ben zeker een jaar of acht verloofd geweest. Dat meisje kon het op den duur ook niet volhouden en die is weer vertrokken naar Friesland. Je kon wel zeggen ik stop ermee, maar er was niets anders in die tijd. Er was veel werkeloosheid. Dan hing ook nog de tewerkstelling in Duitsland boven je hoofd.

Ik ben daar nog eens knock-out geslagen. Er was een hele grote neger, Garcia heette die. Hij zat in een isoleercel. Ik moest hem eten brengen in zo’n geëmailleerd bord met een mok koffie. Hij stond boksbewegingen temaken. Ik zei tegen de hoofdverpleger zullen we maar niet wachten tot hij gekalmeerd is. De hoofdverpleger – je was altijd met z’n tweeën – vond van niet en duwde me min of meer naar binnen. Hij sloeg en ik werd wakker, liggend in de gang.

Mevrouw Buiter-Kloosterman, geneesheer-directeur van 1955-1976.
Mevrouw Buiter-Kloosterman, geneesheer-directeur van Duin en Bosch, 1955-1976. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Ik ging als verpleger naar Duin en Bosch nog voor de opheffing van het ziekenhuis in Medemblik. De feestelijke slotbijeenkomst, waar mevrouw Kloosterman het woord voerde, heb ik daar nog wel meegemaakt. Ik werd broeder genoemd. Eerst woonde ik intern in het ziekenhuis. We gingen uiteindelijk na mijn trouwen in de Dr. Ramaerlaan wonen, in de ‘broederwijk’, waar mijn kinderen geboren zijn.

Broederwoningen aan de Dr. Ramaerlaan in Bakkum.
Broederwoningen aan de Dr. Ramaerlaan in Bakkum. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

Ik kwam bij Duin en Bosch op de therapieafdeling. Timmeren en schilderen met patiënten. Er werd speelgoed gemaakt. Voordat ik kon beginnen, moest ik de ruimte daarvoor tussen de bedrijven door in mijn eentje zelf schoonmaken. Op die manier heeft het een paar maanden geduurd. Het was een gebouw geweest voor opname van mensen met besmettelijke ziekten. Het had verschillende zaaltjes; erg hokkerig.

De speelgoedwerkplaats van Duin en Bosch.
De speelgoedwerkplaats van Duin en Bosch, 1959. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Een oudere zuster was kwaad op me. Ze zei dat die functie haar vroeger was beloofd. Ik heb het maar naast me neergelegd: ik had mezelf niet op die plaats neergezet.

Deze mannen beiden in dienstkleding zijn: links: A. Giethoorn en rechts G. van Straaten, 28 jaar oud. Duin en Bosch, 1919. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.
 

De mensen die er kwamen, waren nogal verschillend en er lagen vlijmscherpe beitels. Je moest sommige patiënten goed in de gaten houden. Ik heb daar aparte figuren meegemaakt. Er was een oude man die wagenmaker was geweest. Vlak bij de ingang bij het hek lagen bomen in het water. De man stelde voor die bomen op te halen. Ik heb het nog nooit gezien, maar die man zaagde er allemaal dikke planken uit. Daar zaagde hij de armen uit voor een kruiwagen. Hij had allemaal mallen gemaakt. Het wiel was heel ingewikkeld. Schitterend werk.

We hebben ook wel eens een heel bekende kunstschilder uit Haarlem in de groep gehad en twee meubelmakers. Die maakten doodkisten van allerlei resten hout. De kisten werden dan zwart geschilderd. Het was geen echte verf, want het bleef afgeven.

Er was ook een mattenmakerij. Die is uiteindelijk stopgezet, omdat het geen niveau had. Ik vond het jammer, want je kon iedereen dat vlechtwerk laten doen en er kwam een aanvaardbaar product tevoorschijn.

De mattenmakerij van Duin en Bosch.
De mattenmakerij van Duin en Bosch, 1952. Foto Fotopersbureau De Boer. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Je ging vroeger veel afstandelijker met de patiënten om. Tegenwoordig gaat het wat makkelijker. Vroeger hadden de mannelijke patiënten een grijs-grauw pak aan en de vrouwelijke patiënten een jurk en capes. Het is pas in de jaren (negentien) vijftig geleidelijk veranderd. Het ene paviljoen was het andere niet; de mensen werden zo’n beetje in rangen


Jaarboek 32, pagina 13

verdeeld, afhankelijk van de personen dus. Het ging niet van de ene dag op de andere.

Werkploeg van patienten samen met begeleiders.
Werkploeg van patienten samen met begeleiders. De festichtskleding
 werd in 1940 afgeschaft. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Heel vroeger had je nog geen therapie en dan liepen ze maar heen en weer in de leeuwenkooi, zoals die dagzaal ook wel werd genoemd. Je kon die mensen geen boek geven, want dat vond je later verscheurd terug. Ze liepen de hele dag te draaien. Een man maakte steeds hoeken van 90 graden. Er was ook iemand die de hele dag een soort dwangkleding aan moest, anders sloeg hij alles stuk. Hij bewoog zich huppelend voort en had op ‘t laatst ‘spitsvoeten’. In de dagzaal kwamen ze zondags en na werktijd voor degenen die werken konden.

Mensen verbleven vroeger veel langer in het ziekenhuis. Sommigen hun hele leven. De behandeling is nu veel meer op het individu afgestemd dan vroeger. Nu heb je veel meer medicijnen dan vroeger.

Tuinploegje aan het werk.
Tuinploegje aan het werk. De strohoeden beschermden tegen de zon en bijverschijnselen van medicijnen. Duin en Bosch, 1960. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Ik weet nog wel dat de eerste medicijnen kwamen. Je kon wel zien wat ze kregen. Als ze in de zon kwamen kregen ze een dikke, rooie kop. De therapie afdeling lag me wel, maar je moest er toch ook altijd een beetje op je hoede zijn. Helemaal op mijn plaats was ik er niet. Ik heb er toch zowat 40 jaar gewerkt.

Ik ben een paar jaar voor mijn vijfenzestigste gestopt en profiteer dus wel van mijn pensioen.

Niek Kaan

25 juli 2022

Duin en Bosch, patiëntenzorg (Jaarboek 32 2009 pg 4-11)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 32, pagina 4

Honderd jaar patiëntenzorg
in het Psychiatrisch Ziekenhuis Duin en Bosch

Paviljoen Hoge Steeg Duin en Bosch.
Paviljoen Hoge Steeg Duin en Bosch. Bakkum, rond 1980. Collectie Oud-Castricum. Togevoegd.

Je werd opgenomen in een inrichting als je afwijkend gedrag vertoonde, omdat je bijvoorbeeld aan de drank was, een zwervend bestaan leed, verstandelijk gehandicapt was, lijdende aan depressies of schizofrenie of manisch-depressief was. Kortom er waren tal van mogelijkheden om in een ‘gesticht’ terecht te komen, waar het leven voor je geregeld werd.

Of je nu vrijwillig was opgenomen of met een maatregel, je moest je houden aan de afspraken waar je niets over te zeggen had. Je identiteit werd je ontnomen vanwege de gestichtkleding die je verplicht was te dragen. Patiënten verbleven er soms levenslang. Nieuwe medicijnen brachten na 1948 een ommekeer teweeg.

Krankzinnigenwet

Op 27 april 1884 werd door koning Willem III het ‘Staatstoezicht op Krankzinnigen’ bij wet geregeld. In deze wet werden de provincies verantwoordelijk gesteld voor de behandeling en verpleging van hun krankzinnigen.


Noord-Holland heeft als enige provincie deze taak letterlijk opgevat door psychiatrische ziekenhuizen te bouwen om de nood te lenigen en ook om de werkeloosheid een halt toe te roepen. De inwoners van de provincie Noord-Holland waren toentertijd straatarm en door het bouwen van ziekenhuizen werd de economie aangejaagd.

Door de armoede ontstond enorme sociale achterstand en was er sprake van ernstig alcoholmisbruik. Reden voor opname in een psychiatrisch ziekenhuis (PZ) was, behoudens de gangbare psychiatrische stoornissen, ook maatschappelijke ondergang. Er ontstonden wachtlijsten en er waren steeds meer voorzieningen nodig om psychiatrische patiënten te huisvesten.

Professor Winkler

In 1892 stagneerde de doorstroming van patiënten uit het voormalige Wilhelminagasthuis (het WG) in Amsterdam naar het pas geopende Provinciaal Ziekenhuis Meerenberg II te Santpoort. Wat was er aan de hand? Het Wilhelminagasthuis werd onderdeel van de faculteit voor geneeskunde van de Universiteit van Amsterdam en dr. C. Winkler werd hoogleraar psychatrie/neurologie. Hij zag zijn opname- en onderzoeksafdeling Paviljoen III dichtslibben met chronisch psychiatrische patiënten, waardoor hij onvoldoende wetenschappelijk onderzoek kon doen.

Winkler had ook zitting in een externe commissie, die door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland was ingesteld. Vanuit die functie heeft hij getracht het PZ Meerenberg te Santpoort onder druk te zetten om zo zijn chronische patiënten te doen opnemen. Omdat Meerenberg II geen capaciteit meer had, werd gekozen voor het bouwen van een nieuwe instelling Meerenberg III. Winkler dacht zodoende een ‘cité médicale’ (medische stad) te stichten, drie hoofdgebouwen met ieder een eigen medische en verpleegkundige staf. De administratie zou worden gecentraliseerd.

Dit zou de goedkoopste vorm van behandelen en verplegen zijn en het college van Gedeputeerde Staten verwachtte dat dit plan zonder slag of stoot zou worden aangenomen. Zij hadden buiten de waard gerekend, want Provinciale Staten van Noord-Holland besloten, uit eigen gelederen, een onderzoekscommissie te benoemen om alternatieven te onderzoeken.

Duin en Bosch

In 1901 kwam deze commissie met een verrassend rapport, waaruit bleek dat vergroting van Meerenberg niet wenselijk was, omdat men een nieuw behandel- en verpleegmodel wilde introduceren: ‘het paviljoenstelsel’. Provinciale Staten besloten na langdurige discussie op 12 november 1901 tot het bouwen van een nieuw gesticht elders in de provincie.
Gedeputeerde Staten (GS) werd verzocht een plan te ontwerpen voor de bouw van een krankzinnigengesticht en de aankoop van terreinen in voorbereiding te nemen.

In Castricum werd een geschikt terrein gevonden. De duingrond, groot ongeveer 82 hectare, was eigendom van prinses Marie zu Wied, dochter van Prins Frederik.
Tegelijk met de aankoop bepaalden Provinciale Staten dat het nieuw te bouwen gesticht de naam ‘Duin en Bosch’ zou krijgen.
Hoewel Winkler zijn zin niet had gekregen, kon hij toch invloed uitoefenen, omdat hij en een van zijn naaste medewerkers door GS werden gevraagd een ontwerp te maken voor het nieuwe gesticht. Die naaste medewerker was dr. Jan Willem Jacobi.

In het eerste bouwplan dat architect F.W.M. Poggenbeek in samenspraak met dr. Jacobi en prof Winkler opstelde, werd uitgegaan van 620 patiënten; wegens tegenvallende bouwkosten werd het maximum later bepaald op 732. Het plan omvatte een administratiegebouw en zes paviljoens, drie voor mannen en drie voor vrouwen. Paviljoens waren respectievelijk bestemd voor rustige patiënten, half onrustige patiënten en onrustige patiënten. Verder waren er werkplaatsen voor mannen, zoals de mattenvlechterij en een matrassenmakerij en voor de vrouwen lokalen voor de behandeling van de was, een barak voor besmettelijke ziekten, een anatomiegebouw, personeelswoningen, een


Jaarboek 32, pagina 5

ziekenhuis voor personeel, een centrale voor verwarming en verlichting, een kerkje, een watertoren enzovoorts.

Alle voorgevels van de paviljoens hadden een zuidoostelijke oriëntatie. Zo konden alle patiënten, ook de bedlegerige, optimaal van de zon genieten. De tuinen van de onrustige patiënten waren door hoge hekken omgeven.

J.W. Jacobi was de eerste geneesheer-directeur van 1903-1916. Hij overleed op 51-jarige leeftijd en werd op de begraafplaats van Duin en Bosch begraven.
J.W. Jacobi was de eerste geneesheer-directeur van 1903-1916. Hij overleed op 51-jarige leeftijd en werd op de begraafplaats van Duin en Bosch begraven.

Dr. J.W. Jacobi

Dr. Jacobi ontving op 1 april 1903 zijn benoeming tot geneesheer-directeur van het te bouwen Duin en Bosch, met daarbij een studieopdracht van Provinciale Staten om de nieuwste behandel- en verpleegmethoden in kaart te brengen en deze, indien mogelijk, in het nieuwe Psychiatrisch Ziekenhuis in te voeren. In België en Duitsland bezocht hij diverse instellingen, waaronder de universiteit van Heidelberg. Daar kwam hij in contact met dr. Kraepelin, de arts die voor het eerst het ziektebeeld schizofrenie beschreef en waar Jacobi het behandelen van patiënten met de permanente badtherapie (hydrotherapie) bestudeerde. Door gebruik te maken van warm water en een prikkelarme ruimte (het bad) kwamen patiënten tot rust. Jacobi heeft deze behandelmethode geïntroduceerd in Nederland. In eerste instantie heeft hij geëxperimenteerd in Amsterdam.

Het voormalig Nederlands Hervormd Weeshuis aan de Zwanenburgwal (in Amsterdam)stond leeg en vanwege de ruimtenood nam de provincie het in gebruik. Jacobi begon daar met het opnemen van vrouwen. Dit was eigenlijk het begin van Duin en Bosch. Later zijn deze patiënten overgeplaatst naar Bakkum en opgenomen in het paviljoen Vrouwen I, later ‘Hoograde’ genoemd. Daar werd voor het eerst de badtherapie toegepast.

Behalve op psychiatrisch-medisch gebied was Jacobi ook vooruitstrevend op het gebied van organisatiestructuur en personeelsbeleid. Tegen de bestaande gewoonte in benoemde hij een driehoofdige directie, een structuur die tot ver in de jaren (negentien) zestig werd gehandhaafd.

Luchtfoto van het PZ terrein Duin en Bosch. Midden - links de paviljoens voor vrouwen en midden rechts voor mannen.
Luchtfoto van het PZ terrein Duin en Bosch. Midden – links de paviljoens voor vrouwen en midden – rechts voor mannen.

Samen met de vakorganisatie, die aangestuurd werd vanuit het PZ (Psychiatrisch Ziekenhuis) Meerenberg te Santpoort, heeft Jacobi betere arbeidsomstandigheden gerealiseerd en mochten vrouwen en mannen bij de inrichting werken, ook al hadden zij een relatie. Door het toedoen van Jacobi werden op het terrein personeelswoningen gebouwd, ‘de broederwoningen’. In 1912 verrezen, toen nog op het terrein, de stenen woningen aan de Van Duurenlaan. De houten ‘noodwoningen’ aan de Dr. Ramaerlaan zijn na de eerste wereldoorlog gebouwd. Op 5 december 1916 overleed Jacobi en hij werd begraven op de begraafplaats van Duin en Bosch.

De weg links gaat naar de broederwoningen van Duin en Bosch.
De weg links gaat naar de broederwoningen van Duin en Bosch. Van Oldenbarneveldweg 36, 40 in Bakkum. Nu Van Duurenlaan en Dr. Ramaerlaan. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

Jaarboek 32, pagina 6

Patiëntenzorg

Personeelsleden noch patiënten voelden zich in het begin in het ongebaande duinterrein thuis. Er werden wat maatregelen genomen om hen, die het spoor bijster waren geraakt, te helpen. Het verplegend personeel werd voorzien van signaalhorentjes om bij verdwalen noodsignalen te kunnen geven. Wie een ontsnapte patiënt terugbracht, kon rekenen op een premie van 2 gulden.

Het leven in de inrichting verliep volgens een strak patroon, vastgelegd in tal van voorschriften en studies, die echter een ding gemeen hadden: “Het welzijn van de zieke medemens.”

Ziekenzaal in de (negentien)twintiger jaren.
Ziekenzaal in de jaren (negentien) twintig.

Dit uitgangspunt is prachtig weergegeven in een omstreeks 1924 gehouden voordracht van dr. Hermann Simon over de taak van het verplegend personeel. Een citaat uit zijn toespraak is hierbij weergegeven. Uit zijn visie blijkt betrokkenheid, aandacht, medemenselijkheid en vooral ethisch handelen.

De taak van het verplegend personeel bij een actievere behandeling der geesteszieken

Naar een voordracht gehouden voor het personeel van het Provinciaal Ziekenhuis nabij Santpoort
door dr. Hermann Simon


De meest ideale taak van het gesticht zou nu zijn om de hersenziekte, die aan de geestesstoring ten grondslag ligt, te genezen. Helaas zijn wij daarin tot nu toe nog niet in alle gevallen geslaagd, al zijn velerlei pogingen daartoe reeds gedaan en al is de hoop gerechtvaardigd dat in de toekomst ook voor de meest voorkomende geestesziekten, die wij tegenwoordig onder de naam ‘Schizophrenie’ (dementia praecox) samenvatten, het geneesmiddel gevonden zal worden. Hoewel het ons derhalve tot nu toe niet gegeven is, het merendeel onzer zieken afdoend te genezen, hebben wij het toch in de hand hun toestand in zeer belangrijke mate gunstig te beïnvloeden en de geestelijke stoornis te verminderen.

Wij kunnen in de eerste plaats zo goed als zeker verhoeden dat de ziekteverschijnselen ernstiger uiterlijke vormen aannemen dan de eigenlijke hersenziekte volstrekt nodig maakt. Bij de zieken, die wij in het Ziekenhuis krijgen, is haast altijd de uiterlijke vorm der ziekte veel lelijker dan de bestaande hersenstoornis nodig maakt.

Juist de lelijkste verschijnselen, zoals brutale gewelddadigheid, neiging tot vernielen, gemeen schelden, grove onzindelijkheid, smeren met ontlasting en dergelijke, behoren helemaal niet tot het wezen der geestesziekte, maar het zijn alleen lelijke gewoonten, die de zieken tengevolge van het ontbreken of het verloren gaan van opvoedkundige invloeden aangenomen hebben.

Het bereikbare doel van het gesticht is dus:

  • De zieken wederom zooveel mogelijk voor een ordelijk samenleven met andere mensen geschikt te maken, of deze geschiktheid ondanks de ziekte bij hen te behouden.
  • Hun lichamelijke en geestelijke werkkracht moet in gang gehouden en opgevoerd worden en zij moeten indien enigszins mogelijk zo ver gebracht worden dat zij, ook al zijn zij niet genezen, weer uit het ziekenhuis als nuttig lid in de maatschappij terug kunnen keren.
  • Arbeid en geneeskundige opvoeding zijn de hulpmiddelen die ons voor het bereiken van dit doel ter beschikking staan.

Anti-psychiatrie

De jaren (negentien) zeventig staan voor een periode die de ‘anti- psychiatrie’ genoemd is, dit in reactie op de ‘inrichtings-psychiatrie’. Zeker vanaf 1975 staat de mondigheid van de patiënt voorop en de democratisering van de instellingen krijgt veel aandacht. Het is een periode waarin de omgang met de patiënten het karakter krijgt van gelijkwaardigheid, en waardoor samenwerking wordt beoogd tussen patiënt en de multidisciplinaire teams die toen gevormd werden. De gelijkwaardigheid werd onder meer vorm gegeven door het niet meer dragen van het uniform door de verpleegkundigen. Geleidelijk ging men over op burgerkleding. Dit was voorheen alleen toegestaan op bijzondere feestdagen. De slogan was: “Voor ons is elke werkdag een feestdag!”

Het verpleegkundig uniform werd vervangen door andere uniforme kleding, die in die tijd zeer modieus werd gevonden: ‘het spijkerpak’, gedragen door zowel mannen als vrouwen en in de linkerborstzak het pakje shag. De meeste mannen droegen in die tijd een baard (het liefst slordig lang) en lange haren. Een teken van verzet tegen de gevestigde orde. Het zal duidelijk zijn dat niet iedereen hiervan gediend was. De geneesheer-directeur mevrouw Kloosterman, die niet bekend stond om haar vernieuwingsdrang, kwam in aanvaring met de medische staf en de veranderende cultuur.


Jaarboek 32, pagina 7

Geneesheer-directeur van 1955 tot 1975 was mevrouw J. A. Buiter -  Kloosterman.
Geneesheer-directeur van 1955 tot 1975 was mevrouw J. A. Buiter-Kloosterman.

Bestuurlijke veranderingen

Mevrouw Kloosterman trad in 1975 terug. Zij werd opgevolgd door de heren E.J.M. Crabbendam (geneesheer-directeur) en H.L. Polak (directeur). In 1994 werd dit bestuur door een algemeen directeur, W. ’t Hooft opgevolgd.

Het jaar 1994 is een bijzonder jaar geweest, want op 1 januari werd Duin en Bosch geprivatiseerd en kwam de Stichting Psychiatrisch Ziekenhuis Duin en Bosch tot stand.

In 2004 fuseerde deze stichting met de RIAGG’s in Midden-Kennemerland, Zaandam en Purmerend en ontstond een nieuwe stichting met de naam GGZ Dijk en Duin.

In juli 2008 fuseerde GGZ Dijk en Duin met de Parnassia Bavo Groep gevestigd in Den Haag.

Nieuwbouw

Naast veranderingen op bestuurlijk niveau is er ook van alles gebeurd met de huisvesting. Midden jaren (negentien) zeventig sliepen de patiënten nog steeds op grote slaapzalen. Ze moesten zich op de gang wassen bij een lange rij wasbakken met alleen koud water. De dagelijkse levensomstandigheden waren niet meer van die tijd.

Gang bij slaapzaal in paviljoen De Loet.
Gang bij slaapzaal in paviljoen De Loet (het vroegere Mannen II). Duin en Bosch, Oude Parklaan 15-95 in Bakkum. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Vanaf 1975 is begonnen met een renovatie van de oude paviljoens.
In de jaren (negentien) tachtig zijn tal van oude paviljoens afgebroken. Er is nieuwbouw gepleegd, die helaas totaal afwijkend was van de oude bouwstijl. In een paar jaar tijd zijn zes nieuwe paviljoens en een polikliniek tot stand gekomen.

Gelukkig is een aantal oude panden gespaard. Met ingang van 19 september 2001 zijn die paviljoens rijksmonument geworden. Ook het terrein is rijksmonument met alle bescherming van dien. Er is nu (in 2009) een plan in wording dat moet voorzien in vervanging van de nieuwbouw uit de jaren (negentien) tachtig door nieuwe paviljoens, die meer in stijl zijn met de oude paviljoens. De vrijkomende gronden zullen worden bebouwd met woningen. Hopelijk komt daarmee geld vrij voor de restauratie van de rijksmonumenten.

De ravage in paviljoen Vrouwen I na het bombardement op 13 augustus 1940. Pas in 1963 kregen de paviljoens namen: Vrouwen I werd Hoograde genoemd.
De ravage in paviljoen Vrouwen I na het bombardement op 13 augustus 1940. Pas in 1963 kregen de paviljoens namen: Vrouwen I werd Hoograde genoemd.

Tweede Wereldoorlog

Ook Duin en Bosch heeft geleden onder de Tweede Wereldoorlog. In 1940 vond er een bombardement plaats door de geallieerden, die het voorzien hadden op Duitse stellingen. Het paviljoen Vrouwen I (later Hoograde genoemd) werd getroffen; twee vrouwen kwamen om en er vielen acht gewonden.

In 1942 kreeg de toenmalige directie, onder leidingvan dr. Teenstra, het bevel om Duin en Bosch te ontruimen. Intussen was de patiëntengroep nog uitgebreid met 250 patiënten, die afkomstig waren van de nabijgelegen St.-Willibrordusstichting uit Heiloo.
De evacuatie moest plaatsvinden op 23 juni 1942. Teenstra ontsloeg eerst 60 ‘betere’ patiënten. De overige 770 patiënten werden overgeplaatst naar andere instellingen: 254 patiënten gingen naar de Willem Arntzhoeve bij Den Dolder, 195 werden geplaatst in ‘Groot-Graffel’ te Warnsveld, 162 in Medemblik en 159 in Rosmalen. De directie koos domicilie in een voormalig schoolgebouw in Limmen om zodoende dichtbij het ziekenhuis te blijven en de zaken in de gaten te houden.

Patiënten en personeel hebben het nodige te lijden gehad van de oorlogsomstandigheden. De Joodse patiënten die naar Den Dolder en Rosmalen waren geëvacueerd, konden uit de handen van de bezetter worden gehouden; in Medemblik en Warnsveld zijn ze slachtoffer van de terreur geworden.

Arbeid en dagbesteding

Er is een spreekwoord dat zegt: “Ledigheid is des duivels oorkussen.” Als je amper of geen structuur in je leven


Jaarboek 32, pagina 8

hebt, zeker als het in je hoofd een warboel is, kan het leven verzanden in dagdromen en lusteloosheid. Dit was vroeger een veel voorkomend probleem in de psychiatrie. Als je werd opgenomen in een instelling, kreeg je bedverpleging. Men ging van de vooronderstelling uit dat wie ziek was het bed moest houden. In eerste instantie was dit goed beheersbaar, maar zodra mensen lopend patiënt werden, ontstond het probleem met betrekking tot de dagvulling. Na de passieve bedverpleging werd verantwoording teruggegeven, waarbij een gezonde wisselwerking tussen de zieke mens en zijn omgeving onderdeel is van het terugvinden van sociaal en geordend gedrag.

Binnen de Nederlandse psychiatrische inrichtingen stonden de ideeën van de Duitse psychiater Simon en de Nederlander Van der Scheer (naar hem is de Prof. Van der Scheerlaan in Bakkum genoemd) centraal. Zij noemden  hun aanpak de actievere therapie, die uitging van het belonen van goed gedrag en het straffen van onaangepast gedrag met als uitgangspunt dat er overdag moest worden gewerkt en er ’s avonds gelegenheid was voor ontspanning, een en ander binnen het afdelingsgebeuren. Al snel werd het begrip ontspanning verlaten en bleef de arbeidstherapie over.

Een tuinploegje aan het werk rond 1960. De strohoeden beschermen tegen de zon en de bijverschijnselen van medicijnen.
Een tuinploegje aan het werk rond 1960. De strohoeden beschermen tegen de zon en de bijverschijnselen van medicijnen.

Destijds was de arbeidstherapie hoofdzakelijk ten nutte van de instelling: land- en tuinbouw, de wasserij, mattenmakerij, naai -en linnenkamer, maar ook werk zoals het ‘lezen’ (selecteren) van erwten en bonen. De patiënt was een waardevolle werkkracht. De invoering van een beloningsstelsel voor patiëntenarbeid bleek de werkbereidheid van de verpleegden te stimuleren.

Een beloning met tabak of sigaren voor de mannelijke patiënten was wel gebruikelijk. Als compensatie voor de vrouwelijke patiënten besloot de Commissie van Bestuur in 1910 dat: “Voor de werkende vrouwelijke patiënten voortaan viermaal daagsch één van de 2 kopjes thee of koffie zal gesuikerd zijn.”

In 1920 werden gestichtsmunten uitgegeven, waarmee de patiënten in de gestichtswinkel allerlei zaken konden kopen. Patiënten konden de munten verdienen, als ze zich voldoende hadden ingezet op een van de beschikbare werkterreinen.

Werkploeg van patiënten in gestichtskleding. Pas rond 1940 werd deze kleding afgeschaft.
Werkploeg van patiënten in gestichtskleding. Pas rond 1940 werd deze kleding afgeschaft.

Bezigheidstherapie

Na de Tweede Wereldoorlog is er vernieuwing ontstaan in genoemde aanpak. De begeleiding van gewonde militairen door psychologen bestond uit therapeutisch werken. Als gevolg van revalidatie van oorlogsslachtoffers en militairen ontstond ‘welfare werk’ en revalidatie en daaruit kwamen de sociale werkplaatsen voort.

In 1947 werd de ‘Wet plaatsing minder valide arbeidskrachten’ van kracht. De naam inrichting werkte stigmatiserend en gaf voeding aan het wijdverbreide begrip dat opname een definitieve en ver van de samenleving verwijderde opbergplaats was. Om deze misvatting een halt toe te roepen, werden de inrichtingen ziekenhuis of centrum genoemd, een naamgeving die weer uitzicht gaf op herstel en teruggang naar de eigen omgeving.

In de periode van economische bloei groeide de sociale werkvoorziening, die ook toegankelijker werd voor psychiatrische patiënten. Toen in 1967 de psychiatrische zorg onder de AWBZ kwam te vallen, werden de budgetten jaarlijks verhoogd en was er ruim voldoende geld om nieuwe activiteiten te ontwikkelen voor arbeid en dagbesteding.

In het begin van de jaren (negentien) zeventig ontstond de eerder genoemde beweging die ‘anti-psychiatrie’ wordt genoemd, met een humane en gelijkwaardige benade-


Jaarboek 32, pagina 9

ring van patiënten. Creativiteit en zelfbeschikking staan voorop en men gaat uit van het ‘gezonde’ deel van de mens. Arbeid was niet meer het uitgangspunt. Het hebben van een zinvolle dagbesteding werd belangrijk geacht.

Dagbesteding bestond niet langer uit werken in de zin van arbeid, maar ook werken aan jezelf door middel van creatieve-, bewegings- en bezigheidstherapie. Er kwam een einde aan het beloningssysteem van goed gedrag en het straffen van onaangepast gedrag. De gelijkwaardigheid werd vorm gegeven in behandelplannen. Patiënten en behandelaars sloten met elkaar een overeenkomst over het te volgen behandelbeleid. Er is verschil tussen patiënt en behandelaar, maar als mens ben je gelijkwaardig. Behandelingen kregen daardoor meer kans van slagen.

Als we de tegenwoordige situatie bezien, is duidelijk dat er ook hier, door de marktwerking, een zakelijke benadering is gekomen. Tal van ondersteunende behandelmethoden worden onvoldoende tot niet vergoed door verzekeraars met als gevolg dat onder andere dagbestedingsactiviteiten zullen verdwijnen. Gelukkig is de behandelovereenkomst vastgelegd in een wet, waardoor gelijkwaardigheid gewaarborgd lijkt te zijn.

Bedverpleging in paviljoen Breehorn (1939).
Bedverpleging in paviljoen Breehorn (1939).

Verpleging en behandeling

Als je werd opgenomen in een algemeen of psychiatrisch ziekenhuis of sanatorium, dan was bedverpleging gebruikelijk. Opname op Duin en Bosch hield in dat je de eerste weken op een afdeling werd geplaatst waar je werd geobserveerd. Voor de verpleegkundigen, die in die tijd broeder en zuster werden genoemd, was het een hele toer om alles rustig en beheersbaar te houden.
Hoewel binnen een strak kader werd gewerkt, ging men wel zorgzaam en zorgvuldig met de patiënten om. Deze begrippen staan vandaag de dag sterk onder druk vanwege de marktwerking in de zorg.

De broeders en de zusters deden hun uiterste best om het leven in een psychiatrisch ziekenhuis leefbaar te houden. Van groot belang bij de behandeling en verpleging was de komst van de actievere therapie, waarmee en waardoor patiënten een vorm van dagritme kregen en het leven geen sleur werd.

Medicatie bestond niet. Als het echt uit de hand liep en mensen bijzonder onhandelbaar waren, gaf de psychiater wel eens morfine, maar men wist toen al dat dit verslavend kon werken. Ook was er de permanente badtherapie, waarbij door middel van warm water en een prikkelarme omgeving rust werd bewerkstelligd.

Een andere vorm van behandeling, met name bij onrustige patiënten, was het inwikkelen. Patiënten werden in natte doeken gewikkeld en men liet ze drogen. Dit was een erg pijnlijke behandeling, die al snel door de inspectie werd verboden.

Een andere behandelmethode was de insulinekuur, waarbij mensen in een vorm van bewusteloosheid werden gebracht. Deze behandeling werd gebruikt bij mensen die leden aan een depressie. Er kwam veel verpleegkundig en medisch inzicht aan te pas om deze behandeling goed te laten verlopen.

Ook hier weer gelden de sleutelbegrippen ‘zorgzaam en zorgvuldig’. Zo werd van verpleegkundigen veel tact en begrip gevraagd bij de toepassing van de elektroshock therapie. Naast het verpleegkundig bezig zijn moesten de verpleegkundigen ook actief meewerken bij de arbeid en dagbesteding, een ondersteunende behandelmethode die uitgegroeid is tot een zelfstandig vakgebied.

Pas in 1948 komt het eerste medicijn op de markt, een antipsychoticum met de naam Largactil. Een uitvinding! Bijna alle oudere behandelmethoden, behalve de elektroshock therapie, werden overbodig. Largactil is de start geweest van de ontwikkeling van een reeks van anti-psychotica en anti-depressiva.

Mede door het ontwikkelen van medicatie ontstaat er een andere wijze van verplegen. Ook krijgt het een socio-therapeutisch karakter en werd er uitgegaan van wat de patiënt nog kon. Er ontstond een scala aan ondersteunende behandelingen en de functie van verpleegkundige ging meer in de richting van begeleiden en resocialiseren.

Voor de cliënt – door deze naamgeving is de afhankelijkheid grotendeels verbannen – ontstaat een keuzemogelijkheid ten aanzien van behandelingen: de psychomotore-, de creatieve- en de drama-therapie. Ook ontstaan er andere vormen van klinische opname, zoals poliklinische behandeling en opname in een socio-therapeutisch centrum. De cliënt krijgt inzagerecht in de verslag legging en is en blijft zelfstandig. Helaas is een aantal mogelijkheden verdwenen, deels door een andere visie op psychiatrie en deels door bezuinigingen.

Al deze behandelmethoden vragen van verpleegkundigen veel inzet en deskundigheid die zij kregen door hun opleiding. De opleiding tot verpleegkundige is op een hoger niveau gebracht, waardoor deze beter beantwoordt aan de medische eisen.


Jaarboek 32, pagina 10

Recreatie

Vanouds heeft men getracht om het inrichtingsleven te verlichten. Vroeger deed men dit vooral door onder andere te wandelen, soms met muzikale begeleiding door de fanfare van het ziekenhuis.

Het fanfare korps van Duin en Bosch.
Het fanfare korps van Duin en Bosch. Mient en Ruiterweg in Castricum, 1936. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Dat niet iedereen daar blij mee was laat een verslagje zien uit de bestuursvergadering van het toenmalige VVV uit Castricum met als datum 14 december 1926. “Opgemerkt wordt, dat ’t meermalen voorkomt, dat patiënten van D. en B. (Duin en Bosch) in groote groepen onder geleide in het dorp of langs de Zeeweg wandelen, of zich op het strand bevinden. Dit wordt niet in het belang van ’t vreemdelingenverkeer geacht.”

Patiënten gingen rond 1970 op vakantie naar Spanje onder de hoede van dokter Breetveld.
Patiënten gingen rond 1970 op vakantie naar Spanje onder de hoede van dokter Breetveld.

Zeker is wel dat de middenstand in Castricum geprofiteerdheeft van de bestedingen van patiënten van Duin en Bosch. Er werd wekelijks een bedrag aan de patiënten gevraagd voor de afdelingskas, waaruit dit alles werd gefinancierd. Er waren vakanties naar het buitenland of naar de Veluwe en Zuid Limburg. Er werden dagtochtjes gemaakt en bij al deze activiteiten waren verpleegkundigen nodig om dit alles te begeleiden. Denk niet dat het voor het personeel een uitje was, want je had een enorme verantwoording en je nam die ook.

De jaarlijkse afdelingsfeesten waren ook een goede gelegenheid voor contact tussen het verplegend personeel en familie van de patiënten.
De jaarlijkse afdelingsfeesten waren ook een goede gelegenheid voor contact tussen het verplegend personeel en familie van de patiënten.

Laten we tenslotte vooral de Sinterklaasfeesten niet vergeten. Bij mij is het geloof in de ‘goedheiligman’ weer terug, omdat ik hem zelden zo dikwijls op dezelfde dag heb ontmoet!

Wub van Weenen als Sinterklaas.
Wub van Weenen als Sinterklaas. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

De kerstdagen werden uitvoerig, maar ook ingetogen gevierd.
De jaarlijkse afdelingsfeesten voor familieleden en vrienden van de patiënt waren een ontmoetingspunt voor personeel en familie. Heel belangrijk!

Met de intrede van de eigen bijdrage in het kader van de AWBZ werden de budgetten krapper. Ook werd het voor de instelling te prijzig om steeds maar weer personeel in te zetten voor feestelijkheden. Ook hier een gevolg van de marktwerking in de zorg. Jaren geleden is een rapport uitgebracht over de verveling op afdelingen met de titel: ‘Een keten van lege zondagen’. Het zou nu weer actueel zijn. Patiëntenzorg is bekneld geraakt in het economische krachtenveld en steeds veranderende bekostigingsregelingen.

Jan Camps

Bronnen:

  • Boer, N. de, Psychiatrie in Westfriesland 1600-2000, Zwolle 2004.
  • Glastra, J., Een ziekenhuis op drift, De evacuatie van Duin en Bosch, 18e jaarboek Oud-Castricum, 1995.
  • Kleffens, P. van, Het provinciaal ziekenhuis Duin en Bosch te Bakkum, gedenkschrift ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan, Haarlem 1959.
  • Vijselaar, J., Gesticht in de duinen, de geschiedenis van de provinciale psychiatrische ziekenhuizen van Noord-Holland van 1849-1949, Hilversum 1997.

Jan Camps, schrijver van dit artikel, kwam in september 1970 in dienst van het ziekenhuis Duin en Bosch. Na de verkorte opleiding tot B-verpleegkundige werd hij 1e verpleegkundige op de opname afdeling voor mannen in paviljoen De Loet.

In 1974 stapte hij over naar de Sociaal Psychiatrische Dienst (tegenwoordig RIAGG) in Amsterdam en vandaar uit werd hij groepsleider in een Socio-therapeutisch Centrum.

Vanaf 1980 tot 2005 vervulde hij bij Duin en Bosch weer tal van functies. De laatste 10 jaar was hij onder andere plaatsingscoördinator, coördinator van het onderzoek Cannabis en Schizofrenie, secretaris van de Clozapine Plus Werkgroep, bibliothecaris Medische Bibliotheek en beheerder van het museum Breehorn. Hij stond aan de wieg van het Nederlands Museum voor de Psychiatrie ‘het Dolhuys’ te Haarlem, waar hij ook rondleidingen geeft.


Jaarboek 32, pagina 11

Het administratiegebouw op Duin en Bosch in Bakkum.
Het administratiegebouw op Duin en Bosch in Bakkum.

Enige jaartallen uit de geschiedenis van Duin en Bosch

1902  Provinciale Staten besluiten Gedeputeerde Staten te machtigen tot de aankoop van gronden voor de bouw van een krankzinnigengesticht in Castricum. Besloten werd het nieuwe gesticht de naam Duin en Bosch te geven.

1904  Dependance geopend aan de Zwanenburgwal in Amsterdam. De bouw van Duin en Boschbegint. Aanleg van de ‘Gestichtsweg’, later ‘Duinenboschweg’ genoemd.

1903  Dr. J.W. Jacobi aangesteld als geneesheerdirecteur. Gekozen wordt voor het paviljoensysteem.

1907 Bouw van de dokterswoningen aan de Van Oldenbarneveldweg.

1909 Eerste vergadering commissie van bestuur op 18 mei.

1909 Op 25 mei arriveren de eerste patiënten uit Amsterdam.

1914 Tramverbinding met het station gerealiseerd.

1916 Op 5 december overlijdt dr. Jacobi en hij wordt overeenkomstig zijn wens op het ziekenhuiskerkhof begraven.

1918 De naam ‘Gesticht Duin en Bosch’ wordt veranderd in ‘Provinciaal ziekenhuis Duin en Bosch’.

1926 Actievere therapie volledig ingevoerd. Ruim 85 procent van de patiënten was hierbij betrokken.

1935 Paviljoen Breehorn voor opname van 158 patiënten gerealiseerd.

1940 Paviljoen ‘Hoograde’ getroffen door bommen. Er vallen twee doden.

1948 De eerste medicijnen, antipsychotica, komen beschikbaar.

1942 Het ziekenhuis moet op last van de bezetter worden ontruimd. Patiënten worden gedurende de oorlogsjaren elders in het land ondergebracht.

1959 Voor bewegingstherapie wordt een gymnastieklokaal gebouwd.

1963 Sluiting begraafplaats op het terrein.

1967 Psychiatrisch ziekenhuis te Medemblik opgeheven. Personeel en patiënten komen naar Duin en Bosch.

1968 De commissaris der koningin Prinsen opent het nieuwe zusterhuis dat 100 zitslaapkamers bevat.

1975 Periode van renovatie en vervolgens nieuwbouw van paviljoens.

1994 Het ziekenhuis wordt verzelfstandigd en wordt een stichting onder de naam ‘Psychiatrisch Ziekenhuis Duin en Bosch’. Start van een periode van meer spreiding van de zorg en oprichting regionale behandelcentra.

2004 Fusie met Riagg Midden-Kennemerland en Riagg Zaanstreek/Waterland. De nieuwe naam wordt ‘GGZ Dijk en Duin’.

2008 Fusie met de Parnassia Bavogroep. Oprichting ‘BV Dijk en Duin’.

8 april 2021

Duin en Bosch, begraafplaats (Jaarboek 22 1999 pg 29-31)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 22, pagina 29

De begraafplaats van Duin en Bosch

Begraafplaats Duin en Bosch.
Begraafplaats Duin en Bosch. Half augustus 2014 zijn er zeven bomen gekapt op de begraafplaats. Deze drie bomen bij het graf van Dr.J.W. Jacobi waren er een onderdeel van. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Toen het provinciaal psychiatrisch ziekenhuis Duin en Bosch in 1909 in gebruik werd genomen, was de organisatie zodanig geregeld dat het helemaal in de eigen behoeften kon voorzien. Op bijna geen enkele wijze was men afhankelijk van de omgeving.

Centrale en wasserij Duin en Bosch.
Centrale en wasserij Duin en Bosch. De wasserij en strijkkamer werden bemand door een deel van de patiënten. Watertorenpad 10-12, Duin en Bosch in Bakkum. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

In de centrale werkplaats werd de benodigde elektriciteit opgewekt, men beschikte over een wasserij. Een ingenieus systeem zorgde ervoor dat de fecaliën en het was- en afvalwater via een apart riool over de zogenaamde vloeivelden werd verspreid teneinde de schrale duingrond nog enigszins vruchtbaar te maken. Een smalspoor verbond de paviljoens onderling: het maakte het vervoer van voedsel, gewassen kleding en andere zaken mogelijk. De tramlijn naar het station Castricum maakte Duin en Bosch tot een dorp op zich.

Begraafplaats op Duin en Bosch in Bakkum.
Begraafplaats op Duin en Bosch in Bakkum. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

En …er was de begraafplaats.

In het begin van de 20e eeuw heerste in wetenschappelijke psychiatrische kringen de opvatting dat de psychiatrie het meest duidelijk gedefinieerd kan warden als de leer der hersenziekten.
De deskundigheid van de psychiater was gelegen in zijn kennis van de anatomie der hersenen. Het bestuderen van de microscopische anatomie van de hersenen van overleden patiënten bood de mogelijkheid uiterst geringe afwijkingen te ontdekken, die men in samenhang met de waargenomen ziektebeelden trachtte te brengen.

Het anatomiegebouw in de beginjaren van Duin en Bosch.
Het anatomiegebouw in de beginjaren van Duin en Bosch.
Het Anatomiegebouw van Duin en Bosch in 1999. Het gebouw is na 1994 in gebruik geweest als kantoor van de activiteitendienst en weer later verhuurd aan een huiswerkbegeleidingsorganisatie. Sinds 2017 is het een woonhuis. Goudsbergen 12, Duin en Bosch in Bakkum. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Dat verklaart de betekenis van de Duin en Bosch begraafplaats, maar sterker nog van het gebouw dat zich bij de ingang bevindt: het anatomiegebouw. Het gebouw met de voor de architectuur van het ziekenhuis zo karakteristieke ‘vakwerkstijl’.

Opzichterswoning van Duin en Bosch.
Opzichterswoning van Duin en Bosch, Duinenboschweg 1 in Bakkum, 1908. De opzichterswoning was al vrij snel klaar voor gebruik want de opzichter kwam hier te wonen. In de omgeving is nog geen boom te ontdekken, die kwamen allemaal later. Collectie NHA. Toegevoegd.

De volgorde van de bouw van het ziekenhuis was als volgt: eerst werd de tramlijn gerealiseerd, daarna de twee opzichterswoningen aan de zuidkant van het ziekenhuis en daarna het gebouw voor anatomie. Daarin bevonden zich: “een lokaal voor het opbaren van de overleden patiënten, een vertrek met een katafalk (kleine verhoging voor een doodskist) voor de begrafenissen en een wachtkamer voor de familie van de overledene. In de andere helft van het gebouw was de sectiekamer en daarnaast twee vertrekken voor het laboratorium. Een van die vertrekken was bestemd voor het macroscopisch bewerken van preparaten, het tweede voor het vervaardigen en bestuderen van microscopische preparaten. Een donkere kamer voor fotografie sloot zich hierbij aan, terwijl op een zolder de gelegenheid was tot het inrichten van een museum voor het tonen van buitengewone hersenweefsel-coupes”, aldus dr. J.W. Jacobi in zijn secure rapportage in het jaarverslag van 1909.

Begraafplaats Duin en Bosch in Bakkum.
Begraafplaats Duin en Bosch in Bakkum. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Bijzondere betekenis

De begraafplaats is gelegen aan de oostzijde van het ziekenhuisterrein. In cultuurhistorisch opzicht is het een belangrijke plaats, omdat het een beeld geeft van de bejegening van de overleden patiënten en van de personeelsleden die er een laatste rustplaats kregen.
De opmerkelijke hiërarchie die er bestond rondom de plek waar verpleegden en functionarissen begraven werden, schetsen de opvattingen van destijds. Er zijn graven van mensen die in de geschiedenis van Duin en Bosch en de Castricumse gemeenschap een belangrijke functie vervulden, maar ook graven van jonge mensen waarvan het overlijden diepe indruk maakte bij de Bakkumse bevolking.

De oude graven, de schelpenpaadjes en de monumentale iepen geven de niet meer in gebruik zijnde begraafplaats een mysterieuze en rustige sfeer.
De oude graven, de schelpenpaadjes en de monumentale iepen geven de niet meer in gebruik zijnde begraafplaats een mysterieuze en rustige sfeer.

De begraafplaats was verdeeld in twee afzonderlijke gedeelten: een deel was bestemd als algemene begraafplaats en het andere deel was voor rooms-katholieke overledenen. In beide delen waren drie klassen te onderscheiden. De eerste klasse was voor hogere en middelbare ambtenaren, de tweede klasse voor het overige personeel en de derde klasse voor de patiënten.
Als de Commissie van Bestuur daarvoor toestemming verleende, was het geoorloofd de lijken van de leden van het gezin van het personeel, met inachtneming van de bovenvermelde klassenverdeling, hier te begraven. Een begrafenis vond in de regel plaats tussen 10 en 12 uur.

Alle overledenen werden naar de begraafplaats gedragen: bij de teraardebestellingen in de 1e en 2e klasse door tien, en bij begrafenissen in de 3e klasse door acht dragers. De dragers werden door de geneesheer-directeur uit het verplegend personeel aangewezen.


Jaarboek 22, pagina 30

De voorganger en de dragers waren bij een begrafenis verplicht in het zwart gekleed te gaan. Deze kleding werd door het ziekenhuis verstrekt. Bij begrafenissen in de 1e klasse werd voor elk lijk een afzonderlijk graf gemaakt. In de 2e en de 3e klasse was een graf voor drie overledenen bestemd. Als er van de overleden verpleegden geen nabestaanden waren of de familie geen grafsteen kon bekostigen, droeg het ziekenhuis zorg voor het plaatsen van een zwart houten kruis.

De begraafplaats op het voormalig terrein van Duin en Bosch.
De begraafplaats op het voormalig terrein van Duin en Bosch. Hier ligt onder andere begraven de eerste geneesheer-directeur Dr. Jacobi. Aquarel van John Casper, 2004. Foto van Jacques Schermer. Toegevoegd.

De graven

Een schilderij met de begraafplaats vol in beeld en gedateerd 20 mei 1920 is te bewonderen in het museum ‘Het Oude Huys’. Het geeft, gelet op de gedetailleerde wijze van schilderen, een betrouwbaar beeld van hoe het er toen, in 1920, uit zag. Er zijn 15 houtenkruizen te zien. In de 3e klasse zijn 29 grafmonumenten geschilderd. In de 1e en 2e klasse afdeling zijn 9 graven te onderscheiden. Dominant aanwezig is de grafzuil van de eerste directeur, dr. J.W. Jacobi. Het is een granieten obelisk omgeven door een fraai gesmeed hekwerk. Jacobi genoot veel respect en waardering onder de ziekenhuisbevolking. Het verhaal gaat dat het personeel dit ooit fraaie monument met stuivers, dubbeltjes en kwartjes heeft bekostigd.

Meneer van Keeken, economisch-directeur van Duin en Bosch achter zijn bureau in het Administratiegebouw.
De heer W.E. van Keeken, economisch-directeur van Duin en Bosch achter zijn bureau in het Administratiegebouw. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

Het laatste personeelslid dat hier, in 1953, een rustplaats kreeg, was de heer W. E. van Keeken, destijds administrateur van bet ziekenhuis en een bekende man in Bakkum vanwege zijn grote verdienste voor de tennissport. Hij was mede oprichter van de Bakkumse tennisclub, die ooit in Duin en Bosch van start is gegaan. De tennisbaan lag links aan het einde van de Beukenlaan op de plaats waar nu Westlinge D te vinden is. Van Keeken beijverde zich als bestuurslid van de landelijke tennisbond voor het beoefenen van de tennissport door de jeugd. Het jaarlijks georganiseerde internationale jeugdtoernooi aan de Vinkebaan draagt daarom terecht zijn naam.

De grafstenen van de broertjes Gerrit en Henk Koeman.
De grafstenen van de broertjes Gerrit en Henk Koeman. Duin en Bosch in Bakkum. 2010. Op het eerste grafveld, links van het toegangspad, bevindt zich een graf met twee achter elkaar geplaatste stenen. Het is het graf van Gerrit en Henk Koeman, kinderen van Volgert Koeman en Johanna Maria Blei. Gerrit, geboren op 23 januari 1916, overleed op 12 december 1921 als gevolg van een infectieziekte. Op de slecht leesbare grafsteen staat: “Hier rust onze lieve jongen Gerrit Koeman, Overleden op 12 december 1921.” Gerrit was nog geen 6 jaar oud. Zijn broer Henk kwam in 1929 op 12-jarige leeftijd op tragische wijze om het leven door een ongeval.

Er is een bijzonder graf dat links van de ingang te vinden is en dat uit twee stenen bestaat. Het is het graf van Gerrit en Henk Koeman, zonen van een verpleger, die in de huizen van Duin en Bosch (nu gelegen aan de Van Duurenlaan) woonde. Gerrit overleed in 1928 na een ernstige infectieziekte. Zijn broer Henk kwam op tragische wijze om het leven door een ongeval in het stukje duin tegenover het huis van zijn ouders, om precies te zijn op de plaats waar zich nu de tuin van Professor Winklerlaan 7 bevindt. Het was in 1930, Henk was 13 jaar oud. Het was herfstvakantie en met vrienden had hij een hut gebouwd, een diepe kuil gegraven en deze afgedekt met boomstammetjes, takken en bladeren. Een onzichtbare hut, dat was de bedoeling. Op een gegeven moment toen Henk alleen in de hut was, stortte deze in. De andere jongens konden met hun blote handen weinig beginnen en renden naar Henks huis om hulp te halen, maar helaas duurde dit te lang. Na enige tijd werd de jongen levenloos uit het zand gehaald.

Het graf van Jan Blei, Duin en Bosch in Bakkum, 1977.
Het graf van Jan Blei, Duin en Bosch in Bakkum, 1977. Het zag er naar uit dat het graf van Jan niet meer gevonden kon worden, maar een foto uit 1977 bracht daar verandering in. Op de foto staat een gebroken zuil op een onderbouw. In die onderbouw zit aan de voorzijde een witmarmeren tekstplaat met het opschrift: ‘Hier rust onze lieveling Jan Blei, Geboren 10 Juli 1931, Overleden 24 Juli 1936’. Het grafmonument staat binnen een rechthoek van natuurstenen banden met daarop zes natuurstenen kettingpaaltjes. Op de foto staat ook een grafsteen met de naam Frans Bakker. Omdat die grafsteen er nog staat, kon het graf van Jan Blei worden gevonden.(2010) De zuil met de onderbouw bestaat niet meer, maar de tekstplaats ligt midden op het graf, verborgen onder afgevallen bladeren. Het graf wordt nog slechts gemarkeerd door de al eerder genoemde stenen banden met de kettingpaaltjes. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

En dan is er nog die kleine, ooit witte graf steen met als opschrift: ‘Hier rust onze lieveling Jan Blei. Geboren 10 Juli 1931. Overleden 24 Juli 1936’. Ook het verhaal rond de dood van Jan Blei zorgde voor heftige emoties. Zijn vader was eveneens verpleger in Duin en Bosch. Wat gebeurde er precies? De jongen was aan het spelen op ‘het duintje’, het deel van het dorp tussen de Van der Mijleweg en de grens van het ziekenhuis. Andere kinderen lieten er vliegers op. Op ‘het duintje’ stonden houten radio-antennepalen, waarop zich op de bovenkant een zinken kapje bevond, om inwateren tegen te gaan. Op een nooit meer te achterhalen wijze is één van die palen plotseling omgevallen en trof het hoofd van het spelende kind. Hij was op slag dood.

De oude begraafplaats van Duin en Bosch in Bakkum.
De oude begraafplaats van Duin en Bosch in Bakkum, 2005. In de zuidwestelijke hoek van het terrein van Duin en Bosch gelegen begraafplaats, in 1909 ontworpen in een decoratieve tuinstijl, met enkele kenmerkende grafmonumenten, waaronder dat van de eerste geneesheer-directeur dr. Jacobi. Het kerkhof is buitenom te bereiken maar ook vanaf het anatomiegebouw via een smal pad. De begraafplaats kende een onderverdeling in drie klassen. Sinds 1955 wordt hier niet meer begraven en is de begraafplaats niet of nauwelijks aan verandering onderhevig geweest. De begraafplaats is op een onregelmatig rechthoekig grondplan ontworpen met longitudinale hoofdas en dwarsas. De zuidwestelijke helft is door middel van paden onderverdeeld in vier, niet even lange, afgeronde stroken. Op de kruising van de hoofdassen bevindt zich een rotonde met in het middengazon een treurwilg. Langs de assen en aan de randen monumentale bomen. De velden hebben een groenaanleg vrijwel zonder bomen. Het graf van Jacobi heeft een in graniet uitgevoerde manshoge obelisk. Andere graven, in de meeste gevallen staande grafstenen zijn ook in natuursteen uitgevoerd, in verschillende gradaties van kostbaarheid, in een enkel geval met smeedijzeren kettingen of een smeedijzeren hekwerk. De begraafplaats uit 1909 is van algemeen belang als historisch-functioneel onderdeel van het ziekenhuiscomplex Duin en Bosch. Vanwege het ontwerp in decoratieve tuinstijl en de inrichting met groenaanleg, padenstelsel, grafstenen en hekwerken. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.
 

De functie wordt opgeheven

Op 20 mei 1960 vond de laatste begrafenis plaats. Het was een man van 66 jaar die in 1929 was opgenomen en dus 31 jaar in Duin en Bosch had gewoond. In 1963 werd het formele besluit genomen de begraafplaats definitief te sluiten. De vroegere wet op de lijkbezorging schreef voor, dat een niet meer gebruikte begraafplaats tenminste 30 jaar na de sluiting braak moest liggen.


Jaarboek 22, pagina 31

De plaats kon dus niet worden geruimd. Misschien hebben de beleidsmakers van het ziekenhuis toen de tekst van de wet iets te letterlijk gevolgd. De begraafplaats verloederde en verkeerde in desolate toestand. De tand des tijds deed zijn werk en vandalen gingen hun gang: grafzerken werden omgegooid, de paden raakten overwoekerd door onkruid. Het was de tijd die het einde van het ‘self-support’ karakter van het ziekenhuis inluidde: de tramlijn, tot dan toe nog noodzakelijk voor de aanvoer van cokes voor de centrale, werd opgeheven; de tramremise werd verplaatst en kreeg een andere functie: houtopslag voor de bouwkundige dienst.

De begraafplaats van Duin en Bosch in Bakkum.
De begraafplaats van Duin en Bosch in Bakkum. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

De sluiting van de begraafplaats stond dus niet op zich zelf, maar paste in de ontwikkelingen van de tijd. De psychiatrie veranderde. Men ging beseffen dat de mens, onder wat voor omstandigheden dan ook, een individu is dat op zijn omgeving blijft reageren, en dat het om die reden van groot belang is dat de omgeving van een psychiatrisch ziekenhuis deel uitmaakt van zijn bestaan. Een aantal psychiatrische inrichtingen, onder andere ‘de Willibrordus’ in Heiloo, voegde in die tijd het woord ‘centrum’ toe aan hun oorspronkelijke naam, om daarmee aan te geven dat men het middelpunt wenste te zijn van de zorg voor geestelijk zieken, maar dan in samenhang met de omliggende gemeenschap.
Duin en Bosch hield zijn eigen naam, zonder nadere toelichting, maar bleef niet achter bij de trend: het realiseerde het cultureel centrum ‘de Clinghe’ met een zalencomplex dat niet alleen voor intern gebruik bestemd werd, maar waar ook de omgeving van het ziekenhuis van kon profiteren.

De schuur van duinboerderijtje "De Kwekerij" in vroeger tijden.
De schuur van duinboerderijtje “De Kwekerij” in vroeger tijden. Duin en Bosch in Bakkum. Een heel oud huis uit de 17e eeuw heet wel ’t Oude Huis. Oorspronkelijk heette het De Kwekerij. Tot 1830 eigendom van L. Boreel die het huis en de landerijen aan Koning Willem 1 heeft verkocht. Hier nog met een houten landbouwschuur, een volledige stolp. Het stenen gedeelte ligt er recht achter.

In 1969 werd in een oude duinboerderij, bij gelegenheid van het 60 jarig bestaan, een museum ingericht. De doelstelling van het museum is het veiligstellen en toegankelijk houden voor een breed publiek van het historisch bezit van het voormalig rijkskrankzinnigengesticht, later provinciaal ziekenhuis te Medemblik en van Duin en Bosch. De bezoekers kunnen, kijkend naar de talrijke voorwerpen uit het verleden, mogelijk een ander en misschien beter inzicht krijgen in de psychiatrische praktijk van nu.

De grafzuil van Dr. J.W. Jacobi.
De grafzuil van Dr. J.W. Jacobi.

Natuurmonument

In 1993 werden de begraafplaats en het omliggende duingebied tot natuurmonument verheven. De kwalificatie ‘monument’ dankt het aan een aantal onderdelen. De begraafplaats op zich is een monument maar ook de omgeving is bijzonder. De oorspronkelijke paden zijn weer in ere hersteld en worden omzoomd door 25 ‘monumentale iepen’ ; centraal op de plek staat een, in de entourage passende ’treur-iep’. Alle bomen dateren uit de begintijd van het ziekenhuis. Ze zijn exclusief, omdat een iep, zo dicht bij de zee gegroeid, zelden een zo buitengewoon formaat heeft. Om ze tegen de iepziekte te beschermen, wordt de bast van de bomen jaarlijks geïnjecteerd, teneinde de gevreesde schimmel op afstand te houden.

De Clinghe op Duin en Bosch in Bakkum.
De Clinghe op Duin en Bosch in Bakkum. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Tot slot: de voormalige begraafplaats is ook het unieke domein van een aantal vleermuissoorten. De dwergvleermuis bezoekt ’s zomers het gebied om er zijn kostje bij elkaar te scharrelen. De vleermuis die eigenlijk in het gebied woont, is de grootoorvleermuis: een in Nederland steeds zeldzamer wordende soort, die zich ’s winters schuil houdt op een zolder van de nabijgelegen Clinghe.

Gerrit Schumm

Bronnen:

  • Het jaarverslag van Duin en Bosch van 1909
  • Linda Kos, documentalist medische bibliotheek Duin en Bosch.

12 januari 2021

Duin en Bosch, evacuatie (Jaarboek 18 1995 pg 27-30)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 18, pagina 27

Een ziekenhuis op drift

De evacuatie van Duin en Bosch

Evacuatie Duin en Bosch, uitladen van goederen in Rosmalen.
Evacuatie Duin en Bosch, uitladen van goederen in Rosmalen. De evacuatie moest plaatsvinden op 23 juni 1942. Teenstra ontsloeg eerst 60 betere patiënten. De overige 770 patiënten werden overgeplaatst naar andere instellingen: 254 patiënten gingen naar de Willem Arntsz hoeve bij Den Dolder, 195 werden geplaatst in Groot-Graffel te Warnsveld, 162 in Medemblik en 159 in Rosmalen (Coudewater). De directie koos domicilie in een voormalig schoolgebouw in Limmen om zodoende dichtbij het ziekenhuis te blijven en de zaken in de gaten te houden. Patiënten en personeel hebben het nodige te lijden gehad van de oorlogsomstandigheden. De Joodse patiënten die naar Den Dolder en Rosmalen waren geëvacueerd, konden uit de handen van de bezetter worden gehouden; in Medemblik en Warnsveld zijn ze slachtoffer van de terreur geworden. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Juni 1942

Door velen werd het reeds gevreesd, door anderen mogelijk ver­wacht: maar in juni 1942 werd de directie van Duin en Bosch geconfronteerd met een aan duidelijkheid niets te wensen overla­tend bevel van de Duitse Wehrmacht tot ontruiming van het grote ziekenhuiscomplex met uitzondering van een paar bedrijfsgebou­wen, zoals ketelhuis, centrale, wasserij en keuken. Het bericht kwam voor de directie als een donderslag bij heldere hemel en betekende voor bewoners en personeel zonder meer op zeer korte termijn evacuatie naar oorden elders in het land. Ik sprak erover met personen, die er nauw bij betrokken waren en zich er alles van konden herinneren, al is het 53 jaar geleden. Zij wisten er dikwijls kleurig en boeiend over te vertellen. Dat sommigen van hen al niet meer onder ons zijn, is een onontkoombaar gegeven.

Dokterswoning van Duin en Bosch, van Oldenbarneveldweg 38 in Bakkum.
Dokterswoning van Duin en Bosch, van Oldenbarneveldweg 38 in Bakkum. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

Limmen

De directie en de centrale boekhouding en administratie werden voorlopig ondergebracht in een van de dokterswoningen, maar ver­huisden evenwel spoedig naar een niet meer in gebruik zijnd schoolgebouw in Limmen. Van hieruit trachtten geneesheer-directeur dr. Teenstra en hoofdadministrateur Van Keeken plus een aan­tal medewerkers, contact te houden met de vier evacuatiebestemmingen in Warnsveld, Medemblik, Rosmalen en Den Dolder. Het onderhouden van deze contacten bleek later zeer moeilijk te zijn.

Mannelijke patiënten en personeel van Duin en Bosch tijdens de evacuatie periode in Groot Graffel te Warnsveld tijdens de tweede wereldoorlog.
Mannelijke patiënten en personeel van Duin en Bosch tijdens de evacuatie periode in Groot Graffel te Warnsveld tijdens de tweede wereldoorlog. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Warnsveld

“Ik werd met vele anderen aangewezen als begeleider van een groep van 195 mannelijke en vrouwelijke patiënten voor evacuatie naar de psychiatrische inrichting ‘Groot-Graffel’ in Warnsveld”, vertelde me oud hoofdverpleegkundige Arie Kossen, toen nog jong verpleger. De groep werd ondergebracht in twee paviljoens waarover dokter Ten Raa de leiding had. “De huisvesting kon nooit optimaal zijn, want Groot-Graffel kon normaal 700 mensen herbergen. Na ons arriveerde nog een groep vrouwen uit Santpoort, zodat er een overbezetting van 400 mensen was. De voedselvoorziening was aanvankelijk uitstekend, maar werd snel minder en er werd tenslotte bijna honger geleden. Een ‘zwaar’ onderhoud met de rentmeester van de stichting, een belangrijke figuur, leidde tot duidelijke verbetering, er kwam meer eten. De verstandhouding met het personeel van Groot-Graffel was zonder meer prima, er werd met elkaar gezongen, zelfs toneel gespeeld, kortom we werden gastvrij ontvangen door onze collega’s in het dorp, die huisvesting aanboden aan het gehuwde personeel van Duin en Bosch. Ik en mijn vrouw met wie ik in het gemeentehuis van Warnsveld trouwde, woonden op kamers bij een collega.”

Toen de voedselsituatie minder werd kon men bij boeren in de omgeving naast melk, ook nog lang rogge en tarwe bemachtigen. “Ik kocht bij een heel goede boer zelfs een big tegen de geldende prijs per kilo. Niks geen ‘zwart’. Ik bracht hem in een zak achter op de fiets naar huis”, lacht Arie Kossen bij de gedachte eraan. Het leven werd eind 1944, begin 1945 echt moeilijk toen Warnsveld in de frontlinie kwam te liggen. Het echtpaar Kossen bracht nog een dag of vier door in de kelder bij de buren, terwijl de granaten van de Duitsers en Canadezen en de gevreesde V1’s van de Duitsers over het dorp gierden. “Begin 1945 werd ik met andere collega ’s bij toerbeurt tewerkgesteld bij het aanleggen van versterkingen en geschutsopstellingen voor de Duitsers. Ik zat midden in de winter aan de IJssel te kappen en te zagen voor 35 gulden in de week met zaterdags een worst en een brood mee naar huis.” Arie Kossen kan er boeiend en met zin voor humor einde­ loos over vertellen.

Over het wel en het wee van de patiënten schrijft dokter Ten Raa in zijn sober bijgehouden, maar veelzeggende dagboek over de laatste angstige maanden in Warnsveld:

  • 23 januari 1945 Vandaag veel onrust in de lucht, bommen en schieten.
  • 26 januari 945 Moordende koude, 15 graden beneden nul. Brand­stoffen slinken onrustbarend.
  • 6 februari 1945 De hele dag bombardementen. Veel patiënten van­nacht onrustig. Huilen en schreeuwen.
  • 13 februari 1945 Rantsoenen vet en boter zeer sterk beperkt. Voor ongeveer 1500 patiënten is nog zo’n 12 kilogram boter per week beschikbaar. Het middageten van de patiën­ten is ongeveer de helft van gewoonlijk. Kolen zijn op en er moet met hout worden gestookt.
  • 10 maart 1945 Door gebrek aan hout, stopt heden de centrale ver­warming. Koude noordenwind, koud op alle zalen.
  • 28 maart 1945 Met opgewektheid gevierd het 25-jarig dienstjubileum van zuster Fekkes, vooral nu de gebeurtenis­sen wijzen op een snel naderend einde van de oor­log.
  • 31 maart 1945 Vanmiddag is alles op en om het terrein in oorlogsopstelling. De patiënten van de zolders zullen beneden op de grond slapen. Alle mobiele patiën­ten blijven ’s nachts in de kleren.
  • 4 april 1945 Om half twee ’s middags begint een beschieting met granaten, die met korte onderbrekingen duurt tot 10 uur ’s avonds. Na talloze granaatinslagen, die een mannelijke patiënt doodden, kwam om 10 uur ‘s avonds nog mitrailleurvuur op ons mannen­ paviljoen, waardoor 2 patiënten op slag gedood werden. Toen kort na 1 uur vier voltreffers op ons vrouwenpaviljoen. Het was een hel toen de Canadezen door de gangdeuren naar binnen scho­ten. Begeleid door broeder Nonnekes, die een branden­de lantaarn omhooghield, kon ik de Canadese offi­cier overtuigen, dat dit een ziekenhuis was en geen militaire vesting, zoals hij op zijn kaart had staan. Het was zijn opdracht het gesticht volkomen te vernietigen. Even na ons gesprek hield het artille­rievuur op ons gesticht op.
  • 5 april 1945 Een helse nacht om nooit te vergeten. Alle patiën­ten tezamen gepakt met het personeel in de bene­den gangen. Niemand sliep. Alle personeel hielp voortreffelijk in de allerzwaarste omstandigheden.

Tot zover het dagboek van dokter Ten Raa. De volgende dag was Groot-Graffel bevrijd. Vier patiënten lieten het leven en in de loop van de evacuatie werden de enkele Joodse patiënten, die van Duin en Bosch waren meegekomen, weggevoerd naar de vernietigings­kampen in het oosten.


Jaarboek 18, pagina 28

“Het was een benauwde en angstige tijd, die je nooit meer ver­geet,” aldus Arie Kossen. Zijn groep keerde het eerst terug op Duin en Bosch op 30 oktober 1945.

Hoofdgebouw te Medemblik.
Hoofdgebouw te Medemblik.

Medemblik

Met als einddoel het zusterziekenhuis in Medemblik kroop in die bewogen juni maand in 1942 een lange karavaan autobussen, vracht- en verhuiswagens richting IJsselmeer, waar 162 mannelij­ke patiënten en 40 personeelsleden zouden worden ondergebracht. De algemene leiding berustte bij dokter Kruytbosch; de dagelijkse leiding was in handen van zuster Frikkee.
Oud-verpleegster Jeanne Kriekaard (in 1994 overleden) was er bij en vertelde me haar ervaringen: “De ontvangst was uitermate har­telijk en warm, het laatste niet in het minst door de grote ketels met stevige, smakelijke soep, die de keuken in Medemblik voor ons had bereid.” Die ontvangst was haast symbolisch voor de fijne verstandhouding, die er in die lange evacuatietijd was ontstaan. Het ziekenhuis kende niet als Duin en Bosch paviljoens, maar het ‘bloksysteem’, waarbij de bevolking eigenlijk onder één dak woont, dat wil zeggen in twee grote vleugels en een hoofdgebouw. De Duin en Bosch-bewoners werden in een aantal door de Medemblikker patiënten ontruimde zalen ondergebracht, terwijl een grote werkzaal als ziekenzaal werd ingericht. Het ongehuwde personeel van Duin en Bosch werd in slaapkamertjes gehuisvest op de bovenverdieping, terwijl de gehuwden al redelijk snel onderdak vonden in het stille stadje.

“In het ziekenhuis mengden onze mannen zich al gauw onder de Medemblikkers, omdat sommige zalen eigenlijk gewoon in elkaar overliepen. Het ging wederkerig en ’s avonds was het vaak één grote familie en een en al gezelligheid. Tussen de personeelsleden waren de relaties eveneens prima, wat later zou blijken uit een handvol huwelijken, die er werden gesloten. Het eten was er heel lang goed en voldoende, maar in de laatste winter werd het steeds meer mondjesmaat net als overal. Licht en verwarming waren er de laatste maanden nauwelijks meer. Grote met hout gestookte en soms bar rokende en stinkende kachels zorgden nog voor wat behaaglijkheid. Het water werd tenslotte tot een minimum gerant­soeneerd”, aldus Jeanne Kriekaard, die een trieste herinnering had aan die dag in maart 1944 toen de Duitsers 9 Joodse patiënten van Medemblik en Duin en Bosch wegvoerden naar Auschwitz, waar ze het leven lieten. “We waren machteloos en verslagen”, besloot ze haar verhaal.

Patiënten en personeel geëvacueerd in Medemblik.
Patiënten en personeel geëvacueerd in Medemblik.

Aanvankelijk als huishoudelijke hulp, later in de grote keuken werkzaam heeft Gré Froma-Zonneveld aan die jaren in Medemblik – ondanks alles – veel goede herinneringen. “De verstandhouding tussen het interne perso­neel van Medemblik en ons was prima en er ontston­den van lieverlede hechte relaties tussen de broeders van Medemblik en de zusters en dienstmeisjes van Duin en Bosch. Op Duin en Bosch vond men in die jaren de omgang van broeders met dienstmeisjes maar zo zo”, wil ze even kwijt. Een sterke, angstige herinnering heeft ze aan 15 januari 1945 toen zo’n 100 man Grüne Polizei en Wehrmacht een grote razzia hielden in het ziekenhuis, dat – overigens niet ten onrechte – door de Duitsers werd beschouwd als een broeinest van verzet en een verblijfplaats voor onderduikers. “Ik werd uit de keuken gehaald en door de beruchte Fischer, commandant van de Grüne Polizei, gesommeerd hem de weg te wijzen boven in het hoofdgebouw, waar hij kennelijk niet vond wat hij zocht. Ik ging trillend op mijn benen weer met hem naar beneden. Veel later hoorde ik dat zich op zolder een bekende Medemblikker ver­zetsman schuilhield. In de vroege ochtend van die dag werd een aantal uitwonende personeelsleden – op weg naar hun werk – op een hoop gedreven en voor verhoor meegenomen naar het hoofdkwartier van de Grüne Polizei. De meesten werden vrij snel weer losgelaten, een paar moesten voor een verder verhoor naar Alkmaar, maar ook zij keerden gauw terug, behalve een paar broeders van Medemblik, die naar Duitsland werden getransporteerd. Een aantal jonge Medemblikker verplegers – bevreesd voor de Arbeitseinsatz in Duitsland – bracht de dag door in de verwarmingskelders, die zich onder het gehele complex uitstrekten. Ze kwamen na vertrek van de Duitsers weer te voorschijn, al hadden ze wel angstige ogenblikken gekend.”

Wat haar het meest is bijgebleven, was de beschie­ting van een kleine Nederlandse vrachtboot door een Engelse Typhon op het IJsselmeer vlak onder de haven van Medemblik een paar weken vóór de bevrijding. Met een aantal doden en gewonden aan boord meerde de boot af langs het ziekenhuisterrein aan de Westerhaven, waar al snel de nodige en nog mogelijke hulp werd geboden. Een paar oudere Duin


Jaarboek 18, pagina 29

en Bosch-zusters begeleidden de gewonden op een met stro en strobalen bedekte boerenwagen met een witte vlag naar het zie­kenhuis in Enkhuizen: een gevaarlijke onderneming met die vlieg­tuigen in de lucht.

De klokkenstoel op het terrein van Duin en Bosch.
De klokkenstoel op het terrein van Duin en Bosch. De klokkenstoel stond voorheen bij het Provinciaal Ziekenhuis in Medemblik. Hij verhuisde naar Castricum na sluiting van het Provinciaal Ziekenhuis in Medemblik in de jaren kort na 1960. In de jaren na 1960 heeft er op Duin en Bosch vervangende nieuwbouw plaats gevonden. Na de voltooiing daarvan is door de aannemer een klokkenstoel geschonken en is de luiklok daarin opgehangen.De klokkenstoel stond bij het Oude Huys, museum, theehuis. Toen de vervangende nieuwbouw werd gesloopt en er veel ging veranderen op het zieknhuisterrein is in 2014 de klok door Parnassia Vastgoed Groep aan de Oudheidkundige Vereniging Medenblick geschonken. De klok staat nu in het museum van deze vereniging. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Toen de Bevrijdingsdag eindelijk kwam, werd de etensbel aan de muur van het hoofdgebouw uitbundig geluid (hij prijkt nu naast het Duin en Bosch-museum in een klokkenstoel). “Ja, je was blij, maar toch timide en triest om wat er gebeurd was, het fusilleren van drie Medemblikker personeelsleden. Je kende ze allemaal zo goed”, besloot Gré Froma haar verhaal.

De aankomst in juni 1942De aankomst in juni 1942 op 'Coudewater' te Rosmalen.
De aankomst in juni 1942 op ‘Coudewater’ te Rosmalen.

Rosmalen

“Die evacuatie kwam als een donderslag bij heldere hemel. De nacht vóór het vertrek sliepen we met de vrouwen in het stro, omdat ledikanten en bedden al in de vrachtauto’s waren geladen”, vertelde hoofdverpleegster Chris Commandeur mij’ toen ik twee jaar geleden met haar sprak over de evacuatie naar het rooms-katholieke gesticht ‘Coudewater’ in het Brabantse Rosmalen. Met haar colle­ga en huisgenote Jeanne Holtrop vergezelde ze een groep van 159 vrouwen, die onder supervisie van mevrouw dokter Aukes moes­ten verhuizen naar het zuiden des lands. De patiënten werden ondergebracht in een tweetal ontruimde paviljoens, het personeel in het zogeheten ‘Sanatorium’. Toen er later nog 200 mensen uit ‘Oud-Roosenburg’ bij Loosduinen en 150 uit Noordwijkerhout bij kwamen, moest het personeel zich in de dorpen Berlicum en Rosmalen vestigen. Hoe was het contact met het personeel van Coudewater? “Er was heel weinig contact, de omgang was bijna gereserveerd. Mogelijk speelde daarbij de katholieke signatuur van het gesticht wel een rol; we leefden eigenlijk helemaal apart en dat was onder de gegeven omstandigheden toch wel vreemd”, aldus de zusters. “De voedselvoorziening was bepaald goed te noemen. Dank zij een eigen boerderij, waarvan de verbouwde tarwe, rogge en peulvruchten nooit werden ingeleverd bij de Duitsers, was er haast geen gebrek, terwijl de keuken in 1944 toch voor zo’n 1500 mensen moest zorgen”, weet Chris Comman­deur. “Er werd ook regelmatig clandestien geslacht. Nee, honger hebben we nooit geleden zoals de mensen in Den Dolder, al kon­ den wij het moeilijk begrijpen dat de patiënten van hun klasse-afdeling ondanks de schaarste altijd betere en ruimere voeding kregen, terwijl iedereen toch dezelfde bonkaarten had.”

De zusters willen het zo veel jaren later nog wel even kwijt. Ontspanning was er vrijwel niet en daarvoor was ook geen gele­genheid toen van medio tot eind 1944 de Engelsen en Canadezen gestaag oprukten in het zuiden en Coudewater in de frontlinie kwam te liggen. “Een angstige tijd door de schietpartijen en bombardementen over en weer. De patiënten werden in de kelders van de paviljoens ondergebracht waar ze beschermd waren tegen bomscherven. Het was gewoon een hel als de granaten over Coudewater gierden en de bommen insloegen, terwijl je ’s nachts de vrouwen in de kelders moest verzorgen en verschonen. Velen waren incontinent. We konden er amper rechtop staan”, herinne­ren de zusters zich nog maar al te goed. Overigens vielen er geen slachtoffers, behalve een zuster uit Oud-Roosenburg, die door een granaatscherf werd getroffen en gewond werd. Op 24 oktober werd Coudewater door de Engelse troepen bevrijd. “Ik was die dag jarig en had me geen mooier verjaardagscadeau kunnen wensen”, aldus Jeanne Holtrop.

Paviljoen Vrouwen 1.
Toegangsweg en ingang van Hoograde Duin en Bosch. Dit pand was heel vroeger een opnameafdeling voor vrouwen en had de naam Vrouwen 1. In de jaren 1960 , toen het Provinciaal Ziekenhuis te Medemblik werd opgeheven en naar Bakkum kwam, hebben alle paviljoens een eigen naam gekregen. Hoograde wil zeggen “hoge grenslijn”. Oude Parklaan in Bakkum. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Toch zou het nog ruim een jaar duren – om precies te zijn op 20 november 1945 – dat de groep ‘Rosmalen’ weer op haar oude paviljoens Vrouwen 1 en Vrouwen 2 van Duin en Bosch terug­ kwam en aan een bange tijd een einde kwam.
De zusters Holtrop en Commandeur zijn in 1993 en 1994 overle­den.

Den Dolder

Ook al eiste direct oorlogsgeweld geen slachtoffers onder patiënten en personeel, de evacuatieperiode in Den Dolder zou de meest rampzalige, de zwartste bladzijde in de oorlogsgeschiedenis van het zieken­huis worden. Van de 254 mannen en vrouwen, die juni 1942 een ander onderkomen vonden in een tweetal paviljoens van de Willem Arntzhoeve, stierf van juni 1942 tot december 1946 ongeveer 25 procent. Een schrikbarend sterftecijfer, dat zijn oorsprong vond in het vanaf 1942 stijgend voedselgebrek, in de kou op de tenslotte onverwarmde zalen en in de onmoge­lijkheid hen – ondanks alle zorg en inzet van het per­ soneel – de verzorging en behandeling te geven, die zij nodig hadden.
Evenals de evacués van Rosmalen sliepen de patiënten van Vrouwen 2 en Vrouwen 3 de laatste nacht in het stro, omdat de ledikanten en bedden al de dag ervoor naar Den Dolder waren vervoerd, waar een paar personeelsleden de slaapgelegenheid zo goed mogelijk hadden verzorgd.

Een van hen was oud-verpleegster Hilde Nienhuis. Zij wist er nog heel veel van te vertellen. “Het verkeer langs de route door Amsterdam was voor de Duin en Bosch karavaan speciaal omge­leid. Dokter Graafland (later werd hij vervangen door dokter Elderson) en hoofdzuster Ruisaart hadden de leiding. We werden vriendelijk ontvangen en de relatie met onze collega’s van de Willem Arntzhoeve was en bleef ook heel prettig. Ja, alles liet zich in het begin goed aanzien, maar dat zou in de loop van de tijd ver­anderen. De voedselrantsoenen werden steeds kleiner en de opge­slagen voorraden in de centrale vestiging in Limmen waren al gauw als een druppel op een gloeiende plaat. Kwam er eens wat extra’s, dan belandde dat vaak op de klasse-afdeling van de Willem Arntzhoeve hoeve in plaats van bij ons. Het verbaasde ons nauwelijks sinds de leiding van het ziekenhuis door een N.S.B.-directeur was vervan­gen. Hoewel het nabijgelegen vliegveld Soesterberg regelmatig door de geallieerde luchtmacht werd gebombardeerd en twee paviljoens van de inrichting werden getroffen, vielen onder onze mensen geen slachtoffers.


Jaarboek 18, pagina 30

De Jodenvervolging, die zich in 1943 ook tot ziekenhuizen en psy­chiatrische inrichtingen uitstrekte, was een andere bedreiging. Het personeel had al direct de namen van de vijf of zes Joodse mensen uit hun kleding gehaald en bij een razzia week een zuster via een achteruitgang met hen uit naar een blokhut in het bos, die een vei­lige haven bleek. In 1944 was er geen verwarming meer, moest het water uit twee bronnen op het terrein worden gehaald en lag de wasserij stil. We wasten vuil lijf- en beddengoed met ‘luchtzeep’ in koud water in de badkuipen, ook besmet goed, want er was een dysenterie-epidemie onder de patiënten uitgebroken, die steeds meer slachtoffers maakte. Daarbij kwam tot overmaat van ramp de schurft, die we haast niet meer konden behandelen, omdat er geen desinfectiemiddelen waren. Het werd een ware ramp. Veel mensen stierven door de kou, door gebrek aan voedsel en geringe weerstand. Voor de doden waren geen kisten meer; ze werden in een papieren zak gewikkeld en op een grote kar naar het kerkhof vervoerd. Heel luguber allemaal”, aldus Hilde Nienhuis, die de Joodse patiënten van de Willem Arntzhoeve staande in vrachtau­to’s zag wegvoeren. “Het was afschuwelijk en we konden niets voor hen doen, we waren machteloos”, verzucht ze nu nog zoveel jaren later.

Paviljoen Mannen 1, later Hoge Steeg genoemd, in 1946.
Paviljoen Mannen 1, later Hoge Steeg genoemd, in 1946. Oude Parklaan in Bakkum. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

In december 1946 arriveerde haar groep na vier verschrikkelijke jaren weer op Duin en Bosch. Velen van hen, in 1942 vertrokken, hadden het niet overleefd.

Drie Duitse soldaten tijdens de tweede wereldoorlog.
Drie Duitse soldaten tijdens de tweede wereldoorlog. Er was in 1943 een continent van 400 Duitse soldaten. Openbare gebouwen werden gevorderd voor het onderbrengen van de Duitsers, onder andere op Duin en Bosch, het zusterhuis en scholen, en ook woningen werden gevorderd. Deze soldaten zaten vermoedelijk op Duin en Bosch. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Terug naar Bakkum

Wat was er sinds juni 1942 met het leegstaande Duin en Bosch gebeurd? De verlaten paviljoens boden al gauw huisvesting aan Duitse militairen en manschappen van de ‘Organisation Todt’, de bouwafdeling van de Duitse Wehrmacht. Zij werden ingezet bij de aanleg en het bouwen van versterkingen en fortificaties, zoals de bunkers in de duinen en aan de kust en de voor een deel nooit opgeruimde ‘Tankwal’ bij de Geversweg. Ook bouwden zij de bunkers op het ziekenhuisterrein aan de Sifriedstraat, twee kleine en één grote, die later volgestort met beton en overdekt met zand, aan het gezicht onttrokken zijn, én ook de nog zichtbare bunker achter het PWN-gebouw.

Tankmuur bij de Geversweg.
Tankmuur bij de Geversweg. Deze Panzermauer is bedoeld om het binnendringen van tanks naar het duingebied te verhinderen. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

Dankzij de bezetting – men had ze immers nodig – bleven elektrische centrale, ketelhuis en wasserij gewoon functioneren met het daar werkzame personeel, zo goed en zo kwaad als dat onder de oorlogsomstandigheden mogelijk was.

De elektriciteitscentrale van Duin en Bosch.
De elektriciteitscentrale van Duin en Bosch in 1935.. (Jan) J.S.G. Bedeke de machinist en J.J. le Noble de elektriciën van de elektriciteitscentrale van Duin en Bosch. De elektriciteitsopwekking gebeurde met een stoomturbine (Laval turbine) en 110 Volt gelijkstroomgeneratoren. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Aan de directie was eind 1942 de toegang tot het ziekenhuis ontzegd.
Men zou verwachten dat na de bevrijding de evacuatiegroepen spoedig op Duin en Bosch zouden terugkeren, maar niets bleek minder waar. Na de capitulatie van de Duitse troepen hadden de Binnenlandse Strijdkrachten (B.S.) hun oog laten vallen op de leegstaan­ de gebouwen. Van de zes paviljoens, voor zover bruikbaar, werden er vier ingericht tot bewaringskamp voor ‘politieke delinquenten’ en twee tot verblijf van de manschappen. In het A-gebouw werden wapenkamers en militaire bureaus gevestigd.

Het administratiegebouw op Duin en Bosch.
Het administratiegebouw op Duin en Bosch. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

Half juli 1945 werd een deel van het A-gebouw vrij gegeven en kon men het bewoonbaar maken om van daaruit de langzamerhand weer ter beschikking gestelde paviljoens leeg te ruimen en schoon te maken. Het daarvoor aangetrokken personeel moet het gevoel gehad hebben ‘sisyfusarbeid’ te verrichten. De gebouwen waren volkomen uitgewoond, niet alleen door de Duitsers, maar ook door de paarden die er gestald waren. Langzaam maar zeker werden de paviljoens enigermate geschikt om hun eigenlijke bewoners weer te ontvangen, al zou het nog wel behelpen worden voorlopig. Er was nog aan alles gebrek. Een direct na de bevrijding inzettende stroom van nieuwe patiënten en een groot tekort aan verpleegkun­digen en medische staf, maakten het alleen nog maar erger.

Het 'thuisfront' in Limmen op 9 mei 1945.
Het ’thuisfront’ in Limmen op 9 mei 1945.

De 130 patiënten uit Warnsveld, die op 30 oktober 1945 als eer­sten met hun begeleiders terugkeerden, vonden misschien letterlijk een ‘opgemaakt bedje’, maar meer ook vrijwel niet. Op 20 novem­ber van dat jaar volgden 129 vrouwen uit Rosmalen.

Daggang in gebouw De Loet (het vroegere Mannen 2).
Dag gang in gebouw De Loet (het vroegere Mannen 2). Oude Parklaan 15-95 in Bakkum. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Omdat de schoonmaak en herinrichting van de gebouwen veel tijd vergde, werden alle teruggekeerden voorlopig op Mannen 2 (de tegenwoordige Loet) ondergebracht, wat in dit nu meer dan over­bevolkte paviljoen uiteraard ook problemen met zich mee bracht. Men kon de problemen echter de baas! Had men zich nog maar zo kort geleden, onder slechtere omstandigheden niet moeten behel­pen? De terugkomst van de groepen uit Medemblik en Den Dolder zou nog meer dan een jaar duren. Pas op 19 december 1946 keerden de laatste evacués terug op Duin en Bosch. Aan meer dan vier jaar van ontberingen, droefenis, angst en ellende was toen een eind gekomen.

Jaap Glastra