Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.
Jaarboek 33, pagina 75
Wie was … Jan Stuyt
Aan de Dorpsstraat in Castricum staan vier markante gebouwen die ontworpen zijn door de architect Jan Stuyt (1868-1934). Het zijn het oude raadhuis, de rooms-katholieke Pancratiuskerk met de pastorie en het voormalige zusterhuis, eerder verzorgingstehuis ‘De Hooghe Aert’. De gebouwen dateren uit de periode 1909-1911.
Stuyt was een echte Noord-Hollander, geboren in Purmerend, zoon van een logementhouder. Een man die zijn vak helemaal in de praktijk heeft geleerd. Eerst als tekenaar/opzichter, daarna als architect (samen met Jos Cuypers, de zoon van de bekende Pierre Cuypers) en uiteindelijk als zelfstandig architect. In Noord-Holland kom je zijn werk op vele plaatsen tegen. In onze omgeving onder andere de raadhuizen van Heemskerk, Heemstede en Purmerend, de beide kapellen van het Bedevaartsoord O.L. Vrouw ter Nood, de Willibrorduskerk in Heiloo, de kerk in Egmond aan den Hoef, het voormalige St. Elisabeth-ziekenhuis in Alkmaar en het seminarie Hageveld in Heemstede.
Bij het Nederlands Architectuur Instituut (NAI) in Rotterdam neemt het archiefmateriaal over deze architect 87 meter in beslag. Zijn oeuvre is zeer gevarieerd en uitgebreid. Zo heeft hij bijvoorbeeld tientallen kerken gebouwd, maar ook zo’n 3.000 woningen voor de mijnwerkers, vele villa’s, ziekenhuizen, scholen, raadhuizen, bankgebouwen, kloosters enzovoorts.
Zijn jonge jaren
Jan Stuyt kwam uit een groot gezin, wat in die tijd, wij hebben het over de 19e eeuw, heel gewoon was. Zijn vader Cornelis Stuyt, geboren in 1833, was logementhouder, koopman en lid van de gemeenteraad van Purmerend. Zijn moeder Maria Beusekom, geboren in 1837, was huisvrouw. Op 21 augustus 1868 werd Johannes (ofwel Jan) geboren als tweede zoon, nadat er eerst zes dochters waren geboren. Het gezin zou uiteindelijk uitgroeien tot 13 kinderen, waarvan vier jongens.
Jans jongste broer Jacobus Stuyt was notaris in Castricum van 1926 tot zijn overlijden in 1938. Hij werd begraven op het kerkhof bij de Pancratiuskerk.
Op de lagere school van Monsieur Berkenhof – het was een zogenaamde Franse school voor de betere stand – valt Jan op door zijn artistieke begaafdheid. Op initiatief van de hoofdonderwijzer en na vooroefening bij architect Van den Aardweg, kon Stuyt op 14-jarige leeftijd aan de slag bij het bureau van de bouwmeester A.C. Bleijs te Amsterdam. Daar was destijds volop werk: met de Sint-Nicolaaskerk aan de Prins Hendrikkade was juist een begin gemaakt. Stuyt verlaat tijdelijk het ouderlijk huis en gaat in Amsterdam wonen. Gedurende acht jaar tekende hij daar in hoofdzaak, maar voor kleine werken mocht hij opzichter zijn. Voor die opleidingstijd bij Bleijs (1842-1912), die hij zeer waardeerde als bouwmeester, is Jan Stuyt altijd zeer dankbaar geweest, hetgeen ook wel blijkt uit het In Memoriam dat hij schreef in het blad Architectura.
Jan Stuyt werkzaam bij Pierre Cuypers
In 1891 ging hij als tekenaar bij de grote architect Pierre Cuypers (1827-1921) en zijn zoon Jos (1861-1949) werken. De restauratie van het kasteel De Haar en van talrijke andere monumenten bood Stuyt een nieuw studieterrein. Van het restauratiewerk van kasteel De Haar heeft hij talloze aquarellen gemaakt.
De Maatschappij ter Bevordering der Bouwkunst schreef vanwege haar 50-jarig bestaan in 1891 een prijsvraag uit voor het ontwerp van een ‘vorstelijk verblijf’; een soort paleis dus. Het ontwerp van Stuyt vertoonde grote overeenkomst met de opzet van Cuypers Rijksmuseum en het Centraal Station van Amsterdam, hetgeen wijst op een grote waardering van de jonge tekenaar voor de vermaarde oude meester van onze Nederlandse architectuur. Hij kreeg voor zijn ontwerp de 3e prijs.
Vervolgens verzocht Stuyt om ergens opzichter te mogen worden om op die manier ook de praktijk van het bouwen beter te leren kennen. In 1893 werd hij naar Enschede gezonden om de bouw van de St. Josephkerk te begeleiden. Daar leerde Jan Stuyt Dr. Alphons Ariëns kennen, de kapelaan die opkwam voor verbetering van de levensomstandigheden van arme textielarbeiders. Door Ariëns, die
Jaarboek 33, pagina 76
al op 22-jarige leeftijd dogmatiek in Rome ging studeren en daar op 25-jarige leeftijd promoveerde in de theologie, leerde Jan Stuyt Italië kennen, hetgeen zijn leven lang van wezenlijke betekenis is geweest. In 1895 ontwierp en vervaardigde Jan Stuyt een keten voor Ariëns ter gelegenheid van zijn 12,5-jarig priesterschap.
Sint Bavo
Jos Cuypers kreeg van bisschop Bottemanne en vicaris-generaal Callier de vererende opdracht om de Sint Bavo in Haarlem te ontwerpen. Bijzonder was dat niet zijn vader Pierre Cuypers, maar hij de opdracht verwierf. Als belangrijkste reden werd genoemd de relatief hoge leeftijd van zijn vader (circa 66 jaar) voor de bouw van dit grote object dat een lange bouwtijd zou hebben. In 1894 verliet Pierre Cuypers Amsterdam om naar Roermond terug te keren, waarna Jos de leiding kreeg op het Amsterdamse architectenbureau.
Jos Cuypers verzocht Jan Stuyt om als hoofdopzichter te fungeren bij de bouw van de Sint Bavo. Juist vanwege de complexiteit van dit gebouw met vele straalkapellen, traptorens, koepelgewelven en een hoogkoor met kooromgang was het een zware taak. Jan Stuyt groeide uit tot ‘de tweede bouwmeester’. Naar zijn belangrijke rol zijn zelfs studies verricht. In het kader van de vernieuwing van de kerkelijke bouwkunst is dit object van grote betekenis geweest.
Jan Stuyt compagnon van Jos Cuypers
In 1898 begon Jan Stuyt als zelfstandig architect. Hij kreeg de opdracht om een aantal kerken te ontwerpen, te weten een kerk in Lodz in Polen (is niet gebouwd), de H. Sacramentskerk in Kopenhagen in Denemarken (gebouwd in 1915) en de St. Pancratiuskerk in Sloten nabij Amsterdam (gebouwd in 1900).
Deze periode als zelfstandig architect heeft maar kort geduurd. In 1899 vroeg Jos Cuypers Jan Stuyt als mede-architect van zijn bureau. Eerst ontwierpen beide architecten gezamenlijk nog een kruiskerk in neo-gotische stijl, te weten de Sint-Laurentiuskerk in de wijk Ginneken in het zuiden van Breda. De in 1902 gebouwde kerk is nog steeds in gebruik en is sinds 1978 een rijksmonument.
In de daarop volgende periode van circa 8 jaar komen beide architecten gezamenlijk tot de bouw van wel 13 kerken. Ik noem slechts drie belangrijke kerken, die voor de ontwikkeling van de kerkelijke bouwkunst van wezenlijke betekenis zijn geweest. Het zijn de St. Antoniuskerk in Utrecht (1902); de St. Jacobskerk in Den Bosch (1907) en de Obrechtstraatkerk in Amsterdam (1905-1911).
Gedurende deze periode kwamen beide architecten steeds meer los van de heersende neo-gotiek en neigden meer tot de ascetische kunst ofwel eenvoudige kunst met weinig opsmuk. Ook de samenhang van de kunsten onderling en de toenadering tussen kerkelijke en profane kunst streefden zij na. Daarbij was Jan Stuyt gericht op de neo-romaanse stijl en de Beuroner Schule als kunststroming.
Behalve kerken hebben beide architecten gezamenlijk nog vele objecten tot stand gebracht zoals de Boerhaave Kliniek in Amsterdam, het raadhuis en het Res-Nova woningbouwcomplex in Heemstede en diverse villa’s in Aerdenhout, Overveen en Haarlem.
De Beuroner Schule
Het is bekend dat Stuyt, waarschijnlijk via Dom Willibrord Verkade, waarmee hij bevriend was, als een der eersten in Nederland grote interesse toonde voor de kunsttheorie en kunst afkomstig uit het Zuid-Duitse Benedictijner klooster van Beuron, gelegen in Hohenzollern even ten noorden van de Bodensee. Hij onderhield een levendige briefwisseling met de schilder-beeldhouwer-architect en monnik Dom Desiderius Lenz (1832-1928), de man die de kunsttheorie van Beuron opstelde. Naar de mening van Lenz is het uitgangspunt van deze echte christelijke kunst om zoveel mogelijk aansluiting te zoeken bij Gods kunstwerk: De schepping. De Schepper nu zou zich hebben laten leiden door wiskundige wetmatigheden. De door de Schepper toegepaste maten zouden
Jaarboek 33, pagina 77
dus ook de kunstenaar tot constructief hulpmiddel kunnen dienen. Uitgaande van de veronderstelling dat de oude volkeren – voor Lenz vooral de Egyptenaren en Grieken – nog iets wisten van het maatstelsel dat de Schepper had gehanteerd, wees Lenz op de noodzaak het maatprincipe van de Egyptische en Griekse kunst te bestuderen. Voorbeelden van de toepassing van deze kunststijl zijn uiteraard te vinden in de kapel van het genoemde klooster te Beuron en in het klooster Monte Cassino in Italië. Uiteindelijk promoot Jan Stuyt deze kunstvorm sterk binnen Nederland door het geven van lezingen en het schrijven van artikelen. De later bij de Heilig Landstichting genoemde Piet Gerrits en ook Jan Toorop hebben in deze stijl gewerkt. Echt aangeslagen is deze stijl in Nederland niet, hetgeen echter niet geldt voor de hierna nog beschreven Cenakelkerk in Nijmegen.
Als het gaat om de werkverhouding tussen Jos Cuypers en Jan Stuyt, kan geconstateerd worden dat de eerste een wetenschappelijke opleiding had en de tweede volledig vanuit de praktijk zijn vak als architect heeft geleerd. De opzichter op het werk was dan ook Jan Stuyt en niet Jos Cuypers, die naar ik vermoed meer theoretisch was ingesteld en minder de eigenlijke bouw kende.
Beide architecten kunnen worden beschouwd als vernieuwers van de kerkelijke bouwkunst, hetgeen wel blijkt uit het boek ‘De 19e-eeuwse kerkelijke bouwkunst in Nederland’ van drs. H.P.R. Rosenberg, dat in opdracht van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg werd geschreven. Binnen het bureau ontwikkelde Stuyt zich steeds meer als zelfstandig architect. Een bekend voorbeeld daarvan is de St. Josephkerk te Velsen-Noord, waarvoor hij in 1907 opdracht kreeg. Ook de St. Pancratiuskerk in Castricum is zo’n voorbeeld, maar daarover straks meer.
Verder mag niet onvermeld blijven dat Stuyt in de periode april tot november 1907 vermoedelijk in opdracht van Pierre Cuypers, toen voorzitter van de Rijkscommissie voor de Monumentenzorg, als eerste en enige vele reconstructietekeningen maakte van de voormalige Adelbertus-abdij van Egmond. Tevens heeft hij een mausoleum ontworpen voor de grafsteden van de graven van Holland, waaronder graaf Dirk I, die dit klooster heeft laten bouwen.
Het huwelijk van Jan Stuyt
Jos Cuypers en Jan Stuyt maakten niet alleen deel uit van hetzelfde architectenbureau en waren beiden docent aan de Academie voor de Bouwkunst, maar zaten ook in de Kunstkring De Violier en in het Genootschap Architectura et Amicitia, een architectenkring gevestigd in Amsterdam met als deelnemers onder andere Berlage, De Bazel en Kromhout. Dit alles legde de basis voor een hechte relatie tussen beide heren, hetgeen ook wel bleek toen Jan Stuyt in 1908 in Brussel in het huwelijk trad en als getuige Jos Cuypers vroeg. Opvallend is dat niet alleen Jos maar ook diens vader Pierre (dan 81 jaar) als getuige door hem werd gevraagd en niet iemand uit zijn eigen familie.
Jan Stuyt trouwde met Jeanne Louise Barozzi, een dochter van een generaal, geboren in Boekarest (Roemenië) en vijf jaar jonger dan Jan Stuyt. Ze gingen aan de Keizersgracht wonen. Samen kregen ze vier zonen, van wie Giacomo in zijn voetsporen is getreden; hij studeerde af als bouwkundig ingenieur en is na de dood van zijn vader nog zes jaar architect gebleven. Daarna werd hij diplomaat en gevolmachtigd minister in Parijs. De tweede zoon van Jan Stuyt werd als medicus uiteindelijk minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne in de periode 1971-1973.
Buitenlandse reizen
In 1905 maakte Jan Stuyt een hele bijzondere reis. Hij nam deel aan de eerste Nederlandse Pelgrimstocht naar het Heilige Land, waarbij ook een bezoek werd gebracht aan het schiereiland Athos (waar de Griekse monniken leefden), aan Constantinopel (waarbij de Aya Sophia werd bezocht) en aan de piramides in Egypte. Jan Stuyt leverde een belangrijke bijdrage aan het gedenkboek dat twee jaar later werd uitgebracht over deze reis. Hij maakte toen kennis met kapelaan Arnold Suys en met de kunstschilder Piet Gerrits. Naar aanleiding van deze reis is De Heilig Landstichting in 1913 door Suys opgericht, waarbij Stuyt en Gerrits belangrijke vormgevers waren. Denk daarbij dan in het bijzonder aan de markante Cenakelkerk, die deel uitmaakt van een lijst van de 75 beroemdste gebouwen van ons land.
Ook heeft Jan Stuyt in die tijd Frankrijk, Noorwegen, Engeland en Amerika bezocht. Naar aanleiding van zijn reizen schreef hij vele artikelen.
Jaarboek 33, pagina 78
Architectenbureaus in Amsterdam en Heerlen
In het jaar waarin Stuyt in het huwelijk trad, richtte hij tevens zijn eigen architectenbureau op. Het was gevestigd aan de Prinsengracht 786 in Amsterdam van 1908 tot 1917. Bovendien vestigde hij in 1909 een filiaal van zijn bureau in Heerlen, omdat hij werd benoemd tot bouwkundige van ‘Ons Limburg’, een overkoepelende organisatie voor woningbouwverenigingen die zich inzette voor de bouw van arbeiderswoningen. Vanaf 1911 tot 1930 is er door dit bureau zeer veel gebouwd in verband met de grote behoefte aan woningen door de opening van de Staatsmijnen. Er breekt voor Stuyt een zeer productieve periode aan.
In Heerlen ontwierp hij een hele woonwijk ‘De Molenberg’ met vele villa’s, een recent gerestaureerde LTS, voorheen Ambachts- en Mijnbouwschool en een Vroedvrouwenschool. Maar ook buiten Heerlen werden door hem diverse woningbouwcomplexen gerealiseerd, zoals in Hoensbroek en Welten; in Heerlerheide bouwde hij de Corneliuskerk. Er is zelfs een architectuurkaart ‘Jan Stuyt en Heerlen’, waarop in totaal 18 projecten zijn aangegeven.
In 1912 deed Stuyt mee met een prijsvraag voor de bouw van een raadhuis in Rotterdam aan de Coolsingel. Hij ontwierp daarvoor een prachtig gebouw in neo-barokstijl, dat zoals bekend niet gebouwd is, maar waarvoor hij wel de tweede prijs kreeg. De maquette hiervan is recent hersteld en tentoongesteld bij het NAI. Het ontwerp van architect H. Evers had overigens de voorkeur en is gerealiseerd.
Cenakelkerk
In 1913 kreeg Stuyt van kapelaan A. Suys de opdracht om de Cenakelkerk te Groesbeek te ontwerpen als eerste bouwwerk van de door hem opgezette Heilig Landstichting, een nabootsing van het Heilig Land en de meest bekende monumenten aldaar. De naam van de kerk is ontleend aan het Cenakel: de zaal waar het Laatste Avondmaal plaatsvond. Deze kerk moest dienen als bedevaartskerk, als parochiekerk en als aanbiddingskapel. Stuyt bouwde met medewerking van architect Jos Margry (1888-1982) deze oosters uitziende kerk. De kerk, een rijksmonument, wordt dit jaar volledig gerestaureerd mede in verband met het 100-jarig bestaan van de Heilig Landstichting in 2011.
Het Bedevaartsoord O.L. Vrouw ter Nood in Heiloo
Stuyt maakte als architect deel uit van de Bisschoppelijke Commissie en bouwde in 1913 de noodkerk, die bedoeld was voor 50 jaar, maar nog steeds volop in gebruik is. Zowel de oude (gebouwd in 1909) als de nieuwe Genadekapel (gebouwd in 1930) zijn door hem ontworpen.
Al fietsend in de omgeving van Heiloo kom je het witte richtingsaanwijzingsbord ‘Kapel O.L. Vrouw ter Nood’ opgebouwd uit twee vierkanten nog wel eens tegen. Dit bord is ontworpen door Stuyt en symboliseert betrokkenheid met deze voor rooms-katholieken zo belangrijke plek.
Het landhuis in Maarn
Op een heuvel midden in de bossen tussen Maarn en Doorn ligt een groot, geheel wit landhuis, dat doet denken aan het Witte Huis in Washington, met een geweldig grote symmetrisch ingerichte tuin met zichtlijnen vanuit het huis. Er behoort wel 100 hectare grond bij. Mede door de hoge ligging is het uitzicht zo riant en zo ongeschonden, dat je je niet waant in Nederland, laat staan nabij de Randstad. Een rijke Amsterdamse bankdirecteur, mr. W. Blijdenstein, was in 1915 de opdrachtgever; thans wonen daar zijn kleinkinderen.
Jaarboek 33, pagina 79
Het Bureau Stuyt in Den Haag (1917-1934)
In 1917 verhuisde Stuyt met zijn bureau naar de Bezuidenhoutseweg in Den Haag. De reden van deze verhuizing ligt waarschijnlijk in het feit dat Stuyt in Den Haag meer bouwopdrachten verwachtte dan in Amsterdam; voor het plan Amsterdam-Zuid was H.P. Berlage toen aangesteld als esthetisch adviseur. Het gemeentebestuur van Amsterdam en de recent benoemde directeur van de gemeentelijke woningdienst ir. A. Keppler, boden hem mogelijk weinig kansen voor nieuwe opdrachten
Op uitnodiging van de minister van Waterstaat deed Jan Stuyt met vier andere architecten, te weten K.P.C. de Bazel, H.P. Berlage, E. Cuypers en J. Limburg in 1921 mee aan een prijsvraag voor het gebouw van de Tweede Kamer.
Klein-seminarie te Heemstede
Begin jaren (negentien) twintig kreeg Stuyt van Callier, bisschop van Haarlem, de opdracht voor de bouw van een klein-seminarie te Heemstede. Het werd een complex in neo-barok stijl met een grootste breedte van 152 meter en een diepte van 136 meter. De grote koepel van de kapel is duidelijk geïnspireerd op die van de St.-Pieter in Rome; de lange as is zelfs maar zes meter korter. Het is waarschijnlijk wel een van zijn grootste bouwwerken.
Voor de decoratie van de kapel werd de kunstenaar (tevens directeur van de kunstacademie) Huib Luns (1881-1942) aangetrokken. De man was een vriend van Stuyt en vader van de latere minister van Buitenlandse Zaken Luns.Thans is dit complex deels als school en deels voor woondoeleinden in gebruik.
St. Elisabethziekenhuis in Alkmaar
Ook het voormalige St. Elisabethziekenhuis is van de hand van Jan Stuyt. Het werd gebouwd in de periode 1925-1927 in een traditionalistische bouwtrant. Jan Stuyt, die overigens door de ingrijpende verbouwing van het Alkmaarse stadhuis (1911-1913) geen onbekende was, had toen al de nodige ervaring in de ziekenhuisbouw (O.L. Vrouwe Gasthuis en Boerhaave Kliniek in Amsterdam en verder ziekenhuizen in Purmerend, Almelo en Assen).
Als hoofdopzet werd gekozen voor het paviljoensysteem, waarbij de verschillende patiëntenklassen en dienstfuncties in afzonderlijke vleugels werden ondergebracht. Inmiddels is dit complex gedeeltelijk afgebroken. Wel bestaat het hoofdgebouw nog; het Zorgcentrum Westerhout is daarin gevestigd.
Voor het Emmakwartier, waar het ziekenhuis is gelegen, heeft Stuyt overigens nog een stedenbouwkundig ontwerp gemaakt en verder is daar sociale woningbouw van zijn hand gerealiseerd en enkele villa’s.
De nieuwe abdij van Egmond
Het is algemeen bekend dat de nieuwe abdij in 1935 gebouwd is door A.J. Kropholler en niet door Stuyt, ondanks de 100 tekeningen en het boek dat Stuyt samen met Hensen en Van den Bosch in 1929 maakte. De reden moet zijn geweest dat Jan Stuyt vasthield aan het reconstructieplan van de oude abdij. Dat zou betekenen dat het protestantse kerkje gesloopt moest worden. Vanwege het behoud van de goede verhoudingen met de protestantse gemeenschap aldaar, was bisschop Callier hier tegen. Kropholler koos voor een geheel andere locatie, zo ver mogelijk verwijderd van dit kerkje.
Jaarboek 33, pagina 80
Belangrijke bouwwerken van Stuyt zijn verder nog de Gerardus Majellakerk in Amsterdam, het Nebo-klooster in Nijmegen en zeker nog 40 kerken in het hele land. De St. Pancratiuskerk in Castricum was een van de eerste werken die hij na het compagnonschap met Jos Cuypers als zelfstandig architect uitvoerde.
St. Pancratiuskerk, pastorie, zusterhuis en naaischool in Castricum
In 1907 was de rooms-katholieke kerk aan de Alkmaarderstraatweg, die was gebouwd in 1858, in zeer slechte staat. Bovendien was de kerk te klein voor de groeiende parochiegemeenschap. Besloten werd om naast deze kerk een nieuwe, grotere kerk te laten bouwen. Door de toenmalige bisschop Callier, die de grote motor achter de kerkenbouw in het bisdom was, werd een jonge en enthousiaste bouwpastoor benoemd: Caspar F.J. van der Deijl (1853-1909).
Hij benaderde het gerenommeerde architectenbureau van Jos Cuypers en Jan Stuyt om hiervoor een ontwerp te maken. Jan Stuyt maakte het ontwerp en nam het project over als zelfstandig architect.
In 1909 vond de aanbesteding plaats; er waren 13 inschrijvingen, waaronder geen enkel Castricums bedrijf. Het project was hen kennelijk te groot.
Aan de firma Groenendaal uit Breda werd het werk gegund voor een bedrag van 76.500 gulden en deze bouwde de kerk in circa 9 maanden tijd onder begeleiding van het architectenbureau van Jan Stuyt. De pontificale inwijding van de kerk vond plaats op 8 juni 1911. De genoemde Caspar van der Deijl heeft zijn droom niet verwezenlijkt gezien; hij stierf plotseling in 1909. Pastoor Engering nam de taak als bouwpastoor over.
De stijl waarin deze kerk is opgetrokken, is opvallend. Het gebouw bevat namelijk neo-gotische details. Ook het hoofdaltaar is neo-gotisch, terwijl Jan Stuyt in diezelfde tijd kerken bouwde die een totaal ander karakter hadden (neo-romaans en/of byzantijns).
Jaarboek 33, pagina 81
Mogelijk dat de Pancratiuskerk in Sloten bij Amsterdam, die qua uiterlijk een grote gelijkenis heeft met deze kerk, als voorbeeld heeft gediend. Hij bouwde deze kerk in 1900 en de financiële middelen voor de bouw van de kerk waren hier in Castricum uiterst beperkt. De als neo-gotisch getypeerde kerk is op de gemeentelijke monumentenlijst geplaatst.
Ook de pastorie behorende bij de Pancratiuskerk en het zusterhuis zijn ontwerpen van Stuyt en zijn eveneens gemeentelijk monumenten. Bijzonder is dat voor de pastorie een van de kerk afwijkende bouwstijl, het rationalisme, is gevolgd. Voor de pastorie schreven wel plaatselijke aannemers in. Het werk werd gegund aan aannemer Gerrit Kabel, voor een bedrag van 19.200 gulden. Al op 28 oktober 1910 kon pastoor Engering de nieuwe pastorie betrekken.
Nu wonen hier al lang geen geestelijken meer. Het doet nu dienst voor het secretariaat van de parochie De Goede Herder en het is een ontmoetingsruimte-werkruimte voor deze parochiegemeenschap.
Pastoor Engering nam ook het initiatief voor de oprichting van een bewaar- en naaischool, ook een ontwerp van Jan Stuyt, met dezelfde bouwstijl als de pastorie. Op 2 april 1910 vond de aanbesteding plaats van het zusterhuis en de school. Opnieuw was Gerrit Kabel de laagste inschrijver voor een bedrag van 22.200 gulden. In hetzelfde jaar werd het zusterhuis met de bewaarschool voor 120 kinderen en een naaischool voor 40 kinderen opgeleverd.
Het zusterhuis vormt samen met de pastorie en de kerk een fraaie eenheid. Het zusterhuis is thans (2010) in gebruik voor begeleid wonen en in de vroegere naai- en bewaarschool is een praktijk voor fysiotherapie en een kinderdagverblijf gevestigd. In het 6e jaarboek (1983) van de Werkgroep Oud-Castricum is uitvoerig ingegaan op de geschiedenis van de parochie en de bouw van de kerk. In het 32e jaarboek (2009) is de bouwgeschiedenis beschreven van de voorganger van deze kerk, die in 1877 ingrijpend verbouwd was naar ontwerp van A.C. Bleijs, de eerste werkgever van Jan Stuyt.
In 2011 zal door de parochie ‘De Goede Herder’ in Castricum het 100-jarig bestaan van de St. Pancratiuskerk worden gevierd.
Het raadhuis aan de Dorpsstraat
De wijze waarop hij de opdracht vervulde voor de bouw van de rooms-katholieke kerk wekte kennelijk zoveel vertrouwen bij burgemeester Jan Mooij en het gemeentebestuur, dat Jan Stuyt ook opdracht kreeg een nieuw raadhuis met onderwijzerswoning te ontwerpen.
Uit twee verschillende schetsontwerpen van Jan Stuyt werd er een door de raad uitgekozen. De bouwstijl is dit keer neo-renaissance. Het heeft een schijntrapgevel met een klokkenstoel, waar overigens nooit een klok in heeft gehangen.
Jaarboek 33, pagina 82
Er vond een aanbesteding plaats, waarbij Jacobus Res als laagste inschrijver met een bedrag van 9.490 gulden uit de bus kwam. Op 22 februari 1911 werd de laatste raadsvergadering in het oude raadhuisje gehouden. Op 27 april 1911 legde burgemeester Mooij de eerste steen voor het nieuwe gebouw.
Tijdens de bouw in juli constateerde Jan Stuyt dat de balken in de raadzaal niet naar zijn wens lagen. Hij wilde dat er een plafond werd aangebracht. De gemeenteraadsleden vonden een verlaagd plafond lelijker dan de misschien niet goed liggende balken en besloten om het maar zo te laten.
De bouw verliep verder rimpelloos en de eerste raadsvergadering in het nieuwe gebouw kon al op 16 november 1911 worden gehouden. De bouwtijd heeft nauwelijks acht maanden bedragen. In 2011 zal het pand dus 100 jaar oud zijn.
In 1936 heeft het raadhuis nog een belangrijke verandering ondergaan. De onderwijzerswoning werd opgeheven en als kantoorruimte in gebruik genomen. Tot 1982, toen het nieuwe raadhuis gereed kwam, bleef het oude gebouw als raadhuis in gebruik. Daarna werd het muziekschool en vervolgens kantoor van Landschap Noord-Holland. Dit jaar (2010) is het eerbiedwaardige gebouw, met veel respect voor de authentieke elementen, verbouwd tot hotel.
In het 5e jaarboek (1982) van de Werkgroep Oud-Castricum is een artikel verschenen over de gemeente Castricum en haar raadhuizen.
De bijdrage van Jan Stuyt aan de vernieuwing van de bouwkunst
Joseph Cuypers en Jan Stuyt worden wel gezien als de eerste vernieuwers in de nadagen van de neo-gotiek. Samen tekenden zij vele koepelkerken, waarvoor zij beiden enthousiast waren en waarbij hun kennis van de gotische gewelfbouw goed van pas kwam.
De Nieuwe Sint Bavo-kerk en de drie reeds genoemde en behandelde kerken in de periode 1900-1908 stonden centraal in hun oeuvre. Voor Jan Stuyt volgt daarna nog de eveneens reeds genoemde Cenakel-kerk als kerk die echt vernieuwend was. Stuyt was van mening voor het katholieke kerkgebouw de meest harmonieuze en volmaakte vorm de koepelkerk was.
Voor de koepels die hij inderdaad veelvuldig ontwierp, hebben met name de Italiaanse renaisssance-koepels model gestaan. Zij werden vaak uitgevoerd in gewapend beton. Centraalbouw en koepel bleven architectonische oplossingen voor een aan het eind van de 19e eeuw opgekomen liturgische opvatting. Alle kerkbezoekers moesten de handelingen van de priester tijdens de H. Mis goed kunnen volgen. Stuyt liet zich aan stijlideeën weinig gelegen liggen. Hij was daarom eerder een eclecticus (iemand die uit alle stijlen overneemt wat hem het beste voorkomt) dan een stijlfanaticus.
Hij beschouwde zichzelf in de eerste plaats als katholiek architect. Bouwkunst was in zijn opvatting ‘een middel tot uitdrukking van denkbeelden’. Het is dus niet verwonderlijk dat zijn geloof hem ertoe bracht in zijn godshuizen allereerst een gewijde stemming te willen scheppen, waaraan stijlprincipes ondergeschikt moesten blijven.
Geconstateerd moet worden dat Stuyt in zijn eerste jaren bijzonder revolutionair bouwde; na 1916 bleef hij eigenlijk voortdurend op dezelfde manier bouwen, hetgeen mogelijk samenhangt met de vele opdrachten die hij kreeg. Een feit is dat hij geen school heeft gemaakt en dat er van de bekendheid die de bouwmeester in zijn tijd genoot, weinig is overgebleven.
In het boek ‘Bouwkundige compositie’ dat hij in 1933 schreef en dat hij opdraagt aan zijn zoon Giacomo, geeft Stuyt een overzicht van begrippen en factoren die de bouwkunde kunnen verheffen tot bouwkunst.
In een niet eenvoudig te lezen eerste zin van de Inleiding geeft Stuyt aan dat van een architect meer verwacht mag worden dan alleen technische kennis: “Indien het waar was dat een grondige kennis der constructie-wijzen, der bouwkundige samenstellingen van materialen, een ge-
Jaarboek 33, pagina 83
zond verstand in het vatten der eischen van het program, en daarbij van nature aanwezige en daarna met zorg beschaafde smaak voldoende wezen zou, den bouwmeester voor zijn verheven taak te bekwamen, de rasechte architect zou niet zoo zeldzaam wezen als dat heden ten dage het geval schijnt te zijn.”
De persoon Jan Stuyt
Stuyt was een persoonlijkheid die er niet in kon slagen werk uit handen te geven. Zijn buitengewoon drukke praktijk belette deze zeer begaafde bouwmeester om alles zelf te doen, maar zijn invloed op de jongere generatie architecten is gering geweest
Een beetje ijdel was hij wel. Zo gebruikte Stuyt een soort logo. In de gevel of bij de ingang van gebouwen die hij ontwierp, duidt een stenen bol of stuiter op zijn naam. Bij het oude raadhuis kom je de ‘stuiters’ zowel binnen als buiten tegen. Op de gevels van kerkgebouwen wordt vaak een schaakbord-motief uitgebeeld.
Stuyt heeft veel gepubliceerd in diverse vakbladen. Ook hield hij vaak lezingen en was lid van verscheidene organisaties. Hij was een zeer energiek persoon met een enorme werklust. Je zou kunnen zeggen: zijn werk was zijn leven!
Hij reisde veel. De Franse taal beheerste hij volkomen. Op 60-jarige leeftijd bekwaamde hij zich nog in de Italiaanse taal en sprak deze daarna vloeiend. Hij was een van de medeoprichters van het genootschap Holland-Italië en had daar dan ook de nodige kunstvrienden, hetgeen ook wel blijkt uit het artikel in het Italiaanse blad ‘Arte Christiana’ geschreven na zijn dood. Citaat hieruit: ”Deze man van kleine gestalte, met zijn levendige oogen, met zijn vlotte conversatie, met zijn beheersching van verschillende talen, met zijn onvermoeibare opgeruimdheid … de aarde heeft zijn lichaam tot zich genomen.”
Italië nam bij hem een bijzondere plaats in, niet alleen vanwege de kunst, maar ook vanwege zijn geloofsleven met als centrale plaats uiteraard Rome en zijn nauwe band met de Benedictijners. Want wie zou in die tijd brieven dateren met namen van heiligen? Hij deed dat soms.
Jan Stuyt was een man met vele kwaliteiten, die niet onopgemerkt waren gebleven. Zo was hij benoemd tot officier in de Orde van Oranje-Nassau, ridder in de Orde van den H. Gregorius den Grootte en commandeur in de Orde van het Heilig Graf.
Hij zag zichzelf vooral als kerkenbouwer, hetgeen wel blijkt uit de bouwkunst tentoonstelling in 1923 ter gelegenheid van het 25-jarig ambtsjubileum van koningin Wilhelmina, waarvoor Stuyt ook gelegenheid kreeg te exposeren. Op deze tentoonstelling toonde hij uitsluitend vier van zijn kerken.
Ook het boek ‘Jan Stuyt, Architect Den Haag’ dat hijzelf aan het eind van zijn leven schreef over zijn gehele oeuvre en dat uiteindelijk door zijn zoon Giacomo werd aangeboden aan de paus, getuigt van zijn band met de kerk en met Rome. Vooral het feit dat pogingen werden ondernomen en nieuwe oplossingen waren gevonden om de kerken zodanig te bouwen dat alle gelovigen op het altaar kunnen zien, juichte de paus zeer toe.
Jan Stuyt schreef in 1933 nog een artikel over de begraafplaats op de Heilig Landstichting waar hij begraven ligt. Het artikel eindigt met de volgende tekst: “Waarlijk, in deze omgeving is het goed afwachten op het oogenblik dat de bazuin het teeken voor onze opstanding geven zal.”
Hij overleed op 11 juli 1934 en heeft waarschijnlijk zijn eigen grafsteen nog kunnen ontwerpen. De ronding van de steen vertoont een directe relatie met de achter het graf gelegen koepel van de bijzondere Cenakelkerk.
Nawoord
Jan Stuyt heeft in belangrijke mate bijgedragen aan de nieuwe architectuurstromingen na de neo-gotiek; toch is hij vrij onbekend gebleven. Naar mijn mening is dat niet terecht, hetgeen ik door middel van dit artikel duidelijk heb willen maken. De titel van één van de doctoraal scripties aan hem gewijd luidt: ’Een architect om niet te vergeten’.
Wij mogen ons in Castricum gelukkig prijzen met de markante gebouwen van hem in ons dorp en wij zullen hem zeker niet vergeten.
Ton Brugman
Oprichter van een landelijk platform voor Jan Stuyt-kenners
Jaarboek 33, pagina 84
Bronnen:
- Archief Nederlands Architectuur Instituut te Rotterdam.
- Cuypers, Jos, In memoriam naar aanleiding van de dood van zijn vriend/collega Jan Stuyt voor de Katholieke Kunstkring De Violier, 1934.
- Erftemeijer, A, Looyenga, A.J, en van Roon, M. Getooid als een bruid. De nieuwe Sint Bavokathedraal te Haarlem, Haarlem 1997.
- Hensen, A.H.L., Stuyt, J, en Van den Bosch, G.T.M.,
De abdij van St. Adelbert te Egmond, Amsterdam 1928. - Houwink, P., Jan Stuyt (1868-1934), Kerkbouwer. Een architect om niet te vergeten. Doctoraal scriptie Universiteit van Amsterdam, 1977.
- Kaan, N.A., De gemeente Castricum en haar raadhuizen, 5e Jaarboekje Werkgroep Oud-Castricum, 1982.
- Oeffelt, Theo van, De 75 beroemdste bouwwerken van Nederland, Bussum 2009.
- Rosenberg, drs. H.P.R., De 19e-eeuwse kerkelijke bouwkunst in Nederland, Den Haag 1972.
- Stuyt. J., Jan Stuyt. Architect Den Haag, Zoug (Zwitserland) 1933.
- Stuyt, J., Bouwkundige compositie, Antwerpen 1933.
- Thunnissen, H., Architect Jan Stuyt overleden. Het Gildeboek, 1934.
Samenvatting levensloop Jan Stuyt:
1868 Geboren te Purmerend op 21 augustus
1882 Stageplaats bij architect H.P. van den Aardweg in Purmerend
1883-1891 In dienst bij architect A.C. Bleys te Amsterdam
1891 Tekenaar bij architect Pierre Cuypers en zoon Jos Cuypers.
Wint 3e prijs voor ontwerp ‘vorstelijk verblijf’
Hoofdopzichter Sint Bavo Haarlem
1898 Begint als zelfstandig architect
1898 Bouw kerken in Kopenhagen en Sloten Villa’s in Aerdenhout, Overveen en Haarlem
1899 Compagnon van Jos Cuypers
Bouw kerken onder andere in Den Bosch, Utrecht en Amsterdam
St. Josephkerk te Velsen-Noord en St. Pancratiuskerk in Sloten
Abdij van Egmond, Violier, Architectura et Amicitia
Reizen: Duitsland (Beuron), Italië, Palestina en Verenigde Staten
1908 Huwelijk met Jeanne Louise Barozzi. Met haar kreeg hij 4 kinderen 1908-1917 Architectenbureau Stuyt gevestigd in Amsterdam
1908-1909 Pancratiuskerk, pastorie, zusterhuis en bewaarschool in Castricum
1909 Filiaal van bureau Stuyt in Heerlen: bouwt scholen kerken en villa’s
Ontwerp van een Tuinstad in Heerlen
1909 Kapel O.L. Vrouw ter Nood in Heiloo
1911 Raadhuis Castricum
1911-1913 Verbouwing raadhuis Alkmaar
1912 Deelname aan prijsvraag raadhuis Rotterdam (2e prijs)
1913 Cenakelkerk te Groesbeek
1915 Landhuis te Maarn
1917 Bureau Stuyt verplaatst naar Den Haag
1925 Klein-seminarie Hageveld te Heemstede
1925-1927 St. Elisabethziekenhuis te Alkmaar
1933 Schrijft het boek ‘Bouwkundige compositie’
1934 Overleden in Den Haag op 11 juli.
- Verschenen jaarboekartikelen over middenstanders:
- architect
- bakkers
- bioscoop
- bouwbedrijf
- café / hotel
- cafés en kasteleins in Bakkum
- drukkers
- expeditie
- gasfabriek
- groenteboeren
- groenteveiling
- kruideniers
- kledingmakerij en confectie
- melkboeren
- melkfabriek
- molenaar
- restaurant
- schelpenvissers
- schilder
- schildersbedrijf
- slagers
- smid
- smederij
- stoomwasserij
- strandvonder
- vrachtrijderij
- wereldwinkel
- Verschenen jaarboekartikelen over personen:
- Asjes, Albert
- Bakker, Kees – kunstschilder
- Bakker, Thijs
- Brandjes, Co
- Buuren, Armin van
- Deelen, Derk van
- Dekker, Dirk
- Gevers, Frits
- Ginhoven van, Huibert
- Godschalk gezin
- Hageman, Arie
- Heeck, Cor
- Heideman, Henk
- Heimans, Eli
- Hoberg, Jan
- Hofdijk, Willem Jacobsz.
- Hurk, Gesina van der
- Jacobi, Jan Willem
- Jacobs-Wentink, Gré
- Kortenoever, Eldert
- Kraakman, Jacob
- Kramer, Matthijs
- Krist, Meine
- Kuijs, Niek
- Leenaers, Henri
- Mooij, Cor
- Mooij, Geertje ten Wolde
- Nievelt, Anne van
- Peperkamp, Cor
- Portegies, Sijf
- Rommel, Albert
- Scheerman, Hein
- Schut, Dirk
- Schotvanger, Dirk
- Stuyt, Jan
- Toepoel, Leo
- Tulp, Lide
- Twisk, Engel
- Vasseur, Johannes Bernardus
- Veldt, Klaas
- Vlaanderen-Boot, Tiny van
- Weda schilders
- Weenen, Wub van
- Wit de, vrachtrijderij
- Zomerdijk, Herman