Boerderij in Oosterbuurt met een bijzonder verhaal
Boerderij familie Dam, Oosterbuurt, huidige opstallen.
Wie nu voor het eerst langs de woonboerderij op de hoek van de Doodweg en de Oosterbuurt komt, zal niet vermoeden dat dit perceel een lange historie heeft. Aan de huidige opstallen ging namelijk twee keer herbouw vooraf. Sinds 1893 mag de familie Dam zich eigenaar noemen, waarvan Piet in 1995 werd verrast door een opgraving in het gebied rond zijn boerderij. Twee jaar later ging de boerderij door brand reddeloos verloren.
Voorgeschiedenis
Voor zover volgens het Kadaster is na te gaan, stond het oorspronkelijke perceel in 1832 bekend als sectie B nummer 531 met een grootte van 2.570 vierkante meter met daarop een boerderij en een huisje (voor de knecht). Nadat het bezit werd uitgebreid en was overgegaan op verschillende veehouders of hun erfgenamen, werd Cornelis Dam (1864-1914) eigenaar in 1893. Hij liet meteen de oude boerderij met wagenhuis slopen en bouwde een nieuwe boerderij. Door verkleining van het erf werd het perceel weiland vergroot. De totale oppervlakte bedroeg toen 3.340 vierkante meter.
Na het overlijden van Cornelis en zijn echtgenote Catharina van der Park werd hun zoon Jan (1899-1970) bij de boedelscheiding in 1924 eigenaar. In hetzelfde jaar trouwde hij met Maria Groot (1897-1975).
De boerderij van Dam rond 1920. Jan staat links. Achter hem van links naar rechts Mantje Dam, Catharina Dam-Van de Park en Piet, de broer van Jan.
In 1930 werd de doorlopende huisnummering per wijk vervangen door een nummering per straat en zodoende kreeg de boerderij het adres Oosterbuurt 1. Jan bouwde er in 1933 een schuur bij en in 1948 nog een schuur met gierkelder. In 1969 werden de boerderij en het land samengevoegd tot één perceel.
De familie Dam in de jaren (negentien) dertig. Naast Piet (met trompet) vader Jan en geheel rechts moeder Rie.
Jan overleed in 1970, waarna het bedrijf werd opgedeeld over de zoons Cornelis (1928-2019) en Petrus (1931-2014), die de roepnamen Cees en Piet hadden. De laatste zou nog verschillende keren in het nieuws komen.
Jaarboek 44, pagina 4
Laat getrouwd
Piet woonde zijn hele leven aan de Oosterbuurt 1. Dat gold niet voor zijn broer Cees, zoals Nel Dam-Stuifbergen (1955), de weduwe van Piet, vertelt: “Cees heeft enige tijd met Piet geboerd, maar later ging hij bij bouwbedrijf Tromp aan de Breedeweg werken. Hij woonde tot zijn dood in het huis hiernaast op Oosterbuurt 3.”
Nel vertelt verder hoe zij Piet heeft leren kennen: “Ik werkte in de gezinsverzorging en kwam in 1974 op de boerderij terecht om het huishouden te doen. Rie, de moeder van Piet, woonde bij hem in. Ze lag op bed en werd verzorgd door de wijkverpleging. Piet was toen 42 en ik 19. Ik werd zijn eerste vriendin, want hij zei altijd dat hij voor vrouwen veel te verlegen was. Na het overlijden van Rie in november 1975 kregen we verkering na een gezellig avondje bij broer Cees.”
Trouwfoto van Piet en Nel op 26 mei 1976.
Spoedig werd de liefde bezegeld: “Op 26 mei 1976 zijn we getrouwd, voor Piet dus op late leeftijd. In hetzelfde jaar werden we verblijd met de geboorte van onze dochter Annemarie en daarna volgden Petra, Marleen en Jeanette in respectievelijk 1977, 1980 en 1986.
De vier dochters eind jaren (negentien) tachtig. Van links naar rechts Annemarie, Petra, Jeanette en Marleen.
Piet wasrond 1980 vanwege een ziekte genoodzaakt om met het boerenleven te stoppen en afscheid te nemen van zijn vijfentwintig melkveekoeien.
Piet begeleidt schoolkinderen op de pony in maart 1992.
Hij bleef nog wel druk in de weer met de andere dieren die rond de boerderij liepen. Zo ontving hij regelmatig schoolkinderen die een ritje op een pony mochten maken. Nadat de veeteelt was opgeheven, hebben we een deel van ons weiland langs de Polderdijk verkocht.”
Een unieke toevalstreffer
Tijdens de opgraving van 1995-1996 is in de Oosterbuurt een bijzondere vondst gedaan die niet in een archeologische publicatie terecht is gekomen, maar wel voorpaginanieuws was in het Nieuwsblad voor Castricum.
Een dankbare Piet bekijkt zijn teruggevonden zegelring.
‘Boer krijgt ring na veertig jaar terug’. Zo luidde de titel van het artikel in de krant van woensdag 8 november 1995. Het kleinood, dat boer Piet Dam ooit van zijn moeder had gekregen, werd tijdens de opgravingen in de Oosterbuurt gevonden. Dam was op 21-jarige leeftijd als parttime-knecht bij boer Spaansen werkzaam, die een boerderij aan de Breedeweg met omliggende weilanden had.
Jaarboek 44, pagina 5
Vermoedelijk is tijdens het strooien van kunstmest de zegelring uit zijn broekzak gevallen en werd deze niet meer teruggevonden. Tot zijn grote verbazing werd veertig jaar later zijn ring bij hem thuisbezorgd.
Op de locatie waar de ROB (de toenmalige Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek) en Werkgroep Oud-Castricum speurden naar Castricums verleden, werd de gouden ring met een metaaldetector gevonden. Zijn zwager Jaap Stuifbergen, die lid was van Oud-Castricum, bracht de nog goed uitziende ring (zonder steen helaas) naar de oude stolpboerderij aan de Oosterbuurt 1. Piet Dam was er zeer blij mee. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat hij wel aan de onderzoekers gevraagd had om naar zijn ring uit te kijken. Tegenover Harry Vermanen, ook lid van Oud-Castricum, had hij bij aanvang van het bodemonderzoek gezegd: “Als jullie een zegelring vinden, is die van mij.” De vinders werden getrakteerd op gebak.
De boerderij in lichterlaaie in de nacht van 3 op 4 augustus 1997.
De brand
In de nacht van 3 op 4 augustus 1997 sloeg het noodlot toe in de 104 jaar oude stolpboerderij. Een fel uitslaande brand vernietigde zowel het woon- als bedrijfsgedeelte en dat zorgde voor hevige emoties. Nel: “Als ik niet op tijd wakker was geworden, waren er zeker ongelukken gebeurd. Onze slaapkamer bevond zich in de dors en die vatte al snel vlam. Gelukkig stonden we net op tijd buiten en bleef iedereen kalm. Zo’n brand is zo onwerkelijk. Het dringt niet tot je door en pas de dagen daarna komt het besef.”
De achterzijde van het pand na het blussen.
In het Dagblad Kennemerland van 7 augustus werd uitgebreid aandacht besteed aan de gevolgen van de ramp voor Piet en Nel en hun vier dochters in de leeftijd van tien tot en met twintig. Volgens de krant was de familie diep teleurgesteld in de gemeente, omdat zij na een bliksembezoek van burgemeester Schouwenaar niets meer vanuit het gemeentehuis zou hebben vernomen.
Dankzij een door een familielid aangeboden vouwcaravan kregen de bewoners onderdak, maar dat was natuurlijk niet ideaal, zoals Nel toen de krant liet weten: “Het mooie weer is misschien een geluk bij een ongeluk. Maar ’s avonds is het koud. En wat moeten we als het straks winter wordt?”
Het gezin bivakkeerde anderhalf jaar in deze bouwkeet.
Via de verzekering zou er een stacaravan op het terrein worden geplaatst, maar Nel zegt nu: “Die caravan is er nooit gekomen. Wel een bouwkeet die door aannemer Jan Tromp werd neergezet. Daar hebben we anderhalf jaar in gewoond. Er was een pipowagen aan vastgemaakt voor de sanitaire voorzieningen. In het begin waren we er blij mee en leek het of we in een villa kwamen. Naarmate het langer duurde ontstonden er echter irritaties, omdat we er met z’n zessen in moesten bivakkeren en helemaal geen privacy hadden.”
Piet lichtte in het artikel toe waarom een vervangend huis in een woonwijk niet haalbaar zou zijn: “We hebben op de boerderij zestien schapen en paarden, zodat we hier niet ver vandaan kunnen wonen.”
Over de brand zei hij: “Wij hebben nog geluk gehad. Een van de dochters lag in een kamer vlak naast de stal die in lichterlaaie stond. Gelukkig is daar na de oorlog een dikke stenen wand tussen gebouwd. Als het nog gewoon hout was geweest, waren de vlammen er dwars doorheen gegaan.”
De krant meldde verder dat de familie zich in de steek gelaten voelde, omdat de gemeente niemand stuurde die kwam informeren of er nog iets gedaan kon worden. Daarom moesten Piet en Nel zelf alle praktische zaken regelen, zoals het afsluiten van gas en elektra en dat terwijl ze geen telefoon hadden. Voor familie en vrienden was er echter niets dan lof: “Ze staan steeds voor ons klaar. Echt grandioos.”
Ook voor politie en brandweer had Piet alleen maar goede woorden over. Dat gold ook voor een toevallig passerende stewardess van Transavia: “Ze reed terug van Schiphol en zag vanaf de weg de vlammen. Toen is ze gaan kijken en heeft ons twee à drie uur geholpen. Fantastisch.”
Jaarboek 44, pagina 6
Na het onderzoek van de technische recherche liet een woordvoerster van de politie weten: “Door overbelasting is koperdraad in de stal waarschijnlijk heet geworden en zijn er vonken ontstaan.”
Herbouw in 1998.
Herbouw
Nel pakt vervolgens twee plakboeken die naast veel foto’s en knipsels over de brand het nodige materiaal bevatten over de periode daarna. “De sloop is gestart op 23 september 1997. Dat raakte ons echt, omdat er niets meer van de boerderij overbleef. Bouwbedrijf Tromp is op 1 juli 1998 met de nieuwbouw van deze woonboerderij begonnen, waarvoor bouwkundig bureau SV Consultants uit Heemskerk ongeveer de oorspronkelijke stijl heeft aangehouden. Het duurde nogal lang voordat we vergunning kregen van de gemeente, want ze stelden allerlei eisen. Ze waren ook bang dat de woning als twee-onder-één-kap gebruikt zou gaan worden, maar dat was absoluut niet de bedoeling. Ik ben toen een keer op een donderdag gaan klagen op het gemeentehuis en die maandag daarop lag de vergunning in de bus”, aldus Nel. De nieuwbouw werd een dag voor de Kerst in 1998 opgeleverd. Nel: “Het was in het begin erg wennen, want ons thuis was anders dan in de boerderij. Samen hebben we hier toch nog een aantal mooie jaren gehad.”
De splinternieuwe woonboerderij begin 1999. Van links naar rechts Rosalin Kuijs (vriendin van Jeanette), Jeanette, Piet, Nel en Annemarie.
Van het interieur van de oude boerderij was maar bitter weinig overgebleven, zoals ook het Nieuwsblad voor Castricum in de krant van 28 april 1999 meldde: ‘Er bleef nog één kastje behouden dat door de familie een beetje cynisch ‘rookkastje’ werd genoemd’. Daaraan werd toegevoegd ‘dat slechts de vijf oude koestalraampjes, die in de zijgevels zijn teruggeplaatst, aan vroeger herinneren’. Nel zegt daarop dat er ook nog twee schuifdeuren bewaard zijn gebleven die in een kast zijn verwerkt.
Piet als oorlogsverteller
In april 2010 kwam de film ‘Ik Wist Niet Wat Oorlog Was’ uit van de filmmakers Pauline van Vliet en Mariet Haverkamp over Castricum in de Tweede Wereldoorlog. Daarvoor gingen leerlingen uit groep acht van de Juliana van Stolbergschool en Augustinusschool op onderzoek uit en interviewden oudere plaatsgenoten over hun ervaringen. Piet Dam was een van hen en hij wist boeiend te vertellen over wat hij als jongetje op de boerderij beleefde: “Ik was negen jaar toen de Duitsers kwamen en had geen idee wat er gebeurde. Ik hoorde vreemd praten, wist ik veel dat het oorlog was. Mijn jeugd is daardoor totaal veranderd, want de Duitsers gingen niet meer weg. Ze sliepen in het hooi totdat ze bunkers hadden gebouwd en die gingen bewonen. Op ons erf werden er vijf gebouwd.”
Voetbal moment van Vitesse 22 achter de boerderij van Dam, de bunkers rechts deden dienst als kleedkamer. Tijdens de Tweede Wereldoorlog had deze plek de naam Widerstandsnest 45. De bunker uiterst rechts deed toen dienst als w.c. bunker, de bunker ernaast was een woonschuilplaats voor de Duitsers. Doodweg 10 in Castricum, 1946-1948. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.
Piet vervolgt zijn verhaal in de film: “In één bunker woonden vier Duitsers. Ik vond het goede snuiters. Waarom? We waren kind en je had verschillende soorten Duitsers. Er waren hele goeie, goeie, slechte en hele slechte die geen geweten meer hadden. Je moest dus op je woorden passen. Langzamerhand ging je aan de Duitsers wennen en zochten ze contact met de kinderen. We mochten de bunkers schoonmaken en dat vonden we een hele eer. Onder een van de bunkers zat een kelderdie als wc werd gebruikt. Na de oorlog heb ik die bunker gesloopt, maar de kelder zit er nog steeds.”
Jaarboek 44, pagina 7
Aan het eind van de film zegt Piet: “Het bevrijdingsfeest was een fantastische dag. Onze bevrijders waren stoere binken met een helm op. We kregen chocola van ze en mochten ze een hand geven.”
Bevrijdingsfeest met Piet links naast de accordeoniste.
Oorlogsdeskundige John Heideman verklaarde waarom er zoveel bunkers op deze locatie zijn gebouwd: “Rondom de boerderij van Dam verrezen in totaal tien bunkers en één open geschutsopstelling. De Duitsers noemden dit complex ‘Widerstandsnest 45 (Wn45)’. Het bunkernest was gesitueerd rondom een knooppunt van wegen. Zodoende was vanuit alle windrichtingen het inkomende verkeer aan de zuidoostzijde van Castricum goed controleerbaar. In de bunker voor de boerderij had de bevelvoerend officier zijn onderkomen.”
Tot slot
Piet overleed op 30 juli 2014 op 82-jarige leeftijd. De kinderen zijn allang uitgevlogen, dus Nel woont alweer ruim zeven jaar alleen aan de Oosterbuurt 1.
Nel bladert met weemoed in een bijna verkoold trouwalbum. Foto Hans Boot.
Daarover zegt ze: “Ik heb het nog steeds erg naar mijn zin. Dat komt vooral door de plek, die ik altijd belangrijker heb gevonden dan de boerderij. Op dit moment heb ik nog twee paarden, twee pony’s en wat kippen lopen. Zolang mijn gezondheid het toelaat, wil ik hier graag blijven, want het zou me aan mijn hart gaan als ik moet verkassen. Dat zou mij het gevoel geven dat er voor de tweede keer brand uitbreekt …”
Hans Boot
Bronnen:
Bevolkingsregisters en Burgerlijke Stand;
Diverse regionale kranten;
Heideman, John (2016). Castricum en Bakkum tijdens de Tweede Wereldoorlog (Deel 2);
Ik wist niet wat oorlog was, Caleidoscoopfilm, 2010;
Kadastrale bronnen over Castricum;
Notariële archieven te Alkmaar en Haarlem.
Met dank aan: Nel Dam-Stuifbergen, John Heideman en Ernst Mooij.
De Brabantse Landbouw was eens de grootste boerderij van Castricum
De boerderij De Brabantse Landbouw nog met de schuur erachter.
Jachtopziener Cees Schoen, geboren en getogen in het Geversduin, heeft in 1938 op uitnodiging van het PWN opgeschreven wat hem bekend was over de boerderij ‘De Brabantse Landbouw’.
Zijn verhaal begint als volgt: “Wie tegenwoordig een wandeling maakt door het Castricumse duinterrein – voorheen Geversduin – en ongeveer halfweg tussen ‘Kijk Uit’ en het strand ‘de Brabantse Landbouw’ passeert, zal zich nauwelijks kunnen voorstellen dat dit nog het woonhuis is van een van de grootste boerderijen van Castricum, zo niet de grootste.”
De Brabantse Landbouw. Oude Schulpweg 8 in Castricum.
Ooit omvatte het bedrijf zo’n 250 hectare duingebied tussen Kijk Uit en Johanna’s Hof. De Amsterdammer Andries A.Deutz van Assendelft, tevens eigenaar van kasteel Assumburg, was in de 18e eeuw eigenaar van het Castricumse duingebied. Deze familie heeft de boerderij omstreeks 1763 gesticht.
Het bedrijf gold als bewijs voor de stelling dat verdere ontginning van de duinen goed mogelijk zou zijn. Er was wel een goede afwatering nodig. Een staartmolen maalde het winterwater uit de vallei van de daar stromende Hoepbeek en voerde het af naar de Schulpvaart.
Bij de Brabantse Landbouw …
Bij de boerderij hoorde een stal voor ruim 30 koeien, die zo was ingericht dat de koeien met de koppen naar elkaar stonden, zodat over een middelgang daar tussendoor gelopen kon worden. Het vee werd overdag geweid in de duingraslanden en ’s nachts werd het weer binnengehaald. De mest die ’s nachts werd geproduceerd, werd vermengd met stro, waardoor de hoeveelheid toenam. Aan deze Brabantse wijze van boeren dankt de boerderij zijn naam.
Korenschoven op het land van de Brabantse Landbouw. Oude Schulpweg in Castricum, 1941. De regering had een roggeplan ontwikkeld om de voedselvoorziening te verbeteren. Daarvoor werd in opdracht van het PWN duinen tussen Heemskerk en Egmond-Binnen in cultuur gebracht. Dit werd ook gedaan in het belang van de werkverschaffing. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.
Op 13 hectare bouwland, waarvoor de mest hard nodig was, werden naast granen zoals tarwe, rogge, haver en gerst ook peulvruchten en aardappelen geteeld.
Naast een stal voor 8 paarden, waren er ook kalverenhokken, verder een gedeelte waar kaas gemaakt werd, een groot vierkant voor hooi- en zaadberging en een ‘dorsch’ van ongeveer 15 bij 8 meter waar het verbouwde graan bewerkt werd.
Schaapherderswoning. Oude Schulpweg in Castricum. Na enkele honderden meters langs de Oude Schulpweg zag men ooit de schaapherderswoning van 1852. Het was een soort van schuurtje achter een jachtopzienerswoning. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.
Op enige afstand, zuidelijk van de boerderij, stond de schaapherderswoning, waarbij een schaapskooi van vijftig bij vijftien meter hoorde. Eenzelfde kooi was op enige afstand ten noorden van de boerderij gebouwd. Dagelijks trokken twee schaapherders met hun kudde van 300 schapen de zeeduinen in die achter de weilanden lagen.
Jaarboek 35, pagina 93
Jan Kops, hoogleraar en landbouwcommissaris, schreef in 1796 in ‘De Letterbode’ een artikel getiteld ‘Berigt wegens ene schone Bouw-Boerderij, in het midden der Catrikommer Duinen aangelegd’.
Citaat: “Behalve de Boer, genaamd Evert Asjes en zijne Vrouw, die nog jonge kinderen hebben vinden hier drie knegts, éne meid en twee jongens, hun werk; en vier melkbeesten leveren voor dit huisgezin genoegzaam zuivel op.”
Dat hij goed ‘boerde’ blijkt wel uit het feit dat hij in 1812 tot de hoogst aangeslagen en in de directe belastingen behoorde. Evert was de overgrootvader van Albert Asjes, die zijn vader en daarvoor zijn grootvader opvolgde op de boerderij Albert’s hoeve en die hij in 1939 naliet aan de hervormde kerk. De wijk Albert’s hoeve is grotendeels op die grond gebouwd.
De voorzijde van de boerderij.
Jan Kops was onder de indruk van De Brabantse Landbouw, eenzaam gelegen te midden van woeste duingronden, want hij eindigde zijn artikel als volgt: “Ik durf mijne Medeburgers uitnodigen, om deze Boerderij te gaan bezichtigen. Noorddorp, de wisselplaats der Postwagens van Haarlem op Alkmaar, ligt één uur van deze plaats af.”
Noorddorp was een buurtschap aan de Rijksstraatweg in Heemskerk en de wisselplaats van de paarden lag ter hoogte van de nog bestaande boerderij Halfweg.
Ter wille van de landbouw moesten de konijnen worden uitgeroeid. Jan Kops gebruikte daarvoor het fraaie woord ‘depeupleren’, maar bedoelde ongetwijfeld hetzelfde. Iedereen die dat wilde, kreeg vanaf 1782 vergunning om konijnen te vangen.
Boerderij De Brabantse Landbouw. Pentekening Nico Lute. Scan van Kijk-Uit kalender 1994. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.
Toen in 1853 Hendrik Docter als pachtboer De Brabantse Landbouw betrok, was het bedrijf al enigszins geslonken. Omstreeks die tijd is de schaapskooi ten noorden van de boerderij afgebroken. Van het bouwplan werden sommige akkers niet meer gebruikt en zijn toen bebost. Na 42 jaren de boerderij bewoond te hebben, overleed Hendrik in 1895.
Het bedrijf was toen tot ongeveer de helft verminderd en met de schapenhouderij was het helemaal afgelopen.
Zoon Dirk Docter werd de nieuwe pachter. Hoewel er nog vee gehouden werd, moest het benodigde hooi worden aangevuld van land in de polder en van hooiveilingen. Na 1900 werd in de duinen geen hooi meer gewonnen. Op het nog overgebleven weiland konden een gedeelte van het jaar nog een tien of twaalf koeien gehouden worden; de andere graasden in de polder. Toen Dirk Docter in 1917 de boerderij verliet, had De Brabantse Landbouw als boerderij afgedaan.
Bank en Marij Beentjes. Bank Beentjes was de laatste pachter van de Brabantse Landbouw. De boerderij was eigendom van Jonkheer Gevers en werd verkocht aan de Provincie die er een dienstwoning van maakte, thans eigendom van het PWN. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.
Na een jaar te hebben leeg gestaan werd het huis nog betrokken door Bank Beentjes, die er een paar koeien hield en wat aardappelen verbouwde. Tenslotte werd het bedrijf in 1921 voorgoed opgeheven.
Gedenksteen ter herinnering aan het verblijf van professor De Hartog.
In 1923 werd het woonhuis verbouwd voor Cees Schoen. In 1934 werden de stallen afgebroken. Het veranderde woonhuis is daarna ook nog enige tijd als zomerverblijf gebruikt door prof. dr. A.H. de Hartog, vader van de schrijver Jan de Hartog. Een gedenksteen in de voorgevel herinnert nog aan het verblijf van deze bekende theoloog.
Luchtfoto Brabantse Landbouw. Duinen in Castricum, 26 februari 1945. In het midden de Oude Schulpweg met de boerderij de Brabantse Landbouw en het voormalig roggeveld. Foto Royal Air Force. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.
Behalve het woonhuis zijn verder nog als enige overblijfsels van het bedrijf, de vroegere omheiningen van de uitgestrekte weilanden te zien. Die bestaan uit opgeworpen wallen, hier en daar met doornstruiken beplant.
Schoolpad in het Geversduin. Duinen in Castricum, 1920. Pad tussen de Brabantse Landbouw en Kijk Uit. Waarschijnlijk weg waarlangs in het duin wonende kinderen naar school gingen. Het loopt parallel aan de Oude Schulpweg. Het Schoolpad bestaat grotendeels niet meer. Alweer jaren geleden (bij schrijven is het 2014) heeft het PWN het pad parallel aan de Oude Schulpweg dichtgegooid met grote takken en boomstammetjes, zodat het niet gebruikt kon worden en overwoekerde. Dit omdat er te veel paden door het gebied lopen. Collectie Pennekamp. Toegevoegd.
Onder het motto ‘Zonder verleden geen heden’ heeft het PWN een wandeling van 8,5 kilometer uitgezet die langs de voormalige boerderij en landbouwgronden loopt (in 2018 bestaat deze PWN wandeling niet meer). De start is vanaf het parkeerterrein aan de Geversweg, maar vanaf de ‘wisselplaats der postwagens’ is De Brabantse Land-bouw ook nog steeds te bereiken.
Niek Kaan
Bronnen:
Schoen, C: De Brabantsche Landbouw, mei 1938;
Kops, J: Bericht ener Bouw-Boerderij, De Letterbode 1796.
Stolpboerderijen in Castricum en Bakkum (deel 7-slot)
De zevende aflevering over stolpboerderijen is tevens het laatste artikel in deze serie, waarin deze keer twee boerderijen in Castricum en vier in Bakkum worden besproken. In totaal zijn dan de 44 nog bestaande stolpen beschreven, waarvan 25 in Castricum en 19 in Bakkum. Deze artikelenreeks wordt afgesloten met de Van Tienhoven Hoeve, die een markante plaats inneemt op de hoek van de Heereweg en Zeeweg in Bakkum.
De boerderij van Jan Twisk, Dorpsstraat 11.
De huidige situatie.
Dorpsstraat 11
Aan de Dorpsstraat staat een goed onderhouden stolp tussen woningen die uit het begin van de vorige eeuw dateren. De stolp zou gebouwd zijn omstreeks 1891 in opdracht van Otto Kehl. In het 27e jaarboek (2004) is de geschiedenis van dit pand beschreven door Wim Hespe in het artikel over de Dorpsstraat.
Simon Twisk werd in 1922 de nieuwe eigenaar. Hij gebruikte het pand niet als boerderij, maar als bedrijfspand voor de bloembollenteelt en handel. De boerderij ging in 1929 over op zijn broer Gerrit en later op diens zoon Jan Twisk, die zich specialiseerde in de handel van planten en bloemen.
De boerderij heet “Finis Coronat Opus” (eind goed, al goed). Jan Twisk en Nera Liefting stopten met de bloemen en planten handel in 2002. Dorpsstraat 11 in Castricum, 2001. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.
Jan en zijn vrouw Nera Liefting stopten met het bedrijf in 2002. Jan hield zich vervolgens bezig met het verzamelen van gereedschappen die in tuinderijen werden gebruikt. Helaas overleed hij in augustus 2006.
De boerderij van de familie Kuijs aan de Dorpsstraat 142.
De situatie in 1958; dit gedeelte heette toen nog Alkmaarderstraatweg.
De huidige situatie.
Dorpsstraat 142
Aan de Dorpsstraat 142, eerder heette dit gedeelte de Alkmaarderstraatweg, staat een fraai woonhuis waarvan de stolpvorm nog duidelijk herkenbaar is. Dit huis werd in 1920 gebouwd door G. Borst, metselaar uit Castricum als een onvolledige stolp met hooiberging en stal.
In 1922 kwam het pand in bezit van de 75-jarige Klaas Veldt uit Egmond-Binnen, die er zijn melkveehouderij begon. Klaas was gehuwd met Maartje Brakenhoff; uit dit huwelijk hadden zij 6 kinderen (zie 5e jaarboek, 1982). Na het overlijden van Klaas Veldt in 1929 werden het huis, schuur en bouwland voor de ene helft op naam gezet van zijn zoon Gerrit en voor de andere helft op naam van zijn dochter Marijtje Veldt, beiden waren ongehuwd gebleven; hun moeder Maartje Brakenhoff bleef er wonen tot haar overlijden in 1941. In 1968 werd door Gerrit het bedrijf beëindigd en werd Piet Kuijs de nieuwe eigenaar. Piet werd geboren in 1928 als zoon van de bekende organist en dirigent Pieter Kuijs en Catharina Brandjes, was makelaar in onroerend goed en trouwde met Catharina G. (Tine) de Wit.
Vooraanzicht van de nieuwbouw. Dorpsstraat 14 in Castricum, 1968. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.
Piet Kuijs liet in 1969 de boerderij met veestal door aannemer C.G. de Nijs uit Castricum geschikt maken voor bewoning en er werd een garage bijgebouwd.
Jaarboek 33, pagina 53
De bestaande woning aan de voorzijde werd daarna geheel verbouwd tot kantoor: P. Kuijs, Makelaardij en Assurantiën.
De eerstvolgende grote verbouwing werd in 1982 uitgevoerd, waarbij het oude kantoor werd vervangen door een nieuw voorhuis. Dat was mogelijk omdat de makelaardij verplaatst werd naar het naastliggende nieuw gebouwde pand: Dorpsstraat 140.
Het verbouwde pand werd tot 2005 door Piet Kuijs en zijn vrouw Tine bewoond tot zij hun intrek namen in het appartementengebouw ‘De Brink’. Tegenwoordig wordt het fraaie woonhuis bewoond door hun zoon Bob Kuijs.
De ingang naar de Emma hoeve vanaf de Heereweg 46.
De situatie in 1928.
De situatie in 2009.
Heereweg 46, Emma hoeve
Jan Sengers, broodbakker te Limmen, kocht in 1898 van Jacobus P. Kraakman, advocaat te Alkmaar, een stuk grond aan de Heereweg, waarop een huis met schuur gebouwd werd. Drie jaar later verkocht hij het geheel aan Arie Kaandorp, die behalve broodbakker en veehouder ook tuinder was op stukjes land in het duingebied. Arie was gehuwd met Maartje Brink; uit hun huwelijk werden 16 kinderen geboren.
In 1928 liet Arie Kaandorp door aannemer A.C. Borst uit Bakkum een hooibergplaats bouwen achter de tuinderswoning aan de Heereweg 46. Twee jaar later werd tegen de westgevel van de eerder gebouwde hooibergplaats door dezelfde aannemer een veestal gebouwd.
Jaarboek 33, pagina 54
In deze boerderij woonde Arie Kaandorp, bakker, tuinder en veehouder, gehuwd met Maartje Brink. Heereweg 46 in Bakkum, 1940. De tekenaar is onbekend. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.
De woning met de achterliggende stal werd in 1951 overgenomen door Lambertus (Ber) Scheerman. Hij was gehuwd met Theodora (Door) Castricum en was winkelier, grondwerker, tuinder, veehouder en vooral klusjesman (zie 19e jaarboek, 1996). In 1956 heeft Ber zijn veehouderij aan de westkant uitgebreid met een varkenstal; deze stal werd ook bestemd voor het onderbrengen van enkele melkkoeien.
Vanaf 1951 woonden er Ber Scheerman en Door Castricum. Heereweg 46 in Bakkum, 1991. Collectie Makelaarsbriefje. Toegevoegd.
In de jaren (negentien) zestig is Ber met de afbouw van zijn bedrijfje begonnen; de veestalling voor varkens werd in 1961 overgenomen door C.H. Snelders die in Amsterdam een jeugdherberg exploiteerde. Snelders verbouwde de stalling tot vijf permanente zomerverblijven en verhuurde de huisjes aanvankelijk vooral aan zijn Amsterdamse kennissen.
Ber Scheerman is in 1962 met een boot naar Australië gegaan op bezoek bij zijn twee geëmigreerde zoons. Na terugkomst heeft hij zijn bedrijf afgebouwd, ging bij de nertsfarm van De Lange in Bakkum werken en deed hij werk bij aannemer Scheemda in Amsterdam.
De hooiberging werd naast het stallen van vee ook verhuurd aan strandexploitant Klaas Ulder voor opslag van allerlei strandbenodigdheden. Het woongedeelte werd ingericht voor zijn zoon Kees, die met vrouw en vier kinderen terugkeerde uit Australië.
Nadat Ber Scheerman in 1980 was overleden en zijn vrouw Door in 1981 naar De Boogaert verhuisde, werd de woning met hooibergplaats overgenomen door neef Albertus (Ber) Scheerman, die in 1984 de woning verbouwde.
De Emma hoeve. Heereweg 46 in Bakkum, 1990. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.
In 1990 werd het geheel van Ber Scheerman overgenomen door Balthasar (Bal) Molenaar, zoon van Theodorus Molenaar en Emma M. Lute. Bal was vrachtrijder van beroep, woonde aan de Bakkummerstraat en was gehuwd met Hanny Castricum. Zij startten een strandexploitatie in Castricum aan Zee en konden de ruimte in de hooiberging goed gebruiken voor opslag. De zomerhuisjes kon Bal in 1991 overnemen van Snelders.
De naam ‘Emma hoeve’ heeft Bal aan de ‘barg’ (overdekte hooibergplaats) gegeven als herinnering aan zijn moeder Emma Lute. Bal is vanaf zijn jonge jaren geïnteresseerd in oude militaire voertuigen en heeft er zelf heel veel mee gereden. Ook is hij actief bij ‘Keep them Rolling’ en ‘Wheels’, organisaties die zich voor behoud van deze oude voertuigen inzetten en aan herdenkingsritten meedoen.
Het woonhuis aan de Bleumerweg 12 met de onvolledige stolp in de oude situatie.
De situatie in 1933.
De situatie in 2009.
Bleumerweg 12
In 1927 liet Hendrik Twisk (1897), veehouder en landbouwer, die toen nog op boerderij Johanna’s Hof aan de Zeeweg woonde, een veestalling voor acht melkkoeien bouwen aan de Bleumerweg. Deze veestalling verrees achter het bestaande woonhuis als een onvolledige stolp naar ontwerp van J. Weel, aannemer uit Bakkum. Een jaar later werd nog een houten schuur gebouwd, die diende voor het onderbrengen van varkens.
Hendrik Twisk, die in 1922 gehuwd was met Dieuwertje Schouten (zie 10e jaarboek, 1987), kon nu verder vorm geven aan zijn bedrijf als veehouder en landbouwer. In het begin van de jaren (negentien) dertig voegde hij kamperen en recreatie toe aan zijn bedrijf. Uiteindelijk stonden er achttien particuliere houten zomerhuisjes op het land en vijf aan de Bleumerweg.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn in en om de boerderij Duitse militairen ingekwartierd geweest. Hun paarden
Jaarboek 33, pagina 55
werden in de stallen ondergebracht. In de periode 1943-1945 was het gebied in Bakkum ‘Sperrgebiet’; de familie Twisk kon echter op de boerderij blijven wonen en werken. Van de Duitse militairen hebben ze eigenlijk geen last gehad, maar de zomerhuisjes mochten niet worden bewoond. Na de oorlog zijn de huisjes verwijderd.
De Boerderij van Piet Twisk. Bleumerweg 42 in Bakkum. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.
Piet Twisk (1935), zoon van Hendrik, trouwde in 1960 met Maria Castricum en zij namen hun intrek in de boerderij. Hendrik Twisk en zijn vrouw gingen wonen in de toen pas gebouwde bungalow naast de boerderij.
Piet nam in 1964 het bedrijf over van zijn vader en voerde enkele aanpassingen door, zoals de bouw van een nieuwe stal in 1966. Deze stal kon ook gebruikt worden voor het onderbrengen van gezinnen in de zomertijd. Die vakantieperiode begon veelal in de eerste week van mei met het onderbrengen van schoolklassen en eindigde in november als de koeien weer op stal moesten!
In 1976 werden twee schuren bijgebouwd en werd de achterliggende kapberg vervangen door een open veldschuur voor de stalling van werktuigen.
De vakantieboerderij ‘de Hooiberg’ aan de Bleumerweg.
Piet stopte in 1979 met de melkveehouderij. Na aanpassing van de schuren ontstond de vakantieboerderij ‘de Hooiberg’ aan de Bleumerweg met groepen in de stolp, appartementen in de stallen en huisjes in de nieuwe stal aan de oostkant. De camping op het terrein telde vijftien plaatsen. Kortom een behoorlijk vakantiebedrijf met veel gezelligheid.
In 2007 heeft hun zoon Willem Twisk (1966) en zijn echtgenote Evelien Waalkens het bedrijf overgenomen. Zij gingen wonen in het huis aan de Bleumerweg 12 en Piet Twisk en Maria Castricum verhuisden naar de achterliggende stolp, nadat deze naar ontwerp van architect Dingerdis uit Limmen werd verbouwd door aannemer H.W. Twisk uit Castricum. Twisk en Dingerdis hebben een mooi stuk werk afgeleverd, waarbij het vierkant van de stolp met de schoren in het zicht zijn gebleven.
De herbouwde boerderij Duijnhoeve aan de Heereweg 29.
De situatie in 1980.
De situatie in 2009.
Heereweg 29, Duijnhoeve
In 1913 werd aan de Heereweg een tuinderswoning met erachter een losstaande veestalling gebouwd, die in Bakkum bekend stond als ‘de boerderij Duijn’. Hier ging Trijntje Stet, weduwe van Pieter Duijn, met haar volwassen en ongehuwd gebleven kinderen Wub, Jan en Doortje wonen. Ook woonde bij Trijntje haar kleinzoon Joop Orij, die in 1905 was geboren en waarvan de beide ouders al waren overleden toen hij vier jaar oud was. Het gezin Duijn dreef aan de Heereweg een melkveehouderij.
De tuinderswoning van de familie Duijn. Van links naar rechts Trijntje Duijn-Stet, Doortje, Jan en Wub Duijn en Joop Orij. Heereweg 29 in Bakkum, 1918. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.
Toen Trijntje in 1932 overleed, hebben Wub, Jan en Doortje de melkveehouderij voortgezet. In 1951 werd het bedrijf overgenomen door Gerard Duijn, gehuwd met Truus Poel, die er tot 1978 bleven wonen. Gerard liet in 1965 het woonhuis verbouwen; in de daaropvolgende jaren werden een schuur en een veestalling gebouwd.
Bij Gerard Duijn en Truus Poel thuis: van links naar rechts achter Marianne, moeder Truus, Kees, Joke, vader Gerard en Trudy; voor op de grond: René en Gé. Heereweg 29 in Bakkum, 1967. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.
In 1978 werd zijn zoon Kees Duijn, veehouder, gehuwd met Gitta van Diepen, de nieuwe bewoner. Kees liet in 1984 een loods voor stalling van materieel bouwen.
Jaarboek 33, pagina 56
Hij ondervond echter veel hinder door de toegang van zijn bedrijf vanaf de Heereweg. Zijn weilanden lagen aan de noordkant van de Zeeweg, ter weerszijden van de spoorlijn. Toen dit gebied verkaveld werd, ontstond de mogelijkheid om een nieuw bedrijf te beginnen aan de Zeeweg en dat kon in 1989 worden gerealiseerd.
In datzelfde jaar werd de woning met veestalling (stolp) en stal aan de Heereweg overgenomen door Gerard de Zeeuw, eigenaar van een groothandel in hotelbenodigdheden, geboren in Bakkum, gehuwd met Corrie de Waard en zoon van Willem de Zeeuw, veehouder op Starrenburg en Gré van der Meij (zie 28e jaarboek, 2005).
Heereweg 29 in Bakkum, gesloopt in 1990. Collectie Makelaarsbriefje. Toegevoegd.
Overwogen werd het woonhuis met achterliggende veestalling te verbouwen tot een woonhuis om daarmee de onvolledige stolp te behouden, maar de conditie van het gebouw was helaas zodanig dat het niet haalbaar werd geacht.
Besloten werd tot het bouwen van een nieuwe stolpwoning door aannemer Jaap Peetoom uit Egmond aan den Hoef naar ontwerp van het gespecialiseerde architectenbureau Cornelis de Jong uit Middenbeemster. Op 20 december 1990 werd de eerste steen gelegd en in september 1991 werd het pand opgeleverd. Een ruime indeling met aparte keuken-eetruimte, een bibliotheek in het vierkant en een fraaie lichtinval zorgen voor een ontspannen woonsfeer.
Boerderij De Duijnhoeve. Heereweg 29 in Bakkum, 2004. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.
Mede door het gebruik van oude gevelstenen, de kleurstelling en de ligging op het terrein herinnert deze woonstolp, genoemd naar de familie Duijn, aan het verleden en neemt een waardige plaats in aan de Heereweg te Bakkum.
De oude boerderij Zeeveld.
De situatie in 1823.
De huidige situatie.
Noorderstraat 2, Zeeveld
In het duingebied van Bakkum ligt enigszins verscholen
aan de Noorderstraat de boerderij Zeeveld, waarover in
officiële stukken van voor 1803 gesproken wordt over een
‘Duinmaayerswoning in het Duin, genaamd ‘t Zeevelt’.
Met de naam Zeeveld werd het duingebied in Baccum
aangeduid, dat al op de kaart van Johannes Dou uit 1680
voorkomt als ‘Het Zee Veldt’.
Eigenaar van het duingebied met duinboerderij Zeeveld was in de 18e eeuw Joan Geelvinck, ambachtsheer van Bakkum en Castricum. Toen hij in 1802 kwam te overlijden, werd de boerderij Zeeveld met 6 hectare duinterrein in 1803 verkocht aan Jan van Bruijnswaard, duinmeijer en pachter, die op de boerderij woonde.
Hoeve Zeeveld. Noorderstraat 2 in Bakkum. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.
Na zijn overlijden in 1811 verkochten de erven in 1813 het duinmeijershuis met 5 omliggende kroften (akkers in het duin) aan Abraham Barnaart Jacobszoon, die in Amsterdam woonde. Na zijn overlijden in mei 1829 te Lisse werd ‘een huis met stalling, schuur, erve en tuin met percelen duin, weiland en bosch, genaamd het Zeeveld’ bij een publieke verkoping te Beverwijk verkocht.
Jaarboek 33, pagina 57
Koper was Jan Cornelisz. Twisk, makelaar te Amsterdam, namens koning Willem I. Over de oudste geschiedenis van de ‘hofstede’ Zeeveld is uitvoerig geschreven door mr. J. Belonje in het 7e jaarboek (1984).
In het kader van de duinontginning werd de boerderij na 1829 verbouwd; het jaar is niet bekend. De boerderij en het duingebied bleven lang in bezit van de koninklijke familie. In 1876 werd het vererfd naar Marie, geboren prinses der Nederlanden, prinses von Wied, echtgenoot van vorst Wilhelm Adolph Maximilian Carl zu Wied te Neuwied.
Prinses Wilhelmina Frederika Anna Elisabeth Marie van Oranje Nassau 1841-1910 (prinses Marie von Wied). Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.
Op de boerderij woonde lange tijd de familie Van Amersfoort met een beperkte veehouderij. In 1903 werd het terrein met de boerderij van prinses Von Wied overgenomen door de Provincie Noord-Holland. De familie Van Amersfoort verbleef er tot 1908, waarna Pieter Mooij als pachter in de boerderij een melkveehouderij begon.
Toen hij in 1924 stopte en in Castricum ging wonen, heeft zijn 24-jarige zoon zoon Pieter, in datzelfde jaar gehuwd met Dirkje van den Berg, het bedrijf overgenomen. In 1928 werd een schuur met hooiberging bijgebouwd.
Rond 1930 werd de boerderij in de zomer gebruikt als een voorloper van de jeugdherberg Koningsbosch, die in 1932 werd geopend.
In 1947 werd een stenen aanbouw, een boenhok, gerealiseerd en werd het geheel omschreven als ‘huis, schuur en erf, groot 30 are en 20 centiare en gelegen aan de Egmonderweg in de gemeente Castricum.
Voormalige boerderij Zeeveld.
Simon Mooij (1932) nam in 1962 als pachter de boerderij van zijn vader over. Hij was getrouwd met Hermanna (Mannie) Snel en zij kregen drie kinderen. In 1968 verhuisde hij met zijn bedrijf naar de Van Tienhoven Hoeve aan de Heereweg, hoek Zeeweg te Bakkum. De landerijen van Zeeveld werden in het kader van schaalvergroting toegevoegd aan die van de Van Tienhoven Hoeve.
De oude boerderij Zeeveld werd aanvankelijk gebruikt als
een vakantieverblijf voor een kindertehuis in Amsterdam,
waarna het geheel, toen het leeg stond, in 1983 werd ge-
Jaarboek 33, pagina 58
kraakt door de families Van der Molen en Spijker. Dirk
van der Molen vestigde er als kunstschilder zijn atelier. De
krakers werden in dat jaar door de Mobiele Eenheid uit de
panden verwijderd, waarna het geheel door het PWN op
basis van erfpacht werd verkocht aan de Stichting Jan 17
uit Amsterdam.
Het huidige spirituele centrum van de Stichting Jan 17.
In 1984 werd de boerderij in gebruik genomen als een spiritueel centrum voor monastieke (klooster) tradities, toen Ton de Nooy en Rob Schipper de activiteiten van de Stichting van Amsterdam naar Bakkum hadden verplaatst. De naam van de Stichting verwijst naar het Evangelie van Johannes, hoofdstuk 17, vers 20-21.
Sinds Zeeveld een spirituele bestemming heeft gekregen, is er een gastenverblijf en het stafhuis bijgebouwd. In 2002 werd de hooiberging met varkensstal afgebroken en is op die plek in dezelfde bouwvorm een woonhuis gebouwd.
Siem en Mannie Mooij, 1987. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.
Siem Mooij en zijn vrouw Mannie vertelden over hun tijd op Zeeveld: “Ja, ik ben de tweede zoon van Pieter Mooij en Dirkje van den Berg. Net zoals mijn broers ben ik op Zeeveld geboren, ik in oktober 1932. Mijn broer Piet is de oudste en Nico en Ernst zijn mijn jongere broers. Ik heb altijd bij mijn vader op de boerderij gewerkt en buiten schooltijd ook meegeholpen.
We hadden bij Zeeveld acht hectare grasland voor zo’n vijftien melkkoeien en hadden twee paarden, Geldersche typen, die waren makkelijk en het waren goeie trekkers, sterk, meestal bruin van kleur. We lieten de paarden beslaan bij Hoebe de smid in de Klompenbuurt in Bakkum en een enkele keer bij Doris de Groot in de Schoolstraat. En als vader bij zijn ouders op bezoek ging in de Burgemeester Mooijstraat, met de koets, liet hij het paard bij Peperkamp beslaan, terwijl hij lekker aan de koffie zat!
We hadden vaak een losse knecht en mijn moeder werd bijgestaan door een meid, die ook melken kon. Het waren zware tijden door die oorlog, erg onzekere, ernstige tijden en we zaten ook nog in het ‘Sperrgebiet’! In 1944 werden Piet en ik beschoten door Engelse jagers, toen we bussen wei van de weg naar de boerderij brachten. Zij hadden het op Duitse militairen gemunt; we konden gelukkig wegduiken.
En in maart 1945, op zaterdagavond, dienden we plots binnen 24 uur de boerderij verlaten te hebben in verband met de aanleg van een V1 lanceerinstallatie. Iedereen kwam helpen en met paard en wagen werd alles afgevoerd. Wij gingen naar een leeg huis aan de Bleumerweg en sliepen zondagavond op stro, onder koedekken. Op maandag gingen we onze spullen zoeken; het vee kon bij Gerrit Borst staan, die had een strohandel en het jonge vee bij Cor Borst, ook aan de Bleumerweg, naast de Jan Miessenlaan. Zo konden we het redden.
Eigenlijk wilde ik veearts worden, maar mijn vader had een goede knecht aan mij en had een opvolgingsprobleem. Piet, hoewel de oudste, wilde niet in de melkveehouderij en is naar de ambachtsschool in Alkmaar gegaan en werd timmerman. Op mijn schouders kwam de druk van opvolging te liggen; ik mocht uiteindelijk vier jaar naar de landbouwschool in Assendelft en die school doorliep ik ‘met lof’. Toen ik 16 jaar was, deed ik melkersexamen in Egmond en ben ook mechanisch bijgeschoold door cursussen te volgen.
Mannie leerde ik kennen bij verschillende verenigingen in Castricum. Zij woonde toen bij haar ouders in de Torenstraat en was in 1936 uit Amsterdam naar Castricum gekomen.
We trouwden in 1958 en konden aan de Heereweg 18a in een zomerhuisje wonen, een kapberg, die voor badgasten werd gebruikt. We hebben er drie jaar gewoond en daar is onze dochter Marian geboren.
In mei 1962 heb ik het bedrijf van mijn vader overgenomen; vader ging met zijn vrouw en zoons Nico en Ernst aan de Heereweg 5 wonen. Achter het huis werd een stukje grond bijgekocht voor een kippenhok, want dat was iets dat hij echt nodig had, hij was gek met kippen.
Boer Siem Mooij moest met zijn koeien door de duinen om ze vanaf het grasland achter boerderij Zeeveld naar de stal te brengen. Noorderstraat 2 in Bakkum, 1970. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.
Nico bleef bij ons in Zeeveld werken en we bouwden uit tot zo’n 24 melkkoeien, 4 pinken en 4 kalveren met acht hectare land bij Zeeveld en zes hectare land op de hoek van de Duinweg en Heereweg. We fokten zelf met de Fries-Hollandse koeien en gingen met de koe wel naar Hes aan de Duinweg of naar Joh Duin, want die hadden een stier, nee wij niet.
Het was de tijd van het handmelken en dat bepaalde je dagritme. De melkbussen moesten op tijd aan de weg staan om opgehaald te worden; in de zomer ’s morgens om 8.15 uur en ’s avonds om 19.00 uur, in de winter alleen ‘s avonds. Aanvankelijk leverden we aan de melkfabriek De Holland in Castricum, later aan coöperaties, zoals Stom-
Jaarboek 33, pagina 59
petoren, Aurora Opmeer of Lutjewinkel. Door de vele fusies wisselden de melkrijders nog al eens.
Het was hard werken en Mannie verrichtte alle voorkomende hand- en spandiensten, deed de administratie en verving mij als ik weg was. De komst van de melkmachine kon het werk enigszins verlichten. En het land in het duingebied liet het ook afweten. Door de waterwinning met de pompstations ging het grondwaterniveau naar beneden; in 1933, in vaders tijd, is het stuk land zelfs 90 centimeter afgegraven om weer bij het grondwater te komen. Het bleef een probleem, we hebben zelfs wel water ingebracht, we hebben vele droge jaren gekend.
Onze zoons Wouter en Michiel zijn op Zeeveld in 1963 en 1967 geboren. In die tijd waren we in gesprek over bouwkundige aanpassingen aan de boerderij of om ergens anders heen te gaan. In het kader van het Ontwikkelings- & Saneringsfonds kwam de boerderij Heereweg 1 ter beschikking en zijn we in november 1968 naar de Van Tienhoven Hoeve verhuisd.”
De Van Tienhoven Hoeve aan de Heereweg 1.
Heereweg 1, Van Tienhoven Hoeve
Op de plaats van het huidige kantoor ‘Fochteloo’ van PWN stond tot het begin van de vorige eeuw boerderij ‘Zeeduin’. Deze boerderij moest worden gesloopt om plaats te maken voor de dokterswoningen voor het provinciale ziekenhuis Duin en Bosch.
Boerderij Zeeduin van de weduwe Asjes op de hoek Zeeweg-van Oldenbarneveldweg in Bakkum, 1982. De boerderij is vóór 1914 gesloopt. Het stond tussen het huidige PWN kantoor Fochteloo en de tuinbaas- of parkwachterswoning in. Op de foto vrouw Asjes links, daarnaast Hein Dokter en Dirk Wokke. Op de wagen Jaap Kwadijk. Meer naar rechts Jan Ooms en Kwadijk.
In 1902 neemt mr. Gijsbert van Tienhoven, commissaris van de Koningin in onze provincie, het besluit om een nieuwe boerderij te laten bouwen voor Jacob Kuijs met zijn gezin, toen de bewoners van boerderij Zeeduin. De nieuwe boerderij wordt gebouwd in 1903 en gaat de naam dragen van de commissaris van de Koningin: ‘Van Tienhoven Hoeve’.
Lang heeft Jacob Kuijs niet op de nieuwe boerderij gewoond, want in 1906 worden de nieuwe bewoners Piet Beentjes, melkveehouder, en zijn vrouw Anna Bruin.
Bij de Van Tienhoven Hoeve het gezin van Petrus (Piet) Beentjes en Antje (Anna) Bruin. Dit gezin had 7 dochters en 7 zonen. Heerweg 1 in Bakkum. Van links naar rechts staand Pé, Sam, Neelie, Klaas, Rika, Jo, Nel, Marie en Anna. Van links naar rechts zittend Henk, vader Piet, Cor, moeder Antje (met Jaap op schoot), Alie en Jo. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.
In 1922 vindt naar een ontwerp van het PWN een verbouwing plaats en in 1928 wordt een hooiberg met schuur bijgebouwd. Het bedrijf van Piet Beentjes wordt in 1945 overgenomen door zijn zoon Klaas en de familie Beentjes heeft er tot 1967 geboerd. In dat jaar wordt ook de grote stal voor 61 stuks vee en de landbouwschuur geplaatst. In november 1968 is de familie van Simon Mooij van Zeeveld naar deze boerderij verhuisd.
Van Tienhoven hoeve toen Siem Mooij er boerde. Heereweg 1 in Bakkum. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.
Mannie en Siem Mooij: De overgang van Zeeveld naar de Van Tienhoven Hoeve was heel groot; we hadden hooi en kuilgras in de zomer al naar de Van Tienhoven Hoeve gebracht, het was een hele verhuizing. En we moesten omschakelen naar een groter bedrijf, er was inmiddels al wel een trekker en er kwamen een andere maaibalk, een andere hooischudder en meer veranderingen, maar je moest ook wennen aan het gebruik van die trekker. De paarden waren al gauw overbodig, maar we hebben ze van hun oude dag laten genieten; ze werden 29 en 31 jaar!
Je was die paarden zo gewend, een stuk van je leven was het; eerst ’s morgens de paarden voeren, dan koeien melken, daarna met de paarden aan het werk. ’s Avonds kregen ze nog wat hooi en dan gingen we slapen! Als ik aan die beesten denk, in de winter op stal en in de zomer buiten in de wei, nu nog, oef!
We hadden in het begin 30 melkkoeien in de stal, een Zuid- Hollandse stal, en ook nog varkens, twee fokzeugen, schapen en kippen, een heel bedrijf met veel werk.
Nico is bij ons blijven werken tot 1998, bijna 40 jaar; in 1999 is hij verhuisd naar een woning aan de Poelven. Hij is in 2003 plotseling overleden.
Jaarboek 33, pagina 60
Nico en Siem Mooij bij de boerderij omstreeks 1997.
Op 1 april 1998 zijn wij met het bedrijf gestopt, toen Michiel het kon overnemen. In juni 2000 zijn wij verhuisd naar Heereweg 5. Michiel is getrouwd met Jacqueline de Lange, zij hebben twee zoons. Hij is biologisch gaan boeren, wat toevallig ook paste in het beleid van het PWN.
Terugkijkend geeft het een goed gevoel, hard gewerkt, dat wel en nog zetten we ons in voor zover het kan. Een pracht van een vrijetijdsbesteding, dagelijks even langs de Van Tienhoven Hoeve. ’Is er nog wat Michiel?’ We helpen als het nodig is en hebben een groentetuintje vlak bij huis!
Afsluiting
Met dit zevende artikel over de nog aanwezige stolpboerderijen en hun bewoners in Castricum en Bakkum wordt een lange periode afgesloten van verzamelen en ordenen van gegevens, onderzoek doen in archieven, houden van gesprekken met bewoners en eigenaren, schrijven van de artikelen en nog veel meer.
Er zijn contacten ontstaan met velen die anekdotes konden vertellen, oude foto’s ter beschikking stelden, maar vooral ‘de sfeer van vroeger’ wisten over te brengen.
Moeilijk was het soms om de juiste gegevens te verkrijgen en vast te leggen en er moesten keuzes gemaakt worden over wat wel en niet in een artikel zou worden opgenomen.
We hopen hiermee een bijdrage te hebben geleverd aan de
vastlegging van een stukje agrarische geschiedenis.
Piet Blom
Bronnen:
Archief PWN te Velserbroek.
Gemeentearchief te Castricum: dossiers bouwaanvragen.
Jaarboeken van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.
Kadaster Directie Noordwest te Amsterdam-Sloterdijk.
Provinciaal Archief Noord-Holland te Haarlem.
Regionaal Archief te Alkmaar: oud-rechterlijk en notarieel archief, bevolkingsregisters enzovoorts.
Verschenen jaarboekartikelen over stolpboerderijen:
De ingang van de boerderij van Albert Asjes. Molendijk1 in Castricum. Getekend door Jan Reinders. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.
“Castricummer boer vermaakte zijn aardse goed in een fonds aan zijn kerk. Ook zijn aardewerk en zijn eendenkooi.”
Zo begint de tekst van een krantenknipsel van vrijdag 26 januari 1951, dat zich bevindt in het archief van de Werkgroep Oud-Castricum. Het was niet bekend uit welke krant het knipsel afkomstig is en wie achter de initialen H.B. schuilgaat.
Na enig speurwerk kon dat raadsel worden opgelost. Vorige jaar was het zeventig jaar geleden dat Albert Asjes is overleden. Het is dan ook een goed moment om de schrijver uit 1951 over deze bijzondere mens in het jaarboek van 2010 aan het woord te laten.
Op de plaats waar nu de wooneenheid ‘Albert’s Hoeve’ ligt, stond tot 1985 de ‘boerderij van Asjes’, die in de 18e eeuw werd gebouwd. Molendijk 1-23 in Castricum, 1995. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.
De sterke bries uit zee brengt heftige beroering in het helmgras van de Bakkummer duinen en vaart wervelend voort langs de grazige kruin van de oude Molendijk, één van de minder betreden wegen in Castricum tussen de Alkmaarderstraatweg en de Uitgeesterweg. Het is maar een doodgewone Hollandse dijk met grotendeels weiland aan weerszijden, waarover weinigen voor hun genoegen een wandelingetje zullen gaan maken met het duin zó dichtbij. Toch is er een boer geweest, rijzig, rijk en knap, zoals de dorpsgenoten die hem overleefden hem postuum nog onderscheiden, die zich juist op deze plaats met veel groter vreugde verlustigde in de schoonheid van de natuur dan ginds in het duin, want daar zag men hem nooit.
De eendenkooi van Albert Asjes bestaat nog steeds en grenst aan de oostzijde aan het natuurpark Hendriksveld.
De verklaring voor deze opvallende voorliefde voor het alledaagse weiland moet men zoeken in de lucht, waaruit koppels wilde eenden met fluitende wiekslag komen aangevlogen om neer te strijken in een vijver achter deze dijk, die omringd is door rieten schotten. Achter deze afsluiting is hun toevluchtsoord. Zij vinden er de rust en de veiligheid in hun jachtige, bedreigde bestaan. Spetterend en snaterend, duikelend en rekkebekkend over de waterspiegel genieten deze logge en toch zo beweeglijke vogels van dit isolement in de vijandige wereld. En wanneer de zon deze vakantiekolonie beschijnt, dan worden de kleuren van de verscheidene pluimages verhelderd en verguld tot een verrukkelijk panorama.
Het is de schoonheid die door de rijke boer boven al het andere werd verkoren. In de tien jaren voor zijn dood, toen hij rustte van zijn arbeid, heeft hij deze plek bijna elke dag behoedzaam benaderd en zich urenlang in dit schouwspel verlustigd. Eenden zien, in zo groot mogelijke zwermen, dat was zijn passie. Daarvoor heeft hij deze eendenkooi, want dat is het, laten aanleggen. Hij had er honderden van kunnen vangen, met een hondje en een smeulende turf, zoals alle andere kooikers dat deden. Zijn aanzien had hem het moeilijk te verwerven kooikerrecht bezorgd. En tòch heeft hij er al die jaren slechts enkele in de veren gegrepen: het was deze boer alleen te doen om het kijkspel, dat deze nomaden onder de vogels hem boden. Zo was Albert Asjes.
Voorrechten en verplichtingen
Zijn naam staat met grote letters gegrift op een grafsteen in een hoek van het kerkhof rondom de grijze Pancratius Kerk in Castricum, waarin de Nederduits Hervormde Gemeente (red: nu de protestantse gemeente) de erediensten houdt.
Graf van de familie Asjes. Kerkpad 1 in Castricum. Arie Asjes is geboren op 17 mei 1864 en overleden op 16 oktober 1939. Zijn vrouw Dieuwertje Bommezij was geboren op 06-01-1838, en overleden op 09-09-1900. Arie en Dieuwertje waren de ouders van Albert Asjes. Zij lagen begraven in De Rijp. Later zijn zij bijgezet in het graf van hun zoon Albert Asjes in de Pancratius kerk in Castricum. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.
De Kerkvoogdij van deze gemeente beheert nu alles, wat Asjes op aarde heeft nagelaten, ook zijn eendenkooi. Bij zijn laatste wilsbeschikking heeft hij in 1939 zijn eigendommen, die een waarde van 90.000 gulden vertegenwoordigden, aan zijn kerk overgemaakt in de vorm van een fonds, dat het Albert Asjesfonds genoemd werd en onder regentschap van de Kerkvoogdij kwam. De baten konden – voor zover ze niet moesten worden bestemd voor jaarlijkse uitkeringen aan zijn zuster en haar twee dochters en aan het onderhoud van zijn boerderij en zijn eendenkooi – worden besteed aan liefdadige doeleinden.
Jaarboek 33, pagina 34
Plichten wogen zwaarder
Toen de grijze, stille man in 1939 op 76-jarige leeftijd de adem uitblies, brak de tijd aan, waarin zijn naam in tal van gesprekken met ontzag werd genoemd. Want het testament van Asjes heeft groot opzien gebaard onder zijn geestverwanten. Zijn tienduizenden aan bezit werden door de slecht bemiddelde gemeente met grote dankbaarheid aanvaard. Men zag betere tijden aanbreken. Het fonds bracht weliswaar veel verplichtingen, maar vormde toch tevens een rijke bron, waaruit in vele behoeften zou kunnen worden voorzien. Zo dachten Asjes’ kerkelijke broeders en zusters.
Maar er kwam een oorlog, waarin en waarna de waarde van het fonds diep werd gereduceerd. De hoge belastingen, de lage pachten, de duurte en meer van deze overbekende verschijnselen hebben desillusie gebracht na de hoge verwachtingen voor de oorlog, toen de waarde van het geld nog zoveel hoger lag. En de verplichtingen van het Asjes-fonds zijn tot nu toe groter geweest dan de baten, die het de kerk opleverde. Maar de Kerkvoogden-regenten van het fonds hebben allereerst ernst gemaakt met de verplichtingen, niet alleen om de letter van het testament maar vooral om de geest er van. Zij wensten niet te vergeten hoeveel het gebaar van Albert Asjes in die tijd toch voor de gemeente betekend had.
Boerderij Albert’s Hoeve. Molendijk 1 in Castricum, 1965. Foto de Koning. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.
De hofstede, waaraan sinds de eigenaar ‘stil’ was gaan ‘leven’, niets meer was gedaan, is aangepast aan de eisen, welke een veeteeltbedrijf tegenwoordig stelt, ondanks de van hogerhand zo laag gehouden pachtsom, die deze veertig hectaren het fonds konden opleveren.
Aardewerk uit de koestal
Er was nog een merkwaardig bezit van boer Asjes, welks overdracht de Kerkvoogdij bestempelde tot de moeder van diens porseleinkast.
Zomerstal van de boerderij van Albert Asjes met tentoongestelde porseleinen borden. Dorcamp in Castricum. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.
Vijfenzeventig fraai bewerkte borden en kommen, waarmee Albert Asjes naar oud-Hollandse traditie zijn koestal sierde, verhuisden naar een vertrek van de vroegere kosterswoning voor in het schip van de Pancratiuskerk, dat geheel werd gewijd aan de nagedachtenis van dit milde gemeentelid.
Het portret van Albert Asjes, in 1944 geschilderd door de Castricumse kunstschilder Cor Heeck, hing in een bovenzaaltje van de oude dorpskerk.
Om deze persoonlijker te maken dan aardewerk vermag, kreeg een schilder (Cor Heeck) de opdracht om Asjes’ portret te vervaardigen. De enige afbeelding van de boer, door middel waarvan de schilder hem op het doek kon brengen, was een klein pasfotootje. Maar het bleek hem voldoende te zijn en tussen al het porselein hangt de goed gelijkende beeltenis van de peetvader van het fonds. Of liever; daar behoort zij te hangen, want de kosteres heeft zich genoodzaakt gezien deze collectie grotendeels weg te bergen om haar niet te doen verwelken onder de gestadige drup door het dak.
Neen, de betere jaren zijn nog niet gekomen met het Asjes-fonds. De behuizing van de gemeente in het vervallen dertiende-eeuwse schip – wonderlijk genoeg tussen een gerestaureerd koor en een gerestaureerde toren! – is betreurenswaardig. Het dak van het schip is nu met asfalt bedekt, want het lekte als een zeef. Voor de gestadige drup moesten, ook Albert Asjes’ borden wijken. In zijn koestal zijn ze beter geborgen geweest.
Rustplaats
Wat zijn eendenkooi aangaat heeft de oude man testamentair uitgemaakt, dat zij een ‘rustplaats’ voor de eenden zou zijn. Daarmee heeft hij eigenlijk iets goed gemaakt, wat lang geleden door een andere boer op dezelfde plek bij de vogels was verkorven (een slechte beurt gemaakt).
De eendenkooi van Albert Asjes bestaat nog steeds en grenst aan de oostzijde aan het natuurpark Hendriksveld. Molendijk in Castricum. Foto G. van Geenhuizen. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.
Het stuk weiland waarin de eendenkooi ligt heet namelijk het ‘Ooievaarsland’. Het werd zo genoemd omdat er voorheen jaar op jaar ooievaars hebben genesteld. Totdat de genoemde boer er op een kwade dag in een onberekenbare bui een neerschoot. Daarna werd er op dit land nimmer een ooievaar meer gezien, tot diep berouw van de drieste schutter.
Albert Asjes met paard en wagen. Molendijk 1 in Castricum, 1925. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.
Nu is daar echter een oord waar de wilde eend onbekommerd kan neerstrijken. Aanvankelijk hebben stropers het nogal eens onveilig gemaakt, maar nu de nabijgelegen hoeve van de vroegere eigenaar weer bewoond wordt, is het gevaar bezworen. Nog honderden van deze kwieke zwemvogels zullen hier hun vederdos schudden en met deze eendenkooi als basis opstijgen voor hun lange vluchten, vèr van deze rustplaats en ver van de rustplaats van hun beschermheer, Albert Asjes, bij de Pancratiuskerk.
H.B. (Hillebrand Borst)
Jaarboek 33, pagina 35
Hillebrand Gerardus (Bram) Borst.
Wie schuilt er achter de initialen H.B.?
Opmerkelijk is de juistheid van de feiten in het bovenstaande artikel. De schrijver moet de beschikking gehad hebben over een betrouwbare informatiebron. Omdat het artikel vooral een lokaal karakter draagt, leek het me onwaarschijnlijk dat het artikel afkomstig zou zijn uit een regionale of landelijke krant. Plaatsing in het Nieuwsblad voor Castricum lag meer voor de hand.
Maar wie was de schrijver H.B.? Met een in memoriam en een overlijdensadvertentie in het Nieuwsblad voor Castricum van 2 januari 2008 kon het raadsel van de auteur worden opgelost. In een advertentie werd het overlijden bekend gemaakt van Hillebrand Gerardus Borst. In het in memoriam stond dat Bram Borst in 1948 aan de slag kon bij het Nieuwsblad voor Castricum en voor die krant stukjes en verslagen schreef. Deze krant werd toen uitgegeven door drukkerij Boesenkool, gevestigd op het adres Geelvinckstraat 15.
Na contact gezocht te hebben, werd me door een van de kinderen van Bram Borst verteld dat hij tot 1953 voor het Nieuwsblad voor Castricum had gewerkt. Voor zijn stukjes gebruikte hij inderdaad de initialen H.B. en ook zijn schrijfstijl van het artikel werd door de familie herkend.
Alkmaarderstraatweg 50, het geboortehuis van Bram Borst; ook het huis waar hij op 88-jarige leeftijd is overleden.
Bram Borst werd op 4 september 1919 geboren en is in zijn geboortehuis, op het adres Alkmaarderstraatweg 50, op 27 december 2007 op 88-jarige leeftijd overleden. Als zoon van een aannemer vond hij gemakkelijk zijn eerste beroep: metselaar. In 1948 kwam hij terecht bij het Nieuwsblad voor Castricum. Daarna heeft hij nog gewerkt bij brandstoffenhandel Steeman en is hij conciërge geweest bij de Jac. P. Thijsseschool. Na in totaal 48 werkzame jaren hield hij het in 1981 voor gezien.
Veel Castricummers hebben hem meegemaakt als lid van sportverenigingen, clubs met een goed doel en vooral van koren, waar hij met zijn trefzekere bas/ baritonstem lang welkom was. Velen bewaren goede herinneringen aan hem.
Het uiterlijk van de Albert’s Hoeve na de herbouw in 1985.
1939-2010
Sinds 1939 is er veel gebeurd. In 1977 werd de gemeente Castricum eigenaar van het land en de boerderij. De Albert’s Hoeve is er nog, maar niet de boerderij die Albert Asjes bewoonde. In 1985 is die bouwvallige boerderij afgebroken en in zijn oorspronkelijke vorm weer herbouwd.
Jaarboek 33, pagina 36
Bij de herbouw hebben de koeienstallen plaats gemaakt voor woonappartementen. Ook de bij de boerderij behorende schuur is herbouwd, waarin ook appartementen zijn gerealiseerd.
De wijk Alberts Hoeve vanuit de lucht gezien. In het midden van de foto de vroegere eendenkooi. De boerderij van Albert Asjes staat net onder het midden in het groene veld. Wijk Albertshoeve in Castricum, 1999. Foto Henk Honing. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.
De voormalige eendenkooi is er ook nog, maar de landerijen er omheen zijn in 1995 en 1996 bebouwd. Aan de oostzijde grenst de eendenkooi aan het natuurpark Hendriksveld. Een rustplaats voor eenden is het echter niet meer.
De rustplaats van Albert Asjes en zijn ouders op de begraafplaats van de oude Dorpskerk.
Letterlijke tekst op de grafplaat:
HIER RUST ALBERT ASJES GEBOREN 17 MEI 1864 TE CASTRICUM ALDAAR OVERLEDEN 16 OCTOBER 1939 STICHTER VAN HET ALBERT ASJESFONDS JULI 1952 DE STOFFELIJKE RESTEN VAN ARIE ASJES † 17 JUNI 1921 EN DIEWERTJE BOMMEZIJ † 9 SEPT 1900 OUDERS VAN ALBERT ASJES ZIJN HIER BIJGEZET
Het Albert Asjesfonds bestaat nog steeds en het graf van Albert Asjes is nog altijd te vinden in een hoek van het kerkhof aan de zuidkant van de oude dorpskerk.
In de voorgaande afleveringen is al een groot aantal nog bestaande stolpboerderijen onder de aandacht gebracht om daarmee ook een stukje van het agrarisch verleden van ons dorp te laten zien. In dit zesde artikel worden drie stolpen in Castricum en twee in Bakkum behandeld.
Het woonhuis aan de oostzijde van de boerderij.
De situatie in 2007.
Breedeweg 72
Aan de noordzijde van de Breedeweg, in het landelijk gebied, ligt dicht aan de weg een oude grote karakteristieke boerderij, die soms nog wel ‘de boerderij van Spaansen’ wordt genoemd.
Deze boerderij werd op 11 mei 1801 gekocht door Jan Glorie, geboren in 1764, zoon van Claas Jansz. Glorie en Antje IJpelaan. Jan was gehuwd met Aagje van der Laan, die na de geboorte van hun zoon Klaas is overleden. Daarna trouwde Jan in 1783 te Limmen met Aagje Kraakman (zie 7e jaarboekje: de Castricumse familie Glorie).
Na het overlijden van Jan Glorie in 1810 volgde in 1815 een verdeling van zijn bezit: zijn zoon Klaas Glorie, die woonde in de boerderij Breedeweg 75, verkreeg 3/8 gedeelte en zijn weduwe Aagje Kraakman 5/8 gedeelte, waardoor zij in het bezit kwam van een aantal percelen weiland en van de boerderij Breedeweg 72. De boerderij werd omschreven als ‘een huismanswoning, getekend met nummer 72 en een barg op het erf, zijnde het erf groot 373 3/4 roeden, belend (gelegen naast) de rooms-katholieke kerk ten westen en Frans Nanne ten oosten’. (Met de rooms-katholieke kerk wordt de schuilkerk bedoeld, zie elders in dit jaarboek).
De boerderij gezien vanaf de westzijde naast het weiland waar vroeger de schuilkerk stond.
Toen Aagje Kraakman zich in 1826 vestigde in haar geboortedorp Limmen, werd de boerderij verhuurd aan Andries Dekker, veehouder, geboren in 1801 te Limmen, gehuwd met Aagje Glorie, dochter van haar stiefzoon Klaas Glorie en Antje Nanne.
In 1842 volgde verkoop aan Klaas Stet, veehouder aan de Brakersweg, gehuwd met Neeltje Bruin. Neeltje was eerder gehuwd met Jan Mooij; zij kregen in 1821 een zoon Cornelis Mooij.
Neeltje Bruin had in haar laatste testament bepaald dat na overlijden haar eigendom verdeeld werd over haar man Klaas Stet voor 1/4 deel en haar zoon Cornelis Mooij voor 3/4 deel. Neeltje overleed te Castricum op 3 juli 1855. Haar zoon Cornelis Mooij trouwde met Antje Schermer en woonde vanaf circa 1852 op de boerderij aan de Breedeweg.
Na het overlijden van Cornelis in 1888 verkochten in 1889 zijn zonen Jan Mooij, burgemeester, en Cornelis Mooij, veehouder, beiden te Castricum de boerderij aan Cornelis Spaansen, veehouder en raadslid te Castricum. Hij was geboren te Schoorl, gehuwd met Johanna Henneman en heeft van 1889 tot 1925 op de boerderij gewoond.
Boerderij van Spaansen aan de Breedeweg 72 in Castricum. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.
In 1920 werd zijn zoon Cornelis P.
Jaarboek 32, pagina 41
(Cor) Spaansen, veehouder, eigenaar van de boerderij. Hij was gehuwd met Catharina M. de Wit. Deze Cor Spaansen verkocht een deel van zijn land voor de bouw van het Bonhoeffercollege.
Na het kinderloos overlijden van Cor Spaansen in 1976 werd de boerderij eigendom van zijn weduwe, die later in Egmond-Binnen ging wonen. Achtereenvolgens woonden op de boerderij vanaf 1976 Adrianus P.M. Valkering, vanaf 1982 Johannes G.M. Valkering en van 1985 tot 1993 Jan Schoone met Gail MacKinzie. Catharina M. de Wit verkocht de boerderij in 1988 aan Nicolaas G. Valkering, veehouder, gehuwd met Anna M. Th. de Wit.
Pieter Storms, televisiejournalist, geboren in 1954 kocht de boerderij in 1999. Hij trouwde in 1977 met Ellen Admiraal; uit hun huwelijk werden een dochter en een zoon geboren. Pieter liet de boerderij in 2000 grondig verbouwen naar het ontwerp van Marc Prosman, architect te Amsterdam, met veel zorg voor het behoud van oude bouwkundige details. In oktober 1999 heeft een uitslaande brand de schuur aan de noordoostkant van de boerderij in de as gelegd. Er waren vermoedens van brandstichting, die opschudding veroorzaakten in de Oosterbuurt, waar al eerder branden waren uitgebroken. De schuur is in 2000 herbouwd.
De verbouwde boerderij aan de Breedeweg 72 in Castricum, 2004. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.
Eind 2008 werd de boerderij overgenomen door G.P. de Goede, boekhouder en gehuwd met Yvonne Hoekstra; zij hebben twee dochters. Deze fraaie boerderij levert een grote bijdrage aan de landelijke sfeer van de Breedeweg.
De ’witte pomp’ naast het bedrijfspand, Overtoom 19 en 21.
De situatie in 1936.
De situatie in 2008
Overtoom 19 en 21 (het Knophuis)
De voormalige boerderij aan de Overtoom is een van de oudste boerderijen in Castricum en ontleent zijn naam aan de koperen knop aan de voordeur.
Als boerderij is het pand eigenlijk niet gebruikt, wel als woning, zoals in het 18e jaarboekje (1995) is beschreven in het artikel: ‘Het Knophuis en zijn bewoners.’ In dat artikel is ook de ontstaansgeschiedenis van de boerderij opgenomen. Het vervolg op deze geschiedenis volgt hierna.
Johannes (Jan) Steeman, brandstoffenhandelaar in Castricum, gehuwd met Maria Mooij, kocht in 1915 van Jacob de Nijs, metselaar in Castricum, de boerderij, waarin vier wo-
Jaarboek 32, pagina 42
ningen waren ondergebracht en gelegen aan de Overtoom. In 1919 kocht Johannes Steeman voor 480 gulden van Klaas Peijs en Jan Land er een stuk grond bij, groot 12×25 meter, het oostelijk deel van perceel nummer 19. Op 31 december 1941 kocht Johannes Steeman het naastgelegen woonhuis aan de Overtoom 17 van de bewoner Jacob de Nijs.
Boerderij Het Knophuis aan de Overtoom 19-21 in Castricum, 1935. Schilder: Sijf Portegies. Toegevoegd.
In 1954 werd het bedrijf van Jan Steeman overgenomen door zijn zoon Nicolaas C. (Niek) Steeman, brandstoffenhandelaar, geboren op 18 juni 1919, gehuwd met Engelina A. (Lien) Borst, dochter van Gerrit Borst, metselaar-aannemer, en Neeltje Duin. Niek zette ‘Steeman’s Kolenhandel’ voort. Het bedrijf had een losplaats aan het station Castricum, waar de kolen per trein vanuit Zuid-Limburg werden aangevoerd.
Het gezin van Niek Steeman woonde na het huwelijk, waaruit zes kinderen werden geboren, in de woning Overtoom 17; zij vertrokken in 1970 naar het huis in de Geelvinckstraat 13. Niek Steeman was erg geïnteresseerd in de geschiedenis van Castricum, actief bij archeologisch onderzoek en medeoprichter van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.
Het gehele pand, toen als Overtoom nummer 21, werd sinds 1954 gebruikt als kantoor en opslag; de kolenopslag, uitgevoerd met betonnen keerwanden, was gesitueerd aan de oostkant van het pand. In de kolenhandel werden voornamelijk kolen, briketten en cokes verkocht, maar ook turf, olie en petroleum. In 1959 werd in Groningen bij Slochteren aardgas aangeboord. In de periode 1964-1970 werd in het gehele land de grote overgang naar goedkoop aardgas gemaakt: koken op aardgas en elk huis een centrale verwarming, dus waren kolen en olie nauwelijks meer nodig.
Niek Steeman kijkt toe bij de plaatsing van een van de ondergrondse tanks. Deze tank is bedoeld voor de nog te bouwen witte pomp. Overtoom 19-21 in Castricum, 1968. De vrije pomp werd een enorm succes, vooral omdat de Overtoom toen de enige toegangsweg was naar de nieuwe “Molendijk” in ontwikkeling, en veel verkeer reed via de Overtoom. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.
Dat veroorzaakte overal grote veranderingen, zo ook bij de firma Steeman. In 1966 werd al benzine verkocht, inspelend op de toename van het aantal personenauto’s. Naast het pand kwam een Avia-pomp, die later in het dorp bekend stond als ‘de witte pomp’. De brandstoffenhandel werd beëindigd; er werden gaskachels, gashaarden en gasgeisers verkocht, er kwam een showroom en het bedrijf ging over op de installatie van centrale verwarming. In september 1973 is Niek Steeman overleden; zijn weduwe Lien Steeman-Borst zette het bedrijf voort.
In 1982 werd het bedrijf met bijbehorende benzineverkoop overgenomen door Hans Oudejans, elektrotechnicus, geboren in 1943 en gehuwd met Els Karskens. Hans verplaatste het bedrijf naar de Verlegde Overtoom nummer 26, voorheen bouwbedrijf Joh. De Nijs, en kocht in 1985 het pand Overtoom 21. De benzineverkoop werd in 1990 beëindigd.
De huidige boerderij, bewoond door Hans en Els Oudejans.
In 1993 werd begonnen met de verbouwing van de werkplaats, showroom en kantoor tot woning onder de bouwkundige begeleiding van architect Van Eyk. De bodemsanering naast het woonhuis, waar het tankstation had gestaan, werd in 1998 met groot materieel uitgevoerd, waarbij zeven ondergrondse tanks werden verwijderd. Daarna kon een fraaie tuin worden aangelegd. Thans (in 2009) wordt het ‘Knophuis’ bewoond door de familie Oudejans.
Brakersweg 2, de boerderij van Piet Borst.
De situatie omstreeks 1822.
De situatie in 2008.
Brakersweg 2
Aan de Brakersweg, bij de spoorlijn Alkmaar-Uitgeest, ligt in de nabijheid van de Schulpvaart een grote met riet gedekte stolpboerderij, die dateert uit het begin van de 19e eeuw. Deze boerderij wordt ook wel de boerderij van Piet Borst genoemd, naar de vorige eigenaar.
Op de eerste kadastrale kaart van Castricum stond de boerderij als huis en erf in sectie B, nummer 92 aangegeven met een schuitenhuis aan een insteekhaven vanaf de Schulpvaart.
Jaarboek 32, pagina 43
Na 1819 werd het huis bewoond door Gerrit Tromp, koopman, gehuwd met Willemijntje van Winsen. Naast koopman en winkelier was hij gecommitteerde in de schelpenhandel, gemeenteraadslid en wethouder.
Na zijn overlijden in 1832 en dat van zijn vrouw Willemijntje in datzelfde jaar vond de boedelscheiding plaats. Het huis werd toegedeeld aan hun zoon Jan Tromp, geboren in 1803, boer, koopman, schelpenvisser en graanhandelaar, gehuwd met Cornelia Blankert.
Het huis werd omschreven als ‘een huis, getekend nummer 36, met erve en daarbij zijnde schuitloods, gelegen in sectie B, nummer 90 en 92, samen groot 2 are en 91 centiare en een stukje land, genaamd de Hofstede, nummer 91, groot 93 are 40 centiare, belend (gelegen) ten zuiden de Algemene weg en ten noorden de Schulpvaart’.
In 1847 verkocht Jan Tromp onderhands het huis met erf, schuitenloods en land aan zijn zwager Jan Louter, die aan het Noordeinde woonde en daar boer en landman was. Hij was gehuwd met Maartje Tromp, dochter van Gerrit Tromp en Willemijntje van Winsen.
Na het overlijden van Jan Louter in 1869 werden door de erven in 1872 enkele stukken land verkocht aan Aagje Louter, gehuwd met Jacob (Jaap) Kuijs, landbouwer en veehouder en het huis met weiland aan Antje Louter, gehuwd met Frans Pepping, landbouwer.
Frans Pepping en Antje Louter vestigden zich met hun gezin in 1873 op de boerderij. Toen Frans Pepping in 1893 en zijn echtgenote in 1904 overleden, woonden de twee ongetrouwde dochters Johanna en Wilhelmina nog op de boerderij.
Johanna Pepping overleed in 1923 op 63-jarige leeftijd. Wilhelmina woonde daarna op de boerderij met drie ongehuwde kinderen van haar overleden zuster Maria en haar zwager Jacob Kuijs. Zij is overleden in 1939, waarna het beheer van de boerderij in handen werd gegeven aan de Kennemer Exploitatie Maatschappij voor onroerende goederen te Bloemendaal.
De boerderij van Piet Borst. Brakersweg 2 in Castricum. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.
Die verkocht in 1942 de nalatenschap van Johanna en Willemijntje Pepping als ‘het huis, erf en schuur aan de Schulpvaart met een stuk weiland aan Petrus J. (Piet) Borst, geboren in 1913, zoon van Petrus M. Borst en Marijtje Zonneveld’. Hij was landbouwer en veehouder en huwde in 1938 met Margaretha M.P. (Griet) Hes. Uit hun huwelijk werden 17 kinderen geboren.
Aanvankelijk werden in het familiebedrijf enkele melkkoeien gehouden en ook bloembollen en veel groente gekweekt. De melkveehouderij werd in de loop der jaren uitgebreid tot een 60-tal melkkoeien met jong vee, wat de nodige aanpassingen vergde. Achtereenvolgens werd in 1946 een kleine gierkelder gebouwd, in 1957 een varkensstal voor ruim honderd varkens met bergzolder, in 1963 een aparte veestalling en in 1972 een landbouwschuur, die al weer in 1983 werd uitgebreid.
Het woongedeelte in de stolp werd in 1963 verbouwd. Op zijn 65e jaar heeft Piet Borst het bedrijf in 1978 overgedaan aan zijn oudste zoon Piet Borst, geboren in 1939; die zette het bedrijf voort, maar verdere groei was niet mogelijk. In 1993 vertrok zoon Piet naar de boerderij aan de Bleumerweg 20 (zie jaarboek 31, bladzijde 35). In de boerderij bleven zijn ouders en enige kinderen wonen.
Vader Piet Borst overleed in 1996, de meeste kinderen waren toen getrouwd. De boerderij ging over naar de zoons Wim en Gert Borst. Tegenwoordig wordt de boerderij aan de westzijde bewoond door mevrouw Margaretha Borst-Hes met haar ongehuwde zoon Wim en aan de oostzijde door haar zoon Gert Borst, gehuwd met Pleunie Wassenaar.
Piet Borst en Margaretha Hes met hun 16 kinderen; van links naar rechts vooraan Wil, Ria, Wim, Jacqueline, Dora, Nelly, Piet en Jos; achter: Margriet, Corrie, Ans. Joke, Jan, Kees, Gerard en Nico.
Bij het gesprek aan de keukentafel met mevrouw Borst-Hes, 95 jaar en haar kinderen Ria (1940), Kees (1941) en Wim Borst (1953) vertelden zij: “Vader werd toentertijd afgeraden de boerderij te kopen, want ja, het was vroeger besmet geweest met tbc. Niet doen, maar hij deed het toch. Vroeger lag het land voor de boerderij hoger dan nu; het is wel 1 tot 1,5 meter afgezand, de zwarte grond is naar sportvelden in Heiloo en Alkmaar gegaan. Bij het afzanden vonden ze wel 30 geraamten van paarden, uit de tijd dat er kennelijk nog geen paardenvlees werd gegeten. Ook zei vader dat ze toen de fundatieresten met een kelder hebben gevonden, waarschijnlijk van een oude boerderij, meer in de richting van het spoor. Vroeger, zo eind jaren 1950, hadden we veel groenteteelt op het land achter het viaduct in de Limmerpolder. Naast de bollen hadden we rabarber, wortelen, aardbeien en voor-
Jaarboek 32, pagina 44
al spruiten. Er waren wel dagen dat we met z’n achten hier in de keuken spruiten aan het afhalen waren, manden vol!
Die keuken is altijd een belangrijke plek in huis geweest. Moeder op haar vaste plek en de rest er omheen. Allemaal deden we wat, een rollenspel als het ware. De oudste dochter hielp bij de was: vuur maken onder de kookpot, was koken, spoelen en de was te drogen hangen, buiten of anders binnen, waarbij elke plek in huis benut werd. En daar tussen leefden we.
We sliepen in de bedstee en later, toen het gezin groter werd, kwam er boven voor de jongens een slaapkamer en later één voor de meiden. Maar oh, wat kon het in de winter koud zijn, bij die oostenwind. We gingen dan met een op de kachel verwarmde baksteen, gewikkeld in een krant, naar bed. Ja, de muren waren halfsteens en dat zijn ze eigenlijk nog. Het kon bar koud zijn binnen.
In de oorlog hebben we korte tijd ook nog onderduikers in huis gehad. Moeder had in die tijd ook een hulp van een jaar of 15, Grada van de Pol, die sliep in de opkamer.
In 1955 hadden we een brand in de schoorsteen van de kamer, toen Nel nog in de wieg lag. Die schoorsteen is eruit gehaald en toen kregen we een kolenkachel in de woonkamer, een hele verbetering. Maar als het onweerde, daar was vader altijd heel bezorgd over, dan moesten we allemaal het bed uit en bij vader en moeder op bed blijven zitten, tot het onweer over was. De zorg over de rieten kap was groot; er is altijd veel aandacht gegeven aan de kap, ook om hem in goede staat te houden. In 1996 is het zuidelijk en oostelijk deel vernieuwd en in 1997 het westelijk deel.
En er kwam een centrifuge om het drogen van de was te vergemakkelijken en de wasmachine. Dat waren hele verbeteringen. Televisie kregen we ook.
De jongens hielpen vader natuurlijk, het was de tijd van handmelken en bijna alles was handwerk. We hadden natuurlijk enkele paarden voor het zware werk en in de jaren 1950 kwam er een trekker! De tweede in Castricum, Jan Twisk van het Schoutenbosch had de eerste.
Het land bestond toen uit zo’n twaalf bunder, gehuurd van ome Kees Zonneveld van de Kooiweg en zo’n acht bunder in Uitgeest, ’t Hoorntje’.
In de winter hadden we naast hooi ook kuilgras, dat was een heel indringende geur, die wij als kinderen ook mee naar school namen. Dat hoorden we dan ook wel.
De huidige boerderij gezien vanaf de Brakersweg.
In en om de boerderij is veel veranderd. Vroeger stonden er grote iepen rondom de boerderij voor windvang en als het stormde was dat een bijzonder geluid, vooral in de winter. Door aantasting met de iepenziekte zijn ze helaas omgegaan. Het bedrijf stopte, de gebouwen kregen een andere bestemming, het werd rustiger rond de boerderij. Maar het uitzicht is nog steeds heel fraai en ruim. Jammer dat het zicht op het Lange Pannenhuis, vroeger een schelpenschuur, zo veranderd is, geen akkertjes meer voor de huizen en de huisjes sterk verbouwd.
Het Lange Pannenhuis met links de Schulpvaart. Brakersweg 4 in Castricum. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.
Wij hebben hier op de boerderij heerlijk gewoond en wij
kinderen hebben hier een mooie jeugd gehad.”
Boerderij aan de Achterlaan 16 in Bakkum. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.
De situatie in 1907.
De situatie in 1981.
Achterlaan 16 (De Oude Tuin)
Begin 1900 heette Bakkum direct ten noorden van de Zeeweg ‘Zuid-Bakkum’. Het was een agrarisch gebied met weilanden, tuinderijen en enkele woningen en boerderijen. De eerste zijweg van de Heereweg, de Achterlaan, liep met een bocht naar het noorden en kwam uit op de Bleumerweg. Aan deze Achterlaan lag een stuk grond, genaamd ‘De Oude Tuin’, dat sedert 1834 in bezit was van Johannes Frederik Rommel, logementhouder en kastelein van ‘De Rustende Jager’ in Castricum. Zijn zoon Jacobus J. Rommel verkreeg het stuk bouwland in 1878.
Hij verkocht in 1905 het oostelijk en afgebakend deel van een perceel bouwland, groot 14 are en 8 centiare aan Willem de Ruijter, landbouwer, gehuwd met Cornelia (Neeltje) Stet. Aanvankelijk woonden zij op Heereweg 52 en daarna op Heereweg 16; zij hadden een groot gezin met 11 kinderen.
Jaarboek 32, pagina 45
Woning aan de Achterlaan 16 in Bakkum. Schilder: Jacobus (Joop) Stuifbergen. Foto Jacques Schermer. Toegevoegd.
Willem de Ruijter gaf in 1906 aan aannemer Gerrit Kabel opdracht tot de bouw en levering van een burgerwoonhuis voor de prijs van 1.150 gulden. Ondertussen had Willem de Ruijter de kans gekregen om een boerderij in het duin te huren, ‘de Kroftwoning’. Het gezin woonde daar tot de boerderij in 1913 werd gesloopt. Zij verhuisden naar de Achterlaan, waar achter het huis een boerderijtje, een veestalling, werd gebouwd met materialen van de gesloopte Kroftwoning.
Openbare verkoping in Bakkum, 1917, van wei en bouwland gelegen aan de spoorlijn tussen Uitgeest en Alkmaar onder de gemeente Castricum.
Willem de Ruijter huurde weiland van Klaas Brandjes en slaagde erin op een veiling in 1917 uit de nalatenschap van zijn schoonouders ruim 6 hectare weiland te kopen. Dit weiland is nu onderdeel van het natuurgebied ‘De Hooge Weide’, groot circa 17 hectare.
In 1928 liet hij de oude veestalling vervangen door een veestalling met hooiberging en dors, als stolp met een dubbel vierkant, geplaatst tegen de achterkant van het woonhuis. Dit werk werd uitgevoerd door Toon Borst, timmerman en aannemer te Bakkum.
Na het overlijden van Cornelia Stet in 1941 vond verdeling van de boedel plaats, dat toen bestond uit een woonhuis met boerderij en erf aan de Achterlaan, enkele percelen weiland, genaamd ‘De Hooge Weide’ en ‘Het Lage Land’.
Gedurende de Tweede Wereldoorlog bleef de boerderij in bedrijf, maar het was een moeilijke tijd. Er werd een tankval door het land gegraven. Het meest traumatische was echter het vorderen van het paard door de Duitsers, die in Bakkum ingekwartierd waren. Een van hen, Paul Stockmayer, maakte een aquarel van de boerderij.
Aquarel van Paul Stockmayer, gemaakt in 1944.
Na het overlijden van Willem de Ruijter in 1949 werd de melkveehouderij tot 1963 voortgezet door drie kinderen: Willem (Wup), geboren in 1899, Johannes (Han), geboren in 1905 en Margaretha (Griet), geboren in 1901, die eigenaar werden van de boerderij en bijbehorende weilanden. Na het overlijden van Han in 1968 en Wup in 1973 verhuisde Griet naar de verzorgingsflat Sans Souci.
De huidige boerderij met de toegang naar de achterzijde.
Jaarboek 32, pagina 46
In 1974 werd de boerderij met het bijbehorend land verkocht aan Jan de Ruijter en zijn vrouw Tine Zaal. Zij lieten in 1975 een algehele restauratie uitvoeren met gebruikmaking van zoveel mogelijk oude materialen en bouwmethoden uit de jaren (negentien) twintig. Daarbij werden de twee grote raamkozijnen van het woonhuis weer vervangen door vier kleinere met luiken. De barg en de dors werden met de imposante balkenconstructie in oorspronkelijke staat gelaten.
In 1978 kon een stukje grond van de buren worden gekocht ter grootte van circa 1 are, dat werd toegevoegd aan ‘De Oude Tuin’. Deze tuin werd op advies van Eldert Kortenoever, bioloog bij het PWN, beplant met bomen en struiken die ook in het duinterrein voorkomen. Mede daardoor draagt de fraaie stolp met voorhuis bij aan het karakter van dit mooie stukje Bakkum.
Heereweg 74, Schets van Lou Hoebe, gemaakt omstreeks 1985.
De situatie omstreeks 1822.
De situatie in 2009.
Heereweg 74
Aan de westzijde van de Heereweg in Bakkum, net na de
bebouwing, ligt enigszins verscholen achter een haagbeuk
een fraaie stolp, die dateert uit omstreeks 1800.
In 1811 kocht Gerrit Gerritszoon van Velzen, arbeider van
beroep, op een openbare verkoping een huis met tuin aan
de Bakkummerweg, waar hij met zijn vrouw Antje Tromp
ging wonen.
In 1851 werd het huis verkocht aan Jan Levering, arbeider te Bakkum en daarbij werd bedongen dat Gerrit van Velzen en Antje Tromp vrije inwoning en gebruik van het perceel kregen, gedurende hun leven tot aan de dood van de langstlevende.
Het huis werd omschreven als ‘het inmiddels in bouwvalligen staat bevindend huis en desselfs erf, gelegen in sectie A, nummer 247, groot 5 are 30 centiare, gelegen ten noorden van de Warkamp en nummer 248, groot 15 are 70 centiare, gelegen aan de Heereweg’.
In 1870 werd het huis door Johannes (Jan) Levering, gehuwd met Marijtje van Velzen, verbouwd en vergroot, waardoor meer ruimte ontstond voor de melkveehouderij.
Jaarboek 32, pagina 47
Na het overlijden van Jan Levering in 1884, zette zijn vrouw de melkveehouderij voort.
Aan de achterzijde van de boerderij omstreeks 1910. Van links naar rechts Gerrit Levering, Engel Zonneveld, Anna Levering-Gaarthuis, Maartje Zonneveld-Levering, Kees Zonneveld en zijn vader Piet Zonneveld.
Omstreeks 1893 nam de zoon Gerrit Levering het huis over van zijn vader en bleef zijn moeder Marijtje van Velzen er tot haar overlijden in 1892 wonen. Gerrit was gehuwd met Anna Gaarthuis en liet er een schuur bijbouwen.
In 1907 werd de boerderij verkocht aan zwager Pieter Engelsz. Zonneveld, landbouwer en veehouder op de Kroftboerderij in het duin; hij ging er in 1910 wonen en Gerrit Levering en Anna Gaarthuis in het naastgelegen huis op nummer 72, ‘de rentenierswoning’.
Na het overlijden van Pieter Zonneveld in 1915 werd zijn weduwe Maartje Levering eigenaar van de boerderij. Zij woonde er met haar ongehuwde zoon Engel Zonneveld.
De boerderij van de weduwe Maartje Zonneveld-Levering. Heereweg 74 in Bakkum, 1918. Van links naar rechts Hein Zonneveld, Maartje Levering, Kees Zonneveld, de buren Na (Anna) Gaarthuis en Gert Levering, en Engel Zonneveld. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.
Na haar overlijden in 1935 werd de boerderij verkocht aan haar schoonzoon Petrus M. (Piet) Borst, veehouder aan de Bleumerweg, in 1908 gehuwd met Marijtje Zonneveld, dochter van Pieter Zonneveld en Maartje Levering. Zij vestigen zich in de rentenierswoning op nummer 72 en Petrus (Piet) Zomerdijk betrok de boerderij. Hij was gehuwd met Maria J. Borst, dochter van Piet Borst en Marijtje Zonneveld.
In 1952 werd door Johannes A. Borst, timmerman en broer van Maria Zomerdijk-Borst (voor haar kinderen ome Jan), op ‘het bleekveldje’ een bollenschuur, groot 6×12 meter bijgebouwd.
De boerderij van Zomerdijk gezien vanuit zuid-oostelijke richting. Heereweg 74 in Bakkum. Pntekening Lau Hoebe. Foto Jacques Schermer. Toegevoegd.
In 1953 vond de samenvoeging plaats met een stuk van zijn grond tot ‘een huis, werkplaats, schuur, zomerhuis en erf, gelegen in sectie A, nummer 1169, groot 9 are en 25 centiare’. Kort daarna verkocht Piet Borst het geheel aan genoemde Piet Zomerdijk, bollenkweker van beroep, die in 1958 de gehele boerderij als woning heeft ingericht.
De familie Zomerdijk in de jaren (negentien) zestig aan de achterzijde van de boerderij. Van links naar rechts drie Duitse gasten, Pim, Gerda en Herman Zomerdijk, moeder Marie Zomerdijk-Borst, Nelly, Piet en Gré Zomerdijk.
In 1972 volgde overdracht aan de Vennootschap onder firma P. Zomerdijk en Zn., gevestigd te Bakkum met als vennoten Piet Zomerdijk (geboren in 1910) en zijn twee zoons Piet (geboren in 1944) en Herman Zomerdijk (geboren in 1947). De boerderij werd in twee delen bewoond door de familie Zomerdijk; in 1975 ging Herman na zijn huwelijk met Marga van der Poel ‘achter’ wonen in huis nummer 74a, de voormalige bollenschuur, die voor bewoning geschikt was gemaakt.
Na het overlijden van Piet Zomerdijk in 1979 en zijn vrouw Maria Borst in 1981 werd het bollenbedrijf in 1982 op naam gesteld van de Vennootschap onder firma P. Zomerdijk & Zn, met als vennoten Piet en Herman Zomerdijk en in 1986 is het aandeel van Herman door Piet overgenomen en is het bedrijf eigendom van Piet Zomerdijk en zijn vrouw Annet Vlaar.
Piet Zomerdijk en echtgenote Anna Vlaar aan overzijde van de weg voor de boerderij. Heereweg 74 in Bakkum. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.
Piet Zomerdijk wist veel te vertellen over het heden en
verleden:
“Ja, ik ben in de boerderij in 1944 geboren. Het huis is vanaf 1811 familiebezit geweest, vererfd via de vrouwelijke kant.
Vader was daar sedert 1937 tuinder met bollen en huurde hier en daar kleine stukjes land op verschillende plaatsen in de omgeving, bijvoorbeeld een half bunder in Egmond aan den Hoef.
In zijn moestuin trof hij twee keizerskronen (mooie bloem met klokvormige bloemen) aan, die hij heeft doorgeteeld tot wel 3.000 bollen. Ik ga daar nu nog mee door, zelfs tot 20.000 kleine bollen, bestemd voor de export.
In de beginperiode had hij ook aardbeien en in die tijd bracht een slof aardbeien van vijf pond 15 cent op! In 1959 had hij winterwortelen staan tussen de bollen. Het was een erg droge zomer, de bollen verdroogden, maar de winterwortelen zochten water diep in de grond en brachten toen een goede prijs op. En ook daar zat veel werk aan, maar hij was toch vooral kweker van tulpen, irissen en anemonen.Het bollenkweken is mij en mijn broer Herman met de paplepel ingegeven. Het was vanzelfsprekend dat je meewerkte, al van jongs af aan. Altijd ging ik met vader mee en daar leerde je veel van.
Naast het werken, ging ik toen ik 13 jaar was naar de rooms-katholieke Tuinbouwschool in Beverwijk; het eerste jaar 2,5 dag per week en daarna drie jaar een dag in de week. Herman ging iets later ook naar Beverwijk, maar toen was het al vijf dagen per week school.
In militaire dienst ben ik maar kort geweest, in 1965 bij de Luchtdoelartillerie in Ossendrecht. Aanvankelijk afgekeurd maar toch in dienst gekomen. Ik wilde wel, dat leek me wel wat, je kon er ook een rijbewijs halen en je zat in de techniek. Toen vader door zijn rug ging, ben ik naar huis gekomen.
De boerderij was erg oud en er werd veel aan veranderd, vertimmerd, zeker toen we al in 1936 badgasten kregen. Moeder bestierde dat en sliep zelf op zolder! Het was
Jaarboek 32, pagina 48
in die tijd woekeren met de ruimte: bollen pellen op de dors, drogen en plantgoed uitspreiden op zolder. Maar het ging.
Het huis was eigenlijk door dat vertimmeren erg hokkerig geworden, we hadden twee woonkamers en zeven slaapkamers. Ome Jan Borst heeft ons met al dat verbouwen altijd geholpen. In 1982 heeft aannemer Twisk er een nieuw dak opgezet; het lekte zo erg dat we wel 23 emmers en een teil op zolder hadden staan. Het kap- en dakhout was verrot, de draadnagels waren verroest en er traden verzakkingen op, ja het was bar oud. Toen kon je ook duidelijk zien dat de stijlen en balken van het vierkant afkomstig waren van scheepssloop, de veilingnummers stonden er nog op. Er zitten allerlei inkepingen in en de balken hebben een enigszins gebogen vorm: dekbalken. Toen we die kap vernieuwden, wat een stof!
Met de bollen ging het wel goed. In 1974 hebben we een schuur geplaatst aan de overkant, waar we nu zitten. We hadden gladiolen, narcissen, geen hyacinten. Die gladiolen da’s moeilijk, je kunt ze een jaar hebben, daarna lange tijd niet meer door ziekte in de bollen. Tegenwoordig doen we veel met zomerbloeiers en klaver-viertjes. We hebben ook nog acht jaar een broeierij gehad om de bollen vervroegd in bloei te trekken. Eigenlijk ben je dan een bolbloemenkweker in plaats van een bloembollenkweker.
Inmiddels ben ik nu wel zo’n jaar of 50 aan ’t werk, maar bouw nu af. Eigenlijk wil of moet ik nog een aantal jaren doorgaan, wel afbouwend natuurlijk met herfsttijloos, waarmee ik op een stukje grond in Egmond begonnen ben, de keizerskronen natuurlijk en de scilla bifolia, eigenlijk een hobby van me. Ook mijn werk bij de plaatselijke brandweer was een hobby, dat heb ik jaren gedaan.
En dan heb ik nog de kerkuilen in een nestkast in de nok van mijn schuur, al een jaar of elf. Mooij van de Heereweg en Liefting van de Zanddijk doen er ook aan. Pracht werk, je krijgt veel contacten; ik zit in de Kerkuilenwerkgroep, een onderdeel van de Vogelwerkgroep Kennemerland. In Noord-Holland zijn nu 100 broedstellen. In 2008 had ik er een torenvalk zitten met zes jongen, ook muizenjagers.
Sedert 1995 woon ik hier in het nieuwe huis Heereweg 91, vlak bij mijn werk, zoals ik het altijd wilde. Onze zoon Mark en dochter Alina zijn zelfstandig en wonen in Castricum.
Samen met mijn vrouw zitten we hier best en hopen we het nog een tijd vol te houden.”
In 1996 werd de boerderij/tuinderwoning overgenomen door Ko Bosschaart, weg- en waterbouwkundige, gehuwd met Addi Hubregtse. Beiden zijn afkomstig van Walcheren, Zeeland.
Hij heeft de woning verder gerestaureerd met hergebruik van heel veel oud, nog aanwezig materiaal. De oorspronkelijke indeling met de vele kamers is daarbij geheel gewijzigd. Bij de werkzaamheden aan de vloer op de begane grond werden onder de vloer in een laag schelpen diverse munten van omstreeks 1600 aangetroffen.
Voor het huis werden leibomen en een haagbeuk geplaatst, waardoor het qua ligging ook een zekere intimiteit heeft gekregen.
Piet Blom
Bronnen:
Borst, Jan Th., Stamboom van de familie Borst, het geslacht Borst, vanaf midden 16e eeuw, 1976.
Gemeentearchief te Castricum, dossiers bouwaanvragen.
Jaarboeken van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.
Regionaal Archief te Alkmaar, Oud-Rechterlijk Archief, Notarieel Archief, Bevolkingsregister enz.
Zomerdijk, H., diverse akten en foto’s uit het familiebezit.
Zuurbier, S.P.A., gegevens uit eigen archief.
Jaarboek 32, pagina 49
De gerestaureerde boerderij van Niek Kuijs.
Boerderij Breedeweg 80
De boerderij van Niek Kuijs aan de Breedeweg, die dateert van voor 1790, is in het 30e jaarboek beschreven in het artikel ‘Stolpboerderijen in Castricum en Bakkum, deel 4’. Daarin werd vermeld dat de boerderij gerestaureerd zou worden en die werkzaamheden zijn aan het eind van 2008 beëindigd. Aan de hand van het ontwerp van architect Ko Graas uit Middenbeemster, gebaseerd op de opmeting uit 1976 van de heer Tijmen de Vries, heeft het bouwbedrijf Borst Bouw uit Castricum een fraai stuk werk afgeleverd. Daarbij hebben Jos Putter als uitvoerder en Raijmond ten Cate als timmerman technische hoogstandjes laten zien met veel aandacht voor het oude vakwerk.
De werkzaamheden omvatten het herstel van de houten stolpconstructie met de dakvlakken met rietdekking en pannen en de geheel of gedeeltelijke vervanging van houtwerk van goten, kozijnen en deuren. Het metselwerk werd hersteld en opnieuw gevoegd. De wanden van het woongedeelte werden na het losmaken van de houten betimmering geïsoleerd. De oude indeling met keuken, badkamer en slaapkamer, aansluitend aan het bestaande woongedeelte, werd gehandhaafd. De stal en de dors met hooiberging bleven nagenoeg in oorspronkelijke vorm aanwezig.
Oude schouw met bruine tegels uit de jaren 1960.
In het woongedeelte, met bestaande betegelde schouw, werd de oude houten vloer vervangen door een betonvloer met vloerverwarming, afgedekt met tegels. De houten wanden en het plafond werden in een lichte kleur geschilderd.
Daarbij viel de betegelde schouw volledig uit de toon: bruine tegels uit de jaren 1960, waarvan een aantal ontbrak en het een smoezelig geheel vormde. Het idee ontstond om daar iets aan te doen en meer passende oudere tegels in de schouw aan te brengen. De Werkgroep Oud-Castricum wilde daarbij helpen.
Uit de boerderij van Poel, gelegen aan de Breedeweg, die in het jaar 1969 is gesloopt om plaats te maken voor het zwembad, zijn kort voor de sloop een 90-tal tegels uit de schouw gered en bij de Werkgroep Oud-Castricum overgedragen. Deze zogenaamde herdertjes, daterend uit eind 19e eeuw, waren bij het uitnemen sterk beschadigd. Een lid van de werkgroep, Meine Krist, heeft begin jaren 1970 een 50-tal tegels kunnen restaureren. Deze tegels zijn in de schouw van de boerderij aangebracht.
Nieuwe schouw met gerestaureerde ‘herdertjes’ tegels.
Het bestuur van de werkgroep heeft daarmee een gepaste bestemming gevonden voor genoemde tegels, mede als waardering voor het initiatief van Niek Kuijs om de boerderij te restaureren en weer als woning in te richten en te gaan gebruiken.
Verschenen jaarboekartikelen over stolpboerderijen:
Het agrarisch verleden van Castricum en Bakkum blijkt uit het aantal stolpboerderijen dat we hier aantreffen. In de serie ‘Stolpboerderijen’ volgt nu de vijfde aflevering met een aantal beschrijvingen van boerderijen en wel drie in Castricum en twee in Bakkum.
De boerderij aan de Polderdijk.
De situatie in 1880.
De situatie in 2007.
Polderdijk 2
Aan de zuidkant van Castricum ligt prachtig midden in de weilanden aan de Polderdijk de meest zuidelijk gelegen stolpboerderij van Castricum, die dateert uit 1880.
Boerderij de Hoogeberg. Polderdijk2 in Castricum. Potlood tekening van Pé Zonneveld. Foto Jacques Schermer. Toegevoegd.
In 1844 werd door Dirk Nanne een stuk grond, gelegen in sectie B, nummer 568, groot 2 hectare, 77 are en 70 centiare, genaamd ‘de Hoogeberg’, gekocht van Maartje Muijs, gehuwd met Jan Luken. Maartje had dit land geërfd van haar ouders Pieter Muijs, boer op Cronenburg, en Guurtje Brasser. Sijbrand, de zoon van Dirk Nanne, bouwde op dit stuk weiland in 1880 een boerderij. Na het overlijden van Sijbrand Nanne volgde in 1882 een openbare verkoping en werd Willem Cornelisz. Groot de nieuwe eigenaar van het huis, schuur en erf, samen groot 24 are en 20 centiare (kadastrale nummers 1453 en 1454).
In 1894 werd Henricus F.A. Franse, koopman in Castricum, de nieuwe eigenaar, die de hofstede met stalling, dors en schuur enkele maanden later, op 31 december 1894 weer verkocht aan de vorige eigenaar.
Aan de boerderij werden in 1902 en 1903 enige aanpassingen uitgevoerd en werd er een schuur bijgebouwd. Kort daarna volgde in 1905 verkoop aan Jan Gerritsz. Scheerman, landbouwer te Heemskerk, die het geheel in 1906 verkocht aan Jan Gerritsz. Beentjes, landbouwer te Castricum.
In 1920 werd Dirk Visser, landbouwer te Koedijk, eigenaar en in 1921 Evert Elias Stoel, taxateur te Haarlem, die het geheel in hetzelfde jaar overdeed aan Johannes van Dongen, bloemkweker uit Hillegom. Hij verkocht in 1932 het huis en de schuur aan Jan Hendrikse, veehouder uit Nieuwer-Amstel. Hij was gehuwd met Johanna Grede en vestigde zich als veehouder aan de Polderdijk.
Na het overlijden van Jan Hendrikse op 1 januari 1936 vond vererving plaats. De boerderij kwam op naam te staan van zijn vrouw Johanna Grede en de vier kinderen kregen hun erfdeel.
In 1943 werd hun zoon Hendrik Hendrikse, geboren in
Jaarboek 31, pagina 30
1906, de eigenaar. Hij was gehuwd met Susanna Kloosterboer uit Sint Pancras. Uit het huwelijk werden twee zoons geboren: Jan Hendrik in 1933 en Pieter Cornelis in 1934. In 1946 werd de boerderij bewoond door Johannes Beentjes en na 1950 hebben er verschillende gezinnen gewoond.
In 1966 werd een manegehal gebouwd in opdracht van Dirk Overink, die van 1965 tot 1975 ook in de boerderij woonde en eigenaar was van een nabij gelegen stuk weiland. In 1969 werd de stal uitgebreid.
In juni 1982 betrokken Gerrit Brouwer en Frederika Osewoudt de boerderij. Zij waren de nieuwe eigenarenen afkomstig uit Heiloo. De boerderij werd inwendig verbouwd tot woning en op het terrein werden een open veldschuur, hooiberg en mestput geplaatst. Het bedrijf groeide in de loop der jaren uit tot een manege met paardenstalling.
De Castricumse rijvereniging (later Reuring op stal) aan de Polderdijk2 in Castricum. Foto Ad van de Velde. Toegevoegd.
In april 2003 werd het geheel gekocht door Pascal Xenakis, geboren in 1975 te Amsterdam, gehuwd met Leontine Reurings. Zij beheren nu de manege met paardenstalling, waarmee zij in Uithoorn al veel ervaring hadden opgedaan.
De pas gebouwde boerderij aan de Breedeweg 67 omstreeks 1919. Van links nara rechts Arie Meijne met zijn knecht Jan Brakenhoff zijn schoonzus Anna Ruijter en zijn kinderen Thea en Mien.
De situatie in 2007.
Breedeweg 67
Aan de Breedeweg liggen in het kenmerkende agrarische gebied van voorheen gelukkig ook nog enkele stolpboerderijen. Een ervan is deze stolp op nummer 67, die dateert uit 1912 en nu alleen als woning wordt gebruikt.
In 1842 vond een publieke verkoping plaats van een aantal weilanden aan de Breedeweg, die in bezit waren van Aagje Kraakman, weduwe van Jan Glorie. De nieuwe eigenaar werd Klaas Stet, landman en raadslid te Castricum, die woonde aan de Brakersweg. Hij was gehuwd met Trijntje Koeleveld en na haar overlijden met Neeltje Bruijn. Deze Neeltje was eerder gehuwd met Jan Mooij, uit welk huwelijk in 1821 te Bergen een zoon Cornelis Mooij werd geboren. Zij had haar in 1830 opgestelde testament laten wijzigen, waardoor na haar overlijden in 1855 haar eigendom op 3 juli 1855 verdeeld werd over haar man Klaas Stet voor 1/4 deel en haar zoon Cornelis Mooij, landman, voor 3/4 deel.
Zo werd Cornelis Mooij in 1855 eigenaar van een stuk wei- en bouwland, gelegen in sectie B, kadaster nummer 454, groot 60 are en 80 centiare en gelegen tussen de Breedeweg en de Doodweg. Na zijn overlijden in 1888 ging het stuk grond over op zijn zoon Jan Mooij, burgemeester van Castricum.
In 1912 werd dit perceel verkocht aan Adrianus (Arie) Meijne, tuinder en bloembollenkweker, geboren in 1887 te Anna Paulowna, die woonde te Castricum. Hij was in 1911 te Jisp getrouwd met Columba (Duifje) Maria Ruijter en liet in 1912 aan de Breedeweg door aannemer Jan Tromp een boerderij met schuur bouwen, die hij in datzelfde jaar betrok.
Uit het huwelijk werden aan de Breedeweg zes kinderen geboren. Na het overlijden van Arie Meijne in 1920 werd de boerderij eigendom van zijn weduwe Duifje Ruijter. In 1941 verkocht zij de boerderij aan haar zoon Arie, geboren in 1914 en in 1941 gehuwd met Anna Koppes uit Egmond-Binnen. Uit dit huwelijk werden in Castricum zes kinderen geboren, waarvan er een zeer jong is overleden (zie jaarboek 27). Na het overlijden van Anna Koppes werd in 1956 een scheidingsakte opgemaakt, waarbij de echtgenoot en de vijf kinderen ieder een 1/6 deel kregen toegewezen. Arie hertrouwde in 1959 met Maria Plantenga en het gezin bleef op de boerderij wonen.
Jaarboek 31, pagina 31
De huidige boerderij aan de Breedeweg.
In 1963 volgde verkoop van een stukje grond aan de Doodweg aan Cornelis Stolk, die er een huis en schuur bouwde. Daardoor wijzigde ook de kadastrale vastlegging van de boerderij: nu sectie B, nummer 6986, groot 52 are en 97 centiare, een huis, schuur en tuingrond. In 1967 bouwde hij achter zijn pand een rolkas.
In 1987 werd het woonhuis op naam van de kinderen gezet, ieder 1/5 deel met het beding van levenslang vruchtgebruik door Arie Meijne, gehuwd met Maria Plantenga. Zijn zoon Adrianus Th. (Arie) woonde ook nog thuis en oefende er de tuinderij uit tot 1989.
Arie Meijne, de laatste Meijne die op de boerderij woonde, met echtgenote Nel de Bree.
Hij vertelde: “Mijn vader wilde graag onderwijzer worden, maar toen zijn vader was overleden heeft zijn moeder, Duifje Ruijter, de tuin altijd voor hem als enige zoon bewaard.
Hij nam het bedrijf in 1941 over en legde zich vooral toe op de bollenteelt, tulpen maar ook gladiolen. Dat laatste deed hij samen met Gerrit Lute. Ze hadden een stuk grond achter het Vitesse-terrein dat voor de teelt van gladiolen geschikt was. Vader selecteerde ze, pelde ze en liet de bollen drogen. Allemaal erg bewerkelijk.
In één winter had hij een stuk of drie koeien binnen staan, zoals zijn vader dat ook regelmatig deed. Hij, zijn vader, had hiervoor, samen met Jacob van der Park, een stuk weiland, sectie C, nummer 20, groot ruim 3 hectare, dat in 1919 op een veiling door zijn grootvader was gekocht. Voor eigen gebruik werden ook aardappelen verbouwd, die ook aan vrienden en bekenden werden verkocht. Dat leverde wel wat op!
Wij, de vijf zoons, hielpen natuurlijk vaak mee in de zomer, na schooltijd aan de Augustinus, zei vader dat we nog wel even een hoekje konden schoffelen, bollen konden pellen of onkruid wieden. Als het dan klaar was gingen we eten en daarna moesten we naar bed! Na de lagere school ben ik bij vader gaan werken en ben naar de tuinbouwschool gegaan.
Mijn broers hielpen natuurlijk wel, maar vonden het werken in de tuin niet echt leuk en gingen later dan ook ander werk doen. Dick, geboren in 1944, vertelde dat in de herfst, als het koud en winderig was, je wortelen moest rooien. Met je blote handen in die koude grond en dan met je nagel van je vingers langs die koude wortel! Dat deed toch zeer! ik voel het nog, brrr. Ja, later gingen we handschoenen gebruiken.
Het bedrijf was niet zo groot. Alleen bollen kweken daar redde je het niet mee. Dus ging ik er ook sla en andijvie bij doen. Daar was de grond ook geschikt voor, hoewel we het wel omgespit hebben, soms drie steken diep om door de kattenklei te kunnen komen, die soms wel 80 centimeter diep zat. Sterke grond, geestgrond, die de kunstmest vasthield en ook voldoende nat was in de regentijd. We hadden wel last van kweek en in het voorjaar van paardebloemen: aan de zuidoostkant grensden we aan een stuk weiland, dat in de oorlog werd omgezet in bouwland, een stukje van Roele. Tegenwoordig staat er maïs op. Bij oostenwind in het voorjaar zag het wit van de pluizen van de paardebloemen. En dan enige tijd later kon je wel aan het trekken blijven!
Jaarboek 31, pagina 32
Door dat werk, dat bijna helemaal met de hand werd gedaan, had je wel contact met de grond, zeker. Je kwam ook wel eens wat tegen. Oude munten bijvoorbeeld, heel veel heb ik er gevonden. Piet Bleijendaal kwam ook wel zoeken. Hij heeft er veel van mij gekregen: munten uit 1758, zelfs een cent uit 1637, centen Willem uit 1826, 1827, 1837, 1855; 2,5 cent uit 1914, een Belgische cent uit 1890, kijk hier, leuk toch in zo’n doosje, een stuk of 22 heb ik er nog.
Wat ik al zei, bijna alles werd met de hand gedaan, we hadden kleine akkertjes, niet te diep de grond in. Later had ik een klein trekkertje en een freesmachine, maar het bleef heel hard werken met sterk wisselende inkomsten. Daarom heb ik ook een rolkas gezet. Je kon dan in de winter narcissen, soms wat tulpen en in de herfst chrysanten telen. En die bracht ik dan naar de veiling in Beverwijk.
In de loop van de tijd werd het steeds zwaarder: eisen die gesteld werden aan gebruik van bestrijdingsmiddelen, gebruik van mest, allerlei regels waaraan je moest voldoen en waarvoor investeringen nodig waren. De kosten werden steeds hoger, ook transportkosten: geen veiling meer in Beverwijk, dat werd Alkmaar, ook opgeheven. Daarom naar Aalsmeer! In 1988 ben ik ermee gestopt en ben ander werk gaan doen.
Boerderij Meijne. Breedeweg 67 in Castricum, 1989. Schilder Nel Meijne-de Bree. Foto Jacques Schermer. Toegevoegd.
Na het overlijden van vader is de boerderij aan de Breedeweg verkocht. Mijn vrouw heeft er een schilderij van gemaakt, is het niet fraai?”
Na het overlijden van Adrianus Johannes Meijne werd het woonhuis in 1994 verkocht aan Eric Albert Kroese, geboren in 1948 te Amsterdam, kapitein der grote vaart, gehuwd met Theodora J.J. (Dorien) Kaandorp. Het woonhuis werd omschreven als ‘woonhuis, schuur, tuingrond en verdere aanhorigheden, gelegen te Castricum, sectie B, nummer 6986, groot 52 are en 97 centiare’.
In december 2005 kocht Rob Beijer, geboren in 1966 te Huissen (bij Nijmegen), verkeersvlieger, het woonhuis met een deel van de grond. In juli 2006 ging hij er wonen met zijn vrouw, Monique Stoutenbeek, verkeersvlieger; zij hebben drie kinderen.
De boerderij gezien vanaf de Brakersweg.
De situatie in 1836.
De situatie in 1985.
Brakersweg 71
De stolpboerderij, die nu op de hoek van de Brakersweg en de Kooiweg staat, had een voorganger uit het begin van de 19e eeuw. Gerrit Duinmeijer, de toenmalige eigenaar, verkocht in 1834 huis en erf, gelegen in sectie B, kadastraal nummer 132, met de omliggende percelen, samen groot 85 are, aan de toen 36-jarige Jan Louter, die het vervolgens langdurig in bezit had. Na zijn overlijden kwam in 1872 het huis, dat tegen de weg stond, met erf in bezit van zijn dochter, Aagje Louter, gehuwd met Jacob Kuijs, landbouwer te Castricum.
De boerderij van Jan Kuijs. Brakersweg 71 in Castricum. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.
In 1892 volgde sloop van het huis en schuur en in 1893 de bouw van een nieuw huis, waarbij in 1894 een boet werd bijgebouwd. Dit huis stond vermoedelijk iets meer naar het zuiden, op vele meters afstand van de weg.
De boerderij gezien vanaf de Kooiweg.
Deze boerderij werd herbouwd in het jaar 1911 , waarbij gebruik gemaakt werd van bouwmateriaal (planken, balken en gebikte stenen) afkomstig van de oude rooms-katholieke Pancratiuskerk aan de Dorpsstraat, die in 1910 gesloopt was. Gerrit Kuijs Jacobszoon, geboren in 1875 (ook wel lange Luuk genoemd), werd de eigenaar en bewoner, samen met zijn zuster Guurtje Kuijs, geboren in 1870; beiden waren ongehuwd.
Gerrit Kuijs (Lange Luuk), was eigenaar van de boerderij tot 1951.
Jaarboek 31, pagina 33
Gerrit Kuijs verkocht het geheel in 1951 aan Nicolaas Adrianus (Niek) Hes, met als omschrijving: ‘een huis, schuw; weiland en e1f, groot 45 are en 40 centiaren’. Niek Hes was aanvankelijk landbouwer, later melktransporteur en was in 1949 gehuwd met Afra Alida Besseling. Uit het huwelijk werden zeven kinderen geboren, waarvan er twee jong gestorven zijn.
Boerderij aan de Brakersweg 71 in Castricum. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.
Hij vertelde: “Mijn vader Cornelis Hes uit Egmond-Binnen was tuinder aan de Limmerweg in Bakkum en later, in 1904, veehouder aan de Madeweg (Johanna Hoeve, waar nu – in 2008 – Jos Hes zit). Hij was getrouwd met Marie Ruiter van Egmond aan den Hoef en zij hadden 12 kinderen: 6 jongens en 6 meisjes.
Als tiende kind ben ik op 27 november 1924 daar geboren en dus van jongs af de melkveehouderij leren kennen en ook thuis meegewerkt. Voor de lagere school gingen we naar Limmen, de Corneliusschool. In de oorlog heb ik nog bij de Arbeidsdienst moeten werken, kwam zelfs nog in Berlijn terecht!
Maar in 1944 ben ik ondergedoken bij een boer in Hem en daar heb ik Afra leren kennen. Zij is daar geboren op 9 februari 1927 als dochter van Gerrit Besseling, vrachtrijder en van Aaltje Buur.
ln 1949 zijn we in Venhuizen getrouwd en zijn we gaan wonen aan de Poelven 41, een nieuw huis, waar we twee jaar gewoond hebben. Ik werkte toen bij de Hoogovens als kraandrijver in de Martin Staalfabriek, in 4-ploegendienst en dat heb ik acht en half jaar met plezier gedaan, nooit verzuimd. In 1951 het huis gekocht onder voorwaarde dat Gerrit Kuijs er tot zijn dood in mocht blijven wonen. Hij had een eigen kamer, maar hij zat altijd hier in dit hoekie in de keuken. Hij heeft hier 5 jaar gewoond tot zijn overlijden in 1957, hij was toen 82 jaar. Nou dat viel niet altijd mee, hij was niet zo makkelijk!
En in huis hebben we veel zelf opgeknapt: de muren waren halfsteens, dus daar hebben we een spouwmuur van laten maken en Kees de Groot metselde ook de schoorsteen. We hebben een wc (toilet) en later een douche gemaakt, een washok, een berging en achter nog een aparte kamer; daar kan je alleen buitenom binnen komen.
Niek Hes en Afra Besseling met hun kinderen van links naar rechts Kees, Lida, Gerard, Nico en Jos.
Na mijn periode bij Hoogovens ben ik melk gaan rijden voor weduwe Schermer uit Bakkum. Het was nog de tijd van de melkbussen en twee keer per dag werden die opgehaald bij de boeren in Castricum, Bakkum, Limmen en Heiloo; 16 jaar heb ik naar de melkfabriek in Ursem gereden. Later naar Opmeer, de Waard en Lutjewinkel, totaal 26 jaar gereden. Een Bedford had ik overgenomen, ik heb er wel vier gehad en één keer heb ik wel 204 bussen op de wagen gehad, twee lagen boven elkaar!
Maar ik had ook nog zes koeien, wat varkens en mestkalveren, dus er werd hard gewerkt. ’s Morgens om 4 uur opstaan, beesten verzorgen, koeien melken – met de hand hoor – en om 7 uur melk rijden. Tussen de middag te bed, anders hield je het niet vol. In de middag om 4 uur de eigen beesten weer verzorgen en om 6 uur weer in de melkwagen, 7 dagen per week. Vakantie, nou dat ging eigenlijk niet. Mijn vrouw weet ervan, altijd hard meegewerkt. Ze voegt er aan toe: “Vakantie, nooit gehad. Ik verzorgde de kinderen, zorgde dat het eten op tijd op tafel stond en deed al het huishoudelijk werk. Nee, koeien melken heb ik nooit gedaan, wel de verzorging van de kalveren.” En ’s avonds laat thuis, een uur of half elf. In de jaren 1970 ben ik gestopt met die beesten.
Jaarboek 31, pagina 34
Het melkrijdersbedrijf van Niek Hes.
Oh ja, met die melkbussen nog wel eens een ongeluk gehad: kreeg een volle bus, die weggegleden was van de wagen op mijn borst. Ben nog wel naar Ursem gereden, maar daar zakte ik in elkaar. Met twee gebroken ribben en longschade in het ziekenhuis gelegen. M’n jongens Kees en Nico hielpen toen, die kenden alle adressen en die jongen van Molenaar die reed. Nico kreeg zelfs drie weken vrij van militaire dienst, hij zat in Amersfoort. Maar na drie weken reed ik zelf weer.
Het was mooi werk, zelfstandig werk ook en op het laatst reed ik voor Campina in Heiloo. Dat heb ik vier jaar gedaan en toen ik 62 jaar werd, in 1986, was het over, voorbij.
Maar we hebben een grote tuin, dus werk was er wel. Dirk Stuifbergen heeft de tuin altijd gedaan, toen ik nog melk reed, ook met zijn broer Teun, ja die lustten graag een biertje. Dirk bleef ook heel vaak bij ons eten, dat kon wel.
Ik heb nu nog een stuk tuin naast het huis natuurlijk, ook mijn zoon heeft een stuk, maar het gaat me niet zo makkelijk meer af. Spitten gaat nu niet meer, de tuin is eigenlijk te groot: “Moet je een stukkie tuin hebben, dat kan wel hoor!”
Om die tuin had ik indertijd 45 melkbussen staan, met kettingen ertussen, maar ze werden regelmatig omgetrapt, vandaar dat er nu een hekje om de tuin staat. We wonen hier al lang en prettig, kinderen in de buurt, twee wonen hierachter in dat dubbele woonhuis en we redden het nog wel. Auto rijden doe ik ook nog, in de buurt. Als we verder weg willen, brengt een van de kinderen ons daar naar toe. We hebben het goed, das zeker.”
De huidige boerderij aan de Bleumerweg.
De situatie in 1919.
De situatie in 2007.
Bleumerweg 20, ‘de Sleutelhoeve’.
Aan de noordkant van de Bleumerweg, op de hoek van het Jan Miessenlaantje, staat een groot aantal bedrijfspanden, waarvan een voormalige stolpboerderij een herkenbaar deel uitmaakt. Deze boerderij kent een heel lange geschiedenis.
Een huis op die plaats was reeds voor 1771 in bezit van Pieter Maijnszoon, die getrouwd was met Aagje Pieters Limmen. In 1771 is Pieter Maijnsz. overleden en toen Aagje Pieters Limmen in 1784 hertrouwde met Jacob Stuifbergen, kwam het huis in bezit van laatstgenoemde. In 1797 trouwde Jacob met Dieuwertje Mente en zij kregen zeven kinderen, waarvan er twee zeer jong overleden.
In 1830 woonde Jacob Stuifbergen nog in dit huis als veehouder, inmiddels 75 jaar oud, met zijn vrouw Dieuwertje en met nog twee kinderen: Klaas, schelpenvisser, 22 jaar en Willemijntje, 17 jaar. Na het overlijden van Dieuwertje werd in 1837 de boedelscheiding vastgelegd, waarin de vijf kinderen deelden. Zoon Klaas werd eigenaar van twee percelen weiland en “een huis en erve, staande en gelegen te Bakkum, het erf groot 15 Roe en 20 Ellen, sectie A, nummer 216, belend ten zuiden de weg, ten oosten de Algemene Armen van Castricum, ten westen de erven mr. Jacob Nuhout van der Veen.
Jaarboek 31, pagina 35
Klaas trouwde in 1838 met Antje Krom en was naast veehouder ook schelpenvisser. Uit het huwelijk werden 8 kinderen geboren. Klaas Stuifbergen overleed in 1902 op 95-jarige leeftijd.
Marijtje Zonneveld voor de boerderij met vier kinderen. Van links naar rechts Marie, Aagt, Gert en Corrie. Bleumerweg 20 in Bakkum, 1929. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.
In 1903 volgde de verkoop van het huis aan Pieter Zonneveld, landman, gehuwd met Maartje Levering. Vanaf 1908 woonde hier hun dochter Marijtje Zonneveld, gehuwd met Petrus M. Borst. Pieter Zonneveld ging wonen aan de Heereweg 74 te Bakkum.
De boerderij aan de Bleumerweg 20 in Bakkum, toen Piet Borst hier woonde. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.
Petrus Martinus (Piet) Borst was geboren in 1879 te Schagen, zoon van Cornelis Borst en Anna Maria Janse. In april 1930 werd door Piet Borst bij de gemeente Castricum een bouwvergunning aangevraagd voor het bouwen van een hooibergplaats met veestalling. Het betrof het plaatsen van een onvolledige stolp met een enkel vierkant, aan de noordkant, tegen het bestaande woonhuis aan, waarvoor hij vergunning kreeg.
In 1936 volgde, na overlijden van zijn schoonmoeder Maartje Levering, overdracht van het huis met erf en schuur aan Piet Borst.
Cor Borst omstreeks 1960.
In 1953 werd zijn zoon Cornelis P. (Cor) Borst de nieuwe eigenaar, geboren in deze boerderij in 1912. Hij trouwde met Petronella (Nel) E. van Niekerk. Cor Borst kocht in 1954 een stuk weiland van ruim 9 hectare aan het Jan Miessenlaantje. Ook liet hij een aantal werkzaamheden uitvoeren, zoals een gierkelder in 1941, verbouwing van de woning in 1958 en de stal in 1959, de bouw van een loopvoederstal in 1973 en het bouwen van een bergloods in 1980. Toch leek het bedrijf te klein voor de mogelijke opvolger, zoon Gerard Borst, die uiteindelijk naar Nieuw-Zeeland vertrok.
In 1982 werd het geheel overgenomen door Ron M.C. de Nijs, melkveehouder, zoon van aannemer Thijs de Nijs en Netty Toepoel. Hij realiseerde een uitbreiding van de loopstal en opslag voor landbouwwerktuigen. In 1983 volgde een wijziging van de buitengevels en een inwendige verbouwing van de woning. In 1984 werd de boerderij met een technische werkruimte uitgebreid.
In 1993 werd het bedrijf, toen in het gebied verkaveling werd doorgevoerd, overgenomen door Petrus C.J. (Piet) Borst, geboren in 1939, zoon van Petrus J. Borst en Margaretha P. Hes, en kleinzoon van de vroegere eigenaar Piet Borst.
Piet Borst vertelde: “We zaten eerst op de Brakersweg, maar dat werd te klein. We hadden er toen wel een zuivelwinkel bij, maar we kregen de kans om naar Bakkum te gaan, Na de overname ben ik doorgegaan met de melkveehouderij, een stuk of 50 koeien en wat schapen erbij, zo’n 60, 70, maar de zuivelwinkel hebben we niet voortgezet. Wel deed ik er wat bij: groente, wortelen en spruitjes en zo. Mijn vrouw deed vooral de schapen, zeker in de lammerentijd was dat nodig en zij kon dat goed: haar handen waren smal, dus als er ingegrepen moest worden, kon zij dat. Mijn handen waren te grof!
In 1993 zijn we, na de vraag ‘mogen we ons tentje hier opzetten?’ met de camping begonnen, dat geeft wat aan-
Jaarboek 31, pagina 36
loop, gezelligheid. Van half april tot eind september. Maar het was de tijd van de superheffing, de tijd van de beperking van de melkproductie! Het werd allemaal minder en ik had vanaf mijn zesde jaar al tussen de koeien gezeten, melken vanaf mijn elfde en in die tijd eerst helpen met melken, naar de mis, naar school, thuis koeien melken, aardappelen schillen; we hadden een groot gezin, 17 kinderen en ik was de oudste. Eigenlijk was ik na al die jaren op, toen ik besloot in 2002 te stoppen! Een moeilijke beslissing. We hebben een slechte tijd doorgemaakt.
Piet Borst in de moderne aardbeienkas achter de boerderij.
Maar gelukkig heb ik mijn aardbeien en bollen, dat is erg leuk werk. Die aardbeien staan in drie lange kassen en (dat) vraagt veel werk, waarbij mijn broer Wim helpt. Ik koop stekken in, die na planten in de grond half december worden gerooid en in de vriezer gaan. In maart worden ze geplant of in juni en dan heb je het volgend jaar een mooie plant, die goede volle smakelijke aardbeien geeft. Ja, ik lever ook wel stekken aan volkstuintjes. Natuurlijk moet je veel aandacht geven aan de voeding en bewatering, maar ook aan het onderkennen van ziektes en het kiezen van bestrijdingsmiddelen. Maar het is ook hobby net zoals de bollen, heel veel handwerk, maar leuk om te doen.
Piet samen met zijn broer Wim aan het aardbeien plukken.
Die bollen horen tot de familie der aronskelkachtigen, een geurend bolgewas, dat op mijn grond goed gekweekt kan worden. De bol is wat giftig, als je eraan likt, krijg je een dikke tong, dus dat moet je niet doen. Die bollen passen heel goed in het werk met de aardbeien, ze worden voornamelijk geëxporteerd en zijn bestemd vooral voor de aanmaak van medicijnen. Ze staan nu in de loods in kratten, ja wel veel, zo’n 150.000 denk ik. En er is nog steeds gelukkig wat drukte om ons heen, want één van onze beide zoons, met zijn loonbedrijf, stalt hier zijn machines. Die andere jongen werkt in de groenvoorziening. En de camping zorgt natuurlijk in het seizoen voor aanloop. We zitten hier best!”
De boerderij aan de Heereweg in 1980.
De situatie in 1880.
De situatie in 2007.
Heereweg 37
In het jaar 1866 stond het stuk grond op de hoek Heereweg-Bleumerweg omschreven als een perceel genaamd ‘De akkers aan den Weg’, in sectie A, nummer 205 groot 51 are. In dat jaar werd dit perceel samen met boerderij Starrenburg aan de Bleumerweg en een groot aantal andere percelen uit de nalatenschap van Klaas Stet, toegedeeld aan zijn dochter Antje Stet, weduwe van Gerrit Brakenhoff. Hun zoon Cornelis ging het huis bewonen dat in 1878 gereed kwam: ‘een huis, erf en schuur met boomgaard en erf’. In 1904 nam Jan Beentjes Gerritszoon, landbouwer te Heemskerk, de woning over.
Dirk Cornelis Twisk, geboren in 1866, zoon van Floris Twisk en Trijntje Bruijn, nam de boerderij over in 1910. Hij was gehuwd met Maria Nagel (Stamboom familie Twisk in 10e jaarboek). Uit het huwelijk werden 9 kinderen geboren.
Toen Dirk C. Twisk in 1936 overleed, kwam de boerderij (sectie A, nummer 865) in bezit van zijn zoon Christiaan Twisk,
Jaarboek 31, pagina 37
geboren in 1893 en ongehuwd; hij zette de melkveehouderij voort.
De jongste zoon van Dirk C. Twisk, Cornelis Bernardus Twisk, geboren in 1905, in 1939 gehuwd met Catharina Boots, had aanvankelijk (in 1941) een melkveehouderij aan de Heereweg nummer 20. Het was een woonhuis met een eigentijdse stal en hooiberg, een bedrijf met circa 20 melkkoeien. Hij was omstreeks 1948 daar begonnen met de inrichting van een soort ’trekkersherberg’, in de stal in de zomertijd, bestemd voor passerende vakantiegangers (fietsers).
In 1951 nam hij de boerderij over van Christiaan Twisk en kocht in 1953 een aantal barakken uit de Noordoostpolder, die op het naastgelegen stuk grond aan de Bleumerweg, waarop al een aantal vakantiehuisjes waren geplaatst, werden neergezet. De barakken werden ingericht als jeugdherberg en konden in 1955 in gebruik worden genomen. De opening van de rooms-katholieke jeugdherberg ‘De Mantelmeeuw’ werd verricht door burgemeester Smeets.
De melkveehouderij werd gestopt en de boomgaard, gelegen aan de noordzijde van de boerderij, werd in 1955 verkocht als bouwterrein. Het gezin van Cornelis Twisk en Catharina Boots woonde met de vier kinderen in de zomermaanden in de jeugdherberg. De boerderij/woonhuis werd bewoond door zijn ouders en gedeeltelijk verhuurd.
In 1966 werden de barakken overgenomen door Johannes C.M. Obdam, Bleumerweg 5; het geheel heeft nog enige tijd dienst gedaan als onderkomen voor gastarbeiders van Hoogovens en Bruynzeel. Het terrein met de voormalige jeugdherberg werd in 1973 vrij gemaakt en als bouwterrein voor de woningbouw verkocht. De boerderij was inmiddels aan de woonwensen aangepast.
In 1978 volgde na het overlijden van Cornelis B. Twisk verkoop van het huis aan zijn zoon Dirk Cornelis Twisk, geboren in 1943, actuarieel medewerker, gehuwd met Astrid F.A. Wüstlich. Hij bleef er enkele jaren met zijn gezin wonen tot het huis in 1986 verkocht werd aan Jacobus Johannes van der Veen, gehuwd met Gerharda Belia van Tiel uit Heemskerk.
Zij verbouwden de woning in 1986. Op kerstavond brak er in de kap een brand uit, die tijdig kon worden bestreden; hierdoor kon het pand behouden blijven. In 1987 werd de verbouw voortgezet waarbij het pannendak werd vervangen door een dak met kunstriet.
Zij verkochten de woning met garage, erf en tuin in 1991 aan Rinus Verloop, adjunct-directeur van een pensioenfonds, gehuwd met Maija Kooistra.
De boerderij aan de Heereweg in 2002: de dakpannen zijn vervangen door riet.
In april 1999 werd de woning overgenomen door Bartel Kranendonk, directievoerder in de bouw, geboren in 1952 te Beverwijk en gehuwd met Gerda Koster; zij hebben twee dochters. Hij heeft de woning inwendig verbouwd en wil het geheel zo veel mogelijk weer in de oude staat brengen.
Piet Blom
Bronnen:
Borst, Jan Th., Stamboom van de familie Borst, het geslacht Borst, vanaf midden 16e eeuw, 1976.
Egmond-van Rookhuizen, A. van, Overzicht van de familie Kuijs/Kuis, 1985.
Gemeentearchief te Castricum, dossiers bouwaanvragen.
Jaarboeken van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.