6 maart 2023

Borst, bouwbedrijf A.C. – 100 jaar (Jaarboek 36 2013 pg 99-106)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 36, pagina 99

Bouwbedrijf A.C. Borst bestaat honderd jaar

Oprichter Antoon Borst (1881-1955).
Oprichter Antoon Borst (1881-1955).

In 1913 laat Anthonius Christophorus (Antoon) Borst bij de Kamer van Koophandel in Alkmaar een aannemersbedrijf inschrijven. In datzelfde jaar koopt hij een onbebouwd perceel tuingrond gelegen aan de oostzijde van de Bakkummerstraat, dat zich uitstrekt van de Eerste tot de Tweede Groenelaan. Hier bouwt hij na enkele jaren zijn eerste bedrijfspand.

Zijn drie zoons Cor, Piet en Willem Borst treden in 1946 als firmanten toe tot het bedrijf.

Op 1 januari 1972 wordt A.C. Borst B.V. opgericht. De oprichter en zijn zoon Cor zijn dan al overleden. Het bedrijf heeft inmiddels een enorme groei doorgemaakt en biedt nu werk aan ongeveer 45 werknemers. In 2013 bestaat het bedrijf honderd jaar.

De oprichter Antoon Borst

Anthonius Christophorus Borst wordt op 11 juni 1881 te Schagen geboren. Hij is de vierde zoon van Cornelis Borst en Anna Maria Janse (dochter van een aannemer op Wieringen). Vader Cornelis woonde aan de Lagedijk te Schagen, was eerst koopman, voerman en stalhouder en ging in 1883 bij de Spoorwegen werken. Als spoorwegarbeider blijft hij nog enkele jaren in Schagen wonen, maar hij moet voor zijn werk in 1886 verhuizen naar de plaats Kethel in Zuid-Holland. Hier wordt zoon Willem geboren, de latere ondernemer en eigenaar van hotel Borst in Bakkum. De periode in Kethel is van korte duur; Cornelis Borst verhuist in 1888 met zijn gezin naar Castricum en woont uiteindelijk aan de Bakkummerstraat in Bakkum. Het gezin van Cornelis Borst en Anna Maria Janse telt dan maar liefst acht zoons en twee dochters.

Antoon Borst en Guurtje Kuijs met hun kinderen.
Antoon Borst en Guurtje Kuijs met hun kinderen van links naar rechts Wim, Aaf (gehuwd met woninginrichter Kees Huitenga), Piet, Cor en Anna (gehuwd met aannemer Arnold Henselmans uit Limmen). Cor, Piet en Wim zullen in 1946 toetreden tot de firma.

Die acht zoons hebben elk op een verschillende manier een belangrijke rol gespeeld in ondernemend Castricum en Bakkum en hebben de bouw van provinciaal ziekenhuis Duin en Bosch en de expansie van Bakkum meegemaakt. De oudste zoon Jan was koopman en paardenhandelaar en had ook een café aan de Heereweg; zoon Kees overleed op 35-jarige leeftijd en had een expeditiebedrijf; zoon Piet was veehouder aan de Bleumerweg en ook gemeenteraadslid; de vierde zoon Antoon was de oprichter van de firma A.C. Borst; de vijfde zoon Jo was landbouwer, vrachtrijder en aannemer van bronbemalingen; de eerdergenoemde zoon Willem was ondernemer en eigenaar van hotel Borst; zoon Gerrit was parkwachter op Duin en Bosch en tenslotte werkte de jongste en achtste zoon Jaap als technisch medewerker bij datzelfde ziekenhuis.

Antoon, ook kortweg Toon genoemd, komt dus op zevenjarige leeftijd met zijn ouders in Castricum wonen. Al op jonge leeftijd is hij een volleerd timmerman. Hij is zeer ondernemend en trouwt op 26-jarige leeftijd in 1907 met Guurtje Kuijs, dochter van Pieter Kuijs, landbouwer, en Aafje Melker. Elf dagen eerder heeft hij een stuk grond gekocht ter grootte van 203 vierkante meter aan de Bakkummerstraat, op de hoek en direct ten noorden van de Tweede Groenelaan. Uit de koopakte blijkt dat het huis, dat inmiddels op


Jaarboek 36, pagina 100

het terrein is verrezen, eigendom is van Antoon Borst en door hem is gebouwd; hij is dus zeer voortvarend te werk gegaan. In dit huis woont hij vanaf zijn huwelijk; zijn zes kinderen worden er geboren in de periode 1909-1919. Zijn vrouw heeft er gedurende een aantal jaren ook een kruidenierswinkel gehad. Dit woonhuis met winkel verkoopt hij in juli 1923 aan kruidenier Piet Stuifbergen. Enkele maanden daarvoor is Antoon Borst met zijn gezin verhuisd naar een nieuw gebouwd woonhuis op nummer 79 naast de werkplaats aan de Bakkummerstraat.

Woonhuis en werkplaats aan de Bakkummerstraat.
Woonhuis en werkplaats aan de Bakkummerstraat.

De start van het bedrijf aan de Bakkummerstraat

Op 20 januari 1913 laat Antoon Borst bij de Kamer van Koophandel in Alkmaar een bedrijf inschrijven dat zich bezighoudt met klein timmerwerk en met grond-, weg- en waterbouw. In datzelfde jaar in februari koopt hij een onbebouwd perceel tuingrond gelegen aan de oostzijde van de Bakkummerstraat, dat zich uitstrekt van de Eerste tot de Tweede Groenelaan met een oppervlakte van 5.370 vierkante meter.

Twee weken later verkoopt Antoon hiervan een stuk grond van 700 vierkante meter op de hoek van de Bakkummerstraat en de Eerste Groenelaan aan zijn vader Cornelis Borst. Op dit perceel wordt een nu nog bestaand dubbel woonhuis gebouwd, waarin op nummer 45 zijn vader en na zijn huwelijk zijn jongste broer Jaap op nummer 47 kwam wonen.

Zo timmerde Antoon Borst aan de weg in de Gids voor Castricum, een uitgave van de VVV in 1925.
Zo timmerde Antoon Borst aan de weg in de Gids voor Castricum, een uitgave van de VVV in 1925.

Jaarboek 36, pagina 101

In diezelfde periode worden gedeelten van dit terrein verkocht en bebouwd. In 1914 een perceel van 188 vierkante meter aan Grietje van Weenen, weduwe van Cornelis de Groot, die met haar zoon Willem een brandstoffenhandel heeft aan de Dorpsstraat en aan de Bakkummerstraat een pand laat bouwen voor de opslag van kolen, briketten en turf. Willem laat in 1930 het pand verbouwen tot café ‘De Duinstreek’.

Omstreeks 1916 heeft Antoon op eigen terrein voor zichzelf een werkplaats gebouwd. Rond 1922 bouwt hij het pand verder uit tot een bedrijfspand bestaande uit woonhuis, werkplaats en loods.

De woningen van ‘Goed Wonen’ aan de Bakkummerstraat, in 1919 gebouwd door aannemer A.C. Borst.
De woningen van ‘Goed Wonen’ aan de Bakkummerstraat, in 1919 gebouwd door aannemer A.C. Borst.

In 1919 verkoopt Antoon Borst ruim 2.800 vierkante meter grond aan het bestuur van de Bouwvereniging ‘Goed Wonen’.
Dit bestuur, bestaande uit de adjunct-directeur, de bouwkundig opzichter en de chef-machinist van het provinciaal ziekenhuis Duin en Bosch, geeft vervolgens opdracht aan aannemer Antoon Borst om 20 gelijke woningen te bouwen voor Goed Wonen, waarvan 10 aan de Bakkummerstraat en 10 aan de Zeeweg.

Aanleg van een zijhaven aan het Noordhollands Kanaal nabij de Friese brug in Alkmaar voor houthandel J. Bierdrager.
Aanleg van een zijhaven aan het Noordhollands Kanaal nabij de Friese brug in Alkmaar voor houthandel J. Bierdrager.

Grond- en waterwerken

Het zwaartepunt van het bedrijf lag in de periode tot 1973 bij de uitvoering van grond- en waterwerken. Dit betrof onder andere de realisatie van bronbemalingen voor het droogmaken van havens en bouwputten.


Jaarboek 36, pagina 102

Veel werk werd uitgevoerd voor het PWN en ook voor Rijkswaterstaat, zoals de fabricage van grote sluisdeuren. Andere voorbeelden zijn het graven van het duinmeertje in Bakkum, waarbij het zand gebruikt werd voor de aanleg van het viaduct over de spoorlijn, de aanleg van een haven aan het Noordhollands Kanaal te Alkmaar voor houthandel Bierdrager, het werk aan oevers en het onderhoud aan dukdalven.

Detail foto met daarin uitvergroot het bord: A. Borst, Aannemer te Bakkum.
Detail foto met daarin uitvergroot het bord: A. Borst, Aannemer te Bakkum.

De uitvoering van sonderingen en grondboringen voor grondonderzoek van de meest uiteenlopende bouwwerken in geheel Nederland was een specialisme van de firma Borst.

De firma Borst was direct betrokken bij de uitvinding van de Duowals.
De firma Borst was direct betrokken bij de uitvinding van de Duowals.

De Duowals

De firma Borst was direct betrokken bij de uitvinding van de Duowals. Een buitengewoon inventieve timmerman en uitvinder in het bedrijf, de heer Klaas Revers, had deze onder andere uitgevonden. Het was een wals met een horizontaal verstelbare middenrol, waardoor er met een variërend drukvermogen bij oneffenheden in het te walsen oppervlak werd gewerkt. Hierdoor is de wals bij uitstek geschikt voor asfalt, omdat er geen golven achterblijven in het wegdek. Op deze uitvinding werd in 1945 octrooi aangevraagd in Nederland en in 1948 verleend. Binnen drie jaar werd in negen Europese landen en in de VS octrooi aangevraagd en ook verleend.

Klaas Revers, werknemer bij A.C. Borst en uitvinder van de Duowals.
Klaas Revers, werknemer bij A.C. Borst en uitvinder van de Duowals.

Er werd een commanditaire vennootschap (Duowals C.V.) gesloten, waarin Klaas Revers, onderwijzer Karel Vermeulen en de firma Borst participeerden. Op vrijdag 2 april 1948 was er een demonstratie van de ‘Eerste Nederlandse Wegwals’ op het luchtvaartterrein Schiphol.
Het constructiebedrijf Hovers uit Tilburg heeft in 1953 de Duowals in productie genomen. In totaal zijn er tien gebouwd, waarvan er nog een resteert en staat in het Wegenbouwmuseum te Harderwijk.

Vennootschap ‘A. Chr. Borst & Zonen’ in 1946

De eenmanszaak werd op 4 oktober 1946 in een vennootschap onder firma omgezet, genaamd ‘A. Chr. Borst & Zonen’. Naast de oprichter treden zijn drie zoons Cornelis Petrus (Cor), Petrus Cornelis (Piet) en Willem Borst als firmanten toe.

Het kantoor en de machinale timmerwerkplaats waren gevestigd aan de Bakkummerstraat. Zoon Cor was boekhouder en tekenaar en zoon Piet was vooral betrokken bij de bronbemaling. Hiervoor had de firma omstreeks 1960 een bedrijfspand gebouwd aan de Stetweg nummer 68 met werkplaats, opslag en woonhuis van firmant Piet Borst. Ook zijn jongere broer Wim werkte veelal samen met Piet in het grond- en waterwerk. Wim woonde in een particulier huis aan de Bakkummerstraat 84.


Jaarboek 36, pagina 103

Het bedrijfspand aan de Stetweg.
Het bedrijfspand aan de Stetweg.

Aannemer Toon Borst werkte veel samen met twee andere bedrijven aan de Bakkummerstraat, te weten Kees de Groot en Johannes Weda, waarbij Kees de Groot het metselwerk deed, Johannes Weda het schilderwerk en Toon Borst het timmer- en uitzetwerk.
Toon Borst en Kees de Groot hadden samen al vanaf 1924 meerdere percelen bouwterrein gekocht in de omgeving van de Tetburgstraat en de Dr. Jacobilaan te Bakkum. In 1946 betrof dit gezamenlijk bezit een totaal oppervlak van ruim 8.500 vierkante meter.

Het speeltuintje aan de Tetburgstraat.
Het speeltuintje aan de Tetburgstraat.

Op het nog braakliggende terrein wordt door vrijwilligers een speeltuintje gerealiseerd dat burgemeester Smeets in 1949 officieel opent. Tot midden jaren (negentien) vijftig hebben de kinderen van Bakkum hier kunnen spelen.

Op 1 januari 1952 trad oprichter Antoon Borst uit het bedrijf. Drie jaar later overleed hij op 30 augustus 1955 op 74-jarige leeftijd.
Het bedrijf werd door de drie broers verder uitgebreid. In 1968 werd het grote opslagterrein achter het bedrijfspand aan de Bakkummerstraat overkapt. De timmermanswerkplaats aan de voorkant van het pand verhuisde naar de grote ruimte. De oorspronkelijke werkplaats vooraan de Bakkummerstraat werd in 1970 in gebruik genomen als doe-het-zelfwinkel tot in 1979 de ruimte wordt bestemd voor kantoorruimte en showroom.

Besloten vennootschap A.C. Borst in 1972

Op 1 januari 1972 richtten de broers Piet en Wim de besloten vennootschap A.C. Borst B.V. op. Hun broer Cor was inmiddels op 16 december 1971 overleden. Diens aandeel ging in de nieuwe vennootschap over op zijn zoon en schoonzoon, respectievelijk Ton Borst en Cees van der Laan.

Het bedrijf ging vanaf dat moment zich meer bezighouden met renovatiewerk en groot onderhoud van woningen voor woningbouwbedrijven en overheidsinstellingen naast zijn activiteiten voor de burger- en utiliteitsbouw. De afdeling grond- en waterwerken werd in 1973 afgestoten.

In 1978 nam A.C. Borst B.V. het aandeel over van De Groot in het bouwterrein aan de Tetburgstraat en Dr. Jacobilaan. Aan het einde van de jaren (negentien) zeventig werden er huizen gebouwd; deze zijn nu gelegen aan de Dokter Melchiorlaan en aan de Van Renesselaan.


Jaarboek 36, pagina 104

Piet Borst verliet het bedrijf vanwege pensionering in 1975. Zijn broer Wim Borst volgde hem in 1982 vanwege zijn gezondheid. Ton Borst en Cees van der Laan zetten de zaak voort, waarbij Ton vooral de bouwondernemer was en Cees boekhouding en financiën voor zijn rekening nam.

Initiatiefnemer ontwikkeling bedrijventerrein Castricummer Werf

De plannen voor een bedrijfsterrein in Castricum dateren al vanaf 1973, toen de gemeenteraad bij de behandeling van de structuurschets bepaalde dat zo’n terrein in de zeer nabije toekomst beschikbaar moest komen voor de hier ter plaatse gevestigde bedrijven.

In december 1975 sprak de gemeenteraad zich in principe uit over een locatie voor een bedrijfsterrein ten oosten van de Oude Haarlemmerweg. In september 1977 was een conceptplan zover gereed dat een inspraakprocedure kon worden gehouden. Medio 1979 volgde de ter visie legging en werden bezwaren ingediend die uitliepen op een vele jaren durende bezwaarprocedure tot aan de Kroon.

Nieuwbouw van de Castricummerwerf.
Nieuwbouw van de Castricummerwerf, 1986. Foto Ad van de Velde. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Pas in december 1984 zette de gemeenteraad unaniem het licht op groen voor de ontwikkeling van het bedrijfsterrein-zuid en werd aan het bouwbedrijf A.C. Borst medewerking verleend bij het in exploitatie brengen van het terrein.

Ton Borst: “Wij namen in 1978 het initiatief tot de ontwikkeling van het bedrijventerrein. Op dat moment zag de bouwmarkt er florissant uit en wij waren er van overtuigd dat een eigen bedrijventerrein in de gemeente Castricum in een grote behoefte zou voorzien. Aanvankelijk stonden wij vrijwel alleen in die gedachte. De gemeente stelde zich uiterst terughoudend op en de economie begon gaandeweg te verslechteren. Daarbij ontstond bovendien ook nog een slepende bezwaarprocedure tegen het bedrijventerrein, die het bouwen jarenlang onmogelijk maakte. Dat waren voor ons buitengewoon zorgelijke ontwikkelingen; wij hadden er ruim twee hectare grond gekocht. Er was dus geen weg meer terug en wij moesten doorzetten, ook al durfde aanvankelijk geen enkel bedrijf de overstap naar het bedrijventerrein te maken. Ze kregen geen geld van de bank net als nu (in 2013). Toen ons bedrijf besloot om zelf alvast naar de Castricummer Werf te verhuizen, keerde het tij. Eerst nog aarzelend maar gaandeweg begonnen de bedrijven steeds sneller toe te stromen. Onze verwachtingen kwamen uit. Wij hebben er steeds in geloofd, ook al is het wel eens moeilijk geweest”.

Het nieuwe bedrijfspand van A.C. Borst op de Castricummer Werf.
Het nieuwe bedrijfspand van A.C. Borst op de Castricummer Werf.

A.C. Borst B.V. richtte haar activiteiten vervolgens op een verdere realisering van het bedrijventerrein met de bouw van het eerste bedrijfsverzamelgebouw waarvan de oplevering in het eerste kwartaal van 1986 volgde. Burgemeester Schouwenaar opende op vrijdag 8 mei 1987 het bedrijventerrein Castricummer Werf met de eerste twintig bedrijven. Een jaar later opende hij op 6 mei 1988 nog vijf nieuwe bedrijven op de Castricummer Werf. Vervolgens was er een feestelijke ‘open dag’.

Het logo van de aannemerscombinatie Geestbouw.
Het logo van de aannemerscombinatie Geestbouw.

De aannemerscombinatie Geestbouw

In 1985 was het nieuwbouwproject Geesterduin in ontwikkeling. Het betrof de bouw van in totaal 149 woningen aan de C.F. Smeetslaan tussen de Geesterduinweg en het gemeentehuis en de bouw van het Klaverland, een nieuwe woonvorm voor lichamelijk gehandicapten aan de Alkmaarderstraatweg.

Mede om het werk maximaal door de plaatselijke aannemers te laten uitvoeren besloot de gemeenteraad om de aannemerscombinatie Geestbouw de bouw te gunnen. Geestbouw was ontstaan op initiatief van Ton Borst en was een combinatie van vijf plaatselijke bouwbedrijven: A.C. Borst, Joh. de Nijs, M.J. de Nijs, Gebroeders Tromp en H.W. Twisk.

Geestbouw was een vennootschap onder firma en werd op 25 mei 1981 opgericht om te komen tot de ontwikkeling en uitvoering van grootschaliger bouwprojecten om zo de continuïteit van de samenwerkende bedrijven te waarborgen. De combinatie presenteerde zich als


Jaarboek 36, pagina 105

een concurrerend bouwbedrijf in samenwerking met het architectenbureau Bakker en Boots. Het werk werd onder de deelnemende aannemers verloot. In januari 1986 werd de eerste paal geslagen voor een serie van 27 woningen op de hoek van de Geesterduinweg en C.F. Smeetslaan. De bouw van deze woningen was in handen van het bedrijf A.C. Borst B.V.

Voor de grote en kleine klussen het bedrijf KO-BUS.
Voor de grote en kleine klussen het bedrijf KO-BUS.

KO-BUS

In de jaren (negentien) tachtig, toen het slecht ging in de bouw, besloot Ton Borst samen met Kees Huipen van het gelijknamige schildersbedrijf om kleine reparatie- en onderhoudswerkzaamheden in de particuliere sector te gaan uitvoeren. Voor dat doel werd KO-BUS opgericht, een bedrijfje dat regionaal kleine klussen ging verrichten. Voor het bewaren van de eigen identiteit bleven het aannemersbedrijf Borst en KO-BUS afzonderlijk opereren. KO-BUS werd een succes; het aandeel van de firma Huipen werd door Borst overgenomen en KO-BUS kreeg de nodige bekendheid, niet in de laatste plaats door de opvallend gekleurde gereedschapsauto, die veelvuldig in het dorp kon worden waargenomen.

Door de opkomst van de ZZP-ers voor klein particulier werk verschoof het werkterrein van KO-BUS rond 2000 naar grotere klussen en bouwactiviteiten. De KO-BUS-activiteiten werden beëindigd en geïntegreerd in het bouwbedrijf Borst.

Na de pensionering van Cees van der Laan in 2001 werd de directie gevormd door Ton Borst en Wim Rodenburg. Wim was al op 15-jarige leeftijd in 1969 bij het bedrijf begonnen en had zich in de loop der jaren opgewerkt tot iemand die de organisatie en het management van de projecten op de bouwplaats behartigde en de relaties met de opdrachtgevers onderhield. Op 1 juni 2013 trad Wim Rodenburg uit het bedrijf en werden zijn taken overgenomen door Jan Louwen.

Naam en logo van het bedrijf wordt vanaf 1998 AC Borst Bouw
Naam en logo van het bedrijf wordt vanaf 1998 AC Borst Bouw.

Verdere uitbouw van het bedrijf na 2002

Het naastgelegen pand van schildersbedrijf Huipen werd in 2002 aangekocht en toegevoegd aan het bestaande bedrijfspand van AC Borst Bouw. Op 17 januari 2003 vierde de onderneming uitgebreid het 90-jarig bestaan met het voltallige personeel.

Na een sterke groeiperiode vond in 2006 de tot nu toe laatste verbouwing plaats. Het bedrijfspand werd opnieuw uitgebreid en tegelijkertijd werden de gevelpartij en de entree volledig vernieuwd. Het pand herbergt nu naast een grote werkplaats met machines voor de fabricage van onder andere kozijnen en prefab-delen ook een verf spuiterij, een afdeling calculatie, werkvoorbereiding en engineering, en de afdelingen bouwservice, administratie, personeel en organisatie. Verder een vergaderzaal annex cursusruimte, een kantine en een aantal kantoren.


Jaarboek 36, pagina 106

Op 1 januari 2010 is Ton Borst afgetreden als directeur en tot commissaris benoemd. Cornel Borst, zijn zoon, is hem opgevolgd.
Een kroon op het werk volgde in 2010 toen AC Borst Bouw de ondernemersprijs in de wacht sleepte. Het bouwbedrijf kreeg de onderscheiding in de categorie duurzaam ondernemen.

Bij de opening van het jubileumjaar op 11 januari 2013 onthulde burgemeester Mans het jubileumlogo aan de gevel van het kantoor van AC Borst Bouw.
Bij de opening van het jubileumjaar op 11 januari 2013 onthulde burgemeester Mans het jubileumlogo aan de gevel van het kantoor van AC Borst Bouw. Van links naar rechts Wim en Dorothé Rodenburg, burgemeester Toon Mans, Jennefer en Cornel Borst met hun zoon Roan (de jongste generatie voor het bedrijf!), Rinske en Ton Borst, Cees van der Laan, Jan en Fennie Louwen.

Op vrijdag 11 januari 2013 werd het (100-jarig) jubileumjaar van AC Borst feestelijk geopend door burgemeester Mans. Diezelfde dag werd deze opening aansluitend gevierd met de huidige en voormalige directie en het voltallige personeel.

AC Borst Bouw is een moderne bouwonderneming van 100 jaar oud met een kern van sterk betrokken en vakbekwame medewerkers. Door voortdurend te anticiperen op de ontwikkelingen in de markt is er in het bedrijf in de afgelopen periode veel veranderd en dat zal in de toekomst niet anders zijn.

Simon Zuurbier

Met dank aan: Cornel Borst, Ton Borst, mevrouw Borst-Laan, mevrouw Henselmans-Borst, Cees van der Laan en Wim Rodenburg.


20 februari 2023

Slagers (Jaarboek 36 2013 pg 59-69)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 36, pagina 59

De slagers in ons dorp

Voor de slagerij van Klaas de Beurs aan de Van Oldenbarneveldweg in 1922
Voor de slagerij van Klaas de Beurs aan de Van Oldenbarneveldweg in 1922

In de serie over de middenstanders, waarmee in 2011 werd gestart (bakkers en melkboeren), zijn dit keer de slagers aan de beurt die ons dorp in zo’n 100 jaar heeft gekend. Ook hiervoor geldt dat het aantal winkels in de loop der tijd is teruggelopen. Rond 1950 bestonden er zo’n acht slagerijen op een inwonertal van 9.000. Momenteel (in 2013) tellen we er bij circa 23.000 inwoners nog vijf.

De slagers die zich hier in de vorige of deze eeuw hebben gevestigd en de straten waarin zij hun zaak hadden of hebben

Admiraal, Cees, Jan en Peter: Dorpsstraat
Besteman, Theo: Burgemeester Mooijstraat
Beurs, de, Klaas: Van Oldenbarneveldweg
Biskanter, Leendert: Dorpsstraat
Borre, van, Hans: Burgemeester Mooijstraat
Burgering, Jacob: Bakkummerstraat
Castricum, Jan senior, Dirk, Jan junior en Aad: Breedeweg
Castricum, Ber: Burgemeester Lommenstraat
Doornbosch, Jos: Anna Paulownastraat
Goeman, Aad: Burgemeester Mooijstraat
Goudsblom, Friso: Van Oldenbarneveldweg
Groot, Gerard: Dorpsstraat
Haaster, van, Niek: Burgemeester Mooijstraat/Kooiplein
Hourik, Piet: Vinkebaan
Huiberts, Jan: Vinkebaan/Van Oldenbarneveldweg
Jonker, Jan, Henny en Nico: Vinkebaan/Bakkummerstraat
Lakenman, Seger: Van Oldenbarneveldweg/Dorpsstraat
Meer, van der, Theo: Dorpsstraat
Ostheimer, Jan: Vinkebaan
Poel, van der, Mark: Geesterduin
Schipper, Cees en Jacco: Dorpsstraat
Sneekes, Cor en Ber: Burgemeester Mooijstraat
Snel, Jan: Van Oldenbarneveldweg
Staal, Jan: Dorpsstraat
Stolp, Hans: Kooiplein
Swart, Henk: Bakkummerstraat
Webbe, Piet: Van Oldenbarneveldweg
Woude, van der, Hendrik en Piet: Dorpsstraat
Wuis, Cor: Dorpsstraat
Zijpe, Jacoba: Van Oldenbarneveldweg


Jaarboek 36, pagina 60

Cees de Wildt in 1964.
Cees de Wildt in 1964.

Cees de Wildt, 54 jaar slagersknecht bij Admiraal

De Uitgeester Cees Admiraal (1885-1965) vestigde zich als slager in Castricum in 1911. De zaak ging over op zoon Jan (1918-1992) en is sinds 1985 in handen van diens zoon Peter (1950).

De familie heeft maar liefst 54 jaar een trouwe knecht in dienst gehad in de persoon van Cees de Wildt (1943). In een bijeenkomst van de Verhalenvertellers bij Oud-Castricum op 28 februari 2012 deed hij zijn belevenissen uit de doeken:
“Ik kom uit een gezin van 14 kinderen dat in Uitgeest woonde. Omdat we het niet breed hadden, moesten we zo snel mogelijk werk zoeken. Op 13-jarige leeftijd kon ik bij slager Jan Admiraal aan de slag. Mijn broers Willem en Jan werkten daar ook al. In het begin moest ik alle voorkomende werkzaamheden doen, zoals hakmessen schuren, benen afkrabben en boodschappen bezorgen. Maar ook het gras maaien hoorde tot mijn taken.

Toen ik wat ouder was mocht ik de slagersopleiding volgen en leerde ik onder andere worst maken en slachten. Nadat ik slagersgezel was geworden hielp ik vaker mee inde slagerij en had ook meer contact met de klanten. Over het aantal uren, datje werkte, werd niet gesproken. Soms duurde een dag wel 12 uur. Het was altijd vroeg beginnen en als je klaar was, ging je naar huis. Ik begon met een weekloon van zeven gulden en daarbij was de kost gratis.

Een bijzondere gebeurtenis was het slachten van kalveren. Die mochten niet vervoerd worden en daarom moest dat op dinsdagmiddag tussen 12 en 13 uur tijdens de schaft van de politieagenten gebeuren. De kalveren werden dan met de transportfiets bij de boeren opgehaald.

Later deed ik ook aan ‘klanten horen’, oftewel het opnemen van bestellingen bij de mensen thuis. Dat was een omslachtige procedure, want ze waren er vaak niet. Het was ook lastig, omdat sommigen per week van slager wisselden. Het klantenbestand werd wel groter door de uitbreidingen van ons dorp. Admiraal heeft trouwens nu nog klanten die ik heb aangebracht.

Ik ging ook ‘brieffies lopen’. Dat hield in dat ik bij de klanten langs ging om af te rekenen. Meestal werd er later betaald en soms moest je wel drie keer naar hetzelfde adres. Het bezorgen stopte in 1964 toen de supermarkten kwamen opzetten.

Over de verdeling van de vakantieweken werd ieder jaar vergaderd met alle slagers. Er kwam echter nooit wat van terecht, want ze kregen altijd ruzie.

In die 54 jaar heb ik van alles meegemaakt. Ik zal nooit de strenge winter van 1963 vergeten. Dat was een hel. Alles was bevroren en het bezorgen kostte veel tijd, omdat je hele stukken niet kon fietsen. Om de kou te vergeten, begonnen mijn broers en ik maar in de slagerij te zingen en dat was in de wijde omgeving te horen.

Het was een mooie tijd en ik heb altijd met veel plezier bij Admiraal gewerkt tot ik in 2010 afscheid nam. Wel is het jammer dat er van het vak eigenlijk weinig is overgebleven.”

Jan Jonker voor zijn slagerij aan de Vinkebaan.
Jan Jonker voor zijn slagerij aan de Vinkebaan.

Willem Borst of Johanna’s Hof zouden zondags wel eens kunnen bellen

Jan Jonker (1911-1984) uit Wijdewormer nam vlak na zijn huwelijk met Agie de Wolf in november 1936 van Piet Hourik een slagerij over aan de Vinkebaan 24. Het vak had hij geleerd bij slager Mul in Purmerend.

Erg lang heeft het echtpaar, dat gezegend werd met 14 kinderen, niet van de winkel en woning kunnen genieten, want in 1942 werd het pand door de Duitsers gevorderd en afgebroken. Het gezin evacueerde naar De Rijp en kon in 1947 terugkeren naar Bakkum, zij het in een noodwinkel aan de Bakkummerstraat 36, omdat een definitieve winkel op nummer 11 pas in 1952 kon worden opgeleverd.

De oudste dochter Agaath (1937) werkte vanaf haar 14e tot haar 66e in de zaak en blikte terug:
“Moeder hielp ook zoveel mogelijk mee, terwijl er toch bijna elk jaar een kind kwam. Alle kinderen deden na schooltijd en op zondag de bestellingen. Natuurlijk hadden ze daar vaak geen zin in en daarom renden de jongens weg om te gaan voetballen zodra de telefoon ging. Voor ons was er altijd eten genoeg, maar we kenden ook armoede, vooral in de vastentijd waarin er bijna niets verkocht werd.”


Jaarboek 36, pagina 61

Zoon Nico (1939) haakte daarop in: “Op een gegeven moment had ik een oude Berini, waarmee ik bezorgde. Die brommer mocht ik van mijn vader echter niet bij de klanten voor de deur zetten, want anders mochten ze misschien denken dat het te goed ging met de zaken …”

Een advertentie uit de jaren 1940.
Een advertentie uit de jaren (negentien) veertig.
Jan Jonker en negen van zijn tien zoons in de winkelbegin jaren (negentien) zestig.
Jan Jonker en negen van zijn tien zoons in de winkelbegin jaren (negentien) zestig. Van links naar rechts staand vader Jan, Hennie, Nico, Gerard, Cor en Theo; gehurkt: Wim, Peter, Jos en Frans. Zoon Jan ontbreekt op de foto.

Oudste zoon Hennie (1938) wist ook nog best hoe zwaar het slagersvak vroeger was: “Mijn vader kocht zijn vee op de markt in Schagen en Purmerend en ging daar af en toe met de fiets heen. Hij liep altijd op klompen en bewaarde zijn geld in een knip die met een kettinkje om zijn hals hing. De beesten die thuis werden bezorgd, doodde vader een dag later met een schietmasker. Vroeger handelde hij ook in ‘nuchtere kalveren’, die hadden nog geen gras gegeten. Kouwe Bal Lute kocht ze overal op en verkocht ze weer door.

Het volledige gezin Jonker voor de zaak aan de Bakkummerstraat begin jaren 1980.
Het volledige gezin Jonker voor de zaak aan de Bakkummerstraat begin jaren (negentien) tachtig.

Jaarboek 36, pagina 62

Ik werd er dan op uitgestuurd om ze een voor een met de transportfiets op te halen. Het kalf ging dan in de grote mand voorop en het is me een keer bij de spoorwegovergang bij Kornman overkomen dat het dier eruit sprong. Later kreeg ik ‘m toch weer te pakken.”

Naast het werk in de slagerij had Jan Jonker ook de zorg voor het op peil houden van zijn klantenbestand.

Agaath: “Op maandag ging hij ’s middags en ’s avonds bestellingen bij de mensen opnemen. Toen het wat slechter ging, kon hij altijd bouwen op goede klanten in Noord-Bakkum en Egmond-Binnen, waarvan hij zei: die hebben mij gered”.

Nico vulde aan: “Zondags bleef vader altijd thuis, want Willem Borst of Johanna’s Hof zouden wel eens kunnen bellen voor een paar biefstukken en dan ging ie die ook brengen.”

Toen in januari 1968 de btw werd ingevoerd, vond Jan Jonker het welletjes en deed de slagerij over aan zijn zoons Hennie en Nico. Zij vernieuwden het pand totaal, dat anderhalf maal zo groot werd. Van de overige kinderen werkten de zoons Wim en Peter en zus Ria ook in de zaak en de rest koos een andere weg. Ook Alie, de echtgenote van Hennie, sprong af en toe bij. Het ging zo goed met de zaken dat Hennie en Nico het in 1973 aandurfden om een tweede slagerij in Limmen te openen.

Sportverslaggever Theo Koomen bezocht de slagerij in 1982 voor een interview met AZ-voetballer Jos Jonker.
Sportverslaggever Theo Koomen bezocht de slagerij in 1982 voor een interview met AZ-voetballer Jos Jonker.

In 1982 bracht de bekende sportverslaggever Theo Koomen een bezoek aan de winkel in Bakkum vanwege een interview met zoon Jos, die in die tijd zijn gloriejaren bij AZ’67 doormaakte. Voetballen konden ze namelijk allemaal, zodat het een keer voorkwam dat er zes Jonkers in het eerste elftal van Vitesse stonden.

Op 5 juli 2003 sloot slagerij Jonker definitief haar deur aan de Bakkummerstraat 11 en gingen Hennie en Alie met pensioen.

“Er zijn geen opvolgers en de slagerij is op deze plek niet levensvatbaar”, zo schreef het Nieuwsblad voor Castricum.

Jan Castricum had zijn winkel en slachterij op Breedeweg 36 tot het pand in 1970 werd gesloopt.
Jan Castricum had zijn winkel en slachterij op Breedeweg 36 tot het pand in 1970 werd gesloopt.

Het ‘vrijbankvlees’ van de noodslacht moest direct verkocht worden

Aan de Breedeweg zaten vroeger ook slagerijen. Jan Castricum (1881-1959) begon op nummer 36 een winkel met daarachter een slachterij. Het pand werd in 1970 gesloopt voor een wegverlegging bij het zwembad. Jan senior was niet alleen slager, maar ook noodslachter en veeverloskundige.

Zijn zoon Dirk (1916-1965) trad in de voetsporen van vader en vestigde zich rond 1950 als slager op Breedeweg 16. Dirk kreeg met Cornelia Zonneveld negen kinderen. Met de oudste dochter Cornelia (1943) en de jongste Sandie (1949) hadden wij een gesprek over de slagersfamilie.

Cornelia: “Mijn vader was ook paardenslager. Daarvoor had hij de licentie overgenomen van Jan Huiberts die een zaak had aan de Vinkebaan totdat die in de oorlog werd afgebroken. Net als opa Jan was vader ook veeverloskundige. Hij werd daarom regelmatig opgetrommeld door boeren om dieren ‘af te halen’. Ik was een jaar of 15 en toen moest ik met mijn vader mee om te helpen bij de geboorte van een biggetje, omdat zijn handen te groot waren om bij het varken naar binnen te gaan. Ook bij een schaap heb ik nog een keer geassisteerd.”

Zoals bij de meeste middenstandsgezinnen werden de kinderen van Dirk Castricum zoveel mogelijk ingeschakeld om hand- en spandiensten voor de slagerij te verrichten. Sandie herinnerde zich dat nog goed:
“Op woensdagmiddag moesten we klanten horen (zie verhaal Cees de Wildt) en vrijdag en zaterdag gingen we weer naar ze toe om te bezorgen. Ze kwamen uit heel Castricum, Bakkum, Limmen en Heemskerk.

Ook hielpen we bloedworst maken. Daartoe werd eerst een grote kuip gevuld met varkensbloed, rogge, spekkies en kruiden. Na goed roeren werd het mengsel in kunstdarmen gegoten en daarna werd alles in een ketel gekookt. Het schoonmaken van de zaak behoorde ook tot onze taken. Behalve de vleeskeuring werd er door een keurmeester ook op hygiëne gecontroleerd. Alles werd daarom intensief geboend met kokendheet water en het ontsmettingsmiddel halamid.


Jaarboek 36, pagina 63

Het hakblok werd schoongemaakt met een ijzeren krabber, waardoor er steeds een laagje vanaf sleet tot het zo klein werd dat het blok moest worden vervangen.“

De winkel van Aad Castricum in de jaren (negentien) tachtig aan de Breedeweg 16.
De winkel van Aad Castricum in de jaren (negentien) tachtig aan de Breedeweg 16.

Jan Castricum stond in het dorp bekend als Jan ‘de Kat’.
Cornelia: “We weten het niet zeker, maar het verhaal ging altijd dat opa in de oorlog ook katten slachtte en verkocht als konijnenvlees.

Ook bijzonder was dat mijn opa en vader ‘vrijbankvlees’ verkochten. Dat was afkomstig van de noodslacht die werd toegepast op dieren die wat mankeerden of bijvoorbeeld getroffen waren door de bliksem. Miel van de Velde, die jarenlang voor zowel opa als mijn vader werkte, ging dan als omroeper het dorp door met een bel om de vrijbank aan te kondigen. Het vlees moest namelijk direct vanuit de slachterij verkocht worden.”

Dirk Castricum achter het hakblok.
Dirk Castricum achter het hakblok.

Behalve Miel van de Velde hielp moeder Cornelia ook altijd mee in de zaak. Nadat Jan junior (1944-2009) vanaf zijn 17e de slagerij dan ruim tien jaar had gerund en in 1973 naar Huizen vertrok, nam zijn broer Aad (1952) het bedrijf over en stak dat begin jaren (negentien) tachtig nog in een nieuw jasje. De winkel van ‘Aad Cas’ werd echter voorgoed in 1988 gesloten, toen door de opkomst van de supermarkten de slagerij niet meer loonde. Daarmee kwam ook een einde aan de gevaren waaraan de slager volgens zijn zusters bloot stond.

Cornelia: “Aad hing eens een bout vlees aan een haak, terwijl hij een mes in zijn hand had. De bout zakte echter door de haak heen, waardoor het mes in zijn lies schoot. Aad werd afgevoerd naar het ziekenhuis, want hij bloedde als een rund …”

Ook Sandie vertelde in dit verband nog het volgende: “Moeder wilde een keer een uitbeenmes opbergen in een messenblok, maar dat ging mis met als gevolg dat ze het mes in haar voet kreeg, wat veel pijn en grote paniek veroorzaakte!”

Veranderingen

Een deel van het gezin van Dirk Castricum.
Een deel van het gezin van Dirk Castricum. Van links naar rechts dochter Cornelia, zoon Jan, knecht Miel van de Velde, moeder Cornelia en Dirk.

In het slagersvak is de afgelopen honderd jaar veel veranderd. In de eerste plaats slachtte men vroeger zelf het vee. Nu komt dat nauwelijks meer voor. Tegenwoordig kopen veel slagers een geslacht varken of rund bij een slachterij en verwerken dat dan zelf. Allerlei moderne machines staan de slager hiervoor ter beschikking.

In de tweede plaats is de huidige slagerij al lang niet meer te vergelijken met een winkel van vóór 1950. Toen waren het de rook-, bloed- en leverworsten en


Jaarboek 36, pagina 64

de nog niet gesneden hammen en speksoorten die het winkelbeeld bepaalden.

Slagerij Burgering vroeger ...
Slagerij Burgering vroeger …

Agaath de Groot (1922) woonde vele jaren op de Bakkummerstraat 75. Zij is een dochter van Willem de Groot, die alom bekend stond als kolenhandelaar en later eigenaar werd van een slijterij en café De Duinstreek.

Agaath vertelde ons haar ervaringen met de slagers:
“Als kind kwam ik, voor we naar de Augustinusschool gingen, langs Huiberts op de Vinkebaan die paarden slachtte en ze eerst neerschoot met een schietmasker. Ik wilde eigenlijk nooit kijken, maar werd aangespoord door mijn broers Kees, Jan en Gerard om dat toch te doen. Wij kochten bij Huiberts alleen paardenbiefstuk, die heerlijk was. Ander paardenvlees vonden we niet lekker en dus haalden we het gewone rund- en varkensvlees bij de weduwe De Beurs, Burgering of Jonker. Mijn vader ging trouwens vaak naar slager Admiraal in het dorp. Daar stond altijd een zak met ‘peukenworst’ (de eindstukken die niet verkocht werden) voor hem klaar, die ‘de zakworst voor Willem van Hug’ werd genoemd.

Ik zie nog zo voor me dat het vlees in de winkel van de bout werd afgesneden en een biefstuk op het hakblok mals werd gemaakt. Ja, wat at je: een bal gehakt of draadjesvlees. Een carbonaatje op brood was een feest bij ons thuis. Met de kerst hadden we vaak rollade. Bij de zuurkool kregen we een stukkie pekelspek, terwijl in de snert een varkenskluif of -pootje ging.

Jonker mocht zich in de jaren (negentien) zeventig topslager noemen en toen kon je meedoen aan een landelijke slagzinactie. Mijn zuster Gré zag dat wel zitten. Aan de begin woorden ‘Ik koop altijd vlees bij een topslager omdat …’ voegde zij toe: ‘mijn hond het zo lekker vindt!’. Hennie Jonker moest er wel om lachen, maar m’n zuster won natuurlijk geen prijs …”

... en nu. Slagerij van der Poel, Geesterduin 16;
… en nu (in 2013). Slagerij van der Poel, Geesterduin 16.

Vandaag de dag worden aan de consument vele kant-en-klare vleesproducten, eigengemaakte maaltijden, soepen, salades, belegde broodjes en vele honderden soorten vleeswaren aangeboden, aantrekkelijk uitgestald in koelvitrines.

De specialiteiten in de slagerij worden ook steeds meer afgestemd op feestdagen en andere bijzondere gelegenheden. Barbecueschalen in de zomer, oranje worstjes voor bij de borrel tijdens het WK-voetbal, feestelijk opgemaakte gourmetschalen, salades voor de kerst enzovoorts.

Naast de gewone slagers en de keur- en topslagers kennen we sinds enige jaren de biologische of groene slagers, die zich onderscheiden met biologische vleessoorten en vleeswaren. Bij de productie hiervan wordt extra aandacht besteed aan de natuur, het welzijn van het dier en de gezondheid van de mens en er worden geen conserveringsmiddelen en chemisch-synthetische kleur-, geur- en smaakstoffen gebruikt.


Jaarboek 36, pagina 65

De winkel van Piet Webbe toen hij er pas in zat.
De winkel van Piet Webbe toen hij er pas in zat.

Een liter jenever voor de beste sukadelapjes

IJmuidenaar Piet Webbe (1941) werkte in de slagerij van vader Jan. Hij begon al op zijn 14e en wilde, toen hij 30 was, graag voor zichzelf beginnen. Een geschikt pand in Bakkum werd hem min of meer in de schoot geworpen, zoals Piet vertelde:
“Ik hoorde van mijn kapper, die familie was van slager Jan Snel, dat diens slagerij aan de Van Oldenbarneveldweg 22 te huur of te koop stond en ik ben er toen meteen achteraan gegaan. Op 17 juli 1972 zijn mijn vrouw Dora en ik daar gestart. We hebben het pand eerst gehuurd, maar omdat we wilden verbouwen, hebben we de zaak na drie jaar gekocht. De winkel werd toen twee keer zo groot en ook de bovenwoning werd een stuk uitgebouwd. Burgemeester Van Boxtel heropende de slagerij op 12 juni 1975 en ter gelegenheid van onze nieuwe zaak liet ik in de zomer van dat jaar een reclamevliegtuigje langs de kust vliegen. Dat was in die tijd toch wel bijzonder voor een kleine zelfstandige.”

Heropening van de zaak door burgemeester Van Boxtel in 1975.
Heropening van de zaak door burgemeester Van Boxtel in 1975.

Piet volgde, voor hij zich in Bakkum vestigde, opleidingen aan de slagersvakschool in Haarlem en Utrecht, maar ook als zelfstandig slager hield hij zijn kennis op peil:
“Ik heb nog diverse cursussen gevolgd, zoals die van leraar slagersvakonderwijs, keurmeester en examinator. Later werd ik ook keurmeester bij de Inspectie Ambachtelijke Slagerijproducten (IAS). Daarnaast was ik lid van het landelijke ‘Worstmaakers-Gilde’ en sleepte prijzen in de wacht voor het maken van gekookte worst, leverworst, achterham enzovoorts.”

Zoals ook doorgaans in andere middenstandswinkels het geval was, kon Piet altijd rekenen op hulp van echtgenote Dora:
“Ik ben een bakkersdochter, dus was wel gewend om in een winkel te werken. Ook heb ik in de zaak van mijn schoonouders gestaan. Onze kinderen Ellen (1967) en Jan (1969) hielpen in hun schooltijd elke dag om 18 uur mee om de slagerij schoon te maken.”

Hoewel er in Bakkum nog twee slagers waren te vinden, heeft het echtpaar Webbe weinig last gehad van concurrentie.
Piet: “Onze klanten zaten door heel Bakkum en Castricum en ze kwamen ook van het kampeerterrein. Dat was vaak lachen in de winkel. In de jaren (negentien) tachtig waren er Amsterdammers die een toneelstukje opvoerden over wie er aan de beurt was en daar zogenaamd ruzie overmaakten. Ik heb uiteindelijk toch maar een nummertjes-automaat aangeschaft.

Een vrouw uit de Jordaan wilde de beste sukadelapjes hebben, dus van het ‘goeie kantje van de koe’, zoals wij slagers zeggen. Daar gaf ik gehoor aan en als dank stond er van haar aan het eind van het seizoen een liter jenever op het hakblok!”

Per 1 januari 1996 verkochten Piet en Dora hun slagerij aan Friso Goudsblom (1970), die als 16-jarige bij hen het vak ging leren. De slagerij ging dicht in 2008.


Jaarboek 36, pagina 66

Slagerij Webbe wint de tweede prijs voorgekookte hamsoorten.
Slagerij Webbe wint de tweede prijs voorgekookte hamsoorten. Van links naar rechts Piet, zijn echtgenote Dora en winkelhulp Alice Kramer.

Piet: “Na 40 jaar in het slagersvak was ik ‘consumenten-moe’ en kreeg ook lichamelijke klachten. Tegelijkertijd ben ik afgetreden als voorzitter van de Winkeliersvereniging Bakkum ’75. Ik heb die functie in 1990 overgenomen van Ab Weda. Het was een mooie tijd toen we hier nog 18 winkels telden …”

Zo zag de winkel er in de jaren (negentien) tachtig uit.
Zo zag de winkel er in de jaren (negentien) tachtig uit.

Jaarboek 36, pagina 67

Cor Sneekes, echtgenote Trien met één van de kinderen en knecht Gerrit Kuijs rond 1930.
Cor Sneekes, echtgenote Trien met één van de kinderen en knecht Gerrit Kuijs rond 1930.

Gebakken uier lekkerder dan biefstuk van de haas

Nadat de boerderij van Jaap Schotvanger aan de Burgemeester Mooijstraat 29 in 1926 was gesloopt, werd Cor Sneekes (1903-1977) uit Alkmaar eigenaar van de grond en liet er een winkelpand met woning bouwen om samen zijn echtgenote Trien Boon een slagerij te beginnen. In 1957 nam zoon Ber (1932-1990) de zaak over en zette deze tot 1972 voort. De zonen Siem (1933) en Jan (1940) werkten ook in de slagerij.

Advertentie van vlak na de oorlog.
Advertentie van vlak na de oorlog.

Jan: “Met 13 jaar beëindigde ik de achtste klas van de Augustinusschool en omdat vader een knecht nodig had, kon ik meteen bij hem aan de slag. Ik begon met horen en bezorgen, wat ik een jaar of zeven heb gedaan. Op mijn 16e ging ik een dag per week naar de slagersvakschool in Alkmaar en heb het vakdiploma behaald. Na de militaire dienst kwam ik op 20-jarige leeftijd terug in de zaak. Op dat moment wist ik al dat ik niet mijn leven lang slager zou blijven en ben ik vier jaar later ook overgestapt naar het vak

Jan Sneekes in de jaren 1960.
Jan Sneekes in de jaren (negentien) zestig.

Jaarboek 36, pagina 68

van woningstoffeerder. Mijn oudere broer Siem heeft ook een aantal jaren bij ons gewerkt, maar hij werd bakker en ging uiteindelijk emigreren.

In de beginjaren slachtte vader nog zelf. Ik ging ook een enkele keer mee naar de veemarkt in Alkmaar. Het gebeurde regelmatig dat ik met vrienden ging stappen in bijvoorbeeld Zwaagdijk of Schagen en ’s morgens vroeg bij ‘Kwartje koffie’ nog een biefstuk ging eten. Op een keer zag ik mijn vader en Ber voorbij komen, die op weg waren naar de markt in Alkmaar. Toen ik thuis was, kon ik nog een half uur slapen, want om 7.30 uur moest ik weer present zijn in de winkel.

Vader herinner ik mij vooral als een man die heel hard werkte. Tijdens de oorlog heeft hij in de hongerwinter veel mensen geholpen die stad en land afreisden om aan eten te komen. Zij mochten dan ook bij ons blijven slapen. Gelukkig hadden we een heel groot huis, want we waren ook nog eens met elf kinderen. Mijn broers en zusters moesten trouwens ook na schooltijd zoveel mogelijk helpen bij het schoonmaken van de slagerij en de bezorging.

Tot slot heb ik ook nog een verhaal over een klant in de Prins Mauritsstraat. Dat was een Indonesische vrouw die elke week vier kilo koeienuiers bestelde voor de hond. Ik kwam daar nooit aan de achterdeur, maar toen ik een keer aanbelde en er niet opengedaan werd, ben ik toch achterom gegaan. Het rook verschrikkelijk lekker in de keuken en toen ik haar vroeg wat zij aan het bakken was, luidde het antwoord: ‘Uiers voor onszelf, misschien wilt u ook eens proeven?’ Toen wilde ik ook een bordje, want ik had het nog nooit gegeten. Het is niet te geloven, maar ik vond het nog lekkerder dan een biefstuk van de haas!”

De slagerij van Jacob Burgering floreerde lang aan de Bakkummerstraat 91.
De slagerij van Jacob Burgering floreerde lang aan de Bakkummerstraat 91.

Als ik bij ‘Vogelwater’ aankwam, vlogen er een paar honden op mij af

Jacob Burgering (1901-1949) kwam oorspronkelijk uit Bergen en liet in 1929 een pand bouwen aan de Bakkummerstraat 91, waar hij zich met zijn echtgenote Lies Swart als slager vestigde. Hun zoon Jacob (1932-2007) werkte ook een aantal jaren in de slagerij, maar koos later voor de grote vaart. Hij trouwde in 1955 met de uit Friesland afkomstige Gré Zijlstra (1931), die de slagersfamilie ook bijstond als het nodig was:
“Ik werkte begin jaren 1950 op Duin en Bosch toen ik Jacob leerde kennen, die nog thuis woonde. Hij beheerste het slagersvak volledig, maar voelde er niet voor om de zaak over te nemen. Zijn vader overleed op jonge leeftijd in 1949 en toen zette Lies samen met een slagersknecht de zaak voort.

Ik kan mij nog herinneren dat de koeien en varkens gebracht werden en dat mijn schoonmoeder zelf achter het huis slachtte. Zij was een vrolijke vrouw en liep altijd op klompen. De slagerij liep erg goed, want er werden eersteklas waren verkocht.

Zelf stond ik in de winkel en hielp mee met worst maken. Het fijngemalen vlees ging dan in een grote trog en werd gemengd met kruiden en een bindmiddel. Via een trechter werd het mengsel in darmen gegoten. Als de worst klaar was, werd het eerste stukje aan het personeel gepresenteerd en dat smaakte als paling.

Ik bezorgde overal, tot de villa ‘Vogelwater’ in het duingebied aan toe. Als ik daar dan aankwam vlogen er direct een paar grote honden op mij af die natuurlijk het vlees roken.

Villa Vogelwater.
Villa Vogelwater gebouwd in 1891 als jachthuis. Staringweg 1 (duinen) in Egmond-Binnen. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Nadat mijn schoonmoeder in 1955 was overleden werd de slagerij overgenomen door Henk Swart, een volle neef


Jaarboek 36, pagina 69

van haar. De winkel werd door hem gesloten in 1977, waarna ook dit deel een woonbestemming kreeg.”

Henk Swart nam in 1955 de slagerij van Burgering over en runde deze met echtgenote Annie van Tiel tot 1977.
Henk Swart nam in 1955 de slagerij van Burgering over en runde deze met echtgenote Annie van Tiel tot 1977.

Slotwoord

Ook het slagersvak heeft in de laatste honderd jaar veel veranderingen ondergaan. Sprak men aanvankelijk van ‘vleeschhouwer’, in de tweede helft van de twintigste eeuw werd de slager meer en meer traiteur. Het vlees van de ambachtelijke slagerijen valt bij velen nog altijd in de smaak. En dan mag het ook best ietsje meer zijn!

Advertentie uit de (negentien)dertiger jaren.
Advertentie uit de jaren (negentien) dertig.

Hans Boot
Arend Bron

Bronnen:

  • Ÿ  Bergense Kroniek, 2010.
  • Ÿ  Edities Alkmaarsche Courant en Nieuwsblad voor Castricum.
  • Ÿ  Heideman H., De oude generatie van Bakkum en Castricum Deel 2 (1900-1950), 1994.

Met dank aan: Gré en Elly Burgering, Sandie Castricum, Cornelia de Graaf-Castricum, Agaath de Groot, Hennie en Nico Jonker, Jan Sneekes, Henk Swart, Piet en Dora Webbe, Cees de Wildt en Agaath de Zeeuw-Jonker.

30 januari 2023

Kranten en drukkers (Jaarboek 36 2013 pg 28-41)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 36, pagina 28

Over kranten en drukkers gesproken …

Jan Boesenkool op zoek naar foto’s en documenten uit zijn verleden.
Jan Boesenkool op zoek naar foto’s en documenten uit zijn verleden.

Alsof het gisteren was, herinnert Jan Boesenkool (92) zich dat zijn vader besloot dat ze naar Castricum zouden verhuizen. Het was in 1941, het tweede oorlogsjaar. Vader Klaas, bedrijfsleider van een drukkerij in Middelburg, had een paar maanden gevangen gezeten. Hij was opgepakt door de Duitsers om onduidelijke redenen en kon niet meer terugkomen in zijn oude functie. In dezelfde drukkerij werkte Jan als leerling en voor hem dreigde uitzending naar Duitsland.

Aan de Geelvinckstraat in Castricum stond de drukkerij van Johan Eriks te koop. De drukkerij lag stil en Klaas Boesenkool slaagde er in die over te nemen. Zo begon het bedrijf dat het Nieuwsblad voor Castricum ruim 40 jaar in handen heeft gehad. Een flinke episode, maar het is slechts een deel van het verhaal, dat begon lang voor drukkerij Boesenkool zich over de krant ontfermde. De druktechnieken evolueerden snel, zetmachines namen het handzetten over en tenslotte veranderde alles door de komst van de computer. Voor Jan Boesenkool gaat er nog steeds niets boven de oude ‘Heidelberger’.

Weekblad voor Castricum

In november 1918 kwam er een einde aan de Eerste Wereldoorlog. Betere tijden braken aan. In 1919, het jaar waarin het Weekblad voor Castricum voor het eerst verscheen, werd op initiatief van de jonge burgemeester Lommen de VVV ‘Castricum Vooruit’ opgericht. Elektriciteit, ‘knoppies licht’ zoals de mensen zeiden, was in aantocht. De krant berichtte dat het gas- en elektriciteitsbedrijf telefonisch bereikbaar zou worden en wel onder nummer 16. Ook goed nieuws was dat de hond van caféhouder Piet Schotvanger weer thuis was gekomen na een paar dagen zoek te zijn geweest.

Het oudste in het Regionaal Archief aanwezige Weekblad voor Castricum van 3 januari 1920.
Het oudste in het Regionaal Archief aanwezige Weekblad voor Castricum van 3 januari 1920.

Het ‘Weekblad voor Castricum’, de voorganger van het tegenwoordige Nieuwsblad voor Castricum, werd ruim 94 jaar geleden (april 1919) uitgegeven door Drukkerij De Kennemer, gevestigd in de Peperstraat in Beverwijk.

Het vignet van Drukkerij De Kennemer die gevestigd was aan de Peperstraat in Beverwijk.
Het vignet van Drukkerij De Kennemer die gevestigd was aan de Peperstraat in Beverwijk.

Het bedrijf verhuisde in 1936 naar de Breestraat en is in 1952 opgeheven. De abonnementsprijs van de krant bedroeg 65 cent per drie maanden. De kop van de krant vermeldde dat J. Stuifbergen de vertegenwoordiger was, zowel voor


Jaarboek 36, pagina 29

nieuws als voor abonnementen, advertenties en de bezorging. In de loop van 1920 werd hij opgevolgd door Jac. Lute en in 1921 door Jan Brakenhoff.

Het laatst bekende nummer van het Weekblad dat in het Regionaal Archief in Alkmaar wordt bewaard, is van 30 december 1922. Hoe lang het heeft bestaan, weten we niet. Door de ‘N.V. Electrische Drukkerij, voorheen A.W. van der Hoek te Uitgeest, werd tussen 1926 en 1937 ook nog een Weekblad voor Castricum uitgegeven, maar het was anders uitgevoerd en veel advertenties waren vooral op Uitgeest gericht.

Het bedrijfspand aan de Korte Cieweg, waar tussen 1919 en 1946 achtereenvolgens vijf drukkerijen gevestigd waren.
Het bedrijfspand aan de Korte Cieweg, waar tussen 1919 en 1946 achtereenvolgens vijf drukkerijen gevestigd waren.

De eerste drukkerij in Castricum

Op 26 november 1919 richtten Leo Coret, boekdrukker uit Alkmaar en Johan Schuijt, zaadhandelaar in Limmen, ‘N.V. Coret’s Electrische Handelsdrukkerij’ op. De nieuwe onderneming werd gevestigd in een bedrijfsgebouw aan de (Korte) Cieweg, dat waarschijnlijk omstreeks 1916 is gebouwd op de plaats waar nu de Prins Marijkestraat begint.

Dat gebouw was ook de plaats waar de zaad- en kunstmesthandel van Jaap Schuijt zich bevond. Die woonde er vlak naast in het nu nog bestaande pand van de familie Poel. Schuijt, tevens raadslid en veilingmeester, vertrok in 1920 naar Veur in Zuid-Holland, wegens zijn benoeming tot veilingmeester aldaar. Piet Kuijs, die zich later in de Dorpsstraat vestigde, zou de zaak hebben overgenomen.

Wapenfeiten van Coret’s drukkerij zijn de uitgifte van een gids voor Castricum en de ingebruikneming van een rotatiepers in het jaar 1920.
In december 1920 berichtte de krant dat een combinatie van ‘Amsterdamse heren’ de drukkerij, gevestigd aan de (Korte) Cieweg 81, telefoonnummer 15, had overgenomen om er een groot en modern bedrijf van te maken. De naam werd ‘Boek- en Handelsdrukkerij Brederode’. Volgens advertenties waren in mei 1921 de drukkerij en een kunstmesthandel nog steeds op hetzelfde adres te vinden.

Dante Alighieri geeft de ‘Castricummer Courant’ uit

Drukkerij Brederode was bepaald geen blijvertje. Op 15 juli 1921 richtte Louis Winkeler de drukkerijen uitgeversmaatschappij ‘Dante Alighieri’ op en ‘Brederode’ werd overgenomen. In 1922 koopt hij het bedrijfsgebouw van Jaap Schuijt waar de drukkerij dus al in zit.

Het doel van het nieuwe bedrijf werd als volgt omschreven:
“Het drukken en uitgeven van boekwerken en geschriften, waarvan de inhoud niet in strijd is met de rooms-katholieke geloofs- en zedenleer, bij voorkeur met een apologetische (verdedigende) strekking, het exploiteren van een drukkerij en het verrichten van alles wat tot het grafische vak behoort.”

Het aandeel in drukkerij Dante Alighieri.
Het aandeel in drukkerij Dante Alighieri.

Het maatschappelijk kapitaal bedroeg 100.000 gulden en er werden aandelen van 200 gulden per stuk uitgegeven.

De kleinzoon Lodewijk Winkeler zei over zijn grootvader:
“Hoe hij in Castricum verzeild geraakt is, is onbekend. Castricum was toch niet echt een plaats om een prestigieuze drukkerij te beginnen.”

Louis Winkeler had in 1915 aan de Haarlemmerstraat in Amsterdam de rooms-katholieke Boekcentrale opgericht, die later naar de Keizersgracht is verhuisd en tenslotte belandde in een monumentaal pand aan de Herengracht. De onderneming was vooral gericht op het uitgeven van stichtelijke literatuur voor rooms-katholieken.


Jaarboek 36, pagina 30

Louis Winkeler die in 1924 de Castricummer Courant uitgaf.
Louis Winkeler die in 1924 de Castricummer Courant uitgaf.

Louis Winkeler zag ook kansen voor een plaatselijke krant. In april 1924 verscheen de nieuwe krant iedere zaterdag onder de naam ‘Castricummer Courant’. Deze werd onder abonnees verspreid in Castricum, Heiloo, Limmen en Heemskerk tegen de prijs van 1 gulden per drie maanden. Een kopie van een exemplaar van 14 juni 1924 is bewaard gebleven. De krant werd bijzonder gewaardeerd. Volgens overlevering werden de verslagen en de commentaren van Winkeler op de vergaderingen van de gemeenteraad door iedereen verslonden.

Bij het einde van de eerste jaargang schreef Winkeler:
“Een vol jaar, week aan week hebben wij getracht u bekend te maken wat in onze omgeving is voorgevallen. Wij hebben naar ons beste vermogen gewezen op verkeerde toestanden of dank gebracht voor verbeteringen. Wij hebben een weinig kunnen meewerken tot het verkrijgen van de belangrijkste dingen als een strandweg en waterleiding, in één woord, wij trachten nuttig te zijn voor iedereen. De Castricummer Courant is een deel van Castricum’s leven geworden. Men wacht des Zaterdags op haar en wil haar lezen. Dat is voor ons een mooie voldoening. Het vergoedt enigszins de zorgen en moeite aan het redigeren van een blad verbonden.”
Vervolgens drong hij wel aan op meer abonnees en meer adverteerders om de krant in stand te kunnen houden.

Dirk Schotvanger.
Dirk Schotvanger. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Het eerste baantje na de lagere school van de in 2010 overleden Dirk Schotvanger was bij deze drukkerij. Dirk vertelde:
In 1924 kwam de Castricummer uit en daar ging ik toen abonnees voor zoeken. Ik was ook bezig in de afdeling boekbinderij en ik vouwde kranten. Er stonden twee grote drukpersen en een kleine voor kaartjes en zo. De zetters van de krant kwamen met de trein uit Alkmaar. Directeur Winkeler was een bekende man in het dorp. Hij zat altijd in de cafés want daar deed hij alle dorpsnieuwtjes op. Hij schreef ook grappige stukjes, in de rubriek ‘Langs de Dorpsstraat’ onder de naam ‘Barbertje.”

Louis Winkeler raakte tijdens zijn cafébezoeken bevriend met een andere trouwe klant, kapitein Rommel en hij kreeg het voor elkaar dat de kapitein voor de krant het vervoer per schip beschreef van hadjis (bedevaartgangers) naar Mekka. Rommel leverde ook een paar foto’s, maar die konden alleen in de drukkerij door abonnees bezichtigd worden (zie voor kapitein Rommel 12e Jaarboek, 1989).

In 1925 rolde er nog een bijzonder mooi drukwerkje van de pers: een VVV-gids voor Castricum met een beschrijving van het dorp en prachtige foto’s. Alle inspanningen ten spijt ging Dante Alighieri eind 1926 failliet. Een staking van de typografen vanwege achterstallig loon ging er aan vooraf. Louis Winkeler en zijn gezin vertrokken naar Amsterdam en verhuisden vervolgens naar Rijswijk. Daar werd hij drukker voor een religieuze lekencongregatie, de Kruisvaarders van Sint Jan. In 1936 overleed hij op 47-jarige leeftijd.

Drukkerij aan de (Korte) Cieweg.
Drukkerij aan de (Korte) Cieweg.

N.V. Castricumsche Drukkerij

Op 1 april 1927 startte aan de (Korte) Cieweg een nieuwe onderneming onder de naam N.V. Castricumsche Drukkerij. Inmiddels is dat dan al de vierde drukkerij in hetzelfde gebouw. De eerste directeur is Henricus Mathijs Maria Bettonviel. In 1930 werd hij opgevolgd door Jacob Polak, die tot 1934 op het adres Geelvinckstraat 13 woonde en vervolgens terugkeerde naar Amsterdam. Johan Houbaer heeft de directeursfunctie nog enige jaren waargenomen. De onderneming zette de activiteiten van Dante Alighieri op de oude voet voort, zoals onder andere door de uitgifte van VVV-gidsen en de Castricummer Courant.

De drukkerij kwam in 1928 in het nieuws vanwege een inbraak. De buit bestond uit een fiets en enige sigaren.

De gevechten tussen Russische en Engelse troepen tegen de Bataafse en Franse troepen, tijdens de slag bij Castricum.
Schilderij van de gevechten tussen Russische en Engelse troepen tegen de Bataafse en Franse troepen, tijdens de Slag bij Castricum op 6 oktober 1799. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

In 1932 verscheen de geschiedenis van ‘De Veldslag bij Castricum in 1799’ als vervolgverhaal in de krant. Vanwege het succes gaf de drukkerij de feuilleton in 1935 in boekvorm uit.

Carel J. Brensa

Op 10 november 1936 verspreidde de N.V. Castricumsche Drukkerij een bijzonder rouwnummer van de Castricummer Courant in verband met het overlijden van burgemeester Lommen. Het hoofdartikel, dat de hele voorpagina besloeg, was ondertekend door Carel J. Brensa.

Het bleek het pseudoniem te zijn voor Arie de Geus van den Heuvel. In 1933 was hij in Castricum komen wonen. Hij was toen al een bekend publicist. Arie was getrouwd met Cornelia J. Brens, vandaar het van de naam van zijn vrouw afgeleide pseudoniem Carel J. Brensa of zelfs dr. Carel J. Brensa.

Brensa was ook artiest en trad op voor de radio met ‘liedjes aan de vleugel’. Hij werkte in 1933 mee aan een revue van producent Frits Stapper. De revue heette ‘Kom mee! Hij weet het!’ Hollandse tekst en liederen van Carel J. Brensa.


Jaarboek 36, pagina 31

Het optreden in Carré zal ongetwijfeld een hoogtepunt geweest zijn voor hem, ook al omdat zijn geboortejaar 1887 toevallig ook het jaar is waarin Carré werd geopend. Helaas, volgens de recensies was de revue een mislukking en een zouteloos allegaartje.

Carel Brensa schreef twee detectives, een boek over een reis naar Zuid-Amerika en boeken op het gebied van de wielersport.

Carel J. Brensa (midden-boven) aanwezig bij de ondertekening van de overeenkomst tussen uitdager Max Euwe (met de pen in zijn hand) en de - toen nog wel - wereldkampioen schaken Aljechin in 1935.
Carel J. Brensa (midden-boven) aanwezig bij de ondertekening van de overeenkomst tussen uitdager Max Euwe (met de pen in zijn hand) en de – toen nog wel – wereldkampioen schaken Aljechin in 1935.

In 1935 verscheen van zijn hand het boek ‘Tachtig dagen schaak’ met een populair-historische rapportage van de tweekamp Euwe – Aljechinom het wereldkampioenschap schaken.

In Castricum was Carel Brensa actief als voorzitter van de Vereniging voor Forensenbelangen die later met de VVV ‘Castricum Vooruit’ fuseerde.

Hette Woudstra oprichter Nieuwsblad voor Castricum

Intussen was er nog een drukkerij in het dorp bijgekomen. Rond 1930 verhuurde bloemist en kweker Jan Kehl een bollenschuur aan Hette Woudstra aan de Dorpsstraat 72. Woudstra had een papiergroothandel en een drukkerij in Alkmaar en was uitgever van een krant onder de naam ‘De drie Egmonden’.

Hij begon in april 1936 met het ‘Nieuwsblad voor Castricum’ en is dus de oprichter van de nu (in 2013) nog bestaande krant. Het 75-jarig bestaan is – uitgaande van een eerste plaatselijke krant in 1924 – al in 1999 herdacht, maar het jubileum had feitelijk in 2011 gevierd moeten worden. Met de komst van het Nieuwsblad kreeg de door Winkeler opgerichte Castricummer Courant een onverwachte concurrent. Uit het programma voor een feestweek in de zomer van 1936 blijkt dat beide kranten vertegenwoordigd waren in een grote optocht van verenigingen en neringdoenden’. De twee kranten visten in dezelfde kleine vijver en dat bleek moeilijk vol te houden.

Drukkerij Nagengast

Hette Woudstra was de wegbereider voor drukkerij Nagengast. Piet Nagengast was zijn stiefzoon. Hij hielp veel mee in het bedrijf van zijn tweede vader en volgde een opleiding tot typograaf. Piet trouwde in 1936 met Catharina Henselmans en betrok de woning Dorpsstraat 107 vlak naast het Zusterhuis bij de rooms-katholieke kerk.

Het was kennelijk de bedoeling dat hij het filiaal van zijn stiefvader zou leiden, maar de verstandhouding was heel slecht en het liep al snel uit op ruzie. Hij verhuisde voor korte tijd met de drukkerij van Dorpsstraat 72 naar een schuur op het adres Dorpsstraat 38.

Per 1 oktober 1936 nam hij het filiaal en de uitgifte van het Nieuwsblad voor Castricum officieel over. Nog in hetzelfde jaar vestigde de drukkerij zich aan de Cieweg in het pand van de N.V. Castricumsche Drukkerij waarvan alle schulden en eigendommen werden overgenomen. Drukkerij Nagengast was al het vijfde grafisch bedrijf aldaar.

Door die overname kwam dus ook de Castricummer Courant in handen van Nagengast. Aan het eind van de jaren (negentien) dertig werd in de kop van het Nieuwsblad vermeld dat de Castricummer Courant erin was opgenomen.

Kop van het Nieuwsblad na de samenvoeging met de Castricummer Courant.
Kop van het Nieuwsblad na de samenvoeging met de Castricummer Courant.

Oorlogsjaren

Nagengast zette de uitgifte van het Nieuwsblad enthousiast voort. Zelf was hij in de eerste plaats drukker en geen journalist. De hoofdredacteur van de krant was J. Burger uit Beverwijk. Zo af en toe klom Nagengast zelf in de pen. In een hoofdartikel in 1941 gaf hij duidelijk te kennen dat hij van het nationaal-socialisme niets moest hebben. Zo schreef hij onomwonden:
“Het is een bekend feit, dat van NSB-ers gezegd wordt, dat voor hen de touwen klaar liggen en dat de bomen zijn aangewezen, waaraan zij zullen bengelen.”

Hij wilde het zelf zogenaamd niet over politiek hebben, maar over een levenshouding en over principes en benadrukte: “Wij zijn en blijven vrije menschen; wij zijn en blijven vrije Nederlanders en we kiezen zelf onze weg.” Hoe ‘voorzichtig’ hij zijn mening ook geformuleerd had, de krant werd enige tijd verboden, door Seyss Inquart op verzoek van NSB-burgemeester Sloet tot Everlo.


Jaarboek 36, pagina 32

Piet Nagengast met de antieke trapdegel-drukpers (1961).
Piet Nagengast met de antieke trapdegel-drukpers (1961).

In een terugblik op zijn Castricumse jaren van 1936 tot 1946 vermeldde Nagengast dat er niet minder dan zeven andere bladen in die tijd ook hun geboortedag hebben gevierd, doch na een kort leven ten grave werden gedragen: “Het meest funeste blad was ‘De gemeentebode’, onder redactie van de NSB-burgemeester. Schouder aan schouder hebben wij gestreden tegen dit unfaire blaadje.”

De drukkerij, die hoofdzakelijk haar bestaansrecht had gevonden in het uitgegeven van kranten en periodieken, lag in de oorlogsjaren praktisch stil. Krantenpapier was niet meer verkrijgbaar. Met moeite kon hij nog wat druk-orders voor de Distributiekring Castricum en Uitgeest uitvoeren. Daarvoor kreeg de drukkerij in januari 1945 alleen nog stroom op woensdag en donderdag van 9.00 tot 16.00 uur.

Het Nieuwsblad voor Castricum gecombineerd met het illegale blad ‘Strijd’.
Het Nieuwsblad voor Castricum gecombineerd met het illegale blad ‘Strijd’.

Vanaf oktober 1944 verscheen het illegale blad ‘Strijd’. Het was een stencil dat na lezing zo snel mogelijk moest worden doorgegeven aan ongeveer tien adressen. Veel berichten kwamen van luisteraars van her en der verstopte radio’s.

De Stencilmachine die gebruikt is voor het illegale blaadje De Strijd in de Tweede wereldoorlog.
De Stencilmachine die gebruikt is voor het illegale blaadje De Strijd in de Tweede wereldoorlog. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

De krantjes kwamen van een stencilmachine die in het kleine huisje stond van tante Sientje, mevrouw Gesina Veldt-Van der Hurk aan de Kooiweg.

Strijd gaat over in Nieuwsblad

Direct na het eind van de oorlog blies Nagengast zijn bedrijf weer nieuw leven in. Op 14 mei 1945 verscheen er al een bijzondere uitgave van het blad Strijd en vervolgens werd het Nieuwsblad voor Castricum in de eerste maanden uitgegeven in combinatie met het voorheen illegale blad. Als redactionele medewerkers werden genoemd: V. de Groot, J. Bliek, J. Krom, J.C. Krom en H. Nijdam.

De eerste zinnen van het hoofdartikel getiteld ‘Bij onze terugkomst’ in de editie van 30 mei 1945 luidden:
“Het doet ons bijzonder veel genoegen weer ten toneele te mogen verschijnen. Zooals u aan ons uiterlijk ziet, zijn wij door de oorlog ook vermagerd. Jarenlang hebben de moffen en hun vuige trawanten ons het zwijgen opgelegd; thans zullen wij onze oude functie de spiegel van Castricum’s openbare mening weer hervatten.”

Op 10 augustus 1945 werd wel een heel bijzondere uitgave van het Nieuwsblad bezorgd. Deze bestond uit een aan één kant bedrukt A4-tje met in grote letters de bekendmaking van de capitulatie van Japan.
Onder meer door papierleveranties aan verzetsorganisaties en het drukken van bonkaarten hield Nagengast uit de oorlogsjaren veel relaties over. Een grote toename van orders was het gevolg, waardoor het pand aan de (Korte) Cieweg te klein werd.

In april 1946 kondigt Piet Nagengast in zijn krant het vertrek van de drukkerij uit Castricum aan. Het was hem naar zijn zeggen niet snel genoeg gelukt medewerking van de gemeente te krijgen voor nieuwbouw, maar waarschijnlijk had het ook met opdrachtgevers te maken. In Alkmaar slaagde hij erin aan de Laat een pand met twee verdiepingen te bemachtigen. Het bovenste gedeelte werd verhuurd aan een modeatelier.

Het personeel dat in Castricum voor het bedrijf werkte, ging mee naar de nieuwe vestiging en ook het Nieuwsblad werd er nog enkele jaren gedrukt. Op zaterdag 7 september 1946 opende Nagengast zijn nieuwe bedrijfsruimte.


Jaarboek 36, pagina 33

Data uit de krantengeschiedenis:

1919 Weekblad voor Castricum uitgegeven door drukkerij De Kennemer in Beverwijk.
1919  N.V. Coret’s drukkerij gevestigd aan de (Korte) Cieweg.
1920  Drukkerij Brederode neemt Coret over.
1924 Nieuwe drukkerij Dante Alighieri van Louis Winkeler start de Castricummer Courant.
1927 De Castricumse Drukkerij volgt Dante Alighieri op en neemt de krant over.
1930 Hette Woudstra opent een drukkerij aan de Dorpsstraat.
1936 Hette Woudstra begint met het Nieuwsblad voor Castricum. De krant wordt in hetzelfde jaar overgenomen door stiefzoon Piet Nagengast die ook de Castricumse drukkerij aan de Korte Cieweg en de Castricummer krant overneemt.
1941 Nieuwsblad voor Castricum verboden.
1941 Drukkerij Boesenkool en zoon vestigt zich aan de Geelvinckstraat. Huis-aan-huis blad ‘De Faam’ wordt enige jaren uitgegeven.
1946 Drukkerij Nagengast verhuist naar Alkmaar en particulieren gaan het Nieuwsblad exploiteren.
1949 Drukkerij Boesenkool koopt het Nieuwsblad voor Castricum.
1966 Onze Krant opgericht. Het Nieuwsblad wordt ook huis-aan-huis verspreid.
1976 Drukkerij Boesenkool betrekt het pand van de voormalige zuivelfabriek aan de Breedeweg.
1986 Nieuwsblad voor Castricum doorverkocht aan de uitgeverij van de Verenigde Noord-Hollandse Dagbladen.
1989 De Castricummer opgericht.
2006 Nieuwsblad voor Castricum stapt over op tabloidformaat.

Stichting Nieuwsblad voor Castricum

Door zijn vertrek uit het dorp zag Nagengast geen kans meer het Nieuwsblad te leiden. Hij slaagde erin enkele plaatsgenoten te interesseren voor een overname van het blad en de Stichting ‘Nieuwsblad voor Castricum’ werd opgericht. Het nieuwe redactieadres per 1 mei 1946 was bij J. Wahlen, Geelvinckstraat 26.

Het was geen geringe opgave om de krant twee keer per week op woensdag en zaterdag te laten verschijnen. De kopij moest een dag van tevoren bij drukkerij Nagengast in Alkmaar worden aangeleverd. Wahlen hield het na ruim een jaar voor gezien. In de krant van 30 november 1949 verklaarde Wahlen uitvoerig zijn vertrek. Hij bedankte alle medewerkers: Karel Vermeulen (tevens onderwijzer) voor de administratie, Bram Borst voor zijn werk als verslaggever, Ger van Weel die veel aandacht besteedde aan de herdenking van de Tweede Wereldoorlog en Joop Boot die de uitwedstrijden van CSV versloeg. Ook bedankte hij Ab van Kluyve voor zijn pittige actuele poëzie, zuster Bots voor de gevoelige verzen en nestor Stolk die vanuit het huis van ouden van dagen af en toe ook nog eens ‘zijn harp liet ruisen.’

In juli 1947 verkocht hij de krant aan de effectenmakelaar Johan Bos, Karel Vermeulen (onderwijzer) en Hein Groot (schoenenwinkel), maar ook voor hen werd de last al snel te groot. Per 1 december 1949 nam Klaas Boesenkool het Nieuwsblad voor Castricum over.

Bram Borst, metselaar, kolenboer, pompbediende, conciërge, zanger en verslaggever.
Bram Borst, metselaar, kolenboer, pompbediende, conciërge, zanger en verslaggever.

Bram Borst (1919-2007)

Van 1 januari 1949 tot 1953 werkte Bram Borst voor het Nieuwsblad. Hij was de opvolger van Jan Stuifbergen (bijnaam: de Koet), wiens eigenlijke beroep verzekeringsagent was en die de functie in 1947 en 1948 vervulde. Jan stond ook bekend als een ‘halve advocaat’ die voor de mensen in de bres sprong.

De ontdekker van het schrijftalent van Bram Borst was Johan Bos. Bram Borst had wel eens wat geschreven voor ‘Het katholiek Thuisfront’ voor de soldaten overzee en was daarmee opgevallen. Hij werkte eerst als metselaar bij het bedrijf van zijn vader, aannemer Gerrit Borst, maar op doktersadvies was hij aan het werk gegaan bij de Hoogovens. Bos haalde hem over om voor de krant te gaan werken en dat deed hij tenslotte met veel plezier. Borst schreef niet alleen, hij wierf advertenties en abonnees, vouwde kranten, bezorgde ze en haalde het abonnementsgeld op van 70 cent per maand.

Door onenigheid over een door Klaas Boesenkool voorgestelde salarisverlaging keerde hij weer terug bij het bedrijf van zijn vader. Daarna was hij nog zeker 10 jaar werkzaam bij de kolenhandel Steeman en vervolgens 17 jaar conciërge bij het Jac. P. Thijsse College. Hij was een uitstekend zanger en lid van diverse koren. Op 27 december 2007 overleed Bram Borst op 88-jarige leeftijd.


Jaarboek 36, pagina 34

Klaas Boesenkool, oprichter van drukkerij Boesenkool en Zoon.
Klaas Boesenkool, oprichter van drukkerij Boesenkool en Zoon.

Boesenkool naar Castricum

Klaas Boesenkool had in een vakblad gelezen dat er een drukkerij in Castricum te koop stond. Het was de drukkerij van Johan Eriks in de Geelvinckstraat, die daar nog maar een paar jaar (vanaf november 1936) gevestigd was.De toen 26-jarige Eriks verbleef in Duitsland en de drukkerij lag stil.

Het woonhuis van de familie Boesenkool in de Geelvinckstraat met daarachter het pand waar de drukkerij gevestigd was.
Het woonhuis van de familie Boesenkool in de Geelvinckstraat met daarachter het pand waar de drukkerij gevestigd was.

Jan Boesenkool (geboren in 1920) vertelt:
“Mijn vader kwam oorspronkelijk uit Staphorst, mijn moeder uit Yerseke. Zelf ben ik geboren in Rotterdam. Ik ben er nog eens een kijkje wezen nemen. De straat, een zijstraat van de Maashaven, is er nog. Wij zijn in 1941 naar Castricum gekomen. Zo gauw mijn vader zich kon verbeteren, kwam de verhuiswagen en daar gingen we weer. We hebben achtereenvolgens in Mijdrecht gewoond, een half jaar in Soest, in Rotterdam en in Meppel. In Rotterdam was hij in 1920 zelf nog een drukkerij begonnen. Van 1934 tot 1941 hebben we in Middelburg gewoond. Mijn vader was bedrijfsleider bij drukkerij De Boer. Ik was daar leerling.

De stad was op 17 mei 1940 gebombardeerd door de Duitsers, de drukkerij brandde af en mijn vader werd overgeplaatst naar Vlissingen. Hij heeft nog een half jaar vast gezeten. Toen hij weer thuis kwam, was een herplaatsing in het bedrijf een probleem. Voor mij dreigde uitzending naar Duitsland. Er moest wat gebeuren. In Castricum stond een drukkerij te koop. Daar heeft mijn vader de hand op weten te leggen en zodoende zijn we dus vanuit Middelburg naar Castricum verhuisd.

De inventaris van de drukkerij bestond uit letterkasten (zetbokken), een trapdegel en een ‘Johannisberger snelpers’ met motoraandrijving. In de Geelvinckstraat was mijn vader de zetter en ik de drukker. We hadden ook een zetter, waarmee we ook in Middelburg werkten. Ik vergeet nooit dat de eerste klant die binnenstapte slager Lakeman uit Bakkum was, die wat nota’s liet drukken. We hadden geluk dat we veel werk meekregen uit Middelburg vandaan. We konden zeker een half jaar vooruit en hier verder de boel opbouwen.

Mijn vader had het idee om naast het handelsdrukwerk een krant uit te geven. Dat is het blad ‘De Faam’ geworden dat in september 1941 voor het eerst verscheen. Op vrijdag werd het gratis huis aan huis bezorgd. Het Nieuwsblad bestond al, maar dat werd alleen onder abonnees verspreid. Je had misschien 2.500 kranten, meer niet. Na het drukken pakte je je fiets en ging je ‘s avonds de krant nog bezorgen. Met een lantaarntje liep je tot middernacht met de kranten door het dorp. Mijn vader hielp ook mee. Rond 1943 was het afgelopen. De bezetter besloot geen papier meer toe te staan voor plaatselijke blaadjes. In augustus 1945 zijn we weer begonnen met ‘De Faam’, waarin ook het rooms-katholieke blad ‘Nieuwe Banen’ was opgenomen. Die krant heeft niet lang bestaan.

De eigenaren Bos, Vermeulen en Groot kwamen vader vragen of hij interesse had het Nieuwsblad over te nemen. In december 1949 zijn wij daarmee begonnen. We drukten de krant eerst op de Johannisberger snelpers waar we het papier met de hand in moesten leggen. Enkele jaren later kochten we een ‘Heidelberger’. Eerst werd de krant halfautomatisch gevouwen. Als deze uit meerdere bladen bestond, moest er ingestoken worden. Vroeger werd er met de hand gezet. Ik heb nog een zethaak, waarin de letters geplaatst werden. Toen kwamen de loodzetmachines. We hadden er twee staan. Later kwamen er twee nieuwe bij. Je tikte een letter aan en dan kwam de matrijs aan draden naar beneden. Vervolgens kwam de loodpot naar voren. Als je ziet hoe nu een krant gemaakt wordt en vroeger … Dat kan je je niet meer voorstellen; we hebben wat afgesappeld.

In 1947 kwam Tinus Zijp bij ons werken. Ik zie hem nog komen. Hij werd door zijn vader gebracht op zijn klompies. Hij kreeg een grafische opleiding in Alkmaar en werd zetter en ook drukker. Tinus heeft 43 jaar bij ons gewerkt. Hij was als een broer voor me. Helaas is hij in 2011 overleden.”

Tinus Zijp achter de computer.

Tinus Zijp (1933-2011)

“Na de lagere school ging ik naar Boesenkool. Het was in 1947 en ik was 14 jaar. Mijn vader had wel gewild dat ik net als hij schilder werd, maar hij had al snel in de gaten dat dat niets voor mij was.

Op zaterdagmiddag ging ik naar de ambachtsschool en daar leerde ik het grafische vak. Normaal werkten we zaterdag de hele dag nog, maar omdat ik dat diploma moest halen, kreeg ik vrij. Tot 12.00 uur moest ik werken, dan thuis eten en vervolgens op de fiets naar Alkmaar, waar ik om 13.00 uur moest wezen. Zo heb ik hard leren fietsen.


Jaarboek 36, pagina 35

De opleiding, een halve dag per week, duurde 4 jaar. Maar ik had al een jaar ervaring voor ik met de opleiding begon.

Eerst moest ik de letterkast leren kennen. Daar kreeg ik twee of drie uurtjes de tijd voor. Na een week stond ik net als een volleerd handzetter te werken. Ik leerde handzetten door het maken van gebedenplaatjes voor pastoor Goes. Klaas Boesenkool kon het linkshandige schrift van de pastoor niet lezen.

We waren met z’n drieën, de oude Boesenkool, zijn zoon Jan en ik. Later kwam er nog een drukker bij, André Götz. Je leerde het hele vak, want je moest zowel zetten als drukken.

In het begin drukten we nog geen kranten, het was zuiver particulier werk. Ook boekbinden heb ik bij Boesenkool nog geleerd van meneer Haaske.

Toen ik er acht jaar werkte, kreeg ik het diploma voor leermeester. Ik had een paar leerlingen gehad en van de tien slaagden er acht. Van de grafische bond, wat toen een machtige organisatie was, kwamen ze vragen hoe dat kon, want de drukkerij had officieel geen leermeester. Toen hebben ze mij het diploma gegeven. Eerst hebben we de krant nog een paar jaar met de hand gezet. Met de zethaak in je hand pakte je letter voor letter. Dat was toen we in 1949 het Nieuwsblad overnamen van de toenmalige eigenaren.

Rond 1952 kregen we ook een loodzetmachine. Joop Kibbelaar, die getrouwd was met Riet Boesenkool, werkte daarmee. Joop had gaten in zijn knieën van de warmte van de loodpot. Het lood in de machine werd kokend heet. Je tikte de letter aan dan ontstond de regel en dan kwam de loodpot er naar toe.

Op de Breedeweg heb ik ook nog met de hand gewerkt, maar dat was zuiver het particuliere werk. De zetmachines werden voor de krant gebruikt.

Dat fotografisch zetten vond ik een afgrijselijk iets. Tegenwoordig is het 2 uur werken en dan een kwartier eraf. Wij zaten ‘s morgens om 6 uur en ‘s avonds om 6 uur ging je er achter vandaan. Eerst woog ik 60 kilo en toen werd ik 70 kilo. Ik vond het een verschrikking dat werken met die computer. Je had geleerd goed te letten op het afbreken van woorden, maar nu doet de machine het en dan erger ik me vaak aan de fouten die gemaakt worden. Al ben ik nu al 20 jaar weg, ik let er nog op. Het stoort me echt. De Nederlandse taal moest je beheersen.

Tinus Zijp was het oude handzetten nog niet verleerd.
Tinus Zijp was het oude handzetten nog niet verleerd.

Het grootste aantal collega’s waarmee we in de Geelvinckstraat werkten, was een man of 12. Op de Breedeweg maximaal 28. Ik heb 43 jaar bij Boesenkool gewerkt. Eerst bij Klaas, toen bij Jan en tenslotte bij Ton Karels.”

Jan van der Schaaf, die vanaf zijn schooltijd het liefst muziek maakte.
Jan van der Schaaf, die vanaf zijn schooltijd het liefst muziek maakte.

Jan van der Schaaf

“Ik heb mijn eerste opleiding als drukker van Tinus Zijp gehad. Toen ik een jaar of 14 was omstreeks 1955, nam mijn vader me aan de hand mee naar Klaas Boesenkool. Om te beginnen moest ik het ABC in letters opzoeken en


Jaarboek 36, pagina 36

tegen elkaar leggen. Ze haalden wel grappen met me uit. Dan moest ik een letterzeef halen bij de smid bijvoorbeeld. Dan bleef ik mooi de hele middag weg, dus daar stopten ze mee. Ik weet nog dat ik eens een bidprentje heb gezet. Dat is met het kleinste lettertje dat er is. Normaal gesproken moet dat wel in twee of drie uur lukken. Ik liet het uit mijn handen vallen. Nu word ik ontslagen, dacht ik, maar ze vonden het niet erg. Het hoorde bij het leerproces.

Voor afbeeldingen in de krant maakte je van loodautotypen of clichés. We hadden een groot gasstel en daar zetten we een pan op. De oude clichés gingen er in en dan kreeg je dus een pan met gesmolten lood. Dat lood werd in een matrijs gegoten. Het spatte soms tegen het plafond aan. Je moest dus gieten zonder te kijken met je hoofd afgewend en hopen dat het goed ging. Bij de machine van de typograaf, die werkte met letters aan een draadje, ging ook vaak iets mis. Dan riep de typograaf: onderuit! Dan gingen we gebukt staan, want dan spoot de machine lood.

Invouwen en insteken van de krant, we hielpen met alles mee. Als de krant uitkwam, wist je nooit hoe laat je thuis kwam. Het moest allemaal maar net goed lopen. Het was heel hard werken. Ik heb ook bij verschillende andere grafische bedrijven gewerkt, maar vanaf mijn schooltijd is muziek voor mij toch het belangrijkste geweest.”

Cor Lof van drukker tot acquisiteur

Mijn vader Cor Lof werd hoofdzetter bij Boesenkool en ik rolde er vanzelf in. Eerst als bezorger van het Nieuwsblad in Heemskerk. Ik begon in de jaren (negentien) zestig als krullenjongen bij Boesenkool en volgde één dag per week een opleiding als boekdrukker. Ik maakte de overgang mee van het loodtijdperk naar het fotografisch zetten. Dat werken met lood was niet erg gezond. Veel melk drinken was een remedie tegen de looddampen, zo werd gezegd.

De redactie van het nieuwsblad voor Castricum.
Dit is de redactie van het nieuwsblad voor Castricum. Het blad bestaat in 1999 75 jaar. Links Cor  Lof, Ad van de Velde en in het midden Tanya de Goede. Dorpsstraat 35 in Castricum, 1999. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Langzamerhand nam ik het ophalen van advertenties over van Ad van de Velde. Ik kreeg een goede band met de adverteerders en maakte met de gegevens die ik van ze kreeg, de advertentie zelf op. Door de vereenvoudiging van het drukproces en de grotere mogelijkheden kwamen er in de jaren (negentien) negentig steeds meer eigen folders en verminderde de hoeveelheid advertenties. Toen er nog abonnementsgeld werd geheven, was de verhouding 40 procent tekst en 60 procent advertenties. Toen de krant gratis werd, veranderde dat in 25 procent en 75 procent.

De overgang naar tabloidformaat in november 2006 veranderde ook de berichtgeving. De hoeveelheid nieuws bleef minstens gelijk, maar de tekst werd korter en puntiger. Zo konden we meer berichten op dat kleinere formaat kwijt. In mei 2012 ben ik na 48 jaar gestopt.

Verslaggever Huug Kortekaas (1922-1966) in actie bij de start van een wielerronde voor de jeugd: de Tour de Flevo.
Verslaggever Huug Kortekaas (1922-1966) in actie bij de start van een wielerronde voor de jeugd: de Tour de Flevo.

Redacteuren

Huug Kortekaas volgde in 1953 Bram Borst op. Kortekaas kwam oorspronkelijk uit Wassenaar en kwam in de hongerwinter in Heiloo terecht. Oorspronkelijk werkte hij bij een loodgietersbedrijf, maar hij kreeg ernstige longklachten. Zwaar werk kon hij dus niet meer doen. Net als Bram Borst combineerde Kortekaas de verslaggeverij met het werven van advertenties en alles wat er verder te doen viel. Hij maakte ook foto’s en ontwikkelde ze in zijn huis aan de Leo Toepoelstraat. Kortekaas werd in het dorp ‘Volle maan’ genoemd vanwege zijn kaalhoofdigheid. Huug overleed al op 43-jarige leeftijd in 1966.

Quirinus de Ruijter
Quirinus de Ruijter

Zowel Bram Borst als Huug Kortekaas werkten wel samen met andere freelancers zoals de onderwijzer meester Kattestaart en de oer-Castricummer Quirinus (Rinus) de Ruijter. De Ruijter werd geboren in het duin in een uit 1836 daterende stolpboerderij die de Kroftwoning werd genoemd.

De Kroftwoning.
De Kroftwoning. Kroftlaan, duinen in Bakkum, 1916. Deze stolp stond in het duin. De boerderij is in 1916 gesloopt. De boerderij werd bewoond door de familie Willem de Ruijter en de familie Zonneveld (Piet van Sien). De Krochtlaan (ook wel Kroftlaan) is een zijweg van de Zeeweg tegenover het voetbalveld. Na enige honderden meters zien we links een groot veld. Een goed opmerker zal zien dat ongeveer twintig meter daarvoor de sloot langs de weg door een dam wordt onderbroken. Deze dam was de toegang tot de Kroftwoning die in 1836 in het kader van de ontginning werd gebouwd. Grafiettekening van Mijne Krist. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Hij verzorgde onder andere de loonadministratie voor de Dienst Uitvoering Werken (DUW) belast met werkverschaffingsprojecten. Hij schreef graag over historische onderwerpen. Zijn authentieke volksverhalen heeft hij gebundeld in het boek ‘Schippers van het Stet’, dat hij in 1975 ten doop hield.

De plaatselijke verslaggevers verdeelden de taken; de een ging bijvoorbeeld naar het toneel en de ander naar de gemeenteraad. Ze gebruikten carbonpapier en op het station, vanwaar hun producten naar de diverse redacties werden vervoerd, wisselden ze de doorslagen uit.

Karel Hille begon zijn carrière in 1965 bij het Nieuwsblad voor Castricum.
Karel Hille begon zijn carrière in 1965 bij het Nieuwsblad voor Castricum.

Karel Hille

In de loop van 1965 betrad de toen 20-jarige Karel H. Hille de Castricumse arena. Hij had zich al verdienstelijk gemaakt voor het Nieuwsblad met het verzorgen van een rubriek voor


Jaarboek 36, pagina 37

tieners, ‘Monitor’ genaamd, waarin nieuwe grammofoonplaten werden besproken. Karel gooide zich als verslaggever voluit in de politieke strijd die rond woningbouw in Molendijk losbarstte. Ingezonden stukken, rechtsgedingen, pamfletten, satirische krantjes, het kon niet op. Onder andere het bekende raadslid ir. Willem Stam weerde zich geducht.

Karel Hille stapte in augustus 1967 over naar concurrent ‘Onze Krant’. In de plaatselijke muziekwereld had hij intussen zijn sporen verdiend. Hij was oprichter van ‘De Paloma’s’, deed nadien de public relations voor de in Castricum en omstreken beroemde band ‘The Frogs Ltd’, schreef teksten en organiseerde festivals in het dorp.

Geen jaar later trad hij als pr- en publiciteitsmanager in dienst van platenmaatschappij EMI-Bovema, waar hij in 1969 de eerste grote hit voor Robert Long en Unit Gloria schreef: ‘The last seven days’, een jaar later gevolgd door een tweede topvijf song ‘Our Father’. Voor Mieke Telkamp schreef hij het onsterfelijke begrafenis en crematielied ‘Waarheen, waarvoor …’, goed voor een ‘Diamanten Award’ wegens verkoop van 1 miljoen stuks. Ook voor zijn tekst ‘Als de dag van toen’, vertolkt door Reinhard Mey, ontving hij gouden en platina platen.

Nadien was hij elf jaar als journalist werkzaam voor De Telegraaf / Privé en sinds 2000 maakt hij deel uit van de redactie van het weekblad Story. Daarnaast is Hille verantwoordelijk voor de productie van tientallen tv-documentaires, waaronder de wereldwijd uitgezonden en opzienbarende documentaire over Rudolf Hess, ‘De moord op de dubbelganger van Spandau’. Deze documentaire werd genomineerd voor de Nipkowschijf.

Ad van de Velde werkte 34 jaar voor het Nieuwsblad.
Ad van de Velde werkte 34 jaar voor het Nieuwsblad.

Ad van de Velde 34 jaar Nieuwsblad

De opvolger van Karel Hille als redacteur van het Nieuwsblad werd in 1967 Ad van de Velde, toen 23 jaar oud met als enige ervaring de schoolkrant. In een gesprek in maart 1999 vertelde hij:
“Ik werkte bij de Arbeiders Pers, die naast het Vrije Volk ook veel boeken uitgaf. Rooie boeken, maar ik had in die jaren wel affiniteit met rood. Ik was gewoon administratief medewerker, maar raakte geboeid door de dynamiek van het krantenbedrijf. Ik kende Karel Hille die ook bij ons in de Geelvinckstraat had gewoond. Hij keek uit naar een opvolger en dacht dat dat baantje ook wel wat voor mij zou zijn. Ach, die gedachte was niet vreemd. We hadden op de Ulo samen al eens een aantal keren een schoolkrant gemaakt.
Ik denk dat we 14 dagen samen gewerkt hebben, voordat hij naar ‘Onze Krant’ overstapte.

Behalve met schrijven werd ik ook opgezadeld met de acquisitie. Ik denk dat ik een jaar of tien die dubbelfunctie heb gehad. Ik heb me nooit tot die advertentieafdeling aangetrokken gevoeld en dan moest je ook nog een stukje over een zakelijke activiteit schrijven.

Het brengen van nieuws heeft voor mij altijd voorop gestaan. Bij Boesenkool werd niet naar de verkochte millimeters gekeken. We maakten elke week weer een krant van 10 tot 12 pagina’s. Ook als er eigenlijk tekort advertenties waren. Het Nieuwsblad fungeerde gewoon als visitekaartje van de drukkerij.

Foto’s heb ik lange tijd zelf gemaakt en ‘s avonds en ‘s nachts ontwikkelde ik ze thuis en drukte ze af. Ook nu de krant in andere handen is, na ruim dertig jaar, ga ik nog elke dag met plezier naar mijn werk.

De werkomstandigheden zijn wel verbeterd. Ik begon zittend achter een bureautje boven op de overloop van de woning van de familie Boesenkool.

Over het vooruitzicht van de VUT zei Ad: “Het zal niet eenvoudig zijn om helemaal geen pen meer te hanteren. Ik kijk er niet naar uit, maar zal het – als de tijd rijp is – toch wel kunnen accepteren. Dan word ik graag lid van de Werkgroep Oud-Castricum.”

Het mocht niet zo zijn. In 2000 werd Ad van de Velde ziek en op 6 september 2001 overleed hij op 57-jarige leeftijd. Ruim 34 jaar had hij voor de krant gewerkt. Zijn collectie foto’s liet hij na aan Oud-Castricum.

Onze Krant

‘Onze Krant’ werd in 1966 opgericht door een voormalig medewerker van drukkerij Boesenkool, typograaf Steeman. Deze krant met als redacteur Werner Spruit zette zich nog wel eens af tegen vermeende misstanden.


Jaarboek 36, pagina 38

Het Nieuwsblad kwam in maart 1967 met een ludieke felicitatie van ‘Onze Krant’ in de vorm van een collage van de sappige koppen die het blad hadden gedomineerd. Het kantoor van ‘Onze Krant’ was eerst hier aan de Dorpsstraat en later aan de Rijksstraatweg in Limmen gevestigd. In1977 nam de uitgever van de Verenigde Noord-Hollandse Dagbladen de krant over.

In de jaren (negentien) zestig verscheen het Nieuwsblad nog twee keer per week en je moest er op geabonneerd zijn om de krant in de bus te krijgen. Het abonnement kostte een tientje per jaar. Als groeigemeente kreeg het dorp een ware invasie van nieuwe inwoners binnen haar grenzen. De meesten van die nieuwkomers zagen een abonnement niet zo zitten en toen ook nog de gratis huis-aan-huiskrant (Onze Krant) werd geïntroduceerd moest Boesenkool mee, of hij wilde of niet. Het Nieuwsblad werd in 1966 een gratis huis-aan-huisblad.

Drukkerij Boesenkool barst uit zijn voegen

In de jaren (negentien)vijftig gaf Boesenkool zelf drie kranten uit. Behalve het Nieuwsblad waren dat de Assendelfter ende Heemskerker. Vervolgens kwamen er steeds nieuwe opdrachten bij. Speciaal voor de krantendruk werd een tweedehands rotatiepers gekocht, waarvoor eerst aan de achterkant de drukkerij werd vergroot. Ook aan de zijkant werd er uitgebouwd. Die uitbreiding werd in een weekend gerealiseerd. Nood breekt wet …

Toen Klaas Boesenkool in 1963 op 67-jarige leeftijd overleed, nam Jan Boesenkool de leiding over.

De overvolle drukkerij in de Geelvinckstraat.
De overvolle drukkerij in de Geelvinckstraat. Van links naar rechts Jan Boesenkool, Cor Lof, Ron Wagenaar, Jaap Koopman, Ton Karels en Tinus Zijp.

Het bedrijf ontwikkelde zich voorspoedig. Het pand aan de Geelvinckstraat werd veel te klein. Behalve kranten werd er natuurlijk ook nog ander drukwerk in de krappe werkruimte vervaardigd.

Van 1976 tot 1987 was de voormalige zuivelfabriek aan de Breedeweg het domicilie van drukkerij Boesenkool.
Van 1976 tot 1987 was de voormalige zuivelfabriek aan de Breedeweg het domicilie van drukkerij Boesenkool.

De voormalige zuivelfabriek aan de Breedeweg 1 werd gekocht. Op 19 januari 1976 werd dat veel grotere gebouw in gebruik genomen. De drukpers uit de Geelvinckstraat werd uitgebreid van twee naar vijf units en kon nu 12 pagina’s in dagbladformaat aan. Inmiddels was Ton Karels (zoon van de zuster van Jan Boesenkool) in de directie gekomen en per 1 juli 1979 volgde hij Jan Boesenkool op. Harm Noordhoorn kreeg de leiding over de handelsdrukkerij en was ook verantwoordelijk voor de grafische vormgeving.

In 1986 verkocht Ton Karels het Nieuwsblad voor Castricum aan de Noorderpers, een onderdeel van de Verenigde Noord-Hollandse Dagbladen. De offset-rotatiedrukkerij Boesenkool, inmiddels gespecialiseerd in krantendruk, verhuisde in 1987 naar de Castricummer Werf. Het was een mooi gebaar dat Tinus Zijp de opening mocht verrichten.

Het handelsdrukwerk en het familiedrukwerk was per 1 december 1986 al overgenomen door Harm Noordhoorn en Flip van Aalzum onder de bedrijfsnaam Tipos Vormgeving en drukwerk.

Al het personeel van drukkerij Tipos.
Al het personeel van drukkerij Tipos. Anna Paulownastraat 30 in Castricum. Foto Ad van de Velde. Toegevoegd.

Het bedrijf werd gevestigd in de voormalige kruidenierswinkel van Jan Tervoort op de hoek van de Anna Paulownastraat. De gepensioneerde Jan Boesenkool trad in begin jaren (negentien) negentig weer in dienst bij Tipos, waar hij tot de overname en verplaatsing van het bedrijf naar Alkmaar op 1 april 2008 de oude Heidelberger-drukpers trouw bleef bedienen.

Na de verkoop van het Nieuwsblad voor Castricum, kregen Cor Lof, Veroni Peereboom, later opgevolgd door Tanya de Goede en Ad van de Velde, een nieuwe kantoorruimte aan de Van Egmondstraat. In 1992 verhuisde het team naar een meer centraal aan de Dorpsstraat gelegen kantoor.


Jaarboek 36, pagina 39

Ad Bom liep voor het Nieuwsblad tien jaar in zijn vrije tijd het vuur uit zijn sloffen.
Ad Bom liep voor het Nieuwsblad tien jaar in zijn vrije tijd het vuur uit zijn sloffen.

Ad Bom, columnist 1968-1978

In 1968 verhuisde ons gezin van Amsterdam naar Castricum waar wij een huis betrokken in de nieuwbouwwijk Molendijk. Omdat ik (Ad Bom) al eerder journalistiek werk had gedaan en graag wilde inburgeren, nam ik contact op met het Nieuwsblad voor Castricum. Mijn aanbod om mee te werken werd aanvaard. Er moest veel werk verzet worden om wekelijks al het dorpsnieuws te brengen. Er moest overal aandacht aan besteed worden.

Er gebeurde ook heel veel in die tijd: een nieuw zwembad, een winkelcentrum, de aanleg van uitvalswegen, een nieuwe bibliotheek, voorbereiding van een nieuw raadhuis, een jongerencentrum, enzovoorts.

De gemeenteraadsvergaderingen waren in het leuke oude raadhuis. Grote opwinding als ir. Willem Stam het woord voerde. Er zou een boek over te schrijven zijn. Politieke discussies die vaak tot na middernacht duurden. Ik vond het fijn een eigen kritische column te hebben onder de titel ‘Raedspraet’. In het begin anoniem, maar tenslotte zag ik mij genoodzaakt mijn naam bekend te maken.

Herinneringen ophalen is moeilijk, het zijn slechts flitsen. Persoonlijk denk ik met plezier terug aan de activiteiten van de door wethouder Jacques Mulder opgerichte Culturele Werkgroep Castricum, waaraan ik mocht meewerken. Veel bekende artiesten en musici kwamen naar Castricum en alle verenigingen konden zich op een speciale avond in De Clinghe presenteren. Het was een zeer boeiende tijd.

De Clinghe.
Oorspronkelijk was de huidige De Clinghe een personeelsziekenhuis, ook wel paviljoen 4 genoemd. In 1967 is het gebouw geïntegreerd in het sociaal centrum De Clinghe. Het gebouw heeft daarna diverse verbouwingen ondergaan. Op de foto de entree van het gebouw. Oude  Parklaan (Duin en Bosch) 50-52 in Bakkum, 2014. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

De Castricummer

Als een donderslag bij heldere hemel verscheen er in oktober 1989 opnieuw een concurrent van het Nieuwsblad voor Castricum. Voor de tweede keer in de geschiedenis werd de naam ‘Castricummer’ gekozen.

Door een overname van zijn werkgever, verzekeringsbedrijf ‘Het Hooge Huys’, was Cees de Ruyter op zoek naar een andere baan. Geen eenvoudige opgave gezien de tijd waarin dat gebeurde. Cees de Ruijter was al jaren bekend met het krantenvak. Hij schreef onder andere voor Dagblad Kennmerland en het toen nog bestaande Noord-hollands Dagblad en ook voor het Nieuwsblad voor Castricum.

Hij vertelde hoe zijn plan voor een eigen krant tot stand kwam:
“Op mijn verjaardag sprak ik met mijn broer Jan, mijn vaste gesprekspartner. Ik zei: “Jan ik moet wat, misschien kan ik een krant beginnen. Ik heb tenslotte ervaring opgedaan.“
Mijn broer verloste mij van alle twijfel. Voordat ik in oktober 1989 van start ging, heb ik mij terdege voorbereid. Voor het Nieuwsblad voor Castricum verzorgde ik een special voor de middenstand van Limmen, zonder dat zij wisten dat ik later zelf van start zou gaan met een krant en hun concurrent zou worden. Het werd een uitstekende start.

Een krant beginnen is niet niks. Je moet een drukker hebben, een verspreider en personeel. Drukkerij Boesenkool werd mijn drukker en de firma Argus ging de verspreiding verzorgen. In het begin werkte ik vanuit mijn eigen huis. Veroni Pereboom en Elly de Nijs assisteerden mij. Later verhuisden we naar de Torenstraat waar ik een kantoor kreeg. Rob van Keulen verrichtte de opening op deze locatie. Niet lang daarna konden we een pand kopen aan de Dorpsstraat. Henny Huisman was het die onder grote belangstelling ons kantoor opende en dat tevens deed voor de buren, Landschap Noord-Holland.

Naast eerder genoemde dames kwamen Martine de Ruijter, Hannie Vendel en Mirjam Bevendorp ons team versterken. Trots ben ik nog steeds op een schitterende nummer dat wij verzorgden voor winkelcentrum Geesterduin, naar aanleiding van de renovatie van het winkelcentrum. In samenwerking met onder anderen Hans Koomen en Joop Hollenberg van Boesenkool werd het een geweldige krant.

Naast dit succesnummer werden er ook kranten gemaakt voor de Castricummer Werf en diverse bedrijven. Helaas moest ik in mei 1998 stoppen vanwege mijn gezondheid. Drukkerij Boesenkool nam de krant over, waarna deze in handen kwam van Kennemerland Uitgevers B.V. Tot 1 januari 2011 werd de krant op de Castricummer Werf gedrukt op de persen van de voormalige drukkerij Boesenkool en daarna bij een drukkerij in Gennep. Terugkijkend stel ik vast dat de Castricummer door het nieuws en de sportbijdragen een graag geziene gast was in de huisgezinnen.

Drukkerij Boesenkool die tot 2011 op de Castricummer Werf gevestigd was.
Drukkerij Boesenkool die tot 2011 op de Castricummer Werf gevestigd was.

Jaarboek 36, pagina 40

Vooral het voetbalnieuws was een voltreffer. Naar de rubriek ‘Pluim van de week’, waarin mensen of instellingen die goed werk deden in het zonnetje werden gezet, werd het eerst gekeken.

Dankzij de vele adverteerders is de krant een succesvolle onderneming geworden. Met tegenzin deed ik afstand van het blad dat mijn geesteskind was en dat anno 2013 nog steeds bestaat.”

Burgemeester Koos Schouwenaar krijgt in 1989 het eerste exemplaar van ‘de Castricummer Uw regiokrant’ van Cees de Ruijter.
Burgemeester Koos Schouwenaar krijgt in 1989 het eerste exemplaar van ‘de Castricummer Uw regiokrant’ van Cees de Ruijter. Links Rob van Keulen, rechts Ton Borst en Leny de Ruijter-Tuynman.

Redactie en acquisitie verhuisden vervolgens van de Dorpsstraat naar de Castricummer Werf in het pand van Boesenkool Krantendruk. In 2008 volgde een samenvoeging met de redacties van andere bladen in IJmuiden. Sinds dat jaar is de redactie van de Castricummer in handen van Anneke Zonneveld. Ze streeft ernaar zoveel mogelijk lokaal nieuws te brengen en iedereen een plaatsje in de krant te geven.
“Ik ben van mening dat het niet uitmaakt wie er tegenover je zit; werkelijk iedereen heeft een mooi verhaal te vertellen.”

Het zaalvoetbalteam van het Nieuwsblad dat onder leiding van Jan Boesenkool in 1975 / 1976 kampioen werd in zijn klasse.
Het zaalvoetbalteam van het Nieuwsblad dat onder leiding van Jan Boesenkool in 1975-1976 kampioen werd in zijn klasse. Van links naar rechts staand Billy Brouwer, Ton Karels, Hans Boot, Hein van der Wal en Jan Boesenkool; zittend Cor Lof, Henk Biesterbos, Nico Klinkenberg en Ad van de Velde.

Nieuwsblad voor Castricum nu in Alkmaar

In 2005 ging het Nieuwsblad voor Castricum over naar de Holland Combinatie. Deze organisatie van 100 huis-aan-huisbladen is onlangs (in 2013) samengegaan met de Hollandse Dagblad Combinatie. Beide bedrijven maken deel uit van de Telegraaf Media Groep. De ene reorganisatie volgde de andere op.

Taetske Grendelman, vanaf 2008 verantwoordelijk voor de redactie van het Nieuwsblad voor Castricum, stelt vast dat het schrijven meer tijd in beslag neemt dan het drukken van 17.500 kranten.
Taetske Grendelman, vanaf 2008 verantwoordelijk voor de redactie van het Nieuwsblad voor Castricum, stelt vast dat het schrijven meer tijd in beslag neemt dan het drukken van 17.500 kranten.

De redactie van het Nieuwsblad voor Castricum verhuisde in 2005 naar Beverwijk en is sinds maart 2013 in Alkmaar te vinden.
Na het overlijden van Ad van de Velde wisselden zijn opvolgers zich snel af. Zo waren onder anderen Yvor Balke, Marjolein Heidema, Bert Westendorp en (vanaf 2008) Taetske Grendelman werkzaam op de redactie.

Meerdere correspondenten hebben in heden en verleden ook hun bijdragen geleverd. Er wordt steeds meer geschreven voor het web in samenwerking met de redactie van dichtbij.nl. Hoe lang zal de papieren krant nog bestaan, vraagt Taetske zich wel eens af. De geboren Vlielandse is inmiddels goed thuis in haar woonplaats Castricum.


Jaarboek 36, pagina 41

Samenspel

Het is een samenspel van mensen en apparatuur, waardoor de krant uiteindelijk van de persen rolt. Ooit werden kranten helemaal uit loden zetregels opgebouwd. Letter voor letter en teken voor teken moest de handzetter bijeen rapen. De voorbereiding van de krant tot de aflevering nam dagen in beslag. Met de digitale technieken van tegenwoordig kost het een fractie van die tijd. De opmaak van de pagina’s gebeurt op het beeldscherm. De journalist heeft aan het artikel zo nodig zijn wensen voor de opmaak toegevoegd.. Advertenties moeten week in week uit de juiste vorm krijgen en op de juiste plek in de krant geplaatst worden en zo komt er nog heel wat vakmanschap bij kijken voordat de drukpers aan de gang kan.

De gigantische persen moeten zoveel mogelijk in bedrijf blijven en draaien bijna dag en nacht door. In hooguit een half uur tot drie kwartier wordt het Nieuwsblad voor Castricum met een oplage van ruim 17.500 exemplaren en 56 bladzijden gedrukt. In die tijd is er zo’n vijfduizend kilo papier met een snelheid van ruim 10 meter per seconde door de rollen gejaagd. De kranten worden vervolgens gestapeld, omsnoerd en ingepakt. Dan staan de vrachtauto’s klaar en gaan de volle pallets meteen naar het verspreidingsgebied en nemen de bezorgers het over. Helaas is dat laatste voor alle kranten soms een zwakke schakel in het totale hightech proces.

Jan Boesenkool met de Heidelberger aan het werk bij galerie Sopit. Op de achtergrond Harm Noordhoorn.
Jan Boesenkool met de Heidelberger aan het werk bij galerie Sopit. Op de achtergrond Harm Noordhoorn.

Jan Boesenkool is nog niet uitgedrukt

Ooit waren er Castricum twee of soms drie drukkerijen en nu geen enkele meer. De schaalvergroting en de moderne technieken zijn zo toegenomen dat orders overal op de aardbol kunnen worden geplaatst. De oude drukpersen, zetmachines, loden letters, matrijzen, het is allemaal verleden tijd en ze zijn alleen nog in musea te bewonderen.

Het enthousiasme van Jan Boesenkool voor het drukkersvak is onverminderd en nog steeds doet de 92-jarige op dat gebied vrijwilligerswerk voor de voetbalclub, waar hij vroeger zijn mannetje stond als rechtsback. Nog steeds is hij actief op de antieke Heidelberger bij zijn oud-medewerker Harm Noordhoorn. Die is nu (in 2013) grafisch kunstenaar en eigenaar van galerie en grafisch atelier ‘Sopit’ in het pand van de voormalige handelsdrukkerij aan de Anna Paulownastraat. Daar komen ambacht en kunst samen en zal Jan Boesenkool hopelijk nog lange tijd zijn oude vak in ere houden.

Niek Kaan

Bronnen:

  • Archief Werkgroep Oud-Castricum;
  • Regionaal Archief Alkmaar;
  • Noord-Hollands Archief Haarlem.

Met dank aan:

Jan Boesenkool, Ad Bom, Hannie Borst-Zijlstra, Taetske Grendelman, Karel Hille, Ton en Anneke Karels, Bert Kortekaas, Cor Lof, George Nagengast, Harm Noordhoorn, Cees de Ruijter, Jan van der Schaaf, Barbara van de Velde, Lodewijk Winkeler en Anneke Zonneveld.


29 november 2022

Melkboeren (Jaarboek 35 2012 pg 43-51)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 35, pagina 43

De melkboeren in ons dorp

Cor Castricum was een van de eerste melkboeren in Bakkum en handelde later in petroleum.
Cor Castricum was een van de eerste melkboeren in Bakkum en handelde later in petroleum.

In het vorige jaarboek werd teruggekeken op de bakkers die ons dorp in zo’n 100 jaar heeft gekend of nu nog kent. In het kader van de serie over de middenstanders wordt deze keer de geschiedenis van enige melkboeren beschreven.

Er werd hier al ruim een eeuw geleden melk gevent, waarvoor we ook verwijzen naar het artikel ‘Wie was … Geertje ten Wolde-Mooij’ elders in dit jaarboek. De vestiging van winkels vond later plaats en sinds 1996 is er in het dorp geen enkele melkzaak meer te vinden, dit in tegenstelling tot enkele bakkers die wel bleven bestaan.

Omdat er melkboeren waren die naast zuivelproducten ook kruidenierswaren verkochten, hebben wij ons in dit artikel niet beperkt tot de middenstanders die alleen melk ventten. Voor zover bekend worden echter alle personen genoemd die over een melkwijk beschikten.

Zuivelfabriek De Holland.
Zuivelfabriek De Holland. Breedeweg-Schoutenbosch 1 in Castricum. Dit is na de modernisering van de voorgevel in 1950. Het hoge gebouw achteraan is het kaas pakhuis. Het uitstekende stuk metaal rechtsboven is een hijsbalk om zware delen op de bovenverdieping te krijgen. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

In het begin van de vorige eeuw was het gebruikelijk dat er melk vanuit de boerderijen werd gevent. Daarin kwam grote verandering toen de melkfabriek ‘De Holland’ na 1915 tot ontwikkeling kwam en de slijters daar hun melk kochten. De historie van deze fabriek is al uitvoerig behandeld in het 20e Jaarboek.

Jan Kuijs aan het melken tegenover de boerderij.
Jan Kuijs aan het melken tegenover de boerderij. Alkmaarderstraatweg 52 in Castricum, 1933. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

De melkventers die zich hier in de vorige eeuw hebben gevestigd en de straten waarin zij woonden of hun zaak hadden

Bakker, Piet senior en junior – Eerste Groenelaan en Breedeweg
Bakker, Piet – Schoutenbosch
Beentjes, Bank – Oude Haarlemmerweg en Burgemeester Mooijstraat
Bos, Jan en Peter – Dorpsstraat
Bos, Piet – Ruiterweg
Brakenhoff, Marie – Overtoom
Castricum, Cor – Heereweg
Castricum, Jan – Dorpsstraat
Groot, Nic – Oude Haarlemmerweg
Kaandorp, Aad, Dorus, Engel en Jan – Brakersweg
Kaandorp, Gerard – Van Egmondstraat
Langeveld, Jan senior en junior – Dorpsstraat
Lute, Gerbrand en Paul – Burgemeester Mooijstraat
Nijman, Jan – Bakkummerstraat
Schats, Jur – Ruiterweg
Schilder, Piet – Schoutenbosch
Tervoort, Jan senior en Aad – Bakkummerstraat
Tervoort, Jan junior – Anna Paulownastraat
Veldt, Jan – Stetweg
Vermeulen, John – Eerste Groenelaan
Winter, de, Cor – Heereweg
Wolde, ten, Huib en Geertje – Burgemeester Mooijstraat
Zonneveld, Klaas – Breedeweg en Eerste Groenelaan


Jaarboek 35, pagina 44

Ber Veldt op de wagen van Jan Tervoort junior.
Ber Veldt op de wagen van Jan Tervoort junior.

Herinneringen van Ber Veldt

Op 15-jarige leeftijd begon Ber Veldt (1942) in de melkzaak van Jan Veldt (overigens geen directe familie) aan de Stetweg 40. Ber was ruim negen jaar actief in deze handel en vertelt daarover het volgende:
“Nadat ik twee jaar had gewerkt bij Jan Veldt, overleed hij en werd zijn zaak opgeheven. Het was toen eind jaren 1950 en Jan Tervoort vestigde een zuivelwinkel in de nieuwbouw aan de Anna Paulownastraat. Ik kon daar als knecht aan de slag. Elke morgen om 7 uur ging ik eerst naar de melkfabriek en daarna trok ik gelijk de melkwijk in. Tussen de middag kreeg ik een warme maaltijd van Sjaan Tervoort, de vrouw van Jan. Zij was een eerste klas kok. ’s Middags nog een paar uurtjes de wijk in en vervolgens de melkbussen en emmers schoonmaken. Tenslotte moest ik nog even de kar aanvullen voor de volgende dag. Dit heb ik zo’n 7,5 jaar volgehouden en toen kaapte Glorie Supermarkt mij weg. Zij betaalden mij namelijk 50 gulden per week meer en dat kon Tervoort mij niet geven. Bij Glorie heb ik nog 18 jaar met plezier gewerkt tot de supermarkt werd gesloten.”

Jan Bos had vanaf 1945 een melkhandel in de Dorpsstraat.
Jan Bos had vanaf 1945 een melkhandel in de Dorpsstraat.
Jan Veldt van de Stetweg.
Jan Veldt van de Stetweg.
Piet Schilder met rechts vakantiehulp Kees Kok.
Piet Schilder met rechts vakantiehulp Kees Kok.

Afrekenen met een grote geldtas

Kees Kok (1951) werkte van zijn zevende tot zijn veertiende op de zaterdagen en in de vakanties bij melkboer Piet Schilder, die een winkel had aan Schoutenbosch 57. Kees kijkt daar met plezier op terug:
Piet ging altijd al vroeg naar de melkfabriek aan de Breedeweg om daar zijn kar te laden met de diverse melkproducten. Daar waren grote bussen melk bij van 40 of 50 liter. Als hij weer terugkwam van de fabriek deed hij er vanuit zijn magazijn nog allerlei artikelen bij, zoals boter en frisdranken. Dan ging hij eten en om 8 uur trok hij zijn wijk in waar ik hem dan opzocht.

Een aanhangwagen met melkbussen voor een weiland met knotwilgen.
Een aanhangwagen met melkbussen voor een weiland met knotwilgen. Achterlaan in Bakkum, 1972. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Ik deed meestal de makkelijker klanten die flessen nodig hadden, want in die tijd verkocht je ook nog losse melk uit bussen van 10 liter met een maatbeker voor de mensen die met een pan naar de voordeur kwamen. Gelukkig gingen, na een jaar dat ik er werkte, de zware ijzeren kratten eruit en kwamen daar plastic kratten voor in de plaats. Lichter en vooral in de winter minder koud. Om half één aten we meestal een half uurtje om daarna weer door te gaan in de wijk tot een uur of drie. Meestal


Jaarboek 35, pagina 45

stopte ik dan en Piet ging weer naar de fabriek voor het terugbrengen van het leeggoed en het schoonmaken van de melkbussen. Dit deed Piet dus zes dagen per week en hij hielp daarbij ook nog zijn vrouw in de winkel.

Ik vond het leuk en gezellig werk om bij je buurtgenoten deze spullen af te leveren en later ook nog af te rekenen met een grote geldtas over mijn schouder. Daar heb ik nu nog steeds baat bij, want hoofdrekenen is en blijft mijn beste vak!”

Aad Tervoort nam de zaak aan de Bakkummerstraat over.
Aad Tervoort nam de zaak aan de Bakkummerstraat over. Rechts Jan senior en in de auto moeder Wil.

Een halve liter voor 8 of 9 cent

De melk- en kruidenierswinkel van Tervoort aan de Bakkummerstraat 101 was jaren een begrip in dit dorpsdeel. Jan senior (1901-1961) uit Egmond-Binnen vestigde zich daar in 1925 met de Noord-Bakkumse Wil Liefting, nadat zij in hetzelfde jaar waren getrouwd. Ze kregen zeven kinderen, waarvan er vier in de zaak meehielpen. Aad (1929) nam de winkel na het overlijden van zijn vader over en Jan junior (1927-2002) startte in 1957 een zuivelwinkel aan de Anna Paulownastraat 30.

In 1985 werd de winkel aan de Bakkummerstraat overgenomen door de gebroeders Stolk, die jarenlang elders in deze straat een kruidenierszaak hadden.

Supermarkt A-markt en het postagentschap van de gebroeders Stolk.
Supermarkt A-markt en het postagentschap van de gebroeders Stolk. Bakkummerstraat 101 in Bakkum, 19 december 1984. Foto Ad van de Velde. Toegevoegd.

De dochters Jeanne van Duijn-Tervoort(1935) en Wil Meijne-Tervoort (1941) stonden vroeger altijd paraat voor de winkel van vader Jan en kunnen zich nog veel herinneren. Jeanne:
”Ik was 14 toen ik begon met venten. Ook de villa ‘Vogelwater’ in het duingebied behoorde tot onze wijk en als het winter was nam ik dan meteen de post en de bestellingen van groenteboer Buter voor de bewoners mee.”

Wil vult haar zuster aan:
“In de jaren 1950 kostte een liter melk 17 cent. We bezorgden toen elke dag bij een mevrouw een halve liter en zij betaalde de ene dag 9 en de andere dag 8 cent. Als mijn vader vergeten was wat ze de vorige dag had betaald, zei ze steevast dat ze nu 8 cent moest betalen …”

Melkboer Jan Tervoort met paard en wagen.
Melkboer Jan Tervoort met paard en wagen. Bakkummerstraat in Bakkum, 1926. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Jeanne weet ook nog heel goed hoe de melkvoorziening voor de oorlog op kamp Bakkum was geregeld:
“Mijn vader ventte soms ook daar, want van verpachting was nog geen sprake. Het waren wel voornamelijk Bakkumse melkslijters die er te zien waren. De kampeerders hadden vaak niet in de gaten dat er weer een andere melkboer kwam, want in hun ogen leken ze allemaal op elkaar.”

Het distributiekantoor aan de Dorpsstraat 70 naast de bioscoop Corso.
Het distributiekantoor aan de Dorpsstraat naast de bioscoop Corso. Dorpsstraat 70 in Castricum, 1936. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Ook staat het Jeanne nog helder voor de geest hoe het ging toen alles op de bon was:
“De bonnen voor de verschillende levensmiddelen moesten eerst worden gesorteerd en dan met stijfsel worden opgeplakt op kaarten van 100 stuks. Je was daar wel een hele avond mee bezig. Vervolgens werden die kaarten ingeleverd bij het distributiekantoor naast de Corso en wij kregen daarvoor weer bonnen die we bij de groothandel konden inleveren.”

Jan Tervoort sr. ventte heel lang met paard en wagen.
Jan Tervoort senior ventte heel lang met paard en wagen.

Jan Tervoort senior heeft heel lang met paard en wagen gevent en ook daarover kunnen de zusters anekdotes vertellen:
“Vader had eens tijdens een van zijn ritjes een heel gesprek met elektricien Kees Bedeke, die vlakbij Duin en Bosch woonde. Dat duurde het paard te lang en daarom liep hij zonder brokken alleen terug naar ons huis. Het paard kreeg op een gegeven moment een veulentje dat een dag mee mocht met venten. Dat was ook meteen de laatste keer want zijn hoeven waren veel te veel afgesleten…”

Wil meldt ook nog dat elke klant waar een kind werd geboren, een kwart liter slagroom cadeau kreeg. Vader bezorgde zelfs ook op zon- en feestdagen bij bepaalde klanten. Daarvoor verliet hij al na de hoogmis de kerk. Zij besluit met de volgende frustrerende herinnering:
“Eens per jaar maakten de melkboeren gezamenlijk een uitstapje. Onze broers mochten dan mee, maar Jeanne en ik niet. Wij moesten op de kinderen van de broers passen en ook de winkel in de gaten houden, die open bleef. Het ergste was dat er ook nog van ons werd verwacht dat we de winkel wel even zouden witten!”


Jaarboek 35, pagina 46

De Castricumse melkslijters vieren in mei 1957 het 25-jarig bestaan van hun vereniging ‘De Eendracht’.
De Castricumse melkslijters vieren in mei 1957 het 25-jarig bestaan van hun vereniging ‘De Eendracht’. Van links naar rechts bovenste rij: mevrouw Wijker, Klaar Wijker, mevrouw Schilder, Piet Schilder, Henny en Afra de Winter (dochters van Cor de Winter), Bank Beentjes, mevrouw Beentjes en Paul Lute; middelste rij: Jan Tervoort junior, mevrouw Langeveld, mevrouw Tervoort (echtgenote van Jan junior), Marie Brakenhoff, mevrouw Schats, Huib ten Wolde, mevrouw Nijman, mevrouw Bakker, mevrouw Tervoort (echtgenote van Jan senior) en mevrouw Castricum; voorste rij: Jur Schats, Jan Langeveld, Ab Nijman, Piet Bakker, Jan Tervoort senior en Jan Castricum. NB. Klaar Wijker was geen melkslijter maar een personeelslid van melkfabriek ‘De Holland’.

De Eendracht

In 1932 werd in Castricum de melkslijtersvereniging ‘De Eendracht’ opgericht. De leden maakten elk jaar een uitstapje, maar verder kwam de samenwerking nauwelijks op gang. Dat veranderde na 1948, toen er een wijkindeling werd overeengekomen. Er waren namelijk maar liefst 16 melkslijters en 14 daarvan ventten bijvoorbeeld in de Prinses Julianastraat. Elk van de venters bezorgde dagelijks gemiddeld 4,5 liter, dus een betere verdeling was geen overbodige luxe. Dat kwam ook de hygiëne ten goede, want de melk werd nu ’s morgens bezorgd en bleef dus niet de hele dag in de bussen staan. De sanering hield in dat het publiek voor de bezorging uitsluitend aangewezen was op de wijkmelkboer. Men was wel vrij in de keuze om melk bij een handelaar te halen en die werd nogal eens bepaald door de geloofsovertuiging van klant of slijter.

In verband met de sanering kreeg De Eendracht bij notariële akte van 11 februari 1948 rechtspersoonlijkheid. In deze akte komen 16 melkslijters met hun adressen voor. Het doel van de vereniging is de behartiging van de belangen van de slijters, speciaal door samenwerking en door nastreving van elkaars gemeenschappelijke belangen. De akte bevat een overzicht van de indeling van het distributiegebied in vier sectoren, waarbij per sector de melkboeren en de bezorgers worden genoemd.

25 jaar de Eendracht.
25 jaar de Eendracht. Dorpsstraat 42 in Castricum, mei 1957. Van links naar rechts Marie Brakenhoff en mevrouw Schats, Jur Schats, Piet Bakker, mevrouw Tervoort en Jan Tervoort junior. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Ter gelegenheid van de viering van het 25-jarig bestaan van De Eendracht in 1957 werd een feestelijke bijeenkomst gehouden in het Bondshotel van eigenaar Broksma. Er bleek sprake van een grote saamhorigheid, want alle toen actieve slijters (13) en hun echtgenoten waren aanwezig.

Klaas Zonneveld, die eerder bij de melkfabriek werkte, werd in 1959 nog als lid van de vereniging geaccepteerd, nadat hij moeizaam een melkwijk had verkregen. Waarschijnlijk zal hij een van de laatste nieuwe leden van De Eendracht zijn geweest. Ook mag ervan worden uitgegaan dat de vereniging in 1962 werd opgeheven, omdat de laatste notulen dateren van 23 mei van dat jaar.

Gerard Kaandorp voor zijn melkwinkel De Forens aan de van Egmondstraat/hoek Brakenburgstraat.
Gerard Kaandorp voor zijn melkwinkel De Forens aan de van Egmondstraat-hoek Brakenburgstraat.

Melkslijters ondersteunen de weduwe van Gerard Kaandorp

Gerard Kaandorp (1907-1955) begon in 1939 na zijn huwelijk met Agie Meijne een melkhandel aan de Van Egmondstraat 9. Kaandorp noemde zijn zaak ‘De Forens’, omdat er in zijn omgeving veel mensen waren komen wonen die met de trein naar hun werk gingen.

Het gezin bestond uit zes kinderen. Zoon Adri (1943) en dochter Ada (1945) hebben nog wat interessante notarisstukken bewaard die op de melkhandel betrekking hebben. Zo toont een declaratie aan dat vader Gerard op 9 december 1938 een melkzaak en aanverwante artikelen overnam van W. Castricum Cz. voor een totale som van 17,60 gulden.

Melkwinkel van Gerard Kaandorp.
Melkwinkel van Gerard Kaandorp. Van Egmondstraat 9 in Castricum. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Adri hielp al op 10-jarige leeftijd mee met venten als hij uit school kwam en vertelt het volgende:
“De sanering was toen al enige jaren van kracht en dat betekende dat een melkhandelaar niet mocht bezorgen in de wijk van een ander. Er was echter in de wijk van Schats een oudere dame die onenigheid met hem kreeg en melk van mijn vader wilde hebben. Zij kwam toen met een pannetje naar de kar van mijn vader toe, want zo mocht hij wel aan haar verkopen! Ik weet ook nog best dat de melkboeren elk jaar een uitje hadden en in twee groepen op vakantie gingen, nadat de badgasten waren vertrokken. Eerst had de ene


Jaarboek 35, pagina 47

Advertentie uit het Nieuwsblad voor Castricum van 27 augustus 1949.

helft een week vrij en dan gingen de thuisgebleven melkhandelaren met een bel door de wijken van hun collega’s die weg waren. Nadat ze weer thuis waren, mocht de andere helft met verlof en gebeurde hetzelfde met de bel andersom.”

Advertentie van Piet Bakker jr. uit het Nieuwsblad voor Castricum van 26 mei 1967.
Advertentie van Piet Bakker junior uit het Nieuwsblad voor Castricum van 26 mei 1967.

Ada licht aan de hand van een bijzondere akte uit 1957 toe wat er gebeurde toen haar vader al op 48-jarige leeftijd in 1955 overleed en haar moeder er alleen voor kwam te staan:
“Dorus, de oudste broer van mijn vader, en neef Jan hebben de melkhandel nog twee jaar voortgezet en mijn moeder bleef in de winkel staan. In mei 1957 werd met de melkslijtersvereniging De Eendracht overeengekomen dat mijn moeder vijf jaar lang 60 gulden per week kreeg, waarvoor de overige 14 slijters tekenden. Dat bedrag werd betaald uit de extra opbrengsten die de andere slijters hadden door het wegvallen van onze zaak. Dat was natuurlijk een mooi gebaar. Daarnaast bleef mijn moeder de winkel runnen voor de verkoop van uitsluitend kruidenierswaren.”

De zonen Adri en Gerard (1950-2003) kozen uiteindelijk ook voor de melkhandel en hebben diverse winkels in Amsterdam gehad.

Piet Bakker sr. met zijn kinderen Arie en Agaath tijdens melkverkoop aan de Zeeweg in 1929.
Piet Bakker senior met zijn kinderen Arie en Agaath tijdens melkverkoop aan de Zeeweg in 1929.

Verschillende Pieten Bakker

In Castricum is er een aantal melkslijters geweest die de naam Piet Bakker droegen, maar niet allemaal familie van elkaar waren. Pieter (1878-1962) begon zijn melkzaak aan de Eerste Groenelaan. Hij trouwde met Grietje Buur. Zoon Piet (1915-1992) nam de zaak van vader over en zette die later voort aan de Breedeweg. Hij trouwde met Johanna Catharina Twisk. Zoon Cees (1945) hielp vanaf zijn lagere schooltijd al mee in de zaak en vertelt over zijn vader:
“Het was een vrolijke man die altijd liep te fluiten en dat kon hij


Jaarboek 35, pagina 48

Piet Bakker jr. (1915-1992).
Piet Bakker junior (1915-1992).

enorm goed. Daarom werd hij ook ‘Pietje’ genoemd. Toen vader midden jaren 1960 een gezichtsverlamming kreeg, was het fluiten echter over, maar hij kon wel blijven werken. Elke vrijdagmiddag liet hij zich knippen en scheren door kapper Jan Stam in de Dorpsstraat. Mijn vader was ook een aantal jaren secretaris van de Eendracht en kwam regelmatig op voor het belang van alle melkboeren. Toen veel Amsterdammers in de Castricumse nieuwbouwwijken wilden gaan wonen, zocht hij ze van tevoren op om ze als klant binnen te halen. Als dat lukte kregen ze 10 eieren en een flesje slagroom …”

Piet Bakker voor zijn melkwinkel aan Schoutenbosch 57.
Piet Bakker voor zijn melkwinkel aan Schoutenbosch 57.

Naast deze familie was er nog een melkboer Piet Bakker, die in 1907 te Waarland werd geboren en in 1933 met echtgenote Alie Groen naar Castricum verhuisde. Deze Piet had eerst een stalletje in wild en gevogelte bij de familie Overes aan de Beverwijkerstraatweg. In 1934 startte hij een melkwinkel aan Schoutenbosch 57 (waar Piet Schilder zich naderhand vestigde).

Dochter Miep: “Pa ventte met melk en moeder deed de winkel. Er was grote armoede, de mensen hadden geen geld en mijn ouders waren te goed en niet zakelijk genoeg om te stoppen met leveren als er niet betaald werd. Toen zij een woning kregen elders aan het Schoutenbosch, verkocht mijn moeder rookwaren aan de deur.

Mijn vader stopte rond 1940 met de melkhandel en deed daarna van alles, zoals verhuizingen en het rijden voor tuinders, boeren en geëvacueerde Castricummers. In 1943 kwam hij in loondienst van de gemeente en haalde met paard en wagen bijvoorbeeld meel op in de Zaan voor de bakkers, maar hij haalde ook lijken van het strand. Vaders dienstverband bij de gemeente was echter niet van lange duur, want hij overleed al in 1947 op slechts 40-jarige leeftijd.”

De winkel van Cor en Marie de Winter aan de Heereweg 25.
De winkel van Cor en Marie de Winter aan de Heereweg 25.

Heeft u een feestje?

Jan de Winter (1937) is een van de elf kinderen van Cor de Winter (1901-1961) en Maria Schouten. De familie had een kruidenierswinkel en melkslijterij aan de Heereweg van 1925 tot 1967. Moeder Marie bestierde doorgaans de winkel, terwijl Cor zich bezig hield met de melkhandel en het venten.

Zoon Jan:“Ik weet nog dat de melk die over was ’s middag terug moest worden gebracht naar de melkfabriek. Dat leverde dus minder op, want je miste daarop de winst. Zoals gebruikelijk in die tijd werd van alle kinderen verwacht dat ze na schooltijd en tijdens hun vrije dagen meehielpen inde zaak.


Jaarboek 35, pagina 49

Zoon Jan hielp na schooltijd en tijdens vrije dagen mee met venten.
Zoon Jan hielp na schooltijd en tijdens vrije dagen mee met venten.

Dat gebeurde ook nog toen ik na de ambachtsschool bij de Hoogovens ging werken. We moesten ook venten. Zo vlak voor de feestdagen was het dan een kunst om zoveel mogelijk te verkopen. Je maakte natuurlijk ook hele gekke dingen mee. Zo is het me een keer overkomen dat ik bij een klant kwam die om één flesje bier vroeg. Ik had dat niet in de kar, maar de klant stond erop dat ik daarvoor terug kwam. Dat deed ik, maar kon niet nalaten om aan die mevrouw te vragen: Heeft u soms een feestje?”

Een hard bestaan

Het beroep van melkboer of melkslijter was geen gemakkelijk bestaan. Er was veel concurrentie en er moest heel hard gewerkt worden om wat te verdienen. Dat betekende altijd ‘s morgens vroeg open ’s avonds pas laat klaar. Door weer en wind werd er bezorgd, dus een melkventer moest de nodige kou, regen en sneeuw te trotseren. Veel ging op de pof en er moest vaak lang gewacht worden totdat de klanten betaalden. Gelukkig maakte de sanering een einde aan het venten ver weg van huis.

Piet zoekt de producten uit zijn melkbakfiets.
Piet zoekt de producten uit zijn melkbakfiets. Zijn vrouw staat aan de deur van het zusterhuis naast de Pancratius kerk. Dorpsstraat in Castricum, 1970. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

In de jaren (negentien) dertig ventten de melkboeren met ‘rauwe’ melk zoals het genoemd werd, die dagelijks bij de klanten bezorgd moest worden. Er werd zeven dagen per week gewerkt en dus ook op zondag. Ze konden zich namelijk niet permitteren eens een dag over te slaan, want de concurrentie zat niet stil.

Daarom vroegen ze in 1937 de gemeente te verbieden dat er in de wintermaanden op zondag werd gevent. Zo’n verordening kon immers door niemand worden ontdoken. ’s Winters bleef de melk ook langer goed en leverde het geen probleem op om dan een dag over te slaan. In september 1937 stemde de gemeenteraad in met het voorstel en voortaan hadden de slijters tenminste gedurende de zes wintermaanden op zondag rust.

John Vermeulen was ook een SRV-man.
John Vermeulen was ook een SRV-man.

Na de jaren 1960 werd de term ‘melkboer’ als denigrerend beschouwd en werd deze vervangen door ‘melkman’. Met de opkomst van de supermarkt in het laatste kwart van de 20e eeuw is het beroep van melkboer praktisch uitgestorven, al werd de SRV-man nog wel eens met melkboer aangeduid. De kinderen van melkboeren voelden er vaak niets voor om de zaak over te nemen. Zo kwam er een einde aan dit beroep.

Veertig liter melk in de sneeuw

Achter zijn woning aan de Burgemeester Mooijstraat 19 begon Gerbrand Lute (1880-1938) rond 1926 een melkslijterij. Het werk daaraan liet hij echter grotendeels aan zijn vrouw Marijtje Duijn over, want hij was ook nog tuinder en verbouwde achter zijn huis aardbeien, bonen, bessen, enzovoorts.

Het huis van Paul Lute, melkventer.
Het huis van Paul Lute, melkventer. Burgemeester Mooijstraat 19 in Castricum, 1968. Het huis is gesloopt. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Nadat Gerbrand was overleden, dreef Marijtje de melkhandel alleen met haar dochters. Toen die getrouwd waren, zag zij geen andere uitweg dan haar zoon Paul (1908-1988) in de zaak te betrekken. Diens zuster Willy Hommes-Lute (1920) kan daar nog veel over vertellen:


Jaarboek 35, pagina 50

Paul Lute (rechts) was verpleger, melkslijter en werkte in de horeca.
Paul Lute (rechts) was verpleger, melkslijter en werkte in de horeca.

“Paul werkte als verpleger in Den Haag, maar ging toen weer bij mijn moeder wonen om haar te helpen. Dat werk was nog een hele klus in die tijd, want ze ventten tot 12 uur en dan weer om 18 uur, omdat de mensen maar één liter per keer kochten. Eerst waren de klanten over het hele dorp verspreid tot Duinenbosch aan toe, maar na de sanering had Paul zijn wijk in de straten rondom de Burgemeester Mooijstraat, zoals de Mient, Geelvinckstraat en Pernéstraat.

Mijn broer was een bijzonder type die allerlei streken uithaalde. Hij was altijd uit op zoveel mogelijk winst en presteerde het om in de oorlog aan de Duitsers melk te verkopen die voor de helft met water was verdund. Toen het een keer flink gesneeuwd had, pakte hij maar de slee naar de melkfabriek om een bus melk te halen. Op de hoek Overtoom-Dorpsstraat ging het mis en kieperde de slee om, met als gevolg dat er 40 liter melk wegstroomde. Zo ver ik weet heeft mijn moeder dat wel moeten betalen.

Nadat Paul rond 1965 stopte met de melkhandel, heeft hij nog gewerkt als bedrijfsleider bij de bekende horecazaak Rutex in Amsterdam en bij Johanna’s Hof. In de cafés De Landbouw, Castell en De Stiefel stond hij achter de tap.

Jan Langeveld sr. met zijn kinderen.
Jan Langeveld senior met zijn kinderen.

Van bakfiets tot rijdende winkel

Ook Jan Langeveld (1943) kreeg het vak van melkboer met de paplepel ingegoten. Vader Jan (1909-1989) vestigde zich vanuit Voorhout in 1934, vlak nadat hij getrouwd was met Antonia van der Geer, als kruidenier en melkslijter aan de Dorpsstraat 31. Hij breidde zijn zaak later uit door de aankoop van nummer 33. Deze geschiedenis staat beschreven in het 27e Jaarboek.

Zoon Jan hielp van jongs af aan zijn vader in de melkwijk. Hij volgde weliswaar de ambachtsschool, maar ventte al op 15-jarige leeftijd mee. Ook broer Leo en de zussen Lenie en Sjaan ontkwamen daar niet aan, terwijl de zussen Ria en Fransca moeder assisteerden in de winkel. Jan trouwde in 1967 met Dina de Moel die de winkel ging runnen.

De Vivo supermarkt van Jan Langeveld.
De Vivo supermarkt van Jan Langeveld. Dorpsstraat 31 in Castricum, 1965. Voordat Jan Langeveld het linker deel bij zijn zaak betrok zat daar De wolbaal van Jan Westmaas en zijn vrouw Anna Bruins tot 1958. Van 1958 tot 1960 zat er Dijkstra mode die daarna naar de Burgemeester Mooijstraat ging. Vanaf 1960 kwam het hele pand ter beschikking aan Langeveld. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Deze had toen al enige jaren de functie van zelfbedieningszaak en voerde de naam ‘VIVO’. In 1968 veranderde deze in ‘A&O’ en drie jaar later nam Jan officieel de zaak over van zijn vader. De zelfbedieningswinkel bleef bestaan tot 1983.

Ria Langeveld bij de melkkar van haar vader Jan.
Ria Langeveld bij de melkkar van haar vader Jan in 1953. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Een grote vooruitgang was de aanschaf van een rijdende winkel voor zuivelproducten en kruidenierswaren, waar Jan de hele dag mee op pad ging. Dat was toch een heel verschil met vroeger, blikt Jan terug:
“Ik begon op de bakfiets en voor ritten door het bos gebruikte ik een transportfiets. De PWN-woningen, zoals De Brabantse Landbouw, behoorden namelijk ook tot onze klantenkring. Even verderop woonde jachtopziener Postma die kippen hield. Als ik dan kwam aanfietsen, werd ik prompt aangevallen door een haan en een keer was dat zo hevig dat ik ondersteboven lazerde.”

Voordat Langeveld een rijdende winkel kreeg, gebruikte hij ook nog enige jaren een wagentje met een tweetaktmotor, die in vakkringen ‘loeiende hond’ werd genoemd.


Jaarboek 35, pagina 51

Jan Langeveld jr.: “Als je vroeger koffie bleef drinken bij een jonge meid,dan had je volgens het dorp verkering met haar!”
Jan Langeveld junior: “Als je vroeger koffie bleef drinken bij een jonge meid, dan had je volgens het dorp verkering met haar!”

In zijn lange loopbaan maakte Jan veel mee. Met olieboer Cor Castricum had hij een keer een bijzondere ontmoeting: “Zowel Cor als ik waren aan het venten in de Pernéstraat. Hij stond bij het huis van Louman. Toen ik bij de deur kwam en mevrouw Louman had open gedaan, viel ze flauw. Cor vloog toen naar zijn bakfiets en stoof weg. Ik heb natuurlijk direct de dokter gebeld en alles liep gelukkig met een sisser af.”

Jan vertelt ook nog dat het bestaan van melkslijter annex kruidenier geen vetpot was:
“Elk dubbeltje werd thuis omgedraaid. Mijn vader nam zelfs op zaterdagmiddag de melkbussen na het schoonmaken op de fabriek met heet water mee terug, waarmee de kinderen dan werden gewassen in een grote stalen kuip die in het melkschuurtje stond.”

Melkslijter Jan Langeveld met kinderen.
Melkslijter Jan Langeveld met kinderen. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Vaak moest er lang op betalingen van klanten worden gewacht:
“Bijna alles ging vroeger op de lat (de melkboer kreeg niet meteen zijn geld). Er werd doorgaans pas betaald als men kinderbijslag had ontvangen, maar ook dan bleef er altijd nog wel een deel staan tot de volgende maand. Toch heb ik het niet slecht gehad en altijd met veel plezier gewerkt. In 2003 vond ik het welletjes en ben ik gestopt, want door de supermarkten was er weinig meer te verdienen en bovendien was mijn rijdende wagen aan vervanging toe.”

Een van de rijdende winkels van Langeveld.
Een van de rijdende winkels van Langeveld.

Slotwoord

Jongeren kunnen zich nauwelijks nog voorstellen dat hun ouders en grootouders losse melk kochten bij de melkslijter in de straat. De uitdrukking ‘Jij bent er zeker één van de melkboer’ zal hen weinig meer zeggen. Zij hebben ook de glazen flessen niet gekend met de zilverdoppen die werden gespaard als bijdrage aan de missie. Tegenwoordig zijn alle soorten melk alleen in pakken en plastic flessen verkrijgbaar bij de supermarkt. Zo is er in 50 jaar veel veranderd en hebben deze middenstanders al tijden niets meer in de melk te brokkelen!

Hans Boot
Arend Bron

Bronnen:

  • Archiefstukken ‘De Eendracht’;
  • Edities Alkmaarsche Courant en Nieuwsblad voor Castricum;
  • Heideman H., De oude generatie van Bakkum en Castricum (1900-1940), 1982;
  • Loek Zonneveld en Niek Kaan, Alsof het gisteren was …, 2005.

Met dank aan: André Bakker, Cees Bakker, Jeanne van Duijn-Tervoort, John Hommes, Willy Hommes-Lute, Ada en Adri Kaandorp, Kees Kok, Jan en Dina Langeveld, Wil Meijne-Tervoort, Ber Veldt, Jan en Jaap Veldt, Miep van Vught en Jan de Winter.

25 oktober 2022

Corsotheater (Jaarboek 35 2012 pg 4-15)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 35, pagina 4

Van Kinomategraaf tot Corso

Corso moet blijven.
Voor het begin van de raadsvergadering op 8 november 2018 wordt een petitie met 1000 handtekeningen overhandigd door het actiecomité ‘Corso moet blijven’. Erik R. Klaver. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

75 jaar Corsotheater

Zeker ouderen zullen zich hun eerste bioscoopbezoek nog goed herinneren. Iemand met een zaklantaarn bracht je naar je plaats. Voor de hoofdfilm eindelijk begon, was er altijd het Polygoonjournaal met de bekende stem van Philip Bloemendaal. Een paar keer per jaar ging de collectebus rond voor het Bio-vakantieoord. Het filmpje met uitleg over het goede doel hoorde ook helemaal bij de sfeer in die tijd.

Enkele jaren voor de oorlog kreeg ook Castricum zijn bioscoop. Met een galavoorstelling voor genodigden en relaties ging op 17 september 1937 het Corsotheater van start en het was meteen een daverend succes. In het eerste jaar werden 80.000 bezoekers geteld!

Aan de opening is een lange geschiedenis vooraf gegaan. Al ver voor 1937 maakten de Castricummers kennis met de film. De kinomategraaf kwam langs als het kermis was en zelfs een vaste bioscoop was hier al eerder. Wim Kuijs heeft bij het 50-jarig jubileum voor Piet en Jenny Wefers Bettink, de toenmalige exploitanten van ‘de Corso’, de ‘prehistorie’ opgeschreven.

Wim Kuijs en zijn vriend Dirk Schotvanger waren vanaf de opening trouwe bezoekers van het Corsotheater. De mannen trokken altijd met elkaar op. Ze woonden beiden samen met hun ongetrouwde zusters. Jenny Bettink:
“Die mannen hadden altijd een plaats op de voorste rij van de loge, maar niet naast elkaar.”

Uitnodiging ter gelegenheid van het 50-jarig jubileum programma. Samen gesteld door Jaap Stuifbergen en Loek Zonneveld. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Voor de viering van het 50-jarig jubileum van de bioscoop in 1987 kregen ze een officiële uitnodiging. Wim Kuijs, toen 78 jaar, was zeer vereerd. Het bracht hem op het idee om zijn persoonlijke herinneringen aan de Castricumse filmgeschiedenis, teruggaande tot 1916, op te schrijven en aan Piet en Jenny Bettink aan te bieden. Die hebben dat weer doorgegeven en wij zijn ze daar dankbaar voor, anders zou er veel voor altijd de vergetelheid zijn ingegaan. Het verhaal hebben we volledig overgenomen. Als u zich in uw geriefelijke zetel in ‘de Corso’ neervlijt, kunt u misschien nog heel even aan het verleden terugdenken voordat de film u in beslag neemt.

Lachen in de ‘Witte Bioscoop’

Zoals blijkt uit het relaas van Wim Kuijs waren reizende bioscopen tientallen jaren populaire attracties op de kermis. De oudste, waar de stomme films werden gedraaid, werden vanaf de jaren (negentien) dertig opgevolgd door bioscopen met geluidsfilms. De reisbioscopen kregen wel steeds meer concurrentie van de vaste bioscopen.

Het nieuwe medium veroorzaakte onrust in de samenleving. Vooral vanuit katholieke hoek werd tegen de ontwikkelingen stelling genomen. Films werden al snel zedeloos gevonden. Daarom ontstonden op verschillende plaatsen bioscopen, waarvan de programmering onder toezicht stond van een eigen vertrouwenwekkende commissie. Met namen als ‘Witte Bioscoop’ of ‘Familie-Bioscoop’ probeerden de ondernemers het publiek te overtuigen dat je hier, zelfs met het hele gezin, met een gerust hart naar binnen kon gaan.

Wim Kuijs (1909-1989). Van 1946 tot 1973 werkte Wim Kuijs bij het ziekenhuis Duin en Bosch in verschillende functies, zoals schoonmaker en gastheer in het oude theehuis. Het was een man met een zeer positieve levensinstelling en een filosofische inslag (foto Cees Aay).
Wim Kuijs (1909-1989). Van 1946 tot 1973 werkte Wim Kuijs bij het ziekenhuis Duin en Bosch in verschillende functies, zoals schoonmaker en gastheer in het oude theehuis. Het was een man met een zeer positieve levensinstelling en een filosofische inslag (foto Cees Aay).

Herinneringen van Wim Kuijs

“Als oud-Castricummer heb ik vanaf mijn jeugd dit gebeuren van aanvang af beleefd. Het woord ‘bioscoop’ was niet bekend. In 1916 sprak men over de Kinomategraaf. Dat woord was voor onze voorouders heel moeilijk. Die spraken gewoon over een voorstelling met levende beelden (hetzelfde gold ook voor ‘elektriciteit’, wat in 1918 ‘knoppies licht’ werd genoemd).
Pas later is het woord bioscoop in gebruik genomen of cinema, zoals ook wel werd gezegd.

Op de hoek bij de tegenwoordige Beatrixklok in Bakkum stond een café dat later is afgebrand. Daar werden in 1916 levende beelden vertoond. Ik weet de naam van de film nog: ‘De vergiftigde bonbons’. Het ging om een meisje dat om erfenisreden uit de weg moest worden geruimd. Het speelde zich af in een park. Het meisje zat met haar gouvernante op een bank. Twee schurken vielen haar aan en de gouvernante riep om hulp en twee heren namen het voor het meisje op. Veel geknok zelfs met hoge hoeden op. De schurken werden met wandelstokken buiten gevecht gesteld. Dit was 1916, entree 10 cent, duur voorstelling 20 minuten.”


Jaarboek 35, pagina 5

De feestelijk versierde bioscoop ter gelegenheid van het eenjarig bestaan in 1938. Toen draaide de film 'Onverbreekbare banden' met Zarah Leander in de hoofdrol.
De feestelijk versierde bioscoop ter gelegenheid van het eenjarig bestaan in 1938. Toen draaide de film ‘Onverbreekbare banden’ met Zarah Leander in de hoofdrol.

Ook Castricum kende al vroeg een ‘Witte Bioscoop’. In een krantenbericht uit 1920, voorafgaande aan de plaatselijke kermis, lezen we:
“Door de Castricumse Witte Bioscoop worden uitgebreide maatregelen getroffen om met de kermis zo goed mogelijk voor de dag te komen. Voor een prachtig programma is bereids gezorgd. ‘Het slachtoffer van het Biechtgeheim’ is een prachtfilm, waarin de beide geestelijken der parochie zeer eminente en heerlijke figuren zijn.”

Er kwam een ingezonden brief in de krant met kritiek op de filmkeuze. Het werd speculeren op de braafheid van de Castricummers genoemd en niet passend bij de kermis. Geschrokken reageerde de directie met het bericht dat de kermisvierende Castricummers ook in hun bioscoop zullen lachen: “dat hun de tranen langs de wangen loopen.”

De Rustende Jager

Het Weekblad voor Castricum meldde op 19 november 1921 dat de ‘Witte Bioscoop’ na een kwijnend bestaan was opgeheven. Een week later moest de krant dat bericht corrigeren. De Rustende Jager was in het gat gesprongen en probeerde het nu onder de naam ‘Familie bioscoop’. De openingsvoorstelling was de film ‘Ghetto ontvlucht of de bekeerling van broeder Paulus’, afgewisseld door ‘humorfilms’. Ook dit initiatief leidde niet tot blijvend succes en de dorpelingen moesten weer afwachten wat de reizende bioscoop op de jaarlijkse kermis te bieden had. Die bioscoop had zijn vaste plaats achter de doorrijstal van De Rustende Jager.

De RustendeJager aan de Rijksstraatweg (nu Dorpsstraat).
De Rustende Jager aan de Rijksstraatweg. Dorpsstraat 62 in Castricum, 1916. Het pand rechts is een doorrijstal. Thijs Olgers vertoonde omstreeks 1917 films in de doorrijstal. Korte tijd later verhuisde de bioscoop naar de Burgemeester Mooijstraat 17. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

De andere attracties stonden gewoon op de Dorpsstraat. Het weinige verkeer kon er nog wel langs. Alleen de luchtschommel stond apart voor het pand van aannemer Jan Res aan de Schoolstraat. In 1928, toen het op de Dorpsstraat toch echt te gevaarlijk werd, verhuisde de kermis naar een weiland aan de Burgemeester Mooijstraat, achter café-restaurant De Harmonie. Wim Kuijs vertelt daarover:

Reizende bioscoop 1917

“Een van de laatste ‘kinematografen’ werd gepresenteerd door de firma Schinkel uit Purmerend. Het was een reizende bioscoop. De tent kwam met een dekschuit vanaf Purmerend naar de Limmervoort en werd dan per wagen naar Castricum gebracht en opgebouwd achter de doorrijstal van ‘De Rustende Jager’ op de hoek van de Dorpsstraat-Torenstraat. Wij schrijven het jaartal 1917. De kinematograaf van Schinkel kon ongeveer 80 personen gastvrijheid bieden. De film was natuurlijk nog stom en werd met de hand gedraaid, wat heel bijzonder was. Half in de zaal stond een meneer ‘explicateur’ die de film uitlegde. Dat was een romantisch gebeuren. De voorstelling duurde een uur. Omdat het kermis was, waren er vijf voorstellingen. De film heette ‘Terge Wiecken’.”

Kinematograaf van de firma Schinkel. De reizende bioscoop had houten klapstoelen. De stoelen op het balkon waren met rood pluche bekleed. De begeleiding van de stomme films vond plaats op de pianino, een kruising tussen piano en orgel.
Kinematograaf van de firma Schinkel. De reizende bioscoop had houten klapstoelen. De stoelen op het balkon waren met rood pluche bekleed. De begeleiding van de stomme films vond plaats op de pianino, een kruising tussen piano en orgel.

Naar de Kerkweide

Aan de attracties lag het niet, maar de nieuwe plaats lag weer te ver van het dorpscentrum. Eind 1929 sloot de gemeente een huurovereenkomst met het bestuur van de Pancratius-parochie voor een deel van de Kerkweide ten zuiden van de (oude) Overtoom. Dat terrein zou behalve voor de kermis ook voor andere evenementen geschikt


Jaarboek 35, pagina 6

zijn. Het kerkbestuur bedong een huurprijs van 400 gulden per jaar, plus de eventuele opbrengst van de exploitatie. Voor de gemeente gaf de doorslag dat de dorpskern een stuk zou opknappen als van de tuingrond een feest- en kermisterrein gemaakt werd.

Het oude kermisterrein met de muziektent.
Het oude kermisterrein met de muziektent, waar ook de HOJO dagen van de Padvinderij gehouden werden. Overtoom in Castricum, 1948-1949. Links is nog zichtbaar de Kern. In de verte woningen aan de Van Ginhovenstraat en de westkant van Schoutenbosch. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

De muziektent zou daar ook kunnen komen. Het bleek een perfecte plaats. Wim Kuijs met zijn vriend Dirk Schotvanger en hun kameraden hebben daar heel wat gezellige uurtjes beleefd. Tot na de oorlog, toen de Verlegde Overtoom werd aangelegd en er woningen gebouwd werden, heeft de kermis er ieder jaar gestaan. De reizende bioscoop, die behalve tijdens de kermis nog wel eens vaker langs kwam, heeft er nog jaren veel publiek getrokken, maar in 1935 viel het doek. Op 2 en 3 november van dat jaar gaf De Jong’s biograaftheater op de Kerkeweide zijn laatste voorstellingen.

In de doorrijstal

Wim Kuijs vertelt:

“Het volgende bioscoopgebeuren vond plaats in de doorrijstal van De Rustende Jager. De exploitanten waren Thijs Olgers en Kees Schermer. Zij vertoonden films over uiteenlopende onderwerpen. Op zaterdag en zondag gaven zij enige voorstellingen.

Thijs Olgers (links) en zoon Jan met handkar.
Thijs Olgers (links) en zoon Jan met handkar. Burgemeester Mooijstraat 17 in Castricum, 1925. Thijs Olgers komt uit de geschiedschrijving naar voren als een zeer ondernemende, maar ook rusteloze figuur. Hij breidde het pand uit met een woongedeelte en exploiteerde er niet alleen het cafébedrijf, nu met feestzaal, maar ook een winkel in huishoudelijke artikelen. Verder was hij actief in het transportwezen met autobusdienst ‘De Onderneming’, onder andere naar het strand, waar hij belangen had in het voor de oorlog bekende hotel- en cafébedrijf Paviljoen Armeria.

Het hooggeachte publiek kwam langzaam op gang. Er kwamen zelfs bezoekers lopend uit Limmen. In die tijd begonnen ook de eerste Amerikaanse films Europa binnen te komen. De toegangsprijs was 25 cent en er waren geen rangen en geen rookverbod. Het doek werd natgespoten om het mooi strak te krijgen. De films waren zeer brandbaar, zodat er naast het toestel steeds twee emmers water stonden met natte dweilen. Een nieuwigheid was de ondertiteling op het doek. Ooit werd in mijn jeugd steevast luid meegelezen. Dit ten gerieve van degenen die niet meer zo goed konden zien.”

Witte Bioscoop

“De zakenman Thijs Olgers zag wel brood in het succes van de film. Hij was de man die de eerste vaste bioscoop liet bouwen in Castricum. Jazeker en het leukste is dat deze vaste bioscoop er nog staat.

Familie Lute voor de deur van hun huis aan de Kramersweg. Het café van Piet Lute is overgenomen door Thijs Olgers. Burgemeester Mooijstraat 19 in Castricum, 1908. Meisje op fiets, Christina Lute (1889), Aafje Lute (1886), vader Pieter (Piet) Lute  (Castricum 29-05 1949-Schagen 04-09-1927), Elisabeth Lute (1883) is in 1907 gehuwd met Toon van Benthem, Trijntje Lute (1884) De moeder was Maria (Maartje) Kaas (Zijpe 08-08-1852-Castricum 25-07-1908). Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

Ik zal u even de weg wijzen, als u er bij geïnteresseerd bent, zodat u nog eens op uw gemak dit heden ten dage nog kan zien.
In de Kramersweg, na 1918 Burgemeester Mooijstraat geheten, stond het café van Piet Lute op de plaats waar nu de banketbakkerij van Hoedjes (nu ‘De Roset’) staat. Ernaast links een smal huis van Daan Rozenbroek en rechts was een groot erf. Ongeveer in 1900 kocht een vooruitstrevend zakenman, de heer Olgers, het pand. Het café van Lute werd gesloten en het werd een zaak in tweedehands meubelen (voor Castricum uniek).

Olgers zag wat in het bioscoopgebeuren en bouwde een wit stenen zaaltje achter het huis; vanaf de Henri Schuytstraat nog te zien. De bioscoop ging in 1918 van start en gaf zaterdag en zondag voorstellingen.”

Roland Wefers Bettink (1904-1977) neemt nog even een trekje van zijn sigaret voor hij de filmcabine weer induikt.
Roland Wefers Bettink (1904-1977) neemt nog even een trekje van zijn sigaret voor hij de filmcabine weer induikt.

De initiatiefnemers van het Corsotheater

Aannemer Jan Res zag rond 1937 wel iets in de bouw van een vaste bioscoop in Castricum. Het dorp telde nog geen 7.000 inwoners, maar er was belangstelling genoeg, zoals bleek uit de wekelijkse uittocht van jongelui naar bioscopen in de omgeving. De oom van Jan Res, bakker Gerrit Res, die we tegenwoordig ook projectontwikkelaar zouden noemen, beschikte over een mooi centraal gelegen stuk terrein aan de Dorpsstraat, naast het patronaatsgebouw voor jongens (‘Kerkzicht’). Jan Res keek er vanuit zijn huis recht op.

Het woonhuis van familie Goes, vroeger Kerkzicht geheten, tegenover het raadhuis.
Het woonhuis van familie Goes, vroeger Kerkzicht geheten, tegenover het raadhuis. Het heeft nadien dienst gedaan als rooms-katholiek patronaatsgebouw van de Sint Joseph’s gezellen. Dorpsstraat 64 en 66 in Castricum, 1933. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Roland Wefers Bettink uit Alkmaar en Jan Res kwamen met elkaar in contact. Wie van de twee het initiatief heeft genomen, weten we niet. Roland was bedrijfsleider/operateur in het Alkmaars Bioscoop Thea-

Margaretha (Gré) Bettink - Weel (1906-1975) werd wel de ‘Spaanse schone’ genoemd.
Margaretha (Gré) Bettink-Weel (1906-1975) werd wel de ‘Spaanse schone’ genoemd.

Jaarboek 35, pagina 7

ter (ABT) in de Langestraat en getrouwd met Margaretha Weel, die daar kassière was. Het ABT werd op 31 juli 1935 gesloten en vervolgens heropend als Roxy Theater. Bettink zag er voor zichzelf toch geen toekomst en wilde graag eigen baas zijn. Jan Res had geen verstand van bioscopen maar wist alles van bouwen. Ze waren dus op elkaar aangewezen.

Jan Res en Roland Bettink richtten op 13 augustus 1937 een vennootschap onder firma op, zodat ze beiden eigenaar werden van de nieuwe onderneming. De dagelijkse leiding had Wefers Bettink, maar voor bepaalde handelingen was de handtekening van beiden nodig, bijvoorbeeld voor alle uitgaven die de honderd gulden te boven gingen. De samenwerking is niet altijd rimpelloos verlopen, maar heeft wel tot goede resultaten geleid.

Loek Zonneveld.
Loek Zonneveld klom op van klusjesman tot filmoperateur. Hij werkte 41 jaar bij het Corso theater tot 1988. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Loek Zonneveld: “Vader Nicolaas Karel Bettink, wilde zijn zoon graag op het paard helpen. Onder voorwaarde dat Roland de leiding van de bioscoop zou krijgen, stak hij 1.000 gulden in de Castricumse onderneming.

Er zijn nog wat andere ondernemers overgehaald een aandeel te nemen en zo werd het startkapitaal bij elkaar gebracht. Tot de aandeelhouders behoorden groenteboer Ab Hogenstijn, bollenkweker Frits Res (broer van Jan, timmerman-aannemer Jan Tromp en Co Brandjes van het ‘Huis met de Kogel’. Ieder jaar werden er een paar aandelen uitgeloot.”

Aannemer Jan Res (1899-1962), mede-eigenaar en bouwer van de Corso.
Aannemer Jan Res (1899-1962), mede-eigenaar en bouwer van de Corso.

Jan Res (1899-1972)

Aannemer-timmerman Jan Res behoorde tot de vooraanstaande inwoners van Castricum. Zijn vader Jacobus (Co) Res (1868-1952) bouwde in 1911 het oude raadhuis en zijn grootvader in 1868 de voorganger daarvan. Behalve als aannemer-timmerman was hij ook actief als makelaar en projectontwikkelaar. Al voor de oorlog had hij heel wat gebouwd, onder andere woningen aan het Schoutenbosch, de Meester Dekker- en Meester Ludwigstraat.

In 1937 heeft hij samen met Roland Bettink het Corsotheater opgezet en gebouwd. Na de oorlog kocht Res ‘herbouwplichten’ op, waardoor hij aan bouwmateriaal kon komen. In het hele dorp staan woningen van hem, zoals aan de Henri Schuytstraat, Willem de Rijkelaan, Burgemeester Zaalbergstraat en Juliana van Stolbergstraat. Ook winkelpanden aan de Torenstraat, Anna Paulownastraat en het Kooiplein staan op zijn naam, evenals de Henricus mavo en het dokter Leenaershuis. Zijn zoons Jaap en Jan namen het bedrijf in 1962 over.

Advertentie van de Witte Bioscoop in de Burgemeester Mooijstraat.
Advertentie van de Witte Bioscoop in de Burgemeester Mooijstraat.

Wim Kuijs vertelt:

“Er waren drie rangen en de toegangsprijs was 50, 40 en 25 cent. De bioscoop liep eerst goed. Toen er in Beverwijk drie bioscopen tegelijkertijd geopend werden, begon het bezoek te tanen. Olgers sloot de bioscoop in 1921 en ging in de zaal ook tweedehands meubelen verkopen. Castricum en Bakkum moesten het weer even doen met de reizende bioscoop tijdens de kermissen. De pioniers waren Schinkel, Bakker en De Jong uit Edam.”

Kermisterrein naast de Harmonie

“Op het einde van de Burgemeester Mooijstraat stond rechts café De Harmonie van Piet Schotvanger (in  2012 chinees restaurant Azië Plaza, later Sakura). Naast het café was een groot weiland. De Geelvinckstraat was er toen nog niet.

De slagerij van Cor Sneekes op de plaats waar de boerderij van Jan Brandjes
 heeft gestaan.
De slagerij van Sneekes op de plaats waar de boerderij van Jan Brandjes
 heeft gestaan. Hoek Burgemeester Mooijstraat-Geelvinckstraat in Castricum, 1936. Op de foto slager Cor Sneekes, de vader van Albert Sneekes. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

Waar nu een slagerij staat, stond de boerderij van Jan Brandjes, zwager van Piet Schotvanger. De kermis kon niet langer op de Dorpsstraat worden gehouden en werd verplaatst naar het weiland tussen De Harmonie en de boerderij. De familie Janvier uit Bergen op Zoom bouwde er eind 1920-er jaren een voor die tijd grote kermis op. Stoomcarrousel, cakewalk en vliegmachientjes. Zeer groots en spectaculair. Ook werd op dit terrein ‘Het hoofd zonder lichaam’ vertoond! Wel vreemd dat de buren daags daarna ‘het hoofd’ de was zagen doen.

Recht er tegenover stond een grote houten woning, bewoond door de familie Bloedjes. Toen het huis was afgebroken, stond daar de reizende bioscoop van Bakker. Dit op de plaats waar nu de bakkerij van Brakenhoff staat.

Bakker Brakenhoff.
Bakker Brakenhoff. Burgemeester Mooijstraat 34 in Castricum, 2000. Foto Ad van de Velde. Toegevoegd.

Jaarboek 35, pagina 8

Bouwvergunning

Piet Binkhorst, een bouwkundige uit het dorp, kreeg de opdracht het Corsotheater te ontwerpen. Hij tekende op basis van de wensen van de opdrachtgevers in de stijl van die tijd een echte bioscoop met bovenwoning. De bouwkosten werden begroot op 14.000 gulden. Op 5 april 1937 werd de vergunning aangevraagd. Toen volgde er een koude douche. Gemeentearchitect Dirk van Diepen keurde het plan af. Hij adviseerde een andere plaats te kiezen, buiten ‘het grote verkeer’ op de toenmalige Rijksweg-Dorpsstraat, die in die tijd juist opnieuw was ingericht en verbreed. Verder vond hij de bioscoop en het patronaatsgebouw zo vlak naast elkaar, niet goed passen.

De Corso bioscoop.
De Corso bioscoop.

Schreeuwende reclamebiljetten maakten het geheel in zijn ogen nog extra ontsierend en dat alles ook nog in het zicht van het raadhuis.
Bakker Res en andere eigenaren van het patronaatsgebouw kozen eieren voor hun geld. Er zal wel het nodige overleg aan vooraf zijn gegaan, maar op 31 mei 1937 verklaarden ze schriftelijk op gezegeld papier dat Kerkzicht zou worden afgebroken als de bioscoop toch gebouwd mocht worden.

Op die verklaring zat de gemeente duidelijk te wachten, want de dag daarna, op 1 juni 1937, werd de bouwvergunning verleend. Jan Res en Cor de Groot uit Bakkum als onderaannemer konden op 15 juni 1937 aan de slag.

Op de tekentafel van Dirk van Diepen lag intussen al een eerste ontwerp voor de opvolger van ‘Kerkzicht’, het nu nog volop in bedrijf zijnde dorpshuis De Kern aan de Overtoom. Eind 1938 werden aan de westkant van de bioscoop op de plaats van Kerkzicht vier winkels gebouwd.

Veldwachter Bleijendaal.
Veldwachter Bleijendaal. Naast ordebewaarder was hij ook deurwaarder, bode en klokkenluider. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Lia Harmse-van Ass ziet zichzelf nog tijdens de bouw van het Corsotheater op het bouwterrein rondscharrelen:
“Een indrukwekkende veldwachter, ik dacht dat het Bleijendaal was, kwam op me af en vroeg of ik niet naar school moest. Hij bracht me naar het kleuterschooltje bij de rooms-katholieke kerk waar ik op zat. Zuster Rinkel vond het verschrikkelijk dat een van haar kinderen door de veldwachter naar school gebracht werd en ik moest de hele ochtend verder op mijn knietjes zitten. Bij de opening van de bioscoop was er een gratis voorstelling voor gezinnen met zeven kinderen of meer. Ik was boos dat wij geen zeven kinderen hadden.”

De "Juliana en Bernard bank". In 1934 is de lagere school gesloopt en op de vrijgekomen ruimte werd een plantsoen aangelegd. In 1937 werd ter gelegenheid van het huwelijk van het prinselijk paar deze bank geplaatst. De kinderen welke op die lagere school hebben gezeten mochten een steen meenemen die dan werd ingemetseld. Nu ligt er voor de bank een pleintje met parkeerplaatsen.
De “Juliana en Bernard bank”. In 1934 is de lagere school gesloopt en op de vrijgekomen ruimte werd een plantsoen aangelegd. In 1937 werd ter gelegenheid van het huwelijk van het prinselijk paar deze bank geplaatst. De kinderen welke op die lagere school hebben gezeten mochten een steen meenemen die dan werd ingemetseld. Nu ligt er voor de bank een pleintje met parkeerplaatsen.

De opening

Na de feestelijke onthulling in januari 1937 van de Juliana- Bernhardbank, net als het dorpshuis een ontwerp van Dirk van Diepen en de opening van de verbrede Rijksstraatweg-Dorpsstraat op 2 augustus 1937, volgde in hetzelfde jaar opnieuw een belangrijke gebeurtenis voor het dorp.

Op 17 september ging het Corsotheater van start. De opening ging gepaard met een galavoorstelling. Nicolaas Bettink, vader van de jonge directeur, verwelkomde de genodigden, waaronder de burgemeester baron Sloet tot Everlo, de weduwe van de een jaar daarvoor overleden burgemeester Lommen en notaris Stuyt. Wel dertig bloemstukken sierden de entree en de zaal. Er waren natuurlijk de nodige sprekers. De directeur van de regionale VVV zwaaide de initiatiefnemers veel lof toe voor het prachtige initiatief dat het dorp en het toerisme zeker ten goede zou komen.

In 1937 is de Corso-bioscoop gebouwd door Jan Res en de exploitatie kwam in handen van Roland Wefers Bettink en zijn echtgenote Margaretha Weel.
In 1937 is de Corso-bioscoop gebouwd door Jan Res en de exploitatie kwam in handen van Roland Wefers Bettink en zijn echtgenote Margaretha Weel.

Volgens een beschrijving in de Alkmaarsche Courant telde het theater over vijf rangen verdeeld, 350 zitplaatsen met zeer gemakkelijke opklapbare stoelen. Voor projectie en geluid was het nieuwste systeem van het fabrikaat Zeiss-Ikon geïnstalleerd. Het bericht werd afgesloten met de zin: “Zo is dan door den arbeid van velen een geheel tot stand gekomen, dat door een goede lichtreclame aan den voorgevel de aandacht op zich vestigt, een geheel dat een sieraad van Castricum kan worden genoemd.”

Wim Kuijs vertelt:

“De film heette ‘De gevangenis op de bodem der zee’. Bij deze films werd nog gesproken door de heer Verbeek, een meester op dit gebied. Met een prachtige stem sleepte hij het hooggeachte publiek mee in dit drama, alles begeleid met zachte pianomuziek.”

1945: De oude muziektent aan de Overtoom.
1945: De oude muziektent aan de Overtoom.

Kermis en reizende bioscoop in het centrum

“We maken nu een sprong naar de jaren (negentien) dertiger. Door de jaren heen was ons dorp met enige duizenden bewoners toegenomen. Het land tegenover café Broksma (in 2012 Grieks restaurant ‘Ola Kala’, later Okawari) was eigendom van de Pancratiusparochie. Tot aan de plaats waar nu dorpshuis De Kern staat, was er geen bebouwing. Het geheel was akkerland. De gemeente huurde een deel en zette er een prachtige muziektent op en ziedaar een groot kermisterrein was geboren.

De Overtoom met zicht op het kermisterrein.
De Overtoom met zicht op het kermisterrein. Rechts de domineeswoning. Overtoom in Castrcium, 1946. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

Ook de reizende bioscoop van De Jong uit Edam kwam daar te staan. Het was een grote tent met een zeer mooi voorfront en een nostalgische kassa completeerde het geheel. Tijdens de kermis waren er drie voorstellingen: 2 uur matinee en om 7 en 9 uur avondvoorstellingen. Er waren drie rangen wat ook al modern was. De vloer liep van bovenaf schuin naar beneden.

De films waren inmiddels al van zeer goede kwaliteit. Vooral Westerns waren zeer in trek. Bekende artiesten waren Charlie Chaplin, de Dikke en de Dunne, Heinz Rühmann, Theo Singer en Hennie Porten. Beroemde films waren De Postmeester, De Gouden stad, De Testpiloot enz. De prijzen waren 1e rang 1 gulden, 2e rang 0,75, 3e rang 0,50 gulden. Duur der voorstelling 2 uur.”

1937: Deze mensen staan te wachten tot bij het Corso theater de deur open gaat.
1937: Deze mensen staan te wachten tot bij het Corso theater de deur open gaat.

Corsotheater

“Toen kwam in 1937 het Corsotheater en hiermee verdween ook de laatste reizende bioscoop uit Castricum. Het ontstaan en vooral de plaats is een verhaal op zich.

De Jong’s biograaftheater maakt bekend dat op 2 en 3 november 1935 afscheidsvoorstellingen worden gegeven op het kermisterrein aan de Overtoom.
De Jong’s biograaftheater maakt bekend dat op 2 en 3 november 1935 afscheidsvoorstellingen worden gegeven op het kermisterrein aan de Overtoom.

Tussen het vertrek van de laatste reizende bioscoop van De Jong en de opening van de Corso ontstond een leegte. Dit werd opgevangen door de drie bioscopen in Beverwijk. Als de programma biljetten in het dorp werden opgehangen werd dit door de toenmalige jongelui druk besproken.”


Jaarboek 35, pagina 9

In het voorprogramma van de openingsvoorstelling onder de noemer ‘Castricum in beeld en toon’ werd onder andere een Polygoonrapportage getoond van de opening van de Dorpsstraat en van de recente onthulling van de Juliana-Bernhardbank.

1937: raambiljet van film 't Jochie’ - openingsprogramma van Corso theater. Het affiche van de eerste film 'Le Mioche’'vertaald als 't Jochie. Volgens de krant een vlot gespeelde Franse film vol aardige intriges en grappige voorvallen.
1937: raambiljet van film ’t Jochie’ – openingsprogramma van Corso theater. Het affiche van de eerste film ‘Le Mioche’’vertaald als ’t Jochie. Volgens de krant een vlot gespeelde Franse film vol aardige intriges en grappige voorvallen.

De hoofdfilm was een Franse film ‘Le Mioche’ met als Nederlandse titel ‘t Jochie’. Zou die in de tegenwoordige tijd nog om aan te zien zijn?
Over de voorstelling schreef de Alkmaarsche Courant:
“De eerste voorstelling in Castricum’s bioscoop verliep zoals zij moest verloopen: regelmatig en zonder stoornissen, althans geen grootere stoornissen dan zich zoo nu en dan in elk filmtheater voordoen.”

Filmkeuring

Het was gewaagd om in het katholieke dorp een bioscoop op te richten. Vanuit verschillende kringen werd nog al eens stelling genomen tegen de ontwikkelingen op filmgebied. Gereformeerden hadden principiële bezwaren, socialisten beschouwden films als opium voor het volk en katholieken verlangden een eigen filmkeuring. Toen er een vaste bioscoop in het dorp kwam, was de Bioscoopwet van kracht geworden, die voorzag in een Centrale Filmkeuring en daarnaast was er nog de Katholieke filmkeuring. Gemeenten konden ook nog een eigen filmkeuring instellen en de gemeente maakte daar gebruik van.

Dokter Leenaers werd de eerste voorzitter van een commissie die van 1937 tot 1961 heeft bestaan. Notaris Van Cranenburgh was de laatste voorzitter. Loek Zonneveld: “De notaris controleerde de etiketten op de film en de keuringskaart.” Bram Borst maakte wel filmverslagen voor de krant en dan vermeldde hij of de film ook door de rooms-katholieke filmkeuring was gekomen of niet. Het krantenbericht werd dan in de kerk opgehangen. Jenny Bettink: “Betere reclame kon je niet hebben.”


Jaarboek 35, pagina 10

Roland Wefers Bettink

Roland Bettink van de Corso bioscoop.
Roland Bettink van de Corso bioscoop. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

De dagelijkse leiding van de bioscoop was dus in handen van de toen 33-jarige Roland Bettink, die zich Wefers Bettink noemde, een familienaam die vaker voorkomt. ‘Wefers’ is volgens de gemeente een van zijn voornamen. Jenny Bettink weet echter zeker dat haar schoonvader ooit een naamsverandering heeft bewerkstelligd, maar dat de gemeente dat niet heeft geregistreerd.

Een van de grote hobby’s van Bettink was de duivensport en al spoedig werd op de zolder van het theater een dakkapel gebouwd waar de duiven gehuisvest werden. Hij had veel belangstelling voor fotografie en presenteerde zich ook als fotograaf. De projectieruimte in de bioscoop kon hij ook goed gebruiken als donkere kamer.

Roland Betttink filmde zelf ook. Ter gelegenheid van het eerste lustrum van de bioscoop organiseerde hij kinderspelen. Hij liet wedstrijden houden met houten karretjes die als sulky’s werden voortgetrokken. Hij maakte er een filmpje van, dat bewaard is gebleven. Ook is er nog een filmpje van een feestje in de bioscoop ter gelegenheid van het eerste lustrum, van een kermis in het dorp enzovoort. Dankzij zijn film- en fotowerk kunnen we nog wat van het dorpsleven uit die tijd met eigen ogen zien.

31 augustus 1945 Koninginnedag: Versierde Corso theater tijdens de bevrijdingsfeesten. De tekst die op het bord staat luidt:"Nederland en Oranje blijft 1."
31 augustus 1945 Koninginnedag: Versierde Corso theater tijdens de bevrijdingsfeesten. De tekst die op het bord staat luidt:”Nederland en Oranje blijft 1.”

Oorlog

Van de oorlog met evacuatie, afbraak en bezetting heeft het dorp zeker in de laatste jaren flink te lijden gehad. Het eerste gevolg van het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog was een verbod op Engelstalige films. Er mochten alleen nog Duitse en Italiaanse films worden gedraaid. Ook de inhoud van het journaal werd natuurlijk door de bezetter bepaald. Wanneer dat vertoond werd, mocht niemand de zaal verlaten. Bij de uitgang hield de Sicherheits Polizei de wacht. De laatste winter was het theater gesloten, zo vertelden Jenny en Piet Bettink in een interview uit 1987. Er werd geen stroom meer geleverd.

Krantenbericht over de aankoop van een derde filmprojector in oktober 1940.
Krantenbericht over de aankoop van een derde filmprojector in oktober 1940.

Het Corsotheater was de eerste bioscoop in Noord-Holland die weer in bedrijf was. Met een dieselgenerator uit een bunker in de duinen, erfenis van de Duitse bezetting, was het mogelijk elektriciteit op te wekken. Bij de bevrijding werd ‘Oranje Hein’ gedraaid, de verfilming van een toneelstuk van Herman Bouber; een verhaal dat zich in de Jordaan afspeelde en ook de film ‘It’s in the air’ met George Formby.

Corso kaartjes automaat.
Corso kaartjes automaat. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Aan het begin van de oorlog waren blikken met die films achter de Corso in de tuin begraven. Alle dagen was het toen feest. Van heinde en ver kwamen de mensen naar de bioscoop, alsof ze de verloren tijd wilden inhalen. Voorafgaande aan iedere voorstelling werd altijd iets levendigs gebracht, in de vorm van dans, goochelaars en andere artiesten.

Wim Kuijs vertelt:

“Vooral de smederij van Peperkamp was een plek van gesprek. Bij Peperkamp hingen gebroedelijk naast elkaar de drie biljetten van de concurrerende bioscopen. Na druk overleg werd dan een keus gemaakt. Toen kwam de Corso en er hoefden geen fietstochten meer naar Beverwijk te worden gemaakt. De eerste voorstelling in het theater was voor genodigden. Toen Dirk Schotvanger en ikzelf de Corso bezochten speelde de film ‘De mijnen van Koning Salomo’.
Zo was Castricum dankzij de familie Wefers Bettink een echte bioscoop rijk. Dus van Kinomategraaf tot Corso 50 jaar amusement! Zonder Corso is de Dorpsstraat een straat zonder ziel !”

In liefde gedaan,
Wim Kuijs

Een toegangskaartje waar de controlestrook al vanaf is.
Een toegangskaartje waar de controlestrook al vanaf is.

Filmoperateur Aad van der Colk

Aad van der Colk werd in 1924 in Rotterdam geboren. Hij had een opleiding als filmoperateur gevolgd en al wat ervaring opgedaan. In 1948 solliciteerde hij in Castricum en werd prompt aangenomen. In het begin


Jaarboek 35, pagina 11

kon hij nog wel goed met Roland Bettink opschieten, maar door allerlei meningsverschillen verslechterde de verhouding. Van der Colk bewaart goede herinneringen aan mevrouw Margaretha Bettink- Weel, ‘een Spaanse schone’ zoals ze genoemd werd. Na een ziekteperiode heeft ze geprobeerd hem met extra voeding op te lappen. Operateurs moesten vooral melk drinken, omdat dat hielp tegen de giftige gassen die van de films afkwamen.

Filmoperateur Aad van der Colk op weg naar zijn werk voor Het Rode Kruis op het kampeerterrein Bakkum.
Filmoperateur Aad van der Colk op weg naar zijn werk voor Het Rode Kruis op het kampeerterrein Bakkum.

Van der Colk had overdag natuurlijk veel vrije tijd en werd lid van de Castricumse Reddingsbrigade en later zelfs penningmeester. Hij bemande een post van Het Rode Kruis op het kampeerterrein en verleende eerste hulp. Hij schreef wekelijks een klein stukje voor de plaatselijke krant over allerlei onderwerpen, bijvoorbeeld met tips over het gebruik van de wasmachine. Door al die activiteiten was hij goed bekend in het dorp. In 1955 verruilde hij het Corsotheater voor het Lumiëretheater in Rotterdam, maar nog steeds volgt hij vanuit zijn woonplaats Rotterdam de gebeurtenissen in Castricum.
Terugkijkend is zijn conclusie: ”Het is al met al een geweldige tijd geweest.”

Loek Zonneveld (links) met Piet Bettink, die al op jonge leeftijd veel interesse had voor het werk in de bioscoop.
Loek Zonneveld (links) met Piet Bettink, die al op jonge leeftijd veel interesse had voor het werk in de bioscoop.

Loek Zonneveld

In de loop van de jaren hebben natuurlijk veel mensen in de bioscoop gewerkt. Toon de Wit zo’n 10 jaar. Hij bracht onder andere mensen naar hun plaats. Zijn dochter Ina vertelt dat ze in die tijd met haar vriendin Marjan Wulp bijna iedere week naar de kindervoorstelling mocht: “We gingen altijd op de voorste rij zitten, omdat we dachten het daar het beste te kunnen zien. Na afloop had je dan wel een stijve nek.”

Opening van de gerenoveerde zaal één van het Corso theater, 3 april 1996.
Opening van de gerenoveerde zaal één van het Corso theater, 3 april 1996. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Niemand heeft het zo lang volgehouden als Loek Zonneveld. Direct na zijn schooltijd moest hij aan het werk om bij te dragen aan het onderhoud van het grote gezin met 14 kinderen. “Als je zo rond de veertien jaar was, ging vader een baas voor je zoeken en moest je aan het werk.” Zijn eerste baan was bij het Provinciaal Waterleidingbedrijf. Zijn loon droeg hij thuis af en zo had hij dus nog niets te besteden. Daarom stapte hij in 1946 naar de Roland Bettink en vroeg of hij in de avonduren in de bioscoop mocht werken. Van lieverlee breidden zijn taken zich steeds meer uit tot hij er volledig in dienst kwam. Van klusjesman klom hij op tot filmoperateur.

In verband met een salariskwestie nam Loek eind jaren (negentien) vijftig ontslag. Hij werd uitgenodigd door Cinecentrum in Hilversum, waar hij onder andere opnames met Mies Bouwman meemaakte. In die omgeving kon hij toch niet wennen en hoewel hij dat altijd verre van zich had geworpen, raakte hij toch bij de Hoogovens aan het werk. Roland Bettink haalde hem in de jaren (negentien) zestig over om in de avonduren toch ook weer aan de slag te gaan bij de bio-


Jaarboek 35, pagina 12

Loek: “Ik werd op het laatst een beetje als de bedrijfsleider van de bioscoop gezien. Ik heb nog eens voor elkaar gekregen dat de beroemde film ‘Grease’ bij ons eerder draaide dan in de grote bioscopen in de omgeving. Het vertonen van tekenfilms heb ik er ook doorgekregen. Die waren een groot succes en bovendien kostten ze toen nog niets ook. Ik ben ook wel een beetje trots op mijn aandeel in de invoering van de speciale donderdagavondfilm. De eerste film heette ‘Moeder’ en dat werd zo’n succes dat die zelfs drie weken bleef al was dat niet de opzet.”

Loek was kind aan huis in de bioscoop en herinnert zichheel wat hoogte- en dieptepunten.
“Na de oorlog was het nodig om het vergeelde filmdoek te vervangen. Dat moest helemaal uit Engeland komen en het zou nog al wat kosten. Het kon wel goedkoper volgens schilder Theo Weda. Hij zou het wel een verfbeurt geven. Aldus geschiedde, maar tijdens de voorstelling droop het condenswater van het bewerkte doek. Het werd zo erg dat Roland Bettink er tijdens de voorstelling af en toe een wisser overheen moest halen. Nu moest er zeker een nieuw filmdoek worden aangeschaft.”

Loek Zonneveld voor de vitrine met filmaffiches.
Loek Zonneveld voor de vitrine met filmaffiches.

Jaap Stuifbergen en Loek Zonneveld timmerden in 1987 ter gelegenheid van het vijftig jarig bestaan van de bioscoop een bijzonder programma in elkaar met films van Roland Bettink, zoals ‘Ditjes en Datjes van Castricum’, kleine rapportages over de eigen omgeving en een nog oudere film over het uitgaan van de rooms-katholieke kerk die in de jaren 1930 was gemaakt door De Jong van het Biograaftheater, bekend van de jaarlijkse kermis. Er was zoveel belangstelling voor dat er wel acht voorstellingen gegeven moesten worden.

De 41-jarige loopbaan van Loek Zonneveld bij het theater eindigde in 1988, maar voor zijn gevoel liep hij er gisteren nog rond.

Filmaffiche van het Corsotheater uit de jaren 1950.
Filmaffiche van het Corsotheater uit de jaren 1950.

Andere activiteiten

Het Corsotheater werd behalve voor filmvertoningen regelmatig gebruikt voor diverse doeleinden. Soms traden er paragnosten op. Chris van Keeken (1923) bezocht rond 1942 met zijn vader zo’n voorstelling van een helderziende. “Die man gaf uitleg aan de hand van foto’s, dus wij hadden er ook een paar meegenomen van drie zusters van mijn vader die in Indië woonden. Volgens de helderziende ging het wel goed met die tantes van me en hoefden we ons geen zorgen te maken.”
Er viel niet te spotten met de helderziende. Soms werden mensen de zaal uitgestuurd, omdat ze zijn blik zouden vertroebelden.

Corso voetbal team op het voormalige rugbyveld langs de Duinenboschweg.
Corso voetbal team op het voormalige rugbyveld langs de Duinenboschweg. Boven van links naar rechts Piet Bettink, Herman de Graaf, John Wulp, Wim Guit, Jaap Hollenberg, Wim van ’t Veer, Ton Liefting, Theo de Ruijter/Theo Borgert en Johan Baartsma.
Onder Jan Raven, Gerard Tromp, Niek Stuifbergen en Hans Kuijs. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

In de jaren (negentien) vijftig organiseerde de supportersvereniging van CSV er jaarlijks een sinterklaasfeest voor kinderen van de leden. De echte Sint in de persoon van Henk van Elven kwam dan. Men nam het in die tijd nog niet zo nauw met de tere kinderzieltjes. Enkele keren is een jongetje echt in de zak gestopt en schreeuwend het theater uitgedragen. Japie Sanders en Pietje Eikel overkwam dat. Veel kinderen in de zaal verstijfden van schrik en waren in tranen. Van de feestelijke stemming was dan niet veel meer over. Ze waren wel verbaasd als ze de slachtoffers de volgende dag weer in het dorp of op school tegenkwamen.

Hans Boot zingt in 1955 een liedje voor Sint van Elven in het Corsotheater.
Hans Boot zingt in 1955 een liedje voor Sint van Elven in het Corsotheater. Collectie Hans Boot. Toegevoegd.

Jaarboek 35, pagina 13

Ook voor Vitesse was de Corso een uitkomst, zowel voor lezingen (sportverslaggever Leo Pagano) als voor feestmiddagen voor de jeugd.

Heel bijzonder was een doopdienst die in de bioscoop is gehouden. In 1962 werd daar de tweeling Ingeborg en Ellen van Amelrooy door dominee Papineau Salm gedoopt. Er was brand geweest in de dorpskerk en in uiterste nood werd de kerkelijke plechtigheid naar de bioscoop verplaatst.

De grote zaal van het Corsotheater, zoals die er tot ver in de jaren (negentien) zeventig uitzag. Onder het toneel stond een gaskachel van waaruit warme lucht de zaal in geblazen werd. Het was geen genoegen om ervoor te zitten.
De grote zaal van het Corsotheater, zoals die er tot ver in de jaren (negentien) zeventig uitzag. Onder het toneel stond een gaskachel van waaruit warme lucht de zaal in geblazen werd. Het was geen genoegen om ervoor te zitten.

Elkerlyc

In 1951 werd de Kunstkring Elkerlyc opgericht, met kapelaan Heemskerk als geestelijk adviseur. Het doel was een cultureel verantwoord programma te brengen. Verschillende grote namen zijn in het theater opgetreden, waaronder Jan Musch, Anton van Duinkerken en zelfs Albert van Dalsum. ”Die was niet zo moeilijk als sommige andere artiesten”, aldus Loek Zonneveld. “Hij stond gewoon in zijn onderbroek in de hal om zich te verkleden.” Kleedkamers waren er uiteraard niet in de bioscoop. Er moest maar wat geïmproviseerd worden in een gangetje of zo.

Loek maakte zichzelf nog eens verdienstelijk door onderweg naar de kachel onder het toneel Kitty Knappert te helpen bij het losmaken van haar bh. Er waren er ook die meer noten op hun zang hadden, zoals de voordrachtskunstenares en chansonnière Georgette Hagedoorn. Voor haar is hij wel zes keer over de balken van de zolder van de bioscoop geklommen om aan haar bijzondere wensen voor de belichting te voldoen. Zijn geduld werd daarbij zodanig op de proef gesteld dat de naam van de actrice nu nog moeilijk over zijn lippen komt. De culturele kring werd in 1959 opgeheven en er kwam een einde aan beproevingen van de artiesten en de ‘toneelknecht’.

Bettink alleen-eigenaar

In 1962 overleed Jan Res en overeenkomstig de afspraken kwam de bioscoop nu volledig in handen van Roland Bettink, die daarvoor nog wel de overeengekomen afkoopsom moest betalen.
Jans broer, bollenkweker Frits Res, zal veel eerder zijn uitgeloot. Die had intussen wel de smaak te pakken gekregen van het bioscoopbedrijf. In 1939 heeft Frits samen met een bollenkweker Jan van Lith ’t City-theater in Hillegom opgericht.

Piet Bettink bij de filmprojector.
Piet Bettink bij de filmprojector.

Piet en Jenny Bettink namen in 1972 de bioscoop van hun vader over. Roland Bettink en zijn vrouw gingen verderop in de Dorpsstraat wonen en Piet en Jenny betrokken de bovenwoning. Al vanaf zijn schooltijd was muziek en vooral jazz de grote passie van Piet. Charley Parker en Miles Davis behoorden tot zijn idolen. Hij drumde in eens choolband met onder anderen Martin Biesterbos, Victor Kijzers en Harry Brakenhoff. De naam ‘Flashpoint Six’ is nog blijven hangen. Ook van het Metro-kwintet, een bekende dansband in Castricum en omgeving, maakt Piet deel uit. Later werd hij drummer in een jazzband, met zangeres Ann Sterreman, die voor Amerikaanse militairen optrad in Frankrijk, Zwitserland en Turkije.

In 1962 leerde hij Jenny Harrevelt kennen in de nacht-club Extase in Bergen en in 1966 trouwden ze. Vanaf die tijd werkten beiden regelmatig mee in de bioscoop en zodoende verliep de overname probleemloos. Ongeveer gelijktijdig lieten ze een uitbouw maken aan de achterzijde voor de realisering van de bij velen nog bekende Pjotr-bar. Jenny: “De bar was een succes. Het zat iedere avond vol. Twee bedrijven tegelijk runnen was een zware opgave. In 1978 hebben we de zaak weer gesloten; het was niet vol te houden. Later is het onze woonruimte geworden met een verdieping erop.”

Interieurfoto van de Pjotr bar achter de Corso bioscoop.
Interieurfoto van de Pjotr bar achter de Corso bioscoop, 1975. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Jaarboek 35, pagina 14

Carnaval in 1974 in de Pjotrbar. V.l.n.r. barkeeper Johan Baartsma, Jenny en Piet Bettink.
Carnaval in 1974 in de Pjotrbar. Van links naar rechts barkeeper Johan Baartsma, Jenny en Piet Bettink.

Aan de verouderde inrichting van de bioscoop hebben Piet en Jenny ook het nodige gedaan. In 1976 werden de klapstoelen in de grote zaal vervangen door nieuwe stoelen met skai-bekleding voor de duurste rangen. In 1996 realiseerden ze een facelift van de grote zaal. Het toneel, dat nog zo’n 2,5 meter diep was, verdween. Het filmdoek werd twee keer zo groot. De zaal werd uitgerust met 162 comfortabele rode stoelen (waar er vroeger 350 stonden) in een zwart interieur met levensgrote posters. In 1999 werd een tweede filmzaal gerealiseerd door een ingrijpende verbouwing van de voormalige woonruimte aan de voorzijde. De nieuwe zaal kreeg dezelfde inrichting als de grote zaal en heeft 62 zitplaatsen. In de uitnodiging voor de open dag vroegen Jenny en Piet om een gift te doen in de vanouds bekende Bio-bus.

Het portiek is in 1966 afgesloten. In 1987 werd de toegangspui gelijk getrokken met de voorgevel van de bioscoop. Het loketje waarachter vele jaren kaartjes werden verkocht door Jo Brakenhoff en later door Marie Brakenhoff, ook bekend als melkventster, zullen nog maar weinigen zich herinneren.

Piet en Jenny Bettink voor het theater.
Piet en Jenny Bettink voor het theater.

Jenny Bettink:

“Wij hebben altijd gestreefd naar goede films. We hebben nooit het genre vechtfilms in huis gehaald. Piet en ik waren filmliefhebbers. Als zelfstandige bioscoop ben je vrij om films te kiezen. Een keer in de maandwaren er filmvertoningen. Je kon dan drie films zien.Op de BBC en CNN waren regelmatig filmbesprekingen en zo kwamen we er achter dat er een bijzondere film op komst was. Dat was Schindler’s List. We bestelden de film en kregen te horen dat die pas over een jaar zou verschijnen. Toch reserveerden we de film alvast en zo kregen we het voor elkaar dat we deze al in de tweede week na de verschijning konden draaien. Bioscopen in de omliggende plaatsen gingen te keer; waarom zij wel en wij niet. Ze kregen als antwoord dat het kwam doordat wij het aangedurfd hadden om zo vroeg te reserveren.
Een groot succes was ook de film Titanic. Die heeft 26 weken bij ons gedraaid.

De affiches kregen we vroeger kant en klaar met de film aangeleverd. Een biljet met het programma lieten we drukken en dat brachten we zelf rond bij vaste adressen.

Afscheidsreceptie op 3 november 2004.
Afscheidsreceptie op 3 november 2004. Links Jenny Bettink, rechts Loek Zonneveld. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

We namen in 2004 afscheid met een receptie. Natuurlijk was het wel moeilijk na 32 jaar, maar het werd te veel voor ons. Op de dag dat Corso werd verkocht, kreeg Piet een hartinfarct en later moest hij een bypass operatie ondergaan. Enkele jaren later overviel hem een andere ziekte, waaraan hij na korte tijd in februari 2007 overleed.”

Nieuwe eigenaar

In 1991 streek de student economie Erik Weel in Castricum neer. Hij kende het dorp vanwege de zweefvliegclub,maar verder had hij er geen banden mee. Hij ontdekte in 2004 dat de bioscoop te koop stond. Hij vond het een mooi gebouw en slaagde erin om het in november van dat jaar te kopen. Nadat eerst Patrick Wentink er de scepter zwaaide, nam hij in 2009 de directie zelf over. De dagelijkse leiding kwam in handen van Bianca Sinnema en Robert de Lange. In apparatuur, luchtverversing en verwarming werden nog enkele investeringen gedaan, maar nu is het theater helemaal klaar voor de toekomst. De nieuwste digitale projectoren, zelfs met 3D staan ter beschikking. Het sjouwen met grote zware filmrollen is nog zelden nodig. De films worden afgeleverd op een harde schijf en komen sneller ter beschikking. Wat wel hetzelfde is gebleven, is dat het programma zoveel mogelijk wordt afgestemd op de vraag naar kwaliteitsfilms.

Erik Weel achter de bar in het Corso theater.
Erik Weel achter de bar in het Corso theater in 2012. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Jaarlijks bezoeken tussen de 50.000 en 60.000 mensen het theater. De inzet van de familie Bettink, Jan Res en vele anderen is niet voor niets geweest. Alle reden voor de viering van het 75-jarig bestaan!

Niek Kaan


Jaarboek 35, pagina 15

Bianca Sinnema en Robert de Lange, de huidige leiding, in gesprek met oud-medewerker Loek Zonneveld.
Bianca Sinnema en Robert de Lange, de huidige leiding, in gesprek met oud-medewerker Loek Zonneveld.

Bronnen:

  • Archief gemeente Castricum aanwezig in het Regionaal archief Alkmaar;
  • Noord-Hollands Archief te Haarlem;
  • Geschiedenis van de Nederlandse Film en Bioscoop tot 1940, Karel Dibbets en Frank van der Maden.

Dankwoord: Veel dank aan Jenny Wefers Bettink en Loek Zonneveld voor hun hulp bij de samenstelling van het artikel. Verder bedanken wij Rie Admiraal-De Nijs, Loes Blei, Aad van der Colk, Lia Harmse-Van Ass, Henk Hommes, Chris van Keeken, Huug Korsman, Ber de Lange, Robert de Lange, Margreet Leonhard-van Ammelrooy, Martin Maas, Bianca Sinnema, Jan Valkering, Erik Weel en Ina de Wit.

3 oktober 2022

Stoomwasscherij Blanka (Jaarboek 34 2011 pg 44-48)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 34, pagina 44

Van stoomwasscherij Blanka tot expeditiebedrijf Th. Veldt

 Het pand van Stoomwasserij Blanka aan de Gasstraat. Bij de T-Ford: directeur Cornelis Baart met zijn zoon Co.
Het pand van Stoomwasserij Blanka aan de Gasstraat. Bij de T-Ford: directeur Cornelis Baart met zijn zoon Co.

Aan de Gasstraat is in 1920 een stoomwasserij gebouwd, die een aantal jaren in bedrijf is geweest. De bedrijfsresultaten zijn slecht met het gevolg dat het bedrijf telkens in andere handen overgaat. In 1928 wordt het gebouw door de toenmalige eigenaar Telleman opzettelijk in brand gestoken, waardoor het grotendeels wordt verwoest. Er volgt een faillissement en het pand wordt gekocht door vrachtrijder Dorus Veldt, die na herbouw er een expeditiebedrijf vestigt. Het bedrijf bestaat nog steeds en is nu in handen van een kleinzoon.

De voormalige wasserij Blanka.
De voormalige wasserij Blanka en daarachter de schoenhandel Van der Broek. Gasstraat 29-31 in Castricum, 1995. Later was hier het transportbedrijf van de Familie Veldt gevestigd. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

Oprichting

Op 22 juli 1919 wordt de Naamloze Vennootschap ‘Stoomwasscherij en Strijkinrichting Blanka’ opgericht. Volgens de statuten worden de oprichters, Josephus Henricus Maria Brugman, koopman uit Amsterdam en lid van de firma Bruning en Thunissen, en Jacobus Schuijt, kassier, wonende te Castricum benoemd in de raad van commissarissen, respectievelijk als president-commissaris en gedelegeerd commissaris.

De dagelijkse leiding over het bedrijf is in handen van een directeur. Verder melden de statuten dat de op te richten NV ten doel heeft:
Het bewasschen, bleeken, strijken van aan haar ter bewerking gegeven goederen, alsmede het deelnemen in en het overnemen van ondernemingen, welk een gelijksoortig doel beoogen.”

Brugman en Schuijt kopen van tuinder Hendrik Stengs in september 1919 voor 3.000 gulden een terrein van bijna 4.000 vierkante meter, genaamd ‘Tolweide’ aan de Oudeweg. Vervolgens wordt door de heren een vergunning aangevraagd bij de gemeente tot het oprichten van een stoomwasserij en strijkinrichting, waarin geplaatst zal worden een stoommachine van 10 pk op een perceel grond aan de Oudeweg (later wordt dit weggedeelte Gasstraat genoemd).

De was- en centrifugeerafdeling.
De was- en centrifugeerafdeling.

Op de ontwerptekeningen van het gebouw met de inrichting zien we dat op de begane grond de wasserij, de mangelzaal, een expeditieruimte en een sorteerruimte zijn ondergebracht.

De droog- en mangelkamer.
De droog- en mangelkamer.

De strijkzaal en een droogzolder zijn op de eerste verdieping. De verschillende apparaten, zoals wasmachine, centrifuge, wringer, mangel en strijkmachine worden door een stoommachine aangedreven.

De strijkkamer.
De strijkkamer.

Het polderbestuur maakt bezwaar tegen verlening van de hinderwetvergunning, omdat men verontreiniging vreest van het polderwater, die gevaar kan opleveren voor de gezondheid van het vee. Op 5 december 1919 wordt de vergunning verleend, zij het dat het bedrijf aan een aantal voorwaarden moet voldoen. Het afvoerwater moet in een bezinkput worden geleid en de uitlaatpijp naar de beek moet van een rooster worden voorzien.


Jaarboek 34, pagina 45

Opeenvolgende eigenaren

De onderneming kan al in 1920 niet aan zijn financiële verplichtingen voldoen en wordt failliet verklaard. Op 22 december van dat jaar is er in De Rustende Jager een openbare verkoping. In de notariële akte van de veiling vinden we details van de inrichting. Genoemd worden een stoommachine van 6 pk, een stoomketel, een wastrommelcentrifuge, een mangel, een boordenmachine, een stijfselmolen, zeven werkbanken, drie strijkplanken, acht strijkbouten en een strijkkachel. De verkoping is op verzoek van de te Krommenie gevestigde NV Zaanlandsche Bank.

Een advertentie in het Castricumse Weekblad in 1920.
Een advertentie in het Castricumse Weekblad in 1920.

Het bedrijf wordt gekocht voor 12.500 gulden door Ferdinand Druppel, koopman uit Amsterdam, die het na ruim een jaar op 16 februari 1922 voor 16.000 gulden weer verkoopt aan de heren Cornelis J. Baart, stoombleker uit Castricum en Jan de Bruijn, een beeldhouwer, die in Amsterdam woont. De toen 23-jarige Cornelis J. Baart woont sinds 1920 in Castricum en is bedrijfsleider van de wasserij.

Op 17 juni 1922 vraagt Baart aan de gemeente een vergunning tot wijziging van de stoomwasserij, waarbij de stoomketel in een aangebouwde ruimte met een schoorsteen werd geplaatst. Hier zal ongetwijfeld hebben meegespeeld dat de omwonenden veel hinder ondervonden van rook en roetval. Ook deze vergunning wordt onder bepaalde voorwaarden verleend.

Ook in de nieuwe situatie levert het bedrijf onvoldoende rendement op, want op 23 november 1926 is er opnieuw een openbare verkoping, deze keer in café De Harmonie op verzoek van de NV Groningse Hypotheekbank en in aanwezigheid van de kantonrechter.

Voor 9.853 gulden wordt het bedrijf met machines gekocht door Cornelis Ph. de Ronden, makelaar te Weesp en Johan C.W. Baart, stoombleker, wonende te Weesperkarspel. Al binnen vier maanden verkopen ze hun bezit voor 13.500 gulden aan de 34-jarige Cornelis J. Telleman, winkelier en wonende te Amsterdam.

De stoomwasserij door de eigenaar in brand gestoken

Stoomwasserij Blanka wordt de ondergang van Cornelis J. Telleman. Het gaat niet goed met de opbrengst van de wasserij. Op de avond van 3 november 1927 wordt de stoomwasserij door Telleman in brand gestoken, zo verklaart hij in de rechtszaak die twee maanden later wordt gevoerd.

Telleman heeft op de bewuste avond de brandende petroleumkachel omver getrapt. Deze kachel stond in de kamer, die hij in de wasserij bewoont, vlakbij een houten schot van dat vertrek. Vervolgens heeft hij ook nog een bus petroleum over dat inmiddels brandende schot en de kachel uitgegoten. Daarop is de bovenverdieping helemaal en de onderverdieping gedeeltelijk uitgebrand.

Door de brand levert de schoorsteen gevaar op en moet omver worden gehaald. Telleman is hiertoe gelast, maar neemt geen maatregelen. Hierop volgt een proces-verbaal van de geconstateerde overtreding door veldwachter Pieter Bleijendaal.

Pieter Bleijendaal, gemeenteveldwachter van 1916-1939.
Pieter Bleijendaal, gemeenteveldwachter van 1916-1939. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Omdat Telleman zijn eigen bezit in brand heeft gestoken, gaat de eerder genoemde rechtszaak vooral over het in gevaar brengen van de omliggende gebouwen. In het pro-


Jaarboek 34, pagina 46

ces treden als getuigen op Jacobus van Hoeve, directeur van de naastgelegen gasfabriek, de rijksveldwachter Arien Gorter en Cornelis Baart, bedrijfsleider in de stoomwasserij. Laatstgenoemde verklaart dat de opbrengst van de wasserij wekelijks een tekort liet zien.

Op 24 januari 1928 wordt Telleman veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, omdat de rechtbank van oordeel is dat er bij de opzettelijke brandstichting wel degelijk gevaar bestond voor de belendende gebouwen.

Telleman gaat tegen dit vonnis in hoger beroep. Op 10 mei 1928 dient de rechtszaak voor het Gerechtshof te Amsterdam. Als extra getuigen worden de volgende deskundigen opgeroepen: W.A. Keeman, commandant bij de brandweer van Rotterdam, J.M. Hardorf, hoofdbrandmeester uit Amsterdam en S. Fraijman, brandweercommandant uit Alkmaar.

Op 24 mei van dat jaar doet het Gerechtshof uitspraak en spreekt de verdachte vrij, omdat bij nader inzien geen gevaar heeft bestaan voor de omliggende gebouwen.

Het herstel van het verwoeste pand in 1929; rechts op de foto Dorus Veldt.
Het herstel van het verwoeste pand in 1929; rechts op de foto Dorus Veldt.

Het faillissement van Telleman

Plaatsgenoot Cornelis Stolk, technicus en bekend van de radiodistributie, heeft in opdracht van Telleman in de periode april tot en met september 1927 verschillende werkzaamheden verricht en materialen geleverd. De totale vordering bedraagt 336,62 gulden. De betaling hiervan is ondanks aanmaningen en verzoeken uitgebleven. Stolk dient op 11 juli 1928 een verzoek in tot faillietverklaring, omdat hij heeft vastgesteld dat Telleman meerdere schulden niet heeft betaald. Het faillissement wordt op 18 juli uitgesproken.

Vervolgens inventariseert de curator de ontvangsten en schulden. Er is een lijst opgesteld met 75 namen van mensen die nog geld van Telleman tegoed hebben. Daaronder zijn 48 klanten die een vergoeding eisen voor het verbrande wasgoed. Volgens die lijst wonen er relatief veel klanten in IJmuiden en Amsterdam, respectievelijk 15 en 10; verder wonen er in Bakkum 5, in Castricum 4 en in Beverwijk 3 klanten. Vijf personen hebben nog loon tegoed, verder zijn er vorderingen van leveranciers van materialen. De grootste vordering is de hypotheek van ruim 8.500 gulden.

Na de brand exploiteert Telleman een winkel met snoepgoed en lekkernijen in de Czaar Peterstraat in Amsterdam. Met de opbrengst van deze winkelinventaris van 347 gulden en het perceel met de resten van het verbrande gebouw in Castricum van 5.000 gulden wordt een deel van de hypotheek betaald. Voor klanten en leveranciers blijft er niets over. De verzekeringsmaatschappij heeft niets uitgekeerd, omdat er sprake was van brandstichting.

Dorus Veldt had eerst samen met zijn broer Arie een boodschappendienst met paard en wagen op Alkmaar. Hier hun advertentie in de plaatselijke krant van 28 februari 1920.
Dorus Veldt had eerst samen met zijn broer Arie een boodschappendienst met paard en wagen op Alkmaar. Hier hun advertentie in de plaatselijke krant van 28 februari 1920.

Vrachtrijder Dorus Veldt wordt de nieuwe eigenaar

Op 15 december 1928 verkoopt de curator het perceel grond en de restanten van het gebouw, gelegen aan de Oudeweg in Castricum, voor 5.000 gulden aan de 40-jarige Castricummer Theodorus (Dorus) Veldt, vrachtrijder van beroep. Het gebouw wordt hersteld en verbouwd tot een expeditiebedrijf bestaande uit een garage met bovenwoning. Het bedrijf is in de oorlog betrokken bij het transport van tuinbouwproducten ten behoeve van personeel van grote bedrijven in de Zaan en Amsterdam. Deze voor eigen behoefte geteelde producten vallen buiten de distributienormen. Nic Veldt, de oudste zoon van Dorus Veldt, werkt

Dorus Veldt bij zijn eerste vrachtauto: een A-Ford.
Dorus Veldt bij zijn eerste vrachtauto: een A-Ford.

Jaarboek 34, pagina 47

nauw samen met Jan Rozing, lid van de plaatselijke ondergrondse. Dit vervoer is een mooie dekmantel om onderduikers te plaatsen en weg te brengen.

Nic Veldt heeft zijn belevenissen opgeschreven. Hij eindigt zijn verhaal met:
5 mei 1945 Bevrijding. Goddank, de oude groep had het overleefd. Zonder de stille kracht – vader Dorus – had ik dit werk niet kunnen doen”.

Het gezin van Dorus Veldt voor de A-Ford omstreeks 1933.
Het gezin van Dorus Veldt voor de A-Ford omstreeks 1933. Van links naar rechts voor: Rie, Gré, Annie, Cees, Trees en Coba; achter bij de portieren: Nic en Arie. De twee jongste kinderen Bep en Theo zijn nog niet geboren.

Dorus Veldt en echtgenote Anna Maria Kunnen krijgen in totaal tien kinderen, waarvan de vier zoons ook vrachtrijder worden. Zoon Arie emigreert en begint een expeditiebedrijf in Nieuw-Zeeland. De andere drie zoons, Nic, Kees en Theo gaan in het bedrijf aan de Gasstraat deelnemen. Dit wordt op 5 juli 1954 officieel geregistreerd als vennootschap onder firma onder de naam ‘Expeditiebedrijf Th. Veldt en Zonen’. Op 11 januari 1955 overlijdt Dorus Veldt, de grondlegger van het bedrijf. De drie zonen, Nic, Kees en Theo, de vennoten, worden nu elk voor eenderde deel eigenaar. De firma rijdt dan met drie vrachtwagens.

Twee vrachtwagens van de firma Th. Veldt en Zn. voor het bedrijfspand: de eerste Volvo en de Commer.
Twee vrachtwagens van de firma Th. Veldt en Zonen voor het bedrijfspand: de eerste Volvo en de Commer.

Theo Veldt senior doet zijn verhaal

De jongste zoon, de nu 78-jarige Theo, woont nog in de bovenwoning aan de Gasstraat en vertelt over het expeditiebedrijf:

Bij het uitbreken van de oorlog was ik zes jaar. Bij ons in de Gasstraat kwamen de Duitsers de Nederlandse militairen verdrijven die bij ons in de garage met paarden waren ondergebracht. In 1943 moesten we van de Duitsers uit de Gasstraat verhuizen en mochten aan de Kooiweg gaan wonen naast tante Aaf en tante Trijn, ongehuwde zusters van mijn vader en naast tante Sientje Veldt-van der Hurk, weduwe van de jongste broer van mijn vader.

In haar wat afgelegen huisje werden in de oorlog verschillende onderduikers voor enkele nachten ondergebracht, voordat zij verstopt in onze vrachtwagen naar het definitieve adres ergens in de kop van Noord-Holland konden worden overgebracht. In het huisje van tante Sientje was ook de stencilmachine verstopt, waarop het illegale krantje ‘Strijd’ werd vervaardigd.

Nic was actief bij de ondergrondse en moest met onze vrachtwagen (een A-Ford) materialen vervoeren voor de Wehrmacht.

In 1944 sloeg het noodlot toe, moeder werd zeer ernstig ziek (negenoog) – red: een huidinfectie. Er waren in die tijd geen medicijnen en zij is toen overleden op 56-jarige leeftijd. Vader bleef achter met tien kinderen in de leeftijd van 10 tot 22 jaar. Kort daarna is tante Aaf bij ons ingetrokken.

Na de oorlog zijn we weer terug gegaan naar de Gasstraat. Vader had nog steeds de A-Ford. Ik kwam inmiddels van school, was dertien jaar en moest vader meehelpen met het vervoer van bloembollen van de kwekers naar de bollenveilingen in Hillegom.

Toen kwam ‘De Soto’, een vrachtwagen die door de Duitsers was achtergelaten; deze werd opgeknapt. Nic kwam thuis werken en had vanuit de ondergrondse contacten in de Zaanstreek. Dit leidde tot het vervoer van machines voor de Noordhollandsche Machinehandel te Wormerveer. Dat was door heel Nederland, een voor die tijd hele onderneming.

Omstreeks 1946 kregen we de eerste Bedford, een 5-tons vrachtwagen, waarvoor we vergunning kregen om te mo-


Jaarboek 34, pagina 48

gen vervoeren. Daarmee gingen we naast bloembollen en machines ook kalkzandstenen vervoeren vanaf de fabriek te Schoorldam en later vanaf de fabriek van Cementbouw in IJmuiden, voornamelijk naar de Zaanstreek. Toen kwam Rinus Stet, de eerste knecht als bijrijder, in dienst. Rinus had grote handen en kon goed stenen lossen.

Het wagenpark werd in 1951 uitgebreid met een Panhard, een diesel met een chassis van een bus. Hiermee vervoerden we in het begin van de jaren (negentien) vijftig vooral levensmiddelen van Albert Heijn. Deze werden vanuit binnenschepen, die lagen afgemeerd in Utrecht en Rotterdam, overgeladen in de vrachtwagens van de firma Veldt, die deze verder rondbrachten, vooral in de provincies Utrecht, Brabant en Zeeland.

Het bedrijf breidde zich geleidelijk verder uit met meerdere vrachtwagens en chauffeurs. In 1953 kwam er opnieuw een Bedford, nu een 9-tons vrachtwagen en een nieuwe chauffeur, dat was Jan Hollenberg. Steeds meer werden de vrachtwagens ingezet voor het transport van meel van Wessanen naar Utrecht, Brabant en Limburg en dan met bakstenen terug vanuit de steenfabrieken in de Betuwe naar onze regio, vooral voor de woningbouw in Castricum.

In die tijd moest ik in militaire dienst in Amersfoort. Die heb ik niet helemaal afgemaakt in verband met het overlijden van vader.
Na de oprichting van de IJmond Transport Groep in 1961 zijn we staal gaan vervoeren voor Hoogovens.”

De jongere generatie Veldt aan het roer

Eind december 1963 is Nic uit het bedrijf gestapt en ontvangt zijn deel van het grondbezit De garage, bovenwoning, loods en de resterende grond blijven onverdeeld eigendom van Kees en Theo, die verder gaan onder de naam ‘Expeditiebedrijf Gebroeders Veldt B.V.’ met twee Volvo-trekkers en drie opleggers. Wat later wordt het wagenpark uitgebreid met nog twee Volvo’s.

Het bedrijf Th. Veldt op het terrein van Hoogovens.
Het expedtiebedrijf Th. Veldt op het terrein van Hoogovens.

In 1980 komt Theo Veldt junior, de zoon van Theo Veldt en Ursula Groot, als chauffeur in loondienst bij het bedrijf. In 1991 stoppen de broers Theo en Kees Veldt en neemt Theo junior het wagenpark over en ook het aandeel van zijn oom Kees in het pand met de bijbehorende grond aan de Gasstraat. Hij zet het bedrijf voort als Expeditiebedrijf Th. Veldt, onder dezelfde benaming als zijn opa het bedrijf aan de Gasstraat is begonnen.

De nu 50-jarige Theo Veldt junior:
“Momenteel rijden we uitsluitend voor Tata Steel (de vroegere Hoogovens). De vrachtwagens staan op het terrein van dat bedrijf. In de garage aan de Gasstraat wordt nog het onderhoud aan de vrachtwagens gedaan. Een groot deel van de garage is in gebruik bij mijn zoon Dennis Veldt, samen met mijn zwager Jeroen Peters.

 De huidige situatie: het garagebedrijf 'Black 8' aan de Gasstraat.
De huidige situatie: het garagebedrijf ‘Black 8’ aan de Gasstraat.

Dennis kwam in 2007 als chauffeur in dienst van het bedrijf. Het chauffeursvak was niet wat hij wilde en hij werd automonteur. Nu heeft hij samen met Jeroen Peters ongeveer twee jaar het garagebedrijf ‘Black 8’ in het pand aan de Gasstraat. Behalve de import, verkoop en het onderhoud van Amerikaanse auto’s repareren zij alle auto’s van welk merk dan ook. Met een extra monteur in dienst en Monique Veldt, de vrouw van Jeroen, die de administratie verzorgt, is ‘Black 8’ een soort familiebedrijfje geworden naast het expeditiebedrijf Th. Veldt.”

Simon Zuurbier

Bronnen:

  • Archief gemeente Castricum aanwezig in het Regionaal Archief Alkmaar;
  • Noord-Hollands Archief (NHA) te Haarlem: (kadastrale en notariële archieven, Handelsregister, archieven Arrondissementsrechtbanken van Alkmaar en Amsterdam, archief Gerechtshof Amsterdam).

Met dank aan: Theo Veldt senior en junior, Robert van Vuuren.