Eerder onderzoek
Er is door Oud-Castricum eerder over de betekenis van de naam Castricum gepubliceerd in de jaarboeken van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum jaargangen 23 en 35. Met name het eerste deel Castr- was aanleiding te denken aan castra (legerplaats), of castor (bever) en één van de redenaties was ‘dat het zo Latijns klinkt’. Zelden is in de verklaringspogingen gelet op plaatsen met een naam die ook op –icum eindigt en naar het moment van ontstaan van deze plaatsen met behulp van de archeologie al helemaal niet. In deze zoektocht naar de betekenis van de naam Castricum is het gebied van de landen om de Noordzee afgezocht naar plaatsnamen met -icum of -inghem. Er is hierbij gelet op volk en taal. Zou deze werkwijze leiden tot bewijs naar analogie voor de betekenis van die aparte naam Castricum of levert het juist meer vragen op?
Onderstaand artikel van de hand van Rino Zonneveld is ontstaan na jaren van onderzoek. Het beknopte deel is gepubliceerd in 43e Jaarboek (2020), op pagina’s 44-51. Hieronder is de volledige versie van het artikel te lezen.
Rino Zonneveld
7 november 2020
(De paginering hieronder volgt die van het jaarboek artikel.)
Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.
Jaarboek 43, pagina 44
Met Name Castricum
Voorwoord over die aparte naam
Er is door Oud-Castricum eerder over de betekenis van de naam Castricum gepubliceerd in de jaarboeken van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum jaargangen 23 en 35. Met name het eerste deel Castr- was aanleiding te denken aan castra (legerplaats), of castor (bever) en één van de redenaties was ‘dat het zo Latijns klinkt’.
Zelden is in de verklaringspogingen gelet op plaatsen met een naam die ook op –icum eindigt en naar het moment van ontstaan van deze plaatsen met behulp van de archeologie al helemaal niet. In deze zoektocht naar de betekenis van de naam Castricum is het gebied van de landen om de Noordzee afgezocht naar plaatsnamen met -icum of -inghem. Er is hierbij gelet op volk en taal. Zou deze werkwijze leiden tot bewijs naar analogie voor de betekenis van die aparte naam Castricum of levert het juist meer vragen op?
Inhoudsopgave
De inleiding geeft een beeld van de volksverhuizingen waarin verhaald wordt over het volk en de taal die zij spraken. Na de inleiding volgen in hoofdstuk twee een aantal onderzoeksvragen. Dan volgt hoofdstuk drie met een grote groep namen van -ingham plaatsen, plaatsnamen met klankverwantschap rond de Noordzee gesorteerd per streek. Deze database verschijnt in het jaarboekartikel in verkorte vorm en uitgebreid op de website van Oud-Castricum. In hoofdstuk vier worden de resultaten uit de onderzoeksvragen beschreven. De bevindingen worden in hoofdstuk vijf, de conclusies, beschreven. Het einde bestaat uit vragen en aanbevelingen voor verder onderzoek.
Hoofdstuk 1
Inleiding
Het verhuizen van het volk van toen
Het spreken van talen heeft onder andere geleid tot plaatsnaamgeving om elkaar te vertellen waar en/of van wie het grondgebied is. Het kan belangrijk zijn te weten welke stammen, volken waar woonden en hoe zij naar andere gebieden trokken en welke taal ze spraken om plaatsnamen te verklaren.
Prehistorie
De geschiedenis van Europa wordt gekenmerkt door vele verhuizingen. Allereerst gingen in het Neolithicum (de Nieuwe steentijd) de Europese jagers op in de migratie van de boerenbevolking uit het Nabije Oosten. Dit speelde zich af in de periode van 6500 tot ca 3300 voor Christus. De bevolking uit het Nabije Oosten deed er 3000 jaar over om 3.000 kilometer af te leggen en Europa te bevolken. De klimaatverandering na de laatste IJstijd droeg bij aan de verhuizing van de agrariërs (Kooijmans, 2017).
Kelten
Volk
De Kelten trokken vanaf 400 voor Christus van Noord-Frankrijk naar de Britse eilanden. Zij werden Britten (Brythons) genoemd. Rond 350 voor Christus trokken er mensen uit Zuid-Frankrijk richting Ierland. Zij werden Godelic (Gaelic) genoemd. Tot op heden bleven Schotland, Wales en Ierland bolwerken van Keltische cultuur.
Taal
De bakermat van de taal is Beieren en Bohemen. De Keltische plaatsnamen zijn te herkennen aan woorddelen als aber in bijvoorbeeld Aberdeen en dat betekent mond van een rivier, of coombe dat diepe vallei betekent of glen dat smalle vallei betekent of pen dat heuvel betekent. De Keltische taal is tot op heden behouden gebleven. Ook op het vasteland van Europa zijn nog sporen van de taal aanwezig. Kenmerkend voor het Keltisch zijn onder meer nederzettingsnamen met achtervoegsel -akom. Voorbeelden: Turnacum dat Doornik werd; en Rōtinakom dat Ronse (Oost-Vlaanderen) is geworden.
Romeinen
Volk en taal
Daarna overheersten de Romeinen in Nederland gemiddeld tot aan de Rijn (Limes). Tussen 43 en 410 na Christus waren Engeland en delen van Nederland, België en Frankrijk bezet door de Romeinen. In vele plaatsnamen is hun taalinvloed te herkennen aan Latijnse woorddelen als –castra dat fort betekent. Dit is in Engeland verbasterd tot –chester in Winchester of –caster in Lancaster). Andere woorddelen zijn bijvoorbeeld colonia (-coln) en betekent kolonie/ nederzetting, zoals in het Duitse Keulen of het Britse Lincoln, of porta (-port) dat poort betekent en portus (-port) dat haven betekent en verder namen met strata (strat- of –street) zoals in Stratford en het woorddeel -trajectum in Mosa trajectum (Maastricht).
Ingaevones
Volk
De Ingaevones of, zoals Plinius, de Romeinse geschiedschrijver, hen noemt, de Ingvaeones (“mensen van Yngvi”) zijn beschreven in Tacitus boek Germania dat in 98 na Christus is geschreven. De Romeinen ontmoetten dit volk, vochten ertegen en dreven er handel mee. De Ingvaeonen was een West-Germaanse groep met eenzelfde cultuur die langs de Noordzeekust leefde in de gebieden Jutland, Holstein, Friesland en de Deense eilanden. Naderhand genoemd de Friezen, Angelen, Saksen en Juten. Yngvi is een naam die verwijst naar de Noorse god Freyr. Deze bevolking zag Yngvi of Ingwaz als de voorvader van hun volk en maakt deel uit van hun mythologie.
Taal
Het Ingvaeonisch, ook bekend als Noordzee-Germaans, is een theoretische groepering van West-Germaanse talen die Oudfries, Oudengels en Oudsaksisch omvat. Deze taal wordt beschouwd als een groep nauw klankverwante dialecten én als bakermat van onze Germaanse talen.
Angelen, Saksen en Juten
Volk
Eind vierde eeuw noemt de Romeins geschiedschrijver Eutropius dat de Saxones de zee tussen het vasteland en Engeland onveilig maakten. In het jaar 380 beginnen Romeinse castella aan de Engelse kust te veranderen in Saksische kustforten. De Angelen, Saksen en Juten en sommige Friezen begonnen het Britse eiland vanaf 400 na Christus binnen te trekken. Rond 450 na Christus wordt hen gevraagd zich samen met de Britten te verdedigen tegen de Picten uit Schotland.
De binnenkomende volken verdreven in de 4e en 5e eeuw na Christus de oorspronkelijke Keltische bevolking naar de westelijke (Cornwall en Wales) en noordelijke (Schotland) uithoeken van het eiland en stichtten tussen 550 en 1066 na Christus hun eigen koninkrijken. Uit zeven Angelsaksische koninkrijken die het onderling ook niet altijd eens waren, ontstond het Angelsaksisch Engeland. De koninkrijken zijn: Sussex in 477, Essex rond 500 en Wessex in de 6e eeuw, Kent, East Anglia, Mercia en Northumbria. Trokken deze volken naar gebieden langs de kust en Engeland over land, over zee of over beide?
Taal
De Angelsaksische Benedictijner monnik Beda (672-735 na Christus), geschiedschrijver, identificeerde het Engels als voortkomend uit de taal van drie Germaanse stammen: de Angelen, de Saksen en de Juten. De Angelen, zo zegt hij, zijn waarschijnlijk afkomstig uit Angeln (Sleeswijk-Holstein). Bede schreef dat hun hele volk naar Groot-Brittannië kwam, waardoor hun vroegere land leeg was. De naam Engeland in het Oudengels: Engla land of Ængla land is afkomstig uit deze stam. De Saksen kwamen uit Nedersaksen en onze Lage Landen. De Juten, mogelijk van het schiereiland Jutland (Jylland). De in Brittanië binnendringende volken kwamen dus uit Denemarken en de kustgebieden van Duitsland en Holland. Ze noemden hun land Engaland en hun taal Enlisc. Hun taal, het Angelsaksisch of Oudengels is afgeleid van de Ingvaeonische Noordzee-Germaanse dialecten en is veranderd naar het Middeleeuws-Engels van de 11e eeuw.
Woorddelen die herkenbaar zijn in de Nederlandse taal zijn: burna (-borne) een moeras, stroom, denk aan het Overijsselse Borne en Bornerbroek; dun (-dun) een heuvel, denk aan onze duinen; eg (-ey) een eiland, denk aan onze –ogen als Schiermonnikoog, Callantsoog; halh- een hoekje, veilig plekje van het land; ham (-ham) een hoeve, een thuis, denk aan ons -ham en -hem in Arnhem en de Duitse plaatsen met –heim; hamm (-hamm) is een omheining, een natte weide; ‘wel’ is een bron, een put, een ‘spring’ zoals Springendaal of Sprengenberg; leah (-ley) een open ruimte of gerooide plek in een bos, herkenbaar in –loo als in Dinxperloo en Heiloo en Boekelo en zelfs Boekel bij Akersloot; stede betekent plaats; tun, verwant met het Duitse Zaun en het Nederlandse tuin, betekent een omheining, boerderij.
Onze voorouders kozen hun plaats- of streeknaam met zorg. Veel plaatsnamen zijn afgeleid van een persoon of groep. In Groot-Brittannië is de plaatsnaam vrij eenvoudig te verklaren. Doordat de Romeinen langer in Brittannië bleven, de schrijfkunst machtig waren en deze doorgaven aan monniken is er veel genoteerd. Bijvoorbeeld Beda die in zijn werk Historia ecclesiastica gentis Anglorum, de geschiedenis van het Angelsaksische volk vanaf de tijd
van Caesar tot het jaar 731 beschreef.
De voorouders gaven hun naam aan gebieden. In de geschiedenisboeken staat vermeldt dat de Angelen, Saksen en Juten naar het grote eiland over zee trokken in de tijd van de volksverhuizing. De Saksen gaven hun naam aan Essex (Oost-Saksen), Wessex (West-Saksen), Sussex (Zuid-Saksen) en Norfolk en Suffolk voor het volk in het noorden en het volk in het zuiden. De namen van sommige steden en dorpen zijn een herinnering aan de mensen die daar in de 5e eeuw bossen kapten en in hun levensonderhoud voorzagen.
Veel plaatsnamen in Engeland, Nederland, Vlaanderen en Artois bestaan uit drie delen. Een persoonsnaam gevolgd door – ing en dan gevolgd door -ham. Het deel met –ing stamt van het Oudengelse –ingas en betekent horend bij een persoon. Bijvoorbeeld Gissing (Norfolk) is ontstaan uit de persoonsnaam Gyssa + ingas en betekent de plaats horende bij Gyssa’s mensen/volk.
Andere plaatsnamen in deze gebieden eindigen op –ingham of –ington. Het laatste deel -ham(- heim) of –ton (-tuin) betekent woonplaats of boerderijplaats/hofstee. Bijvoorbeeld Dersingham (Norfolk) is ontstaan uit Deorsige+ingas+ham en betekent woonplaats van Deorsige’s mensen. Keddington (Lincolnshire) ontstaat uit Cydda+ingas+tun en betekent de boerderijplaats van Cydda’s mensen. In 1961 werd door taalkundigen geconstateerd dat Norfolk en Suffolk vele plaatsnamen had met de overeenkomstige uitgangen –ing of –ham of –ingham.
Het kan geen toeval zijn dat de plaatsen in Norfolk en Suffolk, die het latere koninkrijk East-Anglia vormden, zijn ontstaan in de vroege Angelsaksische periode en zijn verbonden door taal en afkomst.
Jaarboek 43, pagina 45
Salische Franken
Volk
Vanaf circa 300 na Christus staken Germaanse stammen de Rijn over en wel de Salische en Ripuarische Franken. De Salische Franken trokken naar het gebied dat nu Betuwe heet. In 358 na Christus gaf de Romeinse keizer Julianus de Saliërs toestemming zich in het gebied te vestigen.
Rond 400 na Christus leefden zij in het gebied dat nu Gelderland, Noord-Brabant, Utrecht en Salland is. Rond 440 na Christus trokken zij naar het gebied dat nu West-Vlaanderen heet. Zij vermengden zich met de oorspronkelijke Keltoromaanse bevolking. Zij stichtten een koninkrijk met als centrum Doornik. Zij vormen de bakermat voor het latere Merovingische Rijk. Ze trokken naar het zuiden en vestigden zich in grote getalen rond Boulogne. De rivier de Somme was de zuidgrens van de Salische Franken (Volksverhuizing in de Lage Landen (Frankische tijd), 2019). Waar in Vlaanderen zich een Frankische stamvader vestigde ontstaan plaatsen met een achtervoegsel –ingem. (Pirenne, n.d.) En zo zegt Pirenne in zijn geschrift uit 1902 letterlijk: ‘Friezen, wellicht met langs de zee gekomen Saksen vermengd, bevolkten die streek, waar men nog heden in de taal, het recht, de zeden, ja zelfs in de gelaatstrekken der bewoners de onwraakbare bewijzen van hunnen oorsprong vindt.’
Taal
De taal van de Salische Franken is Oudnederfrankisch (Wikipedia, geen datum) ofwel Oudnederlands en werd van de 5e tot de 11e eeuw in een groot deel van België en West-Nederland en Noord-Frankrijk gesproken. Hun religie richt zich tot de god Ing (of Freyr).
Vikingen
Volk
De Vikingen uit Denemarken en Noorwegen kwamen vanaf 789 na Christus richting Engeland. Trokken in Nederland rond 810 na Christus en nadien. Het Engelse Norfolk en Suffolk moesten destijds gehoorzamen aan de zogenaamde Danelaw of Denenwet.
Taal
De Oudnoorse en Oudengelse taal hebben veel taalovereenkomsten. In Groot-Brittannië zijn er meer plaatsnamen met Scandinavische woorddelen dan in Nederland. Denk aan –by met de betekenis boerderij en dorp zoals in Barby, dalr is een dal of vallei, gathr is een yard of in het Nederlands een gaard, gil is een ravijn, holmr is een vlakke grond bij een rivier en denk aan Bornholm en Stockholm, lundr is een bosje en denk aan Lunteren, thorpe is een kleinere nederzetting, boerderij en dit is natuurlijk verwant met het Nederlands dorp, thveit (-thwaite) is de weide (’t weid), en tenslotte toft is een stuk land met huizen en schuren, zoals in Lowestoft.
Tussen 856-863 na Christus waren er Denen in Kennemerland. Met Rorik van Friesland in ieder geval bestonden er nauwe banden tussen Engeland en West-Nederland (De Jonge, Bazelmans, & De Jager, 2006). Wellicht zijn er in Kennemerland ook Oudnoorse/Deense taalinvloeden.
Nagelaten plaatsnamen in het westelijk Noordzeegebied zijn dus die met een Keltische, Romeinse, Frankische, Ingvaeoonse (Angelsaksische) en Vikingoorsprong. In één van deze verhuisperioden zal de naam Castricum of Castringhem samen met andere –inghem nederzettingsnamen ontstaan kunnen zijn.
Hoofdstuk 2
Onderzoeksvragen
Welke schriftelijke bronnen zijn te raadplegen?
Om dicht bij de betekenis van een plaatsnaam te komen kan getracht worden de alleroudste geschreven spelling te achterhalen. De Engelsen gebruiken daarvoor het Domesday Book (Domesday Book, 1086), een in 1086 uitgegeven boek dat overzicht biedt van de rijkdommen van Willem de Veroveraar. In Nederland worden geschriften uit een klooster of kerk zoals de Annalen (jaarboeken) van de Egmondse Abdij gebruikt.
Rond het jaar 990 na Christus kwam de naam Castricum voor het eerst voor in een geschreven bron. In de boeken van de Abdij van Egmond wordt dan melding gemaakt van een schenking van graaf Arnulf, de zoon van Dirk II, aan de abdij van Egmond. De schenking betrof één en driekwart mansa (hoeve) gelegen in ‘Castrichem’: “in Castrichem duas mansas excepta quarta parte unius manse.” (Zuurbier, 2000)
Plaatsnaamdeskundigen als Blok en Gyssels leveren op het gebied van taal en etymologie (waar de woorden van afgeleid zijn) veel informatie. De schriftelijke bronnen worden waar nodig genoemd. En vanzelfsprekend is internet een bron van kennis.
Welke vormen heeft de spelling van Castricum gehad?
Men schreef in de middeleeuwen de naam Castricum als Castrichem, Casterkem, Castringhem, Kasterchem en Kasterkem. De laatste paar eeuwen is het vooral Castricum geweest, hoewel Kasterkum en Castercom ook nog voorkwamen.
Vóór 993 was de spelling Castrichem, rond 1083 Casterchem, tot 1120 Castrinchem, later Casterkem en in 1644 Castricum. En dan zijn er ook nog de vele varianten met c en k verwisseling. De middeleeuwer nam het niet nauw met de spelling. Het moest klinken als … De spelling levert geen onderzoeksvraag op.
Welke verklaringen heeft de naam Castricum tot op heden gehad?
Castricum is afgeleid van castra dat legerplaats zou betekenen. Castricum zou dan in de Romeinse tijd bestaan moeten hebben. Er zijn zeker vondsten uit die periode, maar niet van dien aard dat hier een Romeinse nederzetting geweest zou zijn. Tenzij ….
Een van de oudste verklaringen is uit 1796 en dan schrijft Lieve van Ollefen in “De Nederlandsche stad- en dorpsbeschrijver, deel IV, Kennemerland”, dat de naam afkomstig is van de Griekse god Castor. Castors-hum is verworden tot Castercum. Deze verklaring zou duiden op een ontstaan in Romeinse Tijd.
Jaarboek 43, pagina 46
Op 22 april 1858 vraagt de Commissaris des Konings om opheldering: de Castricumse Burgemeester echter blijft het antwoord schuldig.
In de loop der tijd wordt ook gedacht dat de naam van castor fiber (Latijn voor bever) afgeleid kunnen zijn. Castricum heet dan Castorhem; en zou zelfs een verlatijnsing van Bevorhem (Beverwijk) kunnen zijn.
Analyse van de plaatsnaam laat in ieder geval zien dat Castricum sinds het jaar 990 bestaat uit drie klankgrepen: Castr-ic-hem.
Andere onderzoeksvragen
Onderzoeksvraag:
Waar liggen plaatsen met de uitgangen ingham/inghem/ ichem/icum? En waaruit bestaat de eerste klankgreep? Reden voor deze vraag is dat er zeer veel overeenkomst is met andere –inghem en -icum plaatsnamen is zoals Callinghem, Obbinghem, Blaricum, etc. Het tweede en derde deel bestaat uit -ingham/ inghem/ichem/icum of -ham/hamm/hem of –gem/igem/ichem of –heim. Antwoorden hierop worden geboden in het volgende hoofdstuk over de plaatsen met klankverwantschap.
Onderzoeksvraag:
Zijn er in die verzamelde reeks van -ingham namen verklaringen of aanwijzing voor de eerste klankgreep? Reden voor deze vraag is te achterhalen welke (persoons)naam dit is. Antwoorden hierop worden geboden in het hoofdstuk over de plaatsen met klankverwantschap. Achter elke plaats wordt waar mogelijk een verklaring gegeven.
Onderzoeksvraag:
welke datering kan genoemd worden uit schriftelijke bronnen? De datum van oudste vermelding wordt terminus ante quem genoemd en betekent dat de plaats in ieder geval ouder is dan het moment dat het genoemd wordt. Achter elke plaats wordt waar mogelijk een terminus ante quem genoemd.
Onderzoeksvraag:
Welke dateringen kunnen afgeleid worden uit de archeologische vondsten in –ingham-nederzettingen? Reden voor deze vraag is om te achterhalen of beoogde ontstaansperiode van een plaats uit archeologisch onderzoek kan worden bevestigd.
Onderzoeksvraag:
Zijn er genetische bewijzen van de migratie te vinden in ons DNA? Is er een kans dat er in de -inghem plaatsen DNA-verwantschap is?
Onderzoeksvraag:
Zijn de Angelen, Friezen, Saksen, Juten over land en/of over zee naar hun nieuwe woonoorden getrokken?
Onderzoeksvraag:
Wat is de rol die de Salische Franken hebben gespeeld in de volksverhuizing?
Onderzoeksvraag:
Wat kan de betekenis van Caster zijn als het een persoonsnaam is?
Hoofdstuk 3
Plaatsen met klankverwantschap rond de Noordzee
Dit deel geeft antwoord op de eerste en tweede en derde onderzoeksvraag:
Welke plaatsnamen met uitgangen –ingham/-inghem/-ichem/-icum zijn bekend. Deze plaatsen zijn verzameld in grote lijsten en geordend in woongebieden. De verzamelingen staan op een gebiedskaart.
Welke betekenis wordt er aan de eerste klankgreep gegeven.
Waar mogelijk wordt de ouderdom aangegeven met het begrip ‘terminus ante quem’ hetgeen de bovengrens van een tijdstip is. Bijvoorbeeld als er gesproken wordt over een bron uit 841 na Christus dan is de plaats dus op zijn minst vóór 841 na Christus ontstaan.
De –ingham plaatsen in Engeland
Tijdens de volksverhuizing kwam men van het continent naar Engeland vanaf de 5e eeuw (449 na Christus). De oudste van deze vestigingen/dorpen/nederzettingen eindigen meestal op -ing van het Oudengelse ingas in de betekenis ‘volk van’ een bepaalde persoon. Er zijn vele naamovereenkomsten tussen de plaatsen in de gebieden Norfolk en Suffolk, en zelfs plaatsen die in beide gebieden voorkomen. Hevingham (Norfolk) en Heveningham (Suffolk) bewijzen de verbanden tussen taal en volk (etniciteit) in de vroegste Angelsaksische periode (Rye, 1991). Waar mogelijk worden overeenkomsten met het ‘vasteland’ aangegeven.
- Aldringham (Suffolk) Genoemd als ‘Alrincham’ (Domesday Book, 1086). De verklaring van de naam is mogelijk van ‘het huis van Ealdhere’.
- Antingham (Norfolk) De naam stamt uit het Oudengels en betekent de plaats van de mensen van Anta. Antingham wordt ook genoemd in Domesday Book. Antingham wordt ook gespeld als Antigeham, Antingham en Attinga. In Nederland bestaat nog onduidelijkheid over de ligging van een plaatsje waarvan alleen de naam Attingaheem bekend is.
- Bassingham (Lincolnshire) Geen verklaring.
- Beckingham (Lincolnshire) Geen verklaring.
- Beckingham (Nottinghamshire) Geen verklaring.
- Bessingham (Norfolk) Geen verklaring.
- Billingham (Durham) Er is een Saksische toren van de St Cuthbert’s kerk. De toren is gebouwd circa 1000 na Christus maar sommige elementen zijn uit de laat 7e en vroeg 8e eeuw. Ook het schip van de kerk bleef bewaard en er ligt een 7e -eeuwse zerk in het British Museum.
- Birmingham (West Midlands) Als nederzetting dateert Birmingham uit het Angelsaksische tijdperk. De naam van de stad komt uit het Oudengelse Beormingahām, hetgeen betekent het huis of de nederzetting van de Beormingas – wat suggereert dat Birmingham in de 6e of vroege 7e eeuw werd opgericht als de voornaamste nederzetting van een Angelse stamgroepering met die naam. De Beormingas (Beormingas, 2018) was een stam of clan in Angelsaksisch Engeland, mogelijk een vroeg administratieve eenheid van het Koninkrijk Mercia. De naam betekent letterlijk Beorma’s volk in het Oudengels. Beorma is waarschijnlijk de leider van de groep geweest tijdens zijn nederzetting in Groot-Brittannië of een echte of legendarische stamvoorouder.
Er is gesuggereerd dat de Beormingas een groter gebied bewoonden, veel groter dan Birmingham’s hal en parochie en veel omringende nederzettingen verspreid langs de rivier de Tame besloeg. Zulke Beorminga of ‘Beorming’-nederzettingen zouden op dezelfde manier kunnen zijn samengesteld als The Rodings, een cluster Angelsaksische dorpen die door de stam van Hroða werd opgericht, die de rivier de Thames opzeilden om zich in Essex (Oost- Saksen) te vestigen. Het is mogelijk dat Angelsaksische namen tegenwoordig nog steeds in de buurt van Birmingham (bijvoorbeeld Bearwood, Berwood, Brewood, Bromford, Little Bromwich, West Bromwich en Bromsgrove) een rol kunnen afspelen in de Beorminga- nederzettingen over noordelijke delen van het bos van Arden in Staffordshire en Warwickshire.
De Beormingas zouden waarschijnlijk van Angelse oorsprong zijn geweest en deel uitmaken van de Angelen nederzetting bij de rivier de Trent, die uitmondt in de Humber-riviermonding. De locatie Birmingham suggereert dat de stam mogelijk deel uitmaakte van de Tomsaete of Tame-rivierbewoners die beschreven worden in later Angelsaksische annalen als een van de kerngroeperingen van het koninkrijk van Mercia (730-795). Archeologische vondsten bewijzen dat de Angelen zich in de 6e eeuw in de landen ten noorden van de Thames vestigden. In 1049 werden de Mercians voor het laatst als volk genoemd. - Bressingham (Norfolk) Geen verklaring.
- Brimingham (Norfolk) Geen verklaring.
- Buckingham In de 7e eeuw is Buckingham (Buckingham, 2019), letterlijk “weiland van Bucca’s mensen”. Het zou gesticht zijn door Bucca, de leider van de eerste Angelsaksische kolonisten.
- Cammeringham (Lincolnshire) Geen verklaring.
- Coldingham (Berwickshire) Er stond reeds in 660 na Christus een hoogwaardig klooster in deze plaats. Etheldreda, de koningin van Egfrid, werd een non in het klooster van Coldingham (Coldingham, 2019). Het klooster stond destijds onder leiding van Æbbe de Oudere, een tante van haar man.
Bede beschrijft het als “Het klooster van de maagden” en vertelt dat het klooster in 679 na Christus afgebrand is. Het werd herbouwd, maar in 870 opnieuw vernietigd door vuur tijdens een aanval van de Denen. - Corringham (bij de Thames en kust) Zou afgeleid zijn van een Saksische hoofdman genaamd Curra, ‘ing’ betekent volgelingen en ‘ham’ betekent thuis.
- Cottingham (Northamptonshire) Staat in de lijst van het Domesday Book en wordt genoemd in de Anglo-Saxon Chronicle, een geschrift uit de 9e eeuw dat de geschiedenis van de Angelsaksen beschrijft. Cottingham is mogelijk afkomstig van zowel de Britse als Saksische woorden: “Cot” van Ket, afgeleid van de naam Ceridwen uit Wales; –ing een weide; en –ham dat huis betekent. Er wordt ook gesuggereerd dat het komt van de mansnaam “cotta” plus -inga- behorende bij en ham. Oude spelling Cotingeham (1086), en Cotingham (1156).
- Dersingham (Norfolk) Geen verklaring.
- Ditchingham Geen verklaring.
- Dullingham (Cambridgeshire) Komt voor als Dullingeham (Domesday Book, 1086). De dorpsnaam betekent woonplaats van de familie van een man genaamd Dulla.
- Eglingham (Northumberland) In de omgeving zijn vondsten van menselijke bewoning gedaan uit neolithische of bronstijd. Een aantal ijzertijdnederzettingen liggen oost van Shipley Moor. Bewoningssporen uit de Romeinse tijd zijn te vinden in Beanley Moor. Eglingham dorp had vroege middeleeuwse kerken.
- Ellingham (Hampshire) De naam kan betekenen het erfgoed van Æthelingas. In het Domesday Book van 1086 was ‘Cola the Huntsman’ leenheer van Ellingham van de koning.
- Ellingham (Norfolk) Geen verklaring.
- Erpingham (Norfolk) Geen verklaring.
- Fillingham (Lincolnshire) Archeologisch onderzoek laat resten zien van een Romeins kamp en Angelsaksisch aardewerk. Er is ook een Angelsaksische begraafplaats gevonden.
- Finningham (Suffolk) Geen verklaring.
- Framingham Pigot (South Norfolk) Geen verklaring.
- Framlingham (Suffolk) Vaak genoemd “Fram” door de lokale bevolking, het is van Angelsaksische oorsprong en staat vermeld in het Domesday Book.
- Gillingham (Kent) Betekent een huis van Gylla’s familie en werd voor het eerst genoemd in de 10e eeuw als Gyllingeham. Ook genoemd in oude teksten als Jillyingham Water. De uitspraak is Dzjillingham.
- Gillingham (Norfolk)
- Gillingham is genoemd in het Domesday Book.
- Gillingham (Dorset) Er is een grafheuvel uit de Steentijd in het stadje, en er is bewijs van Romeinse bewoning in de 2e en 3e eeuw na Christus. De stad is echter gesticht door de Saksen. De kerk van St Mary the Virgin heft een Saksisch kruis dat dateert uit de 9e eeuw.
De naam Gillingham (Gillingham, Dorset, 2019) werd gebruikt in een 10e-eeuws document en is in 1016 in de annalen beschreven in een slag tussen Edmund Ironside en de Vikingen. In het Domesday wordt het Gelingeham genoemd en latere spelling luidt Gellingeham in 1130, Gyllingeham in 1152 en Gilingeham in 1209. De naam stamt af van de persoon Gylla en -inga en -ham. - Hameringham (Lincolnshire) Geen verklaring.
- Hardingham (Norfolk) Geen verklaring.
- Hassingham (Norfolk) Er is een kerk met ronde toren. Een round-tower (Wikipedia, 2018) kerk is een type kerk die vooral in Engeland voorkomt en met name in East Anglia. Van de 185 overgebleven torens staan er 124 in Norfolk, 38 in Suffolk, 6 in Essex, 3 in Sussex en 2 elk in Cambridgeshire en Berkshire. Er staan in Duitsland ongeveer 20 round-tower kerken met eenzelfde Saksisch (!) ontwerp.
- Helmingham (Suffolk) Geen verklaring.
- Hevingham (Norfolk) Geen verklaring.
- Heveningham (Suffolk) Geen verklaring.
- Hindringham (Norfolk) De naam Hindringham betekent “Het land van de mensen die wonen achter de heuvels”. Hindringham wordt genoemd in het Domesday Book waar het te boek staat als Hidringham, Hindringaham en Indregeham.
- Hovingham (North Yorkshire) Het dorp wordt genoemd in het Domesday Book. De naam komt van houc dat betekent een plaats met graven, van –ing in de betekenis van een weide bij een rivier en –ham in de betekenis van nederzetting. Deze verklaring wijkt af van anderen.
- Immingham (kust bij Grimsby). De naam betekent “thuis van Imma’s mensen.” De stad, Immingham, heeft een volledig Engelse naam die ongebruikelijk is in een gebied dat gekenmerkt wordt door grootschalige Noorse nederzettingen. Dit suggereert dat de naam van de stad dateert van vóór de Viking- invasie in dit gebied. Bede noemt een edelman uit North-Humbria genaamd Imma, die in de Slag bij de Trent in 679 na Christus vecht. Een slag tussen de koning van Northhumbria Ecgfrith en het leger van Mercy van koning Æthelred.
- Ingham (Norfolk en Suffolk) Genoemd in het Domesday Book van 1086 waar het voorkwam onder de naam Hincham. Mogelijke etymologie is “plaats of dorp van een man genaamd Inga” or “thuis van de Inguiones” (een oude Germaanse stam).
- Lastingham (North Yorkshire) Er is een reden te geloven dat de originele naam Læstingau was. Læstingau verschijnt voor het eerst in de geschiedenis van Koning Ethelwald of Deira (651-circa 655) die een klooster stichtte ten behoeve van zijn eigen begrafenis.
- Leasingham (Lincolnshire) Geen verklaring.
- Letheringham (Suffolk) Geen verklaring.
- Metheringham (Lincolnshire) Het dorp staat in het Domesday Book. Gedacht wordt dat het dorp stamt uit Angelsaksische tijd en dan Medrich heet. De toevoeging “-es” met het bekende “-ham” aan het eind heft geleid tot Medrichesham (de plaats van Medrich). In de loop der tijd veranderd in huidige naam.
- Nottingham (East Midlands) Toen het onder de heerschappij van een Saksisch opperhoofd genaamd Snot viel, werd het bekend als Snotingaham met betekenis het huis van Snot’s mensen. Bij Snot kun je denken aan het Oudnederlands woord snood in de betekenis van wijs, schrander; inmiddels betekent het boosaardig.
- Sandringham (Norfolk) Geen verklaring.
- Saxlingham (Norfolk) Genoemd in het Domesday Book waar het te boek staat als Saxelinghham and Saxelingaham. Het Nederlandse Sassenheim klinkt verwant.
- Scrayingham (North Yorkshire) Geen verklaring.
- Sheringham (Norfolk) Geen verklaring.
- Surlingham (Norfolk) Heeft een ‘round-tower’ kerk.
- Walsingham (Norfolk) Werd een belangrijk pelgrimsoord in de 11e eeuw. In 1061, had, volgens de Walsingham legende, een Saksische edelvrouw genaamd Richeldis de Faverches, een visioen van de Heilige Maagd Maria en kreeg ze opdracht een replica te bouwen van de woning van de Heilige Familie in Nazareth ter ere van Maria Boodschap. Haar naam Richeldis komt niet voor in het Domesday Book.
- Willingham (Cambridgeshire) De naam komt waarschijnlijk van een man genaamd “Wifel” en werd rond 1050 Vuivlingeham genoemd en in 1086 Wivelingham. De naam Wivelingham werd tot de 18e eeuw gebruikt. Er is bewijs gevonden van christelijke Angelsaksische activiteit en er is een kerk geweest sinds tenminste de 12e eeuw.
- Whittingham (Northumberland) De dorpsnaam is afkomstig uit Angelsaksische tijden en betekent ‘de ontmoetingsplaats van Hwita’s volk’.
- Whittingham (Lancashire) Geen verklaring.
- Wolsingham Ligt bij de samenkomst van de rivier Wear en de Waskerley Beck. Het is een Saksische nederzetting en een van de eerste marktplaatsen in County Durham. De naam komt van Waelsingas, of Sons of Wael, een oude Saksische familie die hier ooit heeft geleefd. De vroegste vermelding is gevonden in Reginald of Durham’s Life of Godric waarin beweerd wordt dat de heilige hier bijna twee jaar heeft geleefd rond 1120 na Christus met Elric de kluizenaar.
De oudste namen zoals Birmingham (660) en Immingham (679) worden genoemd in de 7e eeuw. Opvallend is dat er veel overeenkomsten zijn tussen Engelse en Vlaamse en Noord-Franse plaatsnamen.
Jaarboek 43, pagina 47
De -inghem plaatsen in Artesië of Artois in Noord-Frankrijk.
Het noordelijkste deel van Artesië (Graafschap Artesië, 2019) in Noord-Frankrijk was tot en met de hoge middeleeuwen Nederlandstalig. In dit gebied komen evenals in Engeland toponiemen voor met uitgang -inghem of –inghen, die in geschriften teruggaan tot de Karolingische periode (8e tot 10e eeuw). Meer naar het zuiden, rond Terwaan (Thérouanne), werd in vroeger tijden eveneens op veel plaatsen Oudnederlands gesproken. Men vindt er vooral nog toponiemen op de Germaanse uitgangen –inghem (bijvoorbeeld Matringhem).
Uit studie naar de plaatsnamen blijkt dat Franse plaatsnaamdeskundigen de bekende driedeling hanteren: persoonsnaam-, gevolgd door –ing (volk van) en –hem (plaats).
- Balinghem Toponiem bestaande uit drie delen: Bal-ing-hem, de woonplaats van het volk van Bal.
- Baudringhem Geen verklaring
- Bazinghen Toponiem bestaande uit drie delen: Baz-ing-hem, de woonplaats van het volk van Baz (of Bazo).
- Bellinghem Topooniem bestaande uit Herbel-ing-hem.
- Blaringhem De woonplaats van het volk van Blara of Blaro.
- Ebblinghem De oudste vorm is Humbaldingahem uit 826. Verklaard als het gebied van Humbald of Ebbl.
- Eringhem Komt in 857 voor als Ebersingahem en is het gebied van Eberso.
- Garlinghem Geen verklaring
- Hardinghen Verklaring zou zijn Hervardus+ing+heim.
- Heuringhem Toponiem bestaande uit drie delen: Heur-ing-hem, de woonplaats van het volk van Heur.
- Inghem Geen verklaring.
- Lozinghem Toponiem bestaande uit drie delen: Loz-ing-hem, de woonplaats van het volk van Loz.
- Maninghem Geen verklaring
- Mazinghem Geen verklaring
- Moringhem Toponiem bestaande uit drie delen: Mor-ing-hem, de woonplaats van het volk van Mor.
- Pipelingehem, Pillinghem, Peuplingues Geen verklaring.
- Racquinghem Geen verklaring.
- Radinghem Toponiem bestaande uit drie delen: Rad-ing-hem, de woonplaats van het volk van Rado.
- Ruminghem Toponiem bestaande uit drie delen: Rum-ing-hem, de woonplaats van het volk van Rumo. De naam wordt in 850 na Christus genoemd.
- Tardingem Geen verklaring
- Wabbinghem, Ouatreau De naam komt in 853 na Christus voor als Walbodinga.
Uit de historische geschriften blijken de plaatsnamen voor het eerst geschreven te zijn in de 9e eeuw (bijvoorbeeld 826 na Christus). De plaatsnamen bestaan dus van vóór het jaar 800 na Christus.
Overeenkomsten tussen plaatsnamen in Noord-Frankrijk en Engeland eindigend op –inghem en –ingham. De overeenkomst in naam duidt op overeenkomst in taal en etniciteit. Balinghem en Ballingham; Barminghem en Birmingham; Bazinghen en Bassingham; Berlinghem en Birlingham; Lozinghem en Lossingham; Bouquinhen en Buckingham; Maninghem en Manningham; Mazinghem en Marsingham; Hardinghen en Hardingham; Elinghen en Ellingham.
Een uitstapje naar de -incthun en -thun plaatsen in Noord-Frankrijk. Sommige plaatsnamen In Noord-Frankrijk doen denken aan Engelse plaatsnamen, in het bijzonder de plaatsnamen op –incthun en –thun, bijvoorbeeld Audincthun en Landrethun (vergelijk met Engelse plaatsnamen op –ton of –ingdon zoals Brighton en Abingdon). Zij zijn het resultaat van een 6e eeuwse Angelsaksische immigratiebeweging (Graafschap Artesië, 2019).
Overeenkomsten tussen plaatsnamen in Noord-Frankrijk en Engeland eindigend op -thun en -ton:
Alincthun en Allington; Audinctun en Oddington; Baincthun en Bainton; Colincthun en Collington; Cottun en Colton; Dirlincthun en Darlington; Frethun en Freton; Hardenthun en Hardington; Painctun en Paignton; Pelincthun en Pallington; Penincthun en Pennington; Terlincthun en Tellington; Todincthun en Toddington; Tourlincthun en Tarleton; Waddenthun en Waddington; Warincthun en Warrington; Wolvertem (Belgie) en Wolverton; Zeltun en Sceltun. De Saksische oorsprong heeft twee verklaringen omdat -ton verwant is met het Nederlandse tuin (tuun) en het Duitse Zaun (zün). Ook het Engelse town is hiervan afgeleid. De betekenis is een omheinde woonplaats. De -ton namen liggen in Engeland in de gebieden van de Mercians, de East-Saxons, Middle-Saxons, langs de Theems, West-Saxons, de Northumbrians en opvallend boven Wales bij de Ierse Zee.
Plaatsnamen met andere gelijke klanken in Noord-Frankrijk (Artois) en Engeland:
Sangatte en Sandgate; Houlgate en Holgate; Caudecotte en Caldecot; Rattekot en Radcot; Wimille en Windmill; Wervicq en Warwick; Appegarbe en Applegarth; Barleux en Berelea; Warhen en Warhan; Inghen en Ingham; Oesterham en Ouistreham; Surreham en Southerham; Cohen en Cougham; Oye en Eye; Le Wast en Wast; Hollebeque en Holbeck; Hollebeke (Westvlaanderen) en Holbeck; Guindal en Windle; Grisendalle en Grisdale.
Er liggen in Engeland veel parallelle plaatsnamen eindigend op –lea en –ley en in het Nederlands –loo of –el; op –mútha of –mouth en in het Nederlands –muiden. Voorbeelden Woensel en Wensley (Wodansleah), Beverley en Berkeley dat doet denken aan Beverlo en Borculo.
Ook liggen er plaatsen met wellicht Friese oorsprong in Engeland: Friesthorp, Frisby, Frieston, Frystone, Friesden en Frisdon.
Kortom veel gelijkenis in taal en dus in ontstaansgeschiedenis van de plaatsnamen.
Jaarboek 43, pagina 48
De plaatsen in België met -inghem en -eg(h)em.
De plaatsen met –eg(h)em blijken in hun eerstgenoemde schrijfwijze vaak een –inghem uitgang te hebben. Ook zij zijn vaak geïnterpreteerd als persoonsnaam met – ing (volk van) en – hem (plaats). Achter de naam staat de vermeende naam van de Germaanse leider of andere historische informatie.
Het achtervoegsel (suffix) –g(h)em en –(h)em komt overeen met het Engelse –gham of –ham (bijv. Birmingham, Cheltenham, Clapham, Nottingham, Rotherham, Wrexham). Ze stammen van het Oudgermaanse heima (dat -heim werd in het moderne Duits). Heima het betekent huis, boerderij/hofstee of nederzetting, gehucht, dorp, stad. Het Engelse woord “home” heeft dezelfde afkomst.
De plaatsen met -gem komen meer voor in het westelijk deel van Vlaanderen. Het achtervoegsel –em wordt overal in Vlaanderen gevonden, maar meer in het midden en het zuiden. Hoewel moderne Vlaamse namen de “h” in “-hem” hebben verloren, blijft het aanwezig in de regio Brussel en Frans Vlaanderen (bijv. Crainhem in plaats van Kraainem, Auderghem in plaats van Oudergem, Ophem in plaats van Oppem).
De Belgische -inghem en -eg(h)em plaatsen liggen zo goed als allen in het Nederlandstalige gebied liggen. Vele namen worden door de Belgische historici toegewezen aan de Franken. Er wordt nergens gesproken over Angelen of Saksen. Vele plaatsen zijn al in geschriften uit begin 9e eeuw bekend. Ook wordt door Belgische plaatsnaamkundigen gesproken over bewoning in de 4e, 5e, 6e en 7e eeuw. Archeologisch bewijs wordt in de toponiemen verklaringen niet meegenomen.
- Aaigem
- Adegem Van Addingahem uit Addinga en haim ‘woning van de lieden van Addo’
- Affligem Van Abulo of Avilo.
- Alveringem De omgeving van Alveringem werd reeds bezocht door de Romeinen, en in de 5e eeuw werd deze bewoond door de Franken. In de 7e eeuw zouden er zich Saksen gevestigd hebben.
- Anzegem
- Avelgem
- Baaigem Uit Badinga haim ‘woning van de lieden van Badu (badwō – ‘strijd’).
- Baardegem Van Bardo.
- Balegem Van Badulo
- Bavegem Bavegem uit Bavinga haim ‘woning van de lieden van Bavo’.
- Beerlegem Van Barilo. In de 6de-7de eeuw bevond er zich een Merovingische nederzetting te Beerlegem.
- Beigem
- Bekegem
- Bellegem
- Bontegem
- Dentergem
- Desselgem
- Diegem
- Edegem
- Eedegem
- Eernegem Van Arnjo
- Egem Van Haid, Hait of Heit. Egem zou gesticht zijn in de eerste eeuwen van de Merovingische periode 6e -7e eeuw.
- Elsegem
- Eppegem
- Erembodegem Uit Erembaldengem, ‘woning van de lieden van Arinbald’ (arnu- ‘arend’ + baltha- ‘koen’).
- Erondegem Uit Eroldingaheim uit Ariwaldinga haim. Van Erold of Erond. Uit 868 na Christus stamt de oudste vermelding
- Ettelgem
- Evergem Uit Evuringa haim (evura- ‘ever’). Evergem maakte deel uit van het Merovingische kroondomein, de fiscus Marca. In de 7e eeuw schenkt koning Dagobert I de fiscus Marca aan de pas gestichte Sint-Baafsabdij),
- Gijzegem Van Ghisenghem uit Gīsinga haim (gīsa- ‘staf’).
- Gijzelbrechtegem
- Godveerdegem Van Gotferthengem uit Gōdafrithinga haim (gōda- ‘goed’ + frithu- ‘vrede’). Denk aan de persoonsnaam Godfried.
- Gullegem
- Hekelgem Van Hakilo.
- Heldergem
- Hemelveerdegem Van Ermenfrid
- Herdersem Van Hardigisheim uit Hardingas haim ‘woning van Harding’ (hardu-‘koen’).
- Hillegem Van Hildeningahem uit Hildininga haim ‘woning van de lieden van Hildin’ (hildjō- ‘strijd’). Van Hille, Hillen of Hillo en wordt al in 811 genoemd in geschriften. Herkenning met het Nederlandse Hillegom.
- Ichtegem
- Iddergem Van Idduhario, begin 5e eeuw.
- Idegem
- Ingooigem
- Izegem
- Kanegem
- Kaster Dit dorpje in West-Vlaanderen heeft geen -inghem uitgang. Het toponiem Kaster zou teruggaan op het Latijnse “castrum” en wordt in verband gebracht met de aanwezigheid van een Romeins legerkamp. Reeds in 1641 maakt A. Sanderus melding van een vondst van Romeinse munten te Kaster. Een eerste vermelding in schriftelijke bronnen dateert van 1075 als “Castra” (Inventaris Onroerend Erfgoed, geen datum). Deze plaats die te midden van vele -ingem plaatsen ligt, mist de -inghem-vorm.
- Kiezegem
- Kobbegem (Ockely, geen datum) Behoort tot die reeks van dorpen waar omstreeks 358-388 na Christus een Frankisch gezin zijn “haim” vestigde. Maurits Gysseling dateert de -gem nederzettingen wel wat later. Hij is van oordeel dat deze toponiemen pas op het einde van de 6e en in de 7e en 8e eeuw zijn ontstaan.
- Kooigem
- Krokegem
- Landegem Van Landengehem ‘woning van de lieden van Lando’ (landa- ‘land’).
- Ledegem Van Lido.
- Leeuwergem
- Leupegem Van Leupe.
- Lovendegem Van Lovendenghien een verfranste grafie uit Luvandinga haim ‘woning van de lieden van Luvand’, gegermaniseerd uit het Belgisch Lubantos ‘liefhebbend’.
- Maldegem Van Madlingem uit Mathlinga haim (mathla- ‘volksvergadering’). Enkele akkers waren aanwezig gedurende de Karolingische tijd, omstreeks 800 na Christus.
- Markegem Keltische nederzetting, betekende “ringvormige versterking”, waarop zich vanaf de 5de-6de eeuw de Frank Marko met de zijnen kwam vestigen: Markingahaim)
- Meigem Van Meingem uit Maginga haim ‘woning van de lieden van Mago’.
- Meuzegem Muso, een Frankische Germaanse familie die neerstreek op het Brabantse plateau rond 700 na Christus.
- Millegem
- Moregem Van Mauro.
- Neigem
- Nossegem Nantho (Gysseling M., 1960) betekent waaglust en het dorpje ontstond vermoedelijk uit een Frankisch hofcomplex uit de 4e-5e eeuw.
- Oelegem
- Oeselgem Van Oussel, Hutselin of Husselin.
- Okegem Van Oko of Oking.
- Ooigem
- Oordegem
- Ottegem
- Ottergem Van otter of persoonsnaam.
- Oudegem Van Aldingaheim) ‘woning van de lieden van Aldo’ (alda- ‘oud’). Mogelijk dat Oudegem in de 5e of 6e eeuw is ontstaan.
- Oudergem
- Ouwegem Van Aldo.
- Peizegem
- Petegem Van Pettingehem, misschien zoals Frans patte bij ped- ‘voet’ Genoemd in 864. Denk aan het Noord-Hollandse Petten.
- Relegem
- Ressegem Van Razengem ‘woning van de lieden van Rādtso’ (rāda- ‘raad’).
- Rollegem Van Rollo, 6e eeuw.
- Snellegem Van Snello, al reeds in de vroege middeleeuwen een Merovingisch kroondomein.
- Stasegem Eikenhouten waterputten, afvalkuilen, glas, brons en muntstukken tonen aan dat Stasegem een belangrijke nederzetting moet zijn geweest.
- Tiegem
- Veldegem
- Vlissegem Van Flaskjo, in de 8e eeuw zou de omgeving al bewoning hebben gekend.
- Vloerzegem Van Florso.
- Volkegem Van Folkengem ‘woning van de lieden van Fulko’ (fulka- ‘volk’). Vermoedelijk waren hier reeds nederzettingen in de 7e eeuw.
- Walzegem
- Wannegem Van Wanhand.
- Waregem Van Waro, genoemd in 826 na Christus.
- Wevelgem
- Wijnegem Van Wini.
- Wippelgem Van Wipula.
- Wommelgem Van Wimulo, 6e of 7e eeuw.
- Wondelgem Van Gundinglehem ‘woning van de lieden van Gundilo’ (gundjō- ‘strijd’). Gaat terug tot Merovingische tijd.
- Wontergem Van Guntrengem ‘woning van de lieden van Gundihari’ (gundjō- ‘strijd’ + harja- ‘leger’).
- Wortegem Van een persoonsnaam of Angel-Saksische “Wroet” – plant, een plant met knobbels.
- Woubrechtegem Van Woubrechtengem, ‘woning van de lieden van Waldaberht’ (walda- ‘heerser’ + berhta- ‘schitterend’).
- Wulveringem
- Zedelgem
- Zegelsem Van Sigelshem uit Sigiwulfas haim ‘woning van Sigiwulf’ (sigu- ‘zege’ + wulfa- ‘wolf’).
- Zeldegem
- Zerkegem Van de plaats Sirigoheim uit de 7e eeuw.
- Zevergem Van Saiwirwar.
- Zingem Van Siggingahem ‘woning van de lieden van Siggo’ (sigu- ‘zege’).
- Zomergem Van Sumaringahem, waarschijnlijk kreeg een zekere Sumar rond 500 het grondgebied van zijn vorst in bruikleen voor bewezen diensten, de Keltische persoonsnaam Sumar(i)os: su- maro- ‘zeer groot’. Andere verklaringen menen dat Zomergem niets anders betekende dan “zomerverblijf” of brengen het eerste deel van de naam terug op een Keltisch woord voor “vergaderen” zodat Zomergem een vergaderplaats zou geweest zijn,
- Zottegem Van Sutto, een Germaanse naam en betekent “de zoete”.
- Zwevegem
Plaatsen met een oorsprong in de 6e en 7e eeuw. Genoemd zijn: Zomergem, Zerkegem, Wommelgem, Volkegem, Rollegem, Oudegem, Meuzegem, Markegem, Evergem en Beerlegem
Belgische -em plaatsen
Plaatsen met -em als uitgang:
Beernem, Beisem, Bellem, Berchem, Bertem, Boorsem, Boutersem, Breisem, Brustem, Eichem, Gotem, Gottem, Herdersem, Kachtem, Kattem, Kerkem, Kraainem, Loppem, Merchtem, Merksem, Oedelem, Oppem, Pittem, Rossem, Rotem, Stokkem, Veltem, Vossem, Westrem, Wolvertem, Zaventem, Zegelsem, Zelem, Zichem.
Overeenkomsten tussen plaatsnamen in België (Oost-Vlaanderen) en Engeland eindigend op –inghem en –ingham. Bijvoorbeeld: Makeghem en Marsingham; Butsegem en Buckingham.
Plaatsnamen met –ik(um) of -ing(hem/um/em/hum) in Denemarken, Duitsland (kust) en Friesland
Het zou voor de hand liggen dat in het gebied waar de Angelen, Saksen, Juten, Friezen of Salische Franken vandaan komen nog vele plaatsen met suffix –ingham zouden bestaan. Het tegenovergestelde blijkt waar. Er zijn vele –hum/em, -um en -ham plaatsen en géén –inghem plaatsen. In Denemarken zijn vele plaatsjes met een laatste klank op -ing einde of -ding zoals Kolding en dat zou afgeleid kunnen zijn van een dingstal, een plaats waar recht werd gesproken. Als het land dan in die volksverhuizingperiode leeg-geëmigreerd zou zijn, dan hebben de immigranten wellicht hun naam gegeven aan de plaatsen die er nu liggen.
- Brinkum (Ems) Geen verklaring.
- Wippingen (Beneden Saksen, Duitsland) Geen verklaring.
- Wettringen (Noordrijn-Westfalen, oost van Gronau). Een historisch document bewijst dat in 838 Lodewijk de Vrome, koning van de Franken, de kerk van “Wateringas” aan het nonnenklooster van Herford schonk. De kerk zou in 800 door Karel de Grote zijn gesticht en was de oerparochie voor de omgeving.
- Hemelingen (Bremen, Weser) In Hemelingen zou in de middeleeuwen de familie Hemelo – later Hemelingen of Hemelyngh – bezit hebben gehad. Hemel, is een Nederduits begrip voor door water omspoeld land, hetgeen de basis kan zijn voor ontstaan van de plaatsnaam. De naam veranderde in 1238 in Hemelinge, 1332 in Hemelinghe en 1382 in Hemelingh.
- Hetlingen (Elbe, Hamburg) Werd in 1239 voor het eerst vermeld. De naam stamt van een manspersoon die Hetilo werd genoemd.
- Rellingen (Elbe, Hamburg) Geen verklaring.
Bij Stuttgart liggen veel plaatsjes met uitgang –ingen: Eislingen, Wendlingen.
Plaatsnamen met –ik(um) of -ing(hem/um/em/hum) in Nederland
In deze lijst worden opgesomd de plaatsen in Nederland met zo mogelijk bronvermelding. Opvallend is ook hier de driedeling in (persoons)naam–ing–hem. Vele plaatsen duiden op een eerste vermelding in geschriften uit de 11e of 12e eeuw. Het ontstaan van de plaatsen wijst vaak op de 5e tot 8e eeuw. Er zijn ook plaatsnamen die opvallende klankgelijkenis tonen met plaatsen in het huidige Vlaanderen en Noord-Frankrijk en Engeland. Bijvoorbeeld: Berlicum (NB) en Birlingham.
- Beringhem (bij Wageningen/Bennekom, in de buurt van de Rijn) Geen verklaring. Heeft een sterke gelijkenis met Berlicum.
- Berlicum (NB, bij riviertjes de Run en de Aa) Ook Balkum genoemd op zijn Brabants. Er bestaat nogal wat onduidelijkheid over de herkomst van de plaatsnaam Berlicum (Berlicum, 2019). De oude schrijfwijzen Beerlinghem, Berlekem, Berlikem en Berlanchum zijn later Berlicum geworden.
Mogelijk is “Berl” een in onbruik geraakt woord voor moeras of drassig gebied. De woorden -chem, -ghem, -cum en -kem betekenen “verblijfplaats”. Letterlijk betekent Berlicum mogelijk dus: verblijfplaats in of nabij een drassig gebied. Het is bekend dat de oude dorpskern van Berlicum, die nog steeds bestaat en ‘De Plaets’ heet, inderdaad is ontstaan op een donk gelegen bij een zeer drassig gebied noordelijk van het beekje de Run en de rivier de Aa. Deze verklaring van de naam Berlicum sluit dus bijzonder goed aan bij de situatie ter plaatse maar is allerminst zeker.
Een andere zienswijze is dat “Berlekem” afkomstig is van de eigennaam “Ber”. Ber zou de eigennaam zijn van een Germaans stamhoofd die zijn naam ontleende aan een sterk dier: de beer. Zijn volgelingen heetten “Berlingen”. Gecombineerd met “-hem“, wat heim of verblijfplaats betekent, leidt dat tot de naam Berlinchem: verblijfplaats van de volgelingen van Ber. - Berlikum (Friesland, aan de Middelzee)
De schrijfwijze van Berlikum is in loop der eeuwen diverse malen gewijzigd. De volgende schrijfwijzen (Gildemacher, 2017) zijn bekend: Berlichem anno 1355, Berlekom 1376, Barlechem 1399, Berlikim, Berltjem 1470, Berltzum 1511, Berlekum, Berlicum, Belkum (stadsfries/Bildts) 1664 – 1787 en Belsum (landfries) 1700.
In de 19e eeuw kreeg de plaatsnaam de Nederlandse voorkeurspelling Berlikum, respectievelijk het Friese Berltsum. Vermoed wordt dat de naam is afgeleid van de familienaam Berlinga (dat wellicht afgeleid is van persoonsnaam Berilo = kleine beer) en van heem. Het Noordoostelijke deel van het huidige Berlikum werd Tutengem genoemd. Die naam zou afgeleid zijn van de naam Tutinga (volk) en heem. Dat zou later verbasterd zijn tot Uitgang of Uitgong, omdat er een sluis (ziel) lag die toegang gaf tot de Middelzee. De oudste vermelding van Uitgong (Aa) stamt anno 606 na Christus. - Beusichem (Culemborg bij de Lek)
Lokaal Beusekom genoemd. In het archief van de St. Maartenskerk tussen 918 en 948 na Christus wordt het Buosinhem genoemd. In de loop der eeuwen is heel wat met de schrijfwijze van deze plaatsnaam gegoocheld. De betekenis is taalkundig als volgt te verklaren. ‘Chem’ is afgeleid van ‘hem’, dat woonplaats betekent in het Oudnederlands. ‘Beuse’ is een verbastering van Boso, een persoonsnaam, die in Oudgermaans ‘vijand’ betekent. Dat is weer een afleiding van ‘bosi’, dat vijandig betekent, denk aan ‘boos’. Vrij vertaald zou Beusichem (Wikipedia, 2019) dan betekenen: ‘woonplaats van (de familie van) Boso’ of ‘woonplaats van de vijand’. - Blaricum (Gooi, bij Eem en Zuiderzee) De eerste vermelding van Blaricum in de archieven dateert volgens dr. A.J.C. de Vrankrijker van 1343 na Christus (Vrankrijker & Koning, 1985). De naam zou kunnen worden verklaard uit de samenstelling van de persoonsnaam Bladheri, met het achtervoegsel -inga en het woord heem (woonplaats). De aardrijkskundige woordenboeken geven verder nog de namen Blaercom, Blarikom en Blaren om het dorp aan te duiden. Is een brinkdorp: geen water.
- Breklenkamp (Twente, geen water) Oudere schrijfwijzen: laat 10e eeuw Brakkinghem, 1312 Breckinchem, 1540 Breckenkam, 1793 Breclincham. Naamsverklaring: ontstaan uit Brakkinga en –hem ‘woonplaats van de lieden van de persoon Brakko’. Vergelijk Denekamp en Greffelkamp voor de ontwikkeling van –inghem naar –kamp ‘een door wallen, heggen of greppels omgeven stuk land’.
- Bunnik (bij Zeist, Oude Rijn) Bunninchem. De geschiedenis van de gemeente gaat zo’n 2000 jaar terug. De Romeinen bouwden kort na het begin van onze jaartelling bij Fectio (Vechten) een belangrijk castellum met een haven aan de toenmalige loop van de Rijn, hun grensrivier. Destijds was de Lek minder belangrijk. Het meeste water stroomde vanaf Wijk bij Duurstede naar het noorden, door Bunnik via Utrecht naar Katwijk aan den Rijn (zie Kromme Rijn, Leidse Rijn, Oude Rijn).
Bij het castellum ontwikkelde zich een handelsplaats. Deze bleef bestaan, ook toen het castellum in de vierde eeuw definitief door de Romeinen werd verlaten. Het gebied werd toen achtereenvolgens bezet door de Friezen en de Franken. In 723 na Christus schonk de Frankische hofmeier Karel Martel onder andere de restanten van Fectio aan de Utrechtse kerk. Onder kerkelijke leiding werd het gebied tussen de 8e en de 14e eeuw geheel ontgonnen. Belangrijk voor de ontginningen was de dam die in of kort na 1122 na Christus te Wijk bij Duurstede in de Rijn werd gelegd, zodat de Lek de doorgaande route werd. Sindsdien is de waterstand in de Kromme Rijn te regelen, maar is er vrijwel geen scheepvaart meer. In de 8e en 9e eeuw ontwikkelden zich de drie kerkdorpen Bunninchem (Bunnik), Iodichem (Odijk) en Wercundia (Werkhoven). In de 12e en 13e eeuw werden er kleine dorpskerkjes gebouwd. - Callantsoog (NH, kust) De streek bij Callantsoog werd al voor 980 na Christus bewoond en behoorde toe aan het Westfriese gewest/gouw Westflinge. Op een strandwal lag het dorp Kallinge. De naam is mogelijk afkomstig van de Vikingen die zich hier rond 900 zouden hebben gevestigd. Maar meer waarschijnlijk is dat een afleiding van de persoonsnaam Karl of de Friese mansnaam Kalle. Het tweede deel van de naam zou kunnen duiden op een verbastering van -ing of -inga. Kalling zou verbasterd kunnen zijn tot Kallen-Kallens. Het derde deel van de naam, -oog, betekent eiland en is later toegevoegd.
Door stormvloeden in 1170 na Christus en 1196 na Christus werd de strandwal op twee plaatsen doorbroken. Zo ontstond een eiland of oog, met aan de noordzijde de stroomgeul Heersdiep, en aan de zuidzijde de Zijpe. Kallinge werd nu Callingen in den Oge genoemd. Het gebied werd door afslag steeds kleiner, en het dorp Kallinge is waarschijnlijk geheel verdwenen. Een tweede nederzetting moest worden verplaatst. - Dokkum (Fr, kust) Dokkum heette in 1150 na Christus Tochingen, in de 14de eeuw Dockinga. Mogelijk de woonplaats van Dokke of Docko (Volkoomen, n.d.). Dok betekent ook een waterplant, bies.
- Doetinchem (IJssel) De naam komt waarschijnlijk voort uit Dutto-ing-heem, wat ‘woonplaats van de afstammelingen/lieden van Dutto’ betekent. In de periode na 838 na Christus ontstond de vestingstad Deutinkem. Er zijn Noormannen geweest.
- Erichem (Gld, Betuwegebied) Ook als Herenkem of Erenkeim (genoemd in 1101). Woonplaats van Aro. Zie ook het Engelse Erringham.
- Galinghem (ZH) Van Galinghem is de ligging onbekend, vermoeden Zuid-Holland. Er is een bronvermelding uit 885-948 na Christus (Henderikx, 1986). De plaats is ontstaan vóór 860 na Christus. Andere plaatsen met soortgelijke naam uit historische bronnen: Galinghem (Frankrijk), Garlinghem (Frankrijk) en onder andere Gellingehem (IJpelaan, IJpelaan, geen datum). Vergelijk ook met het Engelse Gillingham.
- Gellicum (Linge) Dorp aan de Linge. Ook bekend als Gallinchem. ‘Gallinghem’ is de oude benaming van Gellicum en wordt al genoemd in een oorkonde uit het jaar 983 na Christus (Henderikx, 1986). Dus in ieder geval gesticht vóór 1000 na Christus.
- Gorcum/Gorinchem (Boven-Merwede) Men neemt aan dat Gorinchem is ontstaan doordat vissers en boeren rond het jaar 1000 een nederzetting stichtten op wat hoger gelegen land nabij een monding van de Linge in de Merwede. Gorinchem of “Gorinks Heem”, dat wil zeggen de woonplaats van de Goringa, de mensen van Goro (persoonsnaam) wordt het eerst genoemd in een document uit 1224 na Christus waarin Floris IV de Gorcummers de tolvrijdom in het gehele graafschap Holland bevestigt (Vries, 1959). Ook schrijfwijzen als Gornichem, Gorichem en Gürinchem komen voor (Berkel & Samplonius, 1989).
- Kedichem (Linge) Kedichem is waarschijnlijk rond het jaar duizend ontstaan op een oeverwal langs de Linge. Er is een vermelding uit 1297 na Christus.
- Lopik (Lek) Geen verklaring.
- Maurik (Nederrijn-Wijk bij Duurstede) Geen verklaring. Wel archeologische betekenis. Nu is (zeer) oude bewoning bewezen: in 1967 zijn enkele geringe resten aangetroffen die wijzen op bewoning in de Bronstijd (1700-700 voor Christus). Aan het begin van de jaartelling heeft op de Woerd bij Maurik een grote boerderij gestaan; deze hoeve werd tegen het eind van de 3e eeuw verlaten: De Franken begonnen met hun invallen en het werd onveilig. In de 4e eeuw was de grond te drassig voor bewoning en Romeinse schrijvers noteerden dat de grond in de Betuwe zo nat was, dat het bijna geen grond meer mocht heten. In de daaropvolgende eeuwen, de 5e tot de 7e, was er sprake van geringe bewoning in de Betuwe, het meest in de Over-Betuwe, aldus Dr. A.R. Hol in haar standaardwerk De Betuwe, waaraan een groot deel van het bovenstaande is ontleend. Een veilige conclusie is, dat de permanente bewoning van Maurik waarschijnlijk pas van na de 7e eeuw dateert. Vroegere datering steunt slechts op speculatie (Wikipedia, geen datum).
- Odijk (Utrecht, Kromme Rijn) Iodichem of Lodichem Het wordt Odinge genoemd in 1147 na Christus. Zie ook namen als Ledinghem of Aldinghem in Noord-Frankrijk (IJpelaan, IJpelaan, geen datum).
- Petten (NH, kust) In geschreven bronnen wordt Petheim en Pettinghem genoemd. Petten zou zijn ontstaan in 739 na Christus (Wikipedia, geen datum). De naam zou verwijzen naar de drie putten die zich ter plaatse hebben bevonden. Overeenkomst met het Belgische Petegem en het Engelse Pattingham.
- Pillinghem (ZH) Van Pillinghem is de ligging onbekend, mogelijk Zuid-Holland. Er is een bron die de naam vermeldt tussen 885 en 948 na Christus Ontstaan dus vóór 860 (Henderikx, 1986). Ook komen varianten voor als Peuplingues en Piplingehem in de buurt van Calais (IJpelaan, IJpelaan, geen datum).
- Redichem (Lek) Ook Redinchem genoemd en er is een vermelding in 1278 na Christus. Zie als vergelijk Renkum.
- Renkum (Rijn) Renkum is meer dan duizend jaar oud. In 1970 werd het duizendjarige bestaan gevierd, vermoedelijk gebaseerd op de oudste vermelding van de plaatsnaam, die vroeger als Redinchem werd geschreven. Zie als vergelijk Redichem.
- Rodinchem (Waal) De naam komt ook voor als Radenchem (1200). Bij Brakel. Let op de naam Radinghem in de buurt van Rijssel (Lille).
- Rudinhem (Utrecht) Ook vermeld als Rudinhem. De ligging is onbekend en zou mogelijk in provincie Utrecht kunnen liggen. In Noord-Frankrijk ligt de variant Ruminghem (IJpelaan, IJpelaan, geen datum).
- Rufinghem (ZH) Rufinghem zou Ruiven onder Pijnacker kunnen zijn. Ligging officieel onbekend, mogelijk Zuid-Holland. Er is een bron die de naam vermeldt tussen 885 en 948 (Henderikx, 1986). Ontstaan dus vóór 860 na Christus. In Noord-Frankrijk ligt Rouvignies bij Valenciennes (IJpelaan, IJpelaan, geen datum).
- Sassenheim (ZH) Een plaats die doet vermoeden dat het eerste deel teruggaat op de Sassen of Saksen of de persoon Saxo. Overeenkomst met het Engelse Saxlingham.
- Uabbinghem (ZH) Uabbinghem of Vabbinghem heeft een onbekende ligging. Men vermoedt Zuid-Holland. Er is een bron die de naam vermeldt tussen 885 en 948 na Christus (Henderikx, 1986). Ontstaan dus vóór 860 na Christus. Ten zuiden van Boulogne, in Calais, ligt Walbinghem nu Outreau (IJpelaan, IJpelaan, geen datum).
- Waddinxveen (Gouda)
- Wageningen (Lek). Geen verklaring
- Woudrichem (Merwede) Woerkem of Woerkom op zijn Brabants. Het toponiem wold(e) of woud(e) is afgeleid van het Oudnederlandse woord walt, Middelnederlands wout, wat ‘uitgestrekt, ongeëxploiteerd bos’ of ‘zompig bos inzonderheid in het zeekleigebied’ betekent. Een oudere vorm is het Germaanse *walþuz, ‘woud, wildernis, heide’, dat ook in Engeland en Duitsland is terug te vinden in de toponiemen wolds en weald respectievelijk Wald. In Nederland zijn de verschillende varianten van het toponiem hoofdzakelijk ontstaan in vochtige, dichtbegroeide veen- en kleigebieden op het moment dat deze in cultuur werden gebracht. Woudrichem is ontstaan in de negende eeuw. Op een oeverwal, waar zich nu de Hoogstraat en de Molenstraat bevinden, ontstond een marktplaats. Rond het jaar 1000 verschenen, merendeels ten noorden van de Alm, een aantal nederzettingen die op Woudrichem waren gericht. De Maas stroomde aanvankelijk niet langs Woudrichem. De hoofdstroom van deze rivier stroomde eerst ongeveer door de bedding van de huidige Bergsche Maas, later was de Alm de hoofdstroom, en nog later de huidige Afgedamde Maas, tot in 1904 de Bergsche Maas werd gegraven.
In het verleden zijn voor de stad verschillende namen gebruikt. Deze zijn aan een gevel op een pand in de binnenstad te bewonderen. Een aantal varianten volgen hier: circa 1000 Uualderinghem; 1178 Waldrichem; 1230 Woudrichemerward; 1241 Wodrinheim / Wodrincheym / Wodrinchem; 1476 Woerchem; 1500 Worrynckhem / Worrynhem ;1536 Worcum / Worcom; 1600 Worichem; 1724 Wornichem (Henderikx, 1986). Dus zeker vóór 1000 na Christus ontstaan. - Zuilichem De naam komt ook voor als Solenkeim of Sulinchem (1143)
Plaatsen met -inghem in Kennemerland
- Adrichem (Kennemerland) Ongeveer twee kilometer ten oosten van Beverwijk lag de nederzetting Adrichem, in 1102-1105 na Christus Adrichaim genoemd naar een bron uit 719-739 na Christus. Betekenis is heem of woonplaats van Adrik. Later is het Huis te Adrichem hiernaar genoemd. Bewoners of werknemers ter plaatse hebben zich vervolgens (Van) Adrichem genoemd (Meertens, geen datum).
- Castricum (NH) De historicus IJpelaan (IJpelaan, IJpelaan, geen datum) eindigt zijn zoektocht naar verklaring van Castricum in de bronnen met de conclusie: er bestaat geen enkele redelijke plaatsnaamverklaring voor ‘Castricum’.
In dit artikel is het de bedoeling de naam Castricum te verklaren.
Kan het dan zijn dat Castricum komt van Castr-ing-hem en de betekenis is: Het thuis, de plaats van het volk van Kaster?
- Hegginghem (Kennemerland) Deze plaats zou aan de noordkant van Santpoort noord hebben gelegen. Ook wordt gedacht aan waar nu ongeveer Heemskerk ligt. De naam wordt afgeleid van haag of heg (Koene, Schweitzer, & Morren, 2003). In het geval van Heemskerk zou het eerste deel -heg ook van de persoon Emeken afgeleid kunnen zijn. De Engelse plaatsnaam Eglingham komt in klank het meest overeen.
- Gisleshem (Kennemerland) Ook van Gisleshem is de ligging onbekend. Men vermoedt Noord-Holland nabij Beverwijk/ Velsen-Noord/Heemskerk. Let op de plaats Guslinghem in Noord-Frankrijk (IJpelaan, IJpelaan, geen datum). Gyssa is een persoonsnaam.
- Ob(b)inghem (Kennemerland) Obinghem is een naam die op oude kaarten voorkomt en gelegen is op de westzijde van de strandwal bij Heiloo en Limmen. Mogelijk ten noorden van de Ewisbuurt. Er is geen vermelding behalve in Annalen van Egmond uit de 12e eeuw. De gelijkende naam Oblinghem komt voor in Noord-Frankrijk.
- Rinnegom (Kennemerland) De plaats bij Egmond komt in de 11e eeuw voor als Rinighem, in 1162 als Rinnighem en Rinninghem. De plaatsnaam zou verwijzen naar een woning (heem) van de lieden van ene Rinno. Ook wordt gedacht aan de verklaringsmogelijkheid dat hier ooit een noordelijke tak van de Rijn uitmondde.
De -inghem plaatsen liggen opvallend aan de kust in Kennemerland en langs rivieren.
Jaarboek 43, pagina 49
Hoofdstuk 4
Resultaten
Onderzoeksvraag: Waar liggen plaatsen met de uitgangen ingham/inghem/ichem/icum? En waaruit bestaat de eerste klankgreep?
Antwoorden hierop worden geboden in het derde hoofdstuk over de plaatsen met klankverwantschap. De verspreiding van de plaatsen met klankverwantschap en specifiek met achtervoegsel -inghem levert prachtige landkaarten op. Een grote concentratie van 103 -inghem namen ligt in België. In Engeland liggen er 53, in Noord-Frankrijk 21 en in Nederland 36, waarvan 6 in Kennemerland.
In Engeland zijn de -inghem plaatsen niet gelegen in het Saksengebied zoals Essex, Wessex en Sussex. De Engelse -ingham namen concentreren zich in en rond Suffolk en Norfolk, het Angelengebied.
De Belgische en Noordfranse –inghem namen liggen vooral aan de kust in West-Vlaanderen en Artois.
Opvallend op de Nederlandse kaart is dat de –inghem namen aan de westkust liggen tussen Den Haag en Wieringen. Het groepje namen in het midden van Nederland is gelegen aan een water met uitzondering van een enkele plaats. Op de kaart van de Salische Franken zien we dat de groep eerst in deze regio heeft vertoefd, waarna zij verder zijn getrokken naar België en gelet op de -inghem namen naar de Hollandse kust en specifiek Kennemerland.
Onderzoeksvraag: Welke verklaringen zijn er voor de eerste klankgreep van de -ingham namen?
Antwoorden hierop worden geboden in het derde hoofdstuk over de plaatsen met klankverwantschap. Achter elke plaats werd waar mogelijk een verklaring gegeven. De namen op -inga+haim komen overvloedig voor in Vlaanderen, Brabant en Holland, alsmede in Engeland. Dit naamtype kan geëvolueerd zijn uit een ouder naamtype persoonsnaam en haim. (Gysseling M. , Inleiding tot de toponymie, vooral van Oost-Vlaanderen, 1978) Gysseling (Gysseling M. , 1960) onderscheidt drie types plaatsnamen met -heem/-um: A) een voornaam of vadersnaam en een soortnaam of bijvoeglijk naamwoord + heem, die al voorkwam in de vroege Merovingische periode (450-550 na Christus); B) een voornaam + inga+ heem, voorkomend in de 6e eeuw; C) voornaam + heem, vermoedelijk voorkomend in de 7e eeuw. Gysseling denkt dus aan ontstaan van -inghem namen in de 6e eeuw. Volgens Blok (Blok, 1979) zouden de -inghem namen zijn ontstaan in de periode vanaf de 6e eeuw.
In de inleiding is de volksverhuizing beschreven. Het is van belang hoe de volken migreren en nog belangrijker welke taal zij spraken om hun plaatsen een naam te geven. De voorkeur naar het gebruik van achtervoegsel -inghem gaat uit naar twee groepen: Angelsaksen en Salische Franken.
De verklaring van naamkundige Gysseling dat de -inghem namen in het Zuidwesten (in Pas- de-Calais) ontstaan zijn uit een samensmelten van Angelsaksische en Frankische talen en samen met andere taalkundige verschijnselen, naar Brabant, Holland en Engeland zijn uitgestraald of door immigratie werden verspreid is aannemelijk. Echter de naamgevers zouden dan in 400 na Christus in Holland geweest zijn, rond 440 na Christus in West-Vlaanderen en Noord-Frankrijk en dan zou de naam weer terug gemigreerd zijn naar Holland. Dat klinkt niet logisch. Andersom is het dat de woongebieden van de Salische Franken vanaf 400 na Christus liggen in de gebieden waar de -inghem plaatsen veel voorkomen. Er wordt in 1902 door Pirenne al vermeld dat de Frankische stamvaders hun naam gaven aan de woonplaats.
Onderzoeksvraag: Welke datering uit schriftelijke bronnen kan genoemd worden?
De datum van een oudste schriftelijke vermelding wordt ‘terminus ante quem’ genoemd en betekent dat de plaats in ieder geval ouder is dan het jaar dat het in een bron genoemd wordt. De oudste schriftelijke vermelding van Castricum is in 993 na Christus. Andere -inghem plaatsen worden eerder vermeld zoals Ebbinghem in 826 na Christus en in 811 na Christus Hillegem. In Engeland zijn dat Birmingham in 660 na Christus en Immingham in 679 na Christus. Hieruit is voorzichtig af te leiden dat de naamgeving van de -inghem plaatsen in Engeland in ieder geval van vóór 660 is.
Onderzoeksvraag: Welke datering kan afgeleid worden uit archeologische vondsten in – ingham-nederzettingen?
Omdat in geschriften in binnen- en buitenland de plaatsen met uitgang -ingham, -icum voor het eerst vermeld worden in de vroege 9e eeuw is het van belang de periode tussen de 4e (volksverhuizing) en de 9e eeuw in de archeologische schijnwerper te zetten.
De migranten die zich tussen 380 en 500 in Noord-Nederland vestigden moeten uit Noord- Duitsland afkomstig zijn geweest uit het Elbe-Wesergebied en uit Sleeswijk-Holstein. Ook andere delen van het Noordzeekustgebied zijn mogelijke herkomstgebieden.
In het 6e eeuwse vondstmateriaal zijn sterke overeenkomsten waarneembaar met Noord-Duits materiaal (Krol, 2006). Voor de 5e en 6e eeuw worden in eenzijdig gestempelde munten (bracteaten) invloeden uit Jutland en Kent zichtbaar.
Tussen 380 en 500 na Christus verspreiden Angelen en Saksen zich over Engeland, Noord- Nederland en Vlaanderen en Noord-Frankrijk. Een indicatie voor Angelsaksische bewoning is de magering die gebruikt is bij het bakken van de potten. Een magering wordt gebruikt om de pot te versterken. Gebruikt werden bijvoorbeeld steengruis, chamotte, kaf van koren/gras, schelpgrit, zand. Het kafgemagerde, handgemaakte én versierde aardewerk uit de 5e eeuw uit Vlaanderen (Roksem en Zerkegem) lijkt sterk overeen te komen met aardewerk uit Angelsaksisch Engeland. Het aardewerk komt in vorm en versiering overeen met aardewerk uit Rijnsburg en Monster, Rhenen en Wageningen, de Noord-Franse kust, de Noord- Nederlandse kust en Noord-Duitse kust. In Nederland is er slechts één plaats aangetroffen waar het aardewerk een zeer sterke Angelsaksische overeenkomst heeft en dat is Den Burg op Texel (Hamerow, Hollevoet, & Vince, 1994). In het gebied Friesland, Groningen en Drenthe én op Texel is Angelsaksisch aardewerk uit de 5e en 6e eeuw aangetroffen in tegenstelling tot in het Noord-Hollandse gebied. Angelsaksische urnen uit de 6e eeuw worden wel aangetroffen in Zuid-Holland, Friesland en Groningen en wederom niet in Noord-Holland. Zou er dan juist in de nederzettingen van de Salische Franken geen Angelsaksisch aardewerk te vinden zijn? Archeologen hebben nog niet kunnen vermelden dat er in Kennemerland Angelsaksische vondsten zijn gedaan. Welk aardewerk is er dan wél gevonden?
Uit de hoeveelheid vondsten blijkt dat de bewoning in onze omgeving in de 6e eeuw toeneemt. Er is dan een wat drogere periode.
Archeoloog Jan de Koning schrijft dat in de 5e-eeuwse nederzettingen zoals Uitgeest- Dorregeest en Texel-Den Burg voornamelijk ‘Frankisch’ importaardewerk is gevonden. Het is ruwwandig draaischijfaardewerk dat bekend is van productiecentra rond Mayen in het Duitse Eifelgebied bij Koblenz. De vormen beperken zich tot simpele schalen, schenkkannen, nauwmondige voorraadpotten en wijdmondige kookpotten. De Frankische herkomst van dit aardewerk verraadt een intensief contactennetwerk van de bewoners in deze periode (Koning, De betekenis van Noord-Holland binnen vroegmiddeleeuws Frisia, 2012).
Hoe kwam dat aardewerk hier? Welke rol speelden de Salische Franken hierin? Kennemerland was via de Vecht, het Almere en het waterrijke Oer-IJ-gebied over vaarwater goed bereikbaar als eindbestemming. De Oosterbuurt in Castricum wordt pas in de 7e eeuw weer bewoond en ook in de omgeving nemen de woonplaatsen toe.
Op grond van aardewerk in Castricum-Oosterbuurt (Hagers & Sier, 1999) kan worden verondersteld dat dit gebied bewoond was in de Merovingische en vroeg-Karolingische periode. Het aardewerktype Walsum uit Castricum komt eveneens voor in het complex dat in het noordelijk havenkwartier van Dorestad is opgegraven. Het aardewerk wordt gezien als ‘vroeg’ type dat wordt gedateerd als Laat-Merovingisch van het eind 7e tot halverwege 8e eeuw.
In het West-Nederlandse kustgebied zijn geen sporen van Angelsaksen die aardewerk of kruisvormige fibulae hebben achtergelaten. Blijkbaar gingen de 5e-eeuwse volksverhuizers West-Nederland voorbij. Castricum én Dorregeest bleven bewoond tot op zijn minst het begin van de 5e eeuw. De palissade aangetroffen bij de Oosterbuurt en het aardewerk duiden volgens Frans Diederik op parallellen in Duitsland (Saksen of Thüringen). Twee van de drie vroegmiddeleeuwse fibulae uit Dorregeest kunnen zonder probleem als “Frankisch” bestempeld worden.
Ook het draaischijfaardewerk uit de 5e, 6e en 7e eeuw is afkomstig uit het Frankische gebied. Zelfs het tweebeukige huisplattegrondtype uit het duingebied “Groot Olmen”, bij Bloemendaal, kent vooral duidelijke parallellen in het zuiden. Ook dit zou een aanwijzing kunnen zijn voor de herkomst van de kolonisten die het gebied in de late 5e eeuw herbevolken.
Jan de Koning die ook mijmert over de naamgevingen vertelt: ‘De heemnamen Castricum en Scupildhem worden ook naamkundig in verband gebracht met Frankische persoonsnamen. Deze personen zijn al vaak in verband gebracht met zogenaamde homines franci, die onder bescherming stonden van de Frankische koning en allerlei voorrechten genoten, terwijl zij zich in het grensgebied bevonden van het Frankische rijk.’ (Koning, Terug naar Dorregeest …, 2016). Opgravingen en meer vondsten kunnen leiden tot combinatiebewijs van Frankische naamgeving en de samenhang met archeologische vondsten uit de periode 400 tot 700 na Christus.
Onderzoeksvraag: Zijn er genetische bewijzen van de migratie te vinden in ons DNA? Is er een kans dat er in de -inghem plaatsen DNA-verwantschap is?
Er bestaat een duidelijke overeenkomst tussen het mitochondriaal DNA-type en de geografische herkomst van de dragers. Zo is de overeenkomst van mt-DNA-materiaal uit Friesland met materiaal uit Denemarken 100 procent, uit Oost-Duitsland 51 procent, uit Saksen 49 procent en uit Amerika 1 procent. Met Eskimo’s is de graad van verwantschap 0,0 procent.
DNA-materiaal uit graven in Engeland uit de 6e eeuw, kort na de immigratie van de Angelen en de Saksen, vertoont een duidelijke analogie met Noord-Duitsland. Het type is vooral in de kustgebieden verbreid (Quak-Stoilova, 1994). Er is geen onderzoek bekend over de Salische Franken en bevolking uit bijvoorbeeld Engeland, Noord-Frankrijk en Kennemerland.
Onderzoeksvraag: Zijn de Angelen, Friezen, Saksen, Juten over land en/of over zee naar hun nieuwe woonoorden getrokken?
Het verhaal, volgens Beda, gaat dat de Angelen varend over de Noordzee vanuit de omgeving Sleeswijk-Holstein zijn gemigreerd. Er zijn echter ook plaatsen in Nederland die het woord Angel of Engel in zich hebben en dan met name in de omgeving van de Veluwe Engelanderholt en Englandi bij Loenen, vijfmaal Engelenburg, Angerlo en Angelestein. Ook de Warnen komen uit contreien van Sleeswijk-Holstein en in Gelderland liggen Warnsborn, Warnsveld bij Zutphen. Er kan dan aan het verhaal van Beda worden getwijfeld.
De Saksen (ook Chauken en Chamaven) zouden de Salische Franken hebben verdreven naar het zuiden en wellicht ook richting Kennemerland. Als de plaatsnamen duiden op verblijf van deze groepen dan zijn zij over land gekomen, en van over zee is er slechts één bron en die is van de monnik Beda en geldt alleen voor de Angelen.
Jaarboek 43, pagina 50
Onderzoeksvraag: Wat is de rol die de Salische Franken hebben gespeeld in de volksverhuizing?
Op basis van onderzoek in de naamkunde verklaart Gysseling het volgende: de –ingahaim– namen zijn in het Zuidwesten (in Pas-de-Calais) ontstaan en samen met andere taalkundige verschijnselen, naar Brabant en Holland uitgestraald of door immigratie verspreid.
Verder beweert Gysseling: ‘De Franken waren oorspronkelijk uit Groningen afkomstig. Op het eind van de 3e eeuw vestigen ze zich in de Betuwe. In 358 na Christus bewonen ze al de streek van Tilburg-Eindhoven. Omstreeks 445 na Christus veroveren ze onder koning Chlodio, die vanuit Duisburg tussen Brussel en Leuven oprukt, in vlug tempo Noord-Frankrijk tot aan de Somme. In 486 na Christus breiden ze hun gebied tot aan de Loire uit. In dezelfde 5e eeuw dringen Saksen van over zee onze kuststreek binnen.’ De nederzettingen werden -haim (boerderij, dorp) genoemd. Een haim met een persoonsnaam ervoor dateert dan uit de 5e en begin 6e eeuw.
Voorbeeld is Gottem dat betekent nederzetting van de Gauten en Lathem dat betekent nederzetting der halfvrijen. (Gysseling M. , De geschiedenis van onze taal, 1978). Hij vervolgt zijn betoog en stelt dat de zeer talrijke namen op -haim met een patroniem (persoonsnaam) dateren van omstreeks de 7e eeuw. Voorbeelden: Addingahem – woning van de lieden van Addo; Badengem – woning van de lieden van Badu (badwō- ‘strijd’); Gundinglehem – woning van de lieden van Gundilo (gundjō- ‘strijd’).
De Salische Franken lijken dus qua verblijfplaats en qua taal de bron te kunnen zijn voor de plaatsnaamverklaringen. Het ontstaan ligt tussen 400 en 700 n. Chr. De Salische Franken zouden ook richting Kennemerland en kust gevlucht kunnen zijn voor de Saksen, die zeker niet alleen over zee kwamen.
Onderzoeksvraag: Wat kan de betekenis van Caster zijn als het een persoonsnaam is?
In de oude talen leeft in het Oudnoors het woord kasta, in het Middelengels cast en casten, in het Zweeds kasta, in het Deens kaste (Ordbog over det danske sproch, geen datum) en in het Noordfries kastin. In het Nederlands bestaat het oude spel kastiebal, een spel waarbij gegooid en gevangen moest worden. In het Noors betekent kaster nog steeds gooien. Alle betekenissen duiden op gooien, werpen. Kaster zal de naam zijn van een persoon die goed kan werpen en gooien.
Hoofdstuk 5
Conclusie
Als bovenstaande redeneringen juist zijn dan ontstaan de -inghem plaatsen in Kennemerland tussen 400 en 450 na Christus. Archeologisch onderzoek kan dat staven aan de hand van vroeg- Merovingisch aardewerk. Voorlopig treft men ‘slechts’ vondsten die na de ‘lege periode’ dateren van 600 na Christus.
Als de -inghem namen het ontstaan te danken hebben aan de Salische Franken vermengd met de Angelsaksen dan startte de naamgeving in Engeland rond 450 na Christus toen de volksverhuizing deels migreerde naar Engeland. De toponiemendeskundigen bevestigen in hun onderzoek dat nederzettingsnamen met -heem hun naamsoorsprong vinden in de 5e tot de 10e eeuw (Blok, 1979).
Er wordt door toponiemendeskundigen alom aangenomen dat Frankische stamvaders hun naam gaven aan het eerste deel van de plaatsnaam. Castricum zou dan ontstaan kunnen zijn uit Kaster-ing-hem. Kaster, mogelijk met betekenis werper, zou de naam van de Castricumse stamvader geweest kunnen zijn.
De oudste vermelding van plaatsnamen levert voor de -inghem namen als oudste schriftelijke vermelding op 993 na Christus voor Castricum en 660 na Christus voor Birmingham. De naam Castricum kan mogelijk al in de 5e eeuw en zeker in de 6e eeuw het licht hebben gezien. Dit wordt afgeleid uit de beweging van de volkeren en met name Salische Franken. Archeologische aanwijzingen voor bewoning Castricum duiden op bewoning in de Late IJzertijd, de Romeinse tijd, de Vroege middeleeuwen (Merovingische en Karolingische periode) en de Volle en late middeleeuwen.
Het gaat in het kader van naamgeving om de Vroege Middeleeuwen. Het draaischijfaardewerk uit de 5e, 6e en 7e eeuw is afkomstig uit het Frankische gebied. Zelfs het tweebeukige huisplattegrondtype gevonden in het duin bij Bloemendaal is van zuidelijke aard. Of de bewoners in het Castricum van toen Salische Franken waren lijkt aannemelijk. Hebben zij dan hun Frankische persoonsnaam Kaster gegeven aan onze plaatsnaam? Het duingebied in Castricum zou op archeologisch gebied nog vele antwoorden kunnen bevatten. DNA-verwantschap is aangetoond tussen Friezen en Denen en nog niet bij bevolking uit ‘Salische Franken’-gebieden en Kennemerland.
Uit de route waarlangs migratie plaats vond kunnen twee mogelijkheden afgeleid worden voor ontstaan van de naam Castricum. Ten eerste de -ingahaim namen zijn ontstaan zijn in Noord-Frankrijk en in de 7e eeuw uitgewaaierd zijn over Engeland, Kennemerland, enzovoorts. Ten tweede de migratie van de Salische Franken richting Kennemerland in de 5e eeuw. In combinatie met het ontbreken van Angelsaksisch aardewerk en het wel aantreffen van aardewerk uit het Rijngebied is het meest aannemelijk dat er tussen de 5e en 6e eeuw een Frankische naamsoorsprong is.
Castricum de nederzetting van de Frankische stamvader Kaster.
Hoofdstuk 6
Aanbevelingen
Onderzoek naar de taal van de Angelen in combinatie met de Salische Franken omdat met name Norfolk en Suffolk vele -ingham plaatsen kent. In archeologie het thema Friezen en Franken en hun volksverhuizing onderzoeken met behulp van archeologie in de -inghem plaatsen in Kennemerland.
Rino Zonneveld
Jaarboek 43, pagina 51
Bibliografie
- (sd). Opgehaald van Volkoomen: http://www.volkoomen.nl
- Aa, J. v. (sd). In Aardrijkskundig Woordenboek 1839-1851.
- Beormingas. (2018). Opgehaald van Wikipedia: https://en.wikipedia.org/wiki/ Beormingas
- Berkel, & Samplonius. (1989). In Het Plaatsnamenboek. Houten: Van Holkema & Warendorf.
- Berlicum. (2019). Opgehaald van Berlicum: https://nl.wikipedia.org/wiki/Berlicum
- Blok, D. (1979). De Franken in Nederland. Haarlem.
- Buckingham. (2019). Opgehaald van Wikipedia: https://en.wikipedia.org/wiki/ Buckingham
- Coldingham. (2019). Opgehaald van Wikipedia: https://en.wikipedia.org/wiki/ Coldingham
- De Jonge, W., Bazelmans, J., & De Jager, D. (2006). Forum Hadriani: van Romeinse stad tot monument. Utrecht: Matrijs.
- Domesday Book. (1086).
- Erren, H. (sd). Frankische volksverhuizing 400-440. Eigen werk.
- Gildemacher, K. (2017). In Friese plaatsnamen: alle steden, dorpen en gehuchten.
- Gillingham, Dorset. (2019). Opgehaald van Wikipedia: https://en.wikipedia.org/wiki/ Gillingham,_Dorset
- Graafschap Artesië. (2019). Opgehaald van Wikipedia: https://nl.wikipedia.org/wiki/ Graafschap_Artesië
- Gysseling, M. (1960). In Toponymisch Woordenboek van België, Nederland, Luxemburg, Noord-Frankrijk en West-Duitsland (vóór 1226).
- Gysseling, M. (1978). De geschiedenis van onze taal. Twintig eeuwen Vlaanderen, deel 9, 12-43.
- Gysseling, M. (1978). Inleiding tot de toponymie, vooral van Oost-Vlaanderen. Ts Naamkunde, jaargang 10, 14.
- Hagers, J.-K., & Sier, M. (1999). Castricum-Oosterbuurt, bewoningssporen uit de Romeinse tijd en middeleeuwen. Amersfoort: ROB rapportage.
- Hamerow, H., Hollevoet, Y., & Vince, A. (1994). Migration Period Settlements and Ánglo-Saxon’Pottery from Flanders. Medieval Archaeology, 38, 1-18.
- Henderikx, P. (1986). De beneden-delta van Rijn en Maas. Landschap en bewoning van de Romeinse tijd tot ca. 1000. ROB Berichten, 36, 447-599.
- IJpelaan. (sd). Opgehaald van IJpelaan: http://www.ijpelaan.nl/Archief/IJpFrames- nl.html
- IJpelaan. (sd). Opgehaald van IJpelaan: http://ijpelaan.nl/Archief/Kennemerland/ Plaats-Castricum.html
- Koene, B., Schweitzer, F., & Morren, J. (2003). In Midden-Kennemerland in de Vroege en Hoge Middeleeuwen (p. 100). Hilversum: Verloren.
- Kol, J., Op zoek naar de oorsprong van de naam Castricum in Jaarboek 35 pagina 16.
- Koning, J. d. (2012). De betekenis van Noord-Holland binnen vroegmiddeleeuws Frisia. It Beaken, pagina’s 3-24.
- Koning, J. d. (2016). Terug naar Dorregeest… Zaandijk: Batenburg.
- Kooijmans, L. (2017). Onze vroegste voorouders. Prometheus.
- Krol, T. (2006). Angelsaksisch aardewerk in Noord-Nederland. De Vrije Fries.
- Meertens. (sd). Opgehaald van https://www.meertens.knaw.nl/cms/nl/
- Ockely, J. (sd). Opgehaald van Kobbegem: https://www.kobbegem.info/geschiedenis
- Pirenne, H. (sd). Geschiedenis van België. Eerste Boek. Het Romeinsch en Frankisch tijdvak. Opgehaald van Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren: https:// dbnl.nl/tekst/pire002gesc01_01/pire002gesc01_01_0003.php#3
- Quak-Stoilova, J. (1994, September 29). Waar komen de Friezen vandaan? NRC.
- Rye, J. (1991). A Popular Guide to Norfolk Place-names. The Larks Press. Volksverhuizing in de Lage Landen (Frankische_tijd). (2019). Opgehaald van Wikipedia: https://nl.wikipedia.org/wiki/Volksverhuizing_in_de_Lage_Landen_(Frankische_tijd)
- Vrankrijker, A. d., & Koning, H. d. (1985, mei). De oude kerk van Blaricum. Tussen Vecht en Eem, 2(3e jaargang), pp. 53-60.
- Vries, J. d. (1959). In Etymologisch Woordenboek. Waar koemn onze woorden en plaatsnamen vandaan. Utrecht: Het Spectrum.
- Wikipedia. (sd). Opgehaald van Maurik (dorp): https://nl.wikipedia.org/wiki/ Maurik_(dorp)
- Wikipedia. (sd). Opgehaald van Petten: https://nl.wikipedia.org/wiki/Petten Wikipedia. (sd). Opgehaald van Oudnederfrankisch: https://nl.wikipedia.org/wiki/ Oudnederfrankisch
- Wikipedia. (2018). Opgehaald van Round-tower church: https://en.wikipedia.org/wiki/ Round-tower_church
- Wikipedia. (2019). Opgehaald van Beusichem: https://nl.wikipedia.org/wiki/ Beusichem
- Zuurbier, S. (2000). De herkomst van de naam Castricum. Jaarboek 23 Oud- Castricum, pagina 15.