15 november 2018

En brand blus je met melk …

Een verhaal over Castricum door Lieve van Ollefen en Rs. Bakker.

Lieve is geboren in Amsterdam op 13 oktober 1749. Hij heeft veel, misschien zelfs teveel geschreven. Men zou de conclusie kunnen trekken dat hij in dienst was van boekverkopers ofwel uitgeverijen. Een broodschrijver pur sang. Hij schreef toneelstukken, gedichten en biografieën. Hij schreef zelfs over de emancipatie van de vrouw en had daartoe contact met Betje Wolff. Samen met Rs. Bakker schreef hij vanaf 1791 De Nederlandsche Stad- en Dorpsbeschrijver. Over Rs. Bakker is geen levensbeschrijving te vinden. Het acht delen omvattende werk bevat prachtige gravures vervaardigd door Anna Brouwer en allegorische voorstellingen van Johan Christoffel Schultsz. De beschrijvingen gaan over het landschap en het dorp in de sfeer van postkoets en trekschuit. In 1976 is een herdruk van dit werk verschenen bij de Europese Bibliotheek in Zaltbommel. Het boek ligt bij tweedehands voor 5 of 6 euro.

Hieronder uit deel 4 Kennemerland het gedeelte dat het dorp Castricum beschrijft rond 1796. Bakkum is helaas niet beschreven. De oorspronkelijke tekst is onverkort weergegeven.

Het dorp Castricum 

De gravure is van Anna C. Brouwer
De gravure is van Anna C. Brouwer

Dit dorp met deszelfs ambacht, is mede al een van de oudsten van het in de Hollandsche Geschiedenissen zo vaak genoemde Kennemerland. 

Wat deszelfs ligging betreft, deeze kan gezegd worden te zijn, paalende met deszelfs ambacht ten noorden aan Bakkum, ten oosten aan Limmen en Uitgeest, ten zuiden aan Heemskerk, en ten westen, met de duinen, aan de Noordzee.
Het land tussen Egmond en Castricum, is zo men wil het laagste van geheel Holland: als in voorige tijden de felle stormen de zee over de dijken joeg, plagten deeze landen meest altijd onder water te geraaken; kort vóór het jaar 1100, ontstond er een geweldige haat tusschen die van Egmond en Castricum, bij dergelijke gelegenheid: de Egmonders maakten een zwaaren dijk, om dat hunne landen laager dan anderen waren, vreezende des, en niet zonder grond, voor eene geheele overstrooming; dan, de zee door dien dijk geschut, overstroomde in den volgenden winter al het land van Castricum, spoelende veele huizen om ver: de inwooners waren als woedende tegen die van Egmond, en vernielden den dijk; doch de wind die het water afkaatsten, verschoonde daardoor de Egmonders, het welk  de Monniken aldaar voor een mirakel uitbazuinden, en de eer daarvan toeschreven aan de beenderen van St. Adelbert: kort daarna, werd de dijk hermaakt, en Adelbert, Abt van Egmond, deed een graft graaven, om de kracht der golven daardoor te breeken en aftekeeren, het welk al weder tot nadeel van die van Castricum uitviel, welke toen, vrij sterk in magt en rijkdom zijnde, met een deel gewapend volk uitvielen, om den Abt daar in te verhinderen, die op hunne aankomst met de zijnen de vlugt nam; doch eenigen geraakten in handen van de Castricummers, en welken het met den dood moesten bekoopen: het einde van deezen twist, vind men niet gemeld. 

Over de naamsoorsprong

Wordt zeer bijzonderlijk gesproken: sommigen begeeren den naam Castricum afgeleid te hebben van twee Grieksche woorden, die Bever en Wijk betekenen; “Dit is,” zegt zeker schrijver “ten minsten ver gezocht, zo, niet wél gevonden”, bij de oude Chronijkschrijvers wordt het Castrichem genoemd— een voldoende aanwijzing van den oorsprong des naams hebben wij niet kunnen ontdekken— SOETEBOOM, redeneert er in zijn Saanlands Arcadia, dus over: “Dat ik, wijders, de oorzaak des naams van Castricum, naar de maniere van den gemeenen man wilde uitleggen, ik zoude durven zeggen, dat hij van den Griekschen Castor afkomstig is, dat is van Castors-hem, als zijnde een huis waarin weleer de Grieksche Castor voornoemd is geëerd, en als een God gediend geworden, gelijk dit Land in zijne ongeloovige eeuw veele zodanige Afgoden, heeft geëerd en gediend, en daarvan veele plaatsen de naamen getrokken hebben, als Medemblik, van Medea blik, diens beeld men zegt dat van den toren tot in Friesland eertijds blonk, waardoor een zeggen is gekomen, als de zon daarop begon te schijnen: Ziet Medea blikt — Staveren van Stavo den Afgod — Het Land van Arkel, van Herkules, den onoverwinnelijken held, en Baccum van Bacchus — Het verloop der eeuwen heeft voordgebragt, dat dit dorp bij den gemenen man Castercum werd geheten.”

Stichting en grootte

Wat de stichting aangaat, de eigenlijke tijd daarvan ligt mede in de vergetelheid begraaven; oud is het dorp of ambacht zekerlijk; want in de Chronijken wordt het reeds omtrent het einde der tiende eeuwe genoemd, ter gelegenheid naamlijk van het huwelijk van SICCO of SIVAART, met TETBURG VAN KASTRICUM; sommigen noemen hem SIFRIDUS, Zoon van ARNULPHUS, derde Graaf van Holland; hij zoude TETBURG voornoemd, die ook TIETBURG genaamd wordt, getrouwd hebben om haare uitneemende schoonheid; oude schrijvers willen dat zij hem tot haar in liefde heeft ontstoken door toverij: intusschen had dat huwelijk ten gevolge, dat SIFRIDUS nimmer tot het Graafschap mogt komen, maar zig moest vergenoegen met het stadhouderschap van Kennemerland, en andere goederen welken hem toegelegd werden.  —  Onder de Regeering van Graave FLORIS DEN TWEEDEN, in den jaare 1118, vindt men gemeld van eenen BRUIN VAN KASTRICUM, die door de Westfriezen te Schoorl werd verslagen; nadere berichten vindt men desaangaande niet. 

Wat aangaat het tweede gedeelte van dit artijkel in ons algemeene plan, naamlijk de grootte; volgends de quohieren der verpondingen, beslaat het ambacht 1012 morgen, 285 roeden lands, en in den jaare 1632, werden voor hetzelve 88 huizen aangetekend; dit getal is in den jaare 1732 reeds meerder geweest, en in 1749 bedroeg het 109 huizen en één molen: de bewooners derzelven zijn meest den Roomschen Godsdienst toegedaan. 

‘t Wapen

Is een wit veld, waarop twee roode klimmende leeuwen, en zes koornhalmen. 

Kerkelijk en godsdienstige gebouwen 

De Gereformeerde kerk alhier is klein , dewijl er van ouds maar weinige Gereformeerde ingezetenen waren; voor dezelven staat het jaargetal 1219, waarschijnelijk dat van den bouwtijd ; doch het choor en den toren zijn op verre na zo oud niet, men denkt dat het eerstgemelde wel 200, en de toren nog meer jaaren jonger is — de toren is, ongemeen zwaar, van vierkant metselwerk opgebouwd, en zeer aartig van ordinantie; er staat een vrij hoog spits op; van boven heeft hij een trans, en 4 wijzerplaaten — Van binnen heeft het kerkjen niets ongemeens; het is in allen deelen zeer zindelijk en net; er is geen orgel in; ook geene kaarskroonen, aangezien er des avonds nooit dienst in wordt gedaan — Boven den predikstoel leest men de woorden: Bekeert u en gelooft den Evangelium: 1599.

De Pastorie en ’t Schoolhuis zijn zeer goede gebouwen. 

Wees- of Arm-huis wordt te Castricum niet gevonden: beiden worden bij de ingezetenen besteed — Thans zijn er zulke bestedelingen geheel niet. 

De Roomschgezinden, als gezegd is, het grootste gedeelte der inwooneren uitmaakende, hebben er een goede statie; en welke thans bediend wordt door den Weleerwaarden Heer NICOLAUS BOMMER. 

Wat aangaat de Wereldlijke gebouwen 

Desaangaande kunnen wij niets aantekenen; de zogenaamde rechtkamer wordt gehouden boven het school, en woonhuis van den Meester, zijnde deeze kamer een vertrek dat niets bijzonders heeft. 

Kerkelijk regeering 

Deeze bestaat uit den Predikant in der tijd, (thans, de Weleerwaarde Heer ERNST WILLEM FABRITIUS, die ook Predikant te Heemskerk is, doch hij woont te Castricum. Voords uit 2 Diaconen, en 2 Ouderlingen, van welken alle jaaren één afgaat; naamlijk één Ouderling, en één Diacon, die tevens door anderen worden vervangen. 

Wereldlijke regeering

Castricum en Heemskerk zijn lang onder éénen zelfden Heer verenigd geweest, zo in het aloud geslacht van Heemskerk, als in dat van Assendelft en van Renesse, tot dat het door koop gekomen is aan den stam van GEELVINK : deeze had er de aanstelling van eenen Schout en Secretaris, en vijf Schepenen — Thans, nu de gezegende revolutie het volk in zijne rechten heeft hersteld, is er de regeering op den tegenwoordigen voet ingericht; naamlijk door de dorpsstemgerechtigden is eene Municipaliteit verkozen. 

Er zijn voords twee Kerkmeesters en een gelijk getal armenvoogden. 

Voorname mannen

Castricum is onder anderen vermaard geworden door dat het der wereld geschonken heeft den beroemden en zeer geleerden JOHANNES PETRUS VAN CASTRICUM, of CASTRICHUM, als mede PANCRAS VAN CASTRICHUM [1], die Pensionaris te Groningen geweest is, en daarna Raadsheer in den Hoogen Raad van Holland; hij was een groot liefhebber der Bataafsche Geschiedenissen, en heeft in ’t Latijn geschreven, een zeer naauwkeurige naamrol van alle de Hollandsche, Zeeuwsche en Stichtsche Schrijvers, welke naamrol echter nooit gedrukt is geworden. 


[1]Anderen stellen deezen van Alkmaar geboortig te zijn.

Voorrechten of verpligtingen 

Heeft Castricum niet.

De voornaamste Bezigheden 

Der ingezetenen van dit aangenaam dorp zijn de schulperij, (deeze bekleedt de eerste plaats,) de melk- en kaas-maakerij, en de konijnenvangst in de duinen; voords is er ook zaailand, en de raapenteelt wordt mede door eenigen ter hand gehouden. 

Geschiedenissen

Wat de oude geschiedenis van Castricum betreft, daaromtrent vindt men aangetekend, behalven ’t geen wij er reeds van gezegd hebben, dat toen de verdervelijke Hoeksche en Kabeljaauwsche twist Nederland zo geweldig beroerde, Hertog ALBRECHT van Beieren, die tevens Graaf van Holland was, JAN VAN BLOEMENSTEIN van het Bailluwschap van Kennemerland af, en REYNOUT VAN BREDERODE daarin gezet had, zulks door de Hoeksche partij zo kwalijk werd genomen, dat zij REYNOUT voornoemd, omtrent dit dorp heimelijke laagen legden, alzo zij vernomen hadden, dat hij voorneemens was aldaar te komen; BREDERODE, hier van onkundig, kwam met zijn volk derwaards rijden, en zo dra werd hij door de Bloemenisten niet gezien , of deezen sprongen op hem toe, met het grouwlijk voornemen van hem dood te slaan; doch BREDERODE hen op hem ziende toeschieten, gaf zijn paard de spooren, en bereikte ook weldra het dorp, alwaar hij zig op het kerkhof begaf; de zijnen hadden hem niet zo schielijk kunnen volgen, zo dat drie van hun die de achtersten waren, door de Bloemenisten doodgeslagen werden: de getrouwe dorpelingen hunnen nieuwen Bailluw in deeze bekommering ziende, greepen hunne wapens, schoten gelijkerhand toe, en boden den vervolgeren tegenstand, met dat goed gevolg dat zij hun op de vlugt dreeven — De Bloemenisten kwamen vervolgends gedeeltelijk op het huis te Heemskerk, gedeeltelijk ook te Delft, alwaar zij, gelijk wij aangetekend vinden, zeer wél ontvangen en onderhouden werden.
 In het jaar 1573 werd het dorp door de Spanjaarden geplonderd, en een jaar laater zond de Pastoor deszelven, aan de Stad Alkmaar het pardon, dat de Spanjaarden aan de uitgewekenen en zogenaamde muitineerende inwooners deezer Provincie, in hunne medelijdende genade, wel wilden toestaan. 

Castricum wordt sedert in de gedenkrollen der Republiek niet genoemd.
Wat onze jongstledene beroerten betreft; daarin heeft het mede meer of min zijn deel gehad— door de Pruissische overweldigers had het echter niets te lijden, niettegenstaande veelen der inwooneren de partij des Vaderlands toegedaan waren, en zig ook in den loflijken wapenhandel geoefend hebben — Onze broeders de Franschen welken er ingequartierd zijn geweest, hebben ’t er daarom ook zeer goed gehad; hunne wacht was in het Schoolhuis, alwaarom het School zo lang in de Kerk werd verplaatst.
Ten deezen jaare trof Castricum het ongeluk van een geweldigen brand, waarvan men ons het volgende relaas heeft mededeeld: 

Op den 29 deezer, (Julij 1795,) des namiddags ten 3 uuren werden wij alhier ter dood toe verschrikt, door dat de vlam uit een der huizen, nabij de kerk staande, sloeg, met zulk een geweld, dat wij weldra aan het bemagtigen van dezelve begonnen te wanhoopen; te meer daar alhier bijna volstrekt geen water bij de hand is; een enkelde put die men konde gebruiken was spoedig geledigd; zo dra het gezegde huis in lichterlaie vlam stond, zag men, dat ook reeds een vrij ver daarvan afgelegen huis, door het overgevlogen vuur op het stro-dak, aangestoken was, en werkelijk brandde — de angst welke ons beving is onbeschrijvelijk; wij konden niet anders verwachten, dan dat geheel ons dorp in de assche gelegd zoude worden; eerst drie, toen vier, daarna vijf huizen tegelijk stonden in volle vlamme; welke vlam nog onbedenkelijk veel akeliger werd toen mede een stalling en schuur in den brand vloog — alle die getimmertens zijn ook ten gronde toe afgebrand; waardoor niet minder dan 8 huisgezinnen , bestaande uit 34 menschen, waaronder 19 kinderen, in de uiterste armoede gedompeld zijn — er zal voor deeze ongelukkigen eene collecte op de omliggende plaatsen gedaan worden — De vlam had ook reeds eene zoldering beneden in de herberg, naast aan de brandende erven gelegen, aangegrepen; doch dezelve is met zoetemelk, wegens volstrekt gebrek aan water, gebluscht. 

Wanneer toch zal men op het platte land eens middelen trachten aanteschaffen, om het voor zulke en dergelijke jammeren re beveiligen!

De Bijzonderheden

Alhier te zien, zijn geene anderen, dan digt bij het dorp, de overblijflels van het huis Kroonenburg, ook het huis Kastricum genoemd— deezen bestaan in een ronden puinheuvel, en een laag muurwerk van eenen alouden toren: dit huis heeft al voorlang verwoest gelegen – CLAAS BRUYN noemt het  – een deerlijk overschot, het geen de krijg waarschijnlijk dus verplette. 

Logementen of herbergen 

Zijn alhier geene anderen dan de Rustende Jaager. 

Aan Reisgelegendheden 

Ontbreekt het te Castricum mede, even als op de meesten dorpen in deezen oord— De Alkmaarder Postwagen die er door passeert, verschaft somtijds eene gelegenheid om te kunnen vertrekken— Er rijdt ook een post door, met welken brieven verzonden kunnen worden. Volkstelling over Kennemerland gedaan in den jaare 1795. Castricum 540.

Lieve van Ollefen
Lieve van Ollefen
Bronnen:

Samengesteld door Rino Zonneveld

Abonneer
Laat het weten als er
0 Reacties
Nieuwste
Oudste
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties