Dit team houdt zich bezig met archeologie in de kernen Castricum en Bakkum en desgevraagd in de regio. Oud-Castricum en sommige groepsleden zijn lid van het landelijke AWN. Er is overleg met de gemeente Castricum als het gaat om lokale kennis voor advisering. De groepsleden kunnen als vrijwilliger betrokken worden bij archeologisch onderzoek door een professionele organisatie. De groep heeft een samenwerkingsverband met andere gemeenten in het Oer-IJ-gebied in de vorm van Archeologische Regio Werkgroep Oer-IJ. Rino Zonneveld is tevens bestuurslid van AWN afdeling 9. Het team bestaat uit:
Voor iedereen (particulieren én gemeenten) belangrijk om te weten: archeologische vondsten die bij toeval worden gedaan geven een aanvulling op de kennis van ons ondergronds erfgoed. De erfgoedwet verplicht om een archeologische toevalsvondst aan te melden bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Lees hier wat je moet doen als je een toevalsvondst hebt gedaan.
Op zondag 16 juni van 11:00 tot 15:00 uur nodigen we kinderen, jongeren uit om mee te doen aan onze spannende metaaldetectoractiviteit. We laten hen op een speelse manier kennismaken met de wereld van archeologie terwijl ze schatten opgraven in het zand. Wie weet vinden ze wel een verborgen schat! En als kers op de taart maken ze kans op een geweldige prijs. Maak van deze Vaderdag een onvergetelijk avontuur voor het hele gezin! Kom naar Oud-Castricum, Geversweg 1b !
Zondag 18 juni zijn Joep Fokker, Henk Vasbinder en Michael van Gelderen in het veld actief geweest. Ze stonden zes uur op de Zanderij tijdens de Nationale Archeologiedagen. Het was behoorlijk warm. Ron van Wezop en Joep bedankt voor het voorbereiden van deze zoekactiviteit.
Zij ontvingen een aantal gezinnen met kinderen. Kinderen konden zoeken met een metaaldetector naar bodemschatten, met daarop een lotnummer. We hebben ze genoteerd ! Sommigen kinderen gaven aan archeoloog te willen worden. Marja Lute en Rino Zonneveld bemanden de Duynkant vanwege de bezoekers aldaar.
Op 20 mei 2009 vond een archeologische verkenning plaats in een bouwput gelegen aan de Duinenboschweg 28 te Castricum. Op de plaats van een gesloopte woning werd nieuwbouw gepleegd. Onder de nieuw te bouwen woning was een kelder gepland. Dit was aanleiding om hier een bijna drie meter diepe bouwput te graven. Deze situatie gaf ons een uniek kijkje op een stukje geschiedenis van de Zanderij. Het profiel van een duinbeek werd zichtbaar en getuigt van overstuivingen van rond de tiende eeuw na Christus.
In het duingebied zijn er vele duinbeken geweest om op natuurlijke wijze af te wateren naar het lagere gebied. Ook zijn er de met de hand gegraven duinrellen die dezelfde functie hadden. Dat de duinen zeer nat geweest zijn, is nog terug te vinden in toponiemen als Watervlak, Vennewater, Vogelwater, Swaensdal, Waterstall en Mareveldt.
Een commissie schetste in 1798 het volgende beeld: “Alle deeze vlakten zijn bedekt met eene meenigte van onderscheide grassen en planten, men vindt er zelfs telkens veel witte en ook roode klaver, zo dat wij van de meeste kunnen zeggen, ’t geen wij boven van de Meente op Texel verklaarden, dat zij als ongebruikte Weilanden moeten gerekend worden. Veele Greppels zijn ook door de Natuur gevormd, van welke de geenen die tusschen Noortdorp en de Beverwijk liggen haare uitloozing hebben door beekjes die na de binnenwateren vloeien.Indien dezelve slechts verbreed of tot slooten werden gemaakt, om het water betere afleiding te bezorgen; en de gronden naar behooren werden toegemaakt, zou hier eene aanzienlijke meenigte van Runder Vee zelfs, kunnen geweid worden.”
Hieruit blijkt dat het een zeer nat gebied geweest is, dat heden ten dage door grondwaterwinning en beplanting in vergelijking met vorige eeuwen een dorre boel is.
De toegenomen windactiviteit bracht vanaf de 11e eeuw grote massa’s door de zee aangevoerd zand in beweging. Het oude en tamelijk vlakke duinlandschap werd verstoven en er ontstond een hoge duinrand die zich steeds verder naar het oosten verplaatste. Uitlopers van de jonge duinen bereikten ook de dorpen Castricum en Bakkum. Pas in de 18e eeuw werd de zandzee getemd door helmaanplant en bosaanleg.
Door het afgraven van duinzand in de 19e eeuw heeft een deel van de duinrand in Castricum een heel ander aanzien gekregen en is de Zanderij ontstaan. Veel duinzand is indertijd gebruikt voor de aanleg van de spoorlijn tussen Alkmaar en Amsterdam rond 1860. Er is in het gebied twee tot acht meter hoog duin weggeschept. Op deze afgraving zal ter plaatse tuinbouw zijn bedreven. Een groot deel van de Zanderij is ook heden ten dage nog in gebruik als tuinbouwgrond, al zijn er tegenwoordig ook bedrijven en woningen te vinden.
Jaarboek 35, pagina 89
De opgraving
De verkenning is verricht in mei 2009 door Marc Harsveld van AWN Zaanstreek Waterland en Rino Zonneveld van Werkgroep Oud-Castricum en Werkgroep Oer-IJ.
In het noordelijke deel van de bouwput werd in de wand een verzande beek aangetroffen. Deze beek of duinrel tekende zich duidelijk af tegen het lichte duinzand en bleek gevuld met lagen zand. De verschillende lagen zand waren duidelijk van elkaar te onderscheiden, voornamelijk door de textuur en de kleur van de afzettingen. De situering van de bouwput bleek een gelukkig toeval, vooral omdat zowel een dwars- als een langsdoorsnede van de beek zichtbaar was.
Met name in het noordoostelijke profiel van de bouwput was een groot deel van de dwarsdoorsnede van de beek waar te nemen. De noordwesthoek van de beek lag deels buiten de bouwput. Ongeveer tweederde deel van het dwarsprofiel van de beek kon worden gedocumenteerd. In het langsprofiel zijn de stroom- of overstuivingsrafelingen nog zichtbaar.
Jaarboek 35, pagina 90
De opeenvolgende grondlagen
De onderkant van de bouwput bestaat uit natte zandhoudende klei. Direct daarboven bevindt zich achtereenvolgens ongeveer 60 centimeter veenhoudende klei en ongeveer 40 centimeter verzadigd zand, dan volgt het nulpunt van het huidige NAP, daarboven ongeveer een meter aardvochtig zand en tot het maaiveld ongeveer 60 centimeter de bouwvoor.
De beek ligt in zand met fijne schelpdeeltjes die door de wind zijn afgezet. In de bovenste zandlaag zijn nauwelijks of geen schelpdeeltjes meer aanwezig. Op basis van de geomorfologie, de wetenschap die de vormingsprocessen van het landschap bestudeert, is bekend dat verstuivingen vanaf de achtste eeuw plaatsvinden.
Archeologische vondsten in de duinbeek
In de beek zijn verschillende voorwerpen aangetroffen.Op de diepste plek (0 meter NAP) werden de kaak van een rund, botmateriaal en een aantal stukjes van een kogelpot uit de 8e of 9e eeuw gevonden. Ook zijn twee stukjes Pingsdorf en drie stukjes rood Andenne gevonden, waaronder een stukje lensbodem. Het aardewerk dateert uit de 12e en 13e eeuw.
Ook wat ondieper in de beek (0,4 meter boven NAP) werden stukjes Pingsdorf aardewerk, kogelpot en botschilfer gevonden. Boven in de beek (0,9 meter boven NAP) is een gelige, grof gemagerde scherf gevonden. Dit is mogelijk de rand van een Pingsdorf baksel uit periode 1225-1250 na Christus.
Jaarboek 35, pagina 91
Wat zegt de vondst van de duinbeek over het verleden ?
De donkere cultuurlaag, die aanleiding was de bouwput beter te bekijken, is een laag veen met ingestoven zand. Of de laag door de mens bewerkt is, hebben we niet kunnen vaststellen. Het beekprofiel laat ons alsnog getuige zijn van de overstuivingen van rond de tiende eeuw na Christus. De vondsten wijzen zeker op duinbewoning hier in de periode van 1000 tot 1300 en mogelijk van de periode daarvoor. Gezien de omvang van de beek zal er veel water door gestroomd zijn. Tevens laat het zien dat de duinen zeer waterrijk zijn geweest. De beek ligt in de oude duinen en is dichtgestoven door het zand van de latere jonge duinen.
Rino Zonneveld
Literatuur:
Vos, P.C., R.A. van Eerden, J. de Koning, 2010: Paleolandschap en archeologie van het PWN duingebied bij Castricum.
Kops, J.: Tegenwoordige staat der duinen van het voormalig gewest Holland; zijnde het eerste deel van het algemeen rapport der Commissie van Superintendentie over het onderzoek der duinen. Leiden, 1798.
Dank: Met dank aan Gerard Graas voor het determineren van het botmateriaal.
Beleidsnota archeologie vastgesteld
Op 6 oktober 2011 heeft de gemeenteraad een Beleidsnota Archeologie vastgesteld. Daaraan zijn een waarden- en verwachtingenkaart en een maatregelenkaart gekoppeld. De gemeenten hebben op grond van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg tot taak het archeologisch erfgoed in de bodem te beschermen. Het uitgangspunt van de wet is dat archeologische waarden via ruimtelijke ordening worden beschermd. Zo kan de gemeente aan vergunningen voor ingrepen in de bodem voorwaarden verbinden om vindplaatsen te beschermen of, als dit niet mogelijk is, te laten opgraven. De beleidsnota en de kaarten dienen ertoe om het archeologiebeleid beter af te stemmen op de lokale situatie en de omstandigheden.
Aan de vaststelling van de nota is uitvoerig overleg met verschillende instanties en belangenorganisaties voorafgegaan. De Regionale Archeologische Werkgroep Oer-IJ heeft daarbij een belangrijke rol gespeeld.
Castricum wordt wel een schatkamer genoemd van de archeologie in de provincie. Amateur-archeoloog Derk van Deelen en vervolgens de Werkgroep Oud-Castricum hebben zich er al vanaf de jaren (negentien) vijftig voor ingezet.
Bodemvondsten uit de eerste eeuwen worden in onze gemeente soms dicht onder het maaiveld al aangetroffen. Vandaar dat er een discussie is ontbrand over het voorstel van het gemeentebestuur een vrijstelling voor archeologisch onderzoek toe te staan tot 50 centimeter diepte. De werkgroep ‘Oer-IJ’ had graag 30 centimeter gezien voor specifieke gebieden. De monumentenraad heeft gepleit voor afstemming met de omliggende gemeenten. Uiteindelijk is de vrijstellingsgrens bijgesteld tot een diepte van 40 centimeter.
De nota met het kaartmateriaal is te raadplegen op de website van de gemeente onder het hoofdstuk Sport, Kunst en Cultuur. Uitvoerige informatie over de totstandkoming van de nota op de website van Oud-Castricum onder de taakgroep Archeologie.
Tijdens het archeologisch onderzoek in de Schoolstraat in juni 2004 (zie 28e jaarboek) is een ruiterspoor aangetroffen. Vanwege de sloop van een woonhuis en timmerwerkplaats van de firma Res en geplande nieuwbouw kon het gebied van 650 vierkante meter ten oosten van de dorpskerk worden onderzocht. Het ruiterspoor bevond zich in een dertiende-eeuwse woonlaag. Deze laag wordt in verband gebracht met een vermoedelijk woonstalhuis uit de volle middeleeuwen (circa 1100-1300 na Christus).
Het ruiterspoor wordt gebruikt om het paard ‘aan te sporen’ en wordt gedragen aan de achterzijde van de voet, boven de hiel. De beugel gaat onder de enkel langs en wordt op zijn plaats gehouden door riemen over de wreef en onder de voetzool, waartoe de beugelarmen eindigen in één of twee ogen, waaraan de draagriemen worden bevestigd. Een ruiterspoor bestaat verder uit een schacht en een punt of een rad.
Het spoor dat in de Schoolstraat werd ontdekt, bestaat uit een U-vormige beugel met een rechte schacht die eindigt in een ronde punt. Daarmee behoort het tot de categorie van de priksporen. Het gevonden exemplaar bestaat uit gecorrodeerd ijzer.
Jaarboek 33, pagina 63
In opdracht van de Werkgroep Oud-Castricum heeft het bedrijf Restaura deze vondst gerestaureerd. Men heeft eerst röntgenfoto’s gemaakt.
Men stelde het volgende vast: “Het ruiterspoor is overdekt met corrosieaanslag. Bewegende delen zijn gecorrodeerd. In het voorwerp zijn breuken aanwezig. Het oppervlak is aangetast, er zijn putjes ontstaan. Het oppervlak laat laagsgewijs los. Fragmenten van het oppervlak ontbreken. Het voorwerp is niet compleet, aan één kant ontbreekt de gesp.”
In 2009 is de grondige restauratie voltooid en is er toch
een zeer gaaf exemplaar te voorschijn gekomen.
Dankzij archeologische vondsten en afbeeldingen is de ontwikkeling van de middeleeuwse ruitersporen redelijk goed bekend. Tot aan het einde van de dertiende eeuw is het prikspoor in gebruik. Hiervan eindigt de schacht in een punt. In de Vikingtijd had men al priksporen.
Het in de Schoolstraat gevonden exemplaar lijkt een combinatie van een prikspoor met een gelijkmatig gebogen beugel. Datering is tussen 1300 en 1350. Het behoort tot een van de meest fraaie ruitersporen.
Hoe zo’n spoor, dat tot de uitrusting van een middeleeuwse ruiter behoorde, op een plek in de Schoolstraat terechtkwam, dicht bij de kerk en de dingstal waar men recht sprak, blijft een open vraag.
Rino Zonneveld
Bronnen:
Baart, J. en anderen, 1977: Opgravingen in Amsterdam, 20 jaar stadskernonderzoek, Haarlem, pagina 436-437.
R.A.M., Detector Magazine nummer 12, december 1993, Drachten, pagina 6-7.
Gisteren, op zondag 19 juni, hebben meer dan honderd kinderen vlak bij het gebouw van Oud-Castricum gepiept. Ja piepen, zo noemen echte detectorzoekers het zoeken van oude spullen van metaal met een metaaldetector.
Met een metaaldetector kun je in de bodem allerlei interessante objecten vinden. Oude gespen, munten, sieraden, gewichten, knopen, penningen, vingerhoedjes en zelfs goud! Een metaaldetector reageert op alle metaalsoorten waaronder goud, zilver, ijzer, koper, brons etc.
Voor de zoekwedstrijd kan er door kinderen tussen 14:00 en 16:00 naar hartenlust worden gedetecteerd op een landje in de buurt van De Duynkant. In Castricum en Bakkum zijn al zes gouden munten gevonden en honderden zilveren munten. Wie weet vind jij ook wel een oude munt of een ander metalen voorwerp uit de oudheid!