22 augustus 2024

Voetbalverenigingen, de Castricumse (Jaarboek 29 2006 pg 3-29)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 29, pagina 3

De Castricumse voetbalverenigingen

Sportveld Vitesse '22.
Sportveld Vitesse ’22 in 1932. Dit is op de plaats waar nu de Jan Hoberg en Leo Toepoelstraat zijn. Van links naar rechts boven: P. Stuifbergen, P. Res, L. Res, G. Heideman, C.v.d.Berg. Midden: S. Stuifbergen, Fr. Schut, B.v.Benthem. Onder: C. Beentjes, Th. Schermer, Th. Schut. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Voetbal is al sinds jaar en dag de grootste volkssport in Nederland. In bijna elke plaats werd minstens één voetbalvereniging opgericht. Ook Castricum bleef daarin zeker niet achter.

Duizenden inwoners hebben hun voetsporen liggen op de velden van Vitesse ’22, de Castricumse Sportvereniging (CSV) of Sport Club Castricum (SCC). De twee laatstgenoemde clubs zijn in 2002 opgegaan in FC Castricum.

De maatschappelijke betekenis van de verenigingen is indrukwekkend. Begin jaren (negentien) zestig was bijvoorbeeld een derde van het aantal Castricumse jongens lid van de Vitesse- of CSV-familie. Daarnaast ondersteunden vele vrijwilligers de voetbalverenigingen. Hieronder wordt teruggeblikt op de talloze herinneringen aan het in clubverband beoefenen van de voetbalsport in ons dorp. De eerste officiële aftrap vond ongeveer vijfennegentig jaar geleden plaats (red: gerekend vanaf 2006).

Het allereerste eljial van de eerste vereniging CSV (circa I911- 1925).
Het allereerste eljial van de eerste vereniging CSV (circa 1911-1925). Van links naar rechts zittend: Iet Strijkers, Jaap van der Wolff, Jan Res Gzn., Jan Goes en Jaap Borst; knielend: Dirk Joos en. Cor de Haas en Jan Res Bzn.; spelers staand: Wim Jacobs, Dorus Schermer en Jan Castricum Wzn.; overigen staand: Willem Scherme1; Piel Schermer; scheidsrechter Jacob Jacobs, Gerrit. van der Wel en voorzitter Cor Peperkamp.

Wie was de eerste?

Vaak wordt gedacht dat Vitesse een oudere vereniging is dan CSV, uitgaande van de respectievelijke oprichtingsjaren 1922 en 1930. Maar wat velen niet weten, is dat er voor Vitesse al een CSV bestond.

Die vereniging zou rond 1911 van start zijn gegaan. Tot nu toe zijn hiervan geen bewijsstukken gevonden. Het exacte oprichtingsjaar is helaas niet meer te achterhalen. CSV komt pas vanaf 1917 op de adreslijsten van de KNVB voor. De vereniging speelde op een terrein aan het eind van de Haagscheweg. Het entreegeld bij wedstrijden bedroeg 15 cent. Van enige verzorging van spelers en toeschouwers op het terrein was aanvankelijk geen sprake. Het omkleden kon alleen bij café Borst geschieden.

Pas na verloop van tijd werd er een kiosk op het terrein neergezet, waar kogelflesjes en Kwattarepen gekocht konden worden. Men speelde eerst in witte shirts met witte of zwarte broeken en zwarte kousen. Sommigen gebruikten hun overhemd kennelijk als shirt en hielden de stropdas om, zoals een van de oudste foto’s laat zien. Later veranderde het tenue, in wat werd omschreven als: ‘Zwartjersey trui met breede roode baan in het midden verticaal, roode kraag en manchetten, zwaite broek’.

Dorpssmid Cor Peperkamp werd de eerste voorzitter van de vereniging. De eerste secretaris was Gerrit van der Wolff. Het bestuur bestond verder uit de heren Schermer, lmmink en Kok. Het was vooral Van der Wolff die stimuleerde dat er een sterk eerste elftal ontstond, waarin de namen voorkwamen van doelman Dorus Schermer en veldspelers als Willem Jacobs, Jaap van der Wolff, Hannes van Koot, Nic. Goes, Jaap Borst, Jan Castricum, Jan Res, Piet Stuifbergen en Frans van de Torren.

CSV kwam vele jaren uit in de eerste klasse van de Noord-Hollandse Voetbalbond. Men ontmoette voor die tijd reeds sterke clubs, zoals Stormvogels uit IJmuiden. Er werd opp0rtunistisch voetbal gespeeld, gezwoegd en gevochten voor de overwinning. Quirinus de Ruijter vertelt in zijn boek ‘Schippers van ’t Stet’ dat’ Ant van Bertus’, de moeder van keeper Dorus Schermer, tijdens de wedstrijden een bijzondere rol vertolkte. Gewapend met een paraplu koos zij altijd positie naast een van de palen van het doel van haar zoon, dat hij als zijn heiligdom verdedigde. Als CSV scoorde, maakte Dorus met z’n moeder een indianendansje. Maar het oude mensje was totaal van de kook als het doel van haar zoon onder vuur werd genomen. En na afloop meldde zij luid en duidelijk: “Onze Dorus was weer goed, hè!”

Tussen de vele sp0rtvrienden van CSV vormde zich een hechte band. Naar ‘geloof’ werd niet gevraagd, men speelde ‘voetbal’.
Helaas voor de club keerde het tij. De verzuiling nam in de jaren (negentien) twintig  scherpere vormen aan. Katholieken en niet-katholieken leefden steeds meer gescheiden. De ene groep kocht niet bij de andere en omgekeerd. Ook in de gemeenteraad kwam het toenemende ‘separatisme’, zoals de door de Katholieke kerk voorgestane scheiding ook wel werd aangeduid, aan de orde. Wethouder Hemmer merkte eens op: “De kerkelijke overheid treft geen verwijt, dat zij althans de jeugd in eigen kring opgevoed wil zien, want het gevaar voor gemengde huwelijken is niet denkbeeldig. “

Tegen die achtergrond moet het initiatief van de kerk worden gezien om naast de bestaande algemene voetbalvereniging een rooms-katholieke vereniging op te richten.
De nieuwe vereniging kwam er en dat betekende praktisch de doodsteek voor CSV. De meeste tooms-katholieke spelers volgden de door de kerk aangewezen weg en voor CSV werd het steeds moeilijker om zich te handhaven. Het eerste elftal zakte af naar de tweede klasse en in mei


Jaarboek 29, pagina 4

1923 werd in een bestuursvergadering van de Noord-Hollandse Voetbalbond het verzoek ingewilligd om het tweede elftal van CSV uit de competitie terug te trekken. De vereniging werd in 1925 ontbonden. Zij zou echter vijf jaar later onder dezelfde naam terugkeren in het Castricumse voetballeven.

De oprichtingsfoto van Vitesse.
De oprichtingsfoto van Vitesse. Van links naar rechts grensrechter J. Olgers, H. Beentjes, J. Brasser, C. Twisk, B. van Benthem, P. Kuijs, C. Res, J. de Nijs, C. Kabel, C. Res, S. Bakker en P. de Nijs.

Vitesse ’22

Op uitnodiging van kapelaan Starrenburg komt een groepje mannen bijeen, wat resulteert in de oprichting van een katholieke voetbalvereniging op 11 mei 1922. Er wordt gekozen voor de naam ‘Vitesse’, het Franse woord voor ‘snelheid’. De toevoeging van het jaartal wordt later noodzakelijk, omdat er meerdere clubs in ons land zijn die dezelfde naam dragen.

De eerste wedstrijden vinden plaats op het weiland van Jac. Schuit, waar nu de Brink is. Later verhuist de club naar een weiland ten zuiden van het huidige Vitesse-terrein met alleen wat greppels en sloten er omheen. Een kleedkamer is er niet.

Kapelaan Starrenburg wordt benoemd tot geestelijk adviseur van de vereniging. Een dergelijke functionaris had het laatste woord als het ging om zaken die de kerk raakten. Meester Koot van de Augustinusschool is de eerste voorzitter, die onder andere wordt bijgestaan door G. de Nijs Mzn. (secretaris) en P. Bakker (penningmeester).

Spoedig worden er plannen gesmeed voor de aanleg van een veld aan de Oudeweg, achter de Dorpsstraat (waar nu straten als Rusthof en Jan Hobergstraat zijn gelegen). Op zekere dag komen veertig jongens bijeen om twaalfhonderd kubieke meter zand te verplaatsen en gras in te zaaien. De doelpalen en een summiere afrastering worden in de werkplaats van timmerman/aannemer Kabel gemaakt, zoals dochter Tiny beschrijft in het jubileumboek ‘Vitesse 75 jaar’. Als het gras nog maar net is opgekomen, worden de eerste competitiewedstrijden al gespeeld. De aanleg van het terrein heeft in totaal circa 180 sigaretten gekost …

Spelmoment uit de wedstrijd Vitesse-ADO op het terrein aan de Oudeweg. Herman van Velzen gooit in voor Vitesse. Rechts volgen Jan Zonneveld en Jac. Roozing (ADO) de bal.
Spelmoment uit de wedstrijd Vitesse-ADO op het terrein aan de Oudeweg. Herman van Velzen gooit in voor Vitesse. Rechts volgen Jan Zonneveld en Jac. Roozing (ADO) de bal.

De beginperiode

In het begin trokken de spelers hun voetbaltenue thuis al aan, omdat er geen kleedgelegenheid op het veld was. Na afloop van de wedstrijd ging het ook thuis weer uit.

Het tenue

Het eerste tenue van Vitesse bestond uit een blauw-zwart verticaal gestreept shirt. Over de kleur van de broek of kousen is niets bekend, maar uit de eerste foto’s blijkt dat beide zwart waren. De kousen werden later blauw-zwart gestreept.

Vanaf 1950 wordt er gesproken over een donkerblauw shirt met witte kraag of hals en witte manchetten, een zwarte broek en blauwe kousen met of zonder een witte boord. De club is deze outfit grotendeels trouw gebleven. Aan het eind van de jaren (negentien) zestig wordt hiervan door het eerste team nog wel eens afgeweken en is het tenue bijvoorbeeld vrijwel geheel wit met een blauwe baan op het shirt. Vanaf de jaren 1970 worden de shirts van met name het eerste team ook voorzien van rugnummers. Nadat sponsoring een bekend verschijnsel wordt in de jaren 1990, krijgen de shirts van diverse teams bij zowel de senioren als de jeugd de opdruk van een bedrijfsnaam.

Vitesse startte op de onderste sport van de voetballadder in de 3e klasse A van de Diocesane Haarlemse Voetbalbond (DHVB), een onderafdeling van de IVCB. Het eerste jaar bracht direct succes, want de ploeg legde beslag op de titel en promoveerde naar de 2e klasse. De financiën baarden echter zorgen; de inkomsten waren zeer laag. De opbrengst aan entreegelden uit de eerste competitiewedstrijd bedroeg bijvoorbeeld zestig cent.


Jaarboek 29, pagina 5

Binnen enkele jaren promoveerde Vitesse achtereenvolgens naar de 1e klasse DHVB en de 4e klasse van de IVCB-competitie.

Langzaam maar zeker kwamen er betere voorzieningen op het terrein aan de Oudeweg. Kabel bouwde een echt kleedlokaal met aparte ruimtes voor de thuisploeg en de bezoekende club. In het midden bevond zich een kiosk. De eerste beheerder was Jan Castricum, melkboer uit de Dorpsstraat. Na verloop van tijd zorgde men ook voor een waterleiding, werd een hoge afrastering om het veld gerealiseerd en verrees bij de ingang een hokje voor de kaartjescontrole. Tot slot werd zelfs een echte tribune opgetrokken, die plaats bood aan honderd toeschouwers. Het hele dorp liep op zondagmiddag uit voor een bezoek aan de thuiswedstrijden van het eerste elftal. Na afloop gingen de spelers naar café De Landbouw om te biljarten.

In de jaren (negentien) dertig was Vitesse de ploeg van de middenmoot. Spelers waren onder andere Cor Bakker, Jan Kabel, Lots Res, Siem Bakker, Thijs Schut, Tinus Admiraal, Piet Lute, Joop Hageman, Piet Veldt, Niek de Zeeuw, Toon Hollenberg, Toon Lute, Nic. van Weenen, Piet Stengs, Gerard de Groot, Jan Tromp, Twan Toepoel, Willem de Wildt, Klaas Zonneveld, Herman van Velzen en Henk Zeeman.

De economische crisis drukte in deze tijd ook haar stempel op het verenigingsleven. Er heerste een grote werkloosheid. Sommige leden konden hun contributie niet meer voldoen en het publiek had moeite om entreegeld te betalen. Toch wist de club zich dankzij enkele gulle gevers te handhaven.
Ten gevolge van de mobilisatie waren vele jongemannen eind jaren (negentien) dertig onder de wapenen. Bij het dreigende oorlogsgeweld zag het er somber uit voor de vereniging.

Uit donker dal naar successen

Spoedig na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog kwam Vitesse uit in de KNVB, omdat de IVCB daarin was opgenomen op last van de bezetter. Ondanks gedwongen tewerkstelling van verschillende spelers in Duitsland slaagde de club erin om in 1942 het kampioenschap van de 4e klasse te behalen. De promotiewedstrijden tegen ADO ’20 uit Heemskerk gingen echter verloren, zodat men geen treetje hoger mocht spelen.

Vanwege de oorlogssituatie kon Vitesse haar eigen veld niet meer betreden. De club zag zich genoodzaakt haar thuiswedstrijden elders te spelen en daarvoor bood GVO in Krommenie onderdak. Dat was echter van korte duur, want de competitie 1944-1945 kwam in zijn geheel stil te liggen.

Een week na de bevrijding speelde Vitesse haar eerste wedstrijd tegen ADO ’20. De Castricummers wonnen maar liefst met 5-1. Zij kwamen in die periode ook uit tegen de Binnenlandse Strijdkrachten en een team bestaande uit soldaten van de geallieerden.

Vanaf oktober 1945 werd een eigen clubblad uitgegeven. Het gestencilde blaadje kreeg de naam ‘Climax’ en genoot vanaf het begin grote populariteit, omdat het vol stond met gezellige Vitesse-nieuwtjes.

Het bestuur van Blauw-Zwart tijdens het 25-jarig bestaan van de supportersvereniging in 1970.
Het bestuur van Blauw-Zwart tijdens het 25-jarig bestaan van de supportersvereniging in 1970. Van linksn naar rechts zittend: Siem Admiraal, voorzitter Bank Bakker en Jan Bakker; staand: Piet Kok, Nico Beentjes en Rikus Beerse.

De supportersvereniging

Op 15 augustus 1945 werd de supportersvereniging ‘Blauw-zwart’ opgericht. De naam ontleende men aan de clubkleuren van Vitesse. Gerrit Lute Bzn. was de eerste voorzitter. De doelstelling was het geven van morele steun aan de club in de ruimste zin van het woord. Daaronder werd onder andere verstaan het ‘smeden van een hechte band tussen de supporters en het kweken van een sportieve geest’ door het organiseren van contact- en spelregelavonden. Ook beijverde de club zich in de beginperiode voor het meereizen van de supporters naar uitwedstrijden tegen een gereduceerde prijs. De contributie bedroeg toen een kwartje per maand.

In 1970 werd de supportersvereniging in het zonnetje gezet ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan. Blauw-Zwart zorgde zelf voor een grootse feestavond in De Clinghe met na afloop bal bij Endstra in De Rustende Jager.

Ook tijdens het 75-jarig bestaan van Vitesse was Blauw-zwart springlevend en organiseerde volop loterijen, klaverjasdrives enzovoorts. Zij beschikte toen over 500 leden. Het bestuur werd gevormd door Kees Louter (voorzitter), Henny Reijnders (secretaris), Jos Kos (penningmeester) en de leden Nico Lute, Rikus Beerse en Piet Nieuwenhuizen. Al zo’n kleine 40 jaar is de door Blauw-Zwart gehouden ‘ouderenmiddag’ in de kantine op de Puikman een jaarlijkse traditie. De senioren kunnen dan, onder het genot van een borreltje, meedoen aan allerlei spelletjes.

In augustus 2005 werd er een receptie gehouden ter gelegenheid van het 60-jarig jubileum van Blauw-Zwart. Tevens was dit de afscheidsreceptie voor Kees Louter, die bijna 26 jaar bestuurslid was geweest van de supportersvereniging, waarvan 14 jaar als voorzitter. Hij werd opgevolgd door Henny Reijnders.

De eerste poging om de derde klasse te bereiken strandde in de laatste wedstrijd van het seizoen 1945-1946. Tegen VVB uit kreeg Vitesse vlak voor tijd een penalty tegen. De Velsenaren maakten er dankbaar gebruik van en promoveerden.

Het seizoen 1946-1947 bracht wel het verdiende succes: het kampioenschap en promotie naar de derde klasse. Vitesse had in die tijd ook een bloeiende handbalafdeling.

Tot 1947 kon Vitesse op het terrein aan de Oudeweg blijven voetballen. Door de geplande woningbouw aldaar moest men verkassen naar het noodterrein aan de Oude Haarlemmerweg achter de boerderij van Jaap Beentjes. De jeugdelftallen speelden op een tweede noodterrein aan de Doodweg.

 Annie Zijlstra zamelt geld in om artikelen te kopen voor de Vitesse-jongens in Indië.
Annie Zijlstra zamelt geld in om artikelen te kopen voor de Vitesse-jongens in Indië.

Ter gelegenheid van het 25-jarig jubileum van de vereniging verscheen op 11 mei 1947 een extra uitgave van de Climax. In het voorwoord werd naast de feestvreugde stilgestaan bij het feit dat een groot aantal leden in Indië vertoefde. Naar deze jongens stuurde men bij elkaar gespaarde pakketten met artikelen zoals postpapier, scheerzeep, pepermunt en een zang- en kerkboekje. Ook werd er onder de militairen een prijsvraag gehouden. Daarbij ging het om het aangeven van zoveel mogelijk namen van de 160 personen op een foto, die ter ere van het zilveren jubileum was gemaakt.

Het kampioenselftal uit 1948.
Het kampioenselftal uit 1948. Van links naar rechts knielend: Theo Tromp, Herman van Velzen, Klaas Zonneveld, Willem de Wildt en Jan Tool; staand: grensrechter Jan Tromp, Wim Zonneveld, Arie van der Valk, Antoon Hollenberg, Henny Eickhoff, Nick van Weenen en Floor Zonneveld.

In 1948 eindigde Vitesse opnieuw als kampioen. De promotiewedstrijden tegen Alkmaarse Boys, Zaandijk en De Meteoor leverden echter, ondanks de extra treinen met Castricumse supporters, niet meer dan een derde plaats op.


Jaarboek 29, pagina 6

Foto circa 1948: Vitesse speler Arie van der Valk.
Foto uit circa 1948: Vitesse speler Arie van der Valk.

De vedette: Arie van der Valk

Arie van der Valk, geboren op 12 augustus 1927, was een voetbalartiest met een fluwelen techniek. Hij kwam uit Beverwijk en verhuisde in 1945 naar Castricum, waar hij lid werd van Vitesse. Jarenlang was hij een vaste keus in het eerste. Ooit sloeg hij een aanbod van Alkmaar ’54 af.

Arie was ook populair bij de jeugd, zoals blijkt uit een anekdote van Henk Hommes: “Als jongetje ging ik al mee naar de uitwedstrijden van Vitesse en ik vond het een hele eer om de koffer van Arie van der Valk te mogen dragen. Toen er een keer entreegeld voor me werd gevraagd, zei Arie: mijn zoon gaat gratis naar binnen, want anders wordt er vanmiddag niet gevoetbald!”

In de jaren (negentien) zestig hoorde Arie met spelers als Henny Eickhoff en de tweeling Henk en Jan Borst bij Vitesse tot de groep die zich vanwege meningsverschillen liet overschrijven naar CSV. Een aantal van hen voetbalde nog geruime tijd in het eerste van die club. Arie van der Valk zou zich daar onsterfelijk maken in een belangrijke wedstrijd tegen ADO. De Castricummers stonden op degraderen en de Heemskerkers konden kampioen worden. ADO kwam op 0-1, maar na rust kwam Arie in het veld. Hij maakte twintig minuten voor tijd de gelijkmaker en op zijn aangeven werd het zelfs 2-1 voor CSV. Mede daardoor ging promotie aan ADO voorbij en werd Arie nog lange tijd vervloekt in Heemskerk. Arie hing op z’n 38e zijn kicksen aan de wilgen. Daarna werd het stil rondom deze vedette. Hij werkte als magazijnbediende op Duin en Bosch en overleed op 5 januari 1997 op 69-jarige leeftijd.

Omdat Vitesse een eigen sportpark wilde, gingen pastoor Goes en de heer J.P. Bos het gevecht aan met diverse instanties om deze wens in vervulling te doen gaan. Na veel vergaderen en onderhandelen kwam het complex tot stand op de Puikman, gelegen aan de voet van de Papenberg. Het werd in 1951 geopend.

Voetbalcomplex Vitesse '22 aan de Puikman.
Voetbalcomplex Vitesse ’22 aan de Puikman.

De velden aan de Puikman

1951 Opening van het sportpark. De aanleg vond plaats in het kader van het wederopbouwplan. Het complex bestond uit drie speelvelden, zes kleedlokalen en een kleine bestuursruimte. De grond is deels eigendom van de kerk en deels van de gemeente. Het deel van de kerk wordt gepacht door de gemeente Castricum, waarvan Vitesse de velden huurt.

1959 Ingebruikname van de overdekte tribune (met 350 zitplaatsen), een kantine en een staantribune (‘drietraps’ staantalud aan de zijde van de Beverwijkerstraatweg). De financiële middelen hiervoor kwamen uit reclameborden en de plaatselijke middenstand.

1962 Uitbreiding van de zittribune met 150 plaatsen en realisatie van zes kleedkamers onder het nieuwe gedeelte. Een paar jaar later kwamen er nog eens 150 zetels bij. Het ging maar door, onder invloed van de gedachte de Puikman niet te willen verlaten. Er bestonden namelijk rond die tijd plannen voor een randweg, waartegen de club zich met hand en tand verzette. In 1962 genoot Vitesse ook de primeur van terreinverlichting en trainer Verschuur mocht de eerste training onder de lichmasten geven.


Jaarboek 29, pagina 7

Burgemeester Smeets trapt af bij de opening van het sportpark aan de Puikman.
Burgemeester Smeets trapt af bij de opening van het sportpark aan de Puikman.

1967 Het bestuur kreeg een goede vergaderruimte; ook werd er een massagekamer ingricht.

1968 Vergroting van de keuken en de kantine. Ook werd eindjaren (negentien) zestig vanwege de grote bloei van de jeugdafdeling het clubhuis uitgebreid met support van lokale ondernemers.

1970 Aanleg van een nieuw seniorenveld, waardoor het totaal op zes velden kwam.

1972 Realisatie van een geheel nieuwe terreinverlichting op het toenmalige B-veld.

1974 Broodnodige facelift van de Puikman dankzij de inzet van wethouder voor sportzaken L.W. Stam. Daarn1ee was het voortbestaan van de vereniging gewaarborgd.

1977 Door de overname van het beheer en onderhoud kreeg het complex het karakter van een gemeentelijk sportpark.

1978 Op 14 april werd de eerste steen gelegd voor een nieuwe kleedaccommodatie. Deze bevatte zes kleedlokalen, zes scheidsrechterskamers, een magazijnruimte en een EHBO/massage-ruimte. In dat jaar werden ook de parkeerplaats voor fietsen en auto’s, de toegang, het hekwerk om het complex, de trainingshoek met verlichting en de drainering geheel vernieuwd.

jaren 1980 Uitbreiding met velden voor de honk- en softbalvereniging, die als onderdeel van Vitesse werd beschouwd. De honk- en softballers gebruiken het sponsorhome als kantine sinds de ‘Club van 1000’ is opgeheven.

1998 Aanleg van een speeltuintje en opening door Henny Huisman.

1999 Aanleg van een boardingveldje langs de Beverwijkerstraatweg, dat de naam ‘Jeugd Arena’ kreeg en bestemd werd voor de jongste pupillen van de club.

2004 Voorstel van het bestuur aan de kerk om een deel van de grond te verkopen aan de gemeente, die daarop woningbouw zou kunnen ontwikkelen. In ruil daarvoor zou er een herindeling van het complex moeten plaatsvinden, inhoudende de sloop van de huidige kantine met kleedkamers en herbouw daarvan. Ook eiste de club twee kunstgrasvelden. Omdat de provincie woningbouw in dit gebied niet toestond, was dit plan in 2005 van de baan. Toen besloot het bestuur een verbouwplan in te dienen bij de gemeente, daar de opstallen sterk verouderd waren. Het complex kreeg in hetzelfde jaar reeds een facelift door vernieuwing van het toegangspad en de hekwerken. Bovendien werd het hoofdveld van een nieuwe grasmat en drainage voorzien.

2006 Goedkeuring verbouwplan en start uitvoering.

De terreinknechten

De velden aan de Puikman zijn jarenlang verzorgd door trouwe vrijwilligers als Jan Valkering, Cor Zonneveld, Riekus Beerse en Bank Breedveld.

Vanzelfsprekend maakten de terreinknechten allerlei belevenissen mee. Hier volgen er twee. Tijdens een wedstrijd van het tweede vonden de spelers dat de bal te zacht was en ook de scheidsrechter beaamde dat. Cor Zonneveld werd toen gevraagd of hij de bal in de rust even wilde oppompen. Na afloop van de wedstrijd vroeg hij de jongens of de bal hard genoeg was geweest. Het antwoord luidde: “Prima, Cor.” En Cor kon toen lachen, want hij had niets aan de bal gedaan.

Jan Valkering was erg populair bij de spelers, maar dat betekende niet dat zij hem nooit voor de gek hielden. Een van de terugkerende streken was het aan de vloer spijkeren van zijn rubberlaarzen. Jan ging daar echter nooit op in. Op een gegeven dag prezen de jongens Jan omdat hij niets had laten merken en beloofden, onder het aanbieden van een doos sigaren, dat ze het nooit meer zouden doen. Jan knikte goedkeurend, stak de sigaren in zijn zak en antwoordde: “Dat is best jongens, dan zal ik voortaan mijn pruim niet meer in de theepot gooien …”

Het elftal van Vitesse dat in 1959 de titel pakte en promoveerde naar de 2e klasse van de KNVB.
Het elftal van Vitesse dat in 1959 de titel pakte en promoveerde naar de 2e klasse van de KNVB. Van links naar rechts hurkend: Nico Stuijbergen, Jan de Zeeuw, Martin Res, Theo de Groot, Henk Zonneveld en Nico Jonker; staand: Gerard Jonker, Piel Beentjes, Nico Lute, Henny Jonker, Fred Res, Toon Groot en grensrechter Jan Tromp.

‘Eeuwige tweede’

Vanaf 1955 gingen de prestaties in stijgende lijn. Vitesse verbleef steeds in het bovenste deel van de ranglijst.

In 1959 bereikte men het kampioenschap en de promotie naar de 2e klasse. Dat was voor een groot deel te danken aan trainer Jan Hagenaars. Deze oud-doelman van de Volewijckers had Vitesse vijf jaar onder zijn hoede.

Na het seizoen 1958-1959 zag men voor het eerst een speler vertrekken naar het betaalde voetbal. Het was Nico Jonker, die naar Haarlem ging en daar vele jaren zou spelen. De ploeg leed een ernstig verlies, dat echter gecompenseerd werd door een goede opvolger, Dick Twisk.

Toch werd de competitie 1959-1960 met gematigd optimisme ingezet. Na drie wedstrijden stond Vitesse op de laatste plaats. Gelukkig kwam de ommekeer op tijd en men had zelfs na 20 wedstrijden nog kans op de titel. Die werd echter in een adembenemende slotfase net niet bereikt.

Het jaar daarop eindigde Vitesse op de tweede plaats en mocht met OVVO uit Amsterdam om de promotie strijden. De eerste wedstrijd uit werd nog wel gewonnen, maar de thuiswedstrijd en de beslissingswedstrijd op het neutrale terrein van KHFC eindigden met een negatieve score. Vitesse bleef dus opnieuw tweedeklasser.


Jaarboek 29, pagina 8

De evenementen en toernooien

Vitesse heeft in haar lange historie verschillende evenementen en toernooien georganiseerd, die vaak terugkeerden.

Het traditionele gezamenlijke ontbijt in 1962.
Het traditionele gezamenlijke ontbijt in 1962.

In het verleden werd jaarlijks rond de oprichtingsdag het traditionele gezamenlijke ontbijt gehouden in Hotel Borst. Hieraan ging een Heilige Mis in de St.-Pancratius vooraf. In de periode 1964 tot en met 1988 werd de jeugd in de gelegenheid gesteld om diverse sportkampen te bezoeken, bedoeld als een weekje ontspanning met sport en vermaak. Het allereerste kamp vond in het Duitse Stadskyll plaats. Daarna volgde deelname aan sportkampen in Berg en Dal, Zundert, Bergen (Limburg), Horst, Wassenaar, Borculo, Weert en ook op Texel werden de tenten een paar keer opgeslagen.

Uit de kampeertijd in jaren (negentien) zestig is nog een mooi verhaal bewaard gebleven; dat gaat over Gé de Wit. Hij had als jonge leider op een avond de wacht bij de Vitesse-tent. Rond middernacht kwamen twee jongens uit de tent vragen of zij naar de wc mochten. Gé stemde daarmee in, mits ze weer heel stil hun tent wilden ingaan. Na een kwartiertje volgden nog vijf jongens met hetzelfde verzoek en … een half uur later bleken zes tenten leeg. Iedereen had de grootste lol, behalve leider De Wit, die besloot met de eerste de beste trein naar huis te gaan. Hij werd echter overgehaald om te blijven en was liefst dertig jaar jeugdleider bij Vitesse.

ln het seizoen 1963-1964 ging het grote ‘Zilveren Hert-toernooi’ voor pupillen op het Vitesse-terrein van start. De parade van de deelnemende ploegen, zoals Ajax, DWS eo Blauw Wit, was door vlagvertoon en muziek indrukwekkend. Het was een groots en feestelijk toernooi.

Het werd een paar jaar niet gehouden, maar kreeg in 2002 een doorstart voor alle jeugdteams. Ook het ‘Oliebollentoernooi’ in de sporthal voor de jeugd rond Nieuwjaar is al jaren zeer populair.

 Prijsuitreiking op het 'Bank Breetveldtoernooi '. Bank overhandigt een beker aan één van de winnaars.
Prijsuitreiking op het ‘Bank Breetveldtoernooi ‘. Bank overhandigt een beker aan één van de winnaars.

Uit vroegere tijd kan nog het ‘Bank Breetveldtoernooi’ voor de pupillen worden genoemd.

Vitesse richtte zich in 1967 tot de Stichting Euro Sport Ring, die in Europees verband sportuitwisselingen tot stand beoogde te brengen. Zodoende kwam men in contact met de Duitse sportverenigingen Aichach en Ausbach ’29. Beide clubs waren een lang weekend in Castricum te gast en een week later brachten de A-junioren van Vitesse een tegenbezoek. In totaal vonden er vijftien uitwisselingen plaats en het wederzijdse contact heeft zeker bijgedragen aan de sportverbroedering tussen Nederland en onze oosterburen.


Jaarboek 29, pagina 9

Vele jaren werd de jeugd opgevangen tijdens het ‘ Luilak-toernooi’, dat in 1998 voor het laatst werd gehouden.

Ook het ‘Familietoernooi’ is sinds 1981 jarenlang een traditie geweest. Aan het eind van het seizoen werd dan op een zondag door diverse families een elftal op de been gebracht, waarbij de gezelligheid voorop stond en de prestaties van ondergeschikt belang waren. Sommigen hielden er rekening mee in hun vakantieplanning. Het groeide uit tot een regionaal spektakel met als hoogtepunt een deelname van 106 teams, verdeeld over dames- en herenelftallen en die met een gemengde samenstelling. In de loop der jaren liep de animo wat terug, maar sinds kort is er nieuw leven ingeblazen.

Tot slot was het van oudsher de gewoonte om op 1 januari voor de nieuwjaarsreceptie een wedstrijd te spelen. Nadat men hiermee een aantal jaren geleden was gestopt, werd deze traditie op de eerste dag van 2006 in ere hersteld en werden er diverse wedstrijden gespeeld tussen de huidige spelers en oud-spelers.

Sportcommentator Bob Spaak leidde de receptie ter gelegenheid van het veertig jarig bestaan.
Sportcommentator Bob Spaak leidde de receptie ter gelegenheid van het veertig jarig bestaan.

In het voorjaar van 1962 bestond Vitesse veertig jaar. In het jubileumnummer feliciteerde burgemeester Smeets de vereniging. Vriendschap en verdraagzaamheid werden door voorzitter Hoogervorst beschouwd als de kroon op 40 jaar Vitesse-arbeid. Het jubileum werd onder andere gevierd met een receptie, die op voortreffelijke wijze werd geleid door de bekende sportcommentator Bob Spaak. Ook traden er diverse artiesten uit de stal van Ben Essing op in de veilinghal aan de Kramersweg. Te zien en te beluisteren waren de Blue Diamonds, Anneke Grönloh en Willeke Alberti.

Vitesse slaagde er in het seizoen 1962-’63 opnieuw net niet in om kampioen te worden.

De resultaten in de competitie daarna waren minder florissant, want men wist zich ternauwernood te handhaven. Het semi-profvoetbal sloeg toen voor de tweede keer zijn grijparmen uit naar Vitesse. Nu tekende Dick Twisk een contract bij KFC, dat later opging in Alkmaar/Zaanstreek en vervolgens in AZ ’67.

Voor het seizoen 1964-1965 werd oud-international Bram Wiertz aangetrokken als trainer en het lukte hem, met assistentie van oud-speler Nico Lute, om Vitesse langzamerhand weer op een hoger plan te brengen.

In 1966 ging de strijd om de titel tussen Hollandia uit Hoorn en de Castricummers. Voor de zoveelste keer struikelde Vitesse in de eindfase en kreeg daardoor het etiket ‘eeuwige tweede’ opgeplakt.

In 1968 bleef Vitesse degradatie uit de 2e klasse bespaard. Een jaar later draaide de ploeg weer volop mee en eindigde … als tweede, omdat Hollandia weer de sterkste was. Het seizoen daarop vielen de blauw-zwarten in herhaling: voor de zoveelste keer tweede, nu één punt achter Zandvoortmeeuwen.

Het bestuur van Vitesse tijdens het 50-jarig jubileum in 1972.
Het bestuur van Vitesse tijdens het 50-jarig jubileum in 1972. Van lins naar rechts zittend: B. lute, voorzitter C. Oudejans, A. van de Ven. C. Singerling en J. de Boer: staand: P liefting, A. Weda, N. Twisk, F. Zonneveld, A. Horvat, J. de Zeeuw, J. Kaandorp, C. de Groot, P Bakker en E. leenaers.

Twee jubilea en eindelijk naar de eerste klasse

Ook vanaf 1970 hing Vitesse jarenlang tegen de eerste klasse van de KNVB aan, maar haalde het toch niet.

Het gouden jubileum van de club in 1972 werd groots gevierd. In de bijzondere feestuitgave schreef burgemeester Van Boxtel een gelukwens namens het gemeentebestuur en voorzitter Oudejans het voorwoord. Daarnaast gingen oud-kapelaan Starrenburg en de aalmoezeniers Brandsen en Van der Linden in hun bijdragen in op de historie van Vitesse. Ook vormde een leuke anekdote voor de Christelijke Sport Vereniging Vitesse uit Breukelen de aanleiding om haar naamgenoot te feliciteren.

Op een zaterdagmiddag in 1971 moest het eerste team van deze club uit Breukelen namelijk tegen Jonathan uit Zeist. De hiervoor aangewezen scheidsrechter kwam echter niet opdagen, omdat hij naar Castricum was afgereisd. Hij had weliswaar van de KNVB het bericht gekregen dat hij de wedstrijd CSV Vitesse – Jonathan moest fluiten, maar had dit niet goed gelezen. Daardoor was deze arbiter in de veronderstelling dat hij de plaatselijke derby tussen CSV en Vitesse moest leiden.

Als uitzondering op de regel eindigde de ploeg in 1974 slechts als vijf-


Jaarboek 29, pagina 10

de op de ranglijst. Met ingang van het seizoen 1974-1975 werd echter verwacht dat de kans op promotie zou worden vergroot door invoering van de hoofdklasse.

Aan het eind van het seizoen 1975-1976 bereikten de blauw-zwarten een met DEM gedeelde tweede plaats, op twee punten achter kampioen Ilpendam. De race om de titel ging een jaar later tussen SVW ’27 uit Heerhugowaard en Vitesse. Een vernietigende nederlaag op eigen terrein in de voorlaatste wedstrijd betekende echter weer geen kampioenschap.

De mannen die in 1978 kampioen werden; zij promoveerden eindelijk naar de eerste klasse.
De mannen die in 1978 kampioen werden; zij promoveerden eindelijk naar de eerste klasse. Van links naar rechts zittend: Arie Schram, Adrie Hollenberg, André Vermorken, Frans Huisman, Ernst Ranzijn, Henk Bakker en Nico Castricum; staand: leider Jan de Zeeuw, Nico Duinmeijer; verzorger Jan Wester; Hans Touber; Peter lambert, Harry Poel, Kees Kuijs, Jan Kuijs, trainer Rob Kramer; Richard Beentjes, Nico Lute en trainer Gerard Kesselaar.

Toen brak het voor Vitesse zo belangrijke seizoen 1977-1978 aan. Onder leiding van hoofdtrainer Rob Kramer startte het eerste team uitstekend en stond na vijf wedstrijden fier en ongeslagen aan kop. De laatste competitiewedstrijd was op 23 april 1978 thuis tegen HRC. Eerst kwam Vitesse achter met 0-1 , maar wist dankzij een verwoestend schot van Nico Duinmeijer een gelijkspel en daarmee tevens het kampioenschap te behalen. De feestvreugde over de titel galmde lang na over Castricum en aan de kampioensreceptie bewaarde men zeer goede herinneringen. Eindelijk promoveerde Vitesse dus naar de felbegeerde eerste klasse.

Hiervan zou zij echter niet lang mogen genieten. De hogere klasse bleek geen eenvoudige zaak. Na een jaar degradeerde de ploeg alweer en speelde vanaf dat moment op het oude vertrouwde niveau.

Vitesse bereikte op 11 mei 1982 de leeftijd van zestig jaar. Ook dit keer gaf de redactie van de Climax een speciale editie uit. Van tevoren had burgemeester Gmelich Meijling de vereniging al gefeliciteerd met de woorden: “Proficiat, en op naar de 75 in 1997.”

In de jubileumuitgave kwamen vele prominenten aan het woord. Uiteraard werd er ook een overzicht van de festiviteiten gegeven. De KNVB wijdde ook aandacht aan het jubileum en schreef dat de Castricumse club gedurende de laatste tien jaar een grote groei had doorgemaakt.

Gerrie Mühren was in november 1983 op De Puikman de grote trekpleister voor de voetballende jeugd. Hij verzorgde met onder meer Bobby Haarms van Ajax een voetbaltraining.

In het het seizoen 1986-1987 werkten hoofdtrainer Toon Gerrits en jeugdtrainer Peter Lambert flink aan de uitbouw van de Vitesse-voetbalschool. Dit had een sterke groei en bloei van de jeugdafdeling tot gevolg.

Gerrie Mühren kwam in 1988, nu vergezeld door zijn broer Arnold, nog eens naar de Puikman om een demonstratie te geven.

De pupil van de week

Eind jaren (negentien) tachtig werd bij alle Castricumse voetbalverenigingen de ‘Pupil van de week’ ingevoerd. Dit houdt in dat de jongste pupillen bij toerbeurt een middag de gast zijn van het eerste elftal bij thuiswedstrijden. De pupil van de week maakt bij samenkomst van het team kennis met de spelers, trainer en leiders en is ook aanwezig bij de voorbespreking en het omkleden in de kleedkamer. Doorgaans ontvangt hij ook iets ter herinnering aan deze dag, zoals een voetbalshirt of bal. Uiteraard vindt elke pupil van de week het schitterend om mee te mogen doen met de warming-up van de ploeg. Het hoogtepunt vindt echter vlak voor de aftrap plaats, als hij alleen vanaf de middenstip naar de keeper van de tegenpartij mag dribbelen en dan alle gelegenheid krijgt om te scoren.

In 1998 was Rick Admiraal pupil van de week bij Vitesse. Hij was enorm onder de indruk, zoals blijkt uit het volgende verslag dat Rick maakte: “Vitesse hep gewonnen van LSVV. De stand was 4-0. Ik mogt in de dukaut zitten en toen de wedstreit afgelopen was, had ik een bal gekregen met alle handtekeningen, en Hans Kaandorp stont er ook op. En Richard ging heel veel grapjes maken. En ik vont het heel leuk.”

Hans Kaandorp won driemaal de Kennemer-goalgetterscup.
Hans Kaandorp won driemaal de Kennemer-goalgetterscup.

De jaren (negentien) negentig

Bij aanvang van het seizoen 1990-1991 stelde trainer Job Dragtsma zich op het standpunt dat Vitesse maar weer eens uit die tweede klasse moest zien te komen. In dat jaar wisselde de ploeg uitmuntende prestaties af met curieuze verliespartijen. Eind 1990 ontving Hans Kaandorp voor de derde achtereenvolgende keer de Kennemer-goalgetterscup.


Jaarboek 29, pagina 11

In maart 1991 liet Vitesse een uitgelezen kans op een periodetitel liggen, maar op 5 mei van dat jaar was er na dertien jaar weer een titel binnen door het behalen van het kampioenschap in de tweede klasse A, district West 1 van de KNVB. Op één speler na was het gehele team afkomstig uit de eigen jeugdafdeling. Bevrijdingsdag 1991 werd met gouden letters in de clubhistorie bijgeschreven.
Het eerste jaar in de eerste klasse verliep zeer voorspoedig en bijna werd zelfs de hoofdklasse bereikt.

Daarna ging het een stuk moeilijker. De frontlinie werd een stuk zwakker, doordat Hans Kaandorp lager ging spelen en Frank Donker naar Limmen vertrok. In februari 1993 werd zelfs Jos Jonker (42) uit het vierde gehaald om Vitesse weer op het rechte spoor te zetten. Opnieuw mocht men in 1993 aan de nacompetitie deelnemen, maar de hoofdklassedroom spatte in Oostzaan tegen OSV uiteen.

Jos Jonker.
Jos Jonker.

De profs en de bijna-profs

Vitesse heeft in de loop der jaren een groot aantal talenten geleverd aan het betaalde voetbal. De spelers die geruime tijd in het eerste elftal van een profclub speelden, zijn in chronologische volgorde van vertrekjaar:

  • Nico Jonker (1959, Haarlem, Telstar)
  • Dick Twisk (1963, KFC, Alkmaar/Zaanstreek, later AZ ’67)
  • Jos Jonker (1970, Telstar; Den Haag, AZ’67)
  • Hans Reijnders (1975, AZ’67)
  • Arjan de Zeeuw (1992, Telstar; Barnsley, Wigan Athletic, Portsmouth, Manchester City, opnieuw Wigan Athletic)
  • Thijs Sluijter (2000 , Heracles)
  • Tom Zoontjes (2005, Sparta, Stormvogels Telstar).

Van deze voetballers heeft Jos Jonker het ’t verst geschopt. Tijdens zijn AZ-periode kwam hij een keer uit voor het Nederlands Elftal. Arjan de Zeeuw maakte het meest furore in Engeland en was met zijn ploeg Wigan Atheletic in het seizoen 2005-2006 nog zeer succesvol in de premier league.

Vorig jaar (in 2005) bleek dat Prime Minister Blair een groot supporter van hem was, want hij noemde Arjan zijn favoriete speler. Behalve deze profs waren er nog meer jongens die ook het betaalde voetbal, maar niet de top haalden. Dat waren onder andere Johan Baltus, Dick-Jan Ente, Henk Bakker en zijn zoon Robin.

Bij Vitesse speelden ook veelbelovende talenten die wel de kans, maar niet de ambitie hadden om van hun liefhebberij hun beroep te maken. Een groot voorbeeld hiervan is Hans Kaandorp, die in de jaren (negentien) tachtig diverse aanbiedingen liet schieten. Hij vond het namelijk belangrijker om te kiezen voor een maatschappelijke carrière en bleef het liefst in Castricum.

In september 1993 richtte Vitesse een ‘Club van Duizend’ op, met een eigen sponsorhome in de kantine. Het was de bedoeling dat bedrijven 1000 gulden per jaar zouden storten voor het financieren van bepaalde verenigingsactiviteiten.

Deze opzet is echter niet goed van de grond gekomen, waarna de sponsorclub is opgeheven. Hiervoor in de plaats kwam ‘Vrienden van Vitesse’, bestaande uit leden die voor de invoering van de euro 100 gulden per jaar betaalden en nu 50 euro om de activiteiten van de jeugd te ondersteunen.

Het seizoen 1994-1995 beleefde de enerverende bekerontmoeting tussen Vitesse en hoofdklasser ADO ’20. De strijd eindigde in 4-3 winst voor de Castricummers en zodoende bereikte de ‘underdog’ de vierde ronde van het bekertoernooi.

In de competitie van datzelfde jaar brak aanvallend onvermogen Vitesse op. De supporters uitten hun ongenoegen over de tegenvallende resultaten. Na een mislukte race om lijfsbehoud keerde de ploeg terug in de tweede klasse.

Trainer Job Dragtsma nam in 1995 na vijfjaar afscheid en werd opgevolgd door Nico Nooij. Deze begon het nieuwe seizoen vol goede moed, maar kon niet voorkomen dat zijn mannen na de winterstop in een verwoede strijd tegen degradatie terechtkwamen. Het bestuur besloot dat Nooij het seizoen mocht afmaken, maar zijn contract zou niet worden verlengd.

Zijn opvolger werd Rob Kramer, die de club van nieuwe impulsen moest voorzien. Het ledenbestand omvatte in 1996 ruim 550 actieve voetballers. Ook het damesvoetbal had inmiddels zijn intrede binnen Vitesse gedaan. Deze afdeling telde zo’n 60 leden.


Jaarboek 29, pagina 12

De jubileumcommissie voor het 75 jarig bestaan.
De jubileumcommissie voor het 75-jarig bestaan. Van links naar rechts zittend: Loek Zonneveld, Cor van der Zee, Jaap Veldt en Jaap Stuifbergen; staand: Gerard Bleijendaal, Kees Louter; Jan de Zeeuw, Cor Kramer en Gé de Wit.
Het 75-jarig jubileum van Vitesse.
Het 75-jarig jubileum van Vitesse.

In 1997 vierde men het vijfde jubileum ter ere van het 75-jarig bestaan. De jubileumcommissie zorgde voor het verschijnen van een fraai jubileumboek en de organisatie van een aantal evenementen, waaronder een tentoonstelling over de historie van de club, een reünie, een feestdag in circussfeer voor de jeugd en drie feestavonden.

Dit keer sprak burgemeester Schouwenaar zijn felicitaties uit. Hij stelde dat de vereniging nog steeds jong en bruisend was en dat men er bij Vitesse absoluut niet tegenop zag om iets nieuws te beginnen.

Niemand kon toen echter vermoeden dat het seizoen 1997-1998 eindigde in een dieptepunt voor de club. De hoofdmacht degradeerde namelijk naar de derde klasse, die zij 39 jaar eerder had verlaten.

Een jaar later verspeelde Vitesse de titel op de slotdag in Heiloo door met 2-1 van HSV te verliezen. Het was een grote kater voor de spelers en de vele Castricumse supporters die op het duel waren afgekomen.

Gelukkig slaagde trainer Kramer er spoedig in om zijn mannen weer scherp te krijgen, want het seizoen 1999-2000 werd wel glorieus afgesloten met een kampioenschap. Vitesse behaalde maar liefst 51 punten uit 22 wedstrijden en de voorsprong op de nummer twee bedroeg 15 punten.

Vitesse in de 21e eeuw

Na de knappe titel in het millenniumjaar kreeg Vitesse toch al gauw weer te maken met golfbewegingen in de resultaten. Door het vertrek van zeven belangrijke selectiespelers was het eerste niet lang bij machte om zich in de tweede klasse te handhaven, zodat de derde klasse zich in 2002 opnieuw aankondigde.

De vereniging stond in mei van dat jaar stil bij het 80-jarig bestaan. In het kader hiervan werd een veiling georganiseerd, waarvan de opbrengst, groot 20.000 euro, werd besteed aan de verbetering van het sportcomplex. Daarnaast werd een seniorentoernooi met feestavond gehouden, een jeugddag en een reünie met een fantastische slotavond.

Tot aan het seizoen 2004-2005 presteerde het eerste elftal wisselend. De vereniging wist zich te versterken met enige nieuwe aanwinsten, die het oude nest hadden hervonden na een avontuur op een hoger niveau. Onder leiding van Dick-Jan Ente werd er door de mix van jong talent en ervaren spelers een evenwichtig team opgebouwd, dat makkelijk meedraaide in de top.

Dat resulteerde aan het eind van het seizoen 2005-2006 in het kampioenschap, waardoor opnieuw de tweede klasse van de KNVB werd bereikt.

Gesteld mag worden dat Vitesse ’22 anno 2006 een kerngezonde voetbalvereniging is. “De organisatie staat prima op de rails, het ambitieniveau is hoog en er wordt vooral veel aandacht besteed aan een goede opleiding en begeleiding van de jeugd”, aldus Gé de Wit, die de vereniging 6 jaar als voorzitter leidde.

Niet voor niets staat daarom op een groot bord op de hoek Beverwijkerstraatweg/Puikman de tekst: ‘Vitesse ’22: een club in beweging’.

De vereniging telt momenteel (in 2006) zo’n 600 voetballende leden, die verdeeld zijn over 10 senioren- en 34 jeugdteams. Behalve die teams mogen nog 60 jongetjes van 5 en 6 jaar zich wekelijks in de ‘Jeugd Arena’ uitleven. Tot slot staan er 400 vrijwilligers klaar om de hele club te runnen.

Vitesse '22.
Vitesse ’22.

De resultaten

De belangrijkste resultaten in de historie van het eerste elftal van Vitesse zijn de volgende:
1922 indeling in de 3e klasse DHVB
1923kampioen 3e klasse DHVB en promotie naar de 2e klasse
rond 1925 kampioen 3e klasse DHVB en promotie naar de 1e klasse
rond 1927 kampioen 3e klasse DHVB en promotie naar de 4e klasse ICVB (wordt begin van de oorlog opgenomen in KNVB)
1942 kampioen 4e klasse KNVB (geen promotie)
1947 kampioen 4e klasse KNVB en promotie naar de 3e klasse
1948 kampioen 3e klasse KNVB (geen promotie)
1959 kampioen 3e klasse KNVB en promotie naar de 2e klasse
1978 kampioen 2e klasse KNVB en promotie naar de 1e klasse
1979 degradatie naar de 2e klasse KNVB
1991 kampioen 2e klasse KNVB en promotie naar de le klasse
1995 degradatie naar de 2e klasse KNVB
1998 degradatie naar de 3e klasse KNVB
2000 kampioen 3e klasse KNVB en promotie naar de 2e klasse
2002 degradatie naar de 3e klasse KNVB
2006 kampioen 3e klasse KNVB en promotie naar de 2e klasse

De voorzitters van 1922 tot 2006

1922-1925 Wouter Koot
1925-1937 Willem Groot
1937-1952 Dorus Schermer
1952-1964 Henk Hoogervorst
1964-1972 Gerrit Oudejans
1972-1988 Frans van Wijk
1988-1994 Ruud Vermorken
1994-1996 Tino Klein
1996-1999 Ton Hoffman
1999-2005 Gé de Wit
2005-2006 Gerard Boeters

2018 Hans Kaandorp


Jaarboek 29, pagina 13

CASTRICUMSE SPORTVERENIGING – CSV

Op 3 april 1930 werd in De Rustende Jager besloten tot oprichting van de nieuwe vereniging CSV. Chris Dijkhuizen was de eerste voorzitter, die in het dagelijks bestuur werd bijgestaan door de heren G. L. Grijzen (secretaris) en A. Stolte (penningmeester). De clubkleuren rood en zwart van het oude CSV werden aangehouden.

Nadat rentmeester Vogelenzang van de Provinciale Landgoederen voorlopig voor een jaar toestemming had gegeven om een terrein bij Johanna’s Hof te bespelen, ging de bal rollen. Het speelveld was niet al te groot, maar werd toch goedgekeurd. Daarnaast bleken de doellatten 50 cm te kort te zijn, zodat er met spoed een stuk werd aangelast. Een kleedlokaal werd gratis geleverd door aannemer en hoteleigenaar Willem Borst. Dat was maar goed ook, want over geld beschikte de vereniging nog niet. Rijksveldwachter Koelewijn was bereid om een paar netten te breien. Het bleek echter een behoorlijke klus en zo gebeurde het dat de eerste thuiswedstrijd met één doelnet moest worden gespeeld, omdat het tweede nog niet af was.

Het eerste elftal bestond onder andere uit H. Zomer, de gebroeders Uhl, D. de Jong, de gebroeders Bakker, B. Vogel, F. Peijs, H. van Koot, G. Grobbe, H. Dijkhuizen en P. van der Woude.

Aan het eind van het oprichtingsjaar kwam CSV al ter sprake in de raadsvergadering, waarin de gemeentebegroting voor 1931 werd behandeld. Raadslid Aukes bepleitte subsidie aan CSV, omdat een neutrale vereniging minder op bijdragen van particulieren zou kunnen rekenen. Daaraan werd toegevoegd dat de vereniging zelfs rooms-katholieke leden telde en aangezien de gymnastiekvereniging VIOS via het rooms-katholieke jeugdwerk ook werd gesubsidieerd, vond Aukes een bijdrage aan CSV ook wenselijk. Er werd hiervoor toen 50 gulden in de begroting opgenomen.

De eerste jaren

Na enkele vriendschappelijke wedstrijden werd in het seizoen 1930-1931 aan de competitie deelgenomen en wel in de 2e klasse van de Noordhollandse Voetbalbond (NHVB). Lange tijd prijkte CSV bovenaan de ranglijst, maar er kwam verandering in toen het pas opgerichte Alkmaarse Boys ook aan de competitie ging deelnemen. De Alkmaarders maakten korte metten met elke tegenstander en het kampioenschap ging aan de neus van CSV voorbij. Het jaar daarop kwam CSV terug. De ploeg legde beslag op de titel, gevolgd door promotie naar de eerste klasse van de onderbond.

Vertrek vanafde Van der Mijleweg voor de beslissingswedstrijd Koog Zaandijk-CSV in 1938.
Vertrek vanaf de Van der Mijleweg voor de beslissingswedstrijd Koog Zaandijk-CSV in 1938.
CSV kampioen in 1938.
CSV kampioen in 1938. Van links naar rechts knielend: Freek Peijs, Jan Schenk en Ton van Zon; staand: trainer Dirk Keek, Joop Bakker; Gerrit van Straaten, Dik Helsingfors, Henk Koelewijn, Jaap de Beurs, Arie Kassen, Wim Hoogeboom en Cor Boot. Oorspronkelijk droegen de spelers van CSV een zwart shirt met een rode verticale baan in het midden en een zwarte broek. Rond 1950 is het shirt blauw en de broek zwart. In 1959 gaat men over op een witte broek. De kousen zijn dan doorgaans geheel blauw of voorzien van een wille omslag. In de jaren 1970 krijgt het eerste elftal een gevarieerd tenue. Het shirt is dan bijvoorbeeld blauw met witte mouwen, de broek blauw en de kousen wit. De shirts krijgen dan ook een rugnummer: net als bij Vitesse worden de shirts van diverse teams van CSV later voorzien van een sponsornaam.

Daarna richtte men zich op het bereiken van de KNVB-competitie. Dat liet nog wel zes jaar op zich wachten, want pas in 1938 slaagde CSV erin om na twee beslissingswedstrijden op het KFC-terrein in Koog aan de Zaan tegen OFC zich kampioen van haar afdeling te kunnen noemen. Ter gelegenheid van het kampioenschap werd Dr. P.E.M. Teenstra, arts van het provinciaal ziekenhuis Duin en Bosch, verzocht het ere-voorzitterschap te willen aanvaarden. ln deze functie heeft hij CSV tot 1945 met raad en daad terzijde gestaan.

Eind jaren (negentien) dertig beschikte de club naast het eerste elftal slechts over een reserve- en een aspirantenelftal en telde zo’n 70 leden. Inmiddels was men verhuisd naar een ander terrein aan de Zeeweg, dat in beheer was bij Duin en Bosch. Oorspronkelijk was het een bollenveld. Met vereende krachten werd het terrein van een grasmat voorzien en mede dankzij de opbrengst uit een driedaagse bazar kon er spoedig een mooie tribune worden gebouwd. Het veld was door de zandgrond altijd droog en goed bespeelbaar. Later werd er naast het hoofdveld een tweede veld aangelegd. Dit sportcomplex, dat tegenwoordig in gebruik is bij Atletiekvereniging Castricum, zou voor vele jaren het domicilie zijn van CSV.

Herstel na de bevrijding

De oorlogsperiode was voor CSV een moeilijke tijd. Kon de vereniging in oktober 1942 het 12,5-jarig bestaan nog herdenken in de vorm van een wedstrijd tegen Vitesse, niet lang daarna namen de bezetters bezit van het terrein aan de Zeeweg. CSV vond onderdak bij Vitesse en zo goed en zo kwaad als het ging, werd de vereniging in stand gehouden. Dit was, ook in verband met de evacuatie van het dorp en het daarmee gepaard gaande vertrek van veel spelers, een zware


Jaarboek 29, pagina 14

opgave. De club hield stand totdat in de hongerwinter van 1944 een einde kwam aan alle verenigingsleven.

Op hel bevrijdingsfeesl vroeg CSV via deze praalwagen sleun voor de wederopbouw van de club.
Op hel bevrijdingsfeesl vroeg CSV via deze praalwagen sleun voor de wederopbouw van de club. De jongens van links naar rechts S. Burgering, C. Bruinsma, J. Duinker: H. van Kool, N. Bellingen J. Ronk.

In 1945 krabbelde de vereniging weer overeind en keerde in Castricum terug. Op het terrein aan de Zeeweg was een puinhoop achtergelaten. Tribune, opstallen, alles was vernield. Opnieuw ondervond men de gastvrijheid van de zustervereniging. Onder de stuwende leiding van voorzitter Duinker bloeide de vereniging op.

Hel karakteristieke clubhuis dat door archilecl Kaper werd ontworpen.
Hel karakteristieke clubhuis dat door architect Kaper werd ontworpen.

Spoedig werd met de renovatie van het verwoeste terrein begonnen, waarvoor ontzaglijk veel werk door de leden werd verzet. Zodoende konden in het voorjaar van 1946 de thuiswedstrijden worden hervat.

Binnen enkele jaren beschikte CSV over twee prachtige velden (waarvan één met een terreinverlichting), een open zittribune, behoorlijke staantribunes en een karakteristiek clubhuis, dat werd ontworpen door architect D. Kaper, die werkzaam was bij Duin en Bosch.

CSV werd in 1948 uitgebreid met een dameshandbalclub en een tafeltennisvereniging. In datzelfde jaar werd ook de supportersvereniging opgericht.

De supportersvereniging

Op initiatief van enige supporters leidde een feestelijke bijeenkomst in hotel Borst in mei 1948 tot de oprichting van de ‘Supportersvereniging CSV’. Gestart werd met een vijftigtal leden. De belangrijkste doelstelling in het begin was het geven van steun bij wedstrijden van het eerste elftal. In de loop der tijd ging de supportersvereniging zich ook toeleggen op andere activiteiten zoals het organiseren van busreizen bij uitwedstrijden, het leveren van financiële bijdragen voor het trainingsfonds, het houden van feestavonden, klaverjasdrives en het Sinterklaasfeest voor de jeugd.

Bekende bestuurders waren onder meer Freek Peijs, Hannes van Koot, Chris Pieterse, Hans Jacobs, Jan Kooij, Chris de Leeuw, Frits Schefferli, Willem Brouwer, Klaas Peijs en Cor Boot.

Tijdens het zilveren jubileum van CSV in 1955 telde de supportersvereniging nog ruim 350 leden. Vanaf de jaren (negentien) zeventig liep de belangstelling voor het bezoeken van feestavonden terug en was er door de opkomst van het eigen vervoer geen behoefte meer aan gezamenlijke reizen.

De supportersvereniging hield zich toen voornamelijk nog bezig met de klaverjasdrives tot zij rond 1975 werd opgeheven.

Hel elftal dat in 1950 kampioen werd in de vierde klasse KNVB.
Hel elftal dat in 1950 kampioen werd in de vierde klasse KNVB. Van links naar rechts knielend: A. Docter; G. de Heer en G. van ’t Hul; staand: C. Blei, H. Jacobs, J. Kimmelaar; H. Tiemstra, C. Boot, J. de Beurs, B. Beumer; F. Klashors en leider J. Hopman.

In 1950 behaalde CSV het kampioenschap van de 4e klasse. Een werkelijk verbluffende promotie-competitie met ADO ’20, Succes en OFC bracht CSV toen in de 3e klasse. Het elftal bestond uit G. de Heer, C. Boot, J. de Beurs, A. Docter, H. Tiemstra, C. Blei, H. Jacobs, J. Kimmelaar, F. Klashorst, J. Hopman en G. van ’t Hul. Trainer was J. Eijkmans.

Met wisselend succes gingen de jaren 1951-1955 in de 3e klasse van de KNVB voorbij.

Het CSV-bestuur tijdens hel 25-jarig beslaan.
Het CSV-bestuur tijdens hel 25-jarig beslaan. Van links naar rechts zittend: F. Peijs, J. de Beurs, voorziller P.L. Duinker; J. Peijs en J. Sprangers; staand: J. Boot, E. de Vries, W. van de Berg, J. Bruinsma en J. Morelis.

Ter gelegenheid van het 25-jarig jubileum werd in april 1955 onder redactie van Joop Boot en Jan Edam een fraai jubileum nummer samengesteld. De vereniging had op dat moment 4 senioren-, 1 junioren-, 2 aspiranten- en 4 welpenteams.
Op 4 november 1957 trof de vereniging een zware slag door het plotseling overlijden van secretaris Jan Peijs, die al 27 jaar bestuurslid was.


Jaarboek 29, pagina 15

A. van Kluyve.
A. van Kluyve.

De Castricumse voetbaldichter

De bekende dorpsdichter A. van Kluyve (1896-1983) was een fervent voetballiefhebber en sinds 14 december 1973 lid van verdienste van CSV. Voor deze vereniging was hij actief betrokken bij de vervaardiging van het clubblad en het beheer van de sporttoto-formulieren. Uiteraard vormde CSV nogal eens het onderwerp van zijn gedichten. Van Kluyve schreef ook de tekst van het eerste clublied van CSV, waarvan het refrein als volgt begint:

“Aan de Zeeweg, bij de bomen,
En het ruisen van de zee,
Speel! de club van onze dromen,
Speel! ons dierbaar C.S.V.!”

Het sierde de dichter dat hij even gemakkelijk zijn pen ter hand nam om Vitesse te berijmen en zich in de onderlinge verstandhouding tussen beide clubs altijd uiterst neutraal en sportief opstelde. De wijze waarop hij de verenigingen lof toezwaaide wordt geïllustreerd door de volgende eerste en laatste strofe van de gedichten ter gelegenheid van het 25- en 40-jarig jubileum van respectievelijk CSV en Vitesse.

25 jaar CSV (1955)
Nu liggen de jaren in zinnen geschreven
Van bladzij tot bladzij is ’t kloek en kordaat,
Hier ligt thans het kostlijk en roemrijk beleven
Van ‘Ons CSV’ in een feestlijk gewaad.
Een kwart-eeuw van sport staat in klankvolle woorden
Straks wacht weer de strijd (door dit feest onderbroken)
In ’t hart van de club, die actief jubileert,
De bomen alom zingen wondre accoorden;
Bestuur, onze dank!
En gefeliciteerd!!!

40 jaar Vitesse (1962)
Hier ligt dan Vitesse’s herdenkingshistorie
De helden der velden, alreeds veertig jaar!
Dus nu, krans omhangen, vol glinstring en glorie
Maakt al wat aan sport doet een feestelijk gebaar.
Vecht verder, sportief, fair en vrij onverveerd,
Naar taak en naar toekomst!
De tijd heeft gesproken!
Slechts rest mij:
Vitesse gefeliciteerd!

De kampioensploeg uit 1964.
De kampioensploeg uit 1964. Van links naar rechts knielend: Henk Pieterse, George Warmenhaven, Bob Brouwer, Dick Hoberg en Jan Tijms; staand: Cees Edam, Arie van der Valk, grensrechter Dirk Grandiek, Peter de Graaf, Piet de Heer; Cor Blaauw, Piel van Maarleveld, Koos Glastra en Hans Stolk.

Groei en achteruitgang

In 1961 werd de bouw van een overdekte tribune voltooid en in het seizoen daarop werd er een nieuwe lichtinstallatie in gebruik genomen. In datzelfde jaar werd het eerste versterkt door de komst van Cor Blaauw, oud-speler van Alkmaar ’54. Hij was twee jaar speler/trainer, maar kon niet voorkomen dat de ploeg in 1963 degradeerde naar de vierde klasse.

Onder zijn leiding werd CSV echter weer kampioen in 1964 na een grote zege van 6-1 op De Valken in Venhuizen. Tijdens de receptie ter gelegenheid van het behalen van deze titel ontving voorzitter Duinker vanwege zijn vele verdiensten voor de vereniging en de KNVB de zilveren bondsspeld. Duinker was een zeer actieve voorzitter, die sterk zijn stempel drukte op CSV. Omdat hij tijdens zijn voorzitterschap ook hoofd was van het PWN-kantoor aan de Zeeweg, schroomde hij niet om zijn personeel op allerlei manieren voor de vereniging in te schakelen.

De club beleefde in de jaren (negentien) zestig nog een bijzonder avontuur met een buitenlandse ‘voetballer’. De heer Waagmeester uit Limmen wendde zich namelijk tot CSV met de mededeling dat de nieuwe Italiaanse vriend van zijn dochter, Louizi Vitalli genaamd, een geweldig talent was en zo in het eerste team kon worden opgenomen. Louizi werd lid, maar bij zijn komst bleek dat hij alleen erg snel was maar totaal niet kon voetballen. Het verhaal ging ook nog dat hij voor het eerst voetbalschoenen had gekocht …

Omdat het oude houten clubhuis niet meer voldeed, werd er in het seizoen 1965-1966 een nieuw stenen gebouw neergezet. Dit werd op 23 april 1966 onder grote belangstelling feestelijk geopend door burgemeester Smeets. Kort daarop trad voorzitter Duinker af, die de vereniging maar liefst 25 jaar met strakke hand had geleid.

De voorzitters van 1930 tot 2002

1930 – 1941 Chris Dijkhuizen
1941 – 1966 Paul Duinker
1966 – 1974 Frans Dik senior
1974 – 1975 Bob Zeegers
1975 – 1980 Hans Beijersbergen
1980 – 1984 Huug Stuvel
1984 – 1988 Dirk Logchies senior
1988 – 1991 Cees Jansen
1991 – 1995 John Scholten
1995 – 1997 Cor Bosch
1997 – 1998 Aart Leemhuis
1998 – 2002 Cees Jansen


Jaarboek 29, pagina 16

Uit september 1966 dateert het verhaal van eerste elftalspeler Billy Brouwer en zijn vader. Billy kan er na 40 jaar nog kostelijk om lachen en vertelt: “Tijdens een wedstrijd tegen Helder liep ik door op de keeper. Zonder dat er opzet in het spel was ging ik knock-out en liep daarbij een fikse wond boven mijn oog op. Mijn vader zag de keeper als de schuldige en vloog het veld op om bij hem verhaal te halen. Deze bereikte hij echter niet, want hij werd door twee supporters van CSV in toom gehouden, zij het met de nodige moeite. Toen ik geheel groggy was afgevoerd per brancard, viel mijn vrouw Anneke flauw en verdween onder de brancard. Vervolgens stelde dokter Van Leesten mij een vraag om mijn bewustzijn te testen. Mijn vader beantwoordde deze vraag en kreeg vervolgens nog een uitbrander van de huisarts.” Billy hield uiteindelijk een lichte hersenschudding over aan deze wonderlijke middag.

Na afloop van het seizoen 1966-1967 degradeerde CSV en kwam er voorlopig een einde aan het derdeklasserschap, dat 17 jaar had geduurd.

Na een bloedstollende laatste wedstrijd tegen St. Adelbert behaalde CSV de titel in 1970.
Na een bloedstollende laatste wedstrijd tegen St. Adelbert behaalde CSV de titel in 1970. Spelers van links naar rechts knielend: George Warmenhaven, Billy Brouwer; Bert Tuijn, Nico Klinkenberg. Cees Lok en John Hauser; staand: Cees Edam, Frans Dik, Hans Mol, Rob Edam en Piet de Heer: Uiterst links staan trainer De Ridder en voorzitter Dik.

Na drie jaar in de vierde klasse te hebben vertoefd, slaagde men er in 1970 toch weer in om kampioen te worden. De beslissing viel in een bloedstollende laatste wedstrijd tegen mede-kampioenskandidaat St. Adelbert in Egmond-Binnen, die op een zeer hobbelig veld met 2-3 door CSV werd gewonnen. Het elftal werd aangevoerd door Hans Mol, die vlak na dit kampioenschap prof zou worden. De trainer van St. Adelbert, Gerrit de Heer, de vroegere keeper en trainer van CSV, feliciteerde spontaan na afloop zijn oude club. Dat seizoen was de Amsterdammer Ben de Ridder trainer van CSV, die overigens maar een jaar bij de club bleef.

De prof en de bijna-prof

CSV heeft in haar lange bestaan maar één speler gehad die de stap maakte naar het profvoetbal. Het was Hans Mol, die overigens al 23 jaar was toen hij in 1970 door AZ een contract kreeg aangeboden. CSV ontving daarvoor 4000 gulden


Jaarboek 29, pagina 17

(wat een tijd!). Hans kwam direct in de hoofdmacht van de Alkmaarders en ging dus in één keer van de 4e klasse KNVB naar de eredivisie. Hij kreeg bij AZ de positie van rechtsback en had al gauw spelers als Piet Keizer en Coen Moulijn tegenover zich. Hans beleefde in Alkmaar zeven mooie jaren en speelde vervolgens nog anderhalf jaar bij Volendam. Op 31-jarige leeftijd keerde hij terug op het oude nest en was nog een aantal seizoenen een welkome versterking voor het eerste van CSV. Daarna bleef hij in andere functies actief voor de vereniging, want zijn stelling was altijd: “CSV is mijn cluppie. “

Bij CSV was er in het verleden nog wel een speler die even mocht ruiken aan een profcarrière. Dat was de befaamde keeper Gerrit de Heer, die jaren lang de betrouwbare sluitpost van het eerste elftal was. Het was maar liefst Ajax dat interesse in hem had. Gerrit mocht op jonge leeftijd meetrainen met de selectie van de Amsterdammers en het leek erop dat hij voorbestemd was om in het eerste te komen. Toen Frans de Munck echter gelijktijdig werd aangetrokken, was het avontuur bij Ajax na drie weken voorbij en keerde Gerrit terug naar de club aan de Zeeweg.

Er was echter nog een belangrijke aanleiding voor de beslissing om de overstap naar Ajax niet te maken. Gerrit werkte namelijk als administratief medewerker op het PWN-kantoor aan de Zeeweg. De toenmalige voorzitter Duinker van CSV, die tevens de leiding had over het PWN-kantoor, wilde Gerrit de Heer beslist niet laten gaan, omdat hij van te grote waarde was voor CSV. Daarom oefende de autoritaire voorzitter de nodige druk uit op zijn medewerker. Het resultaat was dat Gerrit én CSV, én PWN nog lange tijd trouw bleef!

Ook in 1970 viel het kampioenschap samen met een jubileum. In april van dat jaar werd het 40-jarig bestaan gevierd. Ter gelegenheid hiervan werden er onder meer een druk bezochte receptie in Funadama en twee feestavonden in de Oude Schimmel gehouden. Ook verscheen een jubileumkrant in de vorm van een extra editie van het Nieuwsblad voor Castricum. Daarin liet voorzitter Dik weten dat CSV was uitgegroeid tot een kerngezonde, bloeiende vereniging met een zeer grote jeugdafdeling. In verband hiermee wees hij in zijn toespraak tijdens de jubileumreceptie op het grote tekort aan velden.

Het inwonersaantal van Castricum maakte in die tijd een grote groei door. In 1967 was ook een zaterdagafdeling aan de vereniging toegevoegd, waardoor CSV maar liefst 26 elftallen telde, die het met twee velden moesten doen. Daarom drong Dik er bij het gemeentebestuur op aan om zo spoedig mogelijk voor uitbreiding te zorgen. De noodzaak daartoe werd al erkend in de gemeentelijke sp0rtnota van 1968.

Sportief gezien waren de resultaten van CSV in 1971 en 1972 onder leiding van trainer Fred Vonk (een broer van de toenmalige AZ-speler Theo) nog redelijk te noemen. Maar het jaar daarop eindigde het eerste elftal met slechts 7 punten op de laatste plaats van de derde klas A van de KNVB en dat betekende het definitieve afscheid van het hoogste niveau dat de club in zijn historie heeft bereikt.

Deze degradatie zou een periode inluiden, waarin de club steeds verder wegzakte.

In die tijd ontstonden er ook problemen tussen de zondag- en zaterdagafdeling. De aanleiding hiertoe was een steeds groter wordende concurrentie tussen beide afdelingen. Het spelen op zaterdag was namelijk zeer populair geworden, deels uit overtuiging en deels op pragmatische gronden. Het bestuur van CSV moest met lede ogen toezien dat veel zondagspelers op zaterdag gingen voetballen, waardoor de onderlinge sfeer verslechterde. Uiteindelijk barstte de bom in 1973 met als gevolg dat de zaterdagafdeling zich afscheidde en een nieuwe vereniging oprichtte.

In 1974 belandde het eerste van CSV in de hoofdklasse van de afdeling Noord-Holland. Dat jaar werden er in het algemeen slechte resultaten door de voetballers behaald. Voor de vereniging braken onrustige tijden aan, die werden gekenmerkt door twee voorzitterswisselingen binnen een periode van anderhalf jaar.

De officiële openingshandeling van het nieuwe sportpark door loco-burgemeester Wokke.
De officiële openingshandeling van het nieuwe sportpark door loco-burgemeester Wokke.

CSV naar Noord-End

Een van de belangrijkste gebeurtenissen voor CSV in de jaren (negentien) zeventig was de verhuizing van het knusse sportpark aan de Zeeweg naar het nog kale, splinternieuwe complex in Noord-End. Hierover hadden vanaf november 1970 onderhandelingen tussen de gemeente en de verenigingen plaats gevonden. Op 25 november 1971 ging de raad akkoord met de ‘aanleg sportvelden en gedeelte groenvoorziening in het plan Noord-End’. Het betrof in totaal een gebied van ruim 21 hectare, waarvan ongeveer de helft bestemd was als sportcomplex.

Om de kosten van een nieuw clubhuis zo laag mogelijk te houden werd in 1972 het comité ‘Help CSV naar Noord-End’ opgericht, dat allerlei acties organiseerde om geld in te zamelen. Aan de leden van de vereniging werd bijvoorbeeld gevraagd om gedurende drie jaar naast de contributie een bijdrage van 2,50 gulden per maand te storten. Ook werd er in juli 1972 voor dit doel op sportpark Wouterland een voetbalwedstrijd gespeeld tussen een Castricums elftal (bestaande uit de beste spelers van CSV en Vitesse en aangevuld met profs) en het zogenaamde Kampelftal. Hoewel het duel compleet verregende, kwamen er nog honderd toeschouwers op af.

In oktober 1976 werd de actie beëindigd en kon het comité ruim 41.000 gulden aan het bestuur overhandigen. Vijf maanden daarvoor was reeds de eerste steen gelegd voor het nieuwe clubhuis door het oudste lid (Cor Boot) en de jongste aanwinst van de vereniging (Guido van Hattem).

Cor Boot.
Cor Boot.

De vedette: Cor Boot

Cor Boot werd geboren op 23 juli 1921 in Castricum en was jarenlang het oudste lid van CSV. Hij begon als midvoor in het aspiranten elftal en scoorde in een competitie 60 van de 62 doelpunten. Op zijn zestiende (1937) werd hij direct in het eerste opgesteld en deelde een jaar later mee in de feestvreugde van het kampioenschap.

Met uitzondering van de oorlogsjaren speelde Cor 20 jaar lang in het eerste elftal. Hij groeide uit tot een verdediger van grote klasse Samen met keeper Gerrit de Heer vormde hij een gouden koppel in de jaren (negentien) vijftig, de glorietijd van CSV. Cor werkte 43 jaar als


Jaarboek 29, pagina 18

onderhoudsmonteur bij de Nederlandse Spoorwegen zonder een dag ziek te zijn. Daar voegt hij steevast aan toe: “Ik zou bij mijn pensionering een lintje krijgen, maar ze waren vergeten het aan te vragen.” Cor voetbalde ook in het landelijk team van de NS.

Op 14 april 1957 nam hij afscheid van het eerste elftal, maar bleef nog jaren voetballen, onder andere bij de veteranen. Ook was Cor actief binnen de supportersvereniging en vlagde een paar jaar bij de wedstrijden van het eerste. Hij werd lid van verdienste en erelid van de vereniging en ontving van de KNVB de zilveren bondsspeld.

De vroegere vedette woont nu (in 2006), 85 jaar oud, in De Santmark en nog steeds wordt door vele dorpsgenoten zijn naam genoemd als er over CSV wordt gesproken.

Hoewel het clubgebouw nog niet was opgeleverd, ging CSV vanaf het seizoen 1976-1977 toch al op Noord-End spelen. Daarom werd met de KNVB geregeld dat de eerste wedstrijden zoveel mogelijk uit werden gepland, maar het gebeurde ook dat de spelers zich bij thuiswedstrijden in de open lucht of in een tent moesten omkleden. De training op het nieuwe sportcomplex was vanaf oktober 1976 mogelijk en voor een groot aantal teams vond de eerste thuiswedstrijd voor de competitie pas plaats in het weekend van 6 en 7 november van dat jaar.

Op zaterdag 26 maart 1977 zou burgemeester Van Boxtel de officiële openingshandeling van het sportpark verrichten. De burgervader werd echter onwel, waarna loco-burgemeester Wokke het van hem overnam. Voor de jeugd was er die dag ook van alles te doen, zoals strafschoppen nemen op keeper Paul van der Meeren van Telstar. ’s Avonds vond de eerste feestavond in het nieuwe clubhuis voor de CSV-familie plaats.

Het nieuwe complex bood CSV voldoende ruimte door de aanwezigheid van 4 prachtige velden (waarvan één verlicht) en een verlicht trainingsveld. Het clubgebouw bestond uit een grote kantine, een bestuurskamer, een redactie-ruimte en acht kleedkamers.

Het bestuur toen CSV 50 jaar bestond.
Het bestuur toen CSV 50 jaar bestond. Van links naar rechts Huug Stuvel, Sonja Vermanen, Victor Kijzers, Dick Rinkel, voorzitter Hans Beijersbergen, Jan Raven, Rea Gras, Hans Grootendorst en Jack de Lange (afwezig Michael Boerée).

In mei 1980 werd alweer het gouden jubileum gevierd en ook dat werd groots aangepakt door een feestweek te houden. Het programma bestond onder andere uit een reünie, een ‘langste voetbalwedstrijd van de wereld’, diverse toernooien en een ouderwetse CSV-revue in de Clinghe, die geheel door eigen leden werd bedacht en uitgevoerd. Er werd ook een feestelijk logo ontworpen voor het bedrukken van toegangskaarten, stickers en linnen tasjes. Bij het 50-jarig bestaan telde de club 500 leden en 31 elftallen.

De jaren 1982 en 1983 waren absoluut niet goed wat de resultaten betreft, omdat de club degradeerde naar respectievelijk de 2e en 3e klasse van de afdeling Noord-Holland. Zodoende kwam CSV na 53 jaar in dezelfde klasse terecht, waarin zij ooit begon.

De resultaten

Het eerste elftal van CSV behaalde in zijn bestaan de volgende belangrijkste resultaten

1930 indeling in de 2e klasse NHVB
1932 kampioen 2e klasse NHVB en promotie naar de Ie klasse
1938 kampioen Ie klasse NHVB en promotie naar de 4e klasse KNVB
1950 kampioen 4e klasse KNVB en promotie naar de 3e klasse
1963 degradatie naar de 4e klasse KNVB
1964 kampioen 4e klasse KNVB en promotie naar de 3e klasse
1967 degradatie naar de 4e klasse KNVB
1970 kampioen 4e klasse KNVB en promotie naar de 3e klasse
1973 degradatie naar de 4e klasse KNVB
1974 degradatie naar de hoofdklasse afd. Noord-Holland
1978 degradatie naar de 1e klasse afd. Noord-Holland
1982 degradatie naar de 2e klasse afd. Noord-Holland
1983 degradatie naar de 3e klasse afd. Noord-Holland
1985 promotie naar de 2e klasse afd. Noord-Holland
1986 degradatie naar de 3e klasse afd. Noord-Holland
1990 kampioen 3e klasse afd. Noord-Holland en promotie naar de 2e klasse
1991 kampioen 2e klasse afd. Noord-Holland en promotie naar de 1e klasse
1999 degradatie naar de 7e klasse KNVB (afdeling Noord-Holland opgeheven)
2000 door herindeling automatisch naar de 6e klasse KNVB
2002 laatste wedstrijd in 6e klasse KNVB


Jaarboek 29, pagina 19

Roerige jaren

In mei 1988 uitte een groep leden van CSV hevige kritiek op het gevoerde bestuursbeleid. De oppositie constateerde dat er met name voor de jeugd te weinig werd gedaan en vond dat het roer om moest om leegloop te voorkomen. Het gevolg was dat het zittende hoofdbestuur en bloc opstapte. Tijdens een bijzondere, algemene ledenvergadering werd een interim-bestuur gekozen, dat de taak had om de vorming van een nieuw bestuur voor te bereiden. De verkiezing daarvan vond in de ledenvergadering op 27 juni van dat jaar plaats. Cees Jansen hanteerde vanaf dat moment de voorzittershamer.

Voor de viering van het 60-jarig bestaan stonden in april 1990 diverse festiviteiten en activiteiten op het programma. Begonnen werd met een officiële receptie in de eigen kantine, waar vele sprekers CSV in het zonnetje zetten en het bestuur passende geschenken aanboden. Voor het grootste cadeau zorgden een dag later evenwel de spelers van het eerste, die onder leiding van trainer Jan Kooij na een zenuwslopend duel tegen WMC het kampioenschap in de derde klasse van de afdeling Noord-Holland in de wacht sleepten.

Deze 5 CSV-leden fietsten in de zomer van 1990 naar Zuid-Frankrijk om geld bij elkaar te krijgen voor de bouw van een tribune.
Deze 5 CSV-leden fietsten in de zomer van 1990 naar Zuid-Frankrijk om geld bij elkaar te krijgen voor de bouw van een tribune. Van links naar rechts Jan Kooij, Arnold Boot, Hans Mol, Bert Tuijn en voorzitter Cees Jansen.

In de zomer van hetzelfde jaar leverden 5 leden van CSV een bijzondere prestatie door naar Zuid-Frankrijk te fietsen met als doel zoveel mogelijk geld bij elkaar te krijgen voor de bouw van een tribune. Voorzitter Jansen was een van hen en hij werd vergezeld door Bert Tuijn, Hans Mol, Arnold Boot en Jan Kooij, die de zestig al was gepasseerd. Voor elke kilometer die werd afgelegd, werden zij gesponsord door de leden. Na die loodzware tocht van 1725 kilometer kon een geweldige opbrengst van 10.000 gulden worden genoteerd. Een andere actie voor de tribunebouw bestond uit de verkoop van ‘bouwstenen’, waarvoor 10 gulden per stuk werd betaald.

Onder regie van Henk ter Punt en uitvoerder Bert Tuijn werd twee jaar later langs het hoofdveld een fraaie, overdekte zittribune gerealiseerd, die op 15 mei 1993 werd geopend. Het bouwwerk kreeg de naam ‘Chris de Leeuw tribune’, vernoemd naar het erelid dat vanaf het eerste uur een tomeloze inzet voor CSV had getoond bij vooral het onderhoud van de velden en de verzorging van het clubblad.

Legendarische ‘rooie’ Chris was ook nog lange tijd leider van een seniorenteam en voetbalde zelf jaren bij CSV tot en met de veteranen. Hij kan geweldig vertellen over vroeger en zijn geheugen laat hem daarbij zelden in de steek. Onlangs haalde hij deze anekdote nog aan:
“Eindjaren 1950 speelden we met het tweede elftal tegen GVO in Krommenie. In die tijd waren nog niet alle velden van een afrastering voorzien en dat gold ook voor het B-veld van GVO, dat alleen omgeven was met sloten. Op een gegeven moment zou ik even een corner nemen. ik liep echter zover achteruit dat ik met bal en al in de sloot belandde …”

Het clubblad

Evenals de vereniging heeft het clubblad van CSV een boeiende historie gekend. Tijdens een feestavond op 31 januari 1948 zag het eerste clubblad het levenslicht. Het was geredigeerd door Hans Jacobs, de journalist die later het televisieprogramma ‘Achter het nieuws’ zou presenteren. Piet Gorter maakte een paar illustraties en Joop Boot versloeg samen met Joop Smit gespeelde wedstrijden. De rubriek ‘Wat CSV’ers ervan zeggen’ werd ingevuld door Joop Westerman. Het duurde daarna ruim een maand voor het tweede nummer uitkwam, nu met Rooseboom en Sietses als vaste redacteuren.

Het blaadje verscheen de eerste twee jaren tweewekelijks. Naast opstellingen, standen en verslagen werd menig nummer gevuld door dichterlijke bijdragen van de beer A. van Kluyve. Eind 1948 ging het krantje naar 135 abonnees. In 1950 werd het blad bij Drukkerij Boesenkool gemaakt. Overigens was dat van korte duur, want men kon een oude stencilmachine aanschaffen en nam de vervaardiging zelf ter hand ten huize van de familie Edam aan de Schelgeest. De redactie en administratie waren toen in handen van Joop Boot en Jan Edam. Opa De Haan inde trouw elke maand bij de lezers het abonnementsgeld ad 0,65 gulden.

Vanaf 1962 leidde het clubblad geen zelfstandig bestaan meer en werd het abonnementsgeld in de contributie opgenomen. Toen werd de wekelijkse uitgave een feit. Na verloop van tijd nam Chris de Leeuw de administratie van Jan Edam over en zette ook de heer Van Kluyve zich wekelijks in om de CSV-er tot stand te brengen. Een dieptepunt volgde in 1966. De redactie was gereduceerd tot één man: Chris de Leeuw. Het voortbestaan stond op het spel, maar gelukkig trad Ruud Nijsse tot de redactie toe en Jan de Koning nam de distributie op zich. Vanaf eind 1968 werd het blad een periode bij Chris de Leeuw thuis in Uitgeest gedraaid. In het clubjaar daarop deed Anton Mulder zijn entree als redacteur en werd bijgestaan door Wil Gras.

Rond die tijd ontving de redactie uit handen van de supportersvereniging een vergaarmachine, waardoor de werkzaamheden aan het blad aanzienlijk werden verkort. Na de opening van het nieuwe complex op Noord-End beschikte men over een riante redactiekamer, vier schrijfmachines en een vast team van medewerkers dat 40 weken per jaar garant stond voor een oplage van 500 exemplaren. Zo zullen Ineke van der Wal en Carla Niemeijer heel wat pagina’s hebben volgetypt.

Door de voortschrijdende techniek heeft de CSV-krant in de


Jaarboek 29, pagina 20

laatste 25 jaar van haar bestaan een stormachtige ontwikkeling meegemaakt. In de jaren 1980 werden de stencilmachines vervangen door offsetpersen.

 Jan Boesenkool en Chris de Leeuw, twee CSV- ers die van onschatbare waarde zijn geweest voor de vervaardiging van het clubblad.
Jan Boesenkool en Chris de Leeuw, twee CSV- ers die van onschatbare waarde zijn geweest voor de vervaardiging van het clubblad.

CSV had daarbij het geluk dat ze Jan Boesenkool had. Jan, nu 85 jaar oud, was 14 jaar toen hij in het drukkersvak begon en is daarin nu (in 2006) nog af en toe actief. Al vanaf de jaren (negentien) vijftig hielp Jan mee het clubblad te vervaardigen en hij heeft dit voortgezet bij de nieuwe fusieclub. Hij regelde ooit voor CSV een gratis drukpers, waar nu nog mee gewerkt wordt. Uit de periode aan de Zeeweg vertelde hij de volgende anekdote: “Toen we een keer het krantje maakten, vierden we ook de verjaardag van een van de medewerkers. Dat was reuze gezellig, maar het liep niet goed af. Een andere medewerker reed namelijk met zijn auto, met op de achterbank de hele partij clubbladen, de sloot in. Het gevolg was dat een groot deel van de bladen in het water dreef. De volgende dag hingen ze toen te drogen aan de waslijn van de echtgenote van de pechvogel, want ze moesten evengoed bezorgd worden …”

Andere mensen die jarenlang actief waren voor het clubblad, waren Co Scholtens, Ben Kroesen, Cees Gorter, Bram en Suze Mizee, mevrouw Van der Geest en niet te vergeten Cor Nuijens, die tot het einde van de vereniging op zeer creatieve wijze de lay-out voor zijn rekening nam.

Trainer Hans Touber kijkt op zijn horloge. CSV is bijna kampioen in 1991.
Trainer Hans Touber kijkt op zijn horloge. CSV is bijna kampioen in 1991.

Onder leiding van Hans Touber, de nieuwe trainer van CSV, werd het eerste team in 1991 opnieuw kampioen via een benauwde zege op Koedijk. De club was dus weer enigszins in de lift en keerde na negen jaar terug in de eerste klasse van de afdeling Noord-Holland. Het seizoen 1990-1991 was trouwens over de gehele linie voortreffelijk, want naast de hoofdmacht werden het tweede en derde team plus de junioren A1, C1 en D1 kampioen.

Doordat de afdeling Noord-Holland met ingang van het seizoen 1996-1997 werd opgeheven, kwam het eerste vanaf dat jaar uit in de zesde klasse van de KNVB.

Met name door een verkeerde trainerskeus ging het in het jaar 1998-1999 bergafwaarts met CSV. De club verloor na een volledig mislukt seizoen met 2-1 de degradatiewedstrijd tegen JVC in Bergen en daalde af naar de zevende klasse. Het jaar daarop speelde CSV echter vanwege een herindeling bij de KNVB toch een klasse hoger.

Oud-voorzitter Dik reikt een prijs uit op het laatste 'Familie Diktoernooi', dat in 1997 werd gehouden.
Oud-voorzitter Dik reikt een prijs uit op het laatste ‘Familie Diktoernooi’, dat in 1997 werd gehouden.

De evenementen en toernooien

Naast de festiviteiten in het kader van jubilea heeft CSV talloze ontspanningsavonden georganiseerd. In de eerste 20 à 30 jaar waren dat vooral de feestavonden bij Borst met eigen revues of optredens van diverse bekende Amsterdamse artiesten. De belangstelling hiervoor liep echter steeds meer terug na de intrede van de televisie. Wel werden altijd de klaverjasdrives goed bezocht.

Wat voetbal betreft hield de club jarenlang in juni een druk bezocht veteranentoernooi, dat wijd en zijd bekend stond. Ook de jeugd kende diverse toernooien, waar vaak de naam aan verbonden was van een persoon of familie, die veel voor CSV had betekend. Dit waren het ‘Jan Peijs-toernooi’, het ‘P.L. Duinkertoernooi’ en het ‘Familie Diktoernooi’. In de jaren 1990 was het kampeerweekend ‘Nacht van de jeugd’ op eigen terrein een groot succes. Dat gold ook voor het zaalvoetbaltoernooi tussen Kerstmis en Nieuwjaar.

Met de jeugd werden ook diverse sportkampen bezocht. Vroeger beperkte dat zich tot Nederland, maar in de jaren 1970 werd er ook gekampeerd en meegedaan aan toernooien in Frankrijk en Italië via de Euro-Sportring.

De senioren van CSV hebben ook een paar internationale ervaringen gehad. Al in 1954 was de Engelse club FC Wembley een week te gast bij de CSV-familie, waarvoor een uitgebreid dagprogramma met diverse uitstapjes was samengesteld. De Britten speelden uiteraard ook voetbal en deden dat niet alleen tegen CSV, maar ook tegen Vitesse en De Kennemers.

Vele zomers in de jaren (negentien) vijftig en zestig jaren werd er op het CSV-terrein een wedstrijd gespeeld tussen het eerste elftal en vakantiegangers van het kampeerterrein Bakkum. De kampbewoners konden in die tijd vaak over bekende profvoetballers van clubs als Ajax, Blauw-Wit of DWS beschikken. Er zijn nu nog Castricummers die zich erop beroemen, dat ze ooit gespeeld hebben tegen Bennie Muller of Cootje Prins.

In 1972 maakten de eerste teams van de voetbal en handbal van CSV met Pinksteren een trip naar Duitsland. Men logeerde bij pleeggezinnen in het dorpje Schwabendorf. Na een groot feest in de danszaal van het dorp, waar het bier rijkelijk vloeide, slaagden de Castricumse voetballers met zware hoofden en benen er toch in om de volgende dag hun wedstrijd tegen de Duitsers te winnen.

Een vaste traditie binnen het seizoen waren heel wat jaren het afsluittoernooi, de Zomer Zeskamp en een avond voor alle


Jaarboek 29, pagina 21

De handen van v.l.n.r.: Cees Jansen (voorzitter CSV), wethouder Bert Meijer en Peter van Splunter (voorzitter SCC) gaan in april 2001 op elkaar voor een fusie van de twee voetbalverenigingen (foto Kees Blokker).
De handen van van inks naar rechts Cees Jansen (voorzitter CSV), wethouder Bert Meijer en Peter van Splunter (voorzitter SCC) gaan in april 2001 op elkaar voor een fusie van de twee voetbalverenigingen (foto Kees Blokker).

Fusieperikelen en afscheid

Vanaf 1995 werd tussen CSV en de ook op Noord-End spelende zaterdagvereniging SCC overleg gevoerd over het aangaan van een fusie. De reden om samen te gaan was dat beide verenigingen overtuigd waren van het feit dat één vereniging met een zaterdag- en zondagafdeling de beste waarborg vormde voor een duurzaam voortbestaan. Ondanks dat gezamenlijke uitgangspunt duurde het nog jaren voordat alle voetangels en klemmen waren weggenomen en de tijd rijp was om te fuseren.

Op zich niet zo vreemd, want de liefde tussen CSV en SCC was, met name door de voorgeschiedenis van de zaterdagclub, niet bijster groot. De twee verenigingen hadden duidelijk hun eigen cultuur en moesten beide bereid zijn om veel water bij de wijn te doen. Omdat er door een fusie grond en een clubgebouw beschikbaar zouden komen, speelde de gemeente uiteraard ook een zeer belangrijke rol in het gehele proces.

In de algemene ledenvergaderingen van CSV en SCC, beide gehouden op 15 april 1997, gingen de leden akkoord met de benoeming van een gezamenlijke fusiebegeleidingscommissie. Deze commissie kwam met een onderzoek naar alle facetten die een samengaan met zich meebrengt, zoals een nieuwe organisatiestructuur, huisvesting, naam en financiële consequenties. Het fusieplan werd eind januari 1998 door de leden van CSV en SCC goedgekeurd.

Maar kort daarop kwam er een kink in de kabel. Er kon geen overeenstemming met het gemeentebestuur worden bereikt over de voorwaarden van verkoop van het SCC-gebouw. De fusie werd een jaar uitgesteld. In juni 1998 ontstond een vertrouwensbreuk tussen CSV en SCC. Teleurgesteld besloot CSV te stoppen met verdere fusiegesprekken en zodoende waren de clubs terug bij af.

De ‘Club van 100’

In augustus I998 werd er een ‘Club van 100’ opgericht, die zich richtte op het bieden van extra geldelijke steun aan de jeugdafdeling. Degenen die zich hierbij aansloten, betaalden jaarlijks 100 gulden. In totaal toonden een kleine 65 leden van CSV zich bereid om hun medewerking te verlenen. Veel resultaat hebben zij, gelet op de fusie met SCC, van hun bijdragen echter niet gezien. Bovendien hield men een flinke kater over aan de bekendmaking dat een deel van het saldo van de club zonder medeweten van de leden besteed was aan een negatieve advertentie met betrekking tot het fusieproces.


Jaarboek 29, pagina 22

In april 2001 zochten de clubs toch weer toenadering, omdat door ledenverlies de noodzaak was toegenomen om samen een sterke jeugdafdeling te vormen. De emoties waren inmiddels wat afgezakt en er was wederzijds de wil om het fusietraject weer op te pakken. Er werd opnieuw een fusiewerkgroep samengesteld. Ook de gemeente was er alles aan gelegen dat het dit keer zou lukken en stelde een fors hogere bijdrage in het vooruitzicht.

In september 2001 stemde de gemeenteraad in met de aankoop van het clubgebouw van SCC voor een bedrag van een half miljoen gulden. De werkgroep leverde een fusievoorstel voor de gezamenlijke bespreking in december 2001.

Op 27 februari 2002 stemden de leden van beide clubs in een afzonderlijke vergadering over het aangaan van een juridische fusie. Bij SCC werd de vereiste meerderheid gehaald, maar bij CSV was de uitslag ongeldig, omdat er met stemmen was geknoeid. Het gevolg was dat er een herstemming moest worden gehouden, die drie weken later plaats vond. Toen kwam het voorstel er met 186 stemmen voor en 17 tegen gemakkelijk doorheen.

Op 10 juli 2002 werd de notariële akte betreffende de fusie bij de notaris gepasseerd. Dat betekende na ruim 72 jaar het einde van de Castricumse Sportvereniging CSV. Daarvoor was in mei onder het motto ‘CSV … tabé!’ de feestelijke en sportieve afsluiting van de club reeds gevierd.

De allerlaatste wedstrijd van CSV 1 werd gespeeld op 12 mei 2002. De Castricumse zesdeklasser won weliswaar, maar kwam een punt te kort om aan de nacompetitie te mogen deelnemen. Het laatste clubblad verscheen twee dagen later, waarin Cees Jansen tot slot schreef: “Wij sluiten een rijke periode af en beginnen aan een nieuw bestaan dat hopelijk op diverse fronten zeer succesvol zal zijn.”

In mei 1945 speelden Vitesse en CSV gebroederlijk tegen de bevrijders.
In mei 1945 speelden Vitesse en CSV gebroederlijk tegen de bevrijders.

De verhouding tussen Vitesse en CSV

Het valt niet te ontkennen dat er tussen Vitesse en CSV altijd een zekere mate van rivaliteit was, alhoewel dat vroeger veel meer speelde dan in de laatste jaren dat CSV nog bestond

Wat in de eerste vijftig jaar soms zwaar woog, was het geloofsverschil tussen beide verenigingen. Heel simpel gezegd: als je katholiek was ging je naar Vitesse en de ‘openbaren’ werden lid van CSV. Het kwam toen wel voor dat spelers van Vitesse zich wegens onvrede bij CSV aanmeldden, maar andersom gebeurde dat niet.

Een andere reden voor de wedijver was het feit dat Vitesse altijd veel groter was en een of meerdere klassen hoger heeft gespeeld. Desondanks was de relatie tussen de twee clubs niet slecht te noemen en werd er ook aan gewerkt om zo goed mogelijk met elkaar om te gaan. Een mooi voorbeeld hiervan blijkt uit het Nieuwsblad voor Castricum van 10 juli 1946, waarin verslag wordt gedaan van de algemene jaarvergadering van Vitesse. Voorzitter Schermer verklaarde toen dat de verhouding met CSV toch zeker goed moest worden genoemd en dat enkele geschillen inmiddels waren bijgelegd. Spreker hekelde de lasterpraatjes en zei dat vooral in een plaats als Castricum tweedracht moest worden vermeden.

Op de velden troffen diverse jeugd- en seniorenteams van Vitesse en CSV elkaar regelmatig en het was doorgaans vooral voor CSV een eer om te winnen. Een van de eerste onderlinge ontmoetingen van de eerste elftallen eindigde in 2-2. Dat was onbevredigend voor de CSV-ers, die zich toen nog superieur voelden. Zij zinden op wraak in de return aan de Zeeweg, maar een geladen Vitesse keerde na afloop met een 0-8 zege huiswaarts.

Op nieuwjaarsdag in 1945 versloeg CSV Vitesse met 0-1 door een doelpunt van Cor Boot. De krant schreef: “Het laaiende enthousiasme van de CSV-aanhang leek het CSV-elftal naar voren te stuwen. CSV won, tegen veler verwachting, deze plaatselijke wedstrijd. Vitesse kon haar meerderheid na de rust door het gebrek aan schutters niet in doelpunten uitdrukken.” In mei van dat jaar was er van rivaliteit tussen beide verenigingen even geen sprake. Toen speelde men gebroederlijk tegen de bevrijders die hier waren gelegerd.

Vanaf 1971 wilden Vitesse en CSV een traditie opbouwen door elk jaar op nieuwjaarsdag tegen elkaar te spelen en daarna een gezamenlijke receptie te houden. De eerste keer vond dit gebeuren op het Vitesse-terrein plaats en het jaar daarop bij CSV. Zo ging dat om en om totdat de traditie in 1982 werd afgeschaft.

Naast de nieuwjaarswedstrijden speelden de eerste elftallen ook vele vriendschappelijke wedstrijden tegen elkaar of voor een goed doel. Zo werd er in de Castricummer krant van 30 augustus 1947 een ontmoeting van beide hoofdmachten aangekondigd om de gemeentebeker, waarvan de opbrengst ten goede zou komen aan een kerstpakketten actie.

In de laatste decennia van de vorige eeuw is de rivaliteit tussen Vitesse en CSV steeds minder geworden.

Ook niet-katholieken werden lid van Vitesse, meestal omdat ze een hoger niveau hoopten te bereiken of dat de Puikman vanaf hun woning dichterbij was dan Noord-End.


Jaarboek 29, pagina 23

Sport Club Castricum – SCC

De derde Castricumse voetbalvereniging, Sport Club Castricum genaamd of kortweg SCC, werd na een druk bezochte adspirant-ledenvergadering op 13 april 1973 in Johanna’s Hof opgericht. Het bestuur van CSV had namelijk gesteld dat een vrije keus voor het voetballen op zaterdag alleen behouden zou kunnen worden, indien er een nieuwe vereniging bij zou komen.

Daar werd drie jaar daarvoor echter nog heel anders over gedacht. Toen schreef Jelle van der Meulen, een van de initiatiefnemers en secretaris van de zaterdagtak, in de jubileumkrant van CSV: “Met ons principe wordt geheel rekening gehouden en zo er al eens moeilijkheden waren, dan traden wij elkaar als vrienden tegemoet mei de vaste wil een oplossing te vinden.” En hij eindigde zijn bijdrage met de uit zijn hart gegrepen leuze: “Knoop dit in je oren, CSV gaat nooit verloren!”

Kort daarop ging het toch fout. De vergaderingen werden grimmiger en men beschuldigde elkaar over en weer ervan de beste spelers in te pikken. Aangezien de splitsing onvermijdelijk bleek, stapte men naar wethouder Stam met het voorstel om een zaterdagclub op te richten. Het gemeentebestuur stond hier uiteindelijk positief tegenover.

Jan Kok, de eerste voorzitter van SCC.
Jan Kok, de eerste voorzitter van SCC.

Een stormachtig begin

Het eerste bestuur onder leiding van Jan Kok stond na de oprichting voor de niet eenvoudige taak om de vereniging op te bouwen. Jelle van der Meulen en Wim Brouwer waren respectievelijk de eerste secretaris en penningmeester. Improvisatie was noodzakelijk in de beginfase.

Men beschikte nog niet over een eigen accommodatie en zodoende werden de eerste thuiswedstrijden ver buiten Castricum gespeeld, zoals bij KSV in Heerhugowaard. Later kon men ook terecht op complex Wouterland in Bakkum.

De eerste hoofdmacht behaalde de titel in 1974 van de 3e klasse afdeling Noord-Holland.
De eerste hoofdmacht behaalde de titel in 1974 van de 3e klasse afdeling Noord-Holland. Van links naar rechts knielend: Nico Stuifbergen, Dirk Dekkers, Tonny van Campen, Wim Kok, Martin de Kleyn en Jan Weenink; staand: Douwe Visser; Cees Schram, Wouter Uiterwijk Winkel. Hans Dijkens, Cor Molenaar; Peter Eibers en Jaap Dekkers.

Van een gelijkmatige leeftijdsopbouw was bij de start in het geheel geen sprake en soms was het een hele klus om de teams samen te stellen. Zo laat een van de eerste clubblaadjes zien dat er bij de opstelling van het eerste elftal bij de keeper een vraagteken staat. De verklaring hiervoor was dat in verband met de blessures van enkele keepers de opstelling van de doelverdedigers pas op de training van de komende week definitief kon worden bepaald.

Voor de keuze van het tenue ging men aanvankelijk uit van een zo voordelig mogelijke aanschaf. Omdat de meeste spelers vanuit hun CSV-tijd al beschikten over een witte broek, een wit reserveshirt en blauwe kousen, werd daarin gestart. In een nieuwe ledenvergadering werd beslist dat ook de kousen wit moesten zijn en zo speelde men vanaf 1 september 1973 geheel in het wit.

Als embleem werd gekozen voor een adelaar op een bal in een cirkel die rood was ingekleurd. Alle spelers waren verplicht het embleem op de linkerborst van het voetbalshirt te dragen.

Een van de gevolgen voor de nieuwe zaterdagclub was ook dat het eerste elftal twee klassen lager werd ingedeeld ten opzichte van de klasse waarin het bij CSV speelde. Daardoor werd men in het eerste jaar, onder leiding van trainer Arie Hoff,


Jaarboek 29, pagina 24

gemakkelijk kampioen in de 3e klasse A van de zaterdagcompetitie van de KNVB afdeling Noord-Holland. De vreugde was er echter niet minder om en door de promotie naar de tweede klas lagen er interessante wedstrijden in het verschiet.

Tijdens de feestavond voor het behalen van het kampioenschap blikte voorzitter Kok vooruit. De vereniging vond het van groot belang dat er in het nieuwe seizoen met een aantal jeugd elftallen kon worden begonnen om in de toekomst een goede doorstroming te verzekeren.

Aan het eind van het seizoen 1974-1975 werd het eerste weer kampioen en keerde terug naar de 1e klasse van de afdeling Noord-Holland. SCC had in die periode een seniorenteam, waarvan de spelers wegens te veel praten regelmatig uit het veld werden gestuurd door de scheidsrechter. Helmut Schmidt was de grootste boosdoener, want hij praatte aan een stuk door. Op een gegeven moment werd de scheidsrechter er helemaal gek van. Hij vroeg aan aanvoerder Anne Mantel, wijzend naar Schmidt, wat de naam van de speler was. Hierop antwoordde Mantel: “Helmut Schmidt, u weet wel de bondskanselier:” Vervolgens staakte de scheidsrechter de wedstrijd!

Op 22 april 1978 werd het nieuwe clubgebouw van SCC en DVC op Noord-End geopend.
Op 22 april 1978 werd het nieuwe clubgebouw van SCC en DVC op Noord-End geopend.

Eindelijk een eigen stek

Per 1 oktober 1976 kreeg SCC tijdelijk de beschikking over de velden en de kantine aan de Zeeweg, die door CSV waren verlaten wegens het vertrek naar sportpark Noord-End. SCC bleef daarnaast echter ook op Wouterland spelen. Dat was ook hard nodig, want voor de club kwamen op dat moment wekelijks 10 seniorenteams, een juniorenteam en 4 pupillenteams in actie. Ondertussen werd er met Dames Voetbalclub Castricum (DVC) onderhandeld om samen een accommodatie te betrekken op sportcomplex Noord-End. Gezamenlijk werd de Stichting Noord-End in het leven geroepen, met als doel te komen tot het oprichten en in stand houden van een kantine met bestuurskamers en bijbehorende inventaris.

In maart 1977 deed voorzitter Kok een oproep aan alle leden. De bouw van de nieuwe SCC-kantine op Noord-End was namelijk in volle gang en er was veel zelfwerkzaamheid noodzakelijk om de kosten te drukken. De totale kosten waren geraamd op 300.000 gulden. De gemeente nam daarvan 73.000 gulden voor haar rekening. Samen met DVC moest er voor het resterende bedrag gezorgd worden. Het bestuur ging ervan uit dat er 50.000 gulden verdiend kon worden door de bouw voor een groot deel in eigen beheer uit te voeren. Daarom werden vaklieden onder de leden gevraagd zich hiervoor op te geven. Die oproep was niet tevergeefs, want er werd door heel veel leden bergen werk verzet tijdens de bouw.

Na de zomer van 1977 kon SCC aan de Zeeweg nog maar gebruik maken van één veld. De Castricumse atletiekvereniging werd namelijk de nieuwe huurder van het complex en voor de aanleg van een sintelbaan moest er een veld worden ingeleverd.

Vanaf 22 april 1978 kon er gelukkig een punt worden gezet achter alle huisvestingsproblemen. Op die dag werd het nieuwe clubgebouw op Noord-End in samenwerking met DVC geopend en kreeg SCC de beschikking over twee velden. Ter gelegenheid daarvan werd een week later een six-toemooi voor alle spelers gehouden en een feestavond voor senioren, junioren en ouders van jeugdleden. Tevens vierde de club toen haar eerste lustrum.

Tijdens een wedstrijd van SCC 1 tegen SRC in januari 1980 brak Peter van Splunter (eigenaar en monteur van een benzinestation) zijn neusbeentje. In het ziekenhuis vroeg Peter aan de chirurg: “U zet hem toch wel weer goed recht, hè? Ik ben fotomodel, ziet u.” De arts antwoordde toen: “Ik dacht al aan je handen te zien dat je zoiets was.” Peter stond diezelfde middag alweer met een rechte neus in de kantine met een pilsje in zijn hand…

Na ruim zeven jaar als voorzitter de kar te hebben getrokken, trad Jan Kok tijdens de algemene ledenvergadering van 12 september 1980 af. Hij werd opgevolgd door Jan Spierenburg.

Het SCC-bestuur tijdens het 10-jarig bestaan in 1983.
Het SCC-bestuur tijdens het 10-jarig bestaan in 1983. Van links naar rechts Hans Dijkens, Ad Soeters, Mieke Lensink, voorzitter Jan Spierenburg, Piet Verveer; Wim Jobse, Jan Drost en Foppe Kooistra.

De voorzitters van 1973-2002

1973-1980 Jan Kok
1980-1983 Jan Spierenburg
1983-1988 Piet Verveer
1988-1990 Ad Soeters
1990-1993 Tino Klein
1993-1997 Ad Soeters
1997-2002 Peter van Splunter


Jaarboek 29, pagina 25

De evenementen en toernooien

Sportclub Castricum heeft in haar 29-jarig bestaan talloze evenementen op touw gezet, omdat veel waarde werd gehecht aan een goede verenigingssfeer en gezelligheid. Vele activiteiten keerden jaarlijks terug. Hiervan moet met name het eindtoernooi voor jong en oud worden genoemd. Eerst stond dit bekend als ‘Six-toemooi’ en sinds mei 1997 als ‘Familiedag’. Daarnaast werd begin januari altijd een strandloop gehouden, gevolgd door een brunch. Deze traditie is ook na de fusie voortgezet.

Ook waren er diverse toernooien voor de jeugd, zoals het luilaktoernooi voor pupillen of er werd een kampeerweekend of ‘Voetbal-driedaagse’ georganiseerd. In juni 1996 organiseerde sec voor het eerst samen met CSV het ‘Geesterduintoernooi’ voor de jeugd.

Net als bij de andere verenigingen in ons dorp hadden sommige teams van SCC ook internationale ontmoetingen. De jeugd ging regelmatig naar België en voor een eigen jeugdtoernooi werden elftallen van de Engels club Tulse Hill ontvangen. Het 10e veteranenteam kende een zeer aangename uitwisseling met een Frans brandweerelftal.

Tot slot mogen de alle jaren gehouden klaverjasdrives en slotavonden aan het eind van het seizoen in deze opsomming niet ontbreken.

SCC werd voor de laatste keer kampioen in 1983 en promoveerde naar de 4e klasse KNVB.
SCC werd voor de laatste keer kampioen in 1983 en promoveerde naar de 4e klasse KNVB. Van links naar rechts knielend: Hans de Koning, Frans Kok, Gerard Balm, Jan Tervoort, Jan Weber en Menno Admiraal; staand: trainer Hans Perels, Peter van Splunter; Peter Eibers, Maurice Laan, Kees Uiterwijk Winkel, Peter Welbedacht, Frank Bark, Ed de Haan, leider Kees Brouwer; verzorger Cees Lok en voorzitter Jan Spierenburg.

Drie jubilea

Sport Club Castricum vierde in haar 29-jarige geschiedenis drie maal op feestelijke wijze een jubileum. In de eerste plaats was dat in 1983, toen de vereniging 10 jaar bestond. Ter gelegenheid hiervan verscheen er een jubileumkrant, waarin onder andere burgemeester Gmelich Meijling de nog jonge club feliciteerde. De burgemeester keek nog even in voetbaltermen terug op de wat moeizame start, maar constateerde ook dat SCC een mooie groei had doorgemaakt en de sportieve prestaties naar verluidt goed waren.

In die periode werd de vereniging ‘gedragen’ door zo’n 350 enthousiaste leden en verwante familieleden. Veel gezinsleden leverden een bijdrage aan een van de vele SCC-activiteiten, zoals kantinedienst, carnavalsoptocht, disco-avond, klaverjasdrive, clubbladvervaardiging enzovoorts. De club telde toen 15 jeugd- en 9 seniorenteams. Het feestprogramma toonde verschillende onderdelen voor jong en oud, waaronder een receptie, toernooien, een ballonnenwedstrijd, een familiedag en uiteraard een groot jubileumfeest voor de leden.

Op 7 mei 1983 werd het eerste opnieuw kampioen en promoveerde daarop naar de vierde klasse van de KNVB. Preses Spierenburg trad in het najaar af en Piet Verveer nam de voorzittershamer van hem over. Op 17 juni 1985 vond er een buitengewone ledenvergadering plaats, waarin het bestuursvoorstel voor uitbreiding van de kleedkamer accomodatie werd behandeld. Gebleken was namelijk dat er, gezien het ledenaantal, dringend behoefte was aan 2 à 3 extra kleedkamers. Voor de financiering van een deel van de bouwkosten gingen de leden in de vergadering van 27 september van dat jaar akkoord met de verhoging.


Jaarboek 29, pagina 26

van de contributie en de kantineprijzen. De bouw zou echter voorlopig op zich laten wachten. Ondertussen konden de problemen voor een deel worden opgelost, omdat de club gebruik mocht maken van de kleedkamers van CSV.

Om de clubkas te spekken organiseerde men in mei 1987 een sponsorloop waar iedereen die de club een warm hart toedroeg, aan mee kon doen. De opbrengst, groot circa 10.000 gulden was bestemd voor speciale jeugdprojecten en aanschaf van diverse apparatuur.

Het eerste team stond in dat seizoen weken op de onderste plaats van de ranglijst en ontsnapte op de valreep aan degradatie door een beslissingswedstrijd tegen De Kennemers met 4-1 te winnen. In de score had Maurice Laan een groot aandeel dankzij een onvervalste hattrick. De hoofdmacht draaide in die periode een aantal seizoenen redelijk tot goed mee in de vierde klasse, maar kwam nog net iets te kort om te promoveren.

1e voorzitter Jan Kok en 1e secretaris Jelle van der Meulen bij één van de vele evenementen van SCC.
1e voorzitter Jan Kok en eerste secretaris Jelle van der Meulen bij één van de vele evenementen van SCC.

In oktober 1991 kon er eindelijk worden gestart met de bouw van nieuwe kleedkamers, die in februari 1992 in gebruik werden genomen. Dat jaar ontstond er een bestuurlijke crisis vanwege financiële problemen. Het bleek zelfs noodzakelijk om een bijzondere algemene ledenvergadering uit te schrijven om diverse bestuursvacatures te kunnen invullen.

Tijdens het voorjaar van 1993 werd uitgebreid stilgestaan bij het heuglijke feit dat de vereniging 20 jaar bestond. Dat werd gevierd met een feestweek die duurde van 12 tot en met 17 april. De vereniging besloot in maait 1994 ook een ‘Club van 100’ in het leven te roepen.

Voor SCC gebeurde er veel in het seizoen 1994-1995. DVC had grote geldzorgen en zag zich genoodzaakt te vertrekken. SCC kwam daardoor op eigen benen te staan voor wat betreft de exploitatie van het clubgebouw. Dat betekende een financiële tegenvaller, die echter onmiddellijk werd gecompenseerd door het invoeren van een extra contributieverhoging en het binnenhalen van een aantal belangrijke sponsors.

Een andere aderlating was het inleveren van het B-veld, dat de gemeente opeiste voor realisatie van het schoolgebouw van het Jac. P. Thijssecollege. Dit had tot gevolg dat de andere velden wat meer belast werden. Daarnaast mocht men gebruik maken van het C-veld van CSV.

Met ingang van het seizoen 1995-1996 trad er een belangrijke wijziging op in de bezetting van de redactie van het clubblad. Na 15 jaar trouwe dienst zette Adrie de Wispelaere een punt achter zijn werkzaamheden als algemeen redacteur en werd de redactie verdeeld over drie personen.

Als gevolg van een reorganisatie van de KNVB kwam het eerste elftal in het seizoen 1996-1997 uit in de derde klasse, zonder daarvoor te hoeven promoveren.

In 1998 werd in een jubileumuitgave aandacht besteed aan het 25-jarig bestaan van Sport Club Castricum. Er werd stil gestaan bij het feit dat zo’n 120 medewerkers heel veel vrije tijd in de organisatie van allerlei activiteiten staken. Ook werd gesteld dat de vereniging zich kon beroemen op een uitstekende jeugdopleiding.

In het voorjaar van 1999 voetbalden de aankomende talenten van SCC, met die van CSV en Vitesse, in een Castricums combinatieteam tegen een Nederlands elftal, bestaande uit spelers met een handicap. Aan de wedstrijd gingen indrukwekkende zaken vooraf, zoals het voorstellen van de spelers en het zingen van het Wilhelmus.

De laatste fase

Na het zilveren jubileum was het vizier van SCC grotendeels gericht op het fusieproces, dat onder het hoofdstuk CSV is toegelicht. Ook binnen de zaterdagclub viel het in eerste instantie niet mee om alle handen hiervoor op elkaar te krijgen. Logisch, want men had in zo’n kleine 30 jaar een goede sfeer gekweekt. Gezelligheid stond hoog in het vaandel en de leden waren verknocht aan hun eigen kantine en hoofdveld. Langzamerhand groeide toch het besef dat het huwelijk met CSV doorgang moest vinden en schikten de leden zich in de verhuizing naar de buren. De jeugd van SCC en CSV speelde al samen vanaf 2001 en een jaar later ging de nieuwe fusieclub van start.

Aan het eind van het seizoen 2000-2001 was het eerste elftal nog heel dichtbij promotie naar de 2e klasse. Dat lukte echter net niet, omdat in de laatste beslissende wedstrijd tegen Dindua met penalty’s werd verloren.

Op 1 juni 2002 werd er middels een afscheidsfeest met leden en oud-leden teruggekeken op een periode met vele hoogte- en enkele dieptepunten.
Een maand later werden alle leden van de vereniging overgeschreven naar de nieuwe FusieClub Castricum.

SCC Sportclub Castricum.
SCC Sportclub Castricum.

De resultaten

De hoofdmacht van SCC behaalde de volgende resultaten. Het verschil ten opzichte van CSV en Vitesse is dat de club nooit degradeerde.

1973 indeling in de 3e klasse afdeling Noord-Holland
1974 kampioen 3e klasse afdeling Noord-Holland en promotie naar de 2e klasse
1975 kampioen 2e klasse afdeling Noord-Holland en promotie naar de 1e klasse
1983 kampioen Ie klasse afdeling Noord-Holland en promotie naar de 4e klasse KNVB
1996 door herindeling automatisch naar de 3e klasse KNVB
2002 laatste wedstrijd in de 3e klasse KNVB


Jaarboek 29, pagina 27

FC Castricum.
FC Castricum.

FC Castricum

De nog prille vereniging FC Castricum ging in de zomer van 2002 ambitieus van start. Eerst werd het bestaande clubhuis van CSV grondig verbouwd. Er kwamen nieuwe vergaderruimtes bij en een grote kamer voor de vervaardiging van het clubblad. In de kantine werd op twee opvallende muren het fraaie logo van de nieuwe club geplaatst. Bas Mulder, ontwerper van dit logo, liet zich hiervoor inspireren door de leeuw in het Castricumse gemeentewapen.

Voor het tenue werd gekozen voor een shirt met verticale blauwe en witte banen, een combinatie van de clubkleuren van de twee opgeheven verenigingen. De broek bleef wit en de kousen waren in principe effen blauw of blauw/wit gestreept.

De organisatie werd goed op poten gezet en met name de jeugdopleiding kreeg veel aandacht. Men slaagde erin om ‘good-old’ Rob Kramer aan te trekken als hoofd jeugdopleidingen.

Volgens afspraak bij de fusie-onderhandelingen werd Cees Jansen, de laatste voorzitter van CSV, de eerste leidende man van de Football Club Castricum voor een periode van twee jaar.

Ter ere van de oprichting van FC Castricum en de opening van het clubgebouw werd op 7 september 2002 ’s avonds een receptie gehouden.

Het zondagteam van FC Castricum promoveerde in 2003 in en tegen Nieuwe Niedorp.
Het zondagteam van FC Castricum promoveerde in 2003 in en tegen Nieuwe Niedorp.

De eerste successen

Het eerste verenigingsjaar werd afgesloten met vele kampioenschappen en promoties binnen de jeugdafdeling. Ook het eerste zondagteam promoveerde en wel naar de vijfde klasse door een zinderende beslissingswedstrijd in de nacompetitie met 2-3 te winnen in en tegen Nieuwe Niedorp.

De hoofdmacht van de zaterdag moest nog een jaartje wachten op succes, maar toen was het ook raak. Onder leiding van de nieuwe trainer Ron van Aanholt speelde het team een ijzersterke competitie, die in 2004 werd bekroond met een glorieus kampioenschap en promotie naar de sterke tweede klasse, wat uitbundig werd gevierd. Men maakte zelfs een rondrit door het dorp op een platte kar, die van de Carnavalsvereniging werd gehuurd.

In datzelfde seizoen zat het de zondag 1 helaas op alle fronten tegen. De ploeg werd geteisterd door blessures en verloor de meeste wedstrijden op zeer ongelukkige wijze. Het gevolg was dat men weer een trapje lager moest.

Ondertussen had Peter van Splunter de voorzittershamer van Cees Jansen overgenomen.

Het zaterdagteam van de football club behaalde haar eerste succes in 2004: kampioen en promotie naar de 2e klasse KNVB.
Het zaterdagteam van de FC Castricum behaalde het eerste succes in 2004: kampioen en promotie naar de 2e klasse KNVB.

Het seizoen 2004-2005 bracht ook weer eens succes voor het eerste van de zondag. Dat gaf trainer Marcel Blank (na een verblijf van 6 jaar inclusief zijn CSV-periode) een prachtig afscheidscadeau door het kampioenschap van de zesde klasse te behalen.

Eind 2005 ging voor FC Castricum een wens in vervulling, waarop men lang had moeten wachten. Bij het begin van de fusie was namelijk de doelstelling uitgesproken om tussen de beide clubgebouwen op het complex een boardingveld met kunstgras te realiseren voor de jeugd. Daarvoor moest echter eerst een noodlokaal worden gesloopt dat al jaren in gebruik was bij de blaaskapel de ‘Windjammers’. Nadat voor deze groep in de herfst van 2005 een ander onderkomen op het complex was gevonden, werd direct met de aanleg van het boardingveld begonnen. Zodoende kon wethouder Könst de naam ‘Evergreen’ voor deze fraaie aanwinst van de club op 9 december van dat jaar feestelijk onthullen.

Na vier jaar (gerekend vanaf 2006) kan worden geconcludeerd dat FC Castricum in een rap tempo is uitgegroeid tot een volwassen club, die momenteel onderdak biedt aan 16 senioren-, 28 jeugd- en 4 damesteams. De vereniging telt in totaal een kleine 700 spelende leden en beschikt over circa 300 medewerkers.

De vroegere ‘Clubs van 100’ hebben plaats gemaakt voor de ‘Vrienden van FC Castricum’. Dit onderdeel van de vereniging wist in een paar jaar tijd zo’n 100 personen te werven, die jaarlijks 50 euro storten ten bate van diverse verenigingsactiviteiten. Jeugddoeleinden staan ook hierbij voorop.


Jaarboek 29, pagina 28

In 2006: het 1e damesteam van FC Castricum.
In 2006: het eerste damesteam van FC Castricum.

Damesvoetbal in Castricum

In het voorjaar van 1972 werd binnen CSV voorzichtig gestart met een damesteam. Op initiatief van de CSV-leden Jan Kooij en Henk ter Punt werd op 6 maart 1973 de Dames Voetbalvereniging Castricum (DVC) opgericht. De club behaalde grote successen en speelde vanaf 1975 op sportpark Noord-End.

In 1994 werd DVC opgeheven en de dames maakten per 1 juli van dat jaar de overstap naar Vitesse. Het integratieproces verliep in het eerste jaar voorspoedig, mede doordat het volledige kader van DVC ook overstapte. Aan het eind van dat jaar wist het eerste damesteam zich te handhaven in de interregionale klasse.

Onder de vlag van Vitesse werd in 1995 het eerste internationale toernooi voor dames op sportpark de Puikman gehouden. Bij de Vitesse-dames waren er in het seizoen 1996-1997 nog twee seniorenteams, één juniorenteam en twee pupillen-zeventallen in actie en was de hoop op de jeugd gevestigd. Spoedig liep de animo echter stevig terug als gevolg van conflicten en verbrokkeling. Het was clan ook niet te vermijden dat het damesvoetbal van Vitesse in 1999 een langzame dood stierf.

In januari 2006 trachtte men de draad echter weer opnieuw op te pakken en vonden de eerste trainingen van het nu genoemde ‘meidenvoetbal’ plaats.

FC Castricum begon in maart 2003 met damesvoetbal en probeerde dit te promoten door de damesinterland Nederland-Tsjechië naar Noord-End te halen en daaromheen allerlei activiteiten te organiseren. In eerste instantie werd er voornamelijk getraind en speelden de dames alleen vriendschappelijke wedstrijden. Vanaf 2004 nemen een senioren- en een juniorenteam (14-18 jaar) deel aan de competitie. ln 2005 zijn daar nog eens twee meisjes-teams (12-14 jaar) aan toegevoegd.


Jaarboek 29, pagina 29

DVC in haar gloriejaren.
DVC in haar gloriejaren.

Slotwoord

Bovenstaande geschiedenis leert ons dat de voetbalsp0rt al bijna een eeuw zeer populair is in ons dorp. Ondanks vele veranderingen in onze maatschappij wordt er ook anno 2006 gevoetbald door jongens en meisjes, mannen en vrouwen.

De accommodaties en materialen zijn weliswaar verbeterd en gemoderniseerd, maar voor de rest is er in feite weinig veranderd. In tegenstelling tot 50 jaar geleden neemt voetbal niet zo’n prominente plaats meer in door de komst van diverse andere sportverenigingen.

Velen blijven echter plezier houden in het spelletje met 22 spelers en een leren knikker. Daarom ziet het er niet naar uit dat voor de Castricumse voetbalverenigingen het laatste fluitsignaal ooit zal klinken.

Hans Boot

Bronnen:

  • Archiefstukken Vitesse ’22, CSV en SCC.
  • Regionaal Archief Alkmaar: archieven KNVB afd. Noord-Holland en District West 1.
  • Ruijter W. Jzn., Q. de, Schippers van het Stet, 1974.
  • Valk Gerrit, AZ is de naam!, 2004.

Met dank aan:

Jan van Baar, Cor Blaauw, Jan Boerée, Jan Boesenkool, Bill Brouwer, Wim Duijvis, Hans Dijkens, Arie Gorter, Henk Hommes, Chris de Leeuw, Kees Louter, Cor Nuyens, Ad Soeters, Harry Vermanen, Wim Vessies, Wim van Vliet, Gé de Wit en Loek Zonneveld.

21 augustus 2024

Boek is klaar: De oorsprong van Castricum ontdekt

Verschijnt november 2024:
Na meer dan tien jaar literatuurstudie heeft dr. Hans van
Weenen
een boek geschreven over het ontstaan van de
woonkern Castricum. De publicatie werpt een nieuw licht
op de bewoningsgeschiedenis van het kustgebied in dit
deel van Noord-Holland. Niet eerder werd hier zo grondig
en uitgebreid onderzoek naar gedaan.

18 maart 2024

Castricum en Bakkum 1919, de gebeurtenissen (Jaarboek 43 2020 pg 109-112)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 43, pagina 109

Castricum en Bakkum 1919, de gebeurtenissen

In het jaar 1919 zijn gemeenteraadsverkiezingen gehouden volgens de nieuwe kieswet, waarbij een volledige gemeenteraad wordt gekozen voor vier jaar en de kandidaten zich verkiesbaar stellen via lijsten (politieke partijen). In Castricum kan op drie lijsten worden gestemd. Vanaf nu hebben ook vrouwen kiesrecht en de plicht om te stemmen wordt ingevoerd.

Vele inwoners hebben via handtekeningenlijsten het gemeentebestuur verzocht om zo spoedig mogelijk te worden aangesloten op elektriciteit. De gemeente besluit om een Gemeentelijk Electrisch bedrijf op te richten en het elektrisch net binnen de gemeente over te nemen van het Provinciaal Electriciteitsbedrijf Noord-Holland.

De gebeurtenissen in Castricum van honderd jaar geleden zijn vooral ontleend aan de gemeenteraadsnotulen, de inkomende en uitgaande stukken van de gemeente Castricum, dossiers in het gemeentearchief, de provinciale bladen, de registers van de burgerlijke stand enzovoorts.

1 januari 1919

Het gemeentebestuur bestaat uit burgemeester Lommen en de wethouders Cornelis Spaansen en Petrus Valkering. De raadsleden zijn: Gerrit Kuijs, Petrus Kuijs, Pieter Twisk, Gerard Louter en Jacob Schuijt. Hendrikus Oostveen is de gemeentesecretaris en Bernardus Res is de gemeenteontvanger.

Op 1 januari 1919 telt Castricum 4.185 inwoners. Dit aantal is op 31 december toegenomen tot 4.418. In het jaar 1919 vestigen zich in onze gemeente 667 personen, terwijl er 405 naar elders vertrekken. Er worden in dit jaar 118 kinderen geboren, er overlijden 147 inwoners en er worden 27 huwelijken gesloten.

In het Provinciaal Ziekenhuis Duin en Bosch zijn op 1 januari 635 patiënten aanwezig en dat aantal is op 31 december toegenomen tot 753.
Aantal kiezers voor de gemeenteraad: 754.

Eerste steen van de ambtswoning aan de Stationsweg 3.
Eerste steen van de ambtswoning aan de Stationsweg 3.

15 januari 1919

Aanbesteding van de burgemeesterswoning aan J. Weel. Op 10 maart daarop legt burgemeester Lommen de eerste steen.

Rechts de ambtswoning van burgemeester Lommen en de daarnaast gebouwde witte villa’s.
Rechts de ambtswoning van burgemeester Lommen en de daarnaast gebouwde witte villa’s.

Deze morgen is door de stoomtram Alkmaar-Haarlem een wagen met aardappelen aangereden; er zijn geen persoonlijke ongelukken. Paard en wagen werd bereden door Hendrik Twisk, 21 jaar, landbouwer, komende vanuit de Schoolstraat op de Rijksstraatweg. De wagen werd door de tram in elkaar geduwd tegen een telefoonpaal.

Het postkantoor aan de Dorpsstraat hoek Cieweg.
Het postkantoor aan de Dorpsstraat hoek Cieweg, circa 1905. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

In de gemeenteraad wordt opgemerkt dat de tram vaak te snel rijdt in de kom van het dorp. Een bepaling wordt opgenomen in de politieverordening, waarbij voorgeschreven wordt dat vanaf het postkantoor (hoek Cieweg) tot aan het perceel bewoond door A. van Benthem (ingang Burgemeester Mooijstraat) een beambte van de maatschappij vóór de tram loopt.

Links de stoomtram die stapvoets door het dorp rijdt met een persoon met een luid rinkelende bel, die 'vooruitloper' werd genoemd.
Links de stoomtram die stapvoets door het dorp rijdt met een persoon met een luid rinkelende bel, die ‘vooruitloper’ werd genoemd. Dorpsstraat in Castricum rond 1907. Collectie Ger van Geenhuizen. Toegevoegd.

29 januari 1919

G. Kuijs, G. Louter en J. Schuijt worden benoemd tot leden van de Werkloosheidscommissie; J. Egmond wordt aangewezen tot ambtenaar ter secretarie.

Een statiefoto van Burgemeester Lommen.
Een statiefoto van Burgemeester Lommen, 1918. Zittend eerste links Jacob Schuijt. Zittend helemaal rechts Gerrit Kuijs en Gerrit Louter. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

14 februari 1919

Door Gedeputeerde Staten is het presentiegeld voor de leden van de Raad vastgesteld op 2,50 gulden per lid per vergadering.

12 maart 1919

Verzoek van het bestuur van de Algemeene Nederlandschen Timmerliedenbond om in bestekken van werken, die door de gemeente zullen worden uitgevoerd, de volgende bepalingen op te nemen:

  1. dat niet langer dan acht uur per dag mag worden gewerkt;
  2. dat de werkzaamheden op zaterdag om 12:00 uur eindigen;
  3. dat de maximum arbeidsduur per week niet langer dan 45 uur zal zijn.

De heer Schuijt vreest bij invoering van de 8-urige werkdag voor grote concurrentie aan de middenstand. De arbeiders kunnen in hun vrije uren, die ten gevolge van de invoering van de 8-urige werkdag vermeerderen, veel werk doen dat anders aan de patroons werd opgedragen. Een besluit op het verzoek wordt uitgesteld.


Jaarboek 43, pagina 110

Besluit om het personeel van het distributiebedrijf met ingang van 1 juni aanstaande te ontslaan. Dit in verband met het einde van de Eerste Wereldoorlog.

22 april 1919

De plaatselijk commissie van toezicht op het lager onderwijs adviseert niet over te gaan tot de instelling van een zevende leerjaar, omdat het grootste gedeelte van de inwoners van deze gemeente tot de landbouwende bevolking behoort en het niet wenselijk is om de kinderen langer dan nodig is aan de school te verbinden. De voorzitter kan zich niet verenigen met het rapport van de commissie; er zullen toch verschillende ouders zijn die hun kinderen wel het zevende leerjaar willen laten volgen. Besloten wordt niet over te gaan tot instelling van het zevende leerjaar.

De lommerrijke Dorpsstraat met links de openbare lagere school.
De lommerrijke Dorpsstraat met links de openbare lagere school, het raadhuis 1911 en de winkel van M. de Haas, circa 1920. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

Secretaris Oostveen is benoemd tot burgemeester van Blokker. Hij neemt afscheid van de gemeenteraad. Zijn ontslag gaat in per 1 mei 1919.

Dorpsstraat met rechts café Van Benthem.
Dorpsstraat met rechts café Van Benthem. Schilder: Ton Revers. Foto Jacques Schermer. Toegevoegd.

Opgave aan de inspecteur der directe belastingen te Alkmaar van de vergunninghouders voor de verkoop van sterke drank en de huurwaarde voor het bedrijf:

  1. R. van Benthem, De Vriendschap: 217,00 gulden wijk A, nummer 121
  2. J.B. Koopman, De Rustende Jager: 211,25 gulden wijk A, nummer 71
  3. Ant. van Benthem, Hoek Dorpsstraat-Burgemeester Mooijstraat: 165 gulden wijk A, nummer 31
  4. P. Schotvanger, De Harmonie Burgemeester Mooijstraat: 169,75 gulden wijk A, nummer 49
  5. C. Stuifbergen, De Landbouw Dorpsstraat: 102,75 gulden wijk A, nummer 29a
  6. K. de Vries, Duinzicht Beverwijkerstraatweg: 71,25 gulden wijk B, nummer 198
  7. L.A. Burgering, Bakkummerstraat: 54,50 gulden wijk C, nummer 356
  8. W. Borst, Nu Fase Fier: 63,00 gulden wijk E, nummer 473
  9. G. van Egmond, Café De Onderneming (nu Heereweg nummer 12): 85,50 gulden wijk E, nummer 463
  10. C. Castricum, De Goede Verwachting aan de Heereweg: 100,00 gulden wijk E, nummer 449

20 mei 1919

De verkiezing van de leden van de gemeenteraad wordt gehouden volgens de nieuwe kieswet.
In Castricum zijn drie lijsten: de rooms-katholieke Staatspartij (RKSP) haalt vijf zetels, de combinatie CHU+ARP een en de SDAP ook een zetel. Er worden 695 stemmen uitgebracht.

Uitslag verkiezingen:

  • lijst 1 (CHU+ARP), vier kandidaten, honderd stemmen; gekozen Geert Middelveld.
  • lijst 2 (RKSP), tien kandidaten, 515 stemmen; gekozen Jacob Schuyt, Cornelis Spaansen, Pieter Kuijs, Gerrit Kuijs en Hendrik Johannes Zandbergen.
  • Lijst 3 (SDAP), vier kandidaten, tachtig stemmen; gekozen Hendrik Schipper.

De raadsleden worden gekozen voor een periode van vier jaar. Op de eerste dinsdag in september van het verkiezingsjaar worden de raadsleden geïnstalleerd in de gemeenteraad. Daarna worden de wethouders uit de raad gekozen.


Jaarboek 43, pagina 111

28 mei 1919

Instelling van een commissie ter vaststelling van een werkliedenreglement voor de werklieden in dienst van de gemeente. Deze commissie moet ook een algemene salarisverordening ontwerpen om meer uniformiteit te brengen in de salarissen van de gemeenteambtenaren en werklieden.

In de gemeenteraad van 19 september wordt het werkliedenreglement, dat 35 artikelen omvat, uitvoerig behandeld. Over aanpassingen wordt telkens gestemd en vervolgens wordt het betreffende artikel goedgekeurd.

De St. Josephwoningen aan de Mient zijn gebouwd in 1919.
De St. Josephwoningen aan de Mient zijn gebouwd in 1919. Op de achtergrond de spoorwegovergang Ruiterweg-Vinkebaan.

De rooms-katholieke bouwvereniging (RKB) St. Joseph krijgt een voorschot van 57.400 gulden voor de bouw van twaalf arbeiderswoningen aan de Mient.

Reinier de Ruijter is benoemd tot directeur van het Levensmiddelenbedrijf. Dit bedrijf verzorgt de distributie van brood, suiker, kousen en sokken.

Jan Verdwaald (1879) wordt per 1 juli aangesteld tot vast arbeider aan de wegen en per 1 januari 1920 benoemd tot gemeentewerkman.

13 juni 1919

Nicolaas Aloysius van Lunen (1890), commies eerste klas op het secretarie van Hoofddorp, is benoemd tot gemeentesecretaris. Hij wordt op 16 juli beëdigd.

1 juli 1919

Opening van de St. Augustinusschool. Als hoofd is M.J. Leijers (1869) aangesteld. De school staat onder bestuur van het rooms-katholieke kerkbestuur van de St. Pancratius te Castricum.

Augustinusschool en toren Pancratius Kerk aan de Rijksstraatweg.
Augustinusschool en toren Pancratius Kerk aan de Rijksstraatweg, 1924. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

De afzonderlijke betrekkingen van klokkenist, klokluider, onderhouder van het torenuurwerk, bode bij de brandweer en aanplakker zijn opgeheven en deze werkzaamheden zijn aan de gemeentebode C. Bakker opgedragen.

16 juli 1919

Bouwvereniging Goed Wonen verzoekt om de in aanbouw zijnde woningen te voorzien van muntgas. Het betreft tien woningen aan de Bakkummerstraat en tien aan de Zeeweg. Een gelijkluidend verzoek komt van Bouwvereniging St. Joseph voor de twaalf arbeiderswoningen die aan de Mient worden gebouwd. De gemeenteraad geeft goedkeuring voor aansluiting aan het gasbuizennet onder voorwaarden dat in de woningen alleen gewone meters mogen worden geplaatst.

Zeeweg met huizen van Goed
Wonen.
Zeeweg met huizen van Goed Wonen. De huizen zijn in 1920 gebouwd voor Duin en Bosch personeel. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

28 juli 1919

De heer Schuijt stelt voor om in verband met de ontaarding van het kermisvermaak en in verband met de zondagsheiliging te besluiten de kermissen in Castricum en Bakkum zodanig te veranderen, dat in het vervolg de kermis in Castricum gehouden zal worden op maandag, dinsdag en woensdag na de eerste zondag in september en in Bakkum op maandag en dinsdag na de tweede zondag in oktober. Het voorstel wordt met één stem verschil verworpen.


Jaarboek 43, pagina 112

Burgemeester Lommen trouwt in Den Haag met de 22-jarige Emma Maury. Ze vertrekken voor een korte huwelijksreis. In verband met de terugkomst van het jonge paar worden in het dorp feestelijkheden op touw gezet. Een comité van vooraanstaande burgers krijgt 200 gulden van de gemeenteraad voor de organisatie. De Castricumse gemeenschap zorgt voor een warm welkom.

Burgemeester Lommen met zijn echtgenote worden op het bordes van het raadhuis verwelkomd.
Burgemeester Lommen met zijn echtgenote en zijn moeder worden op het bordes van het raadhuis verwelkomd. Op zijn uniform draagt hij de onderscheiding van het Oostenrijkse Rode Kruis, die zowel aan hem als aan zijn echtgenote was toegekend. Mevrouw Lommen krijgt de bloemen. Foto genomen bij het 12,5-jarig ambtsjubileum. Dorpsstraat 65 in Castricum. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

29 augustus 1919

Vergunning is verleend voor de bouw van een stoomwasserij en strijkinrichting ‘Blanka’ aan de nu zo geheten Gasstraat.

Stoomwasserij Blanka.
Stoomwasserij Blanka. Gasstraat 1 in Castricum. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

2 september 1919

Beëdiging en installatie van de raadsleden: de heren: P. Kuijs, J. Schuijt, C. Spaansen, H.J. Zandbergen, G. Middelveld, G. Kuijs en H. Schipper.
De heren G. Louter en P.J. Valkering uit de oude raad keren niet terug, de heren H.J. Zandbergen en G. Middelveld zijn nieuw. C. Spaansen en P. Kuijs worden benoemd tot wethouder.

12 september 1919

Oprichting van de vereniging ‘Castricum Vooruit’ met als doel: de bevordering van de vooruitgang van de gemeente Castricum.

19 september 1919

Verzoek aan het gemeentebestuur ondertekend door 145 hoofdbewoners om zo spoedig mogelijk zowel voor bedrijf als voor verlichting te worden aangesloten op elektriciteit. Zij hebben kennis genomen dat het gemeentebestuur onderhandelingen voert met het Provinciaal Electriciteitsbedrijf Noord-Holland (P.E.N.) om dat bedrijf in onze gemeente in eigen beheer over te nemen. Dit verzoek wordt op 4 oktober nog vervolgd met een enquête met circa 250 handtekeningen.

Voor een proeftijd van drie maanden wordt aan H. Beentjes vanaf 1 oktober het ophalen van vuilnis voor 6 gulden per week opgedragen.

Besloten wordt om aan een gehuwde onderwijzeres met ingang van de dag van haar huwelijk eervol ontslag te verlenen onder toekenning van een maand salaris.

23 oktober 1919

Een subsidie van 75 gulden wordt verleend aan de rooms-katholieke geitenfokvereniging St. Pancratius.

De rooms-katholieke geitenfokvereniging Castricum in 1920.
De rooms-katholieke geitenfokvereniging Castricum in 1920. Menig Castricummer is nog met geitenmelk groot gebracht. Achter de tafel Zonneveld, kapelaan Leesberg, burgemeester Lommen, Jan Zonneveld, Willem Schermer. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

P. de Graaf is door de Commissaris van de Koningin benoemd tot buitengewoon veldwachter.

Besloten wordt om met ingang van 1 januari 1920 het elektrisch net binnen de gemeente over te nemen van het P.E.N. en tot uitbreiding over te gaan van het net tot een maximum uitgave van 65.000 gulden. Voor de financiering van het op te richten Gemeentelijk Electrisch bedrijf wordt besloten een lening aan te gaan ter grootte van dit bedrag.

4 november 1919

De exploitatie van het telegraaf- en telefoonkantoor wordt per 1 januari 1920 overgenomen door het Rijk.
Het personeel wordt ontslagen uit gemeentedienst; dat betreft Jacob Res en zijn plaatsvervangster Cornelia Josephina Res als telefoon- en telegraafkantoorhouder en Jacobus Lute als telegrambesteller.

Het gezin van Jacob Res.
Het gezin van Jacob Res en Gisebertha Maria Zonjee. Dorpsstraat 87 in Castricum, 1912. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Verzoek aan Gedeputeerde Staten om goedkeuring voor het verhogen van het presentiegeld naar 5 gulden per raadslid voor elke bijgewoonde raadsvergadering.

Besloten wordt met ingang van 1 januari aaanstaande het distributiebureau op te heffen en de werkzaamheden op de secretarie te doen verrichten. Aan de directeur Reinier de Ruijter en controleur Pieter Bleijendaal van het distributiebureau wordt eervol ontslag verleend.

2 december 1919

C. Bregman is benoemd tot eerste ambtenaar ter secretarie.

18 december 1919

Op 1 januari 1920 loopt het contract af van het ophalen van haardas en vuilnis. De proef is geslaagd en daarom wordt besloten tot uitbreiding over te gaan en wel zo dat de Mient en de Bakkummerweg tot de woning van rijksveldwachter Koelewijn daarin vallen.

Motorbrandspuit Otto.
Motorbrandspuit Otto bij de tentoonstelling Castricum vroeger en nu. Otto staat nog steeds bij de brandweer en is daar vanaf buiten te zien. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Burgemeester Lommen schrijft aan de Commissaris van de Koningin dat de brandweerdienst in deze gemeente moet worden gereorganiseerd of liever wordt georganiseerd, want van organisatie is thans geen sprake. “Ik heb de overtuiging dat indien een brand zou uitbreken, de brandweer niets zou kunnen verrichten om te blussen of om de brand te beperken. De brandspuit zelf verkeert in vrij goede staat, veel bijbehorend materieel ontbreekt echter. Brandputten ontbreken geheel, zonder welke de brandspuit onmogelijk enige dienst kan bewijzen. Een algehele organisatie van de brandweer alhier zal ik dan ook zo spoedig mogelijk ter hand nemen”.

Gemeenteopzichter G. Slop meldt dat de transformatorzuil op de kruising van Bakkummerstraat en Stetweg uit oogpunt van verkeersveiligheid wordt verplaatst.

31 december 1919

De gemeenterekening over het jaar 1919 telt aan ontvangsten 384.464 gulden en aan uitgaven 392.383 gulden. Er is een nadelig saldo van 7.919 gulden.

Simon Zuurbier

18 maart 2024

Van Peperstraat naar Dr. Jacobilaan: huizen en bewoners (zuidzijde) (Jaarboek 43 2020 pg 81-87)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 43, pagina 81

Van Peperstraat naar Dr. Jacobilaan: huizen en bewoners (zuidzijde)

Oude woning van Mattheus Dekker aan de Peperstraat.
Oude woning van Mattheus Dekker aan de Peperstraat in Bakkum. Gesloopt in 1932. Schilder Sijf Portegies.

In het 42e Jaarboek is uitvoerig aandacht besteed aan de Dr. Jacobilaan met zijn huizen en bewoners. De geschiedenis van de Dr. Jacobilaan, die vroeger Peperstraat heette, is beschreven vanaf de start van het Kadaster in 1832. In dat jaarboek werden de percelen en woningen aan de noordzijde behandeld, nu komt de zuidzijde aan bod.

De Peperstraat in 1832

Voorafgaande aan de start van het Kadaster in 1832 zijn alle percelen opgemeten en op kaart gezet. Ook zijn per perceel enige gegevens vastgelegd, zoals het soort perceel (bos, weiland, bouwland, huis en erf), de grootte van het oppervlak en de naam, beroep en woonplaats van de eigenaar. Zo kunnen we ons van de percelen die grenzen aan de Peperstraat, een nauwkeurig beeld vormen rond het jaar 1832. Aan de Peperstraat stonden twee huizen, nummer 19 aan de zuidzijde en nummer 20 aan de noordzijde.

Historische ontwikkeling na 1832 van de percelen aan de zuidzijde van de Peperstraat

Hierna volgt per kadastraal perceel langs de zuidzijde van de Peperstraat de historische ontwikkeling. Het begint bij de start van het Kadaster in 1832 tot de komst van de nog bestaande woningen. In het daarna volgende deel van dit artikel wordt per woning een overzicht gegeven van bouwjaar en opeenvolgende bewoners en eigenaren.

Zuidzijde Peperstraat: perceelnummers 239 tot en met 244

Het huis van Krijn Koper [perceel 242]

Volgens de volkstelling van 1830 woonde in huis nummer 19 Krijn Koper, 44 jaar, schelpenvisser van beroep en geboren in Zandvoort, zijn vrouw Kaatje Zaanman, 56 jaar, geboren in Akersloot, de 12-jarige Gerritje Asjes en de 8-jarige Jannetje Koper, beiden geboren in Castricum. Kaatje Zaanman was eerder gehuwd in 1802 met Pieter Parlie en in 1810 met Jannes Asjes.
Als boerin en weduwe van Jannes Asjes koopt zij in 1818 van de Armmeesters van de Algemene Armen het huis en erve aan het duin in de Peperstraat nummer 19. Kaatje trouwt in 1819 met Krijn Koper (1787-1835).

De percelen in 1832 die direct grenzen aan de Peperstraat
De percelen in 1832 die direct grenzen aan de Peperstraat

Het bezit aan de Peperstraat omvat volgens de kadastrale registers van 1832 de volgende percelen (zie kaartje) in sectie B: nummer 241 bouwland, nummer 242 huis en erf, nummer 243 bos en nummer 244 boomgaard, met een totaal oppervlak van 5.390 vierkante meter. Het staat dan op naam van Krijn Koper; hij overlijdt in Castricum in 1835. Kaatje met haar drie dochters uit haar huwelijk met Jannes Asjes verkoopt dit bezit in 1837 aan Pieter Veldt; daarbij wordt bedongen dat Kaatje Zaanman (1774-1851) haar leven lang het achterste woonvertrek van het huis mag bewonen, zonder lasten of huur te hoeven betalen.


Jaarboek 43, pagina 82

Pieter Veldt (1803-1847) is eerst schelpenvisser, later landbouwer, woonde op het Noordend, waar hij in 1847 overlijdt. Pieter is gehuwd met Marijtje Mijzen; zij krijgen zes kinderen. Pieter verkoopt zijn bezit aan de Peperstraat: het huis met erf en de percelen bouwland, bos en boomgaard onderhands in 1846 aan Pieter Telleman.

Pieter Telleman (1820-1883) is geboren in Egmond aan Zee, is landbouwer, dagloner en trouwt in 1846 met Dirkje Stierp. Volgens het bevolkingsregister wordt het huis in 1850 in tweeën bewoond. Aan de voorzijde woont Pieter Telleman met zijn vrouw en hun twee pas geboren kinderen. Aan de achterzijde woont de 75-jarige Kaatje Zaanman en haar dochter Jannetje Koper, die in 1850 trouwt met Cornelis Schoen; deze trekt bij hen in en hier wordt hun oudste zoon Klaas in juni 1851 geboren. Kaatje overlijdt vijf maanden later; haar dochter Jannetje gaat met haar man Cornelis Schoen in de Kerkbuurt wonen.

Dirkje Stierp overlijdt in 1865; Pieter hertrouwt in 1867 met Maartje de Graaf, weduwe, boerin en wonend in Heemskerk. Pieter gaat met zijn twee kinderen in 1869 in Heemskerk wonen. Pieter, samen met zijn kinderen als erfgenamen van hun moeder, verkopen het huis en de drie genoemde percelen in 1877 aan zijn broer Gerrit Telleman (1818-1891), landbouwer die woont op Rinnegom met zijn vrouw Guurtje Apeldoorn.

Gerrit overlijdt kinderloos in 1891. Zijn vrouw krijgt het bezit aan de Peperstraat toebedeeld. Zij blijft op Rinnegom wonen en verhuurt dit Bakkummer bezit. In 1898 woont hier Cornelis van den Berg (1874) en echtgenote Hillegonda van de Poll; zij zijn twee jaar eerder gehuwd.

De oude woning van Thijs Dekker aan de Peperstraat.
De oude woning van Thijs Dekker aan de Peperstraat. Deze woning is gesloopt in 1932. Het is de enige woning aan de zuidzijde, die op de kadasterkaart van honderd jaar eerder is vermeld.

Guurtje Apeldoorn verkoopt het geheel op 12 december 1899 aan Mattheus (Thijs) Dekker Simonszoon (1867-1955), landbouwer, tuinder, geboren en wonende in Castricum. Thijs trouwt in 1900 met Catharina (Trijn) Zonneveld. Zij krijgen acht kinderen in de periode 1901-1915 die in dit huis aan de Peperstraat worden geboren.

Thijs Dekker (1867-1955).
Thijs Dekker (1867-1955) woonde in het oude huis aan de Peperstraat. Hij was tuinder en bollenkweker en bezat het tuingebied ten zuiden van de Peperstraat. Omstreeks 1931 laat hij een nieuwe woning bouwen, nummer 10. Hij was gehuwd met Trijn Zonneveld en zij kregen acht kinderen. Mattheus Dekker was voor die tijd een grote man, had een rooie baard dat hem de bijnaam ‘Rooie Thijs’ gaf. Hij ventte de groente uit met de handkar en trekhond en leverde veel aan Duin en Bosch.

Als de meeste kinderen het huis uit zijn, verkoopt de 64-jarige Thijs Dekker in 1931 nagenoeg zijn hele bezit aan de aannemerscombinatie Borst-De Groot. Het omvat het oude woonhuis nummer 19, dat inmiddels in twee huisgedeelten is opgesplitst. Thijs koopt van hen een perceeltje van 285 vierkante meter, dat deel uitmaakt van het oostelijk aangrenzende terrein dat de aannemerscombinatie in 1925 had opgekocht. Het oude huis wordt in 1932 gesloopt en Thijs gaat wonen in het op zijn nieuwe stuk grond gebouwd huis nummer 10.

Bosland Kralenkroft [perceel 240]

Hendrik Beugeling (1774-1831), timmermansbaas, woont in de Kerkbuurt en heeft vele bezittingen en landerijen. Rond 1830 bestaat zijn bezit uit drie huizen en bijna 28 hectaren land, waaronder de percelen 239 en 240 aan de Peperstraat. Hendrik is getrouwd met Johanna Bakker en overlijdt in 1831 met achterlating van twee volwassen kinderen.

Vele jaren na zijn overlijden verkoopt zijn echtgenote Johanna Bakker en de mede-erfgenamen in 1850 op een openbare veiling een groot aantal percelen land, waaronder perceel 240. Koper is Jan Schotvanger. Dit staat dan omschreven als een stuk bosland met houtgewassen, begroeiingen en beplantingen genaamd ‘in de Peperstraat’, nummer 240, groot 4.140 vierkante meter.

Hetzelfde perceel maakt een gedeelte uit van het land, genaamd Kralenkroft. Hendriks vader Hermanus Beuge-


Jaarboek 43, pagina 83

ing koopt in 1808 een stuk weiland, genaamd Kralenkroft dat later kadastraal is opgenomen in de twee percelen 239 en 240. Hij kocht dat toen van de heer François Tayspil Janszoon, wonende in Amsterdam.

De familie Tayspil is een rijke koopmansfamilie uit Amsterdam. Ze heeft onder andere een koffieplantage in Suriname. Deze familie was omstreeks 1585 afkomstig uit Antwerpen. Jan Tayspil Franszoon koopt in april 1766 het stuk land ‘de Kralencroft’ en nog vier kleine akkertjes rond de Bakkummerstraat en Schelgeest. Twee maanden later koopt hij een strook duingebied, dat zich uitstrekt vanaf de Noordzee tot de omgeving van wat nu de Bakkummerstraat is. Ten noorden van deze strook lagen de duinen van Joan Geelvinck, ambachtsheer van Castricum en ten zuiden de duinen van de familie Deutz van Assendelft van kasteel Marquette in Heemskerk.
Dit duingebied van de familie Tayspil met het duinmeiershuis is dan verhuurd aan duinmeier Cornelis Jeroenszoon Zonneveld en is vooral van belang vanwege de konijnenpopulatie. In 1791 wordt dit duingebied verkocht aan Gerrit Abbink. De aan de zuidzijde aangrenzende stukken bosland aan Kralenkroft, de nummers 245 en 246, worden nog in de 19e eeuw Tayspil genoemd.

In 1850 is, zoals hierboven vermeld, Jan Dirkszoon Schotvanger (1805-1878) eigenaar geworden van nummer 240. Jan is boer, heeft veel land, woont aan de Kooiweg en is in 1833 gehuwd met Grietje Kuijs; zij overlijdt in 1861 met achterlating van zeven kinderen. Jan hertrouwt daarna nog twee keer. Na zijn overlijden houden de erfgenamen op 22 oktober 1878 een openbare verkoping van de boerderij en een aantal percelen land, waaronder nummer 240. Koper van het merendeel van de percelen is Klaas Gerritszoon Brakenhoff. Klaas Brakenhoff (1847-1901) is boer en in 1874 gehuwd met Neeltje Kuijs. Zijn bezittingen, waaronder het perceel bosland nummer 240, worden in 1886 gekocht door mr. Jacobus Petrus Kraakman (1830-1907), advocaat en procureur, wonend in Alkmaar, gehuwd met Maria Geertruida Ibink Melenbrink.

Kraakman heeft boerderijen en vele stukken weiland ter grootte van ongeveer 95 hectaren, vanaf 1882 opgekocht vooral in Bakkum-Noord. Na zijn overlijden worden in 1908 zijn vele bezittingen verdeeld onder zijn vier kinderen.
Perceel 240, dat inmiddels als bouwland (tuingrond) in gebruik is, wordt toegedeeld aan zijn dochter Geertruida Kraakman (1876-1959), gehuwd met Theodoor Janzen, houthandelaar, beiden wonend in Haarlem. Geertruida houdt het perceel vele jaren in bezit en gaat het vervolgens verhuren. In 1925 verkoopt zij perceel nummer 240 aan de aannemerscombinatie Antoon Borst, timmerman en Cornelis de Groot, metselaar.
Vanaf de jaren (negentien) dertiger wordt hier een begin gemaakt met de bouw van woningen.

Antoon Borst.
5e van links Antoon Borst (in pak). Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

Bouwland [perceel 239]

Zoals hierboven reeds gemeld is perceel 239 in 1830 in bezit van Hendrik Beugeling. Het perceel is ruim 1 hectare groot en enkele jaren later wordt een klein deel ter grootte van 620 vierkante meter afgesplitst en verkocht aan Cornelis van den Berg (1801-1881), die hierop een huis laat bouwen aan de Bakkummerstraat even ten zuiden van wat nu de ingang Tetburgstraat is.
Cornelis van den Berg, schulper (schelpenvisser) en landbouwer, trouwt in 1827 met Geertje van Bruijnswaard en na diens overlijden in 1841 met Almoed Rebecca Eckhart. Cornelis heeft alleen uit het tweede huwelijk kinderen.
In 1850 koopt hij land van de erfgenamen van Hendrik Beugeling en heeft nu het gehele perceel 239 in bezit.
Uit een boedelbeschrijving uit 1869 blijkt dat Cornelis naast een paard en een schulpkar ook drie melkkoeien heeft en een pink.

Schelpenvisser Klaas van den Berg.
Schelpenvisser Klaas van den Berg (geboren op 23 januari 1843 en overleden op 27 april 1931) Hij was ook strandvonder.

In 1871 verkoopt de 70-jarige Cornelis zijn huis en land (geheel nummer 239) aan zijn oudste zoon Klaas.
Klaas van den Berg (1842-1931) is landbouwer, schelpenvisser en vanaf 1869 aangesteld als strandvonder; hij trouwt in 1872 met Antje Prins. Op dit perceel nummer 239 groeien hun zeven kinderen op.
Klaas is strandvonder gedurende zeer vele jaren; tot in 1914. Hij brengt de aangespoelde strandgoederen, voornamelijk bestaande uit balken, planken en rondhout op zijn erf bij zijn huis aan de Bakkummerstraat. Als er na verloop van tijd veel strandgoederen zijn opgeslagen, wordt na verkregen goedkeuring van Gedeputeerde Staten een openbare verkoping op het erf van Klaas gehouden.

In 1907 laat Klaas op zijn erf langs de Bakkummerstraat vijf huizen bouwen, die hij in 1917 afzonderlijk verkoopt (nu de nummers 68, 70, 72, 74 en 76). Ook verkoopt hij dan een perceel tuingrond van 630 vierkante meter langs de Peperstraat aan zijn schoonzoon Gerrit van den Akker. Ook verkoopt hij een nog direct daarachter gelegen perceel tuingrond van 423 vierkante meter aan Gerrit Zonneveld.

De Peperstraat omstreeks 1920.
De Peperstraat omstreeks 1920. Rechts nog een deel van woning nummer 15. Achter de bomen het eerste huis van Goed Wonen nummer 17. Door de duinen op de achtergrond is links op de foto het huis van Thijs Dekker, dan het enige huis aan de zuidzijde, moeilijk zichtbaar.

In maart 1924 verkoopt Klaas het overgrote deel van zijn resterende bezit in perceel 239 aan de aannemerscombinatie Borst-De Groot, namelijk een bouwterrein van ongeveer 4750 vierkante meter. Het perceel tuingrond langs de Peperstraat, dat Gerrit van den Akker in 1918 van zijn schoonvader Klaas van den Berg heeft gekocht, blijft vele jaren als tuin in gebruik. Gerrit (1882-1957) is eerst spoorwegbeambte, daarna portier op Duin en Bosch. Na zijn overlijden verkopen zijn erfgenamen in 1959 nagenoeg het gehele perceel tuingrond aan Jac. de Nijs (1901), metselaar en aannemer en aan zijn zoon Thijs (1933), timmerman en aannemer, elk voor de helft. Beide aannemers kopen er dan ook nog 272 vierkante meter grond bij van het achterliggende perceel, sinds 1956 eigendom van Hein Zonneveld, groentehandelaar.

Een kleine witte woning. Dr. Jacobilaan nummer 4 in Bakkum.
Een kleine witte woning. Dr. Jacobilaan nummer 4 in Bakkum. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

Op deze grond verrijzen de huizen van Dr. Jacobilaan met nummers 2, 4 en 6. Er blijft nog een klein bouwterreintje over van 185 vierkante meter, waarop in 1981 het dubbel woonhuis met nummers 6a en 6b wordt gebouwd.

Aannemerscombinatie Borst-De Groot

Bij de realisatie van woningen in het gebied rond de Peperstraat is nauw samengewerkt door Antonius (Toon) Borst, timmerman en aannemer en Cornelis (Kees) de Groot, metselaar en aannemer, beiden wonend in Bakkum. Dit betrof vooral het gemeenschappelijk bezit van bouwter-


Jaarboek 43, pagina 84

reinen, de bouw van woningen en de verkoop van percelen aan nieuwe bewoners.
Bij een openbare verkoping in café ‘de Vriendschap’ aan de Dorpsstraat op 21 oktober 1919 wordt een boerenwoning met erf, tuin en weiland, met in totaal ruim 2,5 hectare grond nabij de Stetweg te koop aangeboden. Het wordt gekocht door een driemanschap, bestaande uit Gerrit Res, broodbakker en grondeigenaar en de beide aannemers.

Foto van omstreeks 1938 vanaf het land van Thijs Dekker.
Foto van omstreeks 1938 vanaf het land van Thijs Dekker. Links een zoon en kleinzoon, rechts een schoonzoon en kleindochter. Op de achtergrond links de woningen van Goed Wonen en rechts de achterzijde van de huizen nummers 12 en 10.

Een jaar later verkopen zij de boerenwoning en 1,5 hectare grond. Het driemanschap blijft in bezit van 1 hectare grond. Medio 1921 nemen de beide aannemers het aandeel over van Gerrit Res en is dit het begin van een lange periode dat deze aannemerscombinatie genoemde activiteiten ontplooit, vooral in de omgeving Stetweg, Bakkummerstraat en Dr. Jacobilaan.


Jaarboek 43, pagina 85

De aannemerscombinatie Borst-De Groot koopt in 1925 perceelnummer 240 met een grootte van 4.140 vierkante meter. In 1931 kopen ze van Thijs Dekker een perceel met het oude huis ter grootte van 5.150 vierkante meter. (oorspronkelijk de nummers 241 tot en met 244). Beide percelen zijn gelegen aan de zuidzijde van de Peperstraat.
Aan de zuidzijde van deze kavels is rond 1927 vanaf de Bakkummerstraat begonnen met de aanleg van de Tetburgstraat; hieraan worden door de aannemerscombinatie ook woningen gebouwd. Aan de oostzijde van perceel 240 wordt later de Van Renesselaan aangelegd.

Voorbereidingen voor de officiële opening op 24 juli 1949 van de speeltuin door burgemeester Smeets.
Voorbereidingen voor de officiële opening op 24 juli 1949 van de speeltuin door burgemeester Smeets.

Het terrein ten zuiden van de Dr. Jacobilaan blijft lange tijd een braakliggend gebied dat door de aannemerscombinatie voor de Bakkumse jeugd beschikbaar wordt gesteld. Door vrijwilligers is hier een speeltuintje gerealiseerd dat door burgemeester Smeets in 1949 officieel wordt geopend. Tot midden jaren (negentien) vijftig hebben kinderen van Bakkum hier kunnen spelen.
Voor dit terrein geldt ongeveer twintig jaar lang een bouwstop in verband met de projectie van de westelijke randweg. Als deze wordt ingetrokken, wordt voor dit gebied uitbreidingsplan Bakkum-West actueel, waarin in totaal twintig woningen zouden worden gebouwd. In 1967 is gestart met de bouw van de eerste zes woningen.
In de jaren (negentien)n tachtig worden hier woningen gebouwd die nu zijn gelegen aan de Van Renesselaan en aan de Dr. Melchiorlaan.

De huizen aan de zuidzijde van de Dr. Jacobilaan

Dr. Jacobilaan 2

In 1959 verkoopt Hein Zonneveld, groentehandelaar en wonend aan de Bakkummerstraat, een stuk grond van 272 vierkante meter, dat ligt achter zijn huis aan de zuidzijde van de Dr. Jacobilaan, als bouwterrein aan de aannemers Jac. de Nijs (1901) en zijn zoon Thijs (1933). Na de bouw verkopen de aannemers in 1961 de woning met schuur aan de Dr. Jacobilaan nummer 2 aan Willem Stadt (1918), kassier van het girokantoor der gemeente Amsterdam. Willem is gehuwd met Johanna Christina Schmidt.

In 1966 heeft Willem een garage op een klein aangekochte uitbreiding van zijn erf gebouwd. In 1977 verkoopt hij het geheel aan Henk van der Meer (1933- 1988), metaalbewerker, gehuwd met Gijsbertha (Bep) van Brenk; zij wonen er vanaf eind 1977. Kinderen: Robert, Henriëtte en John. In 1994 gaat Bep naar de Admiraal de Ruyterlaan en woont haar dochter Henriëtte hier met haar echtgenoot Peter Klut, procesingenieur en met hun drie kinderen: Stefan, Jelmer en Merijn.

Dr. Jacobilaan 4

Op het bouwterrein van 600 vierkante meter, dat door de aannemers Jac. en Thijs de Nijs in 1959 van de erfgenamen van Gerrit van den Akker is gekocht, worden twee woonhuizen gebouwd: nummer 4 en nummer 6. Na de realisatie worden deze verkocht aan de toekomstige bewoners.

Kobus Veldt woonde met Jansje Fokker en hun vijf kinderen op 4.
Kobus Veldt woonde met Jansje Fokker en hun vijf kinderen op 4. Hier Kobus met kinderen van links naar rechts Joke, Bert, Gerda, Jaap† en Bets.

In 1961 is nummer 4, woonhuis met garage op 263 vierkante meter grond, verkocht aan Kobus Veldt (1915), tuinder, dan wonend aan de Kooiweg en in 1949 gehuwd met Jansje (Jo) Fokker; hun vijf kinderen: Bets, Jaap†, Joke, Bert en Gerda zijn hier opgegroeid. Kobus werk later bij de gemeentereiniging en is overleden in 1983. Jo is vertrokken in 1988 naar de Heereweg en overleden in 2010. De volgende bewoners vanaf 1989, Hella den Dunnen en Dirk Zeeman, werken beiden in een ziekenhuis, respectievelijk als vaatlaborante en als afdelingsassistent; zij zijn de huidige (in 2020) bewoners.

Op 7 april 1961 is nummer 6, woonhuis met garage op 264 vierkante meter grond verkocht aan Arnoldus Gerardus van der Maat (1900), dan wonend in Zandvoort en gehuwd met Wilhelmina Maria Bernarda Kleene. Arnoldus is overleden in 1987.

In 1987 koopt Dick Schermer (1960), it-manager, de woning. Hij woont hier met Ellen Wijdekop en hun kinderen Mirte en Niek. In 2007 wordt het huis verkocht aan Remy Vels en Judith Kaandorp. Remy handelt in papier en karton en Judith Kaandorp is onderwijskundige.

Dr. Jacobilaan 6a en 6b

Op een nog resterend naastgelegen stukje bouwterrein wordt in 1982 door de firma Borst een dubbel woonhuis gebouwd, 6a en 6b, waarvan de eigenaren in 1983 worden:
6a: William Bruce Jamieson (1942), systeemcoördinator, gehuwd met Marijke de Boer, verpleegkundige;
6b: Hans van Schoor (1949), bedrijfsdirecteur, gehuwd met Dora Piek, verpleegkundige. Hans is van 1990 tot 2006 raadslid en fractievoorzitter geweest van D66.


Jaarboek 43, pagina 86

Dr. Jacobilaan 8

Andries Nicolaas Groeneveld, slager en wonend in Heiloo, koopt bouwgrond in 1981 van de aannemerscombinatie Borst-De Groot. In september 1982 gaat hij wonen in het nieuwe huis nummer 8 samen met zijn vrouw Jacqueline Kriek. Zij vertrekken in 1984 naar Dirkshorn (eigen slagerij) en verkopen het geheel aan Simon Petrus (Siem) Ruiter, die woont op Dr. Jacobilaan 15 en nu met zijn vrouw Truus Stam verhuist naar nummer 8. Truus overlijdt in 1991 en Siem in 2015. Sindsdien woont er zijn dochter Alette Ruiter, GGZ leidinggevende met haar man Hans Hofstra, theatertechnicus.

Dr. Jacobilaan 8a

Wilhelmus Cornelis (Will) Glorie (1957) koopt in 1981 een stukje bouwterrein van de aannemerscombinatie Borst-De Groot. Hierop wordt een huis met garage gebouwd. Will gaat hier in 1982 met Jolanda Groot wonen; hij heeft een loodgietersbedrijf en verkoopt het pand in 1991 aan Bernard Jäger (1965), sales engineer, en echtgenote Anne Claire Honing. In 1999 verkopen zij het huis en gaan in Limmen wonen. De nieuwe eigenaar is Hans Molenaar (1965), financieel planner, die het huis in 2010 verkoopt aan de huidige bewoners.

Dr. Jacobilaan 10

De aannemerscombinatie Borst-De Groot verkoopt een stuk grond (deel van nummer 240), groot 250 vierkante meter aan de Peperstraat in 1931 aan Mattheus (Thijs) Dekker (1867-1955), die in dezelfde transactie het huis met erf en tuin aan de Peperstraat, groot 5.150 vierkante meter, aan de combinatie verkoopt. Het oude huis wordt in 1932 gesloopt, terwijl op het nieuwe stukje grond van Thijs een huis met een schuur wordt gebouwd, nummer 10. Thijs is tuinder en gehuwd met Trijn Zonneveld, die in 1939 overlijdt. Kort daarna in 1940 verkoopt Thijs, dan inmiddels 73 jaar, dit huis aan Dirk de Winter (1890).

Dirk de Winter is wagenmaker en woont naast de Beatrix-klok aan de Bakkummerstraat; hij is maatschappelijk heel actief als gemeenteraadslid, bij de brandweer is voorzitter van ‘Onderlinge Hulp’. Het huis aan de Dr. Jacobilaan nummer 10 gaat Dirk verhuren; eerst aan Johannes Castricum (1901), die daarvoor met zijn gezin woonde in het huis van zijn vader op Dr. Jacobilaan 5. Na de ontruiming in 1943 keert Johannes hier niet meer terug.

Jo Zentveld en Jans Schermer woonden met hun kinderen op nummer 10.
Jo Zentveld en Jans Schermer woonden met hun kinderen op nummer 10.

Dirk de Winter verhuurt het huis direct na de oorlog aan Jacob (Jo) Zentveld (1906). Jo is chauffeur, ziekenfondsbode en lid van het kerkbestuur. Hij is in 1932 gehuwd met Jans Schermer. In dit huis groeien hun kinderen op. Jo koopt het huis van Dirk de Winter in 1962 en overlijdt in 1965. Jans gaat in 1969 wonen aan de Martin Luther Kinglaan. Het huis nummer 10 wordt dan overgenomen door hun dochter Hannie Zentveld (1939) met haar man Joop Tromp.

Joop (1937) is chauffeur; rangeerder en later gescheiden van Hannie Zentveld. Hij woont hier tot zijn overlijden in 2018. De erfgenamen verkopen het huis in 2018 aan Joris Kramer en Rose-Anne Dotinga, beiden zijn ontwerper. Zij zijn de huidige bewoners samen met hun kinderen Quinten en Philou.

Dr. Jacobilaan 12

In maart 1925 verkoopt Thijs Dekker een stukje grond van 230 vierkante meter (perceel nummer 241) aan Cornelis (Kees) Orij (1884-1935). Kees is tuinder, werkt later op de centrale bij Duin en Bosch en is getrouwd in 1910 met Adriana (Jane) Hollenberg, toen weduwe van Antonie Orij, een oudere broer van Kees.

Kees laat op dit perceel een huis bouwen en gaat hier wonen met Jane en hun gezin dat weldra zou bestaan uit elf kinderen, waarvan twee uit het eerste huwelijk van Jane. Kees overlijdt in 1935 op 51-jarige leeftijd en het huis komt op naam van Jane Hollenberg (1885-1967). Twintig jaar later in 1955 woont Jane in de Dr. Leenaersstraat en verkoopt het huis aan haar zoon Niek Orij (1916-1990).

In aansluiting op dit artikel zijn de voorouders van Niek Orij in de vorm van een kwartierstaat opgenomen. Dit om aan deze vorm van presentatie meer bekendheid te geven. Niek is kraandrijver bij Hoogovens en gehuwd met Lena Diemel; zij krijgen zes kinderen: Cees†, Hans, Marianne, Rineke†, Rob en Ron. Van Niek Orij wordt in dit jaarboek een overzicht van zijn voorouders gegeven.

In 1979 verkoopt Niek Orij het huis aan Marten Eveleens (1946), personeelsfunctionaris uit Sint-Pancras, die drie jaar later in 1982 het huis verkoopt aan Jikke van der Meulen (1923) uit Ouderkerk aan de Amstel. Opnieuw na drie jaar, in 1985, is er een nieuwe eigenaar; de bewoners worden Erik Gelauff, jeugdbeschermer en Heidi van Brussel, verpleegkundige. Zij wonen hier tot 2003 met hun drie kinderen, Piene, Bente en Fleur.

Daarna blijven de opeenvolgende bewoners relatief kort: vanaf 2003 Bastiaan Kroes, manager bij KLM en Marinke van der Windt, massage-pedicure met hun kinderen Romée, Pim en Mees; vanaf 2010 René Mogge, ondernemer, samen met Stephanie Hain en tenslotte de huidige bewoners sinds 2012 Erick Bakker, regiomanager NS en Bente Akkerman, psycholoog met hun twee kinderen.


Jaarboek 43, pagina 87

Dr. Jacobilaan 14

De aannemerscombinatie Borst-De Groot verkoopt in 1940 twee stukken grond van hun bouwterrein tussen Dr. Jacobilaan en Tetburgstraat en wel 666 vierkante meter aan aannemer Gerard Convent uit Zaandam en 449 vierkante meter aan Gerrit van den Born, beambte van Duin en Bosch. Hierop zullen later de huizen nummers 14 en 16 worden gebouwd.

Aannemer Convent heeft hier in de oorlogsjaren geen bouwactiviteiten ontplooid en dat is niet zo verwonderlijk met de vele afgebroken en leegstaande huizen in de omgeving. Hij verkoopt hetzelfde bouwterreintje in juni 1947 aan Frederik Arnoldus Hoogsteder (1895), een gepensioneerd West-Indische ambtenaar, die dan al in de gemeente woont. Ook Hoogsteder verkoopt het stuk grond als bouwterrein in november 1948 aan Dirk Kaper (1908).

Kaper staat als architect te boek en is hoofd van de Bouwkundige Dienst van Duin en Bosch. Hij is vanaf 1962 in totaal twaalf jaar gemeenteraadslid. Al veel eerder verkoopt hij in 1955 hetzelfde bouwterrein van 666 vierkante meter door aan Jan Smit, boekhouder, die in 1918 in Indonesië is geboren en uit Uitgeest komt. Jan Smit laat omstreeks 1957 het huis met garage bouwen. In dit nieuwe huis woont hij met echtgenote Sjoerdje Hellinghuizer en hier groeien hun zeven kinderen op: Jan, Theo, Carla, Anja, Fred, Arie en Hiltje. Jan Smit verkoopt het geheel in 1975 aan Cornelis van Dijk (1938) uit Beverwijk. Van Dijk is adjunct-accountant en gehuwd met Suzanna Maartje de Jager. Zij wonen er vanaf 1975. Suzanna is in 2015 overleden. Cornelis woont hier nog steeds.

Dr. Jacobilaan 16

Gerrit van den Born (1893) is beambte van Duin en Bosch, verkoopt het bouwterrein in 1953 aan Marie Susanna Bronkhorst (1885), lerares M.O. Engels.
In 1954 wordt op dit perceel een huis, schuurtje en atelier gebouwd, reeds op kosten van de nieuwe eigenaar Maurits Désiré Cappel (1905), gemeenteambtenaar, die de grond met het huis in 1954 koopt. Maurits woont hier tot zijn overlijden in 1980 met zijn echtgenote Johanna Wilhelmina Beukers; zij krijgen zes kinderen. Johanna blijft er na zijn overlijden nog kort wonen. Hun zoon Arthur Herman Cappel (1941), statisticus is vanaf 1984 de bewoner met echtgenote Maria Catharina (Ria) Sijmons; zij hebben twee kinderen.

Dr. Jacobilaan 18

De aannemerscombinatie Borst-De Groot verkoopt in 1937 een stukje grond van 426 vierkante meter aan Pieter Heida (1898), verpleger op Duin en Bosch. Pieter laat hier in 1937 een huis bouwen en gaat hier wonen met echtgenote Lien van Apeldoorn (1904), waarmee hij in 1929 in Castricum trouwt. Lien is verpleegster en is vanaf 1937 pensionhoudster. In dit huis groeien hun vier kinderen op: Lineke, Henk, Piet en Wim. Zoon Henk wordt in 1959 in de atletiek Nederlands kampioen op de 800 meter, daarna ook op de 1000 meter. Hij was vele jaren Nederlands recordhouder op deze afstanden.

Pieter overlijdt in 1980. Lien blijft hier wonen tot 1997; zij is overleden in 2000 in een verpleeghuis in Heemskerk. In 1997 wordt het huis verkocht aan de huidige bewoners Johannes (Jan) Pater, beeldhouwer en Karin Haker, projectleider bij een thuiszorgorganisatie. Zij hebben twee kinderen: Lisette en Maarten. Karin woonde daarvoor op Dr. Jacobilaan 27.

De huizen van de families Heida en Noordover op 18 en 20.

Dr. Jacobilaan 20

Pieter Dorjeé (1880), ambtenaar uit Zaandam, koopt in 1936 een stukje grond van 405 vierkante meter van de aannemerscombinatie Borst-De Groot. Hierop wordt kort daarna het huis nummer 20 gebouwd, waar Pieter gaat wonen met echtgenote Harmke de Jager; hij is dan zonder beroep en overlijdt in 1949. Zijn erfgenamen verkopen het huis met erf en tuin enkele maanden later aan Reinier Cornelis van den Bosch, adjudant rijkspolitie uit Zaandam. Deze is inmiddels gepensioneerd en woont in dit huis als hij het in 1952 verkoopt aan Petrus Lodewijk Dikkes (1891), loodgieter uit Amsterdam. Die gaat hier met zijn vrouw Lena Schipper wonen; zij overlijdt hier eind 1958. In 1962 woont Dikkes in Leiden en verkoopt de woning aan Aad Noordover (1936), timmerman bij Jac. de Nijs, in 1961 gehuwd met Rie Schermer, dochter van Bertus Schermer van de Dr. Jacobilaan 3; zij gaan er in mei 1962 wonen en Aad woont er nog steeds; zijn vrouw is in 2006 overleden. Hier zijn hun drie kinderen geboren: Annemiek, René en Jeroen.

Simon Zuurbier

Bronnen:

  • Archief Gemeente Castricum aanwezig op het Regionaal Archief te Alkmaar;
  • Bevolkingsregisters en Burgerlijke Stand;
  • Kadastrale bronnen over Castricum;
  • Notariële archieven te Alkmaar en Haarlem.

Met dank aan: de (oud-)bewoners van de Dr. Jacobilaan en hun relaties voor de verstrekte informatie.

18 maart 2024

Transportbedrijf Lute; een veelzijdig familiebedrijf (Jaarboek 43 2020 pg 71-75)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 43, pagina 71

Transportbedrijf Lute; een veelzijdig familiebedrijf

In Castricum was het transportbedrijf van Lute een begrip. De vele zandauto’s die ‘s morgens vanaf Schoutenbosch vertrokken en ’s middags weer terugkwamen, waren een vertrouwd gezicht en menigeen kende wel iemand die daar werkte. Het bedrijf verkocht niet alleen zand, maar vervoerde het ook en deed het grondwerk met behulp van onder andere draglines, later hydraulische kranen, diepladers, bulldozers en shovels.

De oprichter Baltus Lute.
De oprichter Baltus Lute.

De oprichter Baltus Lute

Het transportbedrijf Lute heeft zijn wortels in Castricum. Het bedrijf is in 1907 opgericht door Baltus Lute, in het dorp bekend als Bal. Hij wordt op 21 oktober 1878 geboren als zoon van Pieter Lute en Maartje Kaas. Bal koopt in 1907 een stuk grond aan de Kramersweg, groot 760 vierkante meter, waarop dan al een nieuw woonhuis is gebouwd (locatie zuidzijde van de Burgemeester Mooijstraat nummer 8). Hij trouwt in datzelfde jaar met de in Uitgeest opgegroeide Catharina Duijn en zij krijgen elf kinderen, waarvan er twee jong overlijden. In 1910 ruilt Bal met zijn vader Pieter Lute van huis en krijgt dan diens woonhuis met wagenhuis en stalling, erf, tuin en weiland op Schoutenbosch, samen groot 7055 vierkante meter. Dit richt Bal in als een klein melkfabriekje met woning.

Voor de woning op Schoutenbosch staan Bal Lute en Catharina Lute-Duin met op haar arm Marie. Op de stoeltjes Emma en Piet.

Bal start met melk rijden van de boer naar zijn bedrijfje. Dat ging toen nog met paard en wagen. Hij leent regelmatig geld, waarschijnlijk voor investeringen in de melkfabriek. Door achterstallige betalingen wordt hij in 1922 failliet verklaard. Zijn bezittingen en met name de woning, de melkfabriek en de tuingrond met houten loods worden in het openbaar verkocht aan Jan Pieter Baas, directeur van de stoomzuivelfabriek ‘De Holland’. Hij gebruikt het gebouw voor opslag van oude materialen en laat de woning in tweeën bewonen.

Pieter Lute, de vader van Bal, koopt in 1924 een stukje grond aan de Oudeweg nabij Schoutenbosch van Johannes Twisk, groot 170 vierkante meter, en laat op dit stukje grond een woonhuis bouwen. Dit huis is ongetwijfeld bestemd voor zijn zoon Bal, die het na Pieters overlijden in 1927 erft.

Transportbedrijf Firma Lute aan het Schoutenbosch 91 in Castricum.
Transportbedrijf Firma Lute aan het Schoutenbosch 91 in Castricum. Voor de auto Gerrit Lute. Op deze plek staat nu een appartementengebouw. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Dit woonhuis, inmiddels uitgebreid met een schuur en wagenloods, draagt Baltus in 1933 over aan zijn zoon Piet.

Crisisjaren en oorlog

Begin jaren (negentien) dertig is er door de crisis weinig werk. Bal Lute begint met schep, kruiwagen en ander klein materiaal werk te zoeken in het grond-


Jaarboek 43, pagina 72

verzet. Dat doet hij heel succesvol, want al snel heeft hij aardig wat werk en koopt hij enkele vrachtauto’s.

De vier Chevrolets voor de oude garage op Schoutenbosch.
De vier Chevrolets voor de oude garage op Schoutenbosch.

In 1934 heeft hij een Chevrolet uit 1928 en een Morris uit 1933. In de jaren die volgen tot het uitbreken van de oorlog koopt hij er jaarlijks een Chevrolet bij. De auto’s worden met de hand geladen en gelost. Ook gaat hij weer melk rijden van de boer naar de melkfabriek aan de Breedeweg. De fabriek werkt met een stoommachine en daarvoor zijn kolen nodig. De kolen worden aangevoerd per trein en door Lute naar de melkfabriek vervoerd.

Een vennootschap onder firma vanaf 1943

Inmiddels zijn de zoons oud genoeg om mee te werken: Piet (1910), Maarten (1914), Gerrit (1915), Pé (1916), Joop (1920) en Co (1925). Door de inzet van zijn zoons kunnen er moeilijke transportklussen worden aangenomen en het bedrijf groeit.

De broers Lute.
De broers Lute. Van links naar rechts Piet, Maarten, Gerrit, Pé, Joop en Co.

Op 12 november 1943 wordt bij notaris Van Cranenburgh een vennootschap onder firma opgericht, die is gevestigd in Castricum onder de naam Expeditiebedrijf B. Lute en Zonen. In de oprichtingsakte wordt het doel van de firma omschreven: “het vervoeren van goederen en de verhuizing van inboedels door paard of motortractie, het verslepen van materialen door tractors of anderszins in het algemeen het expeditiebedrijf en al wat daartoe behoort in de meest uitgebreide zin des woords.” Behalve de oprichter Bal worden de zoons Piet, Maarten, Gerrit, Pé en Joop, allen expediteurs, ook als vennoten aangesteld. Ingebracht worden het huis, schuur, wagenloods op een perceel grond van 913 vierkante meter aan de Oudeweg 6.

Links het woonhuis van Bal Lute.
Links het woonhuis van Bal Lute. In de oude houten garage staat de Studebaker en voor de garage de Chevrolet.

Door de oorlog stagneren de werkzaamheden en auto’s worden gevorderd door de bezetter. Paard en wagen worden weer van stal gehaald om er voor te zorgen dat in ieder geval de melk naar de fabriek kan worden vervoerd. Tijdens de oorlogsjaren worden er vijf paarden ingezet. De in 1940 gekochte Opel Blitz is in een hooiberg verstopt en deze wordt na de oorlog ingezet voor het melk rijden, met Siem Klaver als chauffeur.

Na de oorlog heeft vader Bal de zaak overgedragen aan zijn zoons. Hij overlijdt op 9 april 1947. Piet wordt dan directeur en Maarten, Gerrit en Pé worden chauffeur. Joop is de dragline-machinist. Na zijn tijd in Nederlands-Indië wordt Co ook chauffeur. Zij gaan allemaal op een steenworp afstand van de garage wonen.

De wederopbouw

De wederopbouw na de oorlog zorgt ervoor dat veel gemeentewegen aangelegd of verbeterd moeten worden. Ook worden er veel woningen gebouwd en moet veel zand aangevoerd worden. Hiervoor worden landerijen afgezand en wordt het duin afgegraven bij de Geversweg, waar in de oorlog een radarpost stond.

Transportbedrijf Lute van Oudeweg 6 verhuisde het vierkant van een kapberg vanaf de Oudeweg naar Jan Twisk loonbedrijf op schoutenbosch in Castricum.
Transportbedrijf Lute van Oudeweg 6 verhuisde het vierkant van een kapberg vanaf de Oudeweg naar Jan Twisk loonbedrijf op schoutenbosch in Castricum, 1947-1948. Links Joop Lute rechts Piet Lute. Zij voerde een heel apart werk uit. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

Er worden GMC-trucks (Amerikaanse legerwagens) aangeschaft en omgebouwd tot kiepauto’s, later volgen


Jaarboek 43, pagina 73

de REO-trucks (Amerikaanse 2,5 tonner). De firma Van Etten in Beverwijk bouwt er cabines op. De eerste dragline wordt gebouwd door Olof Borst, die een machinefabriek heeft in Bakkum. De dragline wordt gebouwd op een half-truck. Het merk is OLBO. Het bijzondere van deze dragline is, dat hij een cabine aan de linker- of aan de rechterkant heeft.

De wederopbouw gaat gestaag door en zo groeit ook de firma Lute. Tijdens de watersnoodramp in 1953 zijn er twee vrachtwagens gevorderd door de Rijksdienst voor het Wegverkeer. Co Lute en chauffeur Evert van den Born hebben meegewerkt aan het dichten van de dijken in Zeeland.

Veel werk op het Hoogoventerrein

In 1953 komt er een aanvraag van aannemingsmaatschappij De Kondor om voor deze firma grondwerkzaamheden te verrichten op het Hoogoventerrein. Dit is voor de firma Lute een mooie stap, want de Hoogovens gaan fors uitbreiden en daar plukt Lute ook de vruchten van. De thuisbasis van de firma Lute is nog steeds aan de Oudeweg. Joop en zijn vrouw Coba Zonneveld wonen in het huis en de naastgelegen houten garage wordt vervangen door een stenen garage. De werkplaats verhuist naar de garage en de opslagruimte wordt verbouwd tot kantoor.

Vanwege een tekort op de betalingsbalans kondigt de regering in 1957 een bestedingsbeperking aan ter bevordering van de export. De binnenlandse bestedingen worden teruggebracht en het werk wordt minder. De firma Lute krijgt eind jaren (negentien) vijftig de kans om grondwerk aan te nemen in Hagestein voor de bouw van een stuw in de Lek. Voor dit werk moet het personeel daar in de kost.

Als later de economie aantrekt krijgen ze in de jaren (negentien) zestig veel grondwerkzaamheden voor de bouw van Hoogoven 6 en 7, Oxystaalfabriek 2, Warmbandwalserij 2 en Blokwalserij 3.

Herinneringen van de neven Bal en Bal Lute

Het is in die periode dat Bal van Piet en Bal van Maarten, nu allebei 76 jaar oud, in dienst treden bij het familiebedrijf. “Dat was vanzelfsprekend en we wilden ook niet anders”, vertelt Bal van Piet. Beide mannen haalden hun rijbewijs zodra dat kon en dat ging hen vrij makkelijk af, want: “We hadden natuurlijk al stiekem geoefend.” Bal van Piet werd draglinemachinist, uitvoerder/planner en de zoon van Maarten is zijn leven lang vrachtwagenchauffeur geweest. “De mooiste tijd was op Schoutenbosch”, vertelt hij. “Toen was het nog echt een bedrijf met een familieband. Dan kwamen alle jongens ’s morgens vroeg samen en ’s middags kwamen ze rond dezelfde tijd terug.”

De contacten waren onderling hecht en de mannen hadden plezier in het werk. “Er werd eigenlijk nooit geklaagd”, vervolgt Bal van Piet. En dan met een lach: “Ik herinner mij een keer dat mijn vader mij ‘s morgens wakker riep en dat we het gek vonden dat er niemand op kwam dagen, maar pa had zich een uurtje vergist; het was nog maar kwart voor vijf. En een andere keer was ik per ongeluk met mijn pantoffels nog aan op pad gegaan. Of mijn vader stuurde mij naar Bedum in Groningen om een wagen weg te brengen voor een kraanopbouw en als ik mij dan afvroeg hoe ik terug moest komen, zei hij heel nuchter: ‘Met de bus, want heen ga je en terug moet je. Je zit niet op een eiland’.”

De garage aan het Schoutenbosch.
De garage aan het Schoutenbosch. Naast de vijf Bedfords staan een Chevrolet en een Daf.

Bouw garage en woningen op Schoutenbosch

Door de uitbreiding van het wagenpark en de werkzaamheden wordt in 1961 besloten om op Schoutenbosch nog een garage te bouwen met twee woningen, de huisnummers 60 en 62. In een van die woningen gaat Maarten met zijn gezin wonen en later zoon Bal van Piet in de andere woning. “Daar is een keer een vrachtwagen binnengereden door een fout van een chauffeur”, vertelt Bal van Maarten. “Mijn moeder zat klaar aan tafel met een pan gekookte aardappels, want het was rond etenstijd. Alles zat onder het glas.” De nieuwe garage is groot genoeg om alle auto’s te stallen. Het is voor de buren niet altijd leuk: om kwart voor zes ‘s morgens worden de auto’s naar buiten gereden en staan daar met ronkende motoren te wachten op de chauffeurs die om zes uur wegrijden. De andere garage wordt volledig gebruikt voor reparaties die door eigen monteurs worden uitgevoerd.

Maarten Lute (1914-1968) leunt tegen de Chevrolet uit 1936 aan.
Maarten Lute (1914-1968) leunt tegen de Chevrolet uit 1936 aan. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

In 1960 krijgt Lute het dealerschap van het vrachtwagenmerk Praga, een Tsjechisch fabricaat. Hiermee wordt een garagebedrijf gestart. Na enkele jaren stopt men met dit dealerschap.

Het expediteursbedrijf B. Lute en Zonen wordt op 2 december 1965 omgezet van een vennootschap onder firma in een Naamloze Vennootschap. De zes zoons zijn leden van de Raad van Bestuur.

Dramatisch is het overlijden van Maarten in 1968 op slechts 54-jarige leeftijd. Zijn broer Piet, directeur, overlijdt in 1971. Broer Joop wordt zijn opvolger.
De overige leden besluiten om in augustus 1972 de NV om te zetten in een BV met beperkte aansprakelijkheid. Bal van Piet stelt dat het zakelijk een topbedrijf was: “We konden er allemaal een goede boterham verdienen.”

Bal van Maarten weet nog dat hij samen met Jaap Brakenhoff naar Rotterdam reed om een legervoertuig uit de dump op te halen. Hij vertelt lachend: “Het was een voertuig


Jaarboek 43, pagina 74

zonder cabine of bak, alleen met een stuur. Jaap koppelde het aan onze wagen en ik moest achter het stuur van onze nieuwe aanwinst zitten om veilig thuis te komen met drie leren jassen aan tegen de kou.” Jaap wordt door beide mannen een grote steun in alle tijden genoemd.

In de lange geschiedenis van het familiebedrijf heeft een keer een ernstig ongeval plaatsgevonden in de strenge winter in 1963 in Westzaan. “En het is ook eens gebeurd dat Jaap en ik op de randweg reden bij Amsterdam toen we een kraan verloren die niet goed was bevestigd”, aldus Bal van Maarten. “Dat liep goed af. De kraan kwam terecht in de berm. We moesten alleen een boete betalen voor de beschadiging van de vangrail en we kregen natuurlijk flink op ons donder van de baas.”

Het graven van de vijver langs de Helmkade in 1955.
Het graven van de vijver langs de Helmkade in 1955. Op de achtergrond de spoorlijn en de huizen aan de Schelgeest. De chauffeur in de dragline is Joop Lute, de man met de schep links is Maarten Lute en naast hem staat zijn broer Pé.

Werkzaamheden in Castricum en de regio

Buiten de werkzaamheden voor Hoogovens heeft Lute ook veel werk verricht in Castricum en andere plaatsen. Dit zijn bijvoorbeeld:

1948 Vervoer van een vierkant van Oudeweg naar Schoutenbosch voor Jan Twisk, stalhouder op de Oudeweg, vanaf 1948 veehouder met een loonbedrijf op Schoutenbosch.
1952 In september van dit jaar wordt een woning van de Koningin Wilhelminalaan verrold naar de hoek nu Dorpsstraat – Prinses Beatrixstraat. Dit bijzondere experiment is uitgevoerd door Biesterbos. De firma Lute heeft hieraan meegewerkt.
1955 Uitgraven van een vijver aan de Helmkade.
1958 Grondwerk voor de stuw in de Lek bij Hagestein.
1970 Aanleg van een parkeerterrein met tweeduizend parkeerplaatsen bij het strand in opdracht van Biesterbos.
1970 Transport van grond naar Molendijk, die afkomstig is van het uitgraven van een spuisluis in IJmuiden, voor het bouwrijp maken van plan Molendijk-Noord.
1972 Ontgraven van twee grote bouwputten voor het binnen- en buitenbad van het Beverwijkse sportfondsenbad.
1973 Grondwerk voor de aanleg van een koelwaterleiding van de PEN-centrale.
1976 Voorbereidend grondwerk voor de Hemspoortunnel, zowel aan de Amsterdamse als aan de Zaandamse zijde.
1977 Aanleg van kunstduinen in Wijk aan Zee. Dit werk duurt drie maanden; in deze periode wordt er in totaal bijna 100.000 kubieke meter zand naar toe gereden. Deze rij kunstduinen moet de fabriekshallen en schoorstenen van Hoogovens aan het zicht van de inwoners van Wijk aan Zee onttrekken.
1982 Grondwerk voor de spoorlijn Amsterdam-Schiphol.

Zand wordt gelost uit een schip.
Zand wordt gelost uit een schip.
Jaarboek 43, pagina 75


Door de uitbreiding van Hoogovens, die voor 80 procent van de omzet zorgt, worden er steeds meer kranen, shovels en bulldozers aangeschaft en groeit de firma Lute uit tot een tamelijk groot bedrijf. Daarnaast worden er vaak auto’s bij collega’s ingehuurd om het vele werk te verrichten. In 1974 wordt nog een overslagkraan met vier trechters aangekocht voor het zand dat per schip wordt aangevoerd in Beverwijk. Omdat het bedrijf zo groeit, zoekt men naar een pand waarin alles ondergebracht kan worden en dat vindt men in Beverwijk.

Nieuwe bedrijfsruimte aan de Lijndenweg in Beverwijk

De onderneming wordt met ingang van 1 april 1975 verplaatst naar Beverwijk; op 26 april 1975 is de officiële opening en wordt een open huis gehouden in de nieuwe vestiging. De bedrijfsruimte bestaat uit een grote garage, kantoorpanden en een ruime parkeermogelijkheid voor het autopark. De onderneming presenteert zich nu als B. Lute en Zonen BV, Aannemings-, Transport- en Overslagbedrijf, Zandhandel en Grondverzet.

Door de enorme ruimte in de garage gaat het bedrijf ook voor derden repareren en zo wordt het in 1978 dealer voor de bedrijfswagens van Iveco. Deze werkzaamheden worden verricht onder de naam Truck Centrum Beverwijk BV. Bal van Maarten: “Ik heb dertig jaar door weer en wind naar Beverwijk gefietst. De andere chauffeurs werden vervoerd met een busje. In die periode werd er wel geklaagd, bijvoorbeeld als de jongens op elkaar moesten wachten voordat ze naar huis werden gebracht. Er zijn toen ook chauffeurs opgestapt.”

Dan overlijdt directeur Joop in 1983 en komt de volgende generatie aan bod. Bal van Pé wordt directeur en die splitst het bedrijf in verschillende onderdelen. Het bedrijf gaat vanaf 1989 verder onder de bedrijfsnamen Lute Transportbedrijf BV, Lute Aannemingsbedrijf BV en Lute Recycling BV. Voor dit laatste bedrijfsonderdeel is er een bijzondere machine aangeschaft: de ‘slagbreker’. Deze mobiele recyclingbreekinstallatie van zo’n 55 ton is de enige in Nederland en breekt grove brokken steen, gewapend beton of asfalt tot kleine kubische korrels. Voorts kan de machine verschillende materialen scheiden. De korrelmix wordt weer toegepast in de wegenbouw. Een vaste opdrachtgever is Hoogovens.

Het bedrijfsterrein wordt in 1991 anders ingedeeld. Aan de kant van de Zuiderkade wordt een kantoorpand gebouwd en het oude kantoorpand wordt verhuurd aan derden. Vanaf 1 mei 1991 is het bedrijf gevestigd op de Zuiderkade 9 in Beverwijk.

Het wagenpark in Beverwijk.
Het wagenpark in Beverwijk.

In de jaren (negentien) negentig vinden er weer veranderingen plaats. Truck Centrum Beverwijk wordt verkocht aan Tom Twisk, de chef monteur, en die gaat door onder de naam Twisk Truck Service.

Familiebedrijf

Buiten de oprichter van het bedrijf Bal Lute en zijn zonen Piet, Maarten, Gerrit, Pé, Joop en Co werkten ook van de volgende generatie familieleden in het bedrijf en met name:

– van zoon Piet:
Bal, uitvoerder;
Jan, monteur.

– van zoon Maarten:
Hennie, op het kantoor van de Hoogovens;
Bal, chauffeur;
Joop, chauffeur.

– van zoon Gerrit:
Theo, administrateur en later bedrijfswagenverkoper.

– van zoon Pé:
Bal, directeur;
Peter, boekhouding.

Bedrijf Lute verkocht aan Buko BV

Na lang wikken en wegen besluit directeur Bal Lute begin 1999 om het bedrijf te verkopen aan Buko BV te Beverwijk. Andere mogelijkheden waren om zelfstandig verder te groeien of het bedrijf op de bereikte sterkte te handhaven. Daarvoor is niet gekozen. Op dat moment werken er van de familie bij het bedrijf alleen nog Bal en Joop, zoons van Maarten. Zij gaan ook over naar Buko. De overname vindt plaats in februari 1999.

Slotwoord

Het is niet alleen het einde van de twintigste eeuw, maar ook het einde van een mooi bedrijf dat bijna zeventig jaar heeft bestaan. Wat rest zijn de foto’s en de herinneringen.

Marja Lute-Stet

Bronnen:

  • Familiearchief Lute;
  • Kamer van Koophandel.

Met dank aan: Bal van Piet Lute; Bal van Maarten Lute.

18 maart 2024

Tachtig jaar bridgen in Castricum (Jaarboek 43 2020 pg 68-70)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 43, pagina 68

Bricas, bridgeclub Castricum.
Bricas, bridgeclub Castricum.

Tachtig jaar bridgen in Castricum

Wat doe je als een groep mannen, die dagelijks gebruikmaakt van de trein, te maken krijgt met regelmatige vertragingen? Dan ga je met een aktetas op schoot samen een potje kaarten. Tenminste, zo ging dat in 1940. Toen brak het moment aan dat een van de mannen voorstelde een club op te richten. Dat was het begin van Bricas, de grootste bridgeclub in de regio. Bricas werd op 10 september 1940 opgericht en viert dit jaar het tachtigjarige bestaan.

De originele uitnodiging voor de oprichtingsvergadering.
De originele uitnodiging voor de oprichtingsvergadering in het toenmalige hotel Bakker, nu steakhouse De Buurvrouw.

De officiële oprichting vond plaats op een dinsdag als een klein protestsymbool tegen de Duitsers die Nederland sinds mei 1940 bezetten. Op dinsdag 17 september 1940 zou het Prinsjesdag moeten zijn, met de opening van de Staten-Generaal, de troonrede van de koningin en een rijtoer per koets door Den Haag. Maar nu was Nederland in handen van de Duitsers. De oprichters van Bricas, oranjegezind zoals velen destijds, kozen juist voor die datum, zodat ze de derde dinsdag van september van start konden gaan in clubverband. Tot vele jaren na de oorlog is de derde dinsdag van september de start geweest van het nieuwe seizoen.

Bestuur Bricas 1940.
Bestuur Bricas 1940. Van links naar rechts J. Teerink, C. Peters, W. Padt, G. Klaasse, B. Hopman en J. Morelis.

Het bestuur bestond bij de oprichting uit J. Teerink, C. Peters, W. Padt, G. Klaasse, B. Hopman en J. Morelis. De echtgenotes van de bestuurders Morelis en Teerink hebben tot op zeer hoge leeftijd gebridged; beiden zijn ruim zestig jaar lid geweest. De naam Bricas is een samenvoeging van bridgeclub en Castricum.


Jaarboek 43, pagina 69

Voorzitters van 1940 tot heden

1940-1952 meneer B. Hopman
1952-1952 meneer H. Broksma
1952-1955
meneer W. Wemmers
1955-1956 meneer G. Schutter
1956-1974 meneer J. de Vries
1974-1980
meneer H. Smalt
1980-1984
meneer H. Galavazi
1984-1992
meneer R. de Beer
1992-1996 meneer G. Bremer
1996-2006 meneer J. Braams
2006-2007
meneer E. Castelein
2008-2012
meneer Th. Rakké
2012- 2017
meneer Ph. Breedveld
2017- 2018
meneer E. Castelein
2019-heden
(=2020) meneer F. van Gool

Eerste drive

In het huishoudelijk reglement werd ook voorzien in een ballotagecommissie, waarmee nieuwe aanmeldingen geweigerd konden worden als ze bijvoorbeeld Duitsgezind waren. Na enige weken meldde een echtpaar zich aan, lid van de NSB. Het echtpaar werd toegelaten en bij de herenclub werden voortaan ook dames welkom. Het is niet bekend of er door de avondklok in de oorlog nog gebridget werd of dat er in die tijd gewoon te weinig leden in Castricum waren. Maar in het najaar van 1945 schoven de meeste leden weer aan en werd het spel hervat.

De uitslagen in de krant van 4 oktober 1940.
De uitslagen in de krant van 4 oktober 1940.

De eerste drive werd gehouden in wat toen café Roozendaal heette op de Dorpsstraat 75. De prijswinnaars gingen met een mud kolen, een pakje boter of een stukje kaas naar huis. Na elke speelavond werden de uitslagen gecontroleerd en de volgende ochtend afgeleverd voor plaatsing in de krant en opgehangen in de etalage van juwelier Plas in de Burgemeester Mooijstraat. De eerste bridgers kwamen al voor 9.00 uur langs om te kijken hoe ze gespeeld hadden.

Café Roozendaal.
Café Roozendaal. Links de Doorrijstal. Dorpsstraat 75 in Castriucm, rond 1960. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

Bricas heeft na café Roozendaal gespeeld in café Broksma (nu Okawari), hotel Kornman (nu Bij de Buurvrouw) en sinds 45 jaar in cultureel centrum Geesterhage.

Klassenfoto van de Augustinusschool, met op de onderste rij 2e van links Meester Piet Bouwen.
Klassenfoto van de Augustinusschool, met op de onderste rij 2e van links meester Piet Bouwen. Dorpsstraat in Castricum, 1962. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Meester Bouwen van de Augustinusschool was lange tijd lid van de bridgevereniging. Tijdens de laatste periode maakte hij gebruik van een zuurstoftank in een tas, tot hij in 2002 overleed. Er wordt met plezier aan hem teruggedacht. “Het was een fijne tegenstander en hij probeerde je altijd op een leuke manier pootje te lichten. Als je tegen hem speelde en iets fout deed, zei hij steevast: ‘Ja jongen, jij hebt op de verkeerde school gezeten’. Een andere keer begon hij plotseling slecht te spelen. We keken een beetje verbaasd tot hij zei: ‘Aha, ik zie het al. Mijn zuurstoftank stond nog dicht.’ Het antwoord luidde: ‘Mooi, dan weten nu hoe we de volgende keer kunnen winnen’.

Ereleden

1952 meneer B. Hopman (+ Erevoorzitter)
1955 meneer J. Teerink
1955 mevrouw A. Teerink
1965 meneer W. Padt
1965 meneer A. van Kluyve
1984 meneer J. Morelis
1984 mevrouw H. Morelis
1995 meneer J. Bruijnse
2005 meneer R. de Beer
2013 meneer K. Gregorius

Het vijftigjarig bestaan in 1990.
Het vijftigjarig bestaan in 1990. Op de voorgrond toenmalige voorzitter Rob de Beer, direct daar achter de toenmalige voorzitter van de NBB, André Boekhorst. Hij kwam een koffertje met gouden spellen overhandigen. Dat kregen alle clubs die vijftig jaar bestonden.

Jaarboek 43, pagina 70

Gemiddelde leeftijd

In de jaren (negentien) tachtig zond de AVRO een bridgecursus uit op televisie en dit zorgde voor een enorme aanwas van bridgers. In de hoogtijdagen in de jaren (negentien) negentig had de club 375 leden en was daarmee de derde grootste club van het land. Deze aanwas zorgde ook voor een breed kader binnen de club: wedstrijdleiders, arbiters, docenten en veel vrijwilligers werden ingezet. Het aantal speelmomenten breidde zich door de jaren heen uit naar vijf. Veel spelers bridgeten op meerdere dagen en sommige ook nog bij andere clubs. In de directe omgeving waren nog vijftien bridgeclubs actief. Vroeger zag de bridgezaal blauw van de rook, maar in de loop der jaren is de rookstrijd beslecht.

De feestcommissie ter gelegenheid van het 60-jarig bestaan.
De feestcommissie ter gelegenheid van het 60-jarig bestaan. Van links naar rechts Loes Fris, Ans Eichhorn, Rita ten Broek, voorzitter Jan Braams en Marjan ter Laare.

Marjan ter Laare (1939) is inmiddels veertig jaar lid van Bricas en zij heeft zich altijd met veel plezier ingezet voor de club, zoals ze vertelt: “Dat begon met het uitrekenen van de scorekaartjes na het spelen, bridgelessen geven en het vervullen van diverse bestuursfuncties, waaronder die van secretaris. Mijn hoogtepunten waren echter het mede-organiseren van de jubileumdrives.”

Bricas organiseert sinds 1950 jubileumfeesten en Marjan was betrokken bij diverse lustra. Zij vervolgt: “Dat was een geweldige ervaring en toen mij later werd gevraagd dit evenement te helpen organiseren, was ik zeer vereerd. In 1995 vierden we het 55-jarig bestaan. Ik zat toen in het bestuur met Gert-jan Bremer en samen regelden wij na de middagdrive een buffet voor leden met hun partner.

In 2000 organiseerden voorzitter Jan Braams en ik met de toenmalige ‘Lief en Leed commissie’ een boottocht over de Vecht met een bridgedrive. We huurden drie Engelse bussen, waarmee de leden werden gebracht en gehaald. Op de kade in Utrecht stond een doedelzakspeler om ons te verwelkomen. Tijdens de boottocht genoten we van een lunch en een High Tea.

In 2005 vierden we het 65-jarig bestaan in Geesterhage in het bijzijn van de burgemeester. We hadden een heus casino ingericht en in de bridgezaal trad een Ierse groep op met volksmuziek.

Vijf jaar later was ik voor de laatste keer actief in het bestuur. Onder voorzitterschap van Theo Rakke maakten we de plannen voor het 70-jarig bestaan, die echter gedeeltelijk in duigen vielen; het duo dat zou optreden met bridgegrappen was op het laatste moment verhinderd en de muzikale act kwam in afgeslankte vorm. Er werd toen besloten om tijdens de lustrumdrives mensen, die veel voor de club deden, in het zonnetje te zetten met een bronzen tulp als Lid van Verdienste. In 2005 waren dat Gert-Jan Bremer en Liesbeth Aarnts. Na ons aftreden werden Theo en ik ook vereerd met deze onderscheiding.”

Spelende leden van Bricas.
Een gemiddelde speelmiddag bij Bricas. Een ieder is geconcentreerd aan het spelen en toch is het gezellig.

Op dit moment telt de vereniging 290 leden. De gemiddelde leeftijd op de bridgeclub is hoog. Het oudste lid is nu 88 en er lopen meer krasse tachtigers rond die nog op een redelijk hoog niveau strijden. In samenwerking met de Nederlandse Bridge Bond worden activiteiten georganiseerd om bridge bekender en aantrekkelijk te maken voor de jeugd. De leden van Bricas hopen ondertussen aan het tachtigjarig bestaan nog eens tachtig jaar toe te voegen, want zo wordt gesteld: ‘Bridge is een sport die de hersenen fit en actief houdt. Bridge houdt je jong’.

Gert-Jan Bremer

Bronnen:

Met dank aan: Marjan ter Laare-van den Abeele.