
Dit jaar is het landelijk thema voor de Open Monumentendagen ’Duurzaam duurt het langst’. Om extra aandacht te besteden aan dit thema, houdt op Dr. Hans van Weenen vrijdag 2 september om 20.00 uur een bijzondere lezing in Cultureel Centrum Vredeburg in Limmen.
Een bijzondere lezing
De verandering van het klimaat wordt door steeds meer mensen gevoeld. Duurzaamheid gaat over ingrepen gericht op de toekomst. Van Weenen laat zien hoe het verleden daarvoor een inspiratiebron kan zijn. Hij verbindt duurzame ontwikkeling, landschap en erfgoed, en licht toe hoe aanpassing aan veranderingen in de omgeving al eeuwenlang een thema is voor Castricum. Welke kansen biedt het historisch landschap voor oplossingen van de huidige klimaatproblemen?
6 juli 2022
Pottenstapels uit de Romeinse tijd heel bijzonder
Door: Eric Bor

Pottenstapels uit de Romeinse tijd, zoals die in Castricum op verschillende plaatsen zijn opgegraven, zijn tot nu toe alleen ook in Velsen op het Hoogoventerrein aangetroffen. In Alkmaar is een enkele vondst gedaan. Het lijkt erop, dat pottenstapels alleen in (Noord-)Kennemerland in gebruik waren.
27 juni 2022
Deelen, Derk van (Jaarboek 30 2007 pg 61-65)
Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.
Jaarboek 30, pagina 61
Wie was … Derk van Deelen

De Bunt was de naam van zijn woning aan de Tetburgstraat in Bakkum. Het was ook de naam van een kleine inmiddels verdwenen buurtschap bij Hoenderlo. Daar werd Derk van Deelen op 25 september 1900 geboren. Er stonden 11 simpele huisjes, van hout, steen en plaggen in een oeroud landschap dat tegenwoordig valt binnen het Nationale park De Hoge Veluwe. Zijn liefde voor de natuur en grote belangstelling voor bewoningssporen uit lang vervlogen tijden werd daar gewekt en hij zou die zijn hele leven niet meer kwijt raken. Zijn naam is verbonden met de Werkgroep Oud-Castricum, die dankzij zijn pionierswerk in 1967 kon worden opgericht.

De Bunt is genoemd naar een kleine grijsgroene grassoort, ofwel het buntgras. De Bunt, een ruim 15 hectare groot perceel, werd rond 1850 van het Otterlose veld afgescheiden en in negen smalle kavels verdeeld onder bewoners van Otterlo. Dagloners en heidemaaiers bouwden hier toen plaggenhutten en huisjes. In 1913 is De Bunt opgekocht en met alle bewoners gevoegd bij het landgoed De Hoge Veluwe. De bewoners vertrokken. Het is nog te zien waar de huisjes stonden. De grote solitaire bomen en groepjes sierheesters zijn overblijfsels van vroegere erfbeplanting. Van de huisjes zelf resteren slechts ondiepe kuilen. In 1913 stonden er 11 huisjes op De Bunt.

Derk staat rechts op de foto.
Derk was het vierde kind van Jan van Deelen en zijn vrouw Johanna Onderstal. Derk had drie broers en twee zusters. Vader Jan was bosarbeider. Derk volgde de lagere school in Hoenderlo. Hij ging er vanuit De Bunt lopend naar toe: anderhalf uur heen en anderhalf uur terug. Na de lagere school werkte Derk mee bij de aanleg van het park ‘De Hoge Veluwe’.
Uit die tijd dateert zijn liefde voor de natuur, voor alles wat leeft en groeit en voor de archeologie en de vuurstenen werktuigen uit de steentijd. Regelmatig ging hij met zijn vader naar bewerkt vuursteen zoeken. In de jaren (negentien) vijftig schreef hij eens een verhaal over de omgeving waarin zijn jeugd zich afspeelde: “Zwervende in het gebied zullen we leeren denken over het primitieve leven van onze vroegste voorouders en dwalende langs de oude wegen zal het verlangen in ons slerker worden om toch maar iets te weten van de nooit doorvorste historie die we hier mogen vermoeden.”
Nadat moeder Johanna in 1918 was overleden, verhuisde de familie Van Deelen naar Ugchelen. Derk ging daar werken bij de ‘Geldersche Stoom Wasch- en strijkinrichting De Nieuwe Olifant’. Bij die wasserij leerde hij Anthonia Klopman kennen en ze kregen verkering. Na enige tijd ging Anthonia als dienstmeisje werken in Den Haag. Met een mooi getuigschrift op zak solliciteerde Derk, bij de wasserij van ‘Duin en Bosch‘ in Bakkum. Hij werd er per 1 juli 1919 aangenomen.
Zo vaak als hij maar kon, ging hij met de trein naar Den Haag om zijn meisje op te zoeken. Als het regende, stonden ze onder een brug, want in het huis waar ze werkte, mocht Antonia geen bezoek ontvangen. Hij moest dan weer terug naar Duin en Bosch. Als de trein niet verder ging dan Uitgeest, liep hij naar Bakkum. Anthonia vond tenslotte dichterbij werk in Alkmaar. Ze werkt daar ook in de huishouding en hielp ’s avonds in het café van haar werkgever. Dat stond Derk helemaal niet aan. Er moest een oplossing worden gevonden.
Tetburgstraat
Derk en Antonia konden een bovenwoning bemachtigen aan de Dr. Jacobilaan en trouwden op 24 augustus 1922 in Apeldoorn. Na genoeg gespaard te hebben, lieten ze aan de Tetburgstraat een huis bouwen en in 1929 konden ze hun nieuwe woning betrekken. Het huis kreeg de naam ‘De Bunt’ om hun binding met de Veluwe nog maar eens te benadrukken. Het echtpaar kreeg vier kinderen: Hans in 1927, Hannie in 1928, Tonnie in 1931 en Ali in 1941.

Na de wasserij heeft Derk in de tuin met patiënten gewerkt en is hij parkwachter geweest en hulpportier. Het grootste deel van zijn werkzame leven was hij administratief medewerker in het magazijn van het provinciaal ziekenhuis. In het magazijn was een kantoor afgescheiden van waaruit, door veel glazen ramen, alles goed in de gaten gehouden kon worden. Hij werkte daar twintig jaar samen met zijn chef, de nu 91-jarige heer Hauser. Die herinnert zich Van Deelen als een zeer serieuze en heel aardige, bescheiden en loyale collega met een grote belangstelling voor de natuur en historie. Meneer Van Deelen zoals hij automatisch genoemd werd, probeerde hem daar ook enthousiast voor
Jaarboek 30, pagina 62
te maken. Het terrein van Duin en Bosch kende hij als zijn broekzak en hij wist precies waar bosanemonen te zien waren of waar wilde aardbeien of pirola groeiden. Ook over zijn oudheidkundige ontdekkingen mocht Van Deelen graag vertellen. Omgekeerd probeerde de heer Hauser zijn collega te interesseren voor de sportvisserij, maar die pogingen sloegen niet aan.

Het personeel was ook buiten werktijd sterk verbonden met het ziekenhuis. De kerkdiensten in het witte kerkje werden bezocht en de kinderen werden daar gedoopt. Eenmaal per jaar was er een muziekuitvoering in de muziektent die aan de Beukenlaan stond en was er zelfs een soort kermis, met het rad van fortuin. Het personeel werkte hier verkleed aan mee. De directie was streng en machtig. Toen de kinderen eens een hinkelbaan tekenden op de Dr. Jacobilaan, kwam de parkwachter zeggen dat er geschrobd moest worden, want dat mocht absoluut niet en vader Van Deelen moest daarvoor vervolgens ook nog op het matje komen!
De band in het gezin was heel hecht. Men behandelde elkaar met eerbied en respect. Ook nu wordt dat nog vaak gememoreerd. Er werd veel samen gedaan. De vakanties werden steevast doorgebracht bij de familie, ooms en tantes op de Veluwe. Vooral in deze vakanties werd de liefde voor alles in de natuur uit het heden en verleden door vader Derk op zijn kinderen overgebracht. Hij leerde ze bewerkte vuurstenen van onbewerkte te onderscheiden en Romeins glas van nieuw glas. Ook werd veel aandacht, en niet alleen in de vakanties, besteed aan het overbrengen van kennis over antiek.
Ze gingen dan ook vaak nog even naar de plaats waar de oude buurtschap De Bunt eens was. Zoals Van Deelen het beschreef: “Het huis en de schuren en de vruchtboomen zijn nu allemaal verdwenen. Kortom alles wat er toen stond is nu weg. Alleen is daar nu nog de lindeboom die eertijds voor het huis stond. Toch gaan we ieder jaar nog even kijken, want wat altijd is gebleven is de herinnering.”

Zoon Hans merkte in 1987 op dat op het informatiebordje over ‘De Bunt’ in het nationale park bij de namen van de vroegere bewoners de naam ‘Deelen’ staat en vroeg dat te corrigeren in ‘Van Deelen’. De directeur van de stichting meldde dat er rekening mee zou worden gehouden bij een volgende editie van de borden en voegde er fijntjes aan toe: “Er is met een zwarte stift al een voorlopige correctie (door u?) toegepast.”
Het bord is nu, twintig jaar later, nog steeds niet aangepast, maar alle letters beginnen te vervagen en een verbeterde uitvoering is misschien wel aanstaande.

Dochter Tonnie vertelt:
“Als ik aan mijn vader denk, dan zie ik hem als een rustige, liefdevolle wijze man waar ik een hechte band mee had. Hij was een rots in de branding voor zijn gezin. Mijn moeder en kinderen waren hem dierbaar: Als kind gingen wij zaterdag in de tobbe, want een douche was er niet. Moeder waste ons en vader kamt onze haren (de scheiding netjes in het midden) en dan snel de pyjama’s aan, ’s winters voorverwarmd bij de kachel. Op zondag wandelden we wel naar zee. De kat liep vaak mee en als het stormde mocht die bij het strand onder zijn jas. Bij slecht weer deden we spelletjes en Pa speelde vaak op het orgel. Alles uit zijn hoofd. Hij was altijd bezig en erg handig. Hij repareerde dingen die stuk waren, zelfs onze schoenen. Achter het huis hadden we een grote tuin en waarschijnlijk uit noodzaak, een volkstuin aan de Van Oldenbarneveldweg.
We hebben allerlei dieren in huis gehad, zoals een hond, kat, kippen, konijnen, eekhoorn, kauwtjes, duif, muizen en hamsters. Ook een wild konijntje dat hij gered had onder een brandstapel vandaan op Duin en Bosch. Mensen brachten ook in het voorjaar eendenpulletjes als de moeder opgevlogen was. Oh, zei mijn vader dan, geef maar hier, want de moeder komt ze wel weer halen. ’s Avonds als het schemerde mochten we dan mee naar het duin achter de Tetburgstraat, doodstil wachten tot de moeder de jongen kwam zoeken en roepen, dan piepten de kleintjes en liet mijn vader ze los. Ook kwam hij een keer met een moedereend onder zijn arm aanzetten, wij wisten dan dat in zijn zakken de pulletjes zaten. De moeder was in een sprenkel (vogelvang klem) gelopen en miste een poot. Vader timmerde een hok en zette er een teil water in en wij hadden weer wat te verzorgen. Toen de wond genezen was, werd het hele spul bij het duinmeertje losgelaten.”
Jaarboek 30, pagina 63

Oorlogsjaren
Ook voor het gezin Van Deelen veranderde er veel bij het uitbreken van de oorlog. In 1942 evacueerde de familie naar Limmen, waar ze woonruimte hadden kunnen vinden. Het huisraad werd met paard en wagen vervoerd. Het gezin ging op de fiets. Vader Van Deelen had de transportfiets van Duin en Bosch geleend, zette daar de waston op, deed er een paar kussens in en zette daar zijn eenjarige dochter Ali in.
Er brak een moeilijke tijd aan. Derk van Deelen was een van de velen die in de Wieringermeer naar tarwe aren gingen zoeken. De aren werden gedorst, gemalen en vermengd met krokusbollenmeel en bietenpulp en clan werd er brood van gebakken.
Hij hield een soort kroniek bij van wat hij in de oorlogsjaren waarnam.
Een paar gebeurtenissen daaruit:
- April 1943 In Castricum begint de grote afbraak
- Augustus 1943 Etenhalers trekken door het dorp
- 23 oktober 1943 Zware bom bij de spoorlijn en veel brandbommen
- 22 april 1944 Bijna dagelijks vliegen 800 tot 1.000 bommenwerpers over ons dorp
- 5 augustus 1944 Jagers schieten op trein tussen Castricum en Uitgeest 2 doden en een aantal gewonden.
Op 6 april 1945 hoorde Van Deelen samen met zijn vrouw bij de ooggetuigen van de executie van 10 gevangenen langs de provinciale weg. Ze wandelden in de richting van het kruispunt met de Alkmaarderstraatweg, toen er een vrachtauto, met Duitsers en 10 gevangenen aan kwam. De jonge mannen moesten uit de wagen komen en werden één voor één doodgeschoten. Zij moesten blijven staan en werden gedwongen om de afschuwelijke gebeurtenis aan te zien.
Na de oorlog keerde het gezin weer terug naar hun huis in Bakkum. Er hadden Duitsers in gezeten en alles zag er vreselijk uit. Voor het gezin waren de spanningen nog niet voorbij. De oudste zoon Hans werd opgeroepen om zijn dienstplicht te vervullen bij de mariniers in Nederlands-Indië. Toen hij in 1948 terug kwam was hij broodmager en woog nog maar 45 kilogram.
Actief leven
In de jaren die volgden, vloog de een na de ander uit. Dochter Tonnie bleef nog tot 1958 thuis wonen en Ali tot 1969. Het werd een stuk stiller in huis en al behoorden de hersengymnastiek, de quiz en het houden van een voordracht tot het verleden, toch was er nog veel aandacht voor elkaar. Vader Van Deelen zorgde altijd voor het wekken van de kinderen, tafel dekken en het klaarzetten van de fietsen. Dochter Tonnie: “In de zomer was hij al op de volkstuin als wij op de fiets naar Alkmaar vertrokken. We zeiden hem dan gedag en boven op de Dijk stapten we nog even af en zwaaiden naar hem en hij zwaaide dan terug met zijn schoffel.”
Van de ontvangst van de uitwonende kinderen en later de kleinkinderen maakten Derk en Antonia een feest. Nooit was hen iets te veel. Discussies ging hij liever uit de weg. Een typische uitspraak van hem was: “Dat kan jij nu wel zeggen, maar ik weel het niet.”
Buiten zijn gezin en zijn werk had Derk van Deelen ook aandacht voor zijn medemens. Daar waar hij kon leverde hij een bijdrage aan het kerkelijk en maatschappelijk leven. Zo was hij diaken en ook ouderling van de Nederlands hervormde kerk in soms roerige tijden. Hij ging voor de kerk op ziekenbezoek thuis en in ziekenhuizen. Ook nam hij kerkdiensten op met de bandrecorder en ging er mee rond bij de mensen die niet in staat waren geweest naar de kerk te gaan.
Lange tijd was hij bestuurslid van het bejaardencentrum, thans zorgcentrum ‘de Santmark’. De naam is op zijn voorstel gekozen en is afkomstig uit één van de ‘Kennemer Balladen’ van W.J. Hofdijk, uitgegeven rond 1850.

In 1958 was hij betrokken bij de oprichting van de Vogelwerkgroep Castricum. Heel wat jaren wandelde hij samen met werkgroeplid Scherjon op zaterdagen met patiënten langs de nestkastjes op het terrein van het ziekenhuis. Ze konden boeiend vertellen over alle bijzonderheden van de verschillende nesten en vogelsoorten.
Verder leverde Van Deelen zijn bijdrage in het bestuur van de afdeling Castricum van het Witte Kruis. Hij had wel een eigen vergaderdiscipline. Zodra het officiële gedeelte van een vergadering was afgehandeld en de gezelligheid begon, nam hij afscheid en ging naar huis.
Jaarboek 30, pagina 64
Een hoogtepunt in zijn leven was in 1959 de toekenning van de zilveren eremedaille verbonden aan de Orde van Oranje-Nassau, voor zijn werk bij Duin en Bosch, maar vooral ook voor zijn belangeloze inzet bij verschillende maatschappelijke instellingen.

Momenten van niets doen waren Derk onbekend. Na zijn pensionering in 1960, na een 41-jarig dienstverband bij Duin en Bosch, kon hij nog meer tijd besteden aan zijn twee grote hobby’s, natuur en geschiedenis. Hij hield zich graag bezig met het bestuderen van oude geschriften in de gemeentelijke en kerkelijke archieven en met het doorgronden van het verleden. Hij schreef artikelen voor het tijdschrift ‘de Speelwagen’, bijvoorbeeld over de schelpenvisserij. In de plaatselijke krant verschenen stukjes over diverse onderwerpen. Hij gaf ook lezingen met vertoning van dia’s.
Hij was correspondent voor de ‘Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek’. Een correspondentschap hield in dat archeologische waarnemingen werden beschreven en doorgegeven.
Met bewoningssporen uit de steentijd was hij opgegroeid en hij bleef altijd speuren naar vuurstenen voorwerpen. Hij vond in totaal zeven voorwerpjes, een primitief pijl puntje, een klein drietandig zaagje en vijf huidenkrabbers, maar tot zijn spijt waren deze vondsten onvoldoende om te kunnen spreken van bewoning uit de steentijd in onze streek.

Molendijk
In het voorjaar van 1950 vond hij samen met zijn zoon Hans, bij graafwerk in de duinen bij ‘De Brabantse Landbouw’ scherven van aardewerk van ver voor de jaartelling en uit de 9e, 10e en 12e eeuw en ook ploegsporen uit de middeleeuwen. Deze sporen van de vroegste bewoners van het duingebied, waren toch wel heel bijzonder en Van Deelen was er dan ook geweldig blij mee. Hij was een van de eerste leden van de vereniging voor amateurarcheologen, de Archeologische Werkgemeenschap Nederland. Aan het tijdschrift Westerheem, dat vanaf februari 1952 eerst in gestencilde vorm werd uitgegeven, leverde hij meerdere bijdragen.
Toen in 1966 met de grondwerkzaamheden, nodig voor de woningbouw in het bouwplan Molendijk-Zuid, aan de Cieweg werd begonnen, kwamen er op verschillende plaatsen enorme hoeveelheden potscherven uit de eerste en tweede eeuw voor de dag. Samen met zijn vrouw, die hem vaak hielp, probeerde hij zoveel mogelijk te redden. Het aardewerk bestond uit scherven van inheemse makelij in allerlei afmetingen en vormen. Thuis waste hij de scherven en probeerde passende scherven bij elkaar te voegen. Soms lukt het hem uit een berg scherven een bijna complete kom of pot samen te stellen. De schuur achter huize De Bunt raakte intussen voller en voller.
Werkgroep Oud-Castricum
De resultaten van de naspeuringen van Van Deelen op historisch gebied en zijn vele archeologische vondsten maakten duidelijk dat met meer mankracht nog meer bereikt zou kunnen worden. Eenmaal zou hij de fakkel toch moeten overgeven en nu zou hij zijn kennis nog aan meer mensen kunnen overdragen. Van Deelen was bereid om zich daarvoor in te zetten en daardoor werd het mogelijk de Werkgroep Oud-Castricum op te richten.
Op 16 mei 1967 kwam een aantal Castricummers in het oude raadhuis van Castricum voor het eerst bij elkaar. Van Deelen installeerde de werkgroep, waarbij hij de wens uitsprak dat in Castricum ooit nog eens een oudheidkamer of een klein museum zou worden opgericht. Voor dat doel stelde hij graag al zijn bodemvondsten aan de werkgroep ter beschikking.
Aan verschillende archeologische verkenningen, tentoonstellingen en lezingen van de werkgroep heeft Van Deelen volop meegewerkt. Uit de eerste zin van een brochure voor een tentoonstelling blijken de warme gevoelens die hij voor het dorp koesterde: ” Van welke kant we Castricum ook benaderen, het moet ons steeds opvallen op
Jaarboek 30, pagina 65
welk uniek plekje grond ons dorp van een onbetekenend gehucht is uitgegroeid tot het welvarende forensendorp zoals wij het nu kennen.”
‘Historie van Castricum en Bakkum’
Zijn naspeuringen in diverse archieven zette hij voort. Zelfs na een staaroperatie bleef hij met behulp van een borduurlens nog werken aan het ontcijferen van moeilijke handschriften. De aantekeningen die hij maakte, waren bestemd voor een ooit nog eens uit te geven boek ‘Historie van Castricum en Bakkum’. Hij typte het manuscript uit op een ouderwetse schrijfmachine.
Tenslotte ging hij op zoek naar een uitgever. Na enkele teleurstellende ervaringen – eenmaal raakte het concept zelfs zoek en is het nooit meer boven water gekomen – kwam hij in contact met de startende uitgeverij Pirola van Henk Jellema en Alphons Leysen uit Schoorl, die ook betrokken waren geweest bij de totstandkoming van het boekje ‘Oude ansichten van Castricum’. Jellema en Leysen zagen de waarde in van het verzamelde materiaal en hebben zich ervoor ingezet om het levenswerk van de heer Van Deelen uit te geven.
Intussen werd hij ziek en kampte met afnemende krachten. De uitgevers deden hun uiterste best en het was Van Deelen nog vergund om een proefdruk van zijn boek in handen te kunnen houden. De Werkgroep Oud-Castricum had intussen de beschikking gekregen over een eigen onderkomen aan de Geversweg dat overeenkomstig zijn wens de naam De Duynkant kreeg. Ook dit gebouwtje, waarin veel van zijn vondsten werden geëxposeerd, heeft hij nog kunnen bezoeken, maar de officiële opening heeft hij niet meer mee kunnen maken.

Op 24 augustus 1973, op zijn 51e trouwdag, overleed Derk van Deelen. Hij was bijna een jaar ernstig ziek geweest en thuis liefdevol verzorgd door zijn vrouw.
Dominee Bijl sprak bij de uitvaartdienst: “Mijnheer Van Deelen heeft heel intensief, heel bewust geleefd. Alles wat hij zei en alles wat hij deed, was goed doordacht, goed overwogen. Door zijn begaafdheid en zijn beschaafdheid heeft hij voor velen werkelijk iets betekend.”
Mevrouw Van Deelen werd nog door de werkgroep gehuldigd bij het bereiken van haar tachtigste verjaardag. Zij overleed op 25 januari 1986.

Wie nu op zoek gaat naar het intieme huis van de familie Van Deelen aan de Tetburgstraat zal het er niet meer vinden. ‘De Bunt’ heeft ook daar zijn plaats moeten afstaan.
Niek Kaan
Samengesteld met hulp van Ali, Tonnie en Hans van Deelen.
- Verschenen jaarboekartikelen over personen:
- Asjes, Albert
- Bakker, Kees – kunstschilder
- Bakker, Thijs
- Brandjes, Co
- Buuren, Armin van
- Deelen, Derk van
- Dekker, Dirk
- Gevers, Frits
- Ginhoven van, Huibert
- Godschalk gezin
- Hageman, Arie
- Heeck, Cor
- Heideman, Henk
- Heimans, Eli
- Hoberg, Jan
- Hofdijk, Willem Jacobsz.
- Hurk, Gesina van der
- Jacobi, Jan Willem
- Jacobs-Wentink, Gré
- Kortenoever, Eldert
- Kraakman, Jacob
- Kramer, Matthijs
- Krist, Meine
- Kuijs, Niek
- Leenaers, Henri
- Mooij, Cor
- Mooij, Geertje ten Wolde
- Nievelt, Anne van
- Peperkamp, Cor
- Portegies, Sijf
- Rommel, Albert
- Scheerman, Hein
- Schut, Dirk
- Schotvanger, Dirk
- Stuyt, Jan
- Toepoel, Leo
- Tulp, Lide
- Twisk, Engel
- Vasseur, Johannes Bernardus
- Veldt, Klaas
- Vlaanderen-Boot, Tiny van
- Weda schilders
- Weenen, Wub van
- Wit de, vrachtrijderij
- Zomerdijk, Herman
20 juni 2022
Munten zoeken, leuk!

Piepen
Gisteren, op zondag 19 juni, hebben meer dan honderd kinderen vlak bij het gebouw van Oud-Castricum gepiept. Ja piepen, zo noemen echte detectorzoekers het zoeken van oude spullen van metaal met een metaaldetector.
Met een metaaldetector kun je in de bodem allerlei interessante objecten vinden. Oude gespen, munten, sieraden, gewichten, knopen, penningen, vingerhoedjes en zelfs goud! Een metaaldetector reageert op alle metaalsoorten waaronder goud, zilver, ijzer, koper, brons etc.
1 juni 2022
Zoek met de detector en win de zilveren munt

Op zondag 19 juni doet Oud-Castricum mee aan de Nationale Archeologie Dagen met een speciale zoekwedstrijd voor kinderen. En voor jong en oud is er de mogelijkheid om eerdere vondsten voor te leggen aan de archeologie-experts van Oud-Castricum.
Voor de zoekwedstrijd kan er door kinderen tussen 14:00 en 16:00 naar hartenlust worden gedetecteerd op een landje in de buurt van De Duynkant. In Castricum en Bakkum zijn al zes gouden munten gevonden en honderden zilveren munten. Wie weet vind jij ook wel een oude munt of een ander metalen voorwerp uit de oudheid!
2 maart 2022
Waardoor de Papenberg zo hoog is
Door: Eric Bor

De Papenberg is de hoogste duinketen van het duingebied van Castricum en Bakkum. Ik heb al eens verteld dat hij vroeger tot aan de Mient kwam, maar dat in de negentiende eeuw een groot deel is afgezand, waardoor het vlakke gebied de Zanderij ontstond. Naast de nu nog bestaande Papenberg bleef er ook bij Duin en Bosch nog een kleine rug voor afzanding gespaard. Hoe kan het dat er dicht bij het dorp zo’n hoog duin is ontstaan, terwijl het duinterrein daarachter tot aan de duinen aan de kust heel vlak is?