|
Klik hier voor een uitleg over het gebruik van de informatiebank artikelen en documenten
|
|
|
Documentnummer | : | 13034 |
---|---|---|
Titel | : | Pedagogisch beleidsplan Stichting Kinderopvang Castricum 't Drempeltje |
Auteur | : | |
Datering | : | november 1998 |
Beschrijving | : | STICHTING KINDEROPVANG CASTRICUM Pedagogisch beleidsplan Stichting Kinderopvang Castricum 't Drempeltje november 1988 Kinderdagverblijf en peuterspeelzalen: Asserlaan 1, Castricum Tel.: 0251 - 658058 Fax: 0251 - 671595 Naschoolse opvang 't Bruggetje 1 : 1e Groenelaan 66, Castricum, Tel.: 0251 - 672371 Naschoolse opvang 't Bruggetje 2 : Henri Dunantsingel 156 Castricum, Tel.: 0251 - 654486 Postadres: Postbus 401, 1900 AK Castricum - Postgiro: 1851718 - Rabobank 31.19.36.326 -2- Inhoud: Inleiding Geschiedenis van Stichting Kinderopvang Castricum 't Drempeltje pag. 3 Waarom een pedagogisch beleidsplan? pag. 4 Het pedagogisch beleidsplan Wie was Celestin Freinet? pag. 5 Freinet binnen 't Drempeltje pag.6 De uitgangspunten 1. Het kind serieus nemen. Een kind wordt geen mens, maar is een mens pag. 7 2. Gezamenlijkheid geeft plezier, voldoening en verbindt mensen pag. 8 3. Verantwoordelijkheid naar draagkracht pag. 9 4. Kinderen willen graag leren van volwassenen en dezelfde dingen doen pag. 10 5. Vrije expressie pag. 11 Nawoord Literatuur pag. 12 2 -3- Inleiding Geschiedenis Stichting Kinderopvang Castricum 't Drempeltje In 1969 werd de Stichting Kinderopvang Castricum 't Drempeltje opgericht. In eerste instantie werd met een peuterspeelzaalgroep gestart, geleidelijk aan kwamen er meer groepen. In 1990 konden de peuterspeelzalen, na omzwervingen in diverse panden, hun intrek nemen in het huidige gebouw aan de Asserlaan, dat eigendom is van de Stichting Kinderopvang Castricum 't Drempeltje. In dit onderkomen worden tegenwoordig 165 peuters per week opgevangen in totaal 10 groepen. Tegelijkertijd met het betrekken van het nieuwe pand werd gestart met twee kinderdagverblijfgroepen, een baby- en een peutergroep, met een totaal van 22 kindplaatsen. Na twee jaar werd met de halve dagopvang gestart; deze groep heeft 8 kindplaatsen, waar kinderen alleen de ochtend kunnen worden opgevangen. In 1993 is 't Drempeltje uitgebreid met nog twee groepen: een verticale groep met 12 kindplaatsen in het kinderdagverblijf en een naschoolse opvanggroep. Deze laatste werd gevestigd in units aan de 1e Groenelaan. Uiteindelijk kon in 1996 de voorlopig laatste groep aan het rijtje worden toegevoegd: een halve naschoolse opvanggroep aan de Henri Dunantsingel, die in 1998 werd uitgebreid tot een hele groep, waarmee aan beide zijden van de Soomerwegh de naschoolse opvang faciliteiten zijn gevestigd. De Stichting Kinderopvang Castricum 't Drempeltje wordt bestuurd door een bestuur van 7 personen, inmiddels zijn er 33 medewerkers in dienst van de Stichting. 3 -4- Waarom een pedagogisch beleidsplan? Na jaren gewerkt te hebben zonder een eenduidige visie, ontstond in 1996 de behoefte om vanuit een bepaald pedagogisch kader te werken met de kinderen die gebruik maken van ons kindercentrum. Tot dan toe werkte iedereen naar beste kunnen, maar allemaal vanuit eigen persoonlijke visie, steunend op verschillende soorten opleiding, eigen opvoeding, eigen normen en waarden. Om kwaliteit van opvang te kunnen bieden en dit ook te kunnen toetsen is vanaf die tijd gewerkt aan het ontwikkelen van een pedagogische visie. Voordelen hiervan zijn dat je je als kindercentrum beter kunt profileren: dit zijn wij en zo werken wij, naar ouders, maar ook naar bedrijven en de gemeente. Groepsleiding kan worden aangesproken op de afspraken die gemaakt zijn in het pedagogisch beleid en niet alleen op persoonlijk functioneren. Er is, met een pedagogisch beleids-commissie gezocht naar pedagogen, van wie de uitgangspunten konden worden vertaald voor kinderen in de leeftijd van 0 tot 13 jaar. Uiteindelijk is er gekozen voor Freinet, Korczak en Montessori. Om tot een keuze van een van deze 3 pedagogen te komen werd in mei 1997 een avond georganiseerd voor ouders, oudercommissies, medewerkers en bestuursleden, waarop van elke pedagoog anoniem de vijf belangrijkste uitgangspunten werden besproken. Aan het eind van de avond konden alle aanwezigen aangeven wat zij de vijf meest belangrijke pedagogische uitgangspunten vonden voor het werken binnen 't Drempeltje. De ideeen van Freinet spraken het meest aan, zodat het pedagogisch beleidsplan gebaseerd is op zijn pedagogische ideeen. 4 -5- Het pedagogisch beleidsplan Het pedagogisch beleidsplan bestaat uit een uiteenzetting van de ideeen van Celestin Freinet, geillustreerd met voorbeelden uit de praktijk. Wie was Celestin Freinet? Celestin Freinet (1896-1966) groeide op als boerenzoon in een dorpje in de Franse Alpen. In 1920 werd hij onderwijzer op een tweeklassige dorpsschool in het plaatsje Bar-sur-Loup. Hij kreeg een klas met 35 jongens van 5 tot 8 jaar en ontdekte al gauw dat de kinderen nauwelijks geinteresseerd waren in de door hem aangeboden klassikale leerstof. Hij zag in dat hij zijn aandacht vooral moest richten op wat de kinderen zelf interesseerde. Hij maakte lange wandelingen met hen en merkte dat de kinderen buiten veel meer los kwamen. Ook ging hij met hen kijken in de werkplaatsen in het dorp. In school werden de ervaringen gebruikt, bijvoorbeeld opgeschreven in teksten of uitgewerkt in nieuwe vormen van natuuronderwijs. De wereld buiten-de-school werd binnen de school gehaald. Hij introduceerde een drukpers, waarop de teksten door de kinderen zelf gedrukt konden worden. De gedrukte teksten werden binnen de school uitgewisseld, maar ook naar andere scholen gezonden. De kinderen van de school in Bar-sur-Loup begonnen te corresponderen met kinderen uit een vissersdorpje in Normandie. Zo wisselden ze hun belevenissen uit en lerden iets kennen van elkaars omgeving. Het pedagogisch uitgangspunt van Freinet (het centraal stellen van het kind in zijn milieu) leidde er toe dat Freinet zich ook ging bezighouden met de situatie waarin de ouders van de kinderen verkeerden. Hij richtte samen met anderen boeren- cooperaties op, hij streed voor betere werkomstandigheden van arbeiders en boeren en hij hielp mee aan het tot stand komen van een vakbond voor onderwijzers. In 1928 verhuisden Freinet en zijn vrouw Elise naar Siant-Paul, een stad met grote klasse-tegenstellingen. Zij werkten onder moeilijke omstandigheden in een armenbuurt in het centrum. Tijdens de eerste oorlogsjaren was hij geinterneerd op verdenking van communistische sympathieen, in die tijd schreef hij diverse boeken en artikelen. Na de oorlog nam het aantal leerkrachten dat mee ging doen aan de Freinet-beweging snel toe. Ook verspreidden de ideeen van Freinet zich over diverse Europese landen. 5 -6- Freinet binnen 't Drempeltje De Freinet-pedagogiek is in de eerste plaats een basishouding hoe je als mensen met elkaar omgaat. De technieken zijn niet in regels vastgelegd. De omschrijvingen zijn geen handleidingen en geven zeker niet van dag tot dag aan wat groepsleiding en kind moeten doen. Werkomstandigheden zijn iedere keer verschillend en daarbinnen heeft ieder kind en iedere medewerker recht op respect voor de eigen identiteit. Het is een proces van proberen, overleg met de groep, overleg met collega's en overleg met ouders. Het toepassen van de Freinet-gedachten betekent compromissen sluiten, nieuwe oplossingen vinden, teleurstellingen ervaren en successen behalen. De uitgangspunten 1. Het kind serieus nemen. Een kind wordt geen mens, maar is een mens. 2. Gezamenlijkheid geeft plezier, voldoening en verbindt mensen. 3. Verantwoordelijkheid naar draagkracht. 4. Kinderen willen graag leren van volwassenen en dezelfde dingen doen. 5. Vrije expressie. 6 -7- 1. Het kind serieus nemen. Een kind wordt geen mens, maar is een mens Wij vinden het belangrijk een kind te aanvaarden zoals het is en het serieus te nemen, ongeacht zijn leeftijd. We willen openstaan voor alle emoties, zoals boosheid, verdriet, eenzaamheid, onzekerheid, angst, beledigd of uitbundig zijn. De uitingen van deze emoties benaderen we positief en we geven aan ze te herkennen. We vinden het belangrijk dat kinderen kennis maken met en respect hebben voor mensen uit verschillende culturen en met een verschillend uiterlijk en persoonlijkheid. Meedoen in bijvoorbeeld de kring wordt wel gestimuleerd, maar als een kind echt niet wil, kan het buiten de kring iets anders gaan doen. Daarbij worden wel afspraken gemaakt, zodat de kring niet wordt verstoord. Bij het eten willen we graag dat alle kinderen aan tafel blijven, maar een kind kan een hele goede reden hebben om wel even van tafel te gaan. Belangrijk is dat we de eigenheid van het kind in tempo, temperament, wensen en stemmingen respecteren. We maken voortdurend een afweging van individuele en groeps-belangen: een individuele wens hoeft het belang van de groep niet in de weg te staan en kan zelfs iets toevoegen. Regels en afspraken zijn er, maar kunnen eventueel worden aangepast aan de behoeftes van de situatie, de kinderen, de groepsleiding. Er is ruimte voor het individu binnen de groep. De afspraak dat bv. de poppenhoekspullen in de poppenhoek moeten blijven, kan worden gewijzigd als een kind met de poppen elders in de groepsruimte wil gaan picknicken. We vinden het belangrijk in te gaan op wat kinderen zelf aangeven: vogels zien, het regent buiten: wat kun je allemaal met water doen? We nemen kinderen serieus. Bijvoorbeeld binnen de naschoolse opvang kunnen kinderen een actieve rol krijgen in het besturen en organiseren van de groep. We zien kinderen als volwaardige mensen en nemen hen serieus in hun groei naar steeds grotere zelfbepaling en zelfverantwoordelijkheid. In die groei willen we hen helpen door hen in de veilige sfeer van de groep ervaringen op te laten doen met zelfbestuur op een niveau dat bij hun ontwikkelingsfase past. Het mag echter geen spelletje zijn of een overdracht van formaliteiten. Hier zijn een aantal basisvaardigheden voor kinderen voor nodig zoals: je wensen kunnen formuleren, situaties kunnen overzien, de consequenties van je handelen begrijpen, weten wat een beslissing, een afspraak of regel is, vragen kunnen stellen, kunnen aanvaarden dat een ander iets op een andere manier doet dan jijzelf, belangstelling hebben voor je omgeving, enz. Dit zorgt voor veel relatie- en leermomenten die lang niet allemaal via de leiding lopen. De groepsleiding komt minder centraal te staan in allerlei processen. De groepsleiding staat open voor de regels en initiatieven die de groep voorstelt en let erop dat afspraken worden nagekomen. Ook zij zal kritiek krijgen vanuit de groep. Hoewel de groepsleiding uiteindelijk de regels bepaalt, ervaren kinderen dat ze werkelijk invloed hebben op hun eigen situatie, en daarin iets kunnen veranderen. Om gelijkwaardigheid tussen kinderen en groepsleiding te bewerkstelligen proberen we goed naar kinderen te luisteren en bijvoorbeeld geen verkleinwoorden te geberuiken, omdat het lijkt alsof je ze dan niet serieus neemt. 7 -8- 2. Gezamenlijkheid geeft plezier, voldoening en verbindt mensen. Een kind is niet alleen een individu, maar het maakt deel uit van de groep, het kindercentrum, het gezin, de buurt, de maatschappij. Door samen met de groep dingen te ontdekken, feesten te vieren en ervaringen te delen maakt een kind "geschiedenis" met de groep waarin het zich bevindt. Het kind kan op gebeurtenissen terugkijken en blijdschap, verdriet, pijn of angst delen met de anderen. De kring is bijvoorbeeld een moment van rust en aandacht voor elkaar en het delen van ervaringen. Wie zijn er vandaag niet, is er iemand ziek of met vakantie. Het delen van dit soort dingen met anderen geeft het kind meer inzicht in tijd en gebeurtenissen. Ook kan dit moment gebruikt worden om ervaringen vast te leggen in het groepsboek met behulp van tekeningen en teksten. Als team willen we een warme, open en enthousiaste sfeer uitstralen; een sfeer van gezamenlijkheid.We vinden het belangrijk om aandacht te besteden aan rituelen, zoals feesten, bijzondere gelegenheden, steeds terugkerende gebeurtenissen; zij doorbreken het dagelijks ritme, maar vormen ook een herkenning. Het zijn bij uitstek gelegenheden om met zijn allen rond een bepaald thema iets te doen. De groepsleiding zal hierbij randvoorwaarden moeten creeren zoals een zorgvuldige tijdsplanning en taakverdeling vooraf zodat kinderen, waar mogelijk, zelf volop kunnen meedenken en eventueel organiseren. Dit bevordert de saamhorigheid, de vrije expressie, de eigen verantwoordelijkheid. We denken hierbij aan de volgende gebeurtenissen: - wennen - afscheid - overgang van baby- naar peutergroep, van kinderdagverblijf naar naschoolse opvang - verjaardagen kinderen en groepsleiding - gezamenlijke maandopening - Kerstmis, Sinterklaas, Pasen en andere feesten - ritme van de seizoenen. 8 -9- 3. Verantwoordelijkheid naar draagkracht We betrekken de kinderen bij het werk op de groep zodat ze inzicht krijgen in wat er om hen heen gebeurt, maar ook om hen een taak en verantwoordelijkheid te geven in het werk dat moet gebeuren op de groep. We kijken daarbij naar de leeftijd van het kind en naar de mate waarin het zelfstandig taken kan uitvoeren. We willen de kinderen laten meedoen in zinvolle en op maat gesneden taken. Kinderen kunnen veel meer zelf dan wij als volwassenen verwachten, als ze maar de tijd krijgen om het in hun eigen tempo te doen. Doordat kinderen in allerlei situaties ervaringen opdoen, krijgen ze een bepaalde verantwoordelijkheid. We nemen ze daarin serieus. Kinderen zijn trots op wat ze zelf gedaan hebben; het geeft ze zelfvertrouwen en verhoogt hun zelfredzaamheid, zodat ze minder afhankelijk van de volwassenen zijn. Zinvol werk doet een beroep op zowel je hoofd als je handen. We maken geen onderscheid in hand -en hoofdarbeid, beide zijn even belangrijk. Wij als volwassenen willen ons niet te snel mengen iets wat zich tussen twee kinderen afspeelt. We helpen ze inzicht te krijgen en geven ze de ruimte naar een eigen oplossing te zoeken. We proberen ze te leren met woorden problemen op te lossen. Hierbij maken we gebruik van de Gordon-communicatiemethode, waarbij we er vanuitgaan dat beide kinderen hun probleem leren duidelijk te maken en dat ze samen tot een oplossing komen. Als dat niet lukt, helpen we de kinderen hierbij. 9 -10- 4. Kinderen willen graag leren van volwassenen en dezelfde dingen doen We bieden de kinderen levensecht materiaal aan, omdat ze recht hebben op de wereld van de volwassenen. Kinderen leren door ervaringen in hun eigen natuurlijke omgeving. Kinderen kunnen klauteren en klimmen; we willen en kunnen niet alle kleine ongelukjes voorkomen, het hoort bij het leven, letterlijk mogen leren door vallen en opstaan. We laten de kinderen datgene doen wat ze zelf aankunnen en zullen ze bv. ook niet op een hoog klimrek zetten als ze daar niet op eigen kracht op kunnen klimmen. Een kind ervaart door zelf doen zijn mogelijkheden en beperkingen en wij geven hem de gelegenheid daarvoor zelf een oplossing te bedenken. Een oplossing kan bv. ook zijn dat hij een leidster om hulp vraagt. We vinden het belangrijk dat in dergelijke situaties het initiatief vanuit het kind komt. We gaan ervan uit dat het leven zelf alles in petto heeft voor de ontwikkeling van het kind; leren stapelen kan met speciaal ontworpen blokken, maar ook door bekers en borden te stapelen bij het tafel afruimen. Kinderen mogen dingen zelf doen: zelf hun brood smeren en snijden met een goed mes, zelf knippen, limonade maken. Op deze manier komen alle vaardigheden aan bod (fijne motoriek, oog-hand-coordinatie e.d.) in dagelijkse activiteiten, zonder dat daar de nadruk speciaal op ligt. Als volwassenen moeten we de verleiding weerstaan om het snel even zelf te doen. We zullen de tijd moeten nemen voor deze activiteiten. Voor ons is het steeds een uitdaging om te ontdekken hoeveel kinderen zelf al kunnen en leuk vinden om te doen. Niet omdat wij ze bezig willen houden, maar om hen uit te dagen en inzicht en verantwoordelijkheid te geven. We vinden dat volwassenen een voorbeeldfunctie hebben voor kinderen. We vinden dat je niet naar elkaar moet schreeuwen maar naar elkaar moet luisteren, dat je respect voor elkaar hebt. We vinden het ook belangrijk uitstapjes te maken naar bv. de bakker (zelf bestellen!), het postkantoor. Op deze manier kunnen we het kind kennis laten maken met wat er in de wereld buiten het kindercentrum gebeurt. 10 -11- 5. Vrije expressie Vrije expressie is een manier om materiaal te leren kennen, maar ook om dingen die je hebt meegemaakt te verwerken. Het geeft een kind de mogelijkheid zich vrij te uiten en zich te laten kennen zoals het is. Kinderen leren het meest door te experimenteren met verschillende materialen. De ervaringen van de kinderen vormen het belangrijkste uitgangspunt. Verder is het belangrijk de belevingswereld van het kind binnen het kindercentrum te halen. Dan voelt het zich thuis en is het echt geinteresseerd in wat het doet. De taak van de groepsleiding is zoveel mogelijk in te spelen op wat kinderen zelf aan ideeen en opmerkingen aandragen. Om dat te bereiken wordt bv. niet met voorgeknipte vormen gewerkt. De invulling van een activiteit kan per kind verschillen, het is belangrijk dat de volwassenen kinderen daarin de ruimte geven. Kreatieve activiteiten zoals zingen, dansen en kleien zijn belangrijk, niet gericht op een resultaat, maar op de beleving en de voldoening van het kind tijdens en na de activiteit. Het kind wordt geleerd om iets af te maken en wordt begeleid om stap voor stap steeds zijn mogelijkheden en grenzen te ontdekken. 11 -12- Nawoord: Dit pedagogisch beleidsplan is bedoeld als uitgangspunt voor het (ped)agogisch handelen op de groepen. Het pedagogisch beleid geeft een punt in de tijd weer. Het omschrijft van waaruit er op dit moment gewerkt wordt binnen onze afdelingen. Het maakt deel uit van het totale beleid van de Stichting. Dit wordt onder meer gevormd door het ouder-, het oeganisatie-, het personeels-, het financieel-, het accommodatie- en het extern beleid. Het is de bedoeling dat het pedagogisch beleidsplan elke 3 jaar op haar inhoud en bruikbaarheid getoetst wordt door de teams en de oudercommissies. Pedagogisch beleid is doorlopend in ontwikkeling en aan verandering onderhevig door nieuwe pedagogische inzichten. Ook andere ontwikkelingen zoals bijvoorbeeld ouder- of financiele belangen kunnen leiden tot bijstelling van het pedagogisch beleid. Aan de hand van dit pedagogisch beleidsplan worden in nauwe samenwerking met de groepsleiding speelwerkplannen geschreven, waarbij alle activiteiten (zoals bv. buiten spelen, wennen, slapen, omgaan met zindelijkheid, werken met knutselmateriaal e.d.) en de manier waarop ze in de praktijk worden uitgevoerd worden getoetst aan de vijf uitgangspunten van Freinet, zoals die hierboven beschreven zijn. De speelwerkplannen en de uitvoering daarvan zijn in voortdurende ontwikkeling. Ze worden in de praktijk getoetst en waar nodig bijgesteld. Literatuur: Donkersloot, Miekee: "Ik ben waarschijnlijk groot" - over peuters en Freinet ISBN 90 70423278 12 |
Soort | : | Archiefstuk |
Naam krant | : | Dagblad Kennemerland |
Jaargang/nummer | : | |
Plaats | : | Castricum |
Straat/wijk | : | Asserlaan |
Medium | : | Publicatie |
Rubriek | : | Kinderopvang |
Subrubriek | : | |
Plaatsing | : | A4-01 |
Archiefdoos-map-nr. | : | 10-5-22 |
Record aangepast: 09 maart 2023