27 augustus 2025

Wat eens mijn dorpje was

Deel 1: Naar school en onderweg terug naar huis

Overtoom, Verlegde Overtoom, J. Hobergstraat, Leo Toepoelstraat en Huibert van Ginhovenstraat.

Door Maria Castelyn-Stuifbergen 1

5 April, 1950. Mijn wiegje stond in het huis in de Huibert van Ginhovenstraat waar ik als tweede dochter van Piet en Annie Stuifbergen geboren was en opgroeide. Van de eerste paar jaar weet ik weinig te vertellen tot ik zo bewust naar de eerste klas van de kleuterschool ging.

Ik herinner de grote deuren naar het schoolplein. Mijn schoentjes voelden zwaar aan toen de zuster/non mijn handje nam en mij welkom heette op de (ik geloof, St. Bernadette) kleuterschool. Tranen rolden over mijn wangen als ik mijn moeder door de grote houten deuren het plein verliet. Hoe kan zij dat nu doen? De zuster begeleidde mij naar het klasje waar, zoals ik mij herinner, speelgoed stond. Poppen, zandbak, etc. etc.. Mijn verdriet was gauw vergeten en voelde mij comfortabel worden. Soms kregen we een luciferdoosje versierd mee naar huis en moest mijn moeder geld erin doen om het voor mij weer terug te geven aan de zuster. Als het mooi weer was mochten we op het schoolplein in de zandbak spelen.

Na twee jaar ging ik naar de eerste klas van de Maria Goretti school. Ook een hele nieuwe ervaring. Klas met bankjes. Platen aan de muur van aap, noot, mies. Het spelen was voorbij. Er moest geleerd worden met regels, bidden, zingen en een letterdoos waar wij woorden mee moesten maken. Een schoolbel die klonk op het schoolplein als speeltijd afgelopen was.

De jaren gingen voorbij en, voor ik het wist, ging ik naar de huishoudschool. Juffrouw Bos was de lerares. Leren koken, strijken, wassen en poetsen. Vier keer per dag liep je van en naar school. We passeerden alle winkeltjes. En naast de kleuterschool was er een huisje, waar een lilliputter vrouwtje (Van der Schaaf, red.) bontjassen naaide. Altijd even zwaaien naar haar. Naast haar woning was een slagerij: Admiraal. We konden het niet laten om of een plakje worst te vragen, of een kluif voor de hond, (ook al had je geen hond) en als je dacht dat je in een gekke bui was, vragen of hij varkenspootjes had? En als hij met een ja antwoordde, dan zeiden we: ” loopt dat nu lekker”? En dan rende we de winkel uit. Dan het sigarettenvrouwtje met haar winkeltje (Guurtje Stuifbergen, red.). Zo’ n lief vrouwtje. Dan passeerden we een winkel, wat ik mij herinner was het een Chinees restaurant (Tong Fa, red.). Dan nog tussen het restaurant en bakker van Zilt had je de ijzeren paaltjes met kettingen waar je op kon schommelen. Bij bakker van Zilt kochten wij ouwel velletjes in verschillende smaken voor een cent per stuk. Het was een traktatie vooral als je de cent nog op straat had gevonden. Naast de bakker had je de herenkapper Jan Stam. Maar hij deed ook kinderen. Inclusief mijzelf. Het was altijd net alsof je een bloempot op je hoofd had gehad en daaromheen geknipt was. Dan was er een café. De naam kan ik mij niet herinneren (De Vriendschap, red.). En dan de winkel van Huitenga die toen ook dameskleding verkocht. Ik kan mij herinneren dat in de toonbanken allemaal laatjes waren waar truitjes of blouses netjes opgevouwen lagen. En als je iets wou zien, trokken ze het laatje open en spreidden het artikel uit op de toonbank. We gingen weleens naar binnen en vroegen de verkoopster of ze ons truitjes, vestjes of andere kledingstukken kon laten zien? De laatjes gingen open en het een en ander werd tentoongesteld. Ja, klant was koning, nietwaar? Nooit kochten we wat, maar de verkoopster had weer wat te doen om zich bezig te houden. Ja, we waren deugnieten.

We sloegen de Schoolstraat in om de reis naar huis te maken. Dat was een rijtje huizen met een ervan de schoenmaker (Van Kessel, red.). Je liep even verder en op de hoek had je een winkeltje met sigaretten, snoepgoed en ijs (Dijkstra en vanaf 1960 Zonneveld, red.). En om de hoek daarvan had je nog een bakker (IJpelaan, red.). De achterkant van de melkfabriek en een straatje wat je naar de, ik geloof Schoutenbosch bracht. Dan het zeemanshuis (Maria bedoelt het Armenhuis, red.) waar oude zeemannetjes op een bankje staan. En een heel groot huis. Ik denk notaris- of doktershuis? (de oude pastorie van de protestantse kerk, red.) Wel kan ik mij herinneren, dat er brandoefeningen gedaan werden door de brandweer.

Om de Leo Toepoelstraat in te gaan passeerde je het jeugdhuis, het gidsenhuisje en dan de winkel van mijn opa en oma Stuifbergen die snoep, koffie, sigaretten, suiker etc. verkochten. Langs de huizen liepen we dan naar het achterpadje van de huizen in de Van Ginhovenstraat om bij jouw huis te stoppen voor lunch of avondeten. Er werd heel wat afgespeeld bij de buurtkinderen in dat padje.

Hierbij laat ik het voor deel 1. Tot de volgende tweede deel, mocht je geïnteresseerd zijn.
N.B. Deel 2 verschijnt op 22 september op deze website.

[1] Over de schrijfster
Maria is geboren in Castricum en woont in Mattawa ten noorden van Toronto dicht bij Northbay in Canada. In haar verhalen heeft de webredactie haar ‘Engelse’ toon behouden. Maria is een zus van Jaap Stuifbergen, die vele jaren aan Oud-Castricum verbonden was.

5 Reacties
Nieuwste
Oudste
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties