Een dagje naar duin en strand

Door Maria Castelyn-Stuifbergen 1
Wel! Trek de wandelschoenen aan of op de fiets? Want ik neem je mee door het duin naar het strand. Ik vertel hoe ik als kind de duinen als vertier beleefde.
Beginnende bij de begraafplaats Onderlangs nam ik soms met mijn ouders het weggetje naar het huis waarop stond “Kijk Uit”. Als het bramentijd was, hadden we emmertjes of plastic tasjes mee om ze daarin te doen. Bij het huisje van de boswachter gingen we linksaf (Helmweg, red.) richting grote groene veld waar ook wij soms met een kleed, limonade, snoepjes of koekjes vertoefden om te spelen. Vooral het stuk bunker dat rond was (Tobroek, red.) en waar je in of uit kon klimmen was een vertier. Ik had gehoord over de oorlog, maar realiseerde niet wat het werkelijk ingehouden had voor mijn ouders. Voor ons was het speelgoed. Uren hebben we doorgebracht bij dat veld. Als je van dat veld af ging, kon je aan de overkant van dat pad (Doodelaan, red.) een berg opklimmen en kwam je boven bij de Papenberg uit om daar weer naar beneden te rollen. Maar als je terugging van het grote veld op het pad naar het boswachtershuis, kwam je aan je linkerhand nog een bunker tegen met deuren. Wel een beetje angstig om te zien. Het was zo donker en iemand had gezegd: daar liggen nog de goede bommen. Terwijl een ander vertelde dat het de opslag van de films van het Corsotheater was. Hoe dan ook, het was voor mij niet aantrekkelijk en liep snel door. Andere keren gingen we via het boswachtershuis met de fiets of lopend richting Zeeweg en de kluft op richting strand. Het was altijd een interessante trip door de bossen daarheen. We juichten als je eens een konijn zag. Op de Zeeweg aangekomen en het strand bezichtigd, keerden we, om dan naar beneden te fietsen, wat een spel was om te zien wie het eerste beneden kwam zonder te trappen. Wat een gemak was dat. We bleven op de Zeeweg om langs het tentenkamp te gaan, wat in de zomer vol stond met kampeerders, en het “Johanna’s Hof” Daar kon je genieten van de mensen op het terras, de eekhoorns op de grond, en de eikels of beukennootjes of kastanjes rapen. Dat kostte niets. Het was een luxe om daar op het terras te zitten, de prijzen waren echt voor rijke mensen. Vanaf het Johanna’s Hof gingen we richting water wat in de winter een ijsbaan was. Naast een voetbalveld. Dan bij de kruising gingen we rechtsaf richting Bakkum, wat toen nog een eigen dorp was. Daar stond een patatkraam genoemd “De Klomp”. Heerlijke patat. Gewoon een traktatie. Aan de overkant had je hotel Borst met een straatje. En de school (naam vergeten) (School met den Bijbel, red.). De grote herenhuizen waar doctoren in woonden die op Duin en Bosch hun werk deden. Op de Bakkummerstraat waren de winkels voor verkoop van goederen. Als je aan het eind kwam van de Bakkummerstraat, ging je links af richting spoorbomen, maar wij sloegen een pad in waar aan twee kanten bloembollenvelden lagen (Zanderijweg, red.) en dan kwam je uit op de weg naar Duinenbosch. Daar ging je weer linksaf en liep of fietste je langs de veiling. Daar heb ik nog eens een concert meegemaakt, maar ook de Koninginnedag of bevrijdingsfeest met de school gevierd. Als je doorging kon je de overweg nemen naar het station. Maar ik nam de weg rechtsaf (Kramersweg, geloof ik) om dan de weg langs de bollenvelden richting voetbalvelden van Vitesse en Beverwijkerstraatweg te gaan.
En hier sluit ik mijn derde verhaal. Ben puur moe van de trip. Enjoy!
Deel 4 verschijnt op deze site op 3 november.
Klik hier om eerdere columns te lezen van Maria Castelyn-Stuifbergen.
[1] Over de schrijfster
Maria is geboren in Castricum en woont in Mattawa ten noorden van Toronto dicht bij Northbay in Canada. In haar verhalen heeft de webredactie haar ‘Engelse’ toon behouden. Maria is een zus van Jaap Stuifbergen, die vele jaren aan Oud-Castricum verbonden was.
