Door: Eric Bor

Tuberculose is één van de oudste infectieziekten en kwam al in de oudheid voor. In het lichaam van Egyptische mummies van rond 3000 voor Christus hebben wetenschappers resten van de ziekte aangetroffen. In 1901 was tuberculose volksziekte nummer één in Nederland. Per 10.000 inwoners overleden er 18 aan de ziekte. Castricum en Bakkum golden in het begin van de twintigste eeuw als plaatsen met uitzonderlijk veel tuberculozen. De tbc-lijders gingen veelal naar sanatoria in Bilthoven of op de Veluwe, maar de meesten werden thuis in een tbc-huisje gelegd.

Bij tientallen woningen stond zo’n huisje op het erf. Ze waren gemonteerd op een draaischijf, zodat ze steeds naar de zon gericht konden worden. Voor leden van een kruisvereniging was de plaatsing van een ‘lig-tent’ bij hun huis gratis. Kees ‘Spriet’ Stuifbergen, die het magazijn in de Burgemeester Mooijstraat beheerde, leverde ook de hulpmiddelen, bedden, steken enz. De huisjes werden met paard en kar bij de mensen gebracht en op het erf opgebouwd. Er stond bijvoorbeeld een huisje bij de familie Bleeker. Dochter Ina kreeg als enige van een gezin van 11 tuberculose. Ze is twee keer naar het sanatorium in Berg en Dal geweest. Thuis lag ze in een tbc-huisje (afb. 1). Provinciaal Ziekenhuis Duin en Bosch had een eigen tbc-paviljoen: De Wisk.

Rond 1934 nam het aantal tbc-patiënten af. Op de jaarvergadering van het Witte Kruis werd gemeld dat er in Castricum drie patiënten waren uitgezonden naar sanatoria en drie gezond waren teruggekeerd. De wijkzusters hadden hier 180 bezoeken aan tbc-patiënten afgelegd, waarbij 23 gezinnen bezocht waren. Vlak na de oorlog liep het aantal patiënten weer op, maar in de jaren vijftig nam het, door toegenomen beschikbaarheid van goede medicijnen, sterk af. Volgens het RIVM waren er in 2019 nog 759 tbc-patiënten in Nederland.

Tekst:
Foto’s:

N.B. Meer columns van Eric Bor lezen?
U vindt al zijn columns hier.