In januari 2012 strandde er bij Wijk aan Zee een Filippijns schip. Een paar kilometer verderop bij Bakkum strandde in 1973 de Wan Chun uit Hong Kong. Het schip kon niet meer gered worden en werd gesloopt.
In het 24e jaarboek van Stichting Werkgroep Oud-Castricum is onder de titel ‘Spectaculaire strandingen aan de Castricumse kust’ van de hand van Cor Smit een artikel verschenen, waarin o.a. aan de geschiedenis van de Wan Chun aandacht is besteed.
Hier volgt een fragment uit dit artikel.
WAN CHUN ENKELE JAREN OP CASTRICUMS STRAND
De geschiedenis van het schip tot de stranding
Op de scheepswerf in Malmö (Zweden) vond in 1945 de tewaterlating van het koelschip Pacific Express plaats. Het schip was al in 1939 op stapel gezet maar de Tweede Wereldoorlog vertraagde de bouw van het schip; het Zweedse staal was voor andere doeleinden nodig. De ondernemer Erling Hansen uit Kristiansand Noorwegen kocht in 1964 het 3750 ton zware schip met een lengte van ruim 117 meter en doopte het ‘Ranada’.In 1971 kwam de Ranada voor een sloopprijs in handen van de Taiwanees Wan Lung, die de naam in Wan Chun wijzigde. Wan Chun betekent ‘goede zomer’. De Wan Lung Navigation Company plaatste het schip onder Panamese vlag en zou het eveneens als koelschip inzetten.
Als Wan Chun slechts één reis
De eerste en enige reis onder de naam WanChun startte in november 1972 vanuit Kristiansand in Noorwegen. De 27-koppige Chinese bemanning onder leiding van kapitein Yang Tzong Hwa zou eerst olie bunkeren in IJmuiden en vervolgens doorvaren naar Duinkerken (Frankrijk) om de eerste lading in te nemen.De loodsdienst van IJmuiden staakte 12 november 1972 zijn werk vanwege het slechte weer. De bemanning van de Wan Chun gooide daarom voor IJmuiden de ankers uit en wachtte buitengaats op betere omstandigheden. Echter een geweldige storm sloeg het schip van zijn ankers. Het schip werd speelbal van de golven en dreef in noordelijke richting. De reddingsploegen van Egmond en Wijk aan Zee rukten onmiddellijk uit na de oproep van de kustwacht. Het team van de reddingsmaatschappij uit Wijk aan Zee nam als eerste waar, dat de Wan Chun bij kilometerpaal 47 te Castricum gestrand was.
Thijs Bakker maakte de stranding van de Wan Chun van nabij mee: “Het was donker en smerig weer; de zee stond tegen de duinen aan. Op het strand konden we niet aan de gang, maar wij wilden wel even kijken of er nog wat te beleven viel. Vanaf de duintoppen zag een van de jongens dat er een schip in de branding lag. Door het slechte zicht was niet goed te zien waar het op de kust zou komen. De een zei paal 46, een ander dacht dat het heel in Heemskerk was. Uiteindelijk gingen ze maar door het duin naar paal 47. Dat was raak; we vonden de auto van de reddingsbrigade die in de duinen vast was komen te zitten. De mensen van de brigade hadden er nog een hele sjouw aan om het toestel ter hoogte van het schip te brengen. Ze konden de (Chinese) bemanning aan de reling zien staan.”
De iets later gearriveerde Egmonders hielpen de Wijk aan Zeeërs bij de reddingswerkzaamheden. Een knap staaltje vakmanschap leverde de heer Antoon van der Mey, die ondanks de storm slechts één schot nodig had om de lijn van het wippertoestel op de Wan Chun te schieten. De Chinese bemanningwist eerst niet wat te doen met die reddingslijn, omdat zij de Engelse gebruiksaanwijzing niet konden lezen.Thijs Bakker: “De reddingslijn moet hoog, bijvoorbeeld aan de mast vastgemaakt worden, maar zij maakten de lijn aan de reling vast. Die kwam op die manier niet hoog genoeg boven het water uit en de bemanningsleden zouden alsnog als verzopen katten aan de vaste wal komen.”
Vanaf het strand lukte het Dirk van Noordt, adjunct inspecteur van de KNZHRM, om op de Wan Chun te komen en uit te leggen wat er met de lijnen moest gebeuren. “Om 9.00 uur gleed de eerste man naar de vaste wal en anderhalf uur later kwam de laatste van het schip. De kapitein en de marconist bleven echter achter en konden er pas laat in de middag toe gebracht worden om zich in veiligheid te stellen. Welgeteld zijn er 29 mensen gered en sindsdien is er niet meer zo’n grote actie geweest met een wippertoestel.”
Thijs Bakker bracht de bemanning met zijn terreinwagen, geschikt voor strand- en duinritten, naar café De Zon in Wijk aan Zee voor de eerste opvang. Daar kon de geschrokken bemanning bijkomen. Ondertussen konden de redders wel een opkikkertje gebruiken en ineengedoken achter de duinen ging een fles cognac broederlijk van hand tot hand.Pas vele uren later verlieten de laatst achtergebleven bemanningsleden, de kapitein en de marconist, het schip. De stranding van de Wan Chun kwam op radio- en tv-journaals en direct trokken drommen nieuwsgierigen naar het strand.
Dilemma voor Rijkswaterstaat
Diverse bergingsfirma´s maakten zich op om de berging te verzorgen. Zij meenden reële kansen te hebben het schip te bergen, te meer nu het schip nauwelijks schade had opgelopen.
“In eerste instantie kwamen er runners van de firma Wijsmuller aan boord. Thijs Bakker noemt ze moderne zeerovers, die aan boord komen om te kijken wat er van waarde aan het schip is. Het lag natuurlijk in de bedoeling om het te bergen. Wijsmuller was er echter huiverig voor, want het lag achter drie zandbanken,hoog op de kust. De kosten zouden navenant hoger worden.”
Rijkswaterstaat plaatste de Wan Chun op 18 november 1972 onder de wrakkenwet en dat betekende dat het schip op zo kort mogelijke termijn weg moest zijn. De Chinese reder had inmiddels f 400.000, – van de verzekeringsmaatschappij ontvangen, een groter bedrag dan de f 150.000,- geschatte schrootwaarde. Half december 1972 kocht de berger Elfrink de Wan Chun. De heer Elfrink verklaarde publiekelijk dat het schip voor het zomerseizoen weg zou zijn.
Thijs Bakker: “Wij werden, samen met enkele andere mensen, gevraagd om de wacht op het schip te betrekken. Want kijkers zagen de touwladder hangen en dachten nogal gemakkelijk dat ze wel een toertje aan boord konden maken. En lang niet altijd alleen om te kijken. Maar het was lang niet eenvoudig en zelfs gevaarlijk om tegen het schip op te komen. Alie en ik zijn er op geweest; één van mijn zoons hield ook regelmatig de wacht. Die kreeg van Elfrink toestemming om, als dank voor de vele hulp, de inboedel van een complete hut mee te nemen. Thijs zelf heeft er alleen een mooi ankerlicht aan overgehouden. Een oudje, voor nood, die op petroleum brandt; nog helemaal van koper. In de loop der tijd zakte het schip steeds schever en de roest vloog er bij op. Het was een rare gewaarwording om op het schip rond te lopen: alles was even scheef. In de kombuis, die als wachtlokaaltje dienst deed, waren planken scheef in de kast gezet, zodat ze weer horizontaal stonden.”
De eerste poging de Wan Chun te bergen
De firma Elfrink startte na een voorbereiding van enkele maanden in februari 1973 met de werkzaamheden rondom de Wan Chun. Rijkswaterstaat had voorafgaande aan deze graafwerkzaamheden afspraken gemaakt met de bergers. De ingrijpende werkzaamheden op het strand (zand wegspuiten) konden namelijk naast de aantasting van het strand ook gevolgen hebben voor de duinen. Elfrink bevestigde in het contract met Rijkswaterstaat dat het strand na de berging van de Wan Chun weer in oude staat zou worden hersteld. Rijkswaterstaat en gemeente Castricum troffen maatregelen om de vele nieuwsgierigen te beschermen. Men plaatste een hekwerk en er verschenen waarschuwingsborden waar werd gewezen op onder andere drijfzandgevaar.
Thijs Bakker vertelt: “De eerste palen met waarschuwingsborden waren te kort en spoelden zo weer weg als er een beetje wind kwam. Het grootste gevaar kwam van de ondermijnde kanten van de gaten.” Ook op de scheepswand bevestigden medewerkers waarschuwingsaffiches voor drijfzandgevaar.Tot verbazing van verschillende toeschouwers verscheen een groot vlot met daarop de zandzuiger ‘Jonge Koos’ die met de gunstige stroming precies tot naast de Wan Chun dreef. Vanaf die dag draaide de zandzuiger van de Beverwijkse firma Hofland vele dagen. Samen met een tweede zandzuiger en een enorme shovel haalden de werknemers grote hoeveelheden zand rond de Wan Chun weg. Het was een kwestie van wachten op hoog water en gunstig weer. Voor de meest actuele weersberichten nam men contact op met Radio Den Helder.
In die tijd werden de volgende vragen gesteld: Zou de toeristische attractie snel verleden tijd zijn? Zouden de media, vooral de kranten, die regelmatig schreven over de weekendattractie op het strand, over andere regio-onderwerpen moeten schrijven? Konden de snackbareigenaren vlakbij de boot nog slechts herinneringen ophalen aan de goede zaken die ze deden? Verdween de speciale ‘Wan Chun’-hap van het menu van strandpaviljoen Zee- en strandzicht? Het antwoord op deze vragen luidt: nee!
Het weer speelde net als bij andere bergingen op het Castricumse strand parten. Op 3 april 1973 raasde een storm over het land en deed alle uitgevoerde bergingswerkzaamheden teniet. De zee tilde die dag de Wan Chun weer op en zette haar 20 meter hoger op het strand neer. De losgeraakte Wan Chun overvoer op die onverwachte tocht de zandzuiger Jonge Koos, die meters diep in het zand verdween. Twee snackwagens waren total loss. Men moest weer van voren af aan beginnen.
Weer een bergingspoging
Dag en nacht werkten kranen en een gigantische shovel om de Wan Chun vrij te krijgen. Tenslotte lag de Wan Chun op 5 juni 1973 zo gunstig dat bergen mogelijk leek.
Thijs Bakker: “Elfrink wilde eerst uittesten of de motor nog wilde lopen. Alles had een tijd stilgestaan en het zeewater had er ook geen goed aan gedaan. Met een paar man, waaronder ikzelf, werd de machinekamer in bedrijf gesteld, eigenaar Elfrink was uit voorzorg al boven op het schip gebleven. Uiteindelijk was er genoeg druk aan startlucht om de motor een ‘schot’ te geven. Maar de schroef zat nog voor de helft in het zand verborgen en dat geeft veel weerstand. Nu is zo’n grote dieselmotor voorzien van veiligheidskleppen om de explosie binnen de perken te houden. De ene na de andere klep blies af; het leken wel explosies en het gaf een heidens kabaal in de machinekamer. Maar de schroef kwam vrij, ze draaide en bleef draaien! Je zag het water honderden meters ver kolken. Met een draaiende schroef zou het schip voor zichzelf een flink gat kunnen slaan in de zandbanken.” Thijs verhaalt : “Er zat er eentje bij die eigenlijk zo gek als een deur was. Hij had de Wan Chun al tot het hoogste topje beklommen. Toen er eenmaal zoveel zand was weggezogen dat de bodem voor een deel vrij lag, wilde hij ook het laagste punt gehad hebben. Hij is onder het schip doorgelopen, gebukt weliswaar, want veel ruimte was er niet. En omdat aan de andere kant een diep gat zat vol water, is hij dezelfde weg weer teruggelopen. Hij had het schip wel op z’n hoofd kunnen krijgen, als het zand was verzakt.”
De motoren van het schip ronkten. Bij zowel de eerste als de tweede zandbank lag een sleepboot klaar. De eerste was met een zware tros aan de Wan Chun verbonden. De taak van de sleepboten was een doorgang in de zandbank te maken. Met de krachtige schroefbewegingen kolkten water en zand een geul in de zandbank. Het zeewater stroomde de geul binnen en daarmee kreeg de scheepswand zo weer de noodzakelijke waterdruk aan de buitenkant. Door het lage tij en het slechte weer kwamen de bergers in tijdnood en staakten de bergingspoging. Elfrink mocht pas na het strandseizoen een nieuwe poging wagen.
Berging, een onmogelijke opgave?
Na het zomerseizoen lag het schip weer muurvast in het zand. Toch gaven de bergers de moed niet op en zou de inmiddels zes meter diepe geul voldoende zijn om het schip drijvend naar open zee te trekken. Midden in de nacht begin september 1973 kwam de Wan Chun met hulp van oersterke katrollen los van het zand en dreef enkele meters richting zee. Daar bleef het bij. Pas begin november 1973 had Elfrinks bergingsploeg de boot zo ver uitgegraven dat vlottrekken mogelijk was. In de nacht van 6 november 1973 werkte men uit alle macht om de Wan Chun naar open zee te slepen. De kabels trokken keihard aan de boot. Pas overdag bleek dat er die nacht te snel was gewerkt. De boot maakte slagzij en de bergers aan boord maakten dat zij wegkwamen. De Wan Chun lag op zijn zij en de machinekamer liep onder water. De ogenschijnlijk eenvoudige laatste hobbel, van binnenmeer naar open zee, was te hoog gebleken.
Thijs Bakker:“Er was een stormpje voorspeld dat het water zou opstuwen tot, zeg maar springtijniveau. De dijk werd doorgestoken en de zee kolkte het gat in. Er komt dan ook meteen weer een hoop zand mee, dus de poging moest in één keer slagen. De Wan Chun kwam los. Ze slaagden erin om haar met de kont richting zee te trekken, maar het water kwam echter niet hoog genoeg. Ze schoof over het zand en door de spanning knapte de tros. Toen het weer eb werd bleek dat het schip zich aan één kant van het gat genesteld had, op het talud van de zandwal. Een precaire toestand. Hofland, de compagnon van Elfrink, ging bijna door het lint en probeerde met een bulldozer het schip nog in veiliger positie te trekken. Te laat, het schip lag al te stevig vast. In de loop van de nacht is het schip langzaam over gaan hellen, tot het uiteindelijk machteloos omviel. Een trage en afschuwelijke val, alsof er een groot dier stierf. De zandzuiger werd als een vlo onder die massa verpletterd. Het was een kabaal van jewelste.En dan blijkt weer hoeveel rommel er in zo´n groot schip zit. Het schip werd door de zee leeg gespoeld, er kwam van alles op het strand terecht: een vletje, helaas ging dat in splinters voordat we het konden redden, maar ook zwemvesten, etenswaren en huisraad, hout en kurk uit de ruimen. Het was in die eerste dagen een onbeschrijflijke bende op het strand.”
Het schip lag reddeloos op het strand. Thijs raakt nog geroerd als hij er aan denkt. Te beseffen dat al het werk voor niets was geweest en om dan zo’n mooi schip verloren te zien gaan. “Want een mooi schip was het, met een mooie lijn, gebouwd op snelheid. Als je de tegenwoordige schepen ziet, dat zijn net flatgebouwen, alles even vierkant.
“Rijkswaterstaat ontsloeg Elfrink van verdere bergingswerkzaamheden en sloot een sloopcontract af met de firma Kruk uit Beverwijk. Dit sloopbedrijf zou de tweeduizend ton staal aan de toenmalige Hoogovens IJmuiden leveren. Het schip bleef dat najaar en die winter nog steeds een prachtig wandeldoel. Vooral op zondagen was het erg druk.
Einde Wan Chun
In april 1974 rukte de Heemskerkse brandweer uit na de melding van een brandje in het zeeduin. Het bleek geen duinbrand maar het was de Wan Chun waar de vlammen uitsloegen. Aan boord werd niet geblust omdat de olietanks en zuurstofflessen van de slopers heel gemakkelijk konden ontploffen. Dat gebeurde ook. De brand woedde enkele dagen mede door de dikke, kurken isolatielaag.
“Ze kwamen met groot materiaal, enorme snijbranders, een kraan met magneet om het ijzer te tillen. En op de duinen werden keten neergezet en eent tank met vloeibare zuurstof voor de snijbranders. Want met gewone flessen was het niet aan te slepen. Ze waren afgekomen op het oud ijzer, maar er zat nog steeds heel veel hout en isolatie in de ruimen. Een ongeluk hielp ze een handje, want er brak opnieuw brand uit en omdat het ‘s nachts gebeurde, stonden alle ruimen al in de hens voordat er iemand bij was. Met als resultaat dat veel materiaal verbrandde en Kruk met een relatief schoon schip verder kon. Later kregen ze nog eens brand, doordat ze een brandstoftank opensneden, waar nog vrij veel in zat.”
Na de brand kleedden de slopers van de firma Kruk de Wan Chun uit. Vele vrachtauto´s reden over het strand en via de Castricumse Zeeweg naar Hoogovens waar het schroot in de ovens omgesmolten werd. De gigantische schroef bleek aan materiaal (koper) nog zo´n veertigduizend gulden waard. In maart 1975, meer dan twee jaar na de stranding in 1972, is het schip van het Castricumse strand verdwenen.
Helemaal? Nee, niet helemaal. Nog een klein deel, zo’n acht procent, bevindt zich diep in het zand.
Herinneringen aan de Wan Chun
Vele Castricummers hebben herinneringen aan de Wan Chun; soms aan het uitstapje, soms omdat zij goede zaken deden door verkoop van artikelen. Anderen bewaren nog spullen uit de Wan Chun; deze zijn in verschillende Castricumse huizen nog te vinden.
Zo kreeg Dirk Bakker, de oudste zoon van Thijs en Alie Bakker, een droom van een slaapkamer. Vader Thijs bouwde een originele Wan Chun-hut op de zolderverdieping. De deur was van zelfsprekend een kajuitdeur. In de huiskamer van Thijs en Alie staat een koperen ankerlicht dat brandt op petroleum.
Cor Smit
Bronnen:
Archief gemeente Castricum
Met dank voor hun bijdragen aan:
Thijs en Alie Bakker-Bedeke, Kees Droog, C.J.W. Everts, Bert Snijders en Bert Zandbergen.