Door: Eric Bor
In 1895 werd begonnen met de aanleg van een trambaan tussen Haarlem en Alkmaar. Hoewel er al een snelle treinverbinding was, bleek er toch behoefte aan een tram die op veel meer plaatsen stopte. In 1896 kwam het baanvak Haarlem-Beverwijk gereed en in 1897 het traject Beverwijk-Alkmaar. In Castricum reed de stoomtram over de Rijksstraatweg (Dorpstraat) en de Beverwijkerstraatweg, in de bebouwde kom vlak langs de huizen. De tram deed over het traject Haarlem-Alkmaar maar liefst 2 uur en 15 minuten.

De tram reed aanvankelijk stapvoets door het dorp, want het gemeentebestuur had bedongen dat een man met een rinkelende bel de tram vooraf moest gaan. Daarnaast moest iemand met een vlag bij de Overtoom en de Kramersweg het verkeer vanaf die straten waarschuwen. Hoe lang deze regels in acht zijn genomen is niet helemaal duidelijk, maar niet op alle foto’s van de tram tijdens het passeren van het dorp is iemand met een bel of een vlag te bekennen. De tram had doorgaans een indringende stoomfluit en een luide bel, waarmee hij zijn komst kon aankondigen.

Op het eerste deel van de Dorpsstraat vanuit de richting Beverwijk lagen dubbele rails, zodat twee trams elkaar konden passeren. Daar was ook een halte, waar de stoker extra water voor de stoommotor kon oppompen en de machinist in één van de cafés moest bellen om te vragen of het baanvak naar het volgende passeerpunt vrij was. Dit gaf de wachtende reizigers in de omliggende cafés de gelegenheid hun consumpties af te rekenen alvorens zij in de tram stapten.

Ondanks de flinke aantallen passagiers, was de exploitatie van de tramlijn niet erg rendabel. Verschillende maatschappijen volgden elkaar op, maar in 1923 verloor de tram het definitief van de autobus. Op zaterdagavond 6 oktober 1923 reed de laatste stoomtram tussen Alkmaar en de remise in Velsen.

Tekst:
Foto’s:
N.B. Meer columns van Eric Bor lezen?
U vindt al zijn columns hier.