10 juli 2020

Castricum wordt een badplaats. Deel 3: 1926-1928

Vervolg vanCastricum wordt een badplaats. Deel 2: 1925-1926

Door: Eric Bor

Tenten op het strand

In 1926 signaleerde de gemeenteraad, dat het wild kamperen in het duin en op het strand hand over hand toenam. Via de krant liet het gemeentebestuur weten waar men voor kamperen een vergunning kon krijgen. Een tent opzetten voor een stranddagje kon zonder vergunning, daar waren ook tenten voor te huur. Vanuit de tent op het strand mocht niet worden gebaad en je mocht je er ook niet geheel of gedeeltelijk ontkleed voor bevinden.

In de Bakkumse duinen was al sinds 1914 een kampeerterrein, aanvankelijk voor enkelingen. In 1920 kampeerden er blijkens het jaarverslag van Provinciale Staten elf dames en negen heren. In 1927 werd de toegangsweg verbreed en later ook verhard. Er kwam een aansluiting op het drinkwaternet en er werden (openlucht) wasgelegenheden en  toiletgebouwen neergezet. De kampeerkosten gingen daardoor echter wel omhoog en daar mopperden de merendeels Amsterdamse gezinnen flink over.

Strandbeeld met links de strandtent van Schotvanger en Borst en rechts die van Bakker

Vooral uit de Zaanstreek kwamen er langzaamaan steeds meer bezoekers. Een busonderneming opende in 1926 een pendeldienst tussen Koog aan de Zaan en het strand, tot ongenoegen van de Nederlandse Spoorwegen. Door toedoen van de Spoorwegen werd de busdienst in 1927 opgeheven. Vanuit het dorp kon men nu ook met de fiets naar het strand, want het rijwielpad langs de Zeeweg kwam in 1926 gereed. Een stalling ontbrak nog, waardoor veel fietsen werden meegenomen op het strand.

Op allerlei manieren werd gezorgd voor entertainment voor de bezoekers. Op het strand konden zij ezeltje rijden, in een gesloten draagstoel door twee man het zilte nat in worden gedragen of in juli in het duinterrein een toneelvoorstelling bezoeken, ten behoeve waarvan er een tribune was opgebouwd voor maar liefst 700 toeschouwers. De KLM wilde  rondvluchten vanuit het duingebied gaan verzorgen, hetgeen (gelukkig) niet doorging en bij paviljoen Armeria kon men dansen. Nou ja, bijna altijd, want op zondag mocht het van de burgemeester uitsluitend tussen 3 en 8 uur in de namiddag. Bovendien had de burgervader een hele lijst restricties voor houders van dansgelegenheden opgesteld, die hoogst vermakelijk is om te lezen.
Voor de liefhebbers neem ik die lijst (uit de Haagse krant Het Vaderland van 7 juli 1920) hieronder op.

Dansen te Castricum

In Castricum mag men op Zondag dansen. De burgemeester aldaar heeft er geen bezwaar tegen, mits het slechts geschiedt tusschen 3 en 8 uur nm. Op andere uren van den Zondag is het verboden.

Verder heeft dc zorgzame burgervader van Castricum den houders van dansgelegenheden gelukkig gemaakt met een schrijven, waarin hij erop wijst, dat bepaald is:

a. dat niet meer paren tot het dansen mogen worden toegelaten dan voor een behoorlijk dansen gewenscht is;
b. dat geen twee heeren met elkander mogen dansen;
c. dat geen mechanische muziek daartoe mag worden gemaakt, uitgezonderd radio;
d. dat alleen mag worden gedanst in afzonderlijk daartoe ingerichte lokalen of op afzonderlijk daarvoor aangelegde dansvloeren;
e. dat in die gelegenheden geen buffet mag zijn;
f. dat de dans in hoofdzaak mag worden toegestaan voor den gaanden en komenden gast;
g. dat het dansen alleen een tijdelijke verpoozing mag zijn, zoodat alleen nu en dan een dansje mag worden toegestaan en
h. dat geen toegangsprijzen mogen worden geheven.
Neen, dan zijn we hier toch nog, ondanks ons gemor, heel wat beter af.

Bronnen:

  • Diverse kranten uit die tijd

  • Foto’s:
  • Beeldbank Werkgroep Oud-Castricum
  • N.B. Meer columns van Eric Bor lezen?
    U vindt al zijn columns hier.

    Print Friendly, PDF & Email
    Abonneer
    Laat het weten als er
    0 Reacties
    Inline feedbacks
    Bekijk alle reacties