Vervolg van “Castricum wordt een badplaats. Deel 1: 1924-1925“
Door: Eric Bor
Na de officiële opening van de Zeeweg waren er op het strand volgens het Algemeen Handelsblad “enkele badstoelen, een tent en wat koetsjes”. De ‘tent’ was waarschijnlijk de strandtent van Piet Schotvanger en Willem Borst, daarnaast stond de kiosk van Piet Vader, waar je ijs, kogelflesjes en fruit kon kopen. De strandkoetsjes waren nodig voor degenen die het water in wilden. Vanaf de negentiende eeuw gingen de meeste vrouwen in alles bedekkende hansoppen of badhemden vanuit een koets te water. Dat moest ook wel, want zelfs blote benen waren op het Castricumse strand verboden! In 1926 debatteerde de gemeenteraad over deze kwestie. De uitkomst was halfslachtig: “bloote beenen worden aan het strand oogluikend toegelaten”. Voor de liefhebbers zet ik onder dit artikeltje het ironische commentaar op deze raadsvergadering van de socialistische krant ‘Het Volk’.
Gedeputeerde Staten van Noord-Holland kwamen met een vergaand plan: aan het eind van de Zeeweg moesten de duintoppen worden afgevlakt om op 11 à 12 meter boven N.A.P. een plateau aan te leggen, dat aansloot op een nieuwe weg bovenop de duinrand in noordelijke richting met een open bebouwing van hotels en grotere pensions. Landinwaarts kon het duin worden bebouwd met enkele huizen bestemd voor permanente bewoning, winkels en werkplaatsen.
Foto’s van de strandtent van Schotvanger en Borst (met op het duin erboven paviljoen Armeria) en van de snoeptent van Vader (‘de duiventil’), die stond naast de strandtent van Schotvanger en Borst.
Tot teleurstelling van VVV ‘Castricum Vooruit’ gingen Provinciale Staten niet meteen akkoord met dit plan. Zij stemden er wel mee in dat er een fietspad naast de Zeeweg zou komen.
In 1926 startten J. Borst, H. Twisk en Th. Veldt een busdienst tussen dorp en strand met een oude autobus van reisbureau Lissone. Op het strand waren strandtenten van het tweetal Piet Schotvanger en Willem Borst en van Dirk Bakker (op de bekende Bakker-plek).
Bronnen:
N.B. Rectificatie. In deel 1 van deze column staat vermeld dat de provincie het duingebied in 1894 van prinses Von Wied kocht. Dit moet zijn 1903.
Tot slot, zoals beloofd, voor de liefhebbers het stukje uit ‘Het Volk’ van 13 juli 1926.
Castricum badplaats
Bloote beenen oogluikend toegelaten
– Van onzen korrespondent –
Castricum is een badplaats geworden, wat voor ons gemeentebestuur eigenaardige moeilijkheden heeft meegebracht. Want dit bestuur is goed katholiek en heeft dus de politieverordening als een waakhond voor de zedelijkheid gelegd. Of liever voor dat, wat de officieele roomschen onder zedelijkheid verstaan. Natuurlijk bleef de kermis met al haar uitspattingen en ontuchtige gevolgen gehandhaafd. Maar „het loopen aan het strand met ontbloote beenen” was strikt verboden.
Kan een badplaats gedijen, als het strand alleen zorgvuldig bedekte beenen mag zien ? Immers neen. Zoo bleek wat als een slagboom tegen de onzedelijkheid was gesteld, tevens een struikelblok voor de op zoete winstjes van badgasten hopende middenstanders, winkeliers èn pensionhouders.
In den raad werd een vinnig debat over badplaats en zedelijkheid gevoerd. Bij den burgemeester gaf het laatste den doorslag. In felle kleuren maalde hij de gevolgen voor onze goede gemeente, als zij het voorbeeld van Scheveningen, Zandvoort, Domburg en Noordwijk zou volgen en bloote beenen op het strand toelaten; zelfs waagde hij er zich aan den vroeden vaderen de mogelijkheid van „dames met ontbloote broeken in zee” voor te houden.
Voor de kampeerders was Castricum al geen Dorado. Sinds sommigen zich halfgekleed uit hun tent op het strand hadden begeven, was het baden met de tent als uitgangspunt verboden. En zóó zou Castricum een badplaats worden? De burgemeester zelfs begreep, dat deze voorschriften onhoudbaar waren. Zóó kon Castricum misschien een geliefkoosd strandoord voor zendelingen, nonnetjes en katecheseermeesters worden — maar wat valt daaraan te verdienen?
En dus beloofde de burgemeester, dat hij als concessie aan den geest des tijds in het vervolg de bloote beenen oogluikend zou toelaten, echter niet verder dan de knie, en het baden uit tenten echter op minstens 400 meter van den zeeweg. En dit alles alleen op werkdagen; de Zondag wordt te Castricum gevierd met schoenen en kousen aan, als vanouds. De wereldlingen kunnen komen: Castricum is badplaats geworden!
N.B. Meer columns van Eric Bor lezen?
U vindt al zijn columns hier.