door Eric Bor
In 1924 spraken Gedeputeerde Staten van Noord-Holland en de gemeenteraad van Castricum af, de Zeeweg -tot dan toe een zandpad- op gezamenlijke kosten te laten bestraten. De provincie had het landgoed rond de Zeeweg al in 1894 van Prinses Marie von Wied – van Oranje Nassau gekocht en was van plan de terreinen die aan de Zeeweg grensden, als bouwgrond te gaan exploiteren, zodat er een ‘Castricum aan Zee’ zou ontstaan. De sociaal-democratische politicus Henri Polak trok hier in zijn rubriek ‘Heemschut’ in het Algemeen Handelsblad fel tegen van leer.’ Hij spotte ook met de naam van de VVV: ‘Castricum Vooruit’:
En nu zal Castricum waarachtig óók al vooruit gaan” ? Er zal “Castricum-aan-Zee” komen, want de weg van het dorp naar zee zal verhard en de gronden langs dien weg “in exploitatie gebracht” worden. Hetgeen zeggen wil dat ook dáár ’t landschap door villaatjes-rommel geschoffeerd zal worden, de natuur zal moeten wijken voor allerlei kunstmatige akeligheden en Nederland met een nieuwe zevende-rangs badplaats “rijker” zich “verrijkt” zal zien.
Uiteraard kwam hierop een tegengeluid: iemand die zich ‘Observer’ noemde, verdedigde in een ingezonden brief het plan: Castricum zou juist een eersterangs badplaats worden. Polak reageerde hierop, door te verwijzen naar de grootscheepse verwoesting van de duinen aan de Vlaamse kust om badplaatsen te creëren.
De bestrate Zeeweg kwam er en werd op 19 mei 1925 feestelijk geopend door burgemeester Lommen. De enige bebouwing was voorlopig een strandpaviljoen boven op het duin met de naam ‘Armeria’.
Bronnen:
N.B. Meer columns van Eric Bor lezen?
U vindt al zijn columns hier.