Door: Eric Bor
Zo’n 5000 jaar geleden lagen de plekken waar Castricum, Bakkum en Limmen zouden komen nog voor de kust. De kustlijn liep van Velsen naar Uitgeest. Daarboven werd deze lijn op verschillende plaatsen onderbroken, waardoor enkele veenriviertjes het land daarachter konden afwateren. Bij Velsen liep een geul via welke de zich steeds uitbreidende veenkussens van de Zaanstreek en van het Haarlemmermeergebied op de Noordzee afwaterden. Deze geul heet het Oer-IJ.
De kustlijn veranderde langzaamaan: de kust tussen Velsen en Uitgeest verplaatste zich landinwaarts en de strandvlakte ter hoogte van Limmen en Akersloot kon zich in westelijke richting uitbreiden. Hierdoor verzwakte de strandwal Velsen-Uitgeest zodanig, dat zo’n 4000 jaar geleden een doorbraak plaatsvond ter hoogte van het buurtschapje Assum ten zuiden van Uitgeest. Deze grote, permanente doorgang kreeg via het achterland een verbinding met het Oer-IJ en vormde sindsdien de belangrijkste monding hiervan. Kort na de doorbraak bij Assum verzandde daardoor de oude monding bij Velserbroek.
Doordat de strandwallen zich door de voortgaande uitbreiding van de kustlijn aan beide kanten van de monding bij Assum uitbouwden, vergrootte het uitstroomgebied van het zeegat. Hierdoor ontstond er rond 3000 jaar geleden ter hoogte van Castricum een door kwelders omgeven waddengebied dat tweemaal per dag grotendeels overstroomde. Toen het water vanuit de Utrechtse Vecht (die in verbinding stond met de Rijn) via het zuidelijke Flevomeer ook ging afwateren op het Oer-IJ, overstroomde de delta bij vloed met zeewater en bij eb met rivierwater.
Rond 2400 jaar geleden ontstond er een verbinding tussen het zuidelijk en het noordelijk Flevomeer. Het gevolg daarvan was, dat het water uit de Vecht niet langer via het Oer-IJ in de richting van Castricum ging, maar via het noordelijke Flevomeer in de Waddenzee uitstroomde. Daardoor verzandde de monding van het Oer-IJ en viel de delta grotendeels droog. De waterstroom in de resterende getijdegeulen keerde om: het hoger gelegen duin waterde nu af in de resterende geulen van het Oer-IJ. De Schulpvaart is waarschijnlijk zo’n geul. Aan de kronkelende loop ervan is te zien dat het geen gegraven sloot is.
Tekst en kaarten:Foto:N.B. Meer columns van Eric Bor lezen?
U vindt al zijn columns hier.