Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.
Jaarboek 39, pagina 14
Vechten voor de Paus
Bij de naam zouaven denken velen misschien aan de voetbalclub uit Grootebroek waarbij Ronald en Frank de Boer gespeeld hebben. Dat mag zo zijn, maar er is nog een andere achtergrond.
In 1860 werd in Rome een leger opgericht om het grondgebied van de paus te verdedigen. Uit verscheidene landen meldden zich duizenden vrijwilligers aan. Met ruim 3000 man vormden de Nederlanders het grootste contingent. Het pauselijke leger kreeg de naam zouaven.
Twee Castricummers: Johannes Visser en Antonius Res maakten er deel van uit.
Koninkrijk Italië
In de eerste helft van de 19e eeuw ontstond in Italië een sterk nationaal bewustzijn, dat leidde tot een streven naar staatkundige eenheid. Dat betekende een gevaar voor de onafhankelijkheid van de Kerkelijke Staat, waarvan de paus het hoofd was. Het pauselijk gebied besloeg globaal het midden van Italië.
In 1860 veroverde Victor Emanuel II, koning van Sardinië, een gedeelte van dit gebied. Sicilië en Zuid-Italië sloten zich na een succesvolle expeditie van vrijheidsheld Garibaldi bij Victor Emmanuel aan. Zo ontstond het koninkrijk Italië, met Turijn als hoofdstad.
Strijdlied van de Garibaldisten
Wij Garibaldisten, wij helden der Bergen,
Aan het vaandel verknocht.
Nooit laten wij ons straffeloos door huurlingen tergen,
Wier ziel zich aan het pausdom verkocht.
Niets kan ons hart doen breken,
Niets stuit onze tred,
Durft iemand ons te weerstreven,
Dra wordt hij verplet!
Voor de toenmalige paus Pius IX bleef alleen Rome met omgeving over. Om het restant van zijn grondgebied te verdedigen was een sterk leger nodig. De paus richtte daarom een oproep aan katholieke jongeren in de hele wereld om hem te hulp te komen. Onder leiding van een Franse generaal werd het ‘Regiment der Pauselijke Zouaven’ opgericht.
Uit verscheidene landen meldden zich duizenden vrijwilligers om tot deze zouaven toe te treden. De naam was ontleend aan een dappere inheemse stam in Algiers die zich aan de Fransen had onderworpen en waaruit een keurkorps van het Franse leger was gevormd. Het tenue van deze stam met blauw-grijze pofbroek en rode buikband werd ook het uniform van de zouaven.
Het enthousiasme om de paus hulp te bieden was in katholieke kring in Nederland groter dan in andere landen. Nederlandse vrijwilligers werden actief geworven door pastoors in dorpen en steden. Het dagelijks leven was doordrenkt van het primaat van het geloof. Vooral jongens en mannen van vrij eenvoudige komaf wilden zich met hun leven inzetten voor de paus.
Pastoor Meuwsen
De toenmalige pastoor Meuwsen zal zich in Castricum met de werving van vrijwilligers hebben bezig gehouden.
Jaarboek 39, pagina 15
Aanvankelijk was hij hier kapelaan, maar in 1849 volgde hij zijn voorganger op. Omdat officieel tot 1796 (Bataafse republiek) alleen het protestantse geloof toegestaan was, maakten katholieken gebruik van schuilkerken. Na een periode van beperkte godsdienstvrijheid zijn pas bij de wijziging van de grondwet in 1848 alle beperkingen opgeheven. Tot 1858 heeft Meuwsen nog gewerkt vanuit de schuilkerk aan de Breedeweg. Die werd in dat jaar vervangen door de voorganger van de huidige rooms-katholieke kerk (de dekstenen van een tuinmuur van de schuilkerk zijn nog te zien voor de Juliana-Bernhardbank aan de Schoolstraat).
Al had de paus dringend mankracht nodig, de eretitel zouaaf was niet voor Jan en alleman weggelegd. De vereisten waren:
- getuigschrift van de pastoor dat men een goed katholiek was;
- bewijs van inschrijving in het bevolkingsregister;
- bewijs van vrijstelling van de militaire dienst;
- bewijs van goede gezondheid;
- minimum leeftijd van 17 jaar en een maximum leeftijd van 35 jaar;
- minimum lengte van 1,57 meter;
- ongehuwd zijn of weduwnaar zonder kinderen.
Pastoor Meuwsen wist twee Castricummers te overtuigen dat ze voor een goede zaak gingen vechten als ze naar Italië zouden gaan. Johannes Visser, geboren 10 september 1836 en Antonie Res, geboren 10 januari 1840, tekenden een contract dat hen voor twee jaar aan het pauselijk regiment verbond.
Een probleem dat velen zich niet realiseerden, was dat Nederlanders, die in vreemde krijgsdienst traden, hun Nederlanderschap zouden verliezen. Sommige zouaven hebben toestemming gevraagd aan Willem III om dienst te nemen en deze toestemming zou ook gegeven zijn. De meesten, waaronder de Castricummers, zijn zonder toestemming vertrokken en verloren hun Nederlanderschap.
Het Brabantse Oudenbosch was tussen 1864 en 1870 het voornaamste verzamel- en vertrekpunt van de aspirant-zouaven uit Nederland. Na een korte opleiding reisden ze met de trein via Brussel en Parijs naar Marseille en vandaar per schip naar Rome.
Onderscheiden
Zouaaf Johannes Visser heeft in Bakkum als boerenknecht gewerkt. Het beroep van zijn vader Jan, eveneens in Castricum geboren, was schaapherder. Johannes sloot zich bij het pauselijke leger aan op 17 februari 1866. Na twee jaar tekende hij in 1869 zelfs bij. Hij heeft gediend tot en met het beleg en de val van Rome op 20 september 1870 en was drager van de medailles Mentana en Bene Merenti.
De slag bij Mentana is een van de grootste successen geweest van de zouaven, daarbij gesteund door het Franse leger. De troepen van Garibaldi verloren de slag en die heeft verder geen rol meer gespeeld bij de eenwording van Italië. Alle manschappen die aan de slag hadden deelgenomen, onder wie dus Visser, kregen het zilveren Mentanakruis. Er kwam ook een monument in Rome met de namen van de gesneuvelden. De onderscheiding ‘Bene Merenti’ (Latijn: ‘Voor een verdienstelijk persoon’) was een algemene beloning voor militaire verdiensten.
Antonie Res, die ook als boerenknecht geregistreerd is en werkzaam was in de Haarlemmermeer, werd op 10 februari 1866 bij het korps zouaven ingelijfd. Zijn vader was de plaatselijke heelmeester, ook wel genoemd chirurgijn, die in 1829 was aangesteld en al in 1845 is overleden toen Antonie nog maar 5 jaar oud was.
Ten gevolge van ziekte werd Res op 5 augustus 1866 uit pauselijke dienst ontslagen en aanvaardde de thuisreis. Deze reis vergde blijkbaar te veel van zijn krachten. Hij overleed op 7 augustus 1866 in Marseille.
In 1875 werden vanuit het Instituut St. Louis te Oudenbosch honderden circulaires met een verzoek om inlichtingen verzonden aan de pastoors van de parochies waaruit zouaven afkomstig waren die gesneuveld waren of tengevolge van ziekte waren overleden.
Op een bidprentje dat op 10 november 1875 door pastoor Meuwsen is gestuurd, staat dat Antonie Res eervol is ontslagen
‘Hij is met vuur vertrokken om voor de heilige zaak te strijden’.
In een tweede brief van 15 november 1975 schrijft de pastoor dat Res
‘van de Heilige Vader voor zich als voor zijne familie tot in de derden graad in articulo mortis den Pauselijke zegen heeft verkregen’.
Jaarboek 39, pagina 16
Op 18 september 1870 omsingelde het leger van Victor Emmanuel Rome. De zouaven boden nog weerstand, maar de paus zag in dat het geen zin meer had, liet de witte vlag hijsen en gaf zich over. De zouaven moesten hun wapens inleveren en de stad verlaten. De paus had voortaan slechts het grondgebied van het Vaticaan tot zijn beschikking, want de stad Rome werd in januari 1871 uitgeroepen tot hoofdstad van het verenigde Italië.
De man die maar liefst 32 jaar paus was geweest, stierf op 7 februari 1878 als een verbitterd man.
Res heeft zijn vaderland niet meer terug gezien. Visser vertrok uit Rome op 20 september 1870 en kwam op 2 oktober 1870 weer thuis.
Niek Kaan
Bronnen:
- Essen, P., Nederlands Zouavenmuseum, Voor Paus en Koning (2015);
- Regionaal Archief Alkmaar;
- Zouavenmuseum te Oudenbosch; Koninklijk Landgoed Bakkum (deel 2).