7 augustus 2023

Zomerhuisje ‘de Merel’ (Jaarboek 40 2017 pg 36-38)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 40, pagina 36

Een zomerhuisje in de duinen

De in 2017 gesloopte woning ‘de Merel’ aan het Duinpad langs de rand van de Zanderij.
De in 2017 gesloopte woning ‘de Merel’ aan het Duinpad langs de rand van de Zanderij.

Wie via het Duinpad de duinen in loopt, zag, tot voor kort, na een paar honderd meter, verscholen tussen de bomen, een klein groen houten huisje met de naam ‘de Merel’. Menigeen zal zich afgevraagd hebben hoe dat daar terecht gekomen is. Wie heeft op die unieke plaats met een mooi uitzicht op de Zanderij een huisje mogen bouwen?

In de zomer van 2016 stond er plotseling van verre zichtbaar een enorm bord met de woorden ‘TE KOOP’. Een duidelijk signaal dat het nu of nooit was voor het achterhalen van de geschiedenis van dit ‘Hans en Grietje’ huisje.

De geschiedenis begint in 1932. Volgens het kadaster is in dat jaar een stukje grond ter grootte van 3,5 are voor 441 gulden verkocht aan Johan Marinus Cornelis Lub, een tabaks- en sigarenfabrikant, gevestigd aan de Damstraat 6 in Amsterdam. De verkoper was jonkheer Willem Barnaart, die optrad voor de eigenaar de NV Hollandse Duinmaatschappij, een onderneming opgericht door de familie Gevers voor het beheer van haar bezittingen.

De Amsterdamse tabak- en sigarenfabrikant Johan Lub slaagde erin om in 1932 een stukje duingebied te kopen voor de bouw van een zomerhuisje. Het perceeltje, kadastraal sectie B 4207, ligt niet ver van de Duinenboschweg.
De Amsterdamse tabak- en sigarenfabrikant Johan Lub slaagde erin om in 1932 een stukje duingebied te kopen voor de bouw van een zomerhuisje. Het perceeltje, kadastraal sectie B 4207, ligt niet ver van de Duinenboschweg.

Het perceeltje heeft dus kort voordat de provincie het duingebied overnam nog een nieuwe eigenaar gekregen. Misschien was het de oude heer Lub gelukt deze grond aan de rand van de Zanderij te bemachtigen, dankzij goede contacten met de familie Gevers of met jonkheer Barnaart.

Een feit is dat hij de provincie voor is geweest. De merkwaardige enclave zal voor de beheerder, het provinciaal waterleidingbedrijf, wel wat frustrerend zijn geweest. Jarenlang werd in ieder geval door een medewerker gecontroleerd of de eigendomsgrens nog wel in acht genomen werd.

Johan Marinus Cornelis Lub stamde uit een Enkhuizer geslacht van ondernemers. In 1811 vertrok zijn overgrootvader Johan Lub uit Enkhuizen naar Amsterdam, waar hij rond 1830 begon met een sigaren- en tabakswinkel en een tabaksfabriek op de Vijgendam (de tegenwoordige Nes), vlakbij de Dam. In 1911 verhuisde de winkel naar Damstraat 6. De fabriek voor rook-, shag- en pruimtabak bleef aan de Nes.

Het bedrijf leverde aan winkeliers en grossiers en ook vond er geregeld export plaats naar Nederlands-Indië, tot de onafhankelijkheid van Indonesië een feit was. ‘Lub’s tabak’ was lang een heel bekend en gewaardeerd merkartikel.

De winkel aan de Damstraat werd een begrip. Van iemand die spoorloos was, werd in Amsterdam gezegd: ‘die is zeker tabak halen bij Lub’.

In 1928 werd de onderneming omgezet in een N.V. die in 1947 fuseerde met een nu niet meer bestaande tabaksfabriek. De familie Lub voer er wel bij, want Johan Lub woonde tenslotte met zijn echtgenote Lena Kegge in een mooi pand aan de Keizersgracht.

Demontabel

Kort na de aankoop van het perceeltje aan het Duinpad kreeg aannemer A.C. Borst opdracht van Johan Lub om een zomerhuisje voor dit perceel te ontwerpen. Borst vroeg vervolgens een vergunning aan bij de gemeente, maar het antwoord stelde teleur. Het gemeentebestuur wilde alleen meewerken als het huisje demontabel werd gemaakt en jaarlijks in de maand oktober ergens zou worden opgeslagen.

Dat zag opdrachtgever Lub niet zitten. Hij richtte zich in een aangetekende, expresse brief van 23 mei 1932 rechtstreeks


Jaarboek 40, pagina 37

tot burgemeester Lommen en trok daarin alle argumenten die hij kon verzinnen uit de kast. Het uit elkaar halen en in elkaar zetten zou veel schade doen aan het huisje met kans op breuk door transport. Ook wees hij erop dat opslag hem op aanzienlijke kosten zou jagen.

Lub voerde verder aan dat hij van Borst had gehoord dat die enige werklieden zou moeten ontslaan als de bouw niet doorging. Hij voegde er aan toe: “Met alle bescheidenheid maak ik er U op attent, dat dit de werkeloosheid in uw district vergroot en tevens dat U het vreemdelingenverkeer ter plaatse er niet mee bevordert.”

Nog was Lub niet uitgesproken. Elders aan het Duinpad vlakbij de Sifriedstraat had de gemeente ook een houten zomerhuis toegestaan, genaamd ‘Uit en Thuis’, dus waarom zou hij dan niet mogen bouwen? Wist de burgemeester wel dat op de Veluwe en in het Gooi zomerhuisjes ook werden toegestaan? Lub wees zelfs op voorbeelden in Duitsland en Frankrijk: zomerhuisjes in Wannsee bij Berlijn en Montigny-sur-Loing en Fontainebleau bij Parijs.

Burgemeester Lommen schreef Lub een dag later alweer terug. Met de verwijzing naar zomerhuis ‘Uit en Thuis’ had de heer Lub wel een punt. Hiervoor had de gemeente in 1927 wat te gemakkelijk een bouwvergunning afgegeven, maar dat kon naar zijn mening geen reden zijn voor de gemeente om die fout te herhalen.

Een bewoond zomerhuisje.
Een bewoond zomerhuisje. Sifriedstraat 14 in Bakkum. Op last van de bezetter in 1943 afgebroken. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Inderdaad stond er ooit een zomerhuisje achter de Sifriedstraat. Oud-Castricum heeft er zelfs een foto van. Het gemeentebestuur heeft enkele jaren geleden toegestaan dat er een nieuwe woning op de plaats van het zomerhuisje gebouwd werd en daarmee is de gemeentelijke vergissing uit 1927 in steen vereeuwigd.

Sigaartje

Terug naar 1932. De burgemeester deed Lub een suggestie aan de hand. Misschien zou wel een tijdelijke bouwvergunning voor vijf jaren kunnen worden verleend. Die oplossing pakte Lub met beide handen aan en een dag later diende hij een nieuw verzoek in. Na een week werd de vergunning verleend. Er moest nog wel iets aan de kap worden veranderd en een voorwaarde was dat het huisje, net als ‘Uit en Thuis’, alleen in de zomermaanden bewoond mocht worden. De vergunning was persoonlijk en zou vervallen zodra het huisje aan iemand anders werd overgedragen. Hoe dan ook, er kon gebouwd worden. De bouwkosten werden begroot op 850 gulden.

Sigarenzakje van tabakshandel Lub. De verpakking is bedrukt met een afbeelding van de winkelpui en de naam van de winkel, die later in de Damstraat gevestigd was.
Sigarenzakje van tabakshandel Lub. De verpakking is bedrukt met een afbeelding van de winkelpui en de naam van de winkel, die later in de Damstraat gevestigd was.

Meer dan twintig jaar was de familie Lub de gelukkige eigenaar van de ‘zomerwoning’. Er zal menig sigaartje zijn opgestoken. Tijdelijke bewoning of afbraak is nooit meer aan de orde geweest. Na het einde van de oorlog verhuurde de familie het huisje nog enkele keren voor een korte tijd, maar tenslotte verkocht Johan Lub junior zijn bezit in oktober 1955 voor 5.000 gulden aan aannemer Jan Biesterbos, die toen vlakbij in de Sifriedstraat woonde.

Ook Biesterbos verhuurde het huisje nog even. In die tijd was woonruimte schaars en er was belangstelling genoeg. In 1959 besloot Biesterbos het huisje te verkopen aan zijn opperman Beene Warink en zijn jonge echtgenote Alida Johanna Catharine Zonneveld. Ze waren net getrouwd en hadden al op verschillende plaatsen tijdelijk gewoond. Ze snakten naar een eigen onderkomen. Voor 5.500 gulden wisselde de ‘zomerwoning’ voor de tweede keer van eigenaar.

Geluk

Warink en zijn echtgenote waren heel blij dat ze nu eindelijk eigen woonruimte hadden, al was het dan klein, primitief en vochtig. Het jonge stel begon het huisje op te knappen en hier en daar wat uit te bouwen. In de loop van de jaren kwamen er een slaapkamertje, een zolder en een serre bij. Water, riolering en stroom waren er eerst nog niet, maar daar werden andere oplossingen voor gevonden. Ze hadden zelf een waterpomp en een septic tank en met een kolenkachel was het snel warm. Vanaf het begin genoten ze van de rust en de natuur om hen heen. Het huisje was voor Beene en Alie het einde. Het kreeg de naam ‘de Merel’. Hun geluk werd compleet door de geboorte van zoon Jacob in 1962.

Beene en Alie Warink met zoon Jacob.
Beene en Alie Warink met zoon Jacob.

Jan Biesterbos zag het met lede ogen aan. Inmiddels was hij bezig met de bouw van honderden woningen in de wijk Kooiweg en hij besloot de familie Warink een aanbod te doen. Hij wilde zijn voormalige bezit graag terug hebben in ruil voor een nieuwe woning aan de Oranjelaan. Warink en zijn echtgenote waren zo verknocht aan het plekje dat ze het aanbod afsloegen. Biesterbos probeerde het opnieuw en bood nu een nieuw huis aan inclusief volledige stoffering. Ook dat voorstel werd afgeslagen. Later bouwde de aannemer een grote villa aan de Geversweg, Hij had mogelijk liever aan het Duinpad gewoond, maar Beene en Alie werkten er niet aan mee.


Jaarboek 40, pagina 38

Huize ‘de Merel’ getekend door Pé Zonneveld, broer van Alie Warink - Zonneveld.
Huize ‘de Merel’ getekend door Pé Zonneveld, broer van Alie Warink-Zonneveld.

Eekhoorns en fazanten

Beene Warink was oorspronkelijk afkomstig uit Drenthe, maar raakte spoedig ingeburgerd in Bakkum. Het hielp natuurlijk ook dat Alie afkomstig was uit de wijd vertakte familie Zonneveld. Jarenlang was Beene elftalbegeleider van Vitesse ’22 en menig jeugdlid van toen herinnert zich dat hij in huize ‘de Merel’ verwend werd met een glaasje limonade. Vaak is aan de familie gevraagd of het romantische huisje gebruikt mocht worden voor filmopnamen, maar ze voelden er niet voor om daaraan mee te werken. Ze wilden geen dag missen en genoten ontzettend van de natuur en de vele vogelsoorten. Allerlei dieren bivakkeerden rond het huisje. Eekhoorns en fazanten aten uit hun hand. Een tijd lang wandelde een in het bos gedumpte kip door het huis. Het kon ze niets schelen dat het wooncomfort niet aan moderne eisen voldeed.

Alie Warink voert een fazant.
Alie Warink voert een fazant.

Na het overlijden van Beene Warink in 1998 bleef Alie alleen in het afgelegen huisje wonen. Onder geen beding wilde ze daar weg. Na een operatie in verband met een gebroken heup kreeg ze het advies om in een instelling te revalideren. Daar kwam niets van in. Zo vlug als het mogelijk was, keerde ze naar ‘de Merel’ terug om daar met hulp van familie en kennissen verder te herstellen. Met de op enige afstand wonende buren had ze goed contact en ze haalde zelf de dagelijkse boodschappen. Op een bankje voorin de supermarkt van Deen wisselde ze onder anderen met Aagje Kuijs de laatste nieuwtjes uit. Toen de manager besloot het bankje weg te halen, was ‘de winkel te klein’ en al snel kwam het op zijn oude plek terug.

Het overlijden van Alie Warink-Zonneveld op 26 april 2016 markeerde het einde van deze kleine geschiedenis. Zoon en erfgenaam Jacob besloot met bloedend hart het huisje te verkopen. Het naambordje ‘de Merel’ heeft hij er eigenhandig afgeschroefd. Dat bordje stond symbool voor de fijne tijd die de familie op die plek had gehad en waar Jacob een prachtige jeugd had doorgebracht. Net als ‘Uit en Thuis’ wordt ‘de Merel’ vervangen door ongetwijfeld een fraaie stenen woning, omgeven door het Noord-Hollands Duinreservaat en met uitzicht op de bollenvelden. Toch zullen filmploegen daar niet meer aankloppen.

Niek Kaan

Bronnen:

  • De Vries-Lub, A.G., De familie Lub, een Enkhuizer geslacht, 1986;
  • Gemeentearchief Castricum;
  • Kadaster Haarlem;
  • Regionaal archief Alkmaar.

Met dank aan:
Ger Foeken, Henny Spruit, Henk Stigt, Jacob Warink en Pé Zonneveld.

Abonneer
Laat het weten als er
0 Reacties
Nieuwste
Oudste
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties