19 juni 2023

Wit, de, vrachtrijderij (Jaarboek 39 2016 pg 47-56)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 39, pagina 47

De Wit in ‘vrachtrijderij’

Voor het pand aan de Mient 41 staan vrachtwagens van de autosneldienst De Wit.
Voor het pand aan de Mient 41 staan vrachtwagens van de autosneldienst De Wit. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

De broers Cor en Arie de Wit vestigden zich in 1929 met hun ouders in Castricum en namen er een ‘vrachtrijderij’ over. In die tijd een opkomende bedrijfstak. Samen met ondernemende mensen als Cor Geluk en Siep Zijlstra wisten zij de bodedienst op Amsterdam uit te bouwen tot een bloeiend transportbedrijf.

In 1956 gingen deze vier ondernemers uit elkaar, waarna ieder voor zich gezonde bedrijven oprichtte in Castricum, Bakkum, Den Haag en Haarlem. In drie van de vier ondernemingen nam een nieuwe generatie de zaak over. Inmiddels is in Haarlem een derde generatie Castricumse De Wit aangetreden en is in Castricum en omgeving ‘Aad de Wit Verhuizingen’ een bekende naam geworden.

Aad de Wit verhuizingen aan de Castricummerwerf.
Aad de Wit verhuizingen aan de Castricummerwerf. Castricum, 4 december 1996. Foto Ad van de Velde. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Rond 1856 werden de eerste gemotoriseerde wagens voor goederenvervoer gebouwd, aanvankelijk aangedreven door stoommachines, maar rond 1895 komen de eerste, door benzinemotoren aangedreven vrachtwagens op de markt. Rudolf Diesel kwam al snel erna met zijn dieselmotor. In het begin van de 20e eeuw verdrongen vrachtdiensten de ‘beurtvaart’ over het water. Sommige vrachtbedrijven beschikten zowel over beurtvaartschepen als vrachtwagens.

Steeds meer wegen werden bestraat en er ontstond behoefte aan een groter wegennet. Het duurde nog tot 1927 voordat de overheid een Rijkswegenplan vaststelde. Inmiddels groeide het wagenpark en ook het vrachtvervoer. Er ontstond een fijnmazig netwerk van bodediensten en bodehuizen. De vele bodediensten vormden een onmisbare schakel tussen de dorpen en steden.

In bodehuizen en bestelhuizen konden goederen worden afgegeven voor bezorging in de stad. Ook dienden ze als overslagpunt om de goederen van de ene op de andere bodedienst over te brengen. Administratief werden de goederen begeleid door een ‘beurtvaartadres’, later ‘vervoeradres’ of ‘vrachtbrief’ genoemd.

Voor Castricum en Bakkum was Alkmaar het dichtstbijzijnde ‘knooppunt’. Verschillende bodehuizen vestigden zich aan de Paardenmarkt. In het ‘Adresboek’ van Alkmaar uit 1919 staat slechts één vrachtrijder op Castricum vermeld, namelijk Steeman Czn. In dat van 1922: C. Steeman & Zoon en A. Veldt. In 1939 was het aantal behoorlijk uitgebreid en reden de volgende transportbedrijven op:

  • Amsterdam: Steeman’s Vrachtdienst en Gebroeders de Wit.
  • Bakkum: J. Lute, Steeman, P. Kuijper, NV Stad Alkmaar, De Winter en C. Koper.
  • Castricum: J. Lute, J. van der Molen, Steeman’s Vrachtdienst, P. Kuijper, W. v. Heerik, Teerhuis-De Rover.
  • Rotterdam: Gebrs. P. en P. Zuidam, Fa. S. Visser en Gebroeders de Wit.
Jan en Piet Beentjes met hun vrachtauto naast het pand Mient 51-53.
Jan en Piet Beentjes met hun vrachtauto naast het pand Mient 51-53.

Het begin: gebroeders Beentjes

De in Castricum geboren broers Jan Beentjes (1895-1982) en Piet Beentjes (1896-1971) starten in 1922 aan de 2e Groenelaan te Bakkum een vrachtrijderij onder de naam Firma Gebroeders Beentjes en openen lijndiensten op Alkmaar en Amsterdam. Zij zijn zoons van Bank Beentjes en Marijtje Levering. In 1922 kopen ze een stuk grond aan de Mient en bouwen een dubbel woonhuis: de nummers 51 en 53 (in perceel 53 is nu – in 2016 – fietsenhandel Simon Zijlstra gevestigd). Achter woning 51 komt een schuur en in 1928 bouwen ze een garage achter perceel 53.


Jaarboek 39, pagina 48

De vrachtauto van Expeditie A. Zandbergen, die reed tussen Alkmaar, Medemblik en Enkhuizen. Het was een oude Duitse legerwagen van het merk Paesto (met massieve banden). Achter het stuur zit Arie de Wit.
De vrachtauto van Expeditie A. Zandbergen, die reed tussen Alkmaar, Medemblik en Enkhuizen. Het was een oude Duitse legerwagen van het merk Paesto (met massieve banden). Achter het stuur zit Arie de Wit.

Het is 1926 als Arie de Wit (1906–2004) bij Jan Beentjes in dienst komt als vrachtrijdersknecht. Arie is geboren in ‘t Zand, gemeente Zijpe, als jongste zoon van Kees de Wit en Neeltje Kraakman. Vader Kees is huurboer en na iedere periode moet het gezin afwachten of vader De Wit opnieuw voor land in aanmerking komt. Uiteindelijk verhuist het gezin naar Harenkarspel.

Het is armoede in huize De Wit en net als zijn broers en zussen zoekt Arie na de lagere school een baas. Achtereenvolgens werkt hij als knecht bij een schuitenmaker, in een grutterij/maalderij en als vrachtrijdersknecht. Na het halen van zijn rijbewijs op 18-jarige leeftijd komt hij in dienst als buschauffeur bij de Weduwe Spaans in Kalverdijk, die een buslijn exploiteert tussen Dirkshorn en Alkmaar.

Als hij hoort dat Jan Beentjes in Castricum een vrachtrijdersknecht zoekt, solliciteert hij, wordt aangenomen en gaat ook in de kost bij de familie Beentjes. Hij werkt met plezier, maar als na een jaar Kees Zandbergen uit Limmen hem vraagt om samen met zijn zoon Tinus het transportbedrijf in Limmen voort te zetten, gaat hij een nieuw avontuur aan. Na een jaar houdt hij het daar weer voor gezien en gaat hij aan de slag bij transportbedrijf Castricum aan de Heereweg te Bakkum. ‘s Morgens en ’s avonds haalt hij bij de boeren in Bakkum en omgeving melk op en brengt die naar de melkfabriek in Wormerveer. Overdag werkt hij in de garage van het bedrijf en leert daar het nodige over autotechniek.

Van gebroeders Beentjes naar gebroeders De Wit

De ouders van Arie wonen nog in Harenkarspel met hun zoon Cor (1901–1991) en dochter Nel (1909–1959). Dochter Marie (1899-1972) is dan al, evenals zes andere kinderen van het gezin, uit huis. Ook Cor is geboren in ’t Zand en werkt als tuindersknecht. Moeder De Wit vraagt Arie of hij niets in Castricum kan vinden voor het gezin. Arie vraagt zijn oude baas Jan Beentjes om raad. Tot zijn verrassing vertelt deze hem dat zijn bedrijf te koop is, omdat hij zelf een groentezaak wil beginnen in Amsterdam. Arie en Cor besluiten het bedrijf van Beentjes samen over te nemen. In februari 1929 trekt Cor alvast als kostganger bij het gezin Beentjes in. Jan zet intussen concrete stappen. Hij koopt de bodedienst op Amsterdam uit de Firma Gebr. Beentjes, verkoopt zijn deel van het gezamenlijk onroerend goed (dubbel woonhuis en garage) aan zijn broer Piet en verhuist naar de Reestraat in Amsterdam, waar hij een groentezaak begint. De bodedienst op Amsterdam verkoopt hij in 1929 door aan Cor en Arie de Wit voor 5.000 gulden. Met moeite kunnen ze het geld lenen van de Boerenleenbank in Castricum.

De Boerenleenbank.
Hotel De Rustende Jager met links de Boerenleenbank. En daarnaast aan de linkerkant de smederij van Cor Peperkamp. Dorpsstraat 56, 58, 60 in Castricum. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Als het huis van Jan Beentjes aan de Mient 53 per april 1929 leeg komt, verhuizen Kees de Wit en zijn vrouw Neeltje met hun dochter Nel naar Castricum. Cor en Arie gaan weer bij hun ouders wonen en zijn inmiddels eigenaar van een bodedienst Castricum-Amsterdam onder de naam ‘Firma Gebroeders De Wit’. Een jaar later voegt ook dochter Marie zich weer bij het gezin. In 1933 trouwt zij met aannemer Gerrit de Nijs (1896-1972).

De vrachtauto van Gebr. De Wit in 1932 voor de smederij van Hoebe aan de Bakkummerstraat. Bovenop de auto staat Arie de Wit. In de mand zit glas- en aardewerk verpakt in stro.
De vrachtauto van Gebroeders De Wit in 1932 voor de smederij van Hoebe aan de Bakkummerstraat. Bovenop de auto staat Arie de Wit. In de mand zit glas- en aardewerk verpakt in stro.

Piet Beentjes zet de bodedienst op Alkmaar voort tot 1934, wanneer hij naar Alkmaar verhuist en daar aan de Paardenmarkt het ‘Centraal Bodehuis’ opent. De bodedienst op Alkmaar verkoopt hij aan dorpsgenoot Jo Lute (1910–1968), die tevens zijn woning Mient 51 gaat huren. In 1953 verkoopt Jo de goodwill van zijn bedrijf aan collega-ondernemer Piet Kuijper (eveneens gevestigd aan de Mient) en zijn vrachtwagen aan Gebr. De Wit, waar deze onder de naam ‘Ford Lute’ nog jaren dienst deed. In 1960 koopt Jo Lute de woning Mient 51.

Het is hard werken voor de broers De Wit. Zes dagen per week heen en terug naar Amsterdam en alles met de hand laden en lossen. Ze vervoeren heen aardappelen en op de terugreis goederen van particulieren, winkeliers en fabrieken. Later komen daarbij ook kampeergoederen, koffers en fietsen voor het groeiend aantal badgasten en weten ze veel ondernemers uit Castricum, Limmen, Heiloo en Heemskerk aan zich te binden. De zaken gaan goed en al na drie jaar kunnen ze hun eerste nieuwe auto – een Reo – kopen.


Jaarboek 39, pagina 49

Kees en Fred de Wit herinneren zich nog het volgende voorval:
“Vader Cor moest op driehoog in Amsterdam aardappelen brengen. Een lift was er niet en om tijd te besparen besloot hij twee zakken tegelijk mee naar boven te sjouwen. Uitgeput kwam hij boven om daar tot de conclusie te komen dat hij het verkeerde portiek had genomen.”

Advertentie.
Advertentie.

Veel ontwikkelingen in 1935

Het jaar 1935 was een belangrijk jaar voor de gebroeders De Wit. Zo namen ze hun eerste medewerker in dienst in de persoon van Cor Geluk (1910-1985). Hij werd geboren in Zeeland. Omdat daar geen werk was, kwam hij naar het Noord-Hollandse Broek op Langedijk om bij een boer te werken. Cor hield van paarden en motoren. Hij kwam in contact met de Bakkumse fouragehandelaar Dorus Schermer (1897-1954), die hem overhaalde bij hem in dienst te komen. Cor raakte in Castricum bevriend met Arie de Wit. Samen speelden ze bij voetbalclub CSV, waar Dorus als keeper actief was. Cor trouwde in 1937 met Trien Groot (1914–2000), geboren in Bakkum en dochter van Jan Groot, kruidenier aan de Van Oldenbarneveldweg (Klompenbuurt).

Cor Geluk adviseerde aan Cor en Arie de Wit een lijndienst op Rotterdam te beginnen en omdat hij bereid was geld in het project te stoppen, kochten ze er een tweedehands vrachtwagen bij waarmee vanaf april 1935 zes dagen per week tussen Alkmaar en Rotterdam werd gereden. Cor Geluk werd compagnon in de firma.

Vrachtwagens voor het pand Mient 41-43 in 1937. Op de voorgrond de 4-tonner MAN-diesel voor de lijndienst op Rotterdam.
Vrachtwagens voor het pand Mient 41-43 in 1937. Op de voorgrond de 4-tonner MAN-diesel voor de lijndienst op Rotterdam.

Beide broers De Wit trouwden in 1935; Arie op 26 juni met Gré Lute (1912–1999) en Cor op 3 juli met Tonia Tervoort (1907–1996) Ook besloten ze twee woonhuizen te bouwen aan de Mient, hoek Brakenburgstraat: nummer 41 (bewoond door het gezin van Arie) en 43 (bewoond door het gezin van Cor). Tussen de woningen kwam een garage en daarboven een woning voor hun ouders. Het pand werd gebouwd door zwager Gerrit de Nijs op het stuk land dat in de volksmond ’landje van Spil’ werd genoemd, verwijzend naar timmerbedrijf Spil, Mient 49. Het bouwperceel, 22,5 meter breed en 24 meter diep, kochten ze voor een bedrag van 2.700 gulden van de ‘Gouden Ploeg’, bestaande uit Castricummers, die in onroerend goed en grond handelden. De groep was formeel een Naamloze Vennootschap, opgericht in 1927 onder de naam Grondexploitatie Maatschappij ‘Op hoop van zegen Castricum’.

De lijn Alkmaar-Rotterdam liep aanvankelijk minder goed dan gedacht. Pas bij het aantrekken van Rotterdammer Arie Bresijn ging het beter. Arie kende veel bedrijven en voerde een goede acquisitie, waarmee hij veel klanten binnenhaalde.

De zaken gingen zo goed dat een nieuwe 4-tonner MAN-diesel kon worden gekocht en in 1939 volgde een nieuwe Kromhout diesetruck met Netam trailer van 8 ton. Dat betekende meer personeel en kort voor de Tweede Wereldoorlog werkten er twaalf mensen in het bedrijf.


Jaarboek 39, pagina 50

De oorlogsjaren

De oorlog gooide roet in het eten. De binnenstad van Rotterdam werd gebombardeerd. Zodra dat mogelijk was reden Arie de Wit en medewerker Cor Beentjes (‘Zwarte Cor’, de latere eigenaar van café Funadama) naar Rotterdam om Arie Bresijn te zoeken. Er was geen andere manier om te weten te komen of Arie en zijn gezin het overleefd hadden. Ze troffen allen in goede gezondheid aan in hun aan de bombardementen ontsnapte woning. Het Centraal Bodehuis was echter door het bombardement verdwenen.

Na enkele maanden werd er weer een bodehuis geopend en kon de firma Gebroeders De Wit de dienst op Rotterdam hervatten. Niet in de frequentie van voor de oorlog, want de brandstof ging op de bon en het werd steeds moeilijker de dienst uit te voeren. De Rijksverkeersinspectie probeerde (concurrerende) bedrijven te koppelen om brandstof te besparen. De Wit werd gekoppeld aan het Alkmaarse bedrijf P&P Zuidam, maar tot een vruchtbare samenwerking kwam het niet. Cor Geluk wist aanvankelijk olie op de zwarte markt te kopen, maar dat werd steeds moeilijker en uiteindelijk kocht De Wit generatoren waarmee de vrachtwagens op hout en/of turf konden rijden.

Rekening voor bakker André Groot te Bakkum.
Rekening voor bakker André Groot te Bakkum.

In 1942 kwam er een meisje op het kantoor. Dat was Hannie Zijlstra (1926). Hannie had na haar mulo-opleiding al enige administratieve ervaring opgedaan bij Steeman’s kolenhandel. Volgens Hannie bestonden haar werkzaamheden – die ze vooral in de achterkamer van Arie en Gré de Wit uitvoerde – uit het maken van en controleren van facturen. Ook de vrachtbrieven werden door haar gemaakt en als het druk was, schroomde ze niet om in stofjas te helpen bij het overladen van de vracht. Toen Hannie na een jaar meer kon verdienen op het postkantoor in Zaandam, nam ze ontslag. Dat betekende niet het einde van de relatie met de familie Zijlstra, zoals later zou blijken.

Hannie denkt nog met genoegen terug aan een wapenfeit uit die jaren: “Een leverancier stuurde elke maand een rekening voor allerlei zaken. Ik ontdekte dat het bedrag voor een bepaalde levering aan het eind van de ene maand op de rekening was gezet en daarna aan het begin van de nieuwe rekening weer, zodat voor dezelfde levering dubbel betaald werd. Op deze manier kon ik de firma een behoorlijk bedrag besparen en mijn baas was er blij mee, want die kreeg het dubbel betaalde terug.”

In 1942 werd Bakkum en het westelijk deel van Castricum onderdeel van het ‘Landfront’, de verdedigingslinie aan de landzijde van de ‘Atlantikwall’. Ziekenhuis Duin en Bosch werd ontruimd, waarna de Duitse troepen de gebouwen in gebruik namen. De firma De Wit kreeg opdracht om goederen van Duin en Bosch te verhuizen naar Bilthoven en Medemblik. Later kwamen er opdrachten om van woningen die van de Duitsers ontruimd moesten worden, de inboedels te verhuizen naar de plaats waar de evacués werden ondergebracht.

De Mient lag in de 200 meter-zone, het schootsveld van de verdedigingslinie. Alle woningen moesten worden ontruimd en de woningen aan de westzijde van de Mient werden gesloopt. De gezinnen van Cor en Arie verhuisden eerst naar de Geelvinckstraat en later naar de Pernéstraat. Het bedrijf werd verplaatst naar de voormalige doorrijstal van De Rustende Jager op de hoek van de Dorpsstraat en de Torenstraat. Overigens weigerde Jo Lute om van de Mient te vertrekken. Hij heeft nog een half jaar als enige op de Mient gewoond, totdat het te gevaarlijk werd.

De doorrijstal bij de Rustende Jager.
De doorrijstal bij de Rustende Jager. Dorpsstraat 62a in Castricum, 1930. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

Na Dolle Dinsdag op 5 september 1944, toen iedereen ervan overtuigd was dat het land ieder moment van de Duitsers kon worden bevrijd en er spontane feesten uitbraken, trad de bezetter nog meedogenlozer op en vorderde al het rijdend materieel. Het bedrijf kwam stil te liggen. De gebroeders hadden de banden inmiddels van hun trailer gehaald en verstopt.

Nu niet langer transportwerk kon worden verricht en er toch brood op de plank moest komen, besloten de broers ieder een route met gaarkeukenkarren te lopen. Dat betekende ’s morgens met een handkar een bepaalde wijk in om potten en pannen bij de mensen op te halen, bij de gaarkeuken te laten vullen en daarna weer gevuld terug te brengen. Daarmee verdienden ze toch nog 22,65 gulden per week.

Na de oorlog

Na de bevrijding wisten de firmanten al snel enkele wagens rijklaar te krijgen, waarmee de eerste evacués met hun huisraad weer naar Castricum konden terugkeren. Cor Geluk wist opruimwerk te krijgen van het Militair Gezag en er volgden opdrachten om meerdere evacués terug naar Castricum en Bakkum te brengen. Iedereen was blij toen de normale bode- en lijndiensten op Amsterdam en Rotterdam weer hervat konden worden.

Voor het administratieve werk kwam de jongere zus van Hannie, Annie Zijlstra (1928) op kantoor werken.

Annie Zijlstra.
Annie Zijlstra. Oudeweg in Castricum, 1946. Hier verkoopt zij sigaren bij Vitesse tijdens de wedstrijdpauze. De sigaren werden verkocht voor het Thuisfront van de Indiëgangers. In totaal wel 2.000 stuks sigaren, een geweldige opbrengst. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Ter versterking van het wagenpark werden ‘Bellewagens’ aangekocht voor respectievelijk Amsterdam en Rotterdam. Dit waren kleinere bestelwagens, die in de binnenstad goed van pas kwamen.

De ‘bellewagen’ van De Wit wordt gezegend door een priester in Den Haag. Achter het stuur (aan de rechterzijde) Siep Zijlstra. Zijn zoon Bob zit links van hem.
De ‘bellewagen’ van De Wit wordt gezegend door een priester in Den Haag. Achter het stuur (aan de rechterzijde) Siep Zijlstra. Zijn zoon Bob zit links van hem.

Jaarboek 39, pagina 51

Na de bevrijding blijft veel geallieerd legermaterieel achter in Nederland en komt in de dump terecht. De Austin ‘Bellewagen’ is een Engels product, dat in de jaren 1940-1945 werd ingezet bij bestrijding van branden als gevolg van de Duitse luchtaanvallen. De wagen dankt zijn naam aan de grote koperen bel op het dak. Een aantal van deze wagens kwam in 1944-1945 met het bevrijdingsleger naar Nederland. Ook de Castricumse brandweer kreeg de beschikking over zo’n wagen.

Aankoop

In 1950 kochten Cor en Arie de Wit en Cor Geluk, de drie firmanten van ‘Firma Gebroeders De Wit’, garagebedrijf ’De Toekomst’, compleet met bedrijfspand, woonhuis en bijbehorende grond aan de Van Oldenbarneveldweg 7 in Bakkum van Dorus Schermer (de man die Cor Geluk naar Castricum haalde).

Cor Geluk ging de garage beheren en wist er al snel een succes van te maken. Dit mede dankzij de inzet van monteur Jan Scholten (1916-1984), die – weliswaar ongeschoold – een goed vakman was. Als er een auto met pech stond, werd Jan Scholten van huis gehaald om deze op te lappen.

“Als een auto bij Peijs op de hoek kwam aanrijden, hoorde Jan al wat er aan mankeerde”, aldus Kees de Wit (1936). Uiteraard kwamen daar ook de vrachtwagens van de firma De Wit in onderhoud.

In 1951 werd een steunpunt voor de lijn Alkmaar-Den Haag-Rotterdam geopend aan de Lange Beestenmarkt 168 in Den Haag. Castricummer Siep Zijlstra (1915-1980), oudste broer van de eerder genoemde Hannie en Annie Zijlstra, werd beheerder van dit bestelhuis. Siep, aanvankelijk begonnen bij Steeman’s Vrachtdiensten aan de Cieweg, kwam kort voor de Tweede Wereldoorlog in dienst bij De Wit. Daar zorgde hij voor het binnenhalen van werk, voerde administratieve zaken uit, trad op als chauffeur en hielp zo nodig bij het verladen. Om dichter bij zijn werk en klanten te komen, verhuisde hij in 1951 met zijn gezin van de Nuhout van der Veenstraat 28 naar Rijswijk.

Vracht uit Rotterdam en bestemd voor Amsterdam kwam altijd via Den Haag naar Castricum om na overladen naar Amsterdam te worden gebracht. Siep wist deze rit te bekorten door een directe lijn Den Haag-Amsterdam op te zetten. Nadat Kees, zoon van Cor de Wit, in 1954 zijn rijbewijs haalde, kwam hij als eerste van de volgende generatie in dienst van de firma. Hij ging in de kost bij het gezin van Siep Zijlstra in Rijswijk en werd chauffeur op de nieuwe lijn.

De Ford-vrachtwagen wordt geladen met fietsen, bestemd voor kampeerterrein Bakkum: Cor de Wit en op de luifel Jan Rozemeijer.
De Ford-vrachtwagen wordt geladen met fietsen, bestemd voor kampeerterrein Bakkum: Cor de Wit en op de luifel Jan Rozemeijer.

Bedrijvigheid

Er was altijd bedrijvigheid rond de panden Mient 41 en 43. In de garage, op het pleintje ervoor, op het eerste stukje van de Brakenburgstraat, overal stonden de vrachtwagens. Dagelijks vertrokken vrachtauto’s naar Alkmaar, Zaanstreek, Amsterdam, IJmond en Rotterdam. Er was een lijndienst Amsterdam (via de pont en later de Velsertunnel) en een aparte lijn Zaandam (via Uitgeest, Krommenie en Wormerveer). Alle goederen werden in de garage op bestemming gesorteerd en daarna in de betreffende vrachtauto’s geladen.


Jaarboek 39, pagina 52

De wagens met de verste bestemming of meeste adressen eerst. De volgorde van laden werd aangegeven door de chauffeur, die daarvoor zijn vervoeradressen op volgorde van aflevering had gesorteerd.

In de zomermaanden moesten vooral rijen fietsen en koffers naar het kampeerterrein in Bakkum vervoerd worden. De eigenaren kwamen per trein (en met mooi weer ook wel per fiets), meestal vanuit Amsterdam. Vooral in de augustusmaand was het hectisch met het vele ‘badgoed’. De zonen van Jan Beentjes kwamen vaak vanuit Amsterdam om te helpen.

Medewerkers van De Wit in de jaren 1950.
Medewerkers van De Wit in de jaren 1950, van links naar rechts Jan Beentjes, Ber de Wit, Eli van Rookhuizen, Jaap Fatels, Arie de Wit, Nico Stokman, Siep en Annie Zijlstra.

Het was hard werken maar de stemming onder de medewerkers bleef goed. En dat waren in die jaren na de oorlog behalve de gebroeders de Wit en Cor Geluk, de medewerkers Arie Bresijn, Siep Zijlstra, Theo van der Park, Eli van Rookhuizen, Annie Zijlstra, Wim Dekker, Jan Rozemeijer, Joop Stet, ’Japie’ Fatels, Nico de Winter, Nico Zwakman, Henk Zonneveld, Jan Spil, Jan Liefting, Jaap Rijke en Arie’s dochter Elly de Wit die hand- en spandiensten bij de administratie verrichtte.

Elly Beentjes-de Wit (1936) en Gé de Wit (1939), oudste kinderen van Arie de Wit, herinneren zich nog goed dat het plaatwerk van een trailer moest worden vernieuwd, omdat deze klem was gereden onder een viaduct in Haarlem: “Op een ochtend kwam er een telefoontje van chauffeur Nico de Winter dat zijn truck met trailer, die net was opgeknapt, door een verkeerde manoeuvre op z’n kant was komen te liggen. De combinatie was onderweg naar Den Haag en het was gebeurd bij wegrestaurant De Uiver in Sassenheim. De paniek aan de Mient was groot. In allerijl werden maatregelen genomen om de goederen zo snel mogelijk toch op hun bestemming te krijgen.”

Elly herinnert zich ook het volgende voorval: “Terwijl ’s avonds een truck met trailer vanuit Den Haag naar Castricum kwam, werd een trailer geladen met goederen bestemd voor Den Haag en Rotterdam. ’s Nachts werd deze dan door dezelfde truck met dezelfde chauffeur weer teruggereden. Het kwam voor dat die chauffeur nog een tijdje moest wachten tot de trailer geladen was. Dan bracht deze zijn tijd door in het woonhuis van Arie en Gré de Wit. Dit ging in het volste vertrouwen, terwijl de geldkist in een bureaula voor het grijpen stond. Op een ochtend kwam het bericht dat de chauffeur die nacht door de politie uit de auto was gehaald. Hij bleek lid te zijn van een bende die met name in Drenthe talloze overvallen had gepleegd.”

Ingrijpende veranderingen in 1956

Net als het wagenpark, groeiden ook de gezinnen van Cor en Arie de Wit. Beiden kregen acht kinderen. Ook over de toekomst werd nagedacht. Zowel de verwachting dat jongens uit beide gezinnen in het bedrijf zouden willen werken, als verschil van inzicht bracht hen in 1956 tot het besluit uit elkaar te gaan. De vennootschap werd ontbonden. Arie kocht in Haarlem een stadsbestel- en afhaaldienst. De lijndienst Alkmaar-Den Haag-Rotterdam werd verkocht aan Siep Zijlstra en zijn compagnon Nico van der Velden. Garage De Toekomst ging naar Cor Geluk. Cor de Wit behield de bodedienst op Amsterdam en zette dus in feite het expeditiebedrijf voort. Zo ontstonden er dus vier bedrijven.

Garage De Toekomst met Caltex-benzinepompen.
Garage De Toekomst met Caltex-benzinepompen.

De Toekomst in Bakkum

Garage ‘De Toekomst’ kwam toe aan ex-medefirmant Cor Geluk. Daarmee werd zijn uittreden uit de vennootschap gecompenseerd.


Jaarboek 39, pagina 53

Hard werken leverde hem genoeg op om in 1963 enkele stukken bouwland toe te voegen aan zijn grond. Daarmee wist hij het perceel bijna te verdubbelen. Het bedrijf bood Rob de Wit (1941-2014), zoon van Arie, gelegenheid na zijn LTS-opleiding de nodige monteurservaring op te doen. Naast zijn werk als garagehouder begon Cor ook een autorijschool.

Na jaren als garagehouder te hebben gewerkt hoopte hij dat zijn twee werknemers Wim Glorie en Piet de Winter de zaak wilden overnemen, maar die vonden dat een te grote stap. In 1965 verkocht hij zijn zaak aan Bal Lute (1920-1976). Bal is de jongere broer van Jo en reeds houder van de Opel-garage aan de Dorpsstraat.

Cor Geluk behield zijn autorijschool, waarvoor hij nog jaren rij-instructie gaf. De interesse van de medewerkers van Cor Geluk voor het garagebedrijf is kennelijk toch gebleven, want in 1976 verkoopt Bal Lute de garage aan de ‘BV Automobielbedrijf Glorie en de Winter’. Op dit moment leidt Dick de Winter, zoon van Piet, het garagebedrijf aan de Van Oldenbarneveldweg.

Catharine (Tiny) Kuijper-Geluk (1939), oudste dochter van Cor Geluk en Trien Groot: “Met pastoor De Wit van de rooms-katholieke parochie Maria ten Hemelopneming was afgesproken dat hij elke week een keer gratis kon tanken aan de Caltexpomp die voor ons huis stond. Meestal zorgde moeder Trien voor de klanten aan de pomp. Toen op een dag de pastoor weer voor de pomp stond, waarschuwde vader Cor haar dat de geestelijke zijn wekelijkse portie al had gehad.”

Mercedes-truck en trailer van ‘De Wit autosneldiensten’.
Mercedes-truck en trailer van ‘De Wit autosneldiensten’.

De Wit in Den Haag

Zoals hiervoor vermeld, kocht Siep Zijlstra samen met Nico van der Velden de lijndienst Alkmaar-Den Haag-Rotterdam en het bodehuis in Den Haag. Nico van der Velden, een buurman van de familie Zijlstra in Rijswijk, was financieel goed onderlegd en werd compagnon in de nieuwe firma onder de naam ‘De Wit Autosneldiensten’.

In 1960 werd Bob Zijlstra (1942), zoon van Siep, eveneens compagnon en was hij degene die het vakdiploma haalde, waarmee de firma voldeed aan de wettelijke verplichtingen. In 1963 kocht Zijlstra het Alkmaarse bedrijf ‘Auto en Motorbootdiensten voorheen Firma P&P Zuidam NV’, die eveneens al jarenlang een lijndienst Alkmaar-Rotterdam uitvoerde. Kort daarna werd ook transportbedrijf Schot uit Alkmaar overgenomen. Onder de naam ‘Autodiensten De Wit-Zuidam BV’ werd het inmiddels tot 18 vrachtwagens gegroeide bedrijf voortgezet. Naast de lijndienst waren er bezorgdiensten door heel Nederland. Het bedrijf werd in 1977 door Bob Zijlstra overgenomen, waarna Nico van der Velde stopte met werken en uit de BV stapte. Siep bleef als adviseur aan het bedrijf verbonden tot zijn overlijden in 1980.

In 1978 verkocht Bob de lijndienst aan transportbedrijf P.R. Koomen in Hoorn. Daarna was hij, in samenwerking met Holland Safari, medeoprichter van ‘Vervoerscentrum Den Haag’ waarin het Haagse bodehuis opging. Ook was hij in 1980 betrokken bij het oprichten van de ‘Nederlandse Pakket Dienst’, waarin 15 landelijke transportbedrijven samenwerkten en gebruik maakten van geavanceerde sorteersystemen met barcode lasers en voor het eerst werden postcodegebieden omgezet naar het barcode systeem. Het bedrijf is in het jaar 2000 overgenomen door GLS. Ook was Bob medeoprichter van ‘Mikropakket’, een naar buiten onbekend bedrijf, dat het vervoer verzorgd in de juweliersbranche.
Bob, geboren Castricummer, is nog steeds actief in onroerendgoed beleggingen.

Drie zoons van Arie de Wit: Gé, Aad en Rob achter een verhuisauto.
Drie zoons van Arie de Wit: Gé, Aad en Rob achter een verhuisauto.

De Wit in Haarlem

Arie de Wit begon op z’n vijftigste opnieuw. Hij kocht op 3 september 1956 in Haarlem de stadsbestel- en afhaaldienst van Hendrik Jansen en zette deze voort onder de naam ‘A. de Wit voorheen H. Jansen’.
Vanuit een bedrijfspand aan de Nassaulaan werden goederen bezorgd en opgehaald voor meubelzaken, antiquairs en dergelijke. Na een moeizame start ging het beter toen het bedrijf ook als bodehuis ging opereren en de vertegenwoordiging van twee lijndiensten verkreeg. De groei zette door en in respectievelijk 1958 en 1960 kwamen zonen Rob (1941-2014) en Gé de Wit (1939) in de zaak. In 1962 werd het Haarlemse transportbedrijf O. Feitsma en Zoon overgenomen.


Jaarboek 39, pagina 54

Van 1961 tot en met 1965 werkte dochter Elly op kantoor en ook in de jaren erna viel zij nog wel eens in. Dagelijks reed vader Arie met Gé, Rob en Elly vanuit Castricum naar Haarlem vice versa. In 1965 nam Arie de Wit het administratieve werk van zijn dochter over. Geleidelijk werd het bedrijf ook actief op de verhuismarkt. Er kwamen steeds meer verhuisopdrachten, waaronder van de gemeente Haarlem. Ze besloten het bodewerk af te stoten en zich geheel toe te leggen op verhuizingen. De bedrijfsnaam wordt omgezet in ‘Firma De Wit Meubeltransport en Meubelbewaring’ met Arie, Gé en Rob de Wit als vennoten.

In 1968 werd het Alkmaarse verhuisbedrijf ‘Jac. Koop Verhuizingen’ gekocht en als Alkmaars filiaal onder die naam voortgezet met een pakhuis aan de Laat in Alkmaar. Menig Castricummer zal herinneringen hebben aan de grote houten trailer van Jac. Koop, die in de begintijd van de Castricumse Rugbyclub als kleedruimte werd gebruikt door de tegenpartij. De wedstrijden werden toen gespeeld op het veld naast Johanna’s Hof.

Arie de Wit trad in 1971, op 65-jarige leeftijd, terug als actieve vennoot in het bedrijf. Behalve ondernemer was hij maatschappelijk zeer betrokken. Hij was secretaris van de Castricumse afdeling van de Katholieke Volkspartij (KVP) en in 1953 medeoprichter van de afdeling Noord-Holland van de Katholieke Vervoerdersorganisatie Sint Franciscus (later KVO), waarvan hij jarenlang voorzitter was en als zodanig ook lid van het landelijk hoofdbestuur.

Ook was hij bestuurslid van de Savam, een brancheorganisatie voor alle erkende verhuizers en zat hij in de ballotagecommissie, die beoordeelde of nieuwe bedrijven de titel ‘Erkend Verhuisbedrijf’ verdienden.

Het bedrijf groeide door en verhuisde in 1974 naar een nieuw gebouwde loods aan de Conradweg in de Waarderpolder te Haarlem. Op 1 maart 1984 werd Jac. Koop als filiaal opgeheven, maar de handelsnaam integreerde pas in 1996 in de rechtspersoon ‘De Wit Haarlem Verhuizingen BV’ die op 2 oktober 1991 werd opgericht, nadat Rob de Wit zich uit de zaak had teruggetrokken. Gé ging verder met zijn nieuwe compagnon Jack Kuijper (1950-2012). Het bedrijf verhuisde in 2000 naar een nog grotere ruimte aan de Wateringweg te Haarlem, waar opslag in containers mogelijk is. In hetzelfde jaar trok Jack Kuijper zich uit de zaak terug en nam Castricummer Niels de Wit (1976), oudste zoon van Gé, zijn plaats in.

Niels de Wit, de latere directeur van De Wit Haarlem BV, in het midden achterop een verhuisauto in 1996.
Niels de Wit, de latere directeur van De Wit Haarlem BV, in het midden achterop een verhuisauto in 1996.

Anno 2016 is het bedrijf, onder leiding van Niels, uitgegroeid tot een groot internationaal verhuisbedrijf ‘De Wit Haarlem B.V.’ Onder de handelsnamen ‘De Wit Haarlem Euromovers’, ‘De Wit Facility Services’ en ‘De Wit Art Handling’ worden (bedrijfs)verhuizingen, facilitaire werkzaamheden en kunsttransporten uitgevoerd.

De Wit op de Castricummer Werf

Na het besluit uit elkaar te gaan, behield Cor de Wit de bodedienst op Amsterdam. Ook de garage tussen de woningen Mient 41 en 43 bleef als zodanig in gebruik. Het hele gezin zette de schouders eronder om het bedrijf voort te zetten. Met hard werken leidde Cor, samen met zijn zoon Kees, de dagelijkse vervoerswerkzaamheden van Expeditie De Wit door een nieuwe periode. Thuis onderhield zijn vrouw Tonia de telefonische contacten met de klanten en dochter Iny (1937) verzorgde de administratie. Ook zoon Hans (1940), tot dan werkzaam in de woning inrichting, kwam rond 1960 het bedrijf versterken, evenals de jongste zoon Fred (1946) in 1964. Vader Cor trok zich geleidelijk terug.

Toen in 1970 het vervoerscentrum Amsterdam van de Oost- naar de Westhaven verhuisde, vestigde Expeditie de Wit een bodehuis in een loods aan de Gyroscoopweg 32, waar aanvankelijk Kees en Hans, maar al snel Fred beheerder werd. Vanuit dit bodehuis werden goederen in Amsterdam bezorgd en opgehaald.

Hans de Wit met zijn zoon Jean-Michel voor de verhuisauto van De Graaff.
Hans de Wit met zijn zoon Jean-Michel voor de verhuisauto van De Graaff.

Hans wilde meer van de wereld zien, verliet in 1967 het familiebedrijf om in 1970 weer bij zijn vader en broers te gaan werken. In 1971 verliet hij hen opnieuw. Hij kocht bodedienst J. de Graaff in Heiloo en wist dit bedrijf – samen met zijn vrouw Camille – uit te bouwen tot een florerend, vooral nationaal maar indien gewenst ook internationaal opererend verhuisbedrijf met een eigen pand op het bedrijventerrein d’ Oosterzij in Heiloo. In 1999 werd het bedrijf verkocht aan De Graaf Verhuizingen en Opslag uit Alkmaar.
Hier is zoon Jean-Michel (1976) degene die als derde generatie De Wit transporteurs in het vak terecht is gekomen.


Jaarboek 39, pagina 55

Na zijn opleiding ‘Transport en Logistiek’ in Frankrijk en een aantal jaren als internationaal chauffeur, is hij nu werkzaam op het kantoor van een rederij die zich bezighoudt met het vervoer van containers.

Na het vertrek van vader Cor en broer Hans bleven Fred en Kees over en vormden zij de directie, tot Kees in 1979 als administrateur naar Peeters Vervoerscentrale in Amsterdam overstapte. Dit had grotendeels te maken met rugklachten, waardoor hij het zware werk niet meer kon uitvoeren. De huur van het bodecentrum in Amsterdam was intussen zo hoog geworden en de activiteiten liepen dermate terug, dat het niet langer aantrekkelijk was dit te beheren; reden om het centrum af te stoten. Het klantenbestand werd verkocht aan het bedrijf waar Kees was gaan werken.

Fred de Wit voor twee DAF-vrachtwagens in 1986.
Fred de Wit voor twee DAF-vrachtwagens in 1986.

Door groei van het expeditiebedrijf was de garage op de Mient te klein geworden en ook het pleintje voor de garage te smal om goed met de grotere voertuigen te kunnen werken. Daarom besloot Fred in 1990 het bedrijf te verhuizen naar het in 1986 ontwikkelde bedrijventerrein Castricummer Werf. Daar werd het pand door Henny Huisman geopend. In 1985 was Jack Kuijper bij hem komen werken. Met zijn logistieke ervaring wist hij veel klanten te werven. In 1991 vertrok Jack om medevennoot te worden bij De Wit Haarlem. Kees de Wit kwam als medewerker terug in het bedrijf.

Verhuizing Henny Huisman naar Bakkum. Fred de Wit en Henny Huisman.
Verhuizing Henny Huisman naar Bakkum. Fred de Wit en Henny Huisman.

Het bedrijf bleef groeien en opereerde steeds meer internationaal. Fred maakte zijn droom waar door met zo’n 15 koelwagens groente en fruit te vervoeren naar Zuid-Europese landen als Spanje en Portugal. In Portugal werd zelfs een eigen filiaal geopend. Dit onderdeel van het bedrijf werd in 2003 verkocht aan Peter Bruin, de man die al jaren het internationale transport bij De Wit regelde.

Voor de verhuismarkt bedacht Fred de naam ‘Aad de Wit Verhuizingen’, zodat het bedrijf altijd als eerste naar voren kwam als er door potentiële klanten naar een verhuizer werd gezocht.
In 2001 verkocht Fred het verhuisbedrijf aan Jack Kuijper, die inmiddels uit Haarlem was vertrokken. Nadat Jack zich in 2007 terugtrok, kwam het bedrijf in handen van diens zoon Carel (1977) en van Jan Laan (1964), de man die al 15 jaar de boekhouding van het bedrijf verzorgde. Het bedrijf is uitgegroeid tot een onderneming met 20 medewerkers en als ‘Erkend Verhuisbedrijf’ aangesloten bij Mondial Movers, een netwerkorganisatie waarbij 21 verhuisbedrijven zijn aangesloten met 28 vestigingen en 400 medewerkers. Aad de Wit Verhuizingen heeft ook een vestiging in Amsterdam.

Het bedrijf blijft bij de tijd. Als eerste bedrijf in Nederland werd in 2008 het CO2-neutraal verhuizen ingevoerd en in 2011 had het de wereldprimeur met de eerste elektrische verhuiswagen. Transport en Logistiek Nederland (TLN) kende het bedrijf in 2012 de ondernemersprijs toe.


Jaarboek 39, pagina 56

Maatschappelijk betrokken

Inzet van materieel voor goede doelen is nimmer een probleem geweest. Niet te vergeefs hebben heel wat organisaties een beroep gedaan op de bedrijven van De Wit.

Eind jaren 1940 vervoerde De Wit samen met collega transporteurs uit het dorp Vitesse ’22-aanhangers naar een beslissingswedstrijd in Ouderkerk aan den Amstel. Na de watersnoodramp van 1953 werden vrachtauto’s ingezet voor de inzameling van goederen voor de gedupeerden en voor de Tour de Flevo werd een vrachtwagen beschikbaar gesteld. Voor de startende Rugbyclub kwam er een trailer als kleedkamer, Fred de Wit stelde zijn vrachtwagens meerdere malen ter beschikking van hulptransporten naar Polen. De Wit Haarlem vervoerde de spullen voor een zomerkamp van Stichting Welzijn Beverwijk en Aad de Wit Verhuizingen zorgde voor materiaal voor de actie ‘Castricum Verwelkomt’, een actie waarbij dozen met goederen werden gevuld om vluchtelingen te verwelkomen.

De huidige directeuren van Aad de Wit Verhuizingen, Carel Kuijper en Jan Laan, bij de ingebruikneming van de eerste elektrische verhuisauto.
De huidige directeuren van Aad de Wit Verhuizingen, Carel Kuijper en Jan Laan, bij de ingebruikneming van de eerste elektrische verhuisauto.

‘Verbetering van bestaan’, vaak het door emigranten gebruikte motief als reden van verhuizen naar een ander land, ging zeker ook op voor Cor en Arie de Wit. Verhuisd vanuit de kop van Noord-Holland naar een zuidelijker deel van de provincie, hebben zij die doelstelling met durf, zakelijk inzicht, vakmanschap, hard werken en door zich te omringen met de juiste mensen, waargemaakt. Met een vandaag de dag zichtbaar resultaat in de vorm van twee grote logistieke bedrijven, onmiskenbaar voortgekomen uit dat kleine bedrijf met slechts een tweedehands vrachtwagen, nu (in 2016) 87 jaar geleden.

... dat kleine bedrijf met slechts een tweedehands vrachtwagen ...
… dat kleine bedrijf met slechts een tweedehands vrachtwagen …

Ton Stuifbergen
Aad de Wit

Bronnen:

  • Archieven bedrijven en families De Wit en Geluk;
  • Beentjes, J.Th., De genealogie van de familie Beentjes van 1971 tot 1991–200 jaar, Heemskerk 1991;
  • Bulte, Marcel en anderen, Van oude nijverheid tot nieuwe zakelijkheid. Geschiedenis van de belangrijkste zelfstandige ondernemingen die zich in Haarlem vestigden. Haarlem 1998;
  • De Wit, Adrianus (Arie), Memoires, Castricum 1995;
  • Doedens, W.E.J., Twee eeuwen sinds Jan Pietersz. De Wit en Catharina Molenaar van 1793 tot 2000. Alkmaar 1999;
  • Glorie-van der Steen A.C. en Zuurbier S.P.A., De Castricumse familie Lute, 8e Jaarboekje Oud-Castricum (1985);
  • Kadaster met betrekking tot. Mient 51 en 53, Mient 41 en 43 en Van Oldenbarneveldweg 7 te Castricum;
  • Regionaal Archief Alkmaar, Adresboek van Alkmaar 1919 t/m 1951;
  • Sminia-Wouters A.G.P. en Zuurbier S.P.A., De Castricumse familie Schermer, 17e Jaarboekje Oud-Castricum (1994).

Met dank aan:
Elly Beentjes-de Wit, Hannie Borst-Zijlstra, Niek Kaan. Iny Koot-de Wit, Catherine Kuijper-Geluk, Marijke de Vries-Lute, Fred de Wit, Gé de Wit, Kees de Wit, Rachel de Wit, Bob Zijlstra en Simon Zuurbier.

Print Friendly, PDF & Email
Abonneer
Laat het weten als er
2 Reacties
Nieuwste
Oudste
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties