Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.
Jaarboek 45, pagina 54
Wie was … Herman Zomerdijk
Herman Zomerdijk (1947-2014) is een bekende naam voor veel Castricummers. In Bakkum verschijnt er een brede glimlach op de gezichten als Herman ter sprake komt. Het beeld dat uit de verhalen oprijst is dat van Herman als een aimabele, bescheiden en geliefde Bakkumse bollenboer. Met zijn metaaldetector, als klusser en amateurarcheoloog vond en maakte hij alles. Dat ging hand in hand met een uiterst zorgvuldige werkwijze. Hij hield echter niet van autoriteiten en was wars van regels. Daarnaast was Herman een feestneus. Een kermis in Bakkum zonder hem was niet compleet, zo wordt verteld. Kortom, er zijn prachtige verhalen over deze kleurrijke dorpsgenoot te vertellen.
Jonge jaren
Zoeken en onderzoeken van alles wat hij kon vinden in de omgeving van Bakkum zat er bij Herman al heel jong in. Zijn ouders, vader Piet Zomerdijk en moeder Marie Zomerdijk-Borst, kregen zeven kinderen, waarvan twee jongens en vijf meisjes. Ze woonden met het gezin in een boerderij aan de Heereweg 74 in Bakkum.
Herman werd daar geboren in 1947 en was de op een na jongste van het gezin. Zijn drie jaar oudere broer Piet (1944) weet te vertellen dat Herman als jochie al voortdurend op pad was op zoek naar muntjes en ander mogelijk bruikbaar spul. Toen moeder Zomerdijk eens tegen haar toen zesjarige zoon Herman opmerkte dat hij nu wel erg moe begon te worden van het rondstruinen, was zijn antwoord: “Doe me dan naar bed”.
Jaarboek 45, pagina 55
Vader had een bollenbedrijf. Het was hard werken en ook de kinderen werkten al jong mee. In het gezin werd iedereen geacht op tijd aan tafel te komen maar voor Herman maakte moeder Zomerdijk altijd een uitzondering. “Als hij te laat kwam had ze toch nog wel ergens een prakje voor hem staan. Herman was een beetje het troeteljoch van moeder”, weet zus Gerda (1949).
Gerda en Herman speelden als jongste kinderen veel samen. Gerda: “Toen we heel klein waren deden we spelletjes als tikkertje en verstoppertje. Later werd het spelen wat prestatiegerichter en ging het er meer om wie de beste of de snelste van ons twee was. Beiden verzamelden we sigarenbandjes, maar wel ieder apart. Ook sinaasappelpapiertjes plakten we in. Alles verzamelden we. Ik heb hem wel eens wat afgetroggeld.
Bij het bollenpellen kwamen we soms muntjes tegen. Meestal een cent. Herman wilde die graag hebben, alleen al om te zien uit welk jaartal de munt afkomstig was. Hij vroeg dan: ‘Mag ik die hebben?’ Mijn antwoord was: Nee, alleen ruilen voor een sigarenbandje.”
Doordat moeder wat sukkelde met haar gezondheid, kwam dokter De Jongh heel vaak bij de familie Zomerdijk. De regelmatige en zeer vriendelijke bezoekjes van de huisarts waren belangrijk voor het gezin. Dokter De Jongh rookte sigaren, waarvan Herman en Gerda probeerden de bandjes te bemachtigen. Broer Piet: “Herman kon beter dan wie ook wat aftroggelen. Veel beter dan ik.”
Herman was jarenlang misdienaar bij pastoor Leipzig in Bakkum. Herman was een lief jochie en pastoor Leipzig een gemoedelijke man. Die pastoor kon hem leiden in de goede zin van het woord. Want ook toen al kwam het woord ‘moeten’ niet in het woordenboek van Herman voor. Piet: “Misdienaar waren we allebei een jaar of vier. Daarna kon je vier jaar koster worden in de Antoniuskerk. Dat was de kapel bij het kindertehuis Antonius in Bakkum. In totaal is Herman zeven jaar misdienaar en koster geweest. Als koster moesten we onder andere collecteren. Dat deden we met plezier.”
Altijd buiten spelen, een liefdevolle jeugd
Herman had zoveel vriendjes dat Gerda en Piet zich niet een naam in het bijzonder kunnen herinneren. Hij was altijd met vriendjes op pad.
Jaarboek 45, pagina 56
Piet: “Wij woonden ideaal met een grote tuin en een eigen voetbalveld.” Gerda voegt daaraan toe: “We waren altijd aan het spelen of gingen schommelen bij onze tante.”
De kinderen hadden volgens Gerda een warme en liefdevolle jeugd: “Het was gewoon in die tijd dat we meewerkten op het land en zeker in de bollentijd. Ook de oudere zussen werkten op het land. Maar ze smeerden ook boterhammen en hielpen met bollen pellen en wieden bij de tulpen. De huishoudelijke klussen waren voor de meiden. Herman en Piet hoefden niet af te wassen.”
Over het wonen aan de Heereweg vertelt Gerda: “Dat was een prachtige plek. Als er ijs was mochten we schaatsen. Vrienden en vriendinnen waren altijd welkom en kwamen logeren. We hadden een groot huis en verhuurden ook aan badgasten uit Amsterdam of Duitsland. Onlangs kreeg broer Piet nog foto’s. Die badgasten brachten ook nieuwe dingen in het gezin. Er kwam zo’n groot ding in de tuin: een volière. Eerst wilden onze ouders dat niet maar Herman vond het leuk, dus die kwam er. Herman zorgde ook voor de lammetjes.”
Vader Zomerdijk overleed op 68-jarige leeftijd en moeder werd 70.
Dienstplicht en verkering
De beide jongens uit het gezin Zomerdijk moesten in dienst. Marga, de weduwe van Herman, weet te vertellen dat Herman daar geen man voor was. In die tijd hadden ze nog geen verkering, maar Marga kent de verhalen. De kasten van dienstplichtigen werden gecontroleerd of alles wel netjes op een stapel lag. Zo niet, dan werd de hele kast leeg getrokken en moest je die weer helemaal opnieuw inruimen. Herman kon daar niet goed tegen.
Hij was nog vrijgezel en als een van zijn maten straf kreeg, nam hij de straf over en bleef de weekenden op de kazerne. Zo was hij bijna ieder weekend niet thuis. Zijn kameraden riepen op hun beurt tijdens het appél ook wel eens ‘present’, terwijl Herman er niet was.
Piet kwam eerder uit dienst, omdat vader ziek was. Hij vertelt dat Herman eens thuiskwam met een tas vol patroonhulzen en ander gevonden materiaal. Dat mocht natuurlijk helemaal niet, maar daar leek Herman geen erg in te hebben. Uiteindelijk lukte het hem ook om vervroegd af te zwaaien.
Marga Zomerdijk-van der Poel, nu 69 jaar, trouwde in 1975 met Herman. Ze leerden elkaar kennen tijdens een skivakantie in Oostenrijk in het dorpje Westendorf.
”Ik weet nog heel goed wanneer ik Herman de allereerste keer zag. Ik was met vriendinnen op wintersport. We zaten in een cafeetje met vijf meiden en twee jongens. Een van die jongens zei: ’Wacht maar, ik roep wel drie jongens van boven’. Die jongens kwamen de trap af, maar ik heb er maar één gezien. Het leek voor mij of Herman in een aureool liep. Het was meteen: ‘Wauw’. Herman zei die avond eerlijk: ‘Ik heb een meisje in Castricum’. Dus ik was bang dat het niets kon worden. Maar we bleven elkaar schrijven en later kwam Herman naar Amsterdam, waar ik werkte. Herman is altijd mijn grote liefde gebleven”, aldus Marga.
Het meisje van Herman Zomerdijk en werken in de bollen
Marga was net 22 jaar toen ze met Herman trouwde. Zij gingen achter de boerderij wonen op nummer 74a. Dat was oorspronkelijk een bollenschuur die Herman omtoverde tot een knusse woning, waar Marga nu nog woont.
Marga groeide op in Amsterdam en moest wennen aan het dorpsleven: “In Bakkum had Jopie Hoebe een winkeltje. Toen ik daar voor de eerste keer kwam, werd er gevraagd: ‘Ben jij het meisje van Herman Zomerdijk?’ Ik was toen zelfs een beetje nijdig, want ik kon niet eens anoniem boodschappen doen. Dat ging niet omdat iedereen Herman kende.”
Jaarboek 45, pagina 57
Herman was zes jaar ouder dan Marga. In de familie Zomerdijk gaat de anekdote rond dat Herman overal en ook zonder detector muntjes wist te vinden. In hun verkeringstijd waren Marga en Herman een keer aan het strand. Ze hadden wel zin in een patatje, maar geen geld op zak. ‘Wacht maar even’, zei Herman en hij had in no time genoeg geld gevonden om een zakje patat te kopen …
Gerda: ”Herman heeft eerst de tuinbouwschool gedaan en ging toen werken in het bedrijf van onze vader. Vader deed een stuk land over aan Piet en Herman. Die werden ook bollenkwekers van tulpen, blauwe druifjes en de keizerskroon.”
Rob van Eerden, nu werkzaam als beleidsarcheoloog bij de provincie Noord-Holland en Huis van Hilde, werkte in de jaren (negentien) tachtig nog bij de familie Zomerdijk op het land om te helpen bij het bollenrooien en laat weten: “In die tijd zag ik Herman vooral als een wat nukkige boer. Later was hij niet meer mijn leidinggevende in de bollenteelt en werd onze relatie gelijker. Herman was een energieke en temperamentvolle man en een vrijbuiter.”
Herman verliet het familiebedrijf in 1987. “Dat snapten we allemaal”, vertelt Gerda. “Het bollenbedrijf was eigenlijk niks voor hem. Het bedrijf moest uitbreiden en expansie was niet Herman zijn ding, want hij had ruimte nodig om zijn eigen gang te kunnen gaan.”
Piet ging alleen verder met het bedrijf. ”Dat was natuurlijk wel even heen en weer gedoe, maar het heeft een goede relatie met mijn broer niet verstoord. Herman gaf eigenlijk niet om geld en uitbreiding”, zegt Piet. “We rookten weer een sjekkie en dat was dat.”
Jutten en kermis vieren
Piet: “We bleven wel samen jutten. Ik had eens twaalf mooie planken op het strand gevonden. Die hees ik op de fiets, maar de spaken sprongen eruit. In het donker worstelde ik met die planken. In de verte zag ik een lichtje. Daar kwam Herman aan. Het eerste wat hij vroeg was: ‘Is er nog meer?’ Herman ging meteen door naar het strand, waar een houten sloep lag van vijf meter. Een mooi bootje, maar die was niet te tillen. Er moesten meer mensen mee om het op te halen We hebben dat ding toen met een tweewielig trekkertje naar huis gehaald.
Jaarboek 45, pagina 58
De strandvonder kwam bij ons langs om naar het hout en de sloep te kijken. Hij liet het erbij. Herman heeft die hele boot opgeknapt met het materiaal van het strand. Zelfs de verf had hij daar gevonden!”
Herman was ook een echte liefhebber van de jaarlijkse Bakkummer kermis. Marga: “Het was het hele weekend feest, maar het hoogtepunt was de viering van het eerste deuntje op de maandagmorgen. We gingen dan eerst met familie en vrienden indrinken bij ons thuis. We hadden de grootste lol samen, vooral toen er een keer werd aangebeld door een onderwijzeres met acht kinderen. Ze kon Antonius niet vinden en wist natuurlijk niet wat ze zag … In de loop van de ochtend werd iedereen door Cor Zonneveld op een platte kar naar Borst gebracht, waar vrolijk verder werd gedronken. Toen het deunen eind jaren (negentien) tachtig werd afgeschaft, was het ook meteen over met de bijeenkomsten in ons huis.”
Klussen en metaaldetector
Herman werkte later als freelancer en deed klussen. Hij verkocht bloemen in zijn stalletje en struinde rond met zijn detector. Marga werkte als verpleegkundige en echoscopiste en werd kostwinner. Uit het huwelijk werden geen kinderen geboren. Marga: “Herman werkte heel hard en iedereen wist hem voor klussen te vinden. Hij had een duidelijke eigen mening.”
Met het inkomen uit de baan van Marga en de klussen van Herman konden ze het prima redden.
Herman had een vrije geest en dat botste wel met de autoriteiten. “Hij zocht de grenzen op”, zegt Marga. “Hij kweekte zijn eigen bloemen en verkocht die in een stalletje naast de weg. Alleen dat stalletje had geen wielen en daarom werd het door de gemeente als illegaal bestempeld en moest het verdwijnen. Dat was omstreeks 2000. Het bloemenstalletje langs de weg was een van de eerste in het dorp en Herman verkocht heel goed. Herman was zo kwaad dat zijn stalletje weg moest dat hij naar het gemeentehuis ging en de kamer van de betreffende bestuurder binnen stormde.” Het hielp niet, want het stalletje mocht niet blijven.
“Het vrijbuiter zijn is echter maar één kant van Herman”, meent Marga. “Hij was juist ook heel sociaal en bescheiden. We hadden veel aanloop in ons huis. Herman had altijd veel mensen om zich heen. Hij was niet zo van de verenigingen, maar toch was hij ook actief bij de Werkgroep Oud-Castricum en in verschillende koren.”
Met andere vrijwilligers van de werkgroep die metaaldetectoren hadden, ging Herman op zoek naar muntjes in de regio. Udo Espeet was de eerste die in Castricum met een zelfgemaakte metaaldetector liep. Omdat de gezondheid van Udo te wensen overlaat, helpt zijn vrouw Clazien met het ophalen van herinneringen: “Herman vond die detector van Udo mooi spul en daarom maakte Udo er ook een voor Herman. Herman liep altijd al te rapen en een periode gingen ze met een paar mannen samen op stap. Munten zoeken en ook naar muntenbeurzen, waar vooral verzamelaar Herman zijn hart kon ophalen. Sommige verzamelaars verkochten zo nu en dan hun vondsten. Voor die reizen naar beurzen zorgde Herman voor de koffie en broodjes onderweg.
Herman ging vrijwel wekelijks ook naar het penningenkabinet in Utrecht om uit te zoeken waar de munten die hij vond, vandaan kwamen. Maandelijks ging Herman, zo nu en dan vergezeld door andere Castricumse zoekers, naar Leiden om muntendeskundige C. van Engel te spreken en hem hun nieuwste vondsten te laten zien.”
Visie en kundig amateurarcheoloog
Herman had een vergaande visie op het belang van archeologische vondsten voor het dorp en oog voor de waarde. Dat bevestigen zijn metaaldetectorvrienden. Dat belang laat zich omschrijven als het zichtbaar maken van de geschiedenis. De vrienden: “Wat Herman zo speciaal maakte, is dat hij direct zag welke muntjes het waren en de waarde die ze vertegenwoordigden.”
In 1986 deden de vrienden bijzondere vondsten, bestaande uit een fibula en muntsoorten. In de omgeving van Castricum, Bakkum en De Egmonden werden heel veel munten gevonden. De meeste middeleeuwse munten werden door Herman gevonden.
In 1995 waren verschillende Castricumse mannen, waaronder Herman, betrokken bij de opgravingen in de Oosterbuurt in Castricum. Een van de topvondsten was een gouden Keltische munt uit de eerste eeuw voor Christus. Toen de opgravingen af waren, zei het bevoegd gezag: “Dat kán geen Keltische munt zijn. De Kelten zijn hier helemaal niet geweest!” Vijf jaar later bleek uit een nieuw rapport dat de munt vermoedelijk meegekomen was met mensen uit de ijzertijd.
De amateurarcheologen werden ook ingeschakeld door PWN. Herman beschouwde het duingebied als zijn eigen achtertuin en dat viel niet altijd even goed bij PWN. Vaak kende hij de boswachters en dan ging het goed, maar als er een nieuwe boswachter kwam en Herman moest zijn duinkaart laten zien, zei hij: “Tsja … ik ga toch geen duinkaart kopen voor mijn achtertuin?”
Ook bij de aanleg van de Noord/Zuid-metrolijn in Amsterdam werden de mannen ingeschakeld om met hun metaaldetectors te helpen zoeken.
Jaarboek 45, pagina 59
Hoe de liefde voor jutten, archeologie en verzamelen bij Herman ontstond? Rob van Eerden: “Niemand kan dat precies zeggen. De kinderen Zomerdijk weten allemaal dat hij op jonge leeftijd al voortdurend in de weer was met verzamelen. Ik weet het niet, het zit in je denk ik. Herman was voor mij een beetje een rolmodel. Hij was tuinder/bollenboer en van oorsprong geen wetenschapper. Als kind gaf mij dat het gevoel dat ik ook als lid van een tuindersfamilie archeologie interessant ‘mocht’ vinden. Herman was er absoluut van overtuigd dat het zinvol was wat hij deed. Zijn collega-boeren begrepen dat niet altijd, maar hij twijfelde nooit aan waar hij mee bezig was. Dat eigenzinnige sprak mij meteen aan toen ik nog tiener was.”
Zoeken bij de Adelbertusakker
Op de Adelbertusakker in Egmond-Binnen stond in de vroege middeleeuwen een klein, houten kerkje, vernoemd naar de Heilige Adelbertus die hier rond 750 begraven was. De Adelbertusakker werd een bedevaartsoord en men vermoedt dat dat de vele munten in de bodem verklaart. Na meer dan twee eeuwen werden de stoffelijke resten van de Heilige Adelbertus herbegraven in de abdij van Egmond. De abdij is een historische plek in Egmond-Binnen. Tot op de dag van vandaag wonen en werken er nog monniken. De Adelbertusakker was voor de amateurarcheologen een droom. De mannen vroegen de abt toestemming om een meter diep te zoeken onder leistenen pilaren die destijds nog op de akker stonden. Aanvankelijk gaf de abt toestemming, maar een tijdje later werd er door de onderhoudslieden van de abdij bezwaar gemaakt. Er mocht niet gezocht worden.
De mannen trokken zich er niets van aan. Als kwajongens vertrokken ze in de nacht en gingen met hun detectoren aan de slag. Daarvoor moesten de leistenen opzij worden gelegd en er moest gegraven worden. Dat deden de mannen hardwerkend en in goede harmonie. Iemand waarschuwde de politie en de mannen gingen er vandoor. Herman en een vriend lukte het om over een hekje te springen, maar Udo Espeet kwam in de sloot terecht. Zijn vrouw weet nog dat hij kletsnat thuiskwam. Alle drie moesten ze mee naar het bureau. Daarna op gesprek bij de abt en de gevonden munten moesten terug naar de abdij.
Fietsen, zingen, vis roken en schrijven vanuit Hermans Hof
Op een oude fiets ging Herman mee met tochtjes rond het IJsselmeer. Voor Herman was dat geen enkel probleem. Hij zong ook bij verschillende koren in Castricum. Nadat hij was begonnen bij De Skulpers en een koor in Heemskerk, werd hij later lid van het Kleinkoor Castricum.
Jaarboek 45, pagina 60
Vis roken was ook een hobby van Herman. Marga: “Omdat Herman veel vis uit zee haalde, is hij die op een gegeven moment thuis gaan roken. Dat heeft hij zichzelf aangeleerd en hij kocht daarvoor een speciaal rookvat. Hij genoot er bijvoorbeeld ook van om na een grote vangst makrelen met behulp van familieleden schoon te maken.”
Naast al zijn verzamelwerk schreef Herman ook verschillende artikelen over zijn vondsten. Deze werden in de jaarboeken van Oud-Castricum gepubliceerd.
Marga woont nog steeds in hun huis in Bakkum. Alles in en rondom het huis ademt Herman: het bord van zijn bloemenstal, de prachtige tuin en de vele dingen die gemaakt zijn van gejutte materialen. Af en toe hijst Noell (11 jaar) de vlag met daarop de tekst: ‘Hermans Hof’. Noell en haar zusje Katie (13 jaar) zijn de kleinkinderen van een volle neef van Herman, Gerard Borst van de Bleumerweg in Bakkum. Zij logeerden al vanaf hun babytijd bij Marga en Herman. De meisjes en hun ouders Gemma en Chris zijn onderdeel van het leven van Herman en Marga. Noell weet te vertellen dat Herman de bedden maakte waarop ze slapen.
Rondom zijn zestigste jaar wist Herman dat hij ongeneeslijk ziek was. Een van zijn zorgen was het lot van zijn collectie. Waar hij die verzameling had? Thuis in zakjes en kistjes. Overal lag wel wat. Maar Herman had ook alles goed gecodeerd. Hij had zelf al heel veel gedetermineerd en was naar beroemde wetenschappers gegaan om mee te kijken. Marga hoopte dat Herman het nog gedurende zijn leven zou kunnen regelen. Dat gebeurde. De provincie Noord- Holland kocht de hele collectie op. Een uitzonderlijke beslissing, want het is niet gebruikelijk dat overheden verzamelingen van amateurarcheologen opkopen.
Rob van Eerden zegt daarover: ”Het is zo’n brede collectie dat het echt iets toevoegt aan de geschiedenis van de provincie. De collectie is zo instructief en mooi, dat er maar één van nodig is om de geschiedenis over een deel van Noord-Holland te beschrijven. Herman was een amateurarcheoloog die nauw samenwerkte met wetenschappers en niet commercieel werkte. Dat maakt Herman tot een soort ‘voorbeelddetectorman’ voor de overheid.”
Afscheid en nalatenschap
Volgens zeggen van broer Piet interesseerde geld Herman eigenlijk niet. Voor de provincie was het feit dat de stukken uit de collectie legaal gevonden en gemeld zijn, een waarborg dat er geen verkeerde precedentwerking van de aankoop uit zou gaan. De collectie is nu de mooiste en meest waardevolle en best bestudeerde metaalcollectie van Huis van Hilde, het archeologiemuseum van de provincie Noord-Holland. De collectie, die ruim drieduizend stukken omvat, is bestudeerd en beschreven in een prachtige (postume) publicatie: ‘Kennemerland in Metaalvondsten, Het levenswerk van detectorzoeker Herman Zomerdijk’, door Peter Buis en Mink W. van IJzendoorn, beiden verbonden aan de universiteit van Leiden.
Rob van Eerden: “Het mooie van het vak archeologie is dat het objectief is. Samen met Peter Buis heb ik een paar keer samen met Herman naar zijn collectie gekeken. Het was ongelofelijk wat hij er uit zijn hoofd over vertelde en Peter noteerde alles nauwkeurig. Hij was de eerste zoeker in de omgeving met maximale extractie en gooide niets weg, want ieder snippertje kan van belang zijn. Hij nam alles mee. Niet alleen metaal. Daarom is zijn verzameling een goede steekproef van wat er te vinden is in het gebied. Hij voelde aan dat het uiteindelijk te verantwoorden zou moeten zijn. Hij was ook bescheiden. Toen we meldden een boek te gaan maken, wilde hij niet poseren met zijn detector voor een foto.”
Jaarboek 45, pagina 61
Voor de behandeling van zijn ziekte moest Herman regelmatig naar het Antonie van Leeuwenhoek Ziekenhuis. Marga: “Hij ging op een oude fiets heen en weer naar Amsterdam. Ook liep hij nog een halve marathon. In de laatste week kwam iedereen gedag zeggen en het mooie was dat ze allemaal vrolijk weer weggingen. Hij hield tot het einde toe de eigen regie. Marga: “De laatste maandag voor zijn overlijden wilde Herman beslist afscheid nemen van Noell en Katie, ondanks dat hij pijn had. Voor hem was het een mooie afleiding. Herman had vrede met zijn naderende einde, want voor hem was het goed zo. Zijn afscheid was een prachtig moment. Wij kijken daar met een dierbaar gevoel op terug.”
Herman Zomerdijk overleed op 13 maart 2014 aan de gevolgen van prostaatkanker.
Landelijke bekendheid verwierf Herman als detectorzoeker in Kennemerland. Zijn levenswerk werd opgetekend in eerdergenoemde lijvige publicatie die werd uitgegeven door de provincie Noord-Holland. Een mooie nalatenschap van deze bijzondere dorpsgenoot.
Ans Pelzer
Met dank aan: Marga, Gerda en Piet Zomerdijk, Rob van Eerden, Clazien en Udo Espeet.
Bronnen:
- Buis, Peter en Van IJzendoorn Mink W., Kennemerland in metaalvondsten. Het levenswerk van detectorzoeker Herman Zomerdijk, Noord Hollandse Archeologische Publicaties -11 ISBN/EAN 978-94-92428-16-5 2021;
- Hengel, C. van, De munten van Holland in de 13e eeuw, ISBN 90-72229-01-0 1986;
- Zomerdijk, H.G.J., Middeleeuwse munten uit de oude Pancratiuskerk, 16e Jaarboek Oud-Castricum (1993);
- Zomerdijk, H., Romeinse munten gevonden in Castricum en Bakkum, 19e Jaarboek Oud-Castricum (1996).
- Verschenen jaarboekartikelen over personen:
- Asjes, Albert
- Bakker, Kees – kunstschilder
- Bakker, Thijs
- Brandjes, Co
- Buuren, Armin van
- Deelen, Derk van
- Dekker, Dirk
- Gevers, Frits
- Ginhoven van, Huibert
- Godschalk gezin
- Hageman, Arie
- Heeck, Cor
- Heideman, Henk
- Heimans, Eli
- Hoberg, Jan
- Hofdijk, Willem Jacobsz.
- Hurk, Gesina van der
- Jacobi, Jan Willem
- Jacobs-Wentink, Gré
- Kortenoever, Eldert
- Kraakman, Jacob
- Kramer, Matthijs
- Krist, Meine
- Kuijs, Niek
- Leenaers, Henri
- Mooij, Cor
- Mooij, Geertje ten Wolde
- Nievelt, Anne van
- Peperkamp, Cor
- Portegies, Sijf
- Rommel, Albert
- Scheerman, Hein
- Schut, Dirk
- Schotvanger, Dirk
- Stuyt, Jan
- Toepoel, Leo
- Tulp, Lide
- Twisk, Engel
- Vasseur, Johannes Bernardus
- Veldt, Klaas
- Vlaanderen-Boot, Tiny van
- Weda schilders
- Weenen, Wub van
- Wit de, vrachtrijderij
- Zomerdijk, Herman