Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.
Jaarboek 44, pagina 14
Wie was . . . burgemeester Smeets
De bijna een kilometer lange C.F. Smeetslaan loopt van de Dorpsstraat naar het oosten tot de Laan van Albert’s hoeve. De straatnaam is een eerbetoon aan de man die 23 jaar leiding gaf aan de wederopbouw en uitbreiding van Castricum en Bakkum. In 1967, een jaar voor zijn pensionering, legde burgemeester Smeets de ‘Eerste steen’ voor de uitbreiding van het dorp naar de oostkant. Het is een van de vier ‘Eerste stenen’ met zijn naam, die de groei van het dorp na 1945 markeren. Wie was burgemeester Smeets?
Boeren, brouwers en bestuurders
Cornelius Franciscus (Corneille) Smeets werd op 12 november 1903 in Posterholt in de provincie Limburg geboren. Veel leden van zijn familie waren aanvankelijk pachters, die hun onroerend goed in de loop van de tijd flink wisten uit te breiden. Het werden grondbezitters, die in de 19e en begin 20e eeuw steeds belangrijke posities hebben ingenomen. Ze waren niet alleen landbouwers. Ook het brouwersambacht en dat van molenaar werd uitgeoefend. Meerdere familieleden bekleedden functies bij de burgerlijke overheid of andere maatschappelijke organisaties.
Grootvader Jan Smeets was gemeenteontvanger van Posterholt en bierbrouwer. Diens zoon Jozef (1868-1939) had dezelfde beroepen en was daarnaast gemeentesecretaris. Hij stelde zijn zoons Henri en Corneille in de gelegenheid kennis te maken met gemeentezaken.
Henri (1895-1966) werd na een korte ambtelijke loopbaan burgemeester van Zoeterwoude. Ook in die gemeente herinnert een straatnaam nog aan zijn burgemeesterschap. Hij zal zijn jongere broer Corneille getipt hebben over de vacature in de nabijgelegen gemeente Hazerswoude. Corneille werd er eerste ambtenaar en na een verdere carrière tenslotte burgemeester van Castricum. Henri en Corneille zouden de eerste Limburgers zijn die buiten hun provincie burgemeester werden.
Jaarboek 44, pagina 15
Personalia Corneille Smeets
Cornelius Franciscus (Corneille) werd geboren op 12 november 1903 als zoon van Frans Jozef Ignatius Smeets (1868-1939 en Maria Anna Hubertina Gertrudis Ketels (1869-1931).
Hij begon zijn loopbaan op de gemeentesecretarie van Posterholt. In 1926 werd hij eerste ambtenaar in Hazerswoude, waar hij zijn echtgenote Cornelia Maria Koot (1907-1993) heeft ontmoet.
Vanaf 1931 werkte hij als ambtenaar bij de provinciale Griffie van Noord-Holland. In 1937 werd hij gemeentesecretaris van Assendelft en op 16 november 1945 op 42-jarige leeftijd burgemeester van Castricum. In 1965 werd hij benoemd tot ridder in de Orde van Oranje-Nassau. In december 1968 ging hij met pensioen en verruilde de ambtswoning aan de Stationsweg voor een appartement. Hij overleed, 74 jaar oud, op 23 februari 1978.
Installatie
In Castricum was na de oorlog een burgemeestersvacature ontstaan. NSB-burgemeester Masdorp was gearresteerd en burgemeester Nieuwenhuysen van Limmen nam de functie even waar. Cornelius Franciscus (Corneille), gemeentesecretaris van Assendelft, had zich in de oorlogsjaren een goed vaderlander getoond en zijn eerste sollicitatie als burgemeester had succes.
Zijn benoeming ging in op 16 november 1945. Hij werd met zijn echtgenote die dag op het kruispunt Van Oldenbarneveldweg en Zeeweg verwelkomd door tijdelijk locoburgemeester Nielen. Er was een erepoort opgericht en een stoet bestaande uit herauten te paard, padvinders en verkenners, fanfare, marechaussee en brandweer begeleidde Smeets en zijn echtgenote naar het gemeentehuis. Er waren kermisattracties in het dorp en zo vermeldde het Nieuwsblad voor Castricum: ‘Des avonds zal er in de cafés gelegenheid zijn om te dansen.‘
Na een defilé van schoolkinderen en een zanghulde voor het raadhuis vond de installatie plaats door waarnemend burgemeester Nieuwenhuysen. Een warm welkom was het. Vele sprekers voerden het woord in de volle raadzaal. Nieuwenhuysen ging in op de verwoestingen die in de oorlogsjaren aangericht waren. Hij vertelde van de precaire toestand kort na het eind van de oorlog.
Smeets zelf schonk in zijn toespraak aandacht aan inwoners van Castricum die hun leven hadden gegeven voor een betere toekomst. Ook naar zijn beide overleden ouders gingen zijn gedachten uit. Het was zijn vader die hem in de gemeenteadministratie had ingeleid en met wie hij in de eerste jaren van zijn ambtelijke loopbaan nog had samengewerkt.
Hij wees op de zware taak die voorlag. Hij waarschuwde ervoor dat de doelen, niet zo snel als gewenst, bereikt zouden kunnen worden en besloot zijn rede met een belofte: ”Ik geeft u de verzekering, dat ik al mijn energie, al mijn werklust, geheel mijn persoon zal geven aan de behartiging van de gemeentebelangen en die van al haar inwoners zonder onderscheid van godsdienst of richting.”
De burgemeester en zijn gezin
Corneille Smeets en zijn gezin betrokken de ambtswoning aan de Stationsweg, het huis waarvoor burgemeester Lommen in 1919 de eerste steen had gelegd. Zoals de burgemeester als de baas in het gemeentehuis werd gezien, zo regelde mevrouw Smeets de zaakjes thuis.
Jaarboek 44, pagina 16
Op publieke optredens was ze niet zo gesteld, al werd het voorzitterschap van het rooms-katholieke Vrouwengilde en vervolgens van de Federatie Vrouwelijke Vrijwillige Hulpverlening wel van haar verwacht. Uit die organisatie ontstond onder meer de Vrouwen Advies Commissie voor de beoordeling van bouwplannen. De verstrekking van warme maaltijden aan ouderen was ook een mooi project. Voor de manier waarop ze haar rol vervulde, kreeg ze veel waardering.
Ze onderhield ook het contact met buurman kapitein Rommel, die in de zomermaanden zijn overvloedige groenteoogsten met de buren deelde. De burgemeester was minder gesteld op zijn buurman, nadat die het zogenaamde pompgebouw in de tuin als woning in gebruik had genomen.
Corneille en Cornelia hadden vier dochters, zodat het ruime huis goed van pas kwam. Beiden waren rooms-katholiek en de kinderen volgden dus katholiek onderwijs. De kerk speelde, zoals bij heel veel Castricumse families in de jaren (negentien) vijftig, een belangrijke rol. Dagelijks om half acht bezochten ze samen met hun vader de ochtendviering in de Pancratiuskerk. Daarna wandelden ze terug door de Dorpsstraat. Na het ontbijt maakten de kinderen de wandeling opnieuw, nu naar school. Tussen de middag heen en terug en daarna ‘s middags weer naar huis. Iedere dag zes keer een wandeling van minstens een kwartier als ze stevig doorliepen. Als ze langs het raadhuis kwamen, probeerden ze de aandacht van hun vader te trekken die zijn kamer op de eerste verdieping aan de voorkant had.
Opleiding
Na de lagere school hebben alle vier hun opleiding vervolgd op het Petrus Canisius Lyceum in Alkmaar, waar hun vader ook een bestuursfunctie had. Jongste dochter Tienk: “Thuis was het vertrouwd en gezellig. Mijn indruk is dat wij als dochters ‘onder de radar’ werden gehouden en geen of hooguit nauwelijks een rol als gezin van de burgemeester hebben gespeeld.”
Uitgangspunt van de ouders bij de opvoeding was dat hun dochters een zodanige opleiding dienden te hebben dat ze zelf in hun levensonderhoud konden voorzien en daarin zijn ze ook geslaagd.
Geen van de dochters heeft de bestuurlijke genen, die bij de familie Smeets duidelijk aanwezig waren, tot gelding gebracht. Alleen Tienk kwam er dichtbij. Ze studeerde rechten en was mede-auteur van een studieboek over Staats- en bestuursrecht, dat zelfs tien keer herdrukt is. Het heeft niet in haar carrière gepast, maar het burgemeesterschap had haar ook wel wat geleken.
Wederopbouw
Castricum had veel van de oorlog te verduren gehad. Het aantal inwoners was in 1944 meer dan gehalveerd tot 3.009. Hier en daar lag nog het puin van honderden voor de Atlantik Wall afgebroken woningen en andere panden. Mijnenvelden vormden een groot gevaar. Het strand was nog verboden gebied. Veel bunkers stonden her en der in het dorp en in de duinen waren restanten aanwezig van de Atlantik Wall: tankmuur, radartorens, betonnen drakentanden en een gedeeltelijke nog aanwezige tankgracht doorsneed de gemeente. Ziekenhuis Duin en Bosch was nog in gebruik als bewaringskamp voor NSB-ers.
De gemeenteraad was in juli 1941 opgeheven. Naast de burgemeester bestond het gemeentebestuur alleen uit SDAP-wethouder Hellinga. Hij had ten tijde van de NSB-burgemeesters ontslag genomen, maar was op verzoek teruggekeerd tot de verkiezingen voor de gemeenteraad in 1946.
De burgemeester pakte de zaken fors aan en wachtte de komst van de nieuwe gemeenteraad niet af. De voorbereiding van het wederopbouwplan begon heel snel. In september 1946 werden in café de Harmonie al tekeningen en een maquette van het nieuwe plan geëxposeerd. Grote verkeerswegen, waartussen Castricum en Bakkum als het ware zouden worden ingeklemd, de aanleg van een brink, een rooms-katholieke kerk in Bakkum en een nieuwe gereformeerde kerk waren er in opgenomen.
Nog voor de vaststelling van het plan (januari 1948) werd op 27 september 1946 de bouw van de eerste 37 woningen al gegund. Ze komen op het oude voetbalveld van Vitesse ’22: tussen het Schoutenbosch en de Oudeweg. De club moet zich even behelpen met noodvelden. Op 23 mei 1947 legt de burgemeester de eerste steen. De straten worden genoemd naar de omgekomen verzetsstrijders Huibert van Ginhoven, Jan Hoberg en Leo Toepoel.
Gemeenteraad
De eerste gemeenteraad na de oorlog bestond uit dertien leden: acht KVP, drie PvdA, een ARP/CHU en een CPN. Op 3 september 1946 vond de eerste raadsvergadering plaats. Gerrit Meijer (PvdA) en Piet de Vries (KVP) werden als wethouder gekozen. Vanaf 1955 tot 1966 waren Gerrit Meijer en Klaas Veldt (KVP) onafgebroken de wethouders.
Ondanks hun totaal verschillende achtergronden werkten burgemeester, wethouders en gemeentesecretaris Gerrit Louter (vanaf 1956) goed samen en hadden veel vertrouwen in elkaar. Zoals Veldt het eens heeft gezegd: “We verstonden elkaar goed hoor en dat is altijd zo gebleven.”
Herstel van beschadigde woningen en nieuwbouw had de hoogste prioriteit. Alles was ondergeschikt aan dat doel. Burgemeester Smeets ging voorop in de strijd. Hij drukte duidelijk zijn stempel op het gemeentelijk beleid. De gemeenteraad kwam slechts zo’n acht keer per jaar bijeen en commissievergaderingen bestonden tot 1954 niet. Het college van burgemeester en wethouders vergaderde vrijwel iedere week. De burgemeester kende de vergaderstukken op zijn duimpje en was dagelijks op het gemeentehuis aanwezig, voerde de meeste besprekingen en had dus een grote kennisvoorsprong op zijn medebestuurders.
Op de terreinen onderwijs en financiën voelde hij zich het meeste thuis. De wethouders hadden ook hun eigen werk en voerden vaak op zijn kompas. Oud-wethouder Veldt had er goede herinneringen aan: “Je moet niet denken dat het altijd eenstemmig was, maar de manier waarop het ging was altijd heel goed. Ik heb veel aan burgemeester Smeets te danken gehad. Ik heb veel van hem geleerd.”
Jaarboek 44, pagina 17
Het raadhuis
In de eerste jaren na de oorlog bestond de gemeentesecretarie uit vijf ambtenaren. De gemeentesecretaris Van Lunen en gemeenteontvanger De Nijs zaten apart. Daarnaast waren er op de bovenste verdieping van het gebouw personeelsleden van gemeentewerken te vinden. De burgemeester werd duidelijk gezien als ‘de baas’. Als hij ‘s morgens op het raadhuis kwam, was het zaak de geopende post zo snel mogelijk bij hem te bezorgen.
Tot omstreeks 1962 waren de meeste ambtenaren nog in het oude raadhuis gehuisvest. Voor gemeentewerken op de zolder van het raadhuis was er nauwelijks ruimte voor twee tekenborden. De afdeling Financiën, Onderwijs en Personeelszaken onder leiding van Fons Mok vertrok in dat jaar naar een noodgebouw naast het ‘Tehuis voor Ouden van dagen’ aan de Overtoom. Nog voor alle bewoners naar De Boogaert waren verhuisd, werden daar ook al kamers als kantoorruimte in gebruik genomen.
Gemeentewerken kon in 1964 naar een nieuw gebouw op de Brink verhuizen. Het was hoogtijd, want er gebeurde veel in het dorp. Het gemeentepersoneel had de handen vol aan de nieuwe wijk Kooiweg en wat daar mee samenhing. In de ambtsperiode van burgemeester Smeets zijn tien bijzondere en openbare scholen, negen kleuterscholen, drie gymnastieklokalen en andere sportaccommodaties gerealiseerd.
De kamer van de burgemeester op de eerste verdieping was ingericht met antieke, houten meubelen. Achter zijn bureau stond een stoel met een kaarsrechte leuning. Iedereen vroeg zich af hoe iemand het daarop volhield. Het meubilair, en ook deze stoel, staat nu bij Oud-Castricum en wordt als zitplaats vaak gemeden.
Een bijzonder meubelstuk was het tabernakel; de naam voor een kastje waarin heilige zaken bewaard worden. In dat kastje stond een fles met oude jenever, die na lange vergaderingen op tafel kwam. De burgemeester was er een liefhebber van, net als van goede wijn, pijp en sigaren. Het tabernakel staat zonder de jenever ook bij Oud-Castricum.
Jaarboek 44, pagina 18
Feest op Koninginnedag
Koninginnedag was een echte hoogtijdag, die jaarlijks uitgebreid werd gevierd. Het begon met een reveille door leden van Castricums fanfare vanaf de torentrans en een defilé met drumband van de gymnastiekvereniging Vios en aubade van meer dan drieduizend (!) kinderen voor het raadhuis. Op het bordes stonden de burgemeester en de wethouders, pastoors, dominees en artsen met echtgenotes. Iedereen op zijn paasbest en de burgemeester in jacquet. Dochters van het burgemeesterspaar stonden in de menigte en waren stiekem best een beetje trots op hun ouders.
De burgemeester hield een toespraak. Koningin sprak hij altijd uit met een zachte ‘g’ op zijn Limburgs. Dat heeft hij nooit kunnen veranderen. Na afloop ging hij met zijn gezelschap naar een horecagelegenheid en werd een oranjebittertje gedronken.
Voor de kinderen organiseerde het Oranjecomité van alles, zoals filmvoorstellingen, kinderspelen, poppenkast, enzovoort. De veilinghal aan de Kramersweg bood dikwijls onderdak voor diverse festiviteiten. Het dorpsfeest werd vele malen afgesloten met toneeluitvoeringen van de verenigingen Pancratius en Forento met bal na in de zalen van Borst en Roozendaal. Het waren de jaren nog zonder televisie in iedere huiskamer …
Wekelijks spreekuur
Een keer in de week op woensdagochtend had de burgemeester spreekuur en daar werd druk gebruik van gemaakt. Inwoners brachten allerlei problemen ter tafel. De woningnood was het grote knelpunt. Inwoning vond op grote schaal plaats. Ook kwamen er mensen met persoonlijke problemen. Hij was er dikwijls vol van.
De kinderen konden hun belevenissen altijd kwijt tijdens het middagmaal, maar niet op woensdag na het spreekuur. Dan wilde hun vader even stoom afblazen over wat hem die ochtend allemaal was voorgelegd. Zijn dochters wisten dat ze dan hun mond moesten houden. Mevrouw Smeets was een uitstekend klankbord en met haar oordeel kon ze haar man ondersteunen.
Haar suggesties waren belangrijk voor hem. Dochter Tienk Smeets herinnert zich een mooi voorbeeld. In de jaren (negentien) vijftig raakte de algemene begraafplaats bij de Protestantse kerk in de Dorpsstraat vol en er werd gezocht naar een geschikte andere locatie. Tijdens een zondagse wandeling met haar man pleitte mevrouw Smeets voor een plaats aan de voet van de duinen. Hij nam dat idee over en het kreeg de steun van het college en de gemeenteraad. De begraafplaats Onderlangs, met een katholiek en algemeen deel, werd in l953 aangelegd.
Erelid van de brandweer en hoeder van de openbare orde
Tot de verantwoordelijkheden van de burgemeester hoort openbare orde en veiligheid en hij heeft daarom gezag over brandweer en politiezaken. Smeets had een open oog voor de belangen van de brandweer. Tijdens zijn ambtsperiode is er ook voor de brandweer veel gebeurd, schreef oud-commandant Hopman in zijn verslag van de geschiedenis van het korps. Na de oorlog was er gebrek aan alles.
De brandweer was gehuisvest in de oude doorrijstal naast De Rustende Jager. Het dak lekte, de zoldervloer was op veel plaatsen vergaan en omdat de vloer op de begane grond lager lag dan de straat, stond er bij regenbuien soms twintig centimeter water.
Na overwinning van de nodige problemen kon in 1954 een nieuwe brandweerkazerne in gebruik worden genomen en was het materieel verbeterd. Bij zijn afscheid in 1968 heeft de brandweer burgemeester Smeets als erelid benoemd. Daar was hij trots op en zo lang zijn gezondheid dat toeliet, was hij ook na zijn pensionering graag bij bijzondere gelegenheden aanwezig.
Met de verschillende groepscommandanten van de rijkspolitie had Smeets regelmatig overleg. Hij hield dit beleidsterrein het liefst zo ver mogelijk weg van de gemeentepolitiek. In zijn nieuwjaarsrede over 1953 heeft hij er toch iets over gezegd: ”In het afgelopen jaar is de baldadigheid van de jeugd zoveel mogelijk bestreden en ettelijke jeugdige zondaars zijn op het bureau over hun wandaden onderhouden. Hierbij is verschillende malen gebleken, dat de opvoeding en het overwicht van de ouders op hun kinderen te wensen overlaat.”
De jeugdcultuur veranderde in de jaren (negentien) vijftig. De ‘nozem’ kwam in beeld. Honderden jongens en meisjes kwamen per trein naar het dorp. Vechtpartijen waren na sluitingstijd aan de orde van de nacht en de rijkspolitie kwam handen tekort om de horden jongelui weer naar het station te loodsen.
Jaarboek 44, pagina 19
De burgemeester verlangde goed toezicht op het dansen en ging in 1956 zelfs even zover dat hij eiste dat er alleen nog gedanst mocht worden op muziek van een pianist en violist. Ondanks het strengere toezicht bleef het uitgaanscentrum de nodige zorgen baren, zowel voor burgemeester Smeets als voor zijn opvolgers.
De auto
De gemeente had ook een auto, een Fiat, waarmee Smeets de vergaderingen in de omgeving kon bezoeken, zoals de kring van burgemeesters. De auto stond bij hem in de garage. Hij hield absoluut niet van autorijden en liet het stuur zoveel mogelijk aan anderen over. Ambtenaar Jan Middelhoff was vaak de gelukkige. Hij constateerde dat de auto vreselijk slecht liep en vroeg de burgemeester hoe hij toch met dat ding kon rijden. Die had niets bijzonders gemerkt.
Bij garage Kooijman werd geconstateerd dat de uitlaat dicht zat en Middelhoff werd geadviseerd hem schoon te rijden. Dat was dan op een lage versnelling met een heel hoog toerental. Op de Zeeweg hoorde hij luide knallen en zag rookwolken achter de auto opstijgen. Op het strandplateau hield politieman Kloos hem aan. Middelhoff: “Hij zei ‘je hebt het bos zo ongeveer in brand gestoken’. Er vlogen gloeiende proppen roet in het rond. Ik zette de auto weer terug in de garage bij de ambtswoning. Garagedeuren dicht en sleutels door de brievenbus. De volgende dag kwam de burgemeester op kantoor en zei: “Meneer Middelhoff wat heeft u met die auto gedaan? Ik kan hem nauwelijks in m’n macht houden.”
Verjaardag
Op zijn verjaardag ontving de burgemeester in de loop van de ochtend zijn vaste gasten, waaronder dokter De Jongh en echtgenote met wie ze wekelijks bridgten, de pastoor, zijn broer Henri, burgemeester van Zoeterwoude, Spaansen van het polderbestuur, wethouders, gemeentesecretaris en nog enkele intimi. Wethouder Klaas Veldt kwam ieder jaar met hetzelfde zeer gewaardeerde cadeau: een door zijn broer Jan pas geschoten haas. Het waren vrolijke samenkomsten met drank en goede sigaren.
Alle vier dochters kregen pianoles. Erg enthousiaste leerlingen waren ze niet, maar ze vonden het toch wel leuk om met pianobegeleiding van een van hen Limburgse en andere liedjes te zingen.
Burgemeester Smeets verloochende zijn Limburgse roots niet met zijn deelname aan een jaarlijkse processie, die destijds nog in de kerk werd gehouden. Hij liep dan in jacquet voorop met notabelen als notaris Westen en dokter De Jongh. Dat de Dokter de Jonghweg op de C.F. Smeetslaan aansluit heeft ook wel iets.
Verzuiling
In het dorp met zijn overwegend katholieke bevolking was de verzuiling in de jaren (negentien) vijftig en zestig nog volop gaande. De samenleving was zeer verdeeld. Er was een katholieke en een algemene vereniging voor vrijwel alles. Dat werd vanuit de rooms-katholieke kerk ook gepropageerd en het gemeentebestuur moest met de maatschappelijke verhoudingen rekening houden.
Er bestond een overkoepelend orgaan van jeugdverenigingen (Castricums Centraal Jeugdoverleg) en daarnaast een rooms-katholieke jeugdraad als overkoepelend orgaan van rooms-katholieke jeugdverenigingen. Naast elkaar stonden aan de Burgemeester Boreelstraat de noodgebouwen van een rooms-katholieke bibliotheek, waar dochter Hans Smeets de leiding had, en een algemene bibliotheek. Een voorbeeld van de verdeelde samenleving is ook de totstandkoming van de tennisbanen in 1956. De Tennisclub Bakkum wilde graag drie banen realiseren, maar voor de, onder druk van de in de parochie werkzame kapelaan Tuyp opgerichte katholieke tennisclub (ODO ‘Oefening doet overwinnen’), werd voor katholieke tennissers een vierde baan aangelegd. De kinderen van de burgemeester bleven toch lid van de Tennisclub Bakkum. De katholieke club leed een kwijnend bestaan en werd in 1960, na toestemming van de bisschop, opgeheven.
Castricum forensendorp
In de jaren (negentien) vijftig en zestig vond de voorziene omvorming van agrarische gemeente naar forensendorp voor een groot deel plaats. Er werd veertig hectare tuingrond aangekocht en daarnaast elf hectare onteigend. Deels was de grondverwerving bestemd voor compensatie van tuinders, maar velen vonden ander werk. Er werd een structuurplan ontwikkeld, uitgaande van een toekomstig inwonertal van 30.000 tot 35.000 inwoners.
Jaarboek 44, pagina 20
Het streekplan van 1962 beperkte de uitbreiding in oostelijke richting met enkele honderden meters, wat te wijten zou zijn aan de terughoudende opstelling van de gemeente tegenover bouwen voor Hoogovenpersoneel. Toch lag er een grote opgave.
Burgemeester Smeets: “Wij hebben begrepen, dat wij een taak hebben te vervullen, door degenen, die in Amsterdam, de Zaanstreek of de IJmond hun werk hebben doch daar geen woning kunnen krijgen, aan woonruimte te helpen. Wij hebben ons er mee verzoend, dat Castricum, in een tijdsbestek van twintig jaren tot 35 à 40.000 inwoners zal uitgroeien.”
Burgemeester Smeets legde in 1952 de eerste steen voor 96 woningen in de Oranjebuurt. Een grote stunt die alle bioscoopjournalen haalde, was de verplaatsing van een stenen huis van de Koningin Wilhelminalaan naar de Prinses Beatrixstraat, waar het nog staat.
Jaarboek 44, pagina 21
Aannemer Biesterbos vestigde zijn naam hiermee. In 1962 in de componistenbuurt legde de burgemeester de eerste steen voor de inmiddels tweeduizendste naoorlogse woning. De laatste eerste steen van de burgemeester, in l967 bij woningen aan het Wayenburgh, was tevens de eerste van de uitbreiding van het dorp aan de oostkant. Het betrof Molendijk, het plan waarin de plaats van een winkelcentrum en een nieuwe hoofdwegenstructuur met een zuidelijke, oostelijke en noordelijke ‘invalsweg’ werd vastgelegd. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.
Spannende debatten gingen aan de vaststelling en uitvoering van dit plan vooraf. Over wel of geen hoogbouw verschilden de meningen al vele jaren. In het dertigste jaarboek (2007) is daarop ingegaan. Burgemeester Smeets kende zijn zaakjes en bleef overeind als een rots in de branding. Hij was wel teleurgesteld over de grote tegenstellingen in de raad en heeft zich nog eens laten ontvallen dat het hem speet dat hij er nooit een eenheid van had kunnen maken.
Castricum groeide van 8.871 inwoners in 1950 tot 17.000 inwoners op 1 januari 1968. Nu ontstonden er langzamerhand mogelijkheden voor de realisering van reeds lang gekoesterde wensen, zoals een zwembad, nieuw raadhuis, gemeenschapscentrum en bibliotheek.
Afscheid
Op 29 november 1968 nam burgemeester Smeets afscheid na 23 jaar leiding te hebben gegeven aan de wederopbouw en groei van Castricum. In de oude protestantse kerk werd een heilige mis opgedragen en tevens een indrukwekkende oecumenische dienst gehouden
Tijdens een bijzondere raadsvergadering werd de burgemeester onderscheiden met het ereburgerschap van de gemeente Castricum. Locoburgemeester Hendrikse benadrukte dat Smeets altijd constructieve samenwerking ing oede sfeer trachtte te bevorderen.
Raadslid ir. Willem Stam, bekend als ‘troubleshooter’, die nog al eens voor ophef had gezorgd, memoreerde de zelfbeheersing die de burgemeester aan de dag legde om de zaken in goede banen te leiden. “U heeft u boven alle partijen gesteld en een open oor gehad voor de problemen waar we voor stonden.”
Ook veel autoriteiten spraken waarderende woorden over de buitengewoon belangrijke rol die de burgemeester bij de ontwikkeling van Castricum had gehad. Burgemeester Nielen van Heemskerk, die bij de installatie van Smeets de locoburgemeester in Castricum was, bood een boom aan om te planten tussen Heemskerk en Castricum ter bescherming tegen de IJmondiale wind en namens de burgerij kreeg hij een reis aangeboden. Ambtenaren en inwoners hadden er voor gecollecteerd.
Het was een groots afscheid en tegelijk het begin van een nieuwe episode in de historie van het dorp.
Niek Kaan
Naschrift :
De burgemeester en zijn echtgenote verhuisden uit de ambtswoning aan de Stationsweg naar een appartement (met wijnkelder) in de nieuwe wijk Kooiweg. Hij overleed op 23 februari 1978 en zijn echtgenote op 13 september 1993. Hun laatste rustplaats is op de begraafplaats Onderlangs.
Bronnen:
- Archief gemeente Castricum/Regionaal Archief Alkmaar;
- Archief Oud-Castricum;
- Bandopnames van gesprekken met ambtenaren Herman Koelman en Jan Middelhoff en oud-gemeenteraadsleden Klaas Veldt en Henk Twisk in 1978;
- Hopman, Tinus, De geschiedenis van de brandweer in Castricum (1996);
- Bruin, Roel J.W. de, Castricum in de groei, 30e Jaarboek Oud-Castricum (2007);
- Kaan, Niek, Castricum in opbouw, 30e Jaarboek Oud-Castricum (2007);
- Veelen, M.J. Een Posterholtse familie Smeets, 31e jaarboek Heemkunde Roerstreek (1999);
- Zuurbier, Simon, Het gemeentebestuur tussen twee fusies, 34e Jaarboek Oud-Castricum (2011).
Met dank aan: Ger Foeken, Fons Mok en Tienk Smeets.
- Verschenen jaarboekartikelen over burgemeesters:
- Boreel van Hogelanden, Jacob (burgemeester 1877-1888)
- Kieft, Pieter (burgemeester 1813-1836)
- Lommen, Piet (burgemeester 1918-1936)
- Nuhout van der Veen, Joachim (schout 1780-1814)
- Quack, Jan de (burgemeester 1837-1852)
- Rendorp, Jacob (burgemeester 1852-1868)
- Sloet, Constant (burgemeester 1937-1945)
- Smeets, Corneille (burgemeester 1945-1968)
- Zaalberg, Hermanus (burgemeester 1868-1869)