Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.
Jaarboek 26, pagina 21
De Castricumse toneelverenigingen
Inleiding
In Castricum en Bakkum wordt al heel veel jaren aan amateurtoneel gedaan. Een van de vroegere grote pioniers was onze plaatsgenoot Wub van Weenen. Deze rasartiest boekte met zijn zelf geschreven revues grote successen in de jaren (negentien) twintig en (negentien) dertig, zoals is beschreven in het 19e jaarboekje van onze werkgroep. Castricum kende in die tijd de katholieke toneelverenigingen ‘De Gong’ en de ‘St.-Jozefsgezellen’. Daarnaast bestond er een niet-katholieke vereniging, die onder de naam ‘De Schakel’ in 1920 was opgericht.
Omdat de katholieke verenigingen zich in 1939 bedreigd voelden door de plannen van de rooms-katholieke Volksbond om een toneelgroep op te richten en er ook nog een toneelgroep van het ‘Jeugdwerk’ bestond, bracht pastoor Goes in de lente van dat jaar alle groepen bij elkaar en wist hen onder één noemer te brengen. Zodoende werd op 30 juni 1939 de rooms-katholieke gemengde toneelvereniging ‘St.-Pancratius’ ten doop gehouden.
Toneelvereniging ‘De Schakel’ is tot het eind van de jaren (negentien) vijftig actief geweest. Een belangrijke uitbreiding van het Castricumse amateurtoneel vond plaats in 1963 door de oprichting van ‘Forento’. In het begin van 1983 bleek dat er naast Pancratius en Forento nog bestaansrecht was voor een derde toneelgroep, die de naam ‘Expressie’ kreeg.
In dit artikel komen de drie nu nog bestaande Castricumse toneelverenigingen in chronologische volgorde voor het voetlicht.
Pancratius
De beginperiode
De 64-jarige toneelvereniging St.-Pancratius, door de leden onderling ‘Pankie’ genoemd, kan terugkijken op een succesvol en bewogen verleden. Dit blijkt uit de vele boeiende verhalen en foto’s die vanaf de beginperiode bewaard zijn gebleven. In 1939 luidde de doelstelling van Pancratius volgens artikel I van haar statuten als volgt: “Het doel van de rooms-katholieke toneelvereniging is toneeluitvoeringen geven op brede basis en moreel verantwoorde grondslag, in de vorm van cabaret-, toneel- en revuespel. Speciaal zal aandacht worden besteed aan de beoefening van de declamatie, spel- en spraakverbetering, in het kort alles wat bijdraagt tot de culturele verheffing van de leden en de vereniging in het algemeen.”
Aan de kandidaat-leden werden in die tijd negen eisen gesteld. Uiteraard moest men rooms-katholiek zijn en zo mogelijk ook lid van een rooms-katholieke standsorganisatie. Ook diende men van onbesproken en onberispelijk gedrag te zijn en was het een vereiste om ambitie en aanleg te bezitten voor het ‘dilettantentoneel’. Een toneelstuk kon toen niet worden opgevoerd voordat de geestelijke adviseur, te weten de pastoor, had vastgesteld dat de goede zeden in acht waren genomen en de fatsoensnormen niet werden overschreden.
Zoals bij elke nieuwe vereniging waren de eerste jaren ook voor Pancratius de moeilijkste. Het bezoekersaantal was niet bijster groot en omvatte pakweg 10 procent van de katholieke bevolking. Op de eerste uitvoering van een stuk kwamen soms wel 260 mensen af, maar dit kon ook tot gevolg hebben dat er bij de tweede voorstelling slechts 40 bezoekers waren. De contributie bedroeg in die tijd een kwartje per maand en de penningmeester opende zijn eerste jaarverslag in 1940 met de verheugende mededeling dat de vereniging “een kas bezit met daarin guldens en centen en zelfs een paar bankjes van tien”. De penningmeester liet echter in hetzelfde jaarverslag ook met enige wrevel blijken dat hij weinig op had met opvoeringen voor de Vrouwenbond in Castricum en Heemskerk. Omdat de consumpties tijdens deze uit-
Jaarboek 26, pagina 22
voeringen voor rekening van Pancratius waren, werden de inkomsten namelijk drastisch verkleind en daarom schreef hij in zijn verslag: “U zult het met mij eens zijn, dat het toch niet makkelijk is met Besturen, waarin uitsluitend het vrouwelijk element vertegenwoordigd is, te onderhandelen, wanneer het om de dubbeltjes gaat.”
Alle acht gespeelde stukken van 1939 tot en met 1942 stonden onder regie van Cees Bodewes, die jarenlang hoofd is geweest van de Cuneraschool te Bakkum. Het eerste stuk was ‘Kinderen van ons Volk’. Vervolgens werden in die jaren onder andere opgevoerd: ‘Een Huis vol Herrie’, ‘De Spooktrein’, ‘Jessonda’, ‘De Privésecretaresse’ en ‘De Kemphanen’. Na afloop van de voorstellingen gingen steevast tijdens het bal de voetjes van de vloer, waardoor deze toneelavonden voor een flink stuk volksvermaak in ons dorp zorgden.
Pancratius besloot in 1942 met de opvoeringen te stoppen, daar in de oorlog vele verenigingen op last van de Duitse bezetters in de door hen ingestelde Cultuurkamer moesten worden ondergebracht.
Opbouw na de oorlog
Direct na de oorlog begon Pancratius weer met haar opvoeringen. In het seizoen 1945-1946 werden maar liefst zes stukken gespeeld, waarvan twee in de open lucht. De openluchtuitvoeringen vonden plaats in de duinen, waar ruimte was voor zo’n 3.000 toeschouwers. Aan het openluchtspel ‘Genesius’ is Pancratius bijna failliet gegaan. Bij de eerste uitvoering kwamen er nog 1.500 mensen kijken. Op de avond van de tweede uitvoering stond er echter een harde storm, waardoor er nauwelijks publiek was. Het gevolg was dat men op een tekort van 571 gulden kwam te zitten. Gelukkig was de openluchtuitvoering daarna een groot succes, zodat de tekorten weer enigszins konden worden teruggebracht.
In die jaren moest er meestal met eenvoudige middelen worden gewerkt. Pancratius kon bijvoorbeeld voor een kerstuitvoering in 1947 geen kostuums krijgen, maar met behulp van een aantal gordijnen, die met een koord om het hoofd werden gedaan, slaagde men er toch in om er zeer oosters uit te zien. Er werden toen hoge eisen gesteld aan de inzet van de leden en zo kon het gebeuren dat het bestuur besloot een lid te royeren dat driemaal afwezig was op een ledenvergadering zonder afbericht.
Aan het eind van het tweede lustrum stond Pancratius er financieel niet zo best voor vanwege het feit dat de zalen lang niet altijd vol zaten. Desondanks bleef men er alles aan doen om de mensen naar het toneel te krijgen. Er werd toentertijd een keer in zaal Borst in Bakkum
Jaarboek 26, pagina 23
en een keer in de zaal van Roozendaal aan de Dorpsstraat gespeeld. Voor de uitvoeringen bij Borst werd zelfs een pendeldienst onderhouden door taxi Dijkhuizen, die het publiek voor een kwartje per persoon vanaf de Torenstraat vervoerde. In de seizoenen 1948-1949 en 1949-1950 werden de successen vooral geboekt met de opvoeringen van ‘Katinka’, ‘Vrouwe Regina’ en ‘Stefan Borkos’.
Al met al kan toch de conclusie worden getrokken dat het eerste decennium heel goede jaren voor Pancratius waren. Hierin werd een vaste aanhang opgebouwd, die Pancratius nog heel lang trouw is gebleven.
De jaren vijftig
De periode 1950-1960 had als duidelijk kenmerk de verdere opbouw van Pancratius. De leden voelden zich meer en meer verantwoordelijk voor hun vereniging en ze probeerden de zaken steeds professioneler aan te pakken, hetgeen een opgaande lijn op alle fronten te zien gaf. Er werd een donateursbestand opgebouwd en men ontwierp en reproduceerde zelf affiches. Daarnaast werd er meer aandacht besteed aan decors en belichting, de kleding en het grimewerk. Het ledental in die tijd was ook vrij constant en bedroeg gemiddeld 25 a 30.
Het eerste stuk in 1950 was weer een openluchtspel, getiteld ‘Het leven was een droom’. Het werd opgevoerd ter gelegenheid van het 40-jarig priesterschap van pastoor Goes.
Op 1 februari 1952 werden de hernieuwde statuten van Pancratius van kracht. De belangrijkste wijziging bestond uit de toevoeging van een artikel dat het bestaan van donateurs behelsde. Vastgelegd werd dat de donateurs minstens 2,50 gulden per jaar betaalden en dat zij daarvoor het recht hadden per jaar met twee personen één uitvoering bij te wonen.
In 1953 speelde Pancratius het stuk ‘Tot wederdienst bereid’ ten bate van de slachtoffers van de watersnoodramp in Zeeland.
Wil Zaal zorgde in 1954 voor de eerste keer voor het ontwerp en de inkleuring van de affiches en dat was nog een hele klus. Van het ontwerp werden eerst circa 50 lichtdrukken gemaakt in zwart/wit.
Vervolgens werden ze door een aantal mensen bij Wil thuis stuk voor stuk met verf ingekleurd en in verband met de droogtijd moesten ze allemaal op de grond worden uitgespreid. De eerste eigengemaakte affiches werden gebruikt bij het stuk ‘Oerkrachten’. Tot en met 1958 werden alle affiches op deze manier vervaardigd. Daarna werden de ontwerpen vaak nog wel zelf gemaakt, maar werd het drukwerk uitbesteed aan een drukkerij.
Tot eind 1955 kreeg Pancratius van de gemeente Castricum een vast bedrag van honderd gulden per jaar als subsidie. Omdat dit maar een symbolisch bedrag was, dat in geen verhouding stond tot de activiteit, kwam er een nieuwe verbeterde subsidieregeling.
Dat Borst Pancratius in die tijd soms ook financieel steunde, blijkt uit het volgende. Na een uitvoering, die maar door 60 mensen was bezocht, ging penningmeester Chris Temme met moeder Heintje Borst de zaalhuur afrekenen. Heintje verwees hem echter naar zoon Kees met het voorstel om maar niets te vragen en in plaats daarvan honderd gulden toe te geven, wat ook gebeurde.
In de tweede helft van de jaren vijftig stond Pancratius opnieuw garant voor een aantal voortreffelijke stukken, zoals ‘Gebroeders Kalkoen’, ‘Rue st. Lazare’ of ‘En zien wij leven’. De kritieken waren dan ook meestal lovend, zowel over de vertolking van de rollen als de toneelaankleding.
Succes en teruggang
De periode tussen 1960 en 1970 is een van de mooiste, maar tegelijkertijd ook een van de moeilijkste geweest in de historie van Pancratius.
Vooral de seizoenen 1960-1961 en 1961-1962 waren zeer productief, waarin stukken als ‘Gieren op ’t veilig nest’ en ‘Circus van de goede God’ veel succes hebben gekend. Sommige stukken waren nog maar net door het beroepstoneel op de planken gebracht. Er werd toen niet alleen in Castricum gespeeld. Zo vonden uitvoeringen plaats in Zaandam, Beverwijk, Alkmaar en Medemblik.
Op 2 juni 1962 werd er bij Borst een geslaagde feestavond gehouden. Er werd die avond een aantal liederen gezongen, waarvan de tekst betrekking had op diverse leden van Pancratius. De teksten waren geschreven door Dick Groot en An de Beurs.
In september 1963 werd het 25-jarig bestaan van de vereniging gevierd. Er vond een druk bezochte receptie plaats en er werd een voetbalwedstrijd gespeeld tegen een elftal van Schulpstet, waarna de dag werd besloten met een diner bij Borst. Het stuk ‘In het witte Paard’, dat op vier avonden in november van dat jaar als jubileumstuk ten tonele werd
Jaarboek 26, pagina 24
gebracht, was groots van opzet en het jubileum waardig.
Ook de kinderen kwamen bij dat jubileum aan hun trekken. Voor hen werd in februari 1964 het stuk ‘Koning Tourmalijn verliest zijn pijn’ opgevoerd. Daaraan voorafgaand werd voor de drie hoogste klassen van de lagere scholen een kleur- en tekenwedstrijd georganiseerd. Uit de 400 tekeningen, die betrekking moesten hebben op een voorstelling, werden 70 prijswinnaars gekozen en hun tekeningen werden gebruikt als affiche voor de uitvoering.
Volgens een recensie bereikte Pancratius met de opvoering van ‘De zevende sluier’ in het seizoen 1964-1965 een verrassend hoog peil. Hoofdrolspeelster Tini Groot werd zelfs uitgenodigd door een toneelvereniging uit Hilversum om daar in februari 1965 ook dezelfde rol van dit stuk te vertolken, waar zij ook gehoor aan gaf. Daarna werden in de tweede helft van de jaren zestig nog succesvolle uitvoeringen gegeven van ‘Anastasia’, ‘Madame’ en ‘Met blote voeten in het park’.
Tot 1968 draaide de vereniging uitstekend, maar daarna ging het bergafwaarts. De oorzaak hiervan lag vooral in de teruggang van het toneelbezoek. Daarnaast had Pancratius te lang een vaste kern van spelers en nieuwe leden kregen weinig gelegenheid om mee te spelen. Aan de andere kant was er een niveau bereikt waarop het moeilijk was om terug te gaan en opnieuw te beginnen. Er waren toen ook veel donateurs die geen blijk van belangstelling meer gaven op toneelavonden. In november 1969 ontvingen de donateurs een brief met de mededeling dat het systeem van donateurs werd verlaten, omdat de belangstelling zeer matig was en het aantal donateurs sterk was teruggelopen.
Het absolute dieptepunt
De volgende tien jaar vanaf 1970 zou voor Pancratius een tijd worden van ‘vallen en opstaan’. Omdat ook andere toneelverenigingen in de naaste omgeving in het begin van de jaren (negentien) zeventig met een teruggang kampten, besloten Pancratius en toneelvereniging Havenkwartier uit Beverwijk samen het stuk ‘Tramlijnbegeerte’ op te voeren. Het was het eerste stuk dat door Pancratius in De Clinghe werd gespeeld, waarvoor toen een zaalhuur van 400 gulden werd gevraagd. Met de keuze voor deze zaal dacht men een betere accommodatie te bieden en daardoor het publiek weer naar het toneel te krijgen. De opvoering werd in ieder geval een succes. Wat een nog groter succes werd, was het stuk ‘Pygmalion’, dat op 12 februari 1972 werd opgevoerd.
De seizoenen 1973-1974 en 1974-1975 vormden het absolute dieptepunt, daar er in die jaren geen toneelstukken werden gespeeld, wat voor een groot deel werd geweten aan de opkomst van de televisie. Steeds meer mensen bleven aan de buis gekluisterd om bijvoorbeeld een programma als ‘Eén van de acht’ van Mies Bouwman niet te hoeven missen. Pancratius ging daar later zelfs rekening mee houden bij het plannen van haar uitvoeringen.
Het dieptepunt had gelukkig niet tot gevolg dat de vereniging ten onder ging. In het seizoen 1975-1976 begon zij namelijk opnieuw met haar opvoeringen en dat gebeurde eerst voorzichtig met een paar eenvoudige toneelstukken. Naarmate het wat beter begon te draaien, pakte men weer wat moeilijker stukken aan, om aan het eind van de jaren (negentien) zeventiger opnieuw op een goed peil te zitten.
In het seizoen 1978-1979 werd het jubileumstuk ‘De avond van de 7e juli’ ter ere van het 40-jarig bestaan gespeeld. Als jubileumstuk voor de kinderen werd ‘Koning Tourmalijn verliest zijn pijn’ weer eens uit de kast gehaald. Dit stuk was reeds opgevoerd bij het 25-jarig jubileum, vervolgens in 1970 en ook nu genoot de jeugd ervan met volle teugen.
Op 7 april 1979 vierde men een jubileumfeestavond. De genodigden werden door de feestcommissie op een leuke en stijlvolle manier uitgenodigd en tevens werd er een jubileumlied gecomponeerd. Het stuk ‘Met blote voeten in het park’, dat alle records sloeg en sinds 1967 al acht keer was opgevoerd, werd in 1979 weer twee keer gespeeld, waarvan een gastoptreden in Medemblik. Bij Borst stond de uitvoering in het teken van de actie ‘Geef Bakkum de ruimte’, die tot doel had Bakkum een ontmoetingsruimte te geven nabij de rooms-katholieke kerk. Deze ruimte is er gekomen onder de naam ‘De Eenhoorn’ en sinds 1983 houdt Pancratius daar haar wekelijkse repetitie avonden.
In 1979 werd schilder Siem Schram bij de vereniging gehaald, die zich met de decorbouw ging bemoeien. Schram heeft jarenlang het decorwerk verzorgd en speelde daarnaast zelfde nodige rollen. Behalve de hierboven genoemde successtukken trokken in deze periode de voorstellingen van ‘En ik dan’ (1971-1972), ‘Groeten uit Nice’ (1975-1976) en ‘Zwendelaffaire’ (1979-1980) volle zalen en kregen vaak een ovationeel applaus.
Ontwikkelingen na 1980
Na 1980 ging Pancratius voort op de weg die men aan het eind van de jaren (negentien) zeventig had ingeslagen. Men bouwde een vaste kern van spelers op en probeerde zoveel mogelijk iedereen te laten spelen. Daarbij wilde men af van de gewoonte dat bepaalde spelers altijd dezelfde soort rollen kregen. Het streven was de opbouw van een spelersgroep met veel capaciteiten. Dat was ook wel noodzakelijk, aangezien de groep uit maar circa 16 spelers bestond en bovendien de leeftijd voor 90 procent tussen de 25 en 40 jaar lag. Dit hield vaak in dat iemand nog wel eens een oudere of jongere rol moest spelen. Het leeftijdsprobleem is, vooral wat betreft de oudere spelers, in feite altijd blijven bestaan. Wel groeide het aantal spelende leden in de loop der jaren weer tot 25 à 30.
In de periode tot 1990 werden er door Pancratius weer diverse stukken, zoals eenakters, kluchten, thrillers en kinderstukken gespeeld. De musical ‘De kleine Parade’, die werd gekozen als stuk ter gelegenheid van het 50-jarig jubileum in 1989, had een overweldigende bijval. Ook werd er ter ere van dit jubileum een schitterend boekje uitgegeven, waarin de geschiedenis van Pancratius uitvoerig was beschreven door de toenmalige secretaris Pim de Smalen. Het boekje werd voorzien van een kleurrijke omslag, waarop alle affiches vanaf de beginperiode verkleind waren afgebeeld. Ook bevat het fraaie foto’s en illustraties en een overzicht van alle gespeelde stukken.
In het begin van de jaren (negentien) negentig was er een behoorlijk aantal leden dat het lidmaatschap opzegde, waaronder meer dan de helft van het bestuur. De intensieve periode die aan het 50-jarig jubileum vooraf ging, had zijn tol geëist en op een gegeven moment leek fuseren met een andere toneelvereniging de gemakkelijkste optie. Maar toen kwam het ‘Pankie-familiegevoel’ boven. Jos Huiberts en Theo Dekker wisten samen de boel draaiende te houden en voorzichtig werd er weer gespeeld. De grote opbloei kwam in 1996 nadat het bestuur
Jaarboek 26, pagina 25
weer voltallig was. Het prachtige stuk ‘Dwaasheid heeft haar eigen recht’ werd opgevoerd in de aula van het Jac.P. Thijsse College. Lovende recensies en een enthousiast publiek bewezen dat Pancratius op de goede weg was. Als kinderstuk werd gekozen voor ‘De gouden spiegel van Pierewiet’, dat ook in 1988-1989 werd opgevoerd. De bezetting was echter dusdanig, dat er niet genoeg spelers waren en om die reden werden er hier en daar wat vroegere spelers of zelfs familieleden geronseld. Een aantal daarvan bleef hangen, zodat het ledental tot zo’n 22 groeide. Ook de daaropvolgende stukken ‘Er valt een traan op de tompoes’ van Annie M.G. Schmidt en de klucht ‘Maakplaats voor mevrouw’ hadden veel succes.
Toen stond 1999 voor de deur, het jaar waarin de vereniging 60 jaar bestond, en ook dat liet men niet ongemerkt voorbij gaan. Voor de kinderen werd het jubileumstuk ‘Goud, Goud, Goud’ op de planken gebracht, met daaraan gekoppeld een kleurwedstrijd.
Voor de volwassenen werden kosten noch moeite gespaard om de grootste jubileumproductie aller tijden te realiseren door de opvoering van ‘Sil de Strandjutter’. Hierbij waren wel zo’n 120 personen betrokken. Ook zang- en dansgroepen deden eraan mee, waaronder het Castricumse shantykoor ‘De Skulpers’. De prachtige opvoering vond plaats in De Clinghe.
Om het verhaal, dat zich afspeelt op Terschelling, zo echt mogelijk te doen lijken, werd zelfs een Fries paard ingezet, waarvoor nog even een WA-verzekering werd afgesloten. Ook moest er voor een aanzienlijk bedrag een buitentent worden gehuurd, zodat het paard overdekt kon worden gestald totdat het weer moest opdraven.
Ook in de afgelopen vier jaar (gezien vanaf 2003) heeft Pancratius het hoofd goed boven water weten te houden. Mede dankzij de stevige fundamenten, gelegd door eerdere generaties, is er nog steeds sprake van een gezonde vereniging. Maar het blijft ook een vereniging die het nog steeds met beperkte middelen moet doen. Want toen de spelers na de eerste voorstelling van het blijspel ‘Caravan’ op 11 april 2003 met een bloemetje werden bedankt, moesten zij dit weer inleveren, zodat het opnieuw de volgende avond na de tweede uitvoering kon worden uitgereikt …
Samenwerking met Forento
Met Forento, een van de andere twee toneelverenigingen, heeft Pancratius al heel wat jaren een goede band. In het verre verleden bestond er wel enige rivaliteit tussen beide verenigingen, maar vanaf het midden van de jaren (negentien) zeventig speelt dit beslist niet meer. Sinds die tijd zijn er over en weer wel eens voorstellen gedaan om te fuseren, maar het bleek steeds niet nodig om hiertoe over te gaan. Het is in de geschiedenis van het Castricumse amateurtoneel een keer voorgekomen dat Pancratius en Forento op dezelfde avond, te weten 15 december 1979, een voorstelling gaven. De oorzaak was een vergissing van Pancratius, waarvoor aan Forento schriftelijk excuses werden aangeboden.
Volgens het ‘Forento nieuws’ uit 1985 vergaderden de besturen van Forento en Pancratius in juni van dat jaar in goede sfeer met elkaar. Het doel was het uitwisselen van gedachten en ideeën, het ter sprake brengen van eventuele moeilijkheden wat de speeldatum betreft en de mogelijkheden te onderzoeken om elkaar waar mogelijk de helpende toneelhand toe te steken. Vanaf 1983 voe-
Jaarboek 26, pagina 26
ren Pancratius en Forento, aanvankelijk in opdracht van het Castricums Ondernemers Verbond, rond de sinterklaastijd gezamenlijk een ‘Sintstuk’ op voor de kinderen. Deze stukken, waar overigens nooit een sint in voorkomt, werden jarenlang geschreven en geregisseerd door Bas Bruinsel, de vroegere voorzitter van Forento. Vanaf 1999 heeft Marie-Louise Middelhoff deze traditie voortgezet. De succesvolle stukken werden in het begin in Geesterhage gespeeld en later in De Clinghe. Daarnaast vonden er ook in Limmen, Heiloo en de Zaanstreek uitvoeringen plaats. Diverse debutanten zijn hun loopbaan begonnen in een van deze stukken. In december 2002 werd de sinterklaasvoorstelling alweer voor de twintigste keer gehouden.
Toneelfamilies
Het gezicht van Pancratius wordt sinds haar bestaan voor een groot deel bepaald door een aantal trouwe leden, veelal afkomstig uit de echte ’toneelfamilies’. De familie Noordover is hier een goed voorbeeld van, omdat Aad senior, dochter Gonnie, zoon Aad en kleinzoon René hun steentje hebben bijgedragen aan het succes van Pancratius. Dit geldt ook voor de familie Huiberts, waarvan moeder Rie vanaf het eerste uur op de planken stond en in 1979 voor haar vele verdiensten de gouden toneelspeld kreeg uitgereikt. Rie is tot vlak voor haar overlijden in 1984 rollen blijven spelen. Zoon Jos trad later in haar voetsporen en hanteert nu de voorzittershamer van de vereniging. Ook de families Brakenhoff, De Beurs en Geerts mogen in dit rijtje niet ontbreken.
Daarnaast zijn er natuurlijk nog talloze namen te noemen van spelers die in die ruim zestig jaar bij Pancratius voor het voetlicht hebben gestaan. Dit was onder andere de veel te jong overleden Nic Marsé, die ook een groot aantal stukken regisseerde. Verder Wil Zaal, Wil Seignette, André van de Ven, Ab Zijlstra, Chris Temme, Dick Groot, Thea Vervoort, Ien Schram, Miep Bakker, Anita de Rooij en last but not least Rina Oorthuis en Theo Dekker, die respectievelijk in 1999 en 2003 vanwege hun 25-jarig lidmaatschap van de vereniging ‘het zilveren insigne’ van het Nederlands Centrum voor Amateurtoneel ontvingen.
Veel van deze personen hebben buiten het toneelspelen een functie gehad als bestuurslid. De besturen bestonden doorgaans uit circa zes personen. Wat de voorzitters betreft zijn er in de loop der jaren diverse wisselingen geweest. De eerste voorzitter was Nico Kuenen. Voor zover bekend is deze functie, naast de reeds genoemde huidige voorzitter, ook bekleed door de personen Springorum en Van Diepen, Leo Kroon, Piet Gomes, Harry Geerts, Arie Lute, Marga Zomerdijk en Aad Pereboom. Als secretaris of penningmeester waren onder andere de namen terug te vinden van Cees Bodewes, Henk Schram, Piet Gomes, Chris Staal, Jos Huiberts, Wil Zaal, Cor de Beurs, Thijs Geerts, Cees Dam, Kick Kok, Pim de Smalen, Ien Schram, Marion Geerts en Harry Sinnige. Momenteel (in 2003) zijn Erwin Dekker en René Claassens respectievelijk secretaris en penningmeester.
Ook waren er veel leden die de functie van regisseur uitoefenden. Genoemd werden al Cees Bodewes, die dit de eerste acht jaar voor Pancratius deed, en Nic Marsé. Thijs Geerts spant in dit geval echter de kroon door maar liefst van 1962 tot 1992, oftewel een periode van dertig jaar, het regisseurschap op zich te nemen. Terecht ontving hij tijdens het 50-jarig jubileum de gouden toneelspeld en ook nog eens in november 2002 de gouden speld met diamant, omdat hij 50 jaar lid was van de vereniging.
Anekdotes
Vanzelfsprekend gaat er ook op het toneel wel eens iets mis en dat geeft vaak aanleiding tot de nodige hilariteit. Soms kan het ook niet leuk zijn, als bijvoorbeeld een stuk moet worden onderbroken, maar gelukkig heeft Pancratius in die lange tijd dat zij al bestaat daar maar een paar keer mee te maken gehad. Een keer werd er doek gevraagd om technische redenen vanwege het niet rinkelen van de telefoon. Dit gebeurde ook toen een speler volledig uit zijn rol was en eerst weer opgepept moest worden voordat het stuk kon worden uitgespeeld. Toen op een avond het licht in heel Bakkum uitviel, kon er uiteraard ook bij Borst niet meer worden doorgespeeld.
Tot slot volgt een greep uit de tientallen anekdotes die binnen Pancratius bekend zijn.
In het stuk ‘Nacht in de Rimboe’ uit 1960 kwam een inlandse bediende voor die werd gespeeld door Edi Siebers. Hij moest vrij lang op zijn hurken zitten en kreeg slaag met een zweep. Om de slagen op te vangen had men dik schuimrubber op zijn rug gebonden. Toen Edi na afloop werd gevraagd of alles goed was gegaan, antwoordde hij: “Ja hoor, alleen het puntje van de zweep kwam net buiten het schuimrubber en dat deed verrekte veel pijn.” Hij gaf echter tijdens het spel geen krimp.
Toen Pancratius een keer in Medemblik moest spelen, bleek dat het toneel te laag was voor het decor. Het decor moest gedeeltelijk wor-
Jaarboek 26, pagina 27
den afgezaagd en andere delen werden op zijn kant gezet. Gelukkig werden deze decorstukken voor de laatste keer gebruikt.
In een bepaald stuk moest Adriaan Brakenhoff op een divan gaan zitten die tegen de wand stond. Hij nam echter een te brede zit en kwam tussen de divan en de wand terecht. Men vond dit voorval zo leuk, dat besloten werd dit in de opvoering te houden.
Chris Temme had, om zijn teksten te onthouden, diverse spiekbriefjes neergelegd op de bar, toen hij de rol van barkeeper speelde. Chris was echter volledig onthand toen andere spelers hem voor de gein achter zijn bar vandaan trokken en had op dat moment de souffleur dringend nodig.
Rie Huiberts speelde eens een scène waarin zij regelmatig cognac moest drinken. Hiervoor gebruikte men een karaf, die gevuld was met koude thee. In de pauze werd de thee stiekem vervangen door echte cognac, waarin arme Rie zich danig verslikte.
Forento
Het ontstaan
De tweede Castricumse toneelvereniging Forento komt voort uit de Nederlandse Vereniging van Forensen. Laatstgenoemde vereniging werd opgericht omstreeks 1935 voor de forensen die in Castricum woonden en in Amsterdam, Haarlem of de Zaanstreek hun werk hadden. De forensen vereniging maakte zich sterk voor gemeenschappelijke belangen, zoals het verbeteren van de spoordienstregeling, het collectief aangaan van verzekeringen en de bevordering van het culturele leven en de sport in Castricum. Zodoende organiseerde men ontspanningsavonden en werd er midden jaren (negentien) vijftig een blijspel op de planken gezet.
De initiatiefnemer hiertoe was de Amsterdammer Herman Duin, die zich in 1954 in onze gemeente vestigde. Nadat er begin jaren (negentien) zestig veel leden van de vroegere toneelvereniging ‘De Schakel’ waren toegetreden tot de forensenvereniging, konden er stukken van behoorlijk niveau worden aangepakt. De toneelgroep kreeg een eigen bestuur, waarvan Herman Duin voorzitter werd.
Vanaf 12 maart 1963 ging de groep officieel haar eigen weg onder de naam ‘Forento’, een afkorting van ‘Forensen Toneelgroep’. Deze naam werd bedacht door Jan Assman en het logo, bekend van de twee open o’s, werd ontworpen door reclameman Bas Bruinsel, mede-oprichter van de vereniging. Artikel 3 van de statuten vermeldde de volgende doelstelling: “De vereniging stelt zich ten doel door beoefening van toneelspelkunst en andere expressievormen de leden een zinvolle en prettige vrijetijdsbesteding te geven en mede daardoor het culturele leven in Castricum en omgeving te stimuleren. De vereniging tracht dit doel te bereiken door na een reeks repetities belangstellenden tijdens een of meerdere openbare uitvoeringen kennis te laten nemen van hun kunnen en voorts op alle andere wettige wijzen.”
De eerste ledenlijst telde 24 leden en 2 aspirant-leden. Forento begon al snel met het werven van donateurs en dat resulteerde eind 1964 in een lijst met 53 personen die de vereniging steunden.
De jaren (negentien) zestig
Nog in hetzelfde jaar van de oprichting nam secretaris Bas Bruinsel het voorzitterschap over van Herman Duin en werd Henk Maas secretaris. Later ging Henk Maas ook een aantal stukken regisseren. De naam Bruinsel zou overigens nog jarenlang onlosmakelijk verbonden zijn aan Forento, wat ook in de rest van dit artikel duidelijk naar voren komt.
De eerste voorstelling, het blijspel ‘Hoogheid, uw kameel staat voor’, werd gegeven op 26 oktober 1963 in zaal Borst. De echtgenote van de voorzitter, Aaf Bruinsel-Slot, vertolkte een van de hoofdrollen en Herman Duin was regisseur. Forento ging zich daarna toeleggen op twee voorstellingen per jaar, waarvan er altijd een in samenwerking met de Oranjevereniging op de avond van Koninginnedag werd gespeeld. Daarnaast werd er ook gespeeld voor personeelsverenigingen of bijvoorbeeld voor de leden van de Castricumse Reddingsbrigade.
Op 30 april 1964 werd het lustige blijspel ‘Humpie heeft een bok geschoten’ opgevoerd en na afloop werd er een groot oranjebal gehouden. In het programmaboekje voor die avond werd ingegaan op de invloed van de televisie en het gevreesde teruglopend bezoek van de schouwburgzalen in het algemeen. Die vrees bleek echter ongegrond, want zo schreef men: “Het schouwburgbezoek stijgt weer en ook de amateurtoneelverenigingen schijnen het dieptepunt te zijn gepasseerd. Gestart zijnde tijdens dit dieptepunt mag ook Forento zich nu in een groter wordende belangstelling verheugen.”
Ook werd op Koninginnedag 1964 het eerste kinderstuk, getiteld ‘Pico bello’, gespeeld. In het mededelingenblad van de vereniging van mei 1964 had het bestuur het dan ook terecht over een krachttoer op die 30ste april, maar ook werd gesteld dat na even een paar dagen uitblazen “weer verder wordt gegaan met offers brengen aan de cultuur en stenen bijdragen tot nut van het algemeen”.
In die tijd deed het bestuur alle mogelijke moeite om ervoor te zorgen dat belangrijke spelers in de gelegenheid waren om aan de repetities deel te nemen. Zo deed de voorzitter op 3 oktober 1964 het schriftelijk verzoek aan de Commandant van de Ripperda-kazerne in Haarlem of de dienst-
Jaarboek 26, pagina 28
plichtige P.R. van Jaarsveld aanwezig zou kunnen zijn op de repetities op maandag- en vrijdagavond voor het toneelstuk dat op 28 november van dat jaar zou worden opgevoerd. Dat stuk heette ‘Het weerhuisje’, waarvoor de leden een avond op pad gingen om een aankondiging van de uitvoering in een groot deel van Castricum huis-aan-huis te bezorgen. Na de uitvoering werd geconcludeerd dat het stuk spijtig genoeg niet aan de verwachtingen had beantwoord en dat de keuze hiervan voor deze groep niet gelukkig was.
Vanaf eind 1964 repeteerde Forento niet meer bij Borst, maar in een zaal in het jeugdhuis aan de Overtoom, zodat men ongestoord en rustig zijn gang kon gaan. Ongetwijfeld deed men toen nog trouw “Oefeningen om de ademhalingsorganen te versterken en de werking ervan te verbeteren”, die in 1961 op papier waren gezet. Aan de Overtoom werden ook de jaarlijkse algemene ledenvergaderingen gehouden, zoals blijkt uit het verslag van de ledenvergadering van 26 januari 1965. Hierin werd vermeld dat de financiële toestand van de vereniging er aanmerkelijk beter uitzag dan een jaar daarvoor. De eveneens opgenomen begroting voor 1966 liet echter ook zien dat men zich in het nieuwe seizoen met slechts een bedrag van 947 gulden diende te bedruipen.
Ook werden er in die jaren in het ‘clubhuis’ contactavonden georganiseerd, waarbij de gezelligheid voorop stond. In het voorjaar van 1965 liet Herman Duin het bestuur weten dat hij hoofdzakelijk wegens drukke werkzaamheden de regie van het najaarsstuk onmogelijk op zich kon nemen. Zijn taak werd overgenomen door Nico Out, die dit werk tot en met 1968 zou blijven doen. Onder zijn leiding werd er onder andere een voortreffelijke vertolking gegeven van stukken als de thriller ‘Het mannion mysterie’ en van de toch niet zo eenvoudige blijspelen ‘Oscar’, ‘Maribel’ en ‘Als het kindje binnenkomt’.
Ook de jeugd kwam na de eerste voorstelling in 1963 volop aan haar trekken in de jaren (negentien) zestig. Maar liefst 12 stukken werden er in die periode met het nodige succes gespeeld, waaronder ‘De dubbele sultan’, ‘De wondersloffen’, ‘De geldmolen’ en ‘Het geheim van pandolino’. De voorstellingen, die op alle scholen werden aangekondigd, haalden soms wel 1.000 kinderen. Voor een groot deel was dat ook te danken aan het niet aflatende enthousiasme waarmee Bas Bruinsel de stukken regisseerde, die hij bovendien zelf vaak geschreven had. Ook ontwierp hij de decors, de raambiljetten en al het drukwerk. Mede gelet op zijn eerdergenoemde rol bij de sinterklaasstukken kan hij dan ook terecht ‘de grote man achter het kindertoneel’ worden genoemd.
Tweede en derde lustrum
In 1970 droeg Bas Bruinsel de voorzittershamer over aan Rinus Tierolf, maar hij bleef zeer actief voor de vereniging, gaf adviezen en kwam nog een keer terug in het bestuur. Tierolf bleef om gezondheidsredenen niet lang voorzitter en werd in 1972 reeds opgevolgd door Hans van Doesum, die vanaf 1967 meespeelde en het jaar daarop in het bestuur kwam. Van Doesum en Bruinsel speelden in die tijd regelmatig voor sinterklaas bij mensen thuis of op scholen om met de opbrengsten daarvan de kas van Forento te spekken.
Het was een welkome aanvulling van de inkomsten, ondanks dat de gemeente in oktober 1972 een nieuwe verbeterde subsidieregeling toezegde. Die regeling was een gevolg van het feit dat het gemeentebestuur het belangrijk vond dat de toneelzaal van De Clinghe meer geïntegreerd zou raken in de Castricumse gemeenschap, omdat in Castricum een dergelijke ruimte ten enenmale ontbrak. De huur van De Clinghe en de kosten van grotere decors waren voor Forento echter veel te hoog, terwijl het onzeker was of er voldoende mensen naar het terrein van Duin en Bosch wilden komen. Immers, er bestond voor het betreden van het terrein van een psychiatrisch ziekenhuis toch nog altijd een behoorlijke drempel. Maar de subsidieregeling was gelukkig zodanig dat Forento het risico durfde te nemen om in De Clinghe te gaan spelen.
Het tweede lustrum, oftewel het 10-jarig bestaan, werd gevierd in 1973 met als spektakel de uitvoering van ‘De Cactusbloem’ in De Clinghe. Dat was een huzarenstukje omdat men met een draaitoneel werkte, geleend van de Nederlandse Opera, waar toenmalig regisseur Nico Out als decorontwerper zijn brood verdiende.
Ook de opvoering van het voorjaarsstuk in 1974, het blijspel ‘Er zit een haar in mijn soep’, werd in het Nieuwsblad voor Castricum subliem genoemd. Niet alleen de spelers, maar ook degenen die verantwoordelijk waren voor de techniek, de decors en het grimewerk kregen een grote pluim.
Daarna liep het aantal spelende leden enigszins terug en om die reden gaven Bas en Aaf Bruinsel in de zomermaanden voor ieder die dit wilde toneellessen. Dit resulteerde in een enorm succes en een behoorlijke aanwas van nieuwe leden, zodat de vereniging weer ging bloeien. Het stuk ‘Een huis vol herrie’, dit keer onder regie van Dick Groot, werd weer eens een topper. Daarentegen was de keuze van het blijspel ‘Jij weet, jij weet wat ik niet weet’ ter gelegenheid van het derde lustrum in 1978 een misser, omdat het een te gedateerd stuk was. Forento was toen wel heel verheugd dat een meu-
Jaarboek 26, pagina 29
belzaak uit Beverwijk ter ere van het 15-jarig bestaan aanbood in het vervolg alle benodigde meubelen te leveren en ze nog gratis te bezorgen en terug te halen ook.
Het was een slag voor de vereniging dat Guus Glass, die zich jarenlang had bezig gehouden met het grimewerk, de decorbouw en af en toe ook speelde of regisseerde voor Forento, in november 1978 overleed op 73-jarige leeftijd.
Ups en downs
De eerste helft van de jaren (negentien) tachtig was voor Forento een periode met ups en downs. Wat het geld betreft moest men nog altijd op de kleintjes letten.
In 1981 werd de vereniging opgeschrikt door het plotselinge overlijden van bestuurslid en regisseur Henk Maas. Dick Groot en Aaf Bruinsel hielpen Forento uit de nood door de regie van het toen in voorbereiding zijnde stuk ‘Misdaad aan het meer’ over te nemen.
Ter gelegenheid van het twintigjarig bestaan werd in januari 1983 een speciaal stuk, de komedie ‘De heer van Pourseaugnac’ van Molière, ten tonele gebracht. Volgens Forento betrof het ditmaal een onovertroffen komedie en zij garandeerde het publiek; “niet gelachen, geld terug”. De regie was in handen van Frits Stroomer. Het werd een markant karakterspel, dat boeiend en met veel vaart werd gespeeld, aldus een regionale krant van 24 januari 1983.
In hetzelfde jaar kreeg Forento te maken met een uiterst bizarre gebeurtenis, waardoor de vereniging ook in een behoorlijke dip terecht kwam. Velen kunnen zich namelijk nog wel de beruchte Castricumse huurmoord herinneren en weten daarvan te vertellen dat een toneelspeler van Forento hier als opdrachtgever bij betrokken was en zelfs op de planken stond toen de moord werd gepleegd. Het was een nauwelijks te vatten scenario en bestuur en leden hadden wel even tijd nodig om deze schok te verwerken.
In 1984 kwam er een einde aan het 12-jarig voorzitterschap van Hans van Doesum. Hij werd na zijn aftreden benoemd tot erelid en opgevolgd door Fred Kamp, die nog maar net door de vereniging was binnengehaald als decorbouwer. Forento nam in mei 1984 met de eenakter ‘De Boodschap’ deel aan het jaarlijkse eenakterfestival in de Nieuwe Slof te Beverwijk. Aan het eind van dat jaar werd het toneelseizoen geopend met een zeer bijzondere voorstelling. Forento zocht andere wegen door het publiek een gevarieerde toneelavond te bieden in de vorm van een drietal eenakters in verschillende genres voor een elk wat wils.
Dat er achter de schermen bij een toneelvereniging ook heel veel werk wordt verzet, werd duidelijk toegelicht in het clubblad van Forento van 1 juli 1984 door middel van een verhaal over de technische commissie. Deze bestond uit een ’timmerploeg’, oftewel de decorbouwploeg en een licht- en geluidploeg. Van de laatstgenoemde groep werd René Prins toen in de schijnwerpers gezet, want zo schreef Bart van Hove: “Veelal wordt hij vergeten, maar met een juiste verlichting staat of valt het stuk.”
Ook werd er regelmatig aandacht besteed aan het grimeren. Vier speelsters volgden in 1987 en 1988 een cursus hiervoor en dat was beslist geen pretje, omdat het neerkomt op urenlang stilzitten en afschminken. Ook een bewaard en ondertussen vergeeld actielijstje van Forento laat nog eens zien welke handelingen er voor een opvoering allemaal verricht moeten worden met betrekking tot drukwerk, huur van zaal en kostuums, vergunningen, auteursrechten, uitnodigingen, publiciteit enzovoorts.
In april 1987 werd er in De Clinghe weer eens een sprankelende komedie, getiteld ‘Het leven is te kort’, op de planken gezet. Volgens een recensie hiervan werd er perfect gespeeld en liet Forento hiermee zien dat amateurtoneel wel degelijk echt leuk kon zijn.
Zilveren jubileum
Het jaar 1988 stond in het teken van het 25-jarig bestaan van de vereniging. Forento telde toen 32 leden. Bas Bruinsel werd in dat jaar
Jaarboek 26, pagina 30
koninklijk onderscheiden wegens zijn grote verdiensten voor de vereniging vanaf de oprichting. Hij kreeg daarnaast tevens de gouden speld van het bestuur van de Nederlandse vereniging tot bevordering van het amateurtoneel. Er werd onder voorzitterschap van Fred Kamp een commissie gevormd, bestaande uit alle oud-voorzitters van de toneelgroep, die ervoor heeft gezorgd dat Forento’s zilveren jubileum in gepaste vreugde werd gevierd. Het krantje van de vereniging heette toen ‘De Foriënt Expres’ en de editie van april 1988 stond geheel in het teken van dit jubileum.
Het bestuur bestond toen naast Fred Kamp uit José Schoonenberg, Chris de Groot, Edith Molenkamp en Gosse Zoet. Diverse leden blikten in het jubileumnummer terug op de tijd die ze bij Forento hadden doorgebracht en vooral op de wijze waarop zij bij de vereniging waren gekomen. Soms gebeurde dit doordat al spelende leden hun familieleden uitnodigden om eens een keer te komen kijken en het kwam ook voor dat men op verjaardagen vrienden of kennissen voor het amateurtoneel probeerde te strikken.
Aaf Bruinsel, het oudste lid in die tijd, had een smeuïg verhaal over de eerste jaren bij Borst, waar het maar zeer behelpen was vanwege de bittere kou, één klein kleedkamertje met een wasbak die haast permanent verstopt was, een niet zo frisse WC en een heel gebrekkige verlichting. Ook Marie-Louise Middelhoff, die reeds van jongs af aan bij Forento actief is, vertelde op amusante wijze in het blad hoe snel zij gevraagd werd voor een bestuursfunctie en wat voor gekke dingen zij allemaal op het toneel beleefd had. Het feestprogramma hield onder andere een receptie in en de opvoering van het bekende stuk en grote productie ‘Vadertje Langbeen’ in De Clinghe op 15 en 16 april. De voorstelling was volgens een recensente echter slaapverwekkend door het ontbreken van een dramatische spanning. Zij vroeg zich daarbij af wat Forento had bewogen om zo’n draak van een stuk op de planken te brengen.
Enkele namen
Ook van Forento zijn er vanzelfsprekend, buiten de reeds genoemde, vele namen bekend van leden die toneel hebben gespeeld en vaak ook in het bestuur of in een commissie zaten. Een groot verschil met Pancratius is dat er bij Forento nauwelijks sprake was van toneelfamilies.
Alleen in het gezin Maas lieten naast Henk ook zijn vrouw Rie en hun dochters Marjan en Eveline hun acteertalenten op de planken zien. Wel waren er diverse echtparen actief betrokken bij de vereniging, zoals Bas en Aaf Bruinsel, Henk en Wil Baars, Guus en Cor Glass, George en Elly Roetering en Ted en Sibylle Louman. Laatstgenoemd echtpaar zat eind jaren (negentien) zeventig in de leescommissie van Forento. Deze commissie heeft als taak het marktaanbod van stukken door te werken en het bestuur te adviseren bij het maken van een keuze. De andere echtparen komen we vooral tegen bij de rolverdelingen in de beginperiode, hetgeen ook geldt voor de spelers Wim Lubsen, Loes Duin en Annelies Hopman.
In de jaren (negentien) zeventig en (negentien) tachtig kwamen in de programmaboekjes meerdere keren namen voor als Dick Groot, Wim Eichelsheim, Edith Molenkamp, Carla Krott, Maartje Uiterwijk, Mariëtte Boxman, Jan van Wijk, Dieuwke Dijkens, Yvonne Wegman, Chris de Groot, Hans van Doesum, Frank Edam, Gosse Zoet, Henny Pijlman en Frits Stroomer. De laatste had in de jaren (negentien) tachtig ook een groot aantal stukken als regisseur onder zijn hoede.
Van de sinterklaasvoorstellingen is keurig bijgehouden welke spelers hebben meegespeeld en hoe vaak. Het record is in handen van Chris de Groot, op de voet gevolgd door Edith Molenkamp en Edith Welagen. Ook Greet Borst vertolkte zeven keer een rol. Greet ontwerpt en maakt al tien jaar de kleding voor Forento en door deze hobby is ze toen haar eigen verhuurbedrijfje ‘Greet Verkleedt’ begonnen.
Verschillende van de genoemde leden hadden een bestuursfunctie, die volgens verslagen en mededelingenbladen ook werd bekleed door bijvoorbeeld Oene Nieuwenhuis, Nico Out, Rennie van der Houw, Gré Prins, Betty Benjamin, Edith Speekman, Frits van Manen, Gerard Robijns, Gert-Jan Bremer, Wim Behrens, Rob Heidens en Joop Laan. Na Fred Kamp zijn achtereenvolgens Bert Wiggers, Hannie Overmars, Annelies van den Enk, Helga van der Ploeg en Antoinette Laan voorzitter geweest. Het huidige (in 2003) bestuur bestaat uit voorzitter Annemiek Kwanten, secretaris Peter de Winter, penningmeester Edith Welagen en de algemene leden Lisette Borst en Daphne Smit.
Forento 40 jaar
Ook in de jaren (negentien) negentig werden er door Forento verschillende stukken gespeeld. Voor de ouderen waren dit onder andere ‘Het dagboek van Anne Frank’ in 1990 en de tragikomedie ‘Dwaasheid heeft haar eigen recht’ in 1992. In dat jaar werd eveneens het blijspel ‘Soubrette’ opgevoerd, waarbij twee korte pauzes werden ingelast in verband met de decorwisseling. Tijdens deze pauzes trad een zangeres op met, in de lijn van het stuk, Amerikaanse songs.
In april 1993 verscheen de aloude ‘Nieuwsbrief’ weer eens en werd hiermee in ere hersteld. Gemeld werd dat de eenakter voor de kinderen ‘Wij wassen niet af’ die maand twee keer zou worden opgevoerd. Tevens werd met weemoed afscheid genomen van de zeer gewaardeerde lichtman Jeen Woudwijk. Zijn taak werd overgenomen door Hans de Vries en van zijn technische hoogstandjes mocht Forento tien jaar lang dankbaar gebruik maken.
Op 5 juni 1993 leverde Forento goed spel in de komische thriller ‘Een gast teveel’ onder regie van
Jaarboek 26, pagina 31
Marianne Volkerts. In het najaar van datzelfde jaar had Forento te kampen met een groot tekort aan manlijke spelers. Om die reden werd er gekozen voor het stuk ‘Acht vrouwen’, dat in februari 1994 ten tonele werd gebracht onder leiding van regisseur Carl Slotboom. Kort daarna speelde Forento met succes de eenakter ‘Aardbeien met slagroom’ voor veel publiek tijdens de Culturele Manifestatie van de gemeente Castricum.
Begin 1995 werd de eenakter ‘Somberman’s dag’ opgevoerd, gebaseerd op het boek van Remco Campert en geschreven door Frank Edam. Spoedig volgde het stuk ‘Ik zie, ik zie, wat jij niet ziet’. In een recensie daarvan werd gesproken over sterk spel, formidabele decors en fantastisch grimewerk, licht en geluid.
In dat jaar ontving Chris de Groot in verband met zijn 25-jarig jubileum de zilveren toneelspeld. Hij is inmiddels met 33 jaar het langst spelende lid van Forento. Ook vanaf 1995 gaf Forento een aantal malen acte de présence op eenakterfestivals in de regio. De jeugd werd ondertussen ook niet vergeten en kon in september 1995 getuige zijn van het gloednieuwe toneelspel ‘Tovertomaat’. Onder regie van Frank Edam werd in februari 1996 het stuk ‘Bedden’, geschreven door Dimitri Frenkel Frank, op de planken gebracht. Daarop volgden in 1997 ‘Een Dame uit de provincie’ en ‘Maak plaats voor Mevrouw’ in 1998.
Het bekende verhaal ‘Scrooge’ van Charles Dickens werd tijdens de kerstdagen van 1998, als jubileumstuk ter gelegenheid van het 35-jarig bestaan, sfeervol en mooi gespeeld onder leiding van de toen zeer jonge regisseur Jordi van Venrooij.
Vanaf 2000 doet Forento ook aan de zogeheten ’theatersport’. Deze theatervorm is gebaseerd op improvisatie, waarbij het publiek bepaalt wat er op het toneel gebeurt.
Op 9 juli 2000 overleed Bas Bruinsel op 75-jarige leeftijd en het hoeft geen nadere toelichting wat dit voor vele leden en oud-leden van Forento betekende.
In het voorjaar van 2003 stond de vereniging stil bij het 40-jarig bestaan. Op 8 maart vonden er eerst ’s middags twee kindervoorstellingen plaats van ‘De getemde heks’ en ’s avonds werd ‘De getemde feeks’ voor de volwassenen gespeeld. Beide stukken waren bewerkingen van verhalen van Shakespeare. Vooral met het stuk voor de volwassenen verraste Forento volgens een krant, waaraan werd toegevoegd dat deze vereniging er ook de komende veertig jaar weer volop tegenaan kan. ‘De getemde heks’ werd omgezet in een echt kinderstuk door Marie Louise Middelhoff. Haar conclusie na 40 jaar Forento was dat deze vereniging langzaam maar zeker is uitgegroeid tot een toneelgroep met lef. Dat houdt in dat de huidige 24 leden het aandurven mooie stukken te spelen, excentrieke regisseurs aan te nemen, elkaar te bekritiseren en niet terug te deinzen voor een uitdaging.
Anekdotes
Evenals bij Pancratius hebben zich bij Forento allerlei grappige, maar soms ook pijnlijke gebeurtenissen rond de toneeluitvoeringen voorgedaan, zoals blijkt uit de volgende anekdotes.
In 1966 zou er op een zomerse dag een opvoering worden gegeven van het kinderstuk ‘De Wondersloffen’ voor de patiënten op Duin en Bosch. Egbert Tates, een nog jonge speler, die een van de hoofdrollen had, was tien minuten voor aanvang nog niet gearriveerd. Iedereen was in paniek en de regisseur wilde de rol al overnemen met het tekstboek in zijn hand. Zover hoefde het echter niet te komen, want de toenmalige penningmeester was ondertussen met zijn auto naar de woning van Egbert gereden en kon hem op de hoek van zijn straat staande houden. Hij had een badlaken achterop zijn fiets en was op weg naar het strand. De voorstelling begon vijf minuten te laat en Egbert speelde de sterren van de hemel.
Helemaal in de ban van haar eigen rol zat Marie-Louise Middelhoff eens in een uitvoering naar haar medespelers te kijken met de gedachte: “Weet nu niemand zijn tekst meer, moet ik dit allemaal alleen doen?” Dit duurde tot Frank Edam vroeg wat zij met haar tekst bedoelde, waarop zij uitgebreid haar hele dialoog nog eens verduidelijkte. Toen sprong men in, omdat bleek dat Marie-Louise degene was die de verwarring had veroorzaakt door met een tekst te beginnen die vier bladzijden verder stond. Zij vond dit ronduit gênant om dit achteraf van haar medespelers te moeten horen.
Forento speelde een thriller bij Borst. In het derde bedrijf steeg de spanning ten top. De ontknoping naderde. De zaal zat ademloos te wachten op de opkomst van de inspecteur die de misdadiger zou moeten ontmaskeren. Toen ging het voordoek dicht. Een speelster met een piepklein rolletje, die dus maar een enkele repetitie had meegemaakt, dacht namelijk dat het stuk afgelopen was en trok aan het touw. De hoofdrolspeler verplaatste zich vertwijfeld met het bewegende doek naar het midden van het toneel om niet geheel uit beeld te raken. Net op tijd kreeg men het koord van de gordijnen te pakken om het weer te openen. Even later hing het doek weer stil en kwam de inspecteur op.
Bij de uitvoering van ‘Celia’ in 1975 gebeurde er iets totaal onverwachts. De helft van de snor van speler Wim Eichelsheim, die een klap kreeg van Trees van Diepen, raakte zoek en dat veroorzaakte een zodanige hilariteit dat de spanning niet meer terug te krijgen was. Het stuk was geschreven als een thriller, maar het publiek besloot het als blijspel te beleven. Wim had er echter duidelijk moeite mee, want hij kon niet zien wat er gebeurd was en daardoor begreep hij niet waarom er soms volkomen ten onrechte werd gelachen.
Expressie
Gouden tijden
Wie dacht dat Castricum met de komst van Forento wel was verzadigd wat het amateurtoneel betreft, had het mis. Men durfde het namelijk in het najaar van 1982 aan om de oprichting van een nieuwe toneelvereniging aan te kondigen. In januari 1983 kwamen de belangstellenden bij elkaar en toen bleek men te beschikken over een complete groep, bestaande uit spelers met of zonder ervaring, een regisseur die al 25 jaar in het vak actief was, een grimeur/decorontwerper en enkele technici. De oprichting was dan ook snel een feit. Gekozen werd voor de naam ‘Expressie’ en in april 1983 werd het eerste stuk, de klucht ‘Geluk brengt scherven’, vier keer op de planken gebracht. Het stuk werd gespeeld in zaal Borst en in het parochiehuis St.-Maarten in Limmen. Bovendien werd er speciaal voor de jeugd een voorstelling van dit stuk gegeven in het Bonhoeffer
Jaarboek 26, pagina 32
College. Een Castricumse krant schreef in november van dat jaar:
“Het amateurtoneel in Castricum maakt gouden tijden door. Weinig plaatsen met een omvang van onze gemeente zullen kunnen bogen op maar liefst 3 toneelverenigingen. Het hele jaar door kan het publiek genieten van tal van toneeluitvoeringen door Castricumse amateurs van Forento, Pancratius en Expressie.”
Na de eerste klucht is Expressie al gauw afgestapt van dit genre en is men zich gaan toeleggen op het betere blijspel en de thriller. Daarbij werd vaak gezocht naar stukken die een uitdaging betekenden. Een van de meest succesvolle stukken was het blijspel ‘Ik wil Mjoessof spreken’, dat in 1986 werd opgevoerd. In de recensie werd gesproken over een gelukkige greep, waarbij werd benadrukt dat Expressie beschikte over een paar ijzersterke spelers. Een zeer grote productie werd in 1989 gerealiseerd met het stuk ‘Pas op dat je geen woord zegt’ van Dimitri Frenkel Frank. Bijzondere gast hierin was een goudvis in zijn kom, waar regelmatig tegen gesproken werd.
Tot 1990 speelde Expressie nog elk voorjaar en najaar een stuk. Omdat dit te intensief bleek, vond er vanaf die tijd alleen nog in het najaar een uitvoering plaats.
Expressie ging zich vanaf 1990 ook toeleggen op het spelen van eenakters. Sinds dat jaar werd er meegedaan aan eenakterfestivals in diverse plaatsen. Zo speelde men in mei 1991 de eenakter ‘Wissels’ op het 12e Kennemer Eenakterfestival in IJmuiden. Ook werden er soms twee eenakters op een avond in plaats van een avondvullend stuk opgevoerd. Als groot voordeel daarvan werd genoemd dat het voor het publiek boeiend is, omdat eenakters niet te lang duren en er geen ellenlange introductie van personages en situaties nodig is.
Ter gelegenheid van het 10-jarig bestaan in 1993 koos men voor de eenakters ‘Moet u ook naar Amsterdam’ en ‘Zijn laatste wil’. Vanaf dat jaar doet ook Expressie altijd trouw mee aan de tweejaarlijkse Castricumse Culturele Manifestatie.
Locaties
In het nog korte bestaan van Expressie heeft men voor haar optredens regelmatig van locatie gewisseld. Soms was dit noodgedwongen als wegens verbouwingen moest worden uitgeweken.
Nadat men bij Borst niet meer terecht kon, werden de voorstellingen gehouden in de recreatiezalen van de verzorgingshuizen De Santmark en De Boogaert. Er werd daar ook gerepeteerd en als tegenprestatie stond hier tegenover dat er extra opvoeringen werden gegeven voor de bewoners van deze tehuizen. Toen De Santmark in 1999 werd gerenoveerd, kreeg de vereniging onderdak in de zaal van het Jac. P. Thijsse College. Het jaar daarop werd alweer overgestapt naar de toneelzaal van ontmoetingscentrum Geesterhage, waar nu nog gespeeld wordt. Het nadeel van deze zaal is dat het podium voor goed toneelspel in feite te laag is, maar onder leiding van Expressie onderzoeken momenteel de Castricumse toneelverenigingen in overleg met Geesterhage of het podium op niet al te ingrijpende wijze kan worden verhoogd.
Mensen van het eerste uur
Zoals elke vereniging kent Expressie ook leden die vanaf het eerste uur actief zijn geweest en heel veel voor de groep hebben betekend. In de eerste plaats is dat Irma Karssen, een zeer talentvolle speelster, zoals menig recensie laat weten. Zij wilde eigenlijk alleen maar toneelspelen, maar maakte zich al snel verdienstelijk door het leiden van het jeugdtoneel. Dit toneel hield in dat een groep kinderen in de leeftijd van negen tot twaalf jaar een stuk opvoerde voor kinderen. De jonge spelers hadden daarin een rol als volwassene. Hierin onderscheidt Expressie zich van de andere verenigingen. Daarnaast is door de leden zelf nooit een kinderstuk opgevoerd, zoals men dat ge-
Jaarboek 26, pagina 33
wend is van Pancratius en Forento. Irma Karssen is ook jarenlang tot 2003 bestuurslid geweest van Expressie. In de jaren (negentien) negentig was zij zowel voorzitter als secretaris. Haar inzet voor de vereniging werd beloond met de zilveren toneelspeld in 1994.
Een andere belangrijke kracht was George Janssens. Hij regisseerde het merendeel van de stukken vanaf de oprichting tot en met 1991. De van oorsprong Brabander was een perfectionist en vierde in april 1994 zijn 40-jarig toneeljubileum met de gouden toneelspeld en het erelidmaatschap.
Dan niet te vergeten Jaap van der Linden, de duizendpoot die jaren zorgde voor de decors, de aankleding, de grime, de affiches en het programma, maar ook voor licht en geluid. In een interview zei hij eens dat hij vrijwel alles deed omdat hij twee rechterhanden heeft en een hele hoop fantasie. Bovendien was hij bestuurslid. Zijn zilveren jubileum vond plaats in 2000 en twee jaar later werd hij op 70-jarige leeftijd tot erelid benoemd van de vereniging. Hij is nog steeds (in 2003) actief en moeilijk weg te denken bij Expressie. Inmiddels wordt hij wel geassisteerd bij de techniek en grime door respectievelijk Gerben de Boo en Gineke de Vries. Zijn echtgenote Hetty van der Linden speelt ook al lang bij Expressie en zit de leescommissie voor.
Ook Hans Klinkspoor was een trouw bestuurslid, speelde mee of regisseerde, zat in de leescommissie en schreef zelf eenakters. Verder kan Jan Langedijk nog genoemd worden, die na George Janssens vijf jaar de regie in handen had, maar helaas in 2000 overleed.
De eerste voorzitter en mede-oprichter van Expressie was René de Wit, die werd opgevolgd door Wim Dekker. Daarna namen respectievelijk Leo Zomerdijk, Irma Karssen en Roelant van Ewijk de voorzittershamer over. Momenteel (in 2003) wordt die gehanteerd door Elly van der Peet, die door secretaris Marianne Leguyt en penningmeester Joost Storm terzijde wordt gestaan. Ook speler Martijn van Wonderen is als algemeen bestuurslid een belangrijke schakel voor de vereniging door het verzorgen van productie, public relations en website.
De afgelopen vijf jaar
In het voorjaar van 1998 werd niet voorbij gegaan aan het 15-jarig bestaan van Expressie. Ter gelegenheid van dit derde lustrum werden er twee eenakters van de Pool Slawomir Mrozek, getiteld ‘Vossenjacht’ en ‘Serenade’, opgevoerd. In deze verhalen wordt in de vorm van fabels en parabels het communistische systeem in het Oostblok op de korrel genomen. Expressie was op zich zeer tevreden over het resultaat, maar moest achteraf wel bekennen dat ‘Vossenjacht’ bij het publiek minder goed aansloeg.
Een krant meldde in mei 2001 dat er door de cast van Expressie met de komedie ‘Kortsluiting’ een origineel, vermakelijk, ingenieus in elkaar gezet en goed gespeeld stuk op de planken was gezet. Het aparte was dat de acteurs bij het begin in het donker speelden en het p bliek alleen maar kon gissen bij wie de stemmen hoorden tot men na enkele minuten zag wie de hoofdrolspelers waren. Deze uitvoering had nog een bijzonder tintje, omdat Expressie in de luxe positie was om hiervoor een beroepsregisseur aan te trekken. Het was Paul van Ewijk, de broer van de voormalige voorzitter, die mede dankzij een professionele inbreng het succes van deze vertolking bepaalde.
In het voorjaar van 2003 werd het 20-jarig jubileum gevierd. Ter gelegenheid daarvan werd in Geesterhage het stuk ‘Dwaasheid heeft haar eigen recht’ gespeeld, een tragikomedie die ook door de andere twee verenigingen al eens werd opgevoerd. Een recordaantal toeschouwers genoot van de twee voorstellingen en de 23 leden van dit uur rondden hiermee een mooie periode af om weer vol enthousiasme toe te werken naar het zilveren jubileum.
Jaarboek 26, pagina 34
Anekdotes
Ook bij Expressie hebben zich in die twintig jaar hachelijke en komische taferelen afgespeeld op de bühne. De nu volgende drie anekdotes zijn hier een bewijs van.
Irma Karssen moest een keer af door een deur die klemde en met geen mogelijkheid openging. Ze speelde hierop in door te improviseren: “Ze mogen hier de sloten ook wel eens nakijken”. De deur moest van buiten af opengemaakt worden en er werd hevig gelachen door de spelers die achter de coulissen stonden.
Hetty van der Linden was tijdens de opvoering van het stuk ‘Plaza Suite’ behoorlijk geblesseerd geraakt door een vinger open te halen aan een spijkertje. Ze bloedde flink en zelfs het publiek had dit in de gaten. Hetty bleek echter bikkelhard en speelde rustig door alsof er niets aan de hand was.
George Janssens speelde in ‘Vossenjacht’ voor Expressie zijn allerlaatste rol als invalide in een rolstoel. Hij deed mee aan de jacht en moest aan het eind van het stuk met een geweer schieten. Nadat hij overeenkomstig het script “pang” had geroepen, moest het licht uitgaan. Kennelijk had de technicus niets gehoord, want er gebeurde niets. Daarop riep George nog eens wat luider “pang” en toen ging het wel goed. In de zaal was echter ondertussen de nodige verwarring en hilariteit ontstaan.
Epiloog
De geschiedenis van de Castricumse toneelverenigingen toont aan dat het amateurtoneel in onze gemeente al ruim 80 jaar rijkelijk bloeit. De drie beschreven verenigingen waren tot nu toe samen goed voor circa 300 toneelstukken, waarvan 225 voor volwassenen en 75 voor kinderen, inclusief de sintstukken.
Ook anno 2003 wordt de liefde voor deze kunstzinnige vrijetijdsbesteding door Pancratius, Forento en Expressie gekoesterd, waarbij wordt gezocht naar nieuwe vormen van samenwerking. Men is nog steeds ambitieus en daarom kan tot slot de conclusie worden getrokken dat het doek voor het Castricumse amateurtoneel nog lang niet is gevallen.
Hans Boot
Bronnen:
Archiefstukken en websites toneelverenigingen. Smalen, W.T. de, Pancratius 50 jaar toneel, 1989.
Met dank aan:
Jos Huiberts, Aaf Bruinsel-Slot, Hans van Doesum, Marie-Louise Middelhoff-Molenkamp, Irma Karssen en Martijn van Wonderen.
- Verschenen jaarboekartikelen over verenigingen in Castricum:
- amateurtuinders
- atletiekvereniging AVC
- Bakkerij
- biljart
- bridge Bricas
- carnaval
- fanfare
- gymnastiek
- hengelsport
- Kennemer ijsbaan
- Perspectief
- muziek
- rugby
- scouting
- tennis
- toneel
- turnen
- voetbal
- volleybal