Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.
Jaarboek 32, pagina 40
Stolpboerderijen in Castricum en Bakkum (deel 6)
In de voorgaande afleveringen is al een groot aantal nog bestaande stolpboerderijen onder de aandacht gebracht om daarmee ook een stukje van het agrarisch verleden van ons dorp te laten zien. In dit zesde artikel worden drie stolpen in Castricum en twee in Bakkum behandeld.
Breedeweg 72
Aan de noordzijde van de Breedeweg, in het landelijk gebied, ligt dicht aan de weg een oude grote karakteristieke boerderij, die soms nog wel ‘de boerderij van Spaansen’ wordt genoemd.
Deze boerderij werd op 11 mei 1801 gekocht door Jan Glorie, geboren in 1764, zoon van Claas Jansz. Glorie en Antje IJpelaan.
Jan was gehuwd met Aagje van der Laan, die na de geboorte van hun zoon Klaas is overleden. Daarna trouwde Jan in 1783 te Limmen met Aagje Kraakman (zie 7e jaarboekje: de Castricumse familie Glorie).
Na het overlijden van Jan Glorie in 1810 volgde in 1815 een verdeling van zijn bezit: zijn zoon Klaas Glorie, die woonde in de boerderij Breedeweg 75, verkreeg 3/8 gedeelte en zijn weduwe Aagje Kraakman 5/8 gedeelte, waardoor zij in het bezit kwam van een aantal percelen weiland en van de boerderij Breedeweg 72.
De boerderij werd omschreven als ‘een huismanswoning, getekend met nummer 72 en een barg op het erf, zijnde het erf groot 373 3/4 roeden, belend (gelegen naast) de rooms-katholieke kerk ten westen en Frans Nanne ten oosten’. (Met de rooms-katholieke kerk wordt de schuilkerk bedoeld, zie elders in dit jaarboek).
Toen Aagje Kraakman zich in 1826 vestigde in haar geboortedorp Limmen, werd de boerderij verhuurd aan Andries Dekker, veehouder, geboren in 1801 te Limmen, gehuwd met Aagje Glorie, dochter van haar stiefzoon Klaas Glorie en Antje Nanne.
In 1842 volgde verkoop aan Klaas Stet, veehouder aan de Brakersweg, gehuwd met Neeltje Bruin. Neeltje was eerder gehuwd met Jan Mooij; zij kregen in 1821 een zoon Cornelis Mooij.
Neeltje Bruin had in haar laatste testament bepaald dat na overlijden haar eigendom verdeeld werd over haar man Klaas Stet voor 1/4 deel en haar zoon Cornelis Mooij voor 3/4 deel. Neeltje overleed te Castricum op 3 juli 1855. Haar zoon Cornelis Mooij trouwde met Antje Schermer en woonde vanaf circa 1852 op de boerderij aan de Breedeweg.
Na het overlijden van Cornelis in 1888 verkochten in 1889 zijn zonen Jan Mooij, burgemeester, en Cornelis Mooij, veehouder, beiden te Castricum de boerderij aan Cornelis Spaansen, veehouder en raadslid te Castricum. Hij was geboren te Schoorl, gehuwd met Johanna Henneman en heeft van 1889 tot 1925 op de boerderij gewoond.
In 1920 werd zijn zoon Cornelis P.
Jaarboek 32, pagina 41
(Cor) Spaansen, veehouder, eigenaar van de boerderij. Hij was gehuwd met Catharina M. de Wit. Deze Cor Spaansen verkocht een deel van zijn land voor de bouw van het Bonhoeffercollege.
Na het kinderloos overlijden van Cor Spaansen in 1976 werd de boerderij eigendom van zijn weduwe, die later in Egmond-Binnen ging wonen. Achtereenvolgens woonden op de boerderij vanaf 1976 Adrianus P.M. Valkering, vanaf 1982 Johannes G.M. Valkering en van 1985 tot 1993 Jan Schoone met Gail MacKinzie. Catharina M. de Wit verkocht de boerderij in 1988 aan Nicolaas G. Valkering, veehouder, gehuwd met Anna M. Th. de Wit.
Pieter Storms, televisiejournalist, geboren in 1954 kocht de boerderij in 1999. Hij trouwde in 1977 met Ellen Admiraal; uit hun huwelijk werden een dochter en een zoon geboren. Pieter liet de boerderij in 2000 grondig verbouwen naar het ontwerp van Marc Prosman, architect te Amsterdam, met veel zorg voor het behoud van oude bouwkundige details. In oktober 1999 heeft een uitslaande brand de schuur aan de noordoostkant van de boerderij in de as gelegd. Er waren vermoedens van brandstichting, die opschudding veroorzaakten in de Oosterbuurt, waar al eerder branden waren uitgebroken. De schuur is in 2000 herbouwd.
Eind 2008 werd de boerderij overgenomen door G.P. de Goede, boekhouder en gehuwd met Yvonne Hoekstra; zij hebben twee dochters.
Deze fraaie boerderij levert een grote bijdrage aan de landelijke sfeer van de Breedeweg.
Overtoom 19 en 21 (het Knophuis)
De voormalige boerderij aan de Overtoom is een van de oudste boerderijen in Castricum en ontleent zijn naam aan de koperen knop aan de voordeur.
Als boerderij is het pand eigenlijk niet gebruikt, wel als woning, zoals in het 18e jaarboekje (1995) is beschreven in het artikel: ‘Het Knophuis en zijn bewoners.’ In dat artikel is ook de ontstaansgeschiedenis van de boerderij opgenomen. Het vervolg op deze geschiedenis volgt hierna.
Johannes (Jan) Steeman, brandstoffenhandelaar in Castricum, gehuwd met Maria Mooij, kocht in 1915 van Jacob de Nijs, metselaar in Castricum, de boerderij, waarin vier wo-
Jaarboek 32, pagina 42
ningen waren ondergebracht en gelegen aan de Overtoom. In 1919 kocht Johannes Steeman voor 480 gulden van Klaas Peijs en Jan Land er een stuk grond bij, groot 12×25 meter, het oostelijk deel van perceel nummer 19. Op 31 december 1941 kocht Johannes Steeman het naastgelegen woonhuis aan de Overtoom 17 van de bewoner Jacob de Nijs.
In 1954 werd het bedrijf van Jan Steeman overgenomen door zijn zoon Nicolaas C. (Niek) Steeman, brandstoffenhandelaar, geboren op 18 juni 1919, gehuwd met Engelina A. (Lien) Borst, dochter van Gerrit Borst, metselaar-aannemer, en Neeltje Duin. Niek zette ‘Steeman’s Kolenhandel’ voort. Het bedrijf had een losplaats aan het station Castricum, waar de kolen per trein vanuit Zuid-Limburg werden aangevoerd.
Het gezin van Niek Steeman woonde na het huwelijk, waaruit zes kinderen werden geboren, in de woning Overtoom 17; zij vertrokken in 1970 naar het huis in de Geelvinckstraat 13.
Niek Steeman was erg geïnteresseerd in de geschiedenis van Castricum, actief bij archeologisch onderzoek en medeoprichter van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.
Het gehele pand, toen als Overtoom nummer 21, werd sinds 1954 gebruikt als kantoor en opslag; de kolenopslag, uitgevoerd met betonnen keerwanden, was gesitueerd aan de oostkant van het pand.
In de kolenhandel werden voornamelijk kolen, briketten en cokes verkocht, maar ook turf, olie en petroleum. In 1959 werd in Groningen bij Slochteren aardgas aangeboord. In de periode 1964-1970 werd in het gehele land de grote overgang naar goedkoop aardgas gemaakt: koken op aardgas en elk huis een centrale verwarming, dus waren kolen en olie nauwelijks meer nodig.
Dat veroorzaakte overal grote veranderingen, zo ook bij de firma Steeman. In 1966 werd al benzine verkocht, inspelend op de toename van het aantal personenauto’s. Naast het pand kwam een Avia-pomp, die later in het dorp bekend stond als ‘de witte pomp’. De brandstoffenhandel werd beëindigd; er werden gaskachels, gashaarden en gasgeisers verkocht, er kwam een showroom en het bedrijf ging over op de installatie van centrale verwarming. In september 1973 is Niek Steeman overleden; zijn weduwe Lien Steeman-Borst zette het bedrijf voort.
In 1982 werd het bedrijf met bijbehorende benzineverkoop overgenomen door Hans Oudejans, elektrotechnicus, geboren in 1943 en gehuwd met Els Karskens.
Hans verplaatste het bedrijf naar de Verlegde Overtoom nummer 26, voorheen bouwbedrijf Joh. De Nijs, en kocht in 1985 het pand Overtoom 21. De benzineverkoop werd in 1990 beëindigd.
In 1993 werd begonnen met de verbouwing van de werkplaats, showroom en kantoor tot woning onder de bouwkundige begeleiding van architect Van Eyk.
De bodemsanering naast het woonhuis, waar het tankstation had gestaan, werd in 1998 met groot materieel uitgevoerd, waarbij zeven ondergrondse tanks werden verwijderd. Daarna kon een fraaie tuin worden aangelegd. Thans (in 2009) wordt het ‘Knophuis’ bewoond door de familie Oudejans.
Brakersweg 2
Aan de Brakersweg, bij de spoorlijn Alkmaar-Uitgeest, ligt in de nabijheid van de Schulpvaart een grote met riet gedekte stolpboerderij, die dateert uit het begin van de 19e eeuw. Deze boerderij wordt ook wel de boerderij van Piet Borst genoemd, naar de vorige eigenaar.
Op de eerste kadastrale kaart van Castricum stond de boerderij als huis en erf in sectie B, nummer 92 aangegeven met een schuitenhuis aan een insteekhaven vanaf de Schulpvaart.
Jaarboek 32, pagina 43
Na 1819 werd het huis bewoond door Gerrit Tromp, koopman, gehuwd met Willemijntje van Winsen. Naast koopman en winkelier was hij gecommitteerde in de schelpenhandel, gemeenteraadslid en wethouder.
Na zijn overlijden in 1832 en dat van zijn vrouw Willemijntje in datzelfde jaar vond de boedelscheiding plaats. Het huis werd toegedeeld aan hun zoon Jan Tromp, geboren in 1803, boer, koopman, schelpenvisser en graanhandelaar, gehuwd met Cornelia Blankert.
Het huis werd omschreven als ‘een huis, getekend nummer 36, met erve en daarbij zijnde schuitloods, gelegen in sectie B, nummer 90 en 92, samen groot 2 are en 91 centiare en een stukje land, genaamd de Hofstede, nummer 91, groot 93 are 40 centiare, belend (gelegen) ten zuiden de Algemene weg en ten noorden de Schulpvaart’.
In 1847 verkocht Jan Tromp onderhands het huis met erf, schuitenloods en land aan zijn zwager Jan Louter, die aan het Noordeinde woonde en daar boer en landman was. Hij was gehuwd met Maartje Tromp, dochter van Gerrit Tromp en Willemijntje van Winsen.
Na het overlijden van Jan Louter in 1869 werden door de erven in 1872 enkele stukken land verkocht aan Aagje Louter, gehuwd met Jacob (Jaap) Kuijs, landbouwer en veehouder en het huis met weiland aan Antje Louter, gehuwd met Frans Pepping, landbouwer.
Frans Pepping en Antje Louter vestigden zich met hun gezin in 1873 op de boerderij. Toen Frans Pepping in 1893 en zijn echtgenote in 1904 overleden, woonden de twee ongetrouwde dochters Johanna en Wilhelmina nog op de boerderij.
Johanna Pepping overleed in 1923 op 63-jarige leeftijd. Wilhelmina woonde daarna op de boerderij met drie ongehuwde kinderen van haar overleden zuster Maria en haar zwager Jacob Kuijs. Zij is overleden in 1939, waarna het beheer van de boerderij in handen werd gegeven aan de Kennemer Exploitatie Maatschappij voor onroerende goederen te Bloemendaal.
Die verkocht in 1942 de nalatenschap van Johanna en Willemijntje Pepping als ‘het huis, erf en schuur aan de Schulpvaart met een stuk weiland aan Petrus J. (Piet) Borst, geboren in 1913, zoon van Petrus M. Borst en Marijtje Zonneveld’. Hij was landbouwer en veehouder en huwde in 1938 met Margaretha M.P. (Griet) Hes. Uit hun huwelijk werden 17 kinderen geboren.
Aanvankelijk werden in het familiebedrijf enkele melkkoeien gehouden en ook bloembollen en veel groente gekweekt. De melkveehouderij werd in de loop der jaren uitgebreid tot een 60-tal melkkoeien met jong vee, wat de nodige aanpassingen vergde. Achtereenvolgens werd in 1946 een kleine gierkelder gebouwd, in 1957 een varkensstal voor ruim honderd varkens met bergzolder, in 1963 een aparte veestalling en in 1972 een landbouwschuur, die al weer in 1983 werd uitgebreid.
Het woongedeelte in de stolp werd in 1963 verbouwd. Op zijn 65e jaar heeft Piet Borst het bedrijf in 1978 overgedaan aan zijn oudste zoon Piet Borst, geboren in 1939; die zette het bedrijf voort, maar verdere groei was niet mogelijk. In 1993 vertrok zoon Piet naar de boerderij aan de Bleumerweg 20 (zie jaarboek 31, bladzijde 35). In de boerderij bleven zijn ouders en enige kinderen wonen.
Vader Piet Borst overleed in 1996, de meeste kinderen waren toen getrouwd. De boerderij ging over naar de zoons Wim en Gert Borst. Tegenwoordig wordt de boerderij aan de westzijde bewoond door mevrouw Margaretha Borst-Hes met haar ongehuwde zoon Wim en aan de oostzijde door haar zoon Gert Borst, gehuwd met Pleunie Wassenaar.
Bij het gesprek aan de keukentafel met mevrouw Borst-Hes, 95 jaar en haar kinderen Ria (1940), Kees (1941) en Wim Borst (1953) vertelden zij:
“Vader werd toentertijd afgeraden de boerderij te kopen, want ja, het was vroeger besmet geweest met tbc. Niet doen, maar hij deed het toch. Vroeger lag het land voor de boerderij hoger dan nu; het is wel 1 tot 1,5 meter afgezand, de zwarte grond is naar sportvelden in Heiloo en Alkmaar gegaan. Bij het afzanden vonden ze wel 30 geraamten van paarden, uit de tijd dat er kennelijk nog geen paardenvlees werd gegeten. Ook zei vader dat ze toen de fundatieresten met een kelder hebben gevonden, waarschijnlijk van een oude boerderij, meer in de richting van het spoor. Vroeger, zo eind jaren 1950, hadden we veel groenteteelt op het land achter het viaduct in de Limmerpolder. Naast de bollen hadden we rabarber, wortelen, aardbeien en voor-
Jaarboek 32, pagina 44
al spruiten. Er waren wel dagen dat we met z’n achten hier in de keuken spruiten aan het afhalen waren, manden vol!
Die keuken is altijd een belangrijke plek in huis geweest. Moeder op haar vaste plek en de rest er omheen. Allemaal deden we wat, een rollenspel als het ware. De oudste dochter hielp bij de was: vuur maken onder de kookpot, was koken, spoelen en de was te drogen hangen, buiten of anders binnen, waarbij elke plek in huis benut werd. En daar tussen leefden we.
We sliepen in de bedstee en later, toen het gezin groter werd, kwam er boven voor de jongens een slaapkamer en later één voor de meiden. Maar oh, wat kon het in de winter koud zijn, bij die oostenwind. We gingen dan met een op de kachel verwarmde baksteen, gewikkeld in een krant, naar bed. Ja, de muren waren halfsteens en dat zijn ze eigenlijk nog. Het kon bar koud zijn binnen.
In de oorlog hebben we korte tijd ook nog onderduikers in huis gehad. Moeder had in die tijd ook een hulp van een jaar of 15, Grada van de Pol, die sliep in de opkamer.
In 1955 hadden we een brand in de schoorsteen van de kamer, toen Nel nog in de wieg lag. Die schoorsteen is eruit gehaald en toen kregen we een kolenkachel in de woonkamer, een hele verbetering.
Maar als het onweerde, daar was vader altijd heel bezorgd over, dan moesten we allemaal het bed uit en bij vader en moeder op bed blijven zitten, tot het onweer over was. De zorg over de rieten kap was groot; er is altijd veel aandacht gegeven aan de kap, ook om hem in goede staat te houden. In 1996 is het zuidelijk en oostelijk deel vernieuwd en in 1997 het westelijk deel.
En er kwam een centrifuge om het drogen van de was te vergemakkelijken en de wasmachine. Dat waren hele verbeteringen. Televisie kregen we ook.
De jongens hielpen vader natuurlijk, het was de tijd van handmelken en bijna alles was handwerk. We hadden natuurlijk enkele paarden voor het zware werk en in de jaren 1950 kwam er een trekker! De tweede in Castricum, Jan Twisk van het Schoutenbosch had de eerste.
Het land bestond toen uit zo’n twaalf bunder, gehuurd van ome Kees Zonneveld van de Kooiweg en zo’n acht bunder in Uitgeest, ’t Hoorntje’.
In de winter hadden we naast hooi ook kuilgras, dat was een heel indringende geur, die wij als kinderen ook mee naar school namen. Dat hoorden we dan ook wel.
In en om de boerderij is veel veranderd. Vroeger stonden er grote iepen rondom de boerderij voor windvang en als het stormde was dat een bijzonder geluid, vooral in de winter. Door aantasting met de iepenziekte zijn ze helaas omgegaan. Het bedrijf stopte, de gebouwen kregen een andere bestemming, het werd rustiger rond de boerderij. Maar het uitzicht is nog steeds heel fraai en ruim. Jammer dat het zicht op het Lange Pannenhuis, vroeger een schelpenschuur, zo veranderd is, geen akkertjes meer voor de huizen en de huisjes sterk verbouwd.
Wij hebben hier op de boerderij heerlijk gewoond en wij kinderen hebben hier een mooie jeugd gehad.”
Achterlaan 16 (De Oude Tuin)
Begin 1900 heette Bakkum direct ten noorden van de Zeeweg ‘Zuid-Bakkum’. Het was een agrarisch gebied met weilanden, tuinderijen en enkele woningen en boerderijen. De eerste zijweg van de Heereweg, de Achterlaan, liep met een bocht naar het noorden en kwam uit op de Bleumerweg. Aan deze Achterlaan lag een stuk grond, genaamd ‘De Oude Tuin’, dat sedert 1834 in bezit was van Johannes Frederik Rommel, logementhouder en kastelein van ‘De Rustende Jager’ in Castricum. Zijn zoon Jacobus J. Rommel verkreeg het stuk bouwland in 1878.
Hij verkocht in 1905 het oostelijk en afgebakend deel van een perceel bouwland, groot 14 are en 8 centiare aan Willem de Ruijter, landbouwer, gehuwd met Cornelia (Neeltje) Stet. Aanvankelijk woonden zij op Heereweg 52 en daarna op Heereweg 16; zij hadden een groot gezin met 11 kinderen.
Jaarboek 32, pagina 45
Willem de Ruijter gaf in 1906 aan aannemer Gerrit Kabel opdracht tot de bouw en levering van een burgerwoonhuis voor de prijs van 1.150 gulden. Ondertussen had Willem de Ruijter de kans gekregen om een boerderij in het duin te huren, ‘de Kroftwoning’. Het gezin woonde daar tot de boerderij in 1913 werd gesloopt. Zij verhuisden naar de Achterlaan, waar achter het huis een boerderijtje, een veestalling, werd gebouwd met materialen van de gesloopte Kroftwoning.
Willem de Ruijter huurde weiland van Klaas Brandjes en slaagde erin op een veiling in 1917 uit de nalatenschap van zijn schoonouders ruim 6 hectare weiland te kopen. Dit weiland is nu onderdeel van het natuurgebied ‘De Hooge Weide’, groot circa 17 hectare.
In 1928 liet hij de oude veestalling vervangen door een veestalling met hooiberging en dors, als stolp met een dubbel vierkant, geplaatst tegen de achterkant van het woonhuis. Dit werk werd uitgevoerd door Toon Borst, timmerman en aannemer te Bakkum.
Na het overlijden van Cornelia Stet in 1941 vond verdeling van de boedel plaats, dat toen bestond uit een woonhuis met boerderij en erf aan de Achterlaan, enkele percelen weiland, genaamd ‘De Hooge Weide’ en ‘Het Lage Land’.
Gedurende de Tweede Wereldoorlog bleef de boerderij in bedrijf, maar het was een moeilijke tijd. Er werd een tankval door het land gegraven. Het meest traumatische was echter het vorderen van het paard door de Duitsers, die in Bakkum ingekwartierd waren. Een van hen, Paul Stockmayer, maakte een aquarel van de boerderij.
Na het overlijden van Willem de Ruijter in 1949 werd de melkveehouderij tot 1963 voortgezet door drie kinderen: Willem (Wup), geboren in 1899, Johannes (Han), geboren in 1905 en Margaretha (Griet), geboren in 1901, die eigenaar werden van de boerderij en bijbehorende weilanden. Na het overlijden van Han in 1968 en Wup in 1973 verhuisde Griet naar de verzorgingsflat Sans Souci.
Jaarboek 32, pagina 46
In 1974 werd de boerderij met het bijbehorend land verkocht aan Jan de Ruijter en zijn vrouw Tine Zaal.
Zij lieten in 1975 een algehele restauratie uitvoeren met gebruikmaking van zoveel mogelijk oude materialen en bouwmethoden uit de jaren (negentien) twintig. Daarbij werden de twee grote raamkozijnen van het woonhuis weer vervangen door vier kleinere met luiken. De barg en de dors werden met de imposante balkenconstructie in oorspronkelijke staat gelaten.
In 1978 kon een stukje grond van de buren worden gekocht ter grootte van circa 1 are, dat werd toegevoegd aan ‘De Oude Tuin’. Deze tuin werd op advies van Eldert Kortenoever, bioloog bij het PWN, beplant met bomen en struiken die ook in het duinterrein voorkomen.
Mede daardoor draagt de fraaie stolp met voorhuis bij aan het karakter van dit mooie stukje Bakkum.
Heereweg 74
Aan de westzijde van de Heereweg in Bakkum, net na de bebouwing, ligt enigszins verscholen achter een haagbeuk een fraaie stolp, die dateert uit omstreeks 1800.
In 1811 kocht Gerrit Gerritszoon van Velzen, arbeider van beroep, op een openbare verkoping een huis met tuin aan de Bakkummerweg, waar hij met zijn vrouw Antje Tromp ging wonen.
In 1851 werd het huis verkocht aan Jan Levering, arbeider te Bakkum en daarbij werd bedongen dat Gerrit van Velzen en Antje Tromp vrije inwoning en gebruik van het perceel kregen, gedurende hun leven tot aan de dood van de langstlevende.
Het huis werd omschreven als ‘het inmiddels in bouwvalligen staat bevindend huis en desselfs erf, gelegen in sectie A, nummer 247, groot 5 are 30 centiare, gelegen ten noorden van de Warkamp en nummer 248, groot 15 are 70 centiare, gelegen aan de Heereweg’.
In 1870 werd het huis door Johannes (Jan) Levering, gehuwd met Marijtje van Velzen, verbouwd en vergroot, waardoor meer ruimte ontstond voor de melkveehouderij.
Jaarboek 32, pagina 47
Na het overlijden van Jan Levering in 1884, zette zijn vrouw de melkveehouderij voort.
Omstreeks 1893 nam de zoon Gerrit Levering het huis over van zijn vader en bleef zijn moeder Marijtje van Velzen er tot haar overlijden in 1892 wonen. Gerrit was gehuwd met Anna Gaarthuis en liet er een schuur bijbouwen.
In 1907 werd de boerderij verkocht aan zwager Pieter Engelsz. Zonneveld, landbouwer en veehouder op de Kroftboerderij in het duin; hij ging er in 1910 wonen en Gerrit Levering en Anna Gaarthuis in het naastgelegen huis op nummer 72, ‘de rentenierswoning’.
Na het overlijden van Pieter Zonneveld in 1915 werd zijn weduwe Maartje Levering eigenaar van de boerderij. Zij woonde er met haar ongehuwde zoon Engel Zonneveld.
Na haar overlijden in 1935 werd de boerderij verkocht aan haar schoonzoon Petrus M. (Piet) Borst, veehouder aan de Bleumerweg, in 1908 gehuwd met Marijtje Zonneveld, dochter van Pieter Zonneveld en Maartje Levering. Zij vestigen zich in de rentenierswoning op nummer 72 en Petrus (Piet) Zomerdijk betrok de boerderij. Hij was gehuwd met Maria J. Borst, dochter van Piet Borst en Marijtje Zonneveld.
In 1952 werd door Johannes A. Borst, timmerman en broer van Maria Zomerdijk-Borst (voor haar kinderen ome Jan), op ‘het bleekveldje’ een bollenschuur, groot 6×12 meter bijgebouwd.
In 1953 vond de samenvoeging plaats met een stuk van zijn grond tot ‘een huis, werkplaats, schuur, zomerhuis en erf, gelegen in sectie A, nummer 1169, groot 9 are en 25 centiare’. Kort daarna verkocht Piet Borst het geheel aan genoemde Piet Zomerdijk, bollenkweker van beroep, die in 1958 de gehele boerderij als woning heeft ingericht.
In 1972 volgde overdracht aan de Vennootschap onder firma P. Zomerdijk en Zn., gevestigd te Bakkum met als vennoten Piet Zomerdijk (geboren in 1910) en zijn twee zoons Piet (geboren in 1944) en Herman Zomerdijk (geboren in 1947).
De boerderij werd in twee delen bewoond door de familie Zomerdijk; in 1975 ging Herman na zijn huwelijk met Marga van der Poel ‘achter’ wonen in huis nummer 74a, de voormalige bollenschuur, die voor bewoning geschikt was gemaakt.
Na het overlijden van Piet Zomerdijk in 1979 en zijn vrouw Maria Borst in 1981 werd het bollenbedrijf in 1982 op naam gesteld van de Vennootschap onder firma P. Zomerdijk & Zn, met als vennoten Piet en Herman Zomerdijk en in 1986 is het aandeel van Herman door Piet overgenomen en is het bedrijf eigendom van Piet Zomerdijk en zijn vrouw Annet Vlaar.
Piet Zomerdijk wist veel te vertellen over het heden en verleden:
“Ja, ik ben in de boerderij in 1944 geboren. Het huis is vanaf 1811 familiebezit geweest, vererfd via de vrouwelijke kant.
Vader was daar sedert 1937 tuinder met bollen en huurde hier en daar kleine stukjes land op verschillende plaatsen in de omgeving, bijvoorbeeld een half bunder in Egmond aan den Hoef.
In zijn moestuin trof hij twee keizerskronen (mooie bloem met klokvormige bloemen) aan, die hij heeft doorgeteeld tot wel 3.000 bollen. Ik ga daar nu nog mee door, zelfs tot 20.000 kleine bollen, bestemd voor de export.
In de beginperiode had hij ook aardbeien en in die tijd bracht een slof aardbeien van vijf pond 15 cent op! In 1959 had hij winterwortelen staan tussen de bollen. Het was een erg droge zomer, de bollen verdroogden, maar de winterwortelen zochten water diep in de grond en brachten toen een goede prijs op. En ook daar zat veel werk aan, maar hij was toch vooral kweker van tulpen, irissen en anemonen. Het bollenkweken is mij en mijn broer Herman met de paplepel ingegeven. Het was vanzelfsprekend dat je meewerkte, al van jongs af aan. Altijd ging ik met vader mee en daar leerde je veel van.
Naast het werken, ging ik toen ik 13 jaar was naar de rooms-katholieke Tuinbouwschool in Beverwijk; het eerste jaar 2,5 dag per week en daarna drie jaar een dag in de week. Herman ging iets later ook naar Beverwijk, maar toen was het al vijf dagen per week school.
In militaire dienst ben ik maar kort geweest, in 1965 bij de Luchtdoelartillerie in Ossendrecht. Aanvankelijk afgekeurd maar toch in dienst gekomen. Ik wilde wel, dat leek me wel wat, je kon er ook een rijbewijs halen en je zat in de techniek. Toen vader door zijn rug ging, ben ik naar huis gekomen.
De boerderij was erg oud en er werd veel aan veranderd, vertimmerd, zeker toen we al in 1936 badgasten kregen. Moeder bestierde dat en sliep zelf op zolder! Het was
Jaarboek 32, pagina 48
in die tijd woekeren met de ruimte: bollen pellen op de dors, drogen en plantgoed uitspreiden op zolder. Maar het ging.
Het huis was eigenlijk door dat vertimmeren erg hokkerig geworden, we hadden twee woonkamers en zeven slaapkamers. Ome Jan Borst heeft ons met al dat verbouwen altijd geholpen. In 1982 heeft aannemer Twisk er een nieuw dak opgezet; het lekte zo erg dat we wel 23 emmers en een teil op zolder hadden staan. Het kap- en dakhout was verrot, de draadnagels waren verroest en er traden verzakkingen op, ja het was bar oud. Toen kon je ook duidelijk zien dat de stijlen en balken van het vierkant afkomstig waren van scheepssloop, de veilingnummers stonden er nog op. Er zitten allerlei inkepingen in en de balken hebben een enigszins gebogen vorm: dekbalken. Toen we die kap vernieuwden, wat een stof!
Met de bollen ging het wel goed. In 1974 hebben we een schuur geplaatst aan de overkant, waar we nu zitten. We hadden gladiolen, narcissen, geen hyacinten. Die gladiolen da’s moeilijk, je kunt ze een jaar hebben, daarna lange tijd niet meer door ziekte in de bollen.
Tegenwoordig doen we veel met zomerbloeiers en klaver-viertjes. We hebben ook nog acht jaar een broeierij gehad om de bollen vervroegd in bloei te trekken. Eigenlijk ben je dan een bolbloemenkweker in plaats van een bloembollenkweker.
Inmiddels ben ik nu wel zo’n jaar of 50 aan ’t werk, maar bouw nu af. Eigenlijk wil of moet ik nog een aantal jaren doorgaan, wel afbouwend natuurlijk met herfsttijloos, waarmee ik op een stukje grond in Egmond begonnen ben, de keizerskronen natuurlijk en de scilla bifolia, eigenlijk een hobby van me. Ook mijn werk bij de plaatselijke brandweer was een hobby, dat heb ik jaren gedaan.
En dan heb ik nog de kerkuilen in een nestkast in de nok van mijn schuur, al een jaar of elf. Mooij van de Heereweg en Liefting van de Zanddijk doen er ook aan. Pracht werk, je krijgt veel contacten; ik zit in de Kerkuilenwerkgroep, een onderdeel van de Vogelwerkgroep Kennemerland. In Noord-Holland zijn nu 100 broedstellen. In 2008 had ik er een torenvalk zitten met zes jongen, ook muizenjagers.
Sedert 1995 woon ik hier in het nieuwe huis Heereweg 91, vlak bij mijn werk, zoals ik het altijd wilde. Onze zoon Mark en dochter Alina zijn zelfstandig en wonen in Castricum.
Samen met mijn vrouw zitten we hier best en hopen we het nog een tijd vol te houden.”
In 1996 werd de boerderij/tuinderwoning overgenomen door Ko Bosschaart, weg- en waterbouwkundige, gehuwd met Addi Hubregtse. Beiden zijn afkomstig van Walcheren, Zeeland.
Hij heeft de woning verder gerestaureerd met hergebruik van heel veel oud, nog aanwezig materiaal. De oorspronkelijke indeling met de vele kamers is daarbij geheel gewijzigd. Bij de werkzaamheden aan de vloer op de begane grond werden onder de vloer in een laag schelpen diverse munten van omstreeks 1600 aangetroffen.
Voor het huis werden leibomen en een haagbeuk geplaatst, waardoor het qua ligging ook een zekere intimiteit heeft gekregen.
Piet Blom
Bronnen:
- Borst, Jan Th., Stamboom van de familie Borst, het geslacht Borst, vanaf midden 16e eeuw, 1976.
- Gemeentearchief te Castricum, dossiers bouwaanvragen.
- Jaarboeken van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.
- Kadaster directie Noordwest, vestiging Amsterdam-Sloterdijk.
- Regionaal Archief te Alkmaar, Oud-Rechterlijk Archief, Notarieel Archief, Bevolkingsregister enz.
- Zomerdijk, H., diverse akten en foto’s uit het familiebezit.
- Zuurbier, S.P.A., gegevens uit eigen archief.
Jaarboek 32, pagina 49
Boerderij Breedeweg 80
De boerderij van Niek Kuijs aan de Breedeweg, die dateert van voor 1790, is in het 30e jaarboek beschreven in het artikel ‘Stolpboerderijen in Castricum en Bakkum, deel 4’. Daarin werd vermeld dat de boerderij gerestaureerd zou worden en die werkzaamheden zijn aan het eind van 2008 beëindigd. Aan de hand van het ontwerp van architect Ko Graas uit Middenbeemster, gebaseerd op de opmeting uit 1976 van de heer Tijmen de Vries, heeft het bouwbedrijf Borst Bouw uit Castricum een fraai stuk werk afgeleverd. Daarbij hebben Jos Putter als uitvoerder en Raijmond ten Cate als timmerman technische hoogstandjes laten zien met veel aandacht voor het oude vakwerk.
De werkzaamheden omvatten het herstel van de houten stolpconstructie met de dakvlakken met rietdekking en pannen en de geheel of gedeeltelijke vervanging van houtwerk van goten, kozijnen en deuren. Het metselwerk werd hersteld en opnieuw gevoegd. De wanden van het woongedeelte werden na het losmaken van de houten betimmering geïsoleerd. De oude indeling met keuken, badkamer en slaapkamer, aansluitend aan het bestaande woongedeelte, werd gehandhaafd. De stal en de dors met hooiberging bleven nagenoeg in oorspronkelijke vorm aanwezig.
In het woongedeelte, met bestaande betegelde schouw, werd de oude houten vloer vervangen door een betonvloer met vloerverwarming, afgedekt met tegels. De houten wanden en het plafond werden in een lichte kleur geschilderd.
Daarbij viel de betegelde schouw volledig uit de toon: bruine tegels uit de jaren 1960, waarvan een aantal ontbrak en het een smoezelig geheel vormde. Het idee ontstond om daar iets aan te doen en meer passende oudere tegels in de schouw aan te brengen. De Werkgroep Oud-Castricum wilde daarbij helpen.
Uit de boerderij van Poel, gelegen aan de Breedeweg, die in het jaar 1969 is gesloopt om plaats te maken voor het zwembad, zijn kort voor de sloop een 90-tal tegels uit de schouw gered en bij de Werkgroep Oud-Castricum overgedragen. Deze zogenaamde herdertjes, daterend uit eind 19e eeuw, waren bij het uitnemen sterk beschadigd. Een lid van de werkgroep, Meine Krist, heeft begin jaren 1970 een 50-tal tegels kunnen restaureren. Deze tegels zijn in de schouw van de boerderij aangebracht.
Het bestuur van de werkgroep heeft daarmee een gepaste bestemming gevonden voor genoemde tegels, mede als waardering voor het initiatief van Niek Kuijs om de boerderij te restaureren en weer als woning in te richten en te gaan gebruiken.