Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.
Jaarboek 30, pagina 34
Stolpboerderijen in Castricum en Bakkum (deel 4)
In aansluiting op het artikel over de boerderijen in Castricum en Bakkum in het 29e jaarboek van vorig jaar is ook nu weer de beschrijving van een aantal boerderijen in Castricum en Bakkum opgenomen. Het gaat om de eerste vermelding van een bouwsel op een perceel grond met de opeenvolgende eigenaren en bewoners.
Dit jaar worden vier stolpboerderijen in Castricum en drie in Bakkum behandeld.
Molendijk 1 tot en met 23, Albert’s Hoeve
Op de plaats waar nu de wooneenheid ‘Albert’s Hoeve’ ligt, stond tot 1985 de ‘boerderij van Asjes’, die in de 18e eeuw werd gebouwd. Over de geschiedenis van deze boerderij met de laatste bewoner Albert Asjes is in het 9e jaarboek een uitgebreid artikel opgenomen. De fraaie boerderij, die in bouwvallige staat verkeerde, werd ge-
Jaarboek 30, pagina 35
sloopt en in 1985 herbouwd in opdracht van de woningbouwvereniging St.-Joseph naar een ontwerp van architect Van Eyk. Hierbij werden in de nieuwbouw 12 wooneenheden gerealiseerd voor een en tweepersoonshuishoudens.
De oorspronkelijke vorm van de boerderij en de bijgebouwen zijn gehandhaafd . Het nieuwe gebouw ligt niet meer in het open weiland, maar maakt deel uit van de nieuwe wijk Albert’s Hoeve. Ook is een stukje van de oude Molendijk naast de boerderij gehandhaafd.
Breedeweg 80
De eerst bekende bewoner van de oudste boerderij aan de Breedeweg was Jan Glorie. Jan was een zoon van Claas Jansz. Glorie en Antje IJpelaan en trouwde in 1775 met Aagje van der Laan; in 1783 hertrouwde hij met Aagje Kraakman (zie 7e jaarboek).
Jan kocht op 4 mei 1791 de boerderij als huisnummer 72 met de naastgelegen tuin aan de Oosterbuurt. Na zijn overlijden volgde de boedelscheiding in 1815. De bezittingen betreffen onder andere twee boerderijen aan de Breedeweg en een aantal percelen weiland. De hier behandelde boerderij wordt omschreven als: ‘Een huismanswoning getekend met nummer 70 en de hofstee van het Plattehuis, staande en gelegen te Castricum, zijnde de hofstee groot 122 roeden, belend (gelegen naast) Frans Nanne ten westen en de Breedeweg ten zuiden.’
De erfgenamen van het gehele bezit waren Aagje Kraakman voor 5/8 deel en Klaas Glorie voor 3/8 deel. Klaas was het enige kind van Jan Glorie en kwam uit het eerste huwelijk met Aagje van der Laan. Deze boerderij werd geërfd door Klaas Glorie, die gehuwd was met Antje Nanne en die in 1835 overleed.
In 1830 werd de boerderij bewoond door de 49-jarige Jacob Krom, zijn vrouw Guurtje Knaap en enige zoon Wulbert, zoals blijkt uit het bevolkingsregister van Castricum. Jacob oefende het beroep van nachtwacht uit. Bij de oprichting van het kadaster in 1832 staat de boerderij getekend in sectie B, nummer 442 met een grootte van 9 roeden 30 ellen (=930 vierkante meter ) en de naastgelegen tuin nummer 443 met een grootte van 8 roeden 60 ellen.
In 1850 werd de boerderij intern verbouwd door het vierkant te vergroten; zo ontstond er een grotere veestalling.
Sinds 1835 had Antje Nanne de leiding over het boerenbedrijf. Pas in 1853 volgde mede op haar verzoek de boedelscheiding, waarbij haar zoon Frans Glorie, gehuwd met Neeltje de Groot en veehouder te Castricum, de nieuwe eigenaar werd van de boerderij, omschreven als: ‘Een huismanswoning, stalling, kapberg, erve (kadaster nummer 782, groot 930 vierkante meter) en tuin (kadaster nummer 443, groot 860 vierkante meter), gelegen in de Oosterbuurt met een waarde van 1.450 gulden.’
In 1855 werd de boerderij onderhands verkocht aan Pieter Schotvanger, veehouder en loco-burgemeester van Castricum. Pieter was gehuwd met Jannetje Pepping; na haar overlijden hertrouwde hij in 1844 met Arendje Kuijs. Hij kocht deze boerderij vermoedelijk voor een van zijn kinderen, want zelf woonde hij tot zijn overlijden in 1858 op zijn boerderij, die gestaan heeft nabij de Rollerusstraat (zie het 28e jaarboek).
In 1860 werd zijn nalatenschap verdeeld en werd de boerderij aan de Breedeweg geërfd door zijn dochter Maartje Schotvanger, die in 1859 was gehuwd met Jacob Pietersz. Kuijs, landbouwer en veehouder. Maartje en Jacob erfden bovendien nog vier percelen weiland en twee percelen bouwland. Maartje overleed ruim een jaar later en Jacob Pietersz. Kuijs hertrouwde in 1862 met Klaasje Terra, geboren in 1837 in het Kooghuis te Uitgeest. Uit dit huwelijk werden te Castricum elf kinderen geboren.
In 1890 werd door Jacob Pietersz. Kuijs een schuur bijgebouwd met stenen van de oude, naastgelegen boerderij.
Na het overlijden van Klaasje Terra in 1904 werd het bezit toebedeeld aan haar man, die met de kinderen in de boerderij bleef wonen. Jacob Pietersz. Kuijs overleed in 1916. De boerderij werd toebedeeld aan zijn zoons Pieter en Herman en dochter Trijntje Kuijs. Zij waren alle drie de veertig gepasseerd en ongehuwd gebleven. Pieter was de hoofdbewoner van de boerderij. Zij oefenden een kleine melkveehouderij uit. Pieter overleed in 1948 en Trijntje in 1950. Herman ging daarna door met het bedrijfje en bleef in de boerderij wonen tot zijn overlijden in 1960.
In datzelfde jaar 1960 werd de boerderij van de erven Kuijs gekocht door buurman Petrus Antonius (Piet) Kuijs. Piet Kuijs was geboren in 1915 te Limmen en was een zoon van Nicolaas (Klaas) Kuijs en Johanna (Jansje) de Groot. Als medepachter was hij in 1949 in de veehouderij begonnen; hij trouwde met Catharina J. Th. (Trien) Dijkman, geboren in 1919 te Heemskerk als dochter van Antonius Dijkman en Anna Zonneveld. Zij gingen na hun trouwen in 1950 eerst wonen in de Julianastraat in Castricum en vanaf 1958 aan de Breedeweg in het naastliggende huis nummer 74. De geschiedenis en het eigendom van dit naastliggende perceel waren in de vorige eeuw nauw verbonden met de hier behandelde boerderij. Reden waarom nader hierop wordt ingegaan.
Piet oefende een klein veebedrijf uit in de boerderij, die vanaf 1960
Jaarboek 30, pagina 36
aan het woningbestand van de gemeente Castricum was onttrokken en als bedrijfspand dienst deed. Zijn zoon Niek Kuijs, geboren in 1954, draaide mee in het bedrijf, nam in 1978 het vee van zijn vader over en pachtte de bedrijfspanden en de gronden. In 1982 werd het bedrijf gestopt en Niek Kuijs vestigde zich als melkveehouder in Moerbeek bij Nieuwe Niedorp. De boerderij kreeg een bestemming als opslag.
In 2005 is Niek Kuijs gestopt met zijn melkveehouderij in Moerbeek en kwam wonen aan de Breedeweg bij zijn moeder, die in 1986 weduwe was geworden.
Niek Kuijs wil nu in de boerderij gaan wonen en heeft inmiddels vergunning gekregen om de boerderij te renoveren, waarvoor architect Cornelis de Jong uit Middenbeemster een ontwerp heeft gemaakt.
Naastliggende woning Breedeweg 74
Bij de oprichting van het kadaster in 1832 was het naastliggende terrein bezit van Jan Lourensz. Castricum en bestond uit drie percelen (zie kaartje op pagina 35): nummer 435 de boerderij met het erf, groot 1.640 vierkante meter; nummer 436 een tuin, groot 1.230 vierkante meter en nummer 437 een klein perceel bos van 520 vierkante meter.
Jan Lourensz. Castricum was in 1814 gehuwd met Neeltje Nanne en had bovengenoemd bezit in 18 15 kunnen kopen van zijn schoonvader Frans Nanne. Deze had de boerderij al lange tijd in bezit, doch kon volgens de koopakte in 1815 de bewijzen niet overleggen, omdat de papieren in de oorlog van 1799 verloren waren geraakt. Jan Lourens Castricum overleed in 1829 en Neeltje hertrouwde met Jacob Janszoon Castricum, een achterneef van haar eerste man.
Na het overlijden van Neeltje Nanne in 1879 werd genoemd bezit door de erfgenamen voor 4.475 gulden verkocht aan Jacob Pietersz. Kuijs, de buurman, die woonde op Breedeweg 80. De drie percelen staan dan omschreven als: ‘Een huizing, ingericht tot woning en boerderij en erve, boomgaard en tuin, aan de Oosterbuurt.’ De kadasternummers zijn niet gewijzigd.
Omstreeks 1949 werd dit bezit van de erfgenamen van Jacob Pietersz. Kuijs gekocht door Petrus Antonius (Piet) Kuijs, Sinds oktober 1958 woonden Piet Kuijs en echtgenote Trien Dijkman in het huis aan de Breedeweg nummer 74, dat in 1958 nieuw was gebouwd. In 2005 is hun ongehuwde zoon Niek Kuijs gestopt met zijn melkveehouderij in Moerbeek en kwam weer aan de Breedeweg in Castricum wonen bij zijn moeder, die sedert 1986 weduwe was geworden.
Breedeweg 45
In 1897 kocht Wilhelmus Hendricus de Wildt, gehuwd met Anna Maria Leek, op een veiling enkele percelen grond, waaronder het perceel B 678, groot 3 hectare 52 are en 80 centiare, dat sinds 1886 in bezit was van Gerrit Albrink, landbouwer te Castricum.
Willem de Wildt woonde als landman te Uitgeest en liet in 1927 op het perceel een woning met kapberg bouwen: ‘Een woning en kapberg voor veestalling en hooiberging, gelegen aan de Kerkweg, belend (grenzend aan) ten oosten door het woonhuis van Reijnders, ten noorden door de weg en overigen door weiland. Kadastrale sectie 8, nummer 2688, met toegang vanaf de openbare weg (Kerkweg).’
Hij begon in april 1928 in de boerderij een melkveehouderij, die gelegen was aan de Breedeweg, genummerd 35. Willem overleed in 1932 en de boerderij kwam in bezit van zijn echtgenote Anna M. Leek. Zij verkocht de boerderij in oktober 1940 aan Jacobus J. de Wildt, wonende te Beverwijk, die het gelijk doorverkocht in november 1940 aan Lucas Aardenburg, directeur van de gelijknamige Naamloze Vennootschap uit Beverwijk. De koop werd omschreven als: ‘Woonhuis met stalling, schuur, boerderij, erf, tuingrond en weiland met aanhorigheden, staande en gelegen te Castricum, samen groot 15 hectare 98 are en 50 centiare.’
De familie De Wildt bleef in het pand wonen en gebruikte het voor haar bedrijf: tuinbouw en bloembollenteelt. In 1951 kocht Petrus C.W. (Piet) de Wildt de boerderij met veestalling, hooiberg, erf en grond, aan de Breedeweg, met een oppervlak ter grootte van circa 1.000 vierkante meter.
Zeven jaar later, in juni 1958, verkocht Lucas Aardenburg opnieuw aan landbouwer Piet de Wildt een stuk grond aan de Breedeweg nummer 35 ter grootte van 500 vierkante meter . Piet liet hierop in hetzelfde jaar een kippenschuur bouwen voor een bedrag van 6.000 gulden.
In oktober 1972 verkocht deze Piet de Wildt, dan bloembollenkweker van beroep, wonende aan de Breedeweg 45 en gehuwd met Elisabeth C. M. (Sets) Pronk, de boerderij aan de twee zoons (ieder voor de onverdeelde helft): Cornelis P. (Cor) de Wildt, gehuwd met Anna van Kooten, wonende aan de Gobatstraat en Petrus C. (Piet) de Wildt, gehuwd met Margaretha van der Laan, wonende aan de Breedeweg 45.
Jaarboek 30, pagina 37
De boerderij werd toen omschreven als: ‘Het woonhuis met veestalling, hooiberging en verdere aanhorigheden met ondergrond, erf en tuin, gelegen aan de Breedeweg 45 te Castricum, kadastraal gelegen in sectie 8, nummer 6548, groot 18 are 20 centiare.
Op 13 december 1972 brak brand uit in de benedenverdieping van het woonhuis, waarbij de 74-jarige Bets de Wildt-Pronk om het leven kwam. Het inwendige van de gehele benedenverdieping was uitgebrand en de buitengevel van het woonhuis was zwart geblakerd. Na herstel van de woning, waarbij de gevels in wit stucwerk werden uitgevoerd, betrok zoon Piet de Wildt de woning.
De veestalling en hooiberging met aanhorigheden werden in de loop van de tijd wit geschilderd en aangepast tot een bedrijfsruimte met 5 zomerhuisjes. Voor het beheer en gebruik van de verschillende onderdelen werd door de twee broers een vennootschap onder firma gevormd: Gebroeders C.P. en P.C. de Wildt te Castricum.
In 1982 werd met wederzijds goedvinden de onverdeeldheid van het bezit opgeheven en werd het woonhuis met toebehoren toebedeeld aan Piet de Wildt.
In 1984, toen de bestaande vennootschap onder firma werd opgeheven, werd het achterliggende deel van het bezit, gelegen aan de Rollerusstraat, ook toebedeeld aan Piet de Wildt. Dit stond omschreven als: ‘Het bedrijfspand met 5 zomerhuisjes, staande en gelegen aan de Breedeweg, kadastraal gelegen in sectie 8, nummer 6548, groot 18 a en 15 centiare, met uitzondering van het deel dat in 1982 al was toebedeeld.’
In september 2005 kwam Piet de Wildt plotseling te overlijden. Zijn vrouw, Margaretha van der Laan, bewoont nu (in 2007) het huis met haar twee zoons en de wooneenheden zijn verhuurd aan derden.
Walstro 1, Maria Hoeve
Deze voor de Castricummers bekende boerderij, nu gelegen naast de in de volksmond zo genoemde Bloembakkenweg aan de Walstro 1, is gebouwd in 1845 en stond toen aan de Brakersweg nummer 66 (zie 22e jaarboek). De boerderij is na 1945 genoemd naar Maria Twisk, dochter van Floris Twisk en Pietertje Schut, de moeder van de huidige bewoner Jan Schermer.
Claas Glorie kocht in 1742 een huismanswoning (boerderij) en een stuk land aan de Brakersweg. Hij was gehuwd met Antje IJpelaan en overleed in 1787. Hun dan nog enige zoon Jan kocht in 1791 de boerderij in de Oosterbuurt, die hiervoor onder Breedeweg nummer 80 uitvoerig is behandeld. De boerderij aan de Brakersweg werd daarna hoogstwaarschijnlijk verpacht. Na het overlijden van Jan Glorie in 1813 vervielen zijn bezittingen aan Aagje Kraakman, zijn tweede echtgenote en aan Klaas Glorie, zoon uit zijn eerder huwelijk met Aagje van der Laan.
In 1817 verkochten Fulps Ranke, meester-metselaar (aannemer) te Castricum en Dirk Schotvanger, landbouwer te Limmen, beiden namens Aagje Kraakman samen met Klaas Glorie in een publieke verkoop onder andere de boerderij en de bijbehorende omliggende stukjes grond aan de Noordeinderweg, zoals de Brakersweg toen werd genoemd. Fulps Ranke en Arie Zonneveld, meester-metselaar te Uitgeest, werden hiervan, ieder voor de helft, de nieuwe eigenaar.
Na het overlijden van Arie Zonneveld in 1828 werden zijn laatste echtgenote Guurtje Huisman en zes kinderen uit meerdere huwelijken de erfgenamen, elk voor 1/7 deel. De toedeling van het bezit aan de Brakersweg vond in 1829 plaats aan Guurtje Huisman; de wederhelft behoorde nog steeds aan Fulps Ranke. De vermelding van deze bezittingen was als volgt: ‘Een huismanswoning met erf, tuin, boschje en hofstede op ’t Noordeinde van Castricum;
Jaarboek 30, pagina 38
het erf, groot 13 roe, 80 ellen, de tuin, groot 6 roe, 60 ellen, het boschje, groot 7 roe, 40 ellen en de hofstede, groot 50 roe. Verder een stuk weiland genaamd ‘het Klaverland’, groot 1 bunder 1 roe 40 ellen, een stuk weiland genaamd ‘de Weid bij de plaats’, groot 3 bunder 7 roe en een stuk weiland genaamd ‘het Zeugenweidje’, groot 60 roe 80 ellen.’
Volgens de beschrijving bij de oprichting van het kadaster in 1832 lagen deze percelen in sectie B: het erf, nummer 114, de tuin, nummer 115, het boschje, nummer 116, het Klaverland nummer 11 7, de Weid bij de plaats nummer 113 en het Zeugenweidje nummer 110.
In 1830 werd de boerderij bewoond door de 55-jarige Jacob de Graaf, zijn tweede echtgenote Guurtje Bloothoofd en zeven kinderen.
Namens Guurtje Huisman en Grietje Ranke, enige dochter en erfgename van Fulps Ranke, ieder voor de helft eigenaar, werd in 1851 een openbare verkoping gehouden van de boerderij met de eerdergenoemde bijhorende percelen land; de koper was Gerrit Brakenhoff junior, veehouder te Castricum en gehuwd met Dirkje Melker (zie 11e jaarboek).
Gerrit Brakenhoff laat in 1875 de boerderij aan de Brakersweg vernieuwen tot een karakteristieke stolp met dubbel vierkant, groot 16 x 18 meter, vermeld als: ‘een huis en erf met schuur, gelegen in sectie B, nummer 1652, groot 1.500 vierkante meter en bouwland, gelegen in sectie B, nummer 1653, groot 820 vierkante meter’.
In 1898 volgde een boedelscheiding en kwam de boerderij met bouwland in bezit van schoonzoon Jacob Bommer, veehouder te Egmond-Binnen en gehuwd met Willemijntje Brakenhoff. Hij verhuurde de boerderij aan bloembollenkweker Pepping.
In 1901 vond de verkoop plaats aan Floris Cornelisz Twisk, timmerman en wagenmaker te Castricum en aan Gerrit Louter, winkelier te Castricum, ieder voor de helft.
Kort daarna, in 1904, werd Floris Twisk, gehuwd met Pietertje Schut, volledig eigenaar; hij had zich inmiddels toegelegd op de melkveehouderij en hield 14 stuks melkvee.
In 1920 volgde verkoop aan Johannes (Jan) Schermer, landbouwer en veehouder, die in het voorjaar van 1921 trouwde met Maria Twisk, dochter van Floris Twisk en Pietertje Schut (zie 17e jaarboek).
Er werd een schuur bijgebouwd en een gierkelder en zo bestond de boerderij aan de Brakersweg 66 uit een huis, 2 schuren en erf op perceel nummer 1652, groot 1.500 vierkante meter en een schuur, erf en gierkelder op perceel nummer 1653, groot 820 vierkante meter.
In 1962 werd de boerderij overgenomen door de zoon Johannes F.M. (Jan) Schermer, veehouder, geboren in 1927 en gehuwd met Anna C.M. Leyser; zij woonden er met hun gezin, bestaande uit drie zoons en twee dochters.
Bij de ontwikkeling van het bouwplan Noordend was de Soomerwegh ingetekend als een rechte weg die aansloot op de Zeeweg. Het plan betekende het einde van enkele boerderijen. Door het tracé van de Soomerwegh te verleggen kon de prachtige Maria Hoeve gespaard worden en kwam de boerderij na de wijzigingen in de wegensituatie aan de Walstro te liggen.
Het bedrijf van Jan Schermer was een melkveehouderij met 18 melkkoeien, 30 mestkalveren en 8 pinken. Naast de boerderij, aan de oostkant, werd een tuin aangehouden, waarin vooral bessenstruiken stonden. De verkoop van bessen bij de boerderij werd een jaarlijkse traditie.
In het jaar 1975 werd met het bedrijf gestopt; de boerderij werd ingericht als woning, waarbij aan de stalkant (de oostkant) twee slaapkamers, een douche en toilet werden aangebracht. De in de gevel aanwezige kleine kozijnen werden vervangen door grotere kozijnen met een getoogde bovendorpel.
Achterlaan 5, Blauhoef
Enigszins verscholen nabij de Heereweg en de Zeeweg ligt aan de Achterlaan 5 te Bakkum de boerderij ‘Blauhoef’.
De geschiedenis van de Blauhoef is al vele eeuwen oud. In 1686 werden er een woning en stukken land in Bakkum gekocht door jonkheer Gerard van Egmond van de Nijenburg. De omschrijving luidt: ‘Een wooning gelegen tot Suijt Baccum genaemt ‘Blaeu Hoeff’ in janu. 1686 gecogt voor 5.650 gulden op drie maij dagen te betalen, groot in ’t geheel 16 morgen en 593,5 roeden.’
Jonkheer Gerard van Egmond van de Nijenburg ( 1646- 17 12) was onder andere burgemeester van Alkmaar, dijkgraaf van de Hondsbossche, dijkgraaf van de Uitwaterende Sluizen en ook de stichter van het nu nog bestaande landgoed ‘Nijenburg‘, gelegen aan de Kennemerstraatweg in het Heilooër Bos. Hij was in 1675 gehuwd met Machteld van Foreest. Door vererving via de familie Van Foreest kwam de Blauhoef al vóór 1769 in bezit van de schatrijke Pieter van Akerlaken ( 1722-1784), afkomstig uit de Hoornse regentenfamilie Van Akerlaken. Pieter was gehuwd met Petronella Bregitta van Foreest.
Na zijn overlijden in 1784 werden de Bakkumse bezittingen geërfd door zijn zoon Cornelis Christoffel van Akerlaken ( 1752-1800) en vervolgens na zijn overlijden door diens echtgenote Elisabeth Stoel. Zij had bij de oprichting van het kadaster in 1832 in totaal in Bakkum ruim 36 hectare land en boerderij Blauhoef op haar naam staan. Deze boerderij werd verpacht. In 1830 werd de boerderij bewoond door de 35-jarige Pieter Jansz. Kuijs, zijn vrouw Maartje Bruijn, hun vijf kinderen, een boerenknecht en een werkmeid.
Elisabeth Stoel overleed in 1834 in Hoorn. Kort na haar overlijden werden op 22 december 1834 door haar kinderen, de erfgenamen, alle bezittingen in Bakkum op een openbare verkoping in De Rustende Jager in tegenwoordigheid van burgemeester Pieter Kieft en kastelein Fredrik J. H. Snijders verkocht.
Koper van de Blauhoef was Dirk Bruijn, landbouwer en boer te Castricum.
Jaarboek 30, pagina 39
De aankoop omvatte de huismanswoning met erve (gelegen in sectie A, nummer 151, groot 1.640 vierkante meter) , samen met enkele stukken bouwland, weiland, tuingrond, bosland en wei- of hooiland met een totale grootte van 10 hectare 22 are 60 centiare. Dirk Bruijn, geboren in 1805, trouwde in 1833 met Trijntje van Bruijnswaard, dochter van Klaas van Bruijnswaard (duinmeier, landbouwer, schelpenvisser) en Maartje Koene.
In 1865 werd Gerrit Schollen, dagloner, de nieuwe eigenaar. Gerrit trouwde eerst met Maartje de Vries en na haar overlijden met Grietje Leeuw in 1863. Hij overleed in 1877; vervolgens ging het eigendom van de boerderij met bijbehorende grond over op zijn weduwe en na haar overlijden in 1903 op hun zoon Pieter Schollen.
In 1925 verkocht Pieter Schollen het huis en erf, kadastraal gelegen in sectie A, nummer 531 , groot 370 vierkante meter met 3 percelen bouwland, totaal groot 2.750 vierkante meter aan mr. Hendricus P. M. Kraakman, advocaat en procureur te Alkmaar.
In opdracht van mr. Hendricus P. M. Kraakman werd door J. Weel, bouwkundige te Bakkum, een nieuw ontwerp gemaakt van een vierkante stolpboerderij van 14 x 14 meter, waarvoor een bouwvergunning werd aangevraagd. De vergunning werd in september 1925 door de gemeente Castricum verleend.
Nadat de nieuwe boerderij gereed was, werd Nicolaas (Klaas) Stuifbergen de eerste bewoner en gebruiker. Hij was gehuwd met Wilhelmina (Willemijn) Duijn en had een groot gezin met 8 kinderen.
De kap van de nieuwe boerderij liep bij een zware storm in 1926 grote schade op. De melkveehouderij bestond uit 18 melkkoeien, die in de winter in de stal werden gezet: 12 koeien op de lange regel en 6 op de korte regel.
Jaarboek 30, pagina 40
In 1936 werd een schuur bijgebouwd; de omschrijving luidde: ‘Een huis, schuur, erf en bouwland, kadastraal gelegen in sectie A, nummer 886, groot 3.380 vierkante meter’.
In het door Margaret Pronk-Stuifbergen bewerkte boek ‘Dagboek van een boerin in Bakkum tijdens de oorlog’ heeft Willemijn Stuifbergen-Duijn als bewoonster van de boerderij Blauhoef haar belevenissen met haar gezin, de boerderij en de gebeurtenissen in Castricum en Bakkum gedurende de oorlogsjaren 1940-1945 beschreven. Op de omslag van het boek is een schilderij van de voorgevel van de boerderij geplaatst van de hand van Jozef Stuifbergen.
Vanaf 1945 heeft zoon Nicolaas (Co) Stuifbergen, gehuwd met Truus Poel, er de melkveehouderij uitgeoefend. Nadien hebben enkele aanpassingen plaatsgevonden. In 1965 werd de westgevel aangepast en in 1967 een nieuwe stal bijgebouwd. In 1968 werd de boerderij, gelegen aan de Achterlaan nummer 5, omschreven als: ‘Een huis, schuur, zomerhuisje, stal en weiland, kadastraal gelegen in sectie A, nummer 1389, groot 5 hectare 65 are 27 centiare.’
Nicolaas (Co) Stuifbergen is in 1980 met het bedrijf gestopt en heeft de boerderij verkocht. Het gezin Stuifbergen ging aan de Achterlaan nummer 7 wonen, dicht bij de Blauhoef.
Jan Teerenstra, directeur van Teerenstra Bouw uit Heiloo, werd de nieuwe eigenaar. Hij liet de boerderij renoveren aan de hand van een ontwerp van Bakker en Boots, architecten uit Schagen en zo werd in 1981 een fraaie woning gerealiseerd. In dat jaar betrok Jan Teerenstra ( 1932), gehuwd met Alida Johanna Lute met drie kinderen de nieuwe woning; zij hebben er tot maart 1987 gewoond.
Mevrouw Teerenstra-Lute vertelde: “We hadden daar aan de Achterlaan een prachtige plek tussen de Van Tienhovenhoeve en de familie Stuifbergen, met fraai uitzicht naar de weg.
Onze buurman Co Stuifbergen was een speciale man, die zich na de verkoop maar moeilijk los kon maken van de boerderij. Hij kwam vaak helpen, deed veel werk, vaak uit zichzelf, gebruikte een deel van de stal als opslag en stalling voor zijn trekker en zorgde ook voor veel gezelligheid.
Op ons erf had hij een volkstuintje met een glashuisje, gemaakt van oude raamkozijnen, waar hij onder meer tomaten en komkommers kweekte. Hij kon zich daar echt in terug trekken. Hij kwam ook wel om een uur of tien voor een ‘bakkie koffie’ en Truus was daar ook wel bij. Aan die vrolijke, levenslustige man, die ons goed geholpen heeft, hebben we goede herinneringen overgehouden.
We hebben in en om de Blauhoef heel hard gewerkt met elkaar om alles voor elkaar te krijgen. Het naast de boerderij gelegen huisje werd ingericht voor een van onze dochters, die er vijf jaar met haar man heeft gewoond. Een deel van de stal werd ingericht als garage, het witte zomerhuisje uiteindelijk gesloopt en we hebben veel aan de tuin gedaan. Na enkele jaren stond het er prachtig bij; we waren er erg trots op.
Helaas werd mijn man ernstig ziek en is hij na een lange ziekteperiode in maart 1983 overleden. Een enorme klap was dat met als gevolg uiteindelijk toch de verkoop van de boerderij.”
Herman Bolt, bestuurder bij CSM, werd de nieuwe eigenaar; hij verbouwde in 1987 de woning naar een ontwerp van architectenbureau Bakker en Boots uit Schagen. De oude koeienstal werd vervangen door een grote dubbele garage en het zomerhuisje werd gesloopt. Veel aandacht werd geschonken aan het onderhoud van het geheel, waarbij mevrouw Bolt veel deed aan tuinonderhoud; zij had een speciaal stukje ingericht voor het telen van bijzondere planten en bloemen. De familie Bolt heeft er tot begin 2007 heel prettig gewoond.
Op 10 mei 2007 werd Simon C. M. Min (1956), directeur van aannemingsbedrijf FRAB te Limmen, de nieuwe eigenaar. Hij is gehuwd met Dominique Stet (1959) en het gezin heeft drie kinderen.
Bleumerweg 33, Starrenburg
Aan de Bleumerweg ligt, tegen de weg aan op de hoek met de Achterlaan, de oude boerderij ‘Starrenburg’. De bouwdatum van de boerderij is niet bekend, maar de oudst bekende verkoping dateert van 1827, zoals uit oude notariële akten blijkt.
In het 10e jaarboek is de historie van de boerderij tot het jaar 1970 beschreven. In dat jaar verkocht Gerarda Adriana van der Meij, weduwe van Willem de Zeeuw, de boerderij met bijbehorend land aan Arnold Jacobus Bruynjé, algemeen directeur van het bouwbedrijf van Hattum en Blankevoort.
Hij liet een plan maken door architect Adriaan Zoon te Heiloo
Jaarboek 30, pagina 41
voor de verbouwing/restauratie van de boerderij tot woning. In juni 1970 werd begonnen met de werkzaamheden, waarbij Arnold Bruynjé zelf als coördinator/uitvoerder optrad. Eerst werd de rietdekking van de kap vernieuwd om deze waterdicht te maken. Na verwijdering van het bestaande binnenwerk van de boerderij werd op de begane grond een betonnen vloer gestort, waarop met de opbouw van het binnenwerk kon worden begonnen, waarbij ook vele oude materialen werden gebruikt. In de kap werden enkele dakkapellen geplaatst.
In december 1970 was de verbouwing nagenoeg gereed. Het bestaande bijgebouw, een schuur uit 1936 en gebouwd door A. Borst te Bakkum, werd in 1973 verbouwd tot garage.
De heer Bruynjé, die in 2002 is overleden, heeft veel gedaan om de fraaie boerderij in goede conditie te brengen en te houden. Thans (in 2007) wordt Starrenburg bewoond door zijn echtgenote Jacqueline Bruynjé-Ennes met drie dochters.
Limmerweg 2, de Coenhoeve
In de buurtschap Noord-Bakkum aan de Limmerweg nabij de grens met Egmond-Binnen en circa 500 meter vanaf de Zanddijk stond vroeger, reeds voor 1768, een boerderij, die kort daarna ‘Het Pannenhuis’ is gaan heten. Deze boerderij kent een lange geschiedenis.
Op 10 juni 1768 verkochten de erfgenamen van Aalbert en Cornelis Walenburg voor 2.530 gulden aan Jan Cornelisz. Pannenhuijs, dan schepen in het dorpsbestuur van Bakkum, een huis en erf groot 600 roeden met nog 16 percelen land, totaal groot 20 morgen (1 morgen = 0,8 tot 1 hectare). Om een en ander te kunnen bekostigen leent Jan in datzelfde jaar 1.300 gulden van Paulus Hesseling uit Wormerveer.
De naam Pannenhuis heeft de boerderij uiteraard gekregen door de naam van de toenmalige eigenaar. Deze Jan Cornelisz. Pannenhuijs ging zich later Jan Cornelisz. Duijn noemen. Na zijn overlijden in 1786 werden de bezittingen geërfd door zijn kinderen die hun erfdeel in 1787 verkochten aan hun broer Klaas. De boerderij droeg toen al de naam ‘Het Pannenhuis’.
In 1798 ging Klaas Jansz Duijn in Velsen wonen en verkocht voor 3.690 gulden de boerderij met het land: ‘Een boerenwoning met 24 morgen en 8912 roeden, zo(wel) hooi-, weide-, zaad- als bosland uit onderscheidene percelen bestaande, gelegen te Noord-Bakkum’ aan Simon Cornelisz. Duinmeijer en Willem Fransz.Brakenhoff, beiden wonende in Bakkum en als schepen deel uitmakend van het dorpsbestuur. Simon en Willem waren aangetrouwde familie. Maartje Sijmons Groen, de moeder van Simon Duijnmeijer, was eerst gehuwd met Cornelis Sijmonsz. Duijnmeijer en vervolgens met Gerrit Pietersz. Kuijs. Neeltje Kuijs, dochter uit dit tweede huwelijk en halfzuster van Simon Duijnmeijer, was omstreeks 1790 gehuwd met Willem Fransz. Brakenhoff.
In 1806 verkoopt Simon Duijnmeijer zijn halve deel van de boerderij met het land aan zijn zwager Willem Fransz Brakenhoff, die daardoor volledig eigenaar werd. Willem overleed in 1826 en in 1827 werd een inventarisatie van de inboedel van de boerderij gemaakt (zie 11e jaarboek), die daarna op de naam van zijn vrouw Neeltje Kuijs is gezet. Bij de oprichting van het kadaster in 1832 stond op naam van de weduwe van Willem Fransz. Brakenhoff 18 percelen in sectie A (Bakkum) met een totaal oppervlak van 25 hectare 92 are 20 centiare. De boerderij en de direct omliggende percelen zijn kadastraal bekend als huis en erf, nummer 37, groot 2.510 vierkante meter; bos, nummer 33, groot 2.720 vierkante meter; tuin, nummer 34, groot 350 vierkante meter; bouwland, nummer 35, groot 15.180 vierkante meter; weiland, nummer 36, groot 340 vierkante meter en tuin, nummer 38, groot 610 vierkante meter.
Jaarboek 30, pagina 42
Toen Neeltje Kuijs in 1842 overleed, werd de boerderij met bijbehorende weilanden verkocht door de kinderen aan schoonzoon Jan Kraakrnan, veehouder te Egmond-Binnen en zoon van Jan Kraakman en Marijtje Obdam. Hij kocht 5/6 deel, want het resterende 1/6 deel was reeds het erfdeel van zijn vrouw, de jongste dochter Aagje Brakenhoff. Zij was in 1836 met Jan Kraakman getrouwd. In 1860 volgde een boedelscheiding door het overlijden van Aagje Brakenhoff en werd de boerderij met bijbehorende landerijen toegewezen aan Jan Kraakman, die inmiddels was hertrouwd met Maartje van den Berg.
Jan Kraakman overleed in 1879; zijn kinderen werden ieder voor 1/8 deel erfgenaam. Bij de openbare verkoping in 1880 kwam de boerderij met enige percelen land in bezit van Pieter Willemsz Groen, veehouder, woonachtig in Uitgeest en gehuwd met Marijtje Kraakman, een dochter van Jan Kraakman.
In 1916 werd de boerderij betrokken door Adrianus Liefting, melkveehouder, gehuwd met Adriana Apeldoorn. Zij hadden een gezin van 11 kinderen, waarvan Gerardus (1896) en Adrianus (1909) ongehuwd zijn gebleven. Beiden waren veehouders, die na het overlijden van hun vader in 1952 het bedrijf hebben voortgezet. Toen Gerardus Liefting in 1964 overleed, heeft zijn broer Adrianus (Arie) het bedrijf tot 1969 alleen voortgezet. In dat jaar werd het bedrijf aan de bestemming van veestalling en agrarisch gebruik onttrokken. Arie ging wonen in de Vondelstraat te Castricum en is eind 1991 te Heemskerk overleden.
In december 1969 verkocht Arie Liefting: ‘De boerenhofstede met schuur, bijbehorende bebossing, grond en erf, kadastraal bekend gemeente Castricum, sectie A, nr. 1284 en 710’ aan het gereformeerd of burgerweeshuis te Haarlem, dat de boerderij wilde herinrichten voor gebruik als vakantieverblijf voor kinderen. De toenmalige directeur M. Hartevelt was vooral initiatiefnemer om de vakantieboerderij te realiseren en is tot in de jaren 1970 betrokken geweest bij het wel en wee van dit pand.
Als beheerder werd Anne Merkuur (1940) aangesteld. Hij was werkzaam bij V.N.U. gehuwd met Maria Hanraads ( 1946) en woonde te Alkmaar.
Hij vertelde:
“Eind jaren 1960 woonde ik met mijn vrouw en 2 kinderen in Alkmaar en ik was werkzaam als verkoopadviseur bij V.N.U. te Haarlem. Wij kwamen regelmatig op de boerderijwoning van mijn schoonouders aan de Limmerweg 4, waar mijn schoonouders woonden. Zodoende kenden wij Arie liefting en wij waren van de verkoop aan het Burgerweeshuis in 1969 op de hoogte.
Toen er een beheerder voor het toekomstige vakantieverblijf’ voor weeskinderen gezocht werd, waren wij er dan ook als eersten bij. Toevallig konden wij op dat moment onze flat in Alkmaar inruilen voor een eengezinswoning. We besloten deze keuze niet te maken, maar Alkmaar te verlaten en naar Castricum te gaan. Vanaf 1 april 1970 woonden wij in de boerderij.
Het was een bouwval. De veestallingen waren uitgebroken, het rieten dak lekte en verloor veel riet, de houten vloeren van de kamers waren doorgezakt, het was er vochtig, maar we maakten er wat van.
We woonden aan de voorkant, de zuidzijde, waar de voordeur was. Links van die deur de keuken met erachter de WC., rechts de woonkamer, slaapkamer en daarnaast de opkamer met daaronder de kelder. Het was een droge kelder met een gemetseld gewelf en stenen vloer; je kon er rechtop in staan.
In de staart werd een douche gemaakt, waar we met de autoped vanuit de voorkant naar toe gingen!
Maar het was wel afzien. Het zou tijdelijk zijn en dat hield ons staande. Aan de andere kant was het ook een uitdaging. Aanvankelijk werd geprobeerd de boerderij te restaureren naar ideeën van architect Vincent Bijl uil Arnhem, maar al snel bleek dat in verband mei de bouwvalligheid niet haalbaar.
Als eerste stap werd door Jan Hes de aanbouw aan de noordkant, de staart, gesloopt en door aannemer Mooij uit Krommenie herbouwd tot woning voor de beheerder; voor ons gezin dus.
De woning was in 1972 gereed.
Wij verhuisden binnendoor, van voren naar achteren, van het zuiden naar het noorden! Daarna werd, als tweede stap, het hoofdgedeelte van de boerderij gesloopt, ook weer door Jan Hes en werd de stolpboerderij naar een ontwerp van R. Visser uil Bergen herbouwd. Heddes Bouw was de aannemer en ook hij gebruikte hiervoor nieuwe bouwmaterialen. In 1974 was de gehele herbouw gereed.
Sedert 1 april 1970 ben ik de beheerder van ‘de Coenhoeve’ en we hebben het hier erg naar onze zin.”
Aan de vakantieboerderij is de naam ‘Coenhoeve’ toegekend door de leiding van het Coen Cuserhuis, eerder het gereformeerd- of burgerweeshuis aan de Olieslagerslaan te Haarlem.
Coen Cuser werd omstreeks 1325 geboren en is in of na 1405 overleden. Hij was Ridder, Heer van Oosterwijck, woonde te Haarlem en was weldoener voor de armen in de stad Haarlem. Hij nam ouderen op in zijn huis, het Heilige Geesthuis, waaruit het gereformeerd- of burgerweeshuis is ontstaan.
Piet Blom
Bronnen:
- Brinkgreve, C., Het Gereformeerd- of Burgerweeshuis te Haarlem, 1394-1969.
- Druijven, C.N., Boerderijen in Limmen, 2003.
- Jaarboeken van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.
- Kadaster directie Noordwest, vestiging Alkmaar en vestiging Amsterdam (Sloterdijk).
- Regionaal Archief te Alkmaar: Oud-Rechterlijk Archief, Notarieel Archief, bevolkingsregisters etc.
- Van Egmond-van Rookhuizen, A., Overzicht van de familie Kuijs/Kuis, afkomstig van Delft/Castricum, 1985.