Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.
Jaarboek 46, pagina 32
Sloet in Castricums historie
Baron, bankier, burgemeester, advocaat en kunstschilder
Na het overlijden van de zeer geliefde burgemeester Lommen op 10 november 1936 namen de wethouders Hemmer en De Vries alle taken over. Eind januari 1937 berichtte de commissaris van de Koningin dat er een nieuwe burgemeester was benoemd, een baron nog wel. Het was C.A.F.H.W.B. van den Clooster, baron Sloet tot Everlo, die zich gelukkig kortweg Sloet noemde. Zijn eerste voornaam was Constant. Alle hens aan dek voor de installatie die op 15 februari 1937 zou plaatsvinden. Er volgden een paar hectische jaren onder leiding van de nieuwe burgervader. Kort na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog koos Sloet voor aansluiting bij de Nationaal Socialistische Beweging (NSB), omdat hij ontslagen dreigde te worden. Vervolgens werd hij gepromoveerd tot burgemeester van ’s Hertogenbosch. Al na een paar maanden zag hij zijn dwaling in.
De 38-jarige nog ongetrouwde burgervader werd op de dag van zijn installatie op het kruispunt Zeeweg-Heereweg welkom geheten en in optocht begeleid naar het raadhuis in de Dorpsstraat. Zijn moeder Josephine Gompertz woonde de feestelijkheden bij. Vader Sloet was al in 1913 overleden. Locoburgemeester Hemmer sprak in de raadzaal de voor hem en de inwoners nog onbekende nieuwe bestuurder toe. Daarbij keek hij ook terug op de grote verdiensten van burgemeester Lommen.
Sloet beloofde zich volledig voor de gemeente in te willen zetten en verklaarde zijn uiterste best te zullen doen om Castricum tot één van de grootste bad- en forensenplaatsen van Noord-Holland te maken. Met een vooruitziende blik zei hij dat er natuurlijk wel eens conflicten konden ontstaan door verschil van inzicht. Maar zo stelde hij: “Een dergelijk conflict kan – het moge vreemd klinken – zelfs gewenst zijn. Uit de choc des opinions wordt de vruchtbare gedachte geboren.”
De stamreeks van de uit Overijssel afkomstige familie Sloet begon al in 1350. In de loop der eeuwen verwierven leden van het geslacht een havezate (versterkt huis of hofstede). In de zesde generatie splitste het geslacht zich af in drie takken.
De tak Everlo ontleent zijn naam aan het dorp Everlo en door een huwelijk in 1717 met een telg uit het geslacht Van den Clooster ontleent een deel van de familie de naam Van den Clooster Sloet tot Everlo. In deze familie kwamen meerdere bestuurders voor. Vader Sloet was griffier geweest bij het kantongerecht in Tilburg.
Jaarboek 46, pagina 33
Constant Sloet (1898-1977) was in Tilburg opgegroeid. Hij volgde een hbs-opleiding en diende in 1918-1919 vijf maanden als sergeant in het Nederlandse leger, bij het Regiment Jagers.
Vanaf 1921 werkte hij bij de Amsterdamse Bank. Na het afleggen van een staatsexamen startte hij in 1924 met een studie rechten aan de Universiteit van Leiden. Hij slaagde in 1932 voor het doctoraal examen rechtsgeleerdheid.
Hij zal vast van plan zijn geweest om nog eens bij een gemeente te gaan werken en misschien wel burgemeester te worden, want vier jaar lang volgde hij lessen bij de in gemeentekringen zeer gerenommeerde opleider J.J. Roovers (1866-1950), oud-gemeentesecretaris van Amsterdam.
Ook voor politiek had Sloet belangstelling. Zo was hij lid van de rooms-katholieke Staatspartij, bestuurslid en later voorzitter van een rooms-katholieke Kiesvereniging. Hij sloot zich als reservist aan bij de Vrijwillige Landstorm. Hij was betrokken bij de rooms-katholieke Reclassering en de St. Vincentiusvereniging (katholieke vereniging voor hulpverlening aan armen) en was korte tijd secretaris geweest van een comité tot herstel van de Amsterdamse diamantindustrie.
Castricum Vooruit
Niet geheel onvoorbereid op bestuurlijk gebied nam baron Sloet zijn nieuwe ambt met veel ambitie op zich. Toch is het de vraag of hij zich wel gerealiseerd heeft dat Castricum niet zo’n makkelijke gemeente was voor een beginnend bestuurder.
De gemeenteraad stond bekend als bijzonder lastig. De veelal autochtone volksvertegenwoordigers hadden niet veel op met ideeën van nieuwkomers.
De mannen die hier al generaties lang leefden en werkten, maakten zelf wel uit wat goed was voor het dorp. Burgemeester Lommen had zijn handen er vol aan gehad.
Vrijgezel Sloet moest op zoek naar woonruimte in het dorp. De grote ambtswoning aan de Stationsweg was voor hem alleen niet passend. De weduwe van burgemeester Lommen verhuisde naar Den Haag en het pand werd daarom verhuurd.
Advocaat mr. Jan Verkerk werd de tijdelijke huurder. Sloet had eerst een kamer in de villa Hermana State, aan de Dorpsstraat en tenslotte ging hij in pension bij mevrouw Jonker in de woning Duinenboschweg 30. Er waren daar meer gasten en volgens zijn hospita kon Sloet het wel goed vinden met zijn huisgenoten. In die tijd kwam hij over als fel anti-NSB.
Onder aanvoering van burgemeester Lommen was de groei van Castricum in de jaren (negentien) dertig ingezet. De gemeente kwam als woonoord en toeristische trekpleister steeds meer in trek. De aanleg van de Zeeweg in 1925 had veel voor het dorp betekend. In 1936, dus kort voor Sloet zijn intrede deed, werd het eerste uitbreidingsplan vastgesteld. Aannemers konden gemakkelijk aan bouwgrond komen.
Er was in de jaren (negentien) dertig sprake van grote werkloosheid en crisis in de land- en tuinbouw. Het verkopen van de nieuwe woningen was weer een ander verhaal, maar het aantal forensen nam steeds meer toe. Er zijn in 1939 voor 222 woningen bouwvergunningen verleend!
Voor iedere gemeente, en zeker voor Castricum, was het bereiken van een sluitende begroting ieder jaar een grote opgave. Als voormalig bankemployee wist Sloet de weg in de financiële wereld. Hij slaagde er snel in om een geldlening af te sluiten op voor de gemeente voordelige voorwaarden en ook een rioleringsplan kwam eindelijk tot uitvoering
Jaarboek 46, pagina 34
Er werd een eigen dienst voor bouwtoezicht opgezet en de overeenkomst met de gemeente Alkmaar werd beëindigd. Er werden nieuwe belastingverordeningen vastgesteld. Ook de instelling van een welstandscommissie per 1 januari 1938, toen schoonheidscommissie genoemd, kreeg de burgemeester voor elkaar.
De vaststelling van een beheersverordening voor de Gasfabriek was ook een belangrijk feit. Al met al was er waardering voor de daadkracht van de nieuwe burgemeester, maar minder voor zijn dikwijls weinig diplomatieke optreden.
Opening Dorpsstraat en bioscoop
De gemeenteraad en het bedrijfsleven hadden zich al vele jaren verzet tegen een door de provincie voorgestelde omleiding van de door het dorp lopende smalle en bochtige Rijksstraatweg, een deel van de verbinding tussen Beverwijk en Alkmaar. Ze waren bang dat Castricum dan een ‘dood’ dorp zou worden. In 1931 besloot de minister de omleiding dan maar op de lange baan te schuiven en de Dorpsstraat te verbeteren en te verbreden. Er werden daarvoor meerdere percelen aangekocht en er kwam ruimte voor trottoirs aan weerszijden. Op 2 augustus 1937 verrichtte burgemeester Sloet de heropening. Na verschillende enthousiaste toespraken van onder andere voorzitter Broksma van de VVV en voorzitter Portegies van de winkeliersvereniging, knipte hij een lint door. De fanfare speelde het Wilhelmus en de gebeurtenis werd in het Polygoon-journaal vastgelegd. Het was nog tot laat in de avond feest in het dorp.
Een grote gebeurtenis was kort daarna ook de opening van het Corsotheater. Bij de eerste filmvoorstelling, op 17 september, waren burgemeester Sloet en vele genodigden aanwezig, waaronder de weduwe van burgemeester Lommen.
Oranjefeesten
Ter gelegenheid van het huwelijk van prinses Juliana en prins Bernhard was onder grote belangstelling in januari 1937 de Juliana en Bernhardbank onthuld, een ontwerp van de gemeentearchitect Van Diepen.
Iedereen was opgetogen toen op 31 januari 1938 prinses Beatrix werd geboren. Op voorstel van burgemeester Sloet werden voor enkele nieuwe straten de namen van Beatrix en andere leden van het Koninklijk Huis gekozen. De Oranjevereniging schonk in 1938 de Beatrixklok in Bakkum als herinneringsmonument aan de geboorte van de prinses. In hetzelfde jaar vond ook nog een groot feest plaats, ter gelegenheid van het 40-jarig regeringsjubileum van Koningin Wilhelmina.
Op voorstel van de burgemeester stelde de gemeente extra subsidie beschikbaar. De Oranjevereniging organiseerde van 1 tot en met 13 september allerlei evenementen, vreugdevuren, optochten, voorstellingen en kinderspelen. In de fraaie (voor vijf cent verkrijgbare) feestgids sprak burgemeester Sloet in zijn voorwoord over een ‘gevoelvolle uiting van de Castricumsche burgerij tegenover onze geëerbiedigde Koningin.’
In de eerste raadsvergadering van 1939 blikte de burgemeester nog eens terug op de geslaagde feestelijkheden en sprak: “In deze moeilijke tijden beseffen wij meer dan ooit de hoge betekenis van het Koningschap en het gelukkige bezit van een wijze Vorstin.”
Gasbedrijf in discussie
Intussen was het rumoerig in de gemeenteraad. Over de steenkolengasfabriek waren er al vanaf de oprichting in 1913 grote meningsverschillen over de vraag of zo’n bedrijf in het kleine dorp wel levensvatbaar is. De plannen gingen wel door en op 27 februari 1914 werd het eerste gas voor de verlichting van straten en woningen geleverd. De fabriek bleef voortdurend onderwerp van discussie.
Per 1 januari 1920 werd ook stroom gedistribueerd. De gemeenteraad bemoemde Jac. van Hoeve, nog slechts 27 jaar oud, per 1 maart 1921 tot directeur.
Jaarboek 46, pagina 35
De verliezen van de gasfabriek werden eerst nog gecompenseerd door de winst van het elektriciteitsbedrijf. Van de grootste fractie rooms-katholieke Staatspartij splitste in 1931 een aantal leden zich af in de zogenaamde ‘Vrije Lijst’. Deze groepering was uit financiële overwegingen fel voorstander van afstoting van het plaatselijke gasbedrijf en aansluiting bij een regionaal verband.
De stroomdistributie werd in 1936 door het PEN overgenomen, wat de positie van het bedrijf niet ten goede kwam. Toch werd in februari 1939 het 25-jarig bestaan van het Gasbedrijf nog feestelijk gevierd. Burgemeester Sloet sprak bij die gelegenheid zijn grote waardering uit voor directeur Van Hoeve. Hij roemde de krachtige groei van het bedrijf. De lage tarieven zag hij als de grootste winst voor de gemeente. Misschien heeft de burgemeester zich laten meeslepen door de feestelijke omstandigheden, want al spoedig stelde hij zich veel kritischer op.
Mobilisatie
Door de ontwikkelingen in Nazi-Duitsland namen de internationale spanningen toe. De regering kondigde op 28 augustus 1939 de mobilisatie van het Nederlandse leger af. Jonge mannen uit het hele land spoedden zich naar verschillende legerplaatsen. In Castricum waren soldaten van de luchtdoelartillerie en de kustwacht gehuisvest in de rooms-katholieke Jongensschool aan de Dorpsstraat en soms ook ondergebracht bij particulieren; in totaal ongeveer 120 man. Op 17 oktober 1939 gaf het gemeentebestuur vergunning voor de bouw van een bergplaats in het Geversduin voor de belangrijkste nationale kunstschatten. Zo waren er allerlei voortekenen van naderend onheil.
De gemeenten was opgedragen een Luchtbeschermingsdienst in te stellen, onder de directe verantwoordelijkheid van de burgemeesters. De directeur van het Gasbedrijf Jac van Hoeve was ook het hoofd van deze dienst. Burgemeester Sloet ontving klachten over het functioneren van de organisatie. Het kwam hem waarschijnlijk wel goed uit. Hij was toch niet tevreden over de samenwerking met Van Hoeve als directeur Gasbedrijf. De financiële risico’s van het bedrijf voor de gemeente begonnen hem zorgen te baren. Tussen beide heren ontwikkelde zich een machtsstrijd. De burgemeester had geen bevoegdheid Van Hoeve als directeur van het Gasbedrijf te ontslaan, maar hij kon hem wel ontslaan als hoofd Luchtbescherming en die mogelijkheid greep hij aan. Op dezelfde datum, 9 mei 1940, stelde hij chef veldwachter Reinders (na december 1942 groepscommandant politie) in die functie aan.
Dokter Leenaers kwam op voor Van Hoeve, keerde zich fel tegen Sloet en vroeg om de tussenkomst van de plaatselijke militaire commandant, maar het ontslag bleef gehandhaafd.
Oorlog
Op 10 mei 1940 vielen Duitse troepen Nederland binnen en op 14 mei was de capitulatie een feit. Duitse militairen verschenen in het dorp en in de hervormde pastorie aan de Overtoom nam de Ortskommandantur zijn intrek. De inwoners kregen te maken met ‘Sperrtijd’. De inwoners mochten tussen 22 uur (later 20 uur) en 4 uur niet meer de straat op en verduistering werd verplicht.
Het persoonsbewijs werd ingevoerd. Steeds meer levensmiddelen gingen op de bon. Woningen en andere panden werden gevorderd. Veldtelefoonleidingen werden doorgesneden en ter voorkoming van deze sabotagedaden moest verplicht wacht gelopen worden. De Duitsers ontruimden de bioscoop omdat er gelachen werd tijdens de ‘Deutsche Wochenschau’.
De weerstand tegen de bezetter nam toe en dan moesten de grootscheepse evacuaties, afbraak van honderden panden en de arbeidsinzet nog komen. De dokters Van Nievelt en Leenaers spraken af om op 31 augustus 1940, de verjaardag van koningin Wilhelmina, in een zwart pak en zwarte handschoenen in het openbaar te verschijnen; het uitsteken van vlaggen was verboden.
Sloet had een boodschap voor de Castricummers: “Wie niet horen wil, moet maar voelen. Het blijft niet bij waarschuwingen!”
Lid van de NSB
In de raadsvergadering van 18 oktober 1940 maakte Sloet officieel bekend dat hij tot de Nationaal Socialistische Beweging (NSB) was toegetreden. De aanvraag voor het lidmaatschap had hij al in juni 1940 bij NSB-leider Mussert ingediend, onmiddellijk na de opheffing van het verbod voor ambtenaren om lid te zijn van de NSB. In zijn verklaring voor de gemeenteraad zei hij: “Enerzijds is deze oorlog tragisch en verschrikkelijk voor ons volk, anderzijds brengt hij bevrijding van bederf en voosheid in ons maatschappelijk en staatkundig leven. Ik doel op het democratisch stelsel, dat Europa niet alleen, maar ook andere werelddelen tot de afgrond heeft gebracht.
Ik heb het nationaalsocialisme aanvaard als het stelsel, dat bevrijding en opgang zal brengen, al zal het zijn met zware strijd die wij met vertrouwen tegemoet gaan.”
In de verhoren na de oorlog verklaarde Sloet dat zijn overstap plaatsvond vanwege een mogelijk ontslag: “Dit ontslag zou mijn hele toekomst hebben gebroken.”
De directeur van de gasfabriek had steun had gevonden bij de commissaris van de Koningin, Jonkheer mr. dr. Röell. Deze stelde dat hem was gebleken dat Van Hoeve onrechtvaardig behandeld was en wenste opheldering van de burgemeester, onder bedreiging met ontslag.
Sloet meende volledig in zijn recht te staan en rekende erop onder bescherming van de NSB burgemeester te kunnen blijven.
In zijn advies aan de minister erkende de commissaris van de Koningin dat Sloet veel had bereikt voor de gemeente: “En inderdaad kan den burgemeester in menig opzicht een bekwame en vaste hand niet worden ontzegd.” De laatste zin van zijn brief aan de minister luidde: “Maar al met al is baron Sloet een onmogelijke man.”
Een voorstel van secretaris-generaal Frederiks in december 1940 om hem te ontslaan werd door de Duitse autoriteit afgewezen. Op 29 november 1940 overleed Röell plotseling waarna hij op 5 februari 1941 werd opgevolgd door de NSB-er Albert Johan Backer.
Conflicten
Behalve problemen rond het gasbedrijf waren er nog andere strubbelingen geweest. Sloet had zich hevig verzet tegen de benoeming van raadslid Spaansen door de gemeenteraad, als tijdelijk wethouder.
Jaarboek 46, pagina 36
Sloet had een aanklacht tegen Spaansen ingediend bij de officier van justitie wegens belediging en droeg het raadsbesluit ter vernietiging voor. Hij vroeg de commissaris der Koningin Röell om hem te steunen, maar die liet de burgemeester ook in dit geval in het zand bijten. De benoeming van Spaansen werd goedgekeurd. Sloet constateerde onhoudbare toestanden in de raad en onder de ambtenaren. Er zou sprake zijn van polarisering. Het ontslag van directeur Van Hoeve en ook dat van gemeentesecretaris Van Lunen en raadslid Berlee kreeg hij toch niet voor elkaar.
In het Algemeen Handelsblad van 8 december 1940 werd Sloet in een artikel door de mangel gehaald. Zijn uitspraak, om de gemeente eens wat voortvarendheid in te blazen en ‘schoon schip’ te maken, werd aangehaald. Een te waarderen opvatting schrijft de krant, die inderdaad tot enige goede verbeteringen heeft geleid: “Maar de burgemeester bleek niet in staat zijn eigen voortvarendheid te remmen toen het ogenblik daarvoor was aangebroken. Door de mislukking van zijn ingrijpen verviel hij tot minder welwillende en daarna zelfs beledigende uitlatingen tegenover mensen die hem zijns inziens in de weg stonden.”
Sloet protesteerde bij de Duitse autoriteiten tegen ditartikel, maar vond geen gehoor, ook niet bij Albert Johan Backer … De nieuwe NSB commissaris noemde de betreffende journalist zelfs een eerlijk en rechtschapen mens.
De anti-Duitse opstelling van de krant eindigde een half jaar later wel met het ontslag van de redactie.
Het einde van het Gasbedrijf
Burgemeester Sloet voelde zich steeds meer gesterkt in zijn mening dat het gasbedrijf voor de kleine gemeente in financieel opzicht een blok aan het been zou worden. Van Hoeve daarentegen vocht voor ‘zijn’ bedrijf en werd daarin gesteund door een ruime meerderheid in de gemeenteraad.
In de raadsvergadering van 18 oktober 1940 eiste de burgemeester dat de gemeenteraad Van Hoeve oneervol zou ontslaan, vooral omdat hij de financiële positie van het gasbedrijf zou verhullen en niet wilde meewerken aan een accountantsonderzoek. Zijn voorstel werd met twee stemmen voor en zeven tegen verworpen. Men wil de directeur eerst zelf horen.
Nadat vanaf september 1941 de bezetter de gemeenteraden had opgeheven (de NSB was vanaf dat moment de enige toegestane partij), en alle bevoegdheden naar de burgemeesters waren overgeheveld, ontsloeg Sloet op 11 november 1941 Van Hoeve alsnog en gelastte hem de dienstwoning vóór 31 december 1941 te verlaten.
Het ging daarna snel bergafwaarts met het bedrijf. In 1942 nam het Gasbedrijf van Beverwijk de gasvoorziening over maar de productie moest al snel gestaakt worden vanwege een gebrek aan steenkool.
De strijd tussen de baron en de gasdirecteur was na het ontslag nog niet voorbij en er volgde een rechtszaak, waar Sloet zich vanuit zijn nieuwe functie in Den Bosch nog steeds mee bemoeide. Van Hoeve werd op 1 augustus 1943 door de rechtbank in het gelijk gesteld. Op dezelfde datum aanvaardde hij de functie van directeur Gasbedrijf in Leerdam.
Na de oorlog werd hem vanwege zijn deskundigheid gevraagd om de definitieve regeling van de overname door het gasbedrijf van Beverwijk te begeleiden. Er kwam in 1949 een overeenkomst tot stand, waarbij Castricum een aandeel in de exploitatie-uitkomsten behield. In het 14e jaarboek van Oud-Castricum (1991) is de hele geschiedenis nauwgezet beschreven.
De gemeenteraad besloot enkele jaren geleden het gemeentelijk aandeel in Eneco (inmiddels 0,573 procent) te verkopen. Dat leverde maar liefst 23,5 miljoen euro op.
Nu herinnert, behalve de gemeentekas, alleen de Gasstraat nog aan nog aan de roerige strijd die zich rond het bedrijf heeft afgespeeld.
Sloet burgemeester van Den Bosch
Op 29 augustus 1941 kreeg Van Lanschot ontslag als burgemeester van Den Bosch wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, en op 28 november werd Van den Clooster, baron Sloet tot Everlo, tot zijn opvolger benoemd. Net als in het oude bestel waren adelijke titels een belangrijke pré voor promotie.
De installatie vond plaats op 20 december 1941. Ook zijn moeder en zuster waren erbij. In de stad waren circulaires verspreid met oproepen om weg te blijven bij de installatie van ‘landverrader Sloet’. De burgemeester, in NSB-uniform, overeenkomstig het standaardprotocol, sprak vanaf het bordes van het stadhuis de bevolking toe. Hij verzekerde de Bosschenaren dat Den Bosch nationaalsocialistisch geregeerd zou worden. De W.A. (Weer Afdeling, de knokploeg van de NSB) en de Jeugdstorm defileerden.
Een van de eerste initiatieven van de nieuwe burgemeester was de organisatie van kamermuziekavonden, om de verhouding met de bezetters te verbeteren en de eenheid te bevorderen.
Het heeft niet tot succes geleid. Op een van de muziekavonden heeft hij een speech gehouden, waarbij hij de verzekering gaf dat het gehele Nederlandse volk rekende op terugkeer van de Oranjes ná de oorlog.
Jaarboek 46, pagina 37
Volgens een verklaring van wethouder Hengst (op 7 mei 1946) is dit het laatste muziekavondje geweest. Om het kunstleven in de stad te bevorderen nam Sloet in een later stadium het initiatief om een Stedelijke Commissie voor Kunstzaken op te richten. Kunst en cultuur hadden duidelijk zijn belangstelling.
Ontslag
Net als in Castricum had Sloet in Den Bosch regelmatig conflicten met ambtenaren, collega-bestuurders en de provincie. Na drie maanden begon Sloet ook nog eens in zijn politieke overtuiging te wankelen. Hij verzette zich tegen de inmenging van NSB-ers bij het bestuur. Al spoedig lag hij met het overgrote deel van de NSB overhoop. Wethouder Meuwesse verklaarde na de oorlog: “Meer dan eens heb ik hem horen schelden en zich in krachtige bewoordingen horen afzetten tegen de NSB.”
Het Nationaal Socialisme bracht niet de vooruitgang die hij ervan had verwacht en hij keerde zich steeds meer tegen deze ideologie. Dat bleek ook uit diverse bestuursdaden. Om aanwijzing voor de ‘Arbeitseinsatz’ in Duitsland te voorkomen, zorgde Sloet ervoor dat een groot aantal personen in de ‘gevaarlijke’ leeftijd de aantekening ‘gemeenteambtenaar’ op hun persoonsbewijs kregen. In enkele gevallen slaagde hij er in om Joodse inwoners uit de handen van de bezetter te houden. Na de oorlog legden onder anderen de rector van het Joods lyceum Cohen en de opperrabbijn Heertjes positieve verklaringen over hem af. Ook samenwerking met de illegaliteit schuwde hij niet.
Op 3 maart 1942 werd Sloet voor drie maanden geschorst wegens ondisciplinair gedrag tegenover de gemachtigde van NSB-leider Mussert. Op 14 mei 1942 diende Sloet zijn ontslag in als NSB-lid. In overleg met de nog zittende wethouders meldde hij zich vervolgens aan als begunstigend lid van de SS, om burgemeester van Den Bosch te kunnen blijven en het belang van de stad nog zo lang mogelijk te kunnen dienen. De nog zittende wethouders steunden hem daarin, omdat er anders een echte nationaal-socialist benoemd zou worden. Toen de SS eiste dat hij actief zou moeten worden en het insigne zou moeten dragen, beëindigde hij in november 1942 zijn lidmaatschap.
Het had ruim een half jaar geduurd. Per 30 juni 1943 volgde zijn ontslag als burgemeester.
Wethouder onderwijs en financiën mr. Hengst verklaarde na de oorlog dat hij zich geen on-Nederlandse daad van Sloet kon herinneren: “Speciaal in het laatste jaar van zijn burgemeesterschap was hij fel anti-duits en het is mij een raadsel dat hij niet in een concentratiekamp is beland.”
De gemeentesecretaris Van der Marck oordeelde: “Sloet was te onevenwichtig om een goed burgemeester te zijn, maar hij had er wel voor gezorgd dat de stad na zijn’ bekering’ nog ruim een jaar een zuiver NSB-bewind bespaard bleef.”
Jaarboek 46, pagina 38
Arrestatie
In september 1944 begon de bevrijding van Zuid-Nederland door de geallieerden, als onderdeel van de operatie ‘Market Garden’. Op 13 mei 1944 was ambteloos burger Sloet getrouwd met Louise Pauline van Linden Tol. Van de wittebroodsweken kwam niet veel terecht. Ze werden op 16 mei 1944 door de Duitsers uit hun huis gezet. Ze moesten evacueren en vonden tenslotte in Hoogland een onderkomen, en ook daar was de oorlog niet ver weg. Op 23 april 1945 werd Sloet gearresteerd en uitgebreid verhoord. De geboorte van zijn dochter in augustus van dat jaar heeft hij niet mee kunnen maken.
In Castricum deed politieman Ger van Weel onderzoek voor de Politieke Opsporingsdienst. Hij hoorde maar liefst 35 getuigen, waaronder de artsen Leenaers en Van Nievelt, politiecommandant Reinders, uitgever van de plaatselijke krant Nagengast, raadsleden en gemeenteambtenaren.
Klaas Reinders verklaarde dat Sloet hem als eerste verteld had dat commissaris Röell met ontslag gedreigd had en dat hij daarom tot de NSB zou zijn toegetreden. Uit de verhoren kwamen weinig nieuwe bijzonderheden, of het zouden de conflictueuze situaties moeten zijn, waarin hij regelmatig verzeilde.
In april 1946 werd Sloet in het interneringskamp in Vught geplaatst en van daaruit op verschillende plaatsen tewerkgesteld. Op 20 februari 1947 kwam hij weer vrij. In een verzoekschrift, dat zijn advocaat mr. Van der Grinten voor hem had opgesteld, werden diverse positieve daden uit zijn burgemeesterschap opgesomd en ook persoonlijke omstandigheden aangevoerd. Bij het bombardement op het Bezuidenhoutkwartier in Den Haag was zijn moeder Josephine Gompertz omgekomen, zijn schoonouders werden gewond bij een bombardement in Velp, zijn zuster, zwager en twee kinderen kwamen in Venlo om en zijn broer werd vermist.
Op 28 april 1948 werd Sloet door het bijzonder gerechtshof van Den Bosch ontzet uit het recht om burgemeester, raadsman of gerechtelijk bewindvoerder te zijn en ook het recht om te kiezen of verkiesbaar te zijn werd hem ontnomen.
In oktober 1950 is hij door minister Struyken hersteld in zijn rechten. Hij bouwde een praktijk op als advocaat en procureur in Den Haag en ontpopte zich ook als tekenaar en kunstschilder. De passie voor kunst heeft zijn dochter van hem meegekregen. Haar werk als beeldend kunstenaar is in verschillende musea opgenomen.
Ze bewaart goede herinneringen aan haar vader. Voor zijn cliënten zette hij zich als advocaat volledig in. In het gezin werd nooit meer gepraat over de oorlogsjaren, behalve dan over de tijd van de evacuatie en het geweld dat de familie had meegemaakt.
Mr. Constant Arnold Franciscus Herman Willy Bernard van den Clooster, baron Sloet tot Everlo overleed in Den Haag op 17 oktober 1977 op 79-jarige leeftijd.
Bronnen:
- Artikelen over Castricum in oorlogstijd. 8e Jaarboekje Oud-Castricum, 1985;
- ‘Goed’, ‘Fout’ en ‘Grijs’ Burgemeesters van ‘s-Hertogenbosch voor en in de oorlog, Bossche Bladen jrg 6 (2004);
- Kok, René, Wegens bijzondere omstandigheden. ’s-Hertogenbosch in bezettingstijd 1940-1944, 2008;
- Nationaal Archief, Den Haag;
- Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie, Amsterdam; Regionaal Archief Alkmaar;
- Romijn, Peter, Burgemeesters in oorlogstijd, Besturen tijdens de Duitse bezetting, 2006:
- Zuurbier, Simon, De gasfabriek, 14e Jaarboekje (1991).
- Verschenen jaarboekartikelen over burgemeesters:
- Boreel van Hogelanden, Jacob (burgemeester 1877-1888)
- Kieft, Pieter (burgemeester 1813-1836)
- Lommen, Piet (burgemeester 1918-1936)
- Nuhout van der Veen, Joachim (schout 1780-1814)
- Quack, Jan de (burgemeester 1837-1852)
- Rendorp, Jacob (burgemeester 1852-1868)
- Sloet, Constant (burgemeester 1937-1945)
- Smeets, Corneille (burgemeester 1945-1968)
- Zaalberg, Hermanus (burgemeester 1868-1869)