20 februari 2023

Slagers (Jaarboek 36 2013 pg 59-69)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 36, pagina 59

De slagers in ons dorp

Voor de slagerij van Klaas de Beurs aan de Van Oldenbarneveldweg in 1922
Voor de slagerij van Klaas de Beurs aan de Van Oldenbarneveldweg in 1922

In de serie over de middenstanders, waarmee in 2011 werd gestart (bakkers en melkboeren), zijn dit keer de slagers aan de beurt die ons dorp in zo’n 100 jaar heeft gekend. Ook hiervoor geldt dat het aantal winkels in de loop der tijd is teruggelopen. Rond 1950 bestonden er zo’n acht slagerijen op een inwonertal van 9.000. Momenteel (in 2013) tellen we er bij circa 23.000 inwoners nog vijf.

De slagers die zich hier in de vorige of deze eeuw hebben gevestigd en de straten waarin zij hun zaak hadden of hebben

Admiraal, Cees, Jan en Peter: Dorpsstraat
Besteman, Theo: Burgemeester Mooijstraat
Beurs, de, Klaas: Van Oldenbarneveldweg
Biskanter, Leendert: Dorpsstraat
Borre, van, Hans: Burgemeester Mooijstraat
Burgering, Jacob: Bakkummerstraat
Castricum, Jan senior, Dirk, Jan junior en Aad: Breedeweg
Castricum, Ber: Burgemeester Lommenstraat
Doornbosch, Jos: Anna Paulownastraat
Goeman, Aad: Burgemeester Mooijstraat
Goudsblom, Friso: Van Oldenbarneveldweg
Groot, Gerard: Dorpsstraat
Haaster, van, Niek: Burgemeester Mooijstraat/Kooiplein
Hourik, Piet: Vinkebaan
Huiberts, Jan: Vinkebaan/Van Oldenbarneveldweg
Jonker, Jan, Henny en Nico: Vinkebaan/Bakkummerstraat
Lakenman, Seger: Van Oldenbarneveldweg/Dorpsstraat
Meer, van der, Theo: Dorpsstraat
Ostheimer, Jan: Vinkebaan
Poel, van der, Mark: Geesterduin
Schipper, Cees en Jacco: Dorpsstraat
Sneekes, Cor en Ber: Burgemeester Mooijstraat
Snel, Jan: Van Oldenbarneveldweg
Staal, Jan: Dorpsstraat
Stolp, Hans: Kooiplein
Swart, Henk: Bakkummerstraat
Webbe, Piet: Van Oldenbarneveldweg
Woude, van der, Hendrik en Piet: Dorpsstraat
Wuis, Cor: Dorpsstraat
Zijpe, Jacoba: Van Oldenbarneveldweg


Jaarboek 36, pagina 60

Cees de Wildt in 1964.
Cees de Wildt in 1964.

Cees de Wildt, 54 jaar slagersknecht bij Admiraal

De Uitgeester Cees Admiraal (1885-1965) vestigde zich als slager in Castricum in 1911. De zaak ging over op zoon Jan (1918-1992) en is sinds 1985 in handen van diens zoon Peter (1950).

De familie heeft maar liefst 54 jaar een trouwe knecht in dienst gehad in de persoon van Cees de Wildt (1943). In een bijeenkomst van de Verhalenvertellers bij Oud-Castricum op 28 februari 2012 deed hij zijn belevenissen uit de doeken:
“Ik kom uit een gezin van 14 kinderen dat in Uitgeest woonde. Omdat we het niet breed hadden, moesten we zo snel mogelijk werk zoeken. Op 13-jarige leeftijd kon ik bij slager Jan Admiraal aan de slag. Mijn broers Willem en Jan werkten daar ook al. In het begin moest ik alle voorkomende werkzaamheden doen, zoals hakmessen schuren, benen afkrabben en boodschappen bezorgen. Maar ook het gras maaien hoorde tot mijn taken.

Toen ik wat ouder was mocht ik de slagersopleiding volgen en leerde ik onder andere worst maken en slachten. Nadat ik slagersgezel was geworden hielp ik vaker mee inde slagerij en had ook meer contact met de klanten. Over het aantal uren, datje werkte, werd niet gesproken. Soms duurde een dag wel 12 uur. Het was altijd vroeg beginnen en als je klaar was, ging je naar huis. Ik begon met een weekloon van zeven gulden en daarbij was de kost gratis.

Een bijzondere gebeurtenis was het slachten van kalveren. Die mochten niet vervoerd worden en daarom moest dat op dinsdagmiddag tussen 12 en 13 uur tijdens de schaft van de politieagenten gebeuren. De kalveren werden dan met de transportfiets bij de boeren opgehaald.

Later deed ik ook aan ‘klanten horen’, oftewel het opnemen van bestellingen bij de mensen thuis. Dat was een omslachtige procedure, want ze waren er vaak niet. Het was ook lastig, omdat sommigen per week van slager wisselden. Het klantenbestand werd wel groter door de uitbreidingen van ons dorp. Admiraal heeft trouwens nu nog klanten die ik heb aangebracht.

Ik ging ook ‘brieffies lopen’. Dat hield in dat ik bij de klanten langs ging om af te rekenen. Meestal werd er later betaald en soms moest je wel drie keer naar hetzelfde adres. Het bezorgen stopte in 1964 toen de supermarkten kwamen opzetten.

Over de verdeling van de vakantieweken werd ieder jaar vergaderd met alle slagers. Er kwam echter nooit wat van terecht, want ze kregen altijd ruzie.

In die 54 jaar heb ik van alles meegemaakt. Ik zal nooit de strenge winter van 1963 vergeten. Dat was een hel. Alles was bevroren en het bezorgen kostte veel tijd, omdat je hele stukken niet kon fietsen. Om de kou te vergeten, begonnen mijn broers en ik maar in de slagerij te zingen en dat was in de wijde omgeving te horen.

Het was een mooie tijd en ik heb altijd met veel plezier bij Admiraal gewerkt tot ik in 2010 afscheid nam. Wel is het jammer dat er van het vak eigenlijk weinig is overgebleven.”

Jan Jonker voor zijn slagerij aan de Vinkebaan.
Jan Jonker voor zijn slagerij aan de Vinkebaan.

Willem Borst of Johanna’s Hof zouden zondags wel eens kunnen bellen

Jan Jonker (1911-1984) uit Wijdewormer nam vlak na zijn huwelijk met Agie de Wolf in november 1936 van Piet Hourik een slagerij over aan de Vinkebaan 24. Het vak had hij geleerd bij slager Mul in Purmerend.

Erg lang heeft het echtpaar, dat gezegend werd met 14 kinderen, niet van de winkel en woning kunnen genieten, want in 1942 werd het pand door de Duitsers gevorderd en afgebroken. Het gezin evacueerde naar De Rijp en kon in 1947 terugkeren naar Bakkum, zij het in een noodwinkel aan de Bakkummerstraat 36, omdat een definitieve winkel op nummer 11 pas in 1952 kon worden opgeleverd.

De oudste dochter Agaath (1937) werkte vanaf haar 14e tot haar 66e in de zaak en blikte terug:
“Moeder hielp ook zoveel mogelijk mee, terwijl er toch bijna elk jaar een kind kwam. Alle kinderen deden na schooltijd en op zondag de bestellingen. Natuurlijk hadden ze daar vaak geen zin in en daarom renden de jongens weg om te gaan voetballen zodra de telefoon ging. Voor ons was er altijd eten genoeg, maar we kenden ook armoede, vooral in de vastentijd waarin er bijna niets verkocht werd.”


Jaarboek 36, pagina 61

Zoon Nico (1939) haakte daarop in: “Op een gegeven moment had ik een oude Berini, waarmee ik bezorgde. Die brommer mocht ik van mijn vader echter niet bij de klanten voor de deur zetten, want anders mochten ze misschien denken dat het te goed ging met de zaken …”

Een advertentie uit de jaren 1940.
Een advertentie uit de jaren (negentien) veertig.
Jan Jonker en negen van zijn tien zoons in de winkelbegin jaren (negentien) zestig.
Jan Jonker en negen van zijn tien zoons in de winkelbegin jaren (negentien) zestig. Van links naar rechts staand vader Jan, Hennie, Nico, Gerard, Cor en Theo; gehurkt: Wim, Peter, Jos en Frans. Zoon Jan ontbreekt op de foto.

Oudste zoon Hennie (1938) wist ook nog best hoe zwaar het slagersvak vroeger was: “Mijn vader kocht zijn vee op de markt in Schagen en Purmerend en ging daar af en toe met de fiets heen. Hij liep altijd op klompen en bewaarde zijn geld in een knip die met een kettinkje om zijn hals hing. De beesten die thuis werden bezorgd, doodde vader een dag later met een schietmasker. Vroeger handelde hij ook in ‘nuchtere kalveren’, die hadden nog geen gras gegeten. Kouwe Bal Lute kocht ze overal op en verkocht ze weer door.

Het volledige gezin Jonker voor de zaak aan de Bakkummerstraat begin jaren 1980.
Het volledige gezin Jonker voor de zaak aan de Bakkummerstraat begin jaren (negentien) tachtig.

Jaarboek 36, pagina 62

Ik werd er dan op uitgestuurd om ze een voor een met de transportfiets op te halen. Het kalf ging dan in de grote mand voorop en het is me een keer bij de spoorwegovergang bij Kornman overkomen dat het dier eruit sprong. Later kreeg ik ‘m toch weer te pakken.”

Naast het werk in de slagerij had Jan Jonker ook de zorg voor het op peil houden van zijn klantenbestand.

Agaath: “Op maandag ging hij ’s middags en ’s avonds bestellingen bij de mensen opnemen. Toen het wat slechter ging, kon hij altijd bouwen op goede klanten in Noord-Bakkum en Egmond-Binnen, waarvan hij zei: die hebben mij gered”.

Nico vulde aan: “Zondags bleef vader altijd thuis, want Willem Borst of Johanna’s Hof zouden wel eens kunnen bellen voor een paar biefstukken en dan ging ie die ook brengen.”

Toen in januari 1968 de btw werd ingevoerd, vond Jan Jonker het welletjes en deed de slagerij over aan zijn zoons Hennie en Nico. Zij vernieuwden het pand totaal, dat anderhalf maal zo groot werd. Van de overige kinderen werkten de zoons Wim en Peter en zus Ria ook in de zaak en de rest koos een andere weg. Ook Alie, de echtgenote van Hennie, sprong af en toe bij. Het ging zo goed met de zaken dat Hennie en Nico het in 1973 aandurfden om een tweede slagerij in Limmen te openen.

Sportverslaggever Theo Koomen bezocht de slagerij in 1982 voor een interview met AZ-voetballer Jos Jonker.
Sportverslaggever Theo Koomen bezocht de slagerij in 1982 voor een interview met AZ-voetballer Jos Jonker.

In 1982 bracht de bekende sportverslaggever Theo Koomen een bezoek aan de winkel in Bakkum vanwege een interview met zoon Jos, die in die tijd zijn gloriejaren bij AZ’67 doormaakte. Voetballen konden ze namelijk allemaal, zodat het een keer voorkwam dat er zes Jonkers in het eerste elftal van Vitesse stonden.

Op 5 juli 2003 sloot slagerij Jonker definitief haar deur aan de Bakkummerstraat 11 en gingen Hennie en Alie met pensioen.

“Er zijn geen opvolgers en de slagerij is op deze plek niet levensvatbaar”, zo schreef het Nieuwsblad voor Castricum.

Jan Castricum had zijn winkel en slachterij op Breedeweg 36 tot het pand in 1970 werd gesloopt.
Jan Castricum had zijn winkel en slachterij op Breedeweg 36 tot het pand in 1970 werd gesloopt.

Het ‘vrijbankvlees’ van de noodslacht moest direct verkocht worden

Aan de Breedeweg zaten vroeger ook slagerijen. Jan Castricum (1881-1959) begon op nummer 36 een winkel met daarachter een slachterij. Het pand werd in 1970 gesloopt voor een wegverlegging bij het zwembad. Jan senior was niet alleen slager, maar ook noodslachter en veeverloskundige.

Zijn zoon Dirk (1916-1965) trad in de voetsporen van vader en vestigde zich rond 1950 als slager op Breedeweg 16. Dirk kreeg met Cornelia Zonneveld negen kinderen. Met de oudste dochter Cornelia (1943) en de jongste Sandie (1949) hadden wij een gesprek over de slagersfamilie.

Cornelia: “Mijn vader was ook paardenslager. Daarvoor had hij de licentie overgenomen van Jan Huiberts die een zaak had aan de Vinkebaan totdat die in de oorlog werd afgebroken. Net als opa Jan was vader ook veeverloskundige. Hij werd daarom regelmatig opgetrommeld door boeren om dieren ‘af te halen’. Ik was een jaar of 15 en toen moest ik met mijn vader mee om te helpen bij de geboorte van een biggetje, omdat zijn handen te groot waren om bij het varken naar binnen te gaan. Ook bij een schaap heb ik nog een keer geassisteerd.”

Zoals bij de meeste middenstandsgezinnen werden de kinderen van Dirk Castricum zoveel mogelijk ingeschakeld om hand- en spandiensten voor de slagerij te verrichten. Sandie herinnerde zich dat nog goed:
“Op woensdagmiddag moesten we klanten horen (zie verhaal Cees de Wildt) en vrijdag en zaterdag gingen we weer naar ze toe om te bezorgen. Ze kwamen uit heel Castricum, Bakkum, Limmen en Heemskerk.

Ook hielpen we bloedworst maken. Daartoe werd eerst een grote kuip gevuld met varkensbloed, rogge, spekkies en kruiden. Na goed roeren werd het mengsel in kunstdarmen gegoten en daarna werd alles in een ketel gekookt. Het schoonmaken van de zaak behoorde ook tot onze taken. Behalve de vleeskeuring werd er door een keurmeester ook op hygiëne gecontroleerd. Alles werd daarom intensief geboend met kokendheet water en het ontsmettingsmiddel halamid.


Jaarboek 36, pagina 63

Het hakblok werd schoongemaakt met een ijzeren krabber, waardoor er steeds een laagje vanaf sleet tot het zo klein werd dat het blok moest worden vervangen.“

De winkel van Aad Castricum in de jaren (negentien) tachtig aan de Breedeweg 16.
De winkel van Aad Castricum in de jaren (negentien) tachtig aan de Breedeweg 16.

Jan Castricum stond in het dorp bekend als Jan ‘de Kat’.
Cornelia: “We weten het niet zeker, maar het verhaal ging altijd dat opa in de oorlog ook katten slachtte en verkocht als konijnenvlees.

Ook bijzonder was dat mijn opa en vader ‘vrijbankvlees’ verkochten. Dat was afkomstig van de noodslacht die werd toegepast op dieren die wat mankeerden of bijvoorbeeld getroffen waren door de bliksem. Miel van de Velde, die jarenlang voor zowel opa als mijn vader werkte, ging dan als omroeper het dorp door met een bel om de vrijbank aan te kondigen. Het vlees moest namelijk direct vanuit de slachterij verkocht worden.”

Dirk Castricum achter het hakblok.
Dirk Castricum achter het hakblok.

Behalve Miel van de Velde hielp moeder Cornelia ook altijd mee in de zaak. Nadat Jan junior (1944-2009) vanaf zijn 17e de slagerij dan ruim tien jaar had gerund en in 1973 naar Huizen vertrok, nam zijn broer Aad (1952) het bedrijf over en stak dat begin jaren (negentien) tachtig nog in een nieuw jasje. De winkel van ‘Aad Cas’ werd echter voorgoed in 1988 gesloten, toen door de opkomst van de supermarkten de slagerij niet meer loonde. Daarmee kwam ook een einde aan de gevaren waaraan de slager volgens zijn zusters bloot stond.

Cornelia: “Aad hing eens een bout vlees aan een haak, terwijl hij een mes in zijn hand had. De bout zakte echter door de haak heen, waardoor het mes in zijn lies schoot. Aad werd afgevoerd naar het ziekenhuis, want hij bloedde als een rund …”

Ook Sandie vertelde in dit verband nog het volgende: “Moeder wilde een keer een uitbeenmes opbergen in een messenblok, maar dat ging mis met als gevolg dat ze het mes in haar voet kreeg, wat veel pijn en grote paniek veroorzaakte!”

Veranderingen

Een deel van het gezin van Dirk Castricum.
Een deel van het gezin van Dirk Castricum. Van links naar rechts dochter Cornelia, zoon Jan, knecht Miel van de Velde, moeder Cornelia en Dirk.

In het slagersvak is de afgelopen honderd jaar veel veranderd. In de eerste plaats slachtte men vroeger zelf het vee. Nu komt dat nauwelijks meer voor. Tegenwoordig kopen veel slagers een geslacht varken of rund bij een slachterij en verwerken dat dan zelf. Allerlei moderne machines staan de slager hiervoor ter beschikking.

In de tweede plaats is de huidige slagerij al lang niet meer te vergelijken met een winkel van vóór 1950. Toen waren het de rook-, bloed- en leverworsten en


Jaarboek 36, pagina 64

de nog niet gesneden hammen en speksoorten die het winkelbeeld bepaalden.

Slagerij Burgering vroeger ...
Slagerij Burgering vroeger …

Agaath de Groot (1922) woonde vele jaren op de Bakkummerstraat 75. Zij is een dochter van Willem de Groot, die alom bekend stond als kolenhandelaar en later eigenaar werd van een slijterij en café De Duinstreek.

Agaath vertelde ons haar ervaringen met de slagers:
“Als kind kwam ik, voor we naar de Augustinusschool gingen, langs Huiberts op de Vinkebaan die paarden slachtte en ze eerst neerschoot met een schietmasker. Ik wilde eigenlijk nooit kijken, maar werd aangespoord door mijn broers Kees, Jan en Gerard om dat toch te doen. Wij kochten bij Huiberts alleen paardenbiefstuk, die heerlijk was. Ander paardenvlees vonden we niet lekker en dus haalden we het gewone rund- en varkensvlees bij de weduwe De Beurs, Burgering of Jonker. Mijn vader ging trouwens vaak naar slager Admiraal in het dorp. Daar stond altijd een zak met ‘peukenworst’ (de eindstukken die niet verkocht werden) voor hem klaar, die ‘de zakworst voor Willem van Hug’ werd genoemd.

Ik zie nog zo voor me dat het vlees in de winkel van de bout werd afgesneden en een biefstuk op het hakblok mals werd gemaakt. Ja, wat at je: een bal gehakt of draadjesvlees. Een carbonaatje op brood was een feest bij ons thuis. Met de kerst hadden we vaak rollade. Bij de zuurkool kregen we een stukkie pekelspek, terwijl in de snert een varkenskluif of -pootje ging.

Jonker mocht zich in de jaren (negentien) zeventig topslager noemen en toen kon je meedoen aan een landelijke slagzinactie. Mijn zuster Gré zag dat wel zitten. Aan de begin woorden ‘Ik koop altijd vlees bij een topslager omdat …’ voegde zij toe: ‘mijn hond het zo lekker vindt!’. Hennie Jonker moest er wel om lachen, maar m’n zuster won natuurlijk geen prijs …”

... en nu. Slagerij van der Poel, Geesterduin 16;
… en nu (in 2013). Slagerij van der Poel, Geesterduin 16.

Vandaag de dag worden aan de consument vele kant-en-klare vleesproducten, eigengemaakte maaltijden, soepen, salades, belegde broodjes en vele honderden soorten vleeswaren aangeboden, aantrekkelijk uitgestald in koelvitrines.

De specialiteiten in de slagerij worden ook steeds meer afgestemd op feestdagen en andere bijzondere gelegenheden. Barbecueschalen in de zomer, oranje worstjes voor bij de borrel tijdens het WK-voetbal, feestelijk opgemaakte gourmetschalen, salades voor de kerst enzovoorts.

Naast de gewone slagers en de keur- en topslagers kennen we sinds enige jaren de biologische of groene slagers, die zich onderscheiden met biologische vleessoorten en vleeswaren. Bij de productie hiervan wordt extra aandacht besteed aan de natuur, het welzijn van het dier en de gezondheid van de mens en er worden geen conserveringsmiddelen en chemisch-synthetische kleur-, geur- en smaakstoffen gebruikt.


Jaarboek 36, pagina 65

De winkel van Piet Webbe toen hij er pas in zat.
De winkel van Piet Webbe toen hij er pas in zat.

Een liter jenever voor de beste sukadelapjes

IJmuidenaar Piet Webbe (1941) werkte in de slagerij van vader Jan. Hij begon al op zijn 14e en wilde, toen hij 30 was, graag voor zichzelf beginnen. Een geschikt pand in Bakkum werd hem min of meer in de schoot geworpen, zoals Piet vertelde:
“Ik hoorde van mijn kapper, die familie was van slager Jan Snel, dat diens slagerij aan de Van Oldenbarneveldweg 22 te huur of te koop stond en ik ben er toen meteen achteraan gegaan. Op 17 juli 1972 zijn mijn vrouw Dora en ik daar gestart. We hebben het pand eerst gehuurd, maar omdat we wilden verbouwen, hebben we de zaak na drie jaar gekocht. De winkel werd toen twee keer zo groot en ook de bovenwoning werd een stuk uitgebouwd. Burgemeester Van Boxtel heropende de slagerij op 12 juni 1975 en ter gelegenheid van onze nieuwe zaak liet ik in de zomer van dat jaar een reclamevliegtuigje langs de kust vliegen. Dat was in die tijd toch wel bijzonder voor een kleine zelfstandige.”

Heropening van de zaak door burgemeester Van Boxtel in 1975.
Heropening van de zaak door burgemeester Van Boxtel in 1975.

Piet volgde, voor hij zich in Bakkum vestigde, opleidingen aan de slagersvakschool in Haarlem en Utrecht, maar ook als zelfstandig slager hield hij zijn kennis op peil:
“Ik heb nog diverse cursussen gevolgd, zoals die van leraar slagersvakonderwijs, keurmeester en examinator. Later werd ik ook keurmeester bij de Inspectie Ambachtelijke Slagerijproducten (IAS). Daarnaast was ik lid van het landelijke ‘Worstmaakers-Gilde’ en sleepte prijzen in de wacht voor het maken van gekookte worst, leverworst, achterham enzovoorts.”

Zoals ook doorgaans in andere middenstandswinkels het geval was, kon Piet altijd rekenen op hulp van echtgenote Dora:
“Ik ben een bakkersdochter, dus was wel gewend om in een winkel te werken. Ook heb ik in de zaak van mijn schoonouders gestaan. Onze kinderen Ellen (1967) en Jan (1969) hielpen in hun schooltijd elke dag om 18 uur mee om de slagerij schoon te maken.”

Hoewel er in Bakkum nog twee slagers waren te vinden, heeft het echtpaar Webbe weinig last gehad van concurrentie.
Piet: “Onze klanten zaten door heel Bakkum en Castricum en ze kwamen ook van het kampeerterrein. Dat was vaak lachen in de winkel. In de jaren (negentien) tachtig waren er Amsterdammers die een toneelstukje opvoerden over wie er aan de beurt was en daar zogenaamd ruzie overmaakten. Ik heb uiteindelijk toch maar een nummertjes-automaat aangeschaft.

Een vrouw uit de Jordaan wilde de beste sukadelapjes hebben, dus van het ‘goeie kantje van de koe’, zoals wij slagers zeggen. Daar gaf ik gehoor aan en als dank stond er van haar aan het eind van het seizoen een liter jenever op het hakblok!”

Per 1 januari 1996 verkochten Piet en Dora hun slagerij aan Friso Goudsblom (1970), die als 16-jarige bij hen het vak ging leren. De slagerij ging dicht in 2008.


Jaarboek 36, pagina 66

Slagerij Webbe wint de tweede prijs voorgekookte hamsoorten.
Slagerij Webbe wint de tweede prijs voorgekookte hamsoorten. Van links naar rechts Piet, zijn echtgenote Dora en winkelhulp Alice Kramer.

Piet: “Na 40 jaar in het slagersvak was ik ‘consumenten-moe’ en kreeg ook lichamelijke klachten. Tegelijkertijd ben ik afgetreden als voorzitter van de Winkeliersvereniging Bakkum ’75. Ik heb die functie in 1990 overgenomen van Ab Weda. Het was een mooie tijd toen we hier nog 18 winkels telden …”

Zo zag de winkel er in de jaren (negentien) tachtig uit.
Zo zag de winkel er in de jaren (negentien) tachtig uit.

Jaarboek 36, pagina 67

Cor Sneekes, echtgenote Trien met één van de kinderen en knecht Gerrit Kuijs rond 1930.
Cor Sneekes, echtgenote Trien met één van de kinderen en knecht Gerrit Kuijs rond 1930.

Gebakken uier lekkerder dan biefstuk van de haas

Nadat de boerderij van Jaap Schotvanger aan de Burgemeester Mooijstraat 29 in 1926 was gesloopt, werd Cor Sneekes (1903-1977) uit Alkmaar eigenaar van de grond en liet er een winkelpand met woning bouwen om samen zijn echtgenote Trien Boon een slagerij te beginnen. In 1957 nam zoon Ber (1932-1990) de zaak over en zette deze tot 1972 voort. De zonen Siem (1933) en Jan (1940) werkten ook in de slagerij.

Advertentie van vlak na de oorlog.
Advertentie van vlak na de oorlog.

Jan: “Met 13 jaar beëindigde ik de achtste klas van de Augustinusschool en omdat vader een knecht nodig had, kon ik meteen bij hem aan de slag. Ik begon met horen en bezorgen, wat ik een jaar of zeven heb gedaan. Op mijn 16e ging ik een dag per week naar de slagersvakschool in Alkmaar en heb het vakdiploma behaald. Na de militaire dienst kwam ik op 20-jarige leeftijd terug in de zaak. Op dat moment wist ik al dat ik niet mijn leven lang slager zou blijven en ben ik vier jaar later ook overgestapt naar het vak

Jan Sneekes in de jaren 1960.
Jan Sneekes in de jaren (negentien) zestig.

Jaarboek 36, pagina 68

van woningstoffeerder. Mijn oudere broer Siem heeft ook een aantal jaren bij ons gewerkt, maar hij werd bakker en ging uiteindelijk emigreren.

In de beginjaren slachtte vader nog zelf. Ik ging ook een enkele keer mee naar de veemarkt in Alkmaar. Het gebeurde regelmatig dat ik met vrienden ging stappen in bijvoorbeeld Zwaagdijk of Schagen en ’s morgens vroeg bij ‘Kwartje koffie’ nog een biefstuk ging eten. Op een keer zag ik mijn vader en Ber voorbij komen, die op weg waren naar de markt in Alkmaar. Toen ik thuis was, kon ik nog een half uur slapen, want om 7.30 uur moest ik weer present zijn in de winkel.

Vader herinner ik mij vooral als een man die heel hard werkte. Tijdens de oorlog heeft hij in de hongerwinter veel mensen geholpen die stad en land afreisden om aan eten te komen. Zij mochten dan ook bij ons blijven slapen. Gelukkig hadden we een heel groot huis, want we waren ook nog eens met elf kinderen. Mijn broers en zusters moesten trouwens ook na schooltijd zoveel mogelijk helpen bij het schoonmaken van de slagerij en de bezorging.

Tot slot heb ik ook nog een verhaal over een klant in de Prins Mauritsstraat. Dat was een Indonesische vrouw die elke week vier kilo koeienuiers bestelde voor de hond. Ik kwam daar nooit aan de achterdeur, maar toen ik een keer aanbelde en er niet opengedaan werd, ben ik toch achterom gegaan. Het rook verschrikkelijk lekker in de keuken en toen ik haar vroeg wat zij aan het bakken was, luidde het antwoord: ‘Uiers voor onszelf, misschien wilt u ook eens proeven?’ Toen wilde ik ook een bordje, want ik had het nog nooit gegeten. Het is niet te geloven, maar ik vond het nog lekkerder dan een biefstuk van de haas!”

De slagerij van Jacob Burgering floreerde lang aan de Bakkummerstraat 91.
De slagerij van Jacob Burgering floreerde lang aan de Bakkummerstraat 91.

Als ik bij ‘Vogelwater’ aankwam, vlogen er een paar honden op mij af

Jacob Burgering (1901-1949) kwam oorspronkelijk uit Bergen en liet in 1929 een pand bouwen aan de Bakkummerstraat 91, waar hij zich met zijn echtgenote Lies Swart als slager vestigde. Hun zoon Jacob (1932-2007) werkte ook een aantal jaren in de slagerij, maar koos later voor de grote vaart. Hij trouwde in 1955 met de uit Friesland afkomstige Gré Zijlstra (1931), die de slagersfamilie ook bijstond als het nodig was:
“Ik werkte begin jaren 1950 op Duin en Bosch toen ik Jacob leerde kennen, die nog thuis woonde. Hij beheerste het slagersvak volledig, maar voelde er niet voor om de zaak over te nemen. Zijn vader overleed op jonge leeftijd in 1949 en toen zette Lies samen met een slagersknecht de zaak voort.

Ik kan mij nog herinneren dat de koeien en varkens gebracht werden en dat mijn schoonmoeder zelf achter het huis slachtte. Zij was een vrolijke vrouw en liep altijd op klompen. De slagerij liep erg goed, want er werden eersteklas waren verkocht.

Zelf stond ik in de winkel en hielp mee met worst maken. Het fijngemalen vlees ging dan in een grote trog en werd gemengd met kruiden en een bindmiddel. Via een trechter werd het mengsel in darmen gegoten. Als de worst klaar was, werd het eerste stukje aan het personeel gepresenteerd en dat smaakte als paling.

Ik bezorgde overal, tot de villa ‘Vogelwater’ in het duingebied aan toe. Als ik daar dan aankwam vlogen er direct een paar grote honden op mij af die natuurlijk het vlees roken.

Villa Vogelwater.
Villa Vogelwater gebouwd in 1891 als jachthuis. Staringweg 1 (duinen) in Egmond-Binnen. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Nadat mijn schoonmoeder in 1955 was overleden werd de slagerij overgenomen door Henk Swart, een volle neef


Jaarboek 36, pagina 69

van haar. De winkel werd door hem gesloten in 1977, waarna ook dit deel een woonbestemming kreeg.”

Henk Swart nam in 1955 de slagerij van Burgering over en runde deze met echtgenote Annie van Tiel tot 1977.
Henk Swart nam in 1955 de slagerij van Burgering over en runde deze met echtgenote Annie van Tiel tot 1977.

Slotwoord

Ook het slagersvak heeft in de laatste honderd jaar veel veranderingen ondergaan. Sprak men aanvankelijk van ‘vleeschhouwer’, in de tweede helft van de twintigste eeuw werd de slager meer en meer traiteur. Het vlees van de ambachtelijke slagerijen valt bij velen nog altijd in de smaak. En dan mag het ook best ietsje meer zijn!

Advertentie uit de (negentien)dertiger jaren.
Advertentie uit de jaren (negentien) dertig.

Hans Boot
Arend Bron

Bronnen:

  • Ÿ  Bergense Kroniek, 2010.
  • Ÿ  Edities Alkmaarsche Courant en Nieuwsblad voor Castricum.
  • Ÿ  Heideman H., De oude generatie van Bakkum en Castricum Deel 2 (1900-1950), 1994.

Met dank aan: Gré en Elly Burgering, Sandie Castricum, Cornelia de Graaf-Castricum, Agaath de Groot, Hennie en Nico Jonker, Jan Sneekes, Henk Swart, Piet en Dora Webbe, Cees de Wildt en Agaath de Zeeuw-Jonker.

2 februari 2023

Carnaval in Pieperduin (Jaarboek 36 2013 pg 48-58)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 36, pagina 48

Tien jaar carnaval in Pieperduin (1971-1981)

Carnaval in Pieperduin (Castricum).
Carnaval in Pieperduin (Castricum), 13 februari 1991. Foto Ad van de Velde. Toegevoegd.

Op 11 november om precies 11.11 uur begint telkenjare het carnavalsseizoen. Het feest dat zes weken voor eerste paasdag losbarst, wordt vooral gevierd in Noord-Brabant en in Limburg, maar in 1971 brak het virus ook uit in Castricum.

Nu, na 40 bestaansjaren, is het evenement tenslotte uitgemond in het huidige sociale carnaval voor mensen met een verstandelijke beperking van de ‘Stichting Sociaal Carnaval Castricum’. Carnavalsvereniging ‘De Windtrappers’ is op 11 november 2011 officieel opgeheven.

De herinnering aan de vele roemruchte prinsen,feesten en optochten is het waard te worden vastgelegd.

Orgelcomité

Sommigen noemen de rooms-katholieke Pancratiuskerk in Castricum ‘de kathedraal van Kennemerland’, anderen noemen haar een moedertjeskerk, vanwege dat koorzoldertorentje dat tegen de flank van de grote toren zit aangeplakt. Hoe het ook zij, gezegd moet worden dat het gebouw zo’n uitzonderlijke akoestiek bezit, dat de geboeide luisteraar snel de harde zit op de houten kerkbank vergeet.

Daarom was het jammer dat de kerk ongeveer 40 jaar geleden geen groot pijporgel bezat en men het moest doen met een jammerend Hammondorgeltje, dat – door enige loze pijpen aan het gezicht van de gelovigen onttrokken – slechts plastic muziek voortbracht. Muziek, die misschien hemeltergend, maar in ieder geval orentergend was.

Het orgel in de Pancratiuskerk.
Het David-orgel – gebouwd in 1953 – uit de Pancratiuskerk in Castricum is afkomstig uit de St. Antonius van Padua kerk te Eindhoven. Op 26 november 1972 is het orgel ingewijd en ingespeeld. Het oorspronkelijke Eindhovense orgel telde 25 registers maar door aankopen van 4 registers uit het orgel van de voormalige De Zaaier te Amsterdam werd de dispositie van het pedaal (voetklavier) uitgebreid. De heer Hubert Schreurs bouwde het orgel op, wijzigde de dispositie, intoneerde alle pijpen en zorgde dat de klank paste in de gunstige akoestiek van de St. Pancratius. In 1987 werd een nieuw register geschonken: een Vox coelestis (hemelse stem). In latere jaren volgden nog een Violon, een Cymbel en een Fluit harmoniek. Het orgel  telt nu 34 registers. Het Orgel- en Klokkencomite draagt de verantwoording voor het in goede staat houden van het orgel. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

Dat een aantal parochianen het initiatief nam de kerk aan een passend orgel te helpen was dan ook te verwachten. Dit ‘Orgelcomité’ bestond uit makelaar Nico Mooij, onderwijzeres Riekie Ostheimer, de latere koster Piet Kloes en André Balink, een student die zich in het orgelspel bekwaamd had. Deze personen organiseerden op zondag 12 december 1971 om 12.00 uur een vergadering in ‘De Harmonie’ op de hoek van de Burgemeester Mooijstraat en de Mient, waar thans een chinees restaurant gevestigd is.

Aanwezig waren Nico van Amsterdam, Dick Baltus, Theo Besteman, Cor Burgmeijer, Aad de Graaf, Han Knebel, Piet Kuijs, Piet van der Maat, Jan Mul, Cees de Nijs, Co Portegies, Jan Stet, Ben Zijlstra en de eerder genoemde leden van het Orgelcomité. Inderdaad waren al deze lieden vooraanstaande (en vaak ook vooraan knielende) katholieken. Het onderwerp van de bespreking was het verwerven van een kerkorgel uit Eindhoven, dat een houten beeld van koning David op het front droeg en daarom ‘Het Davids-orgel’ wordt genoemd. Een carnavalsfeestavond moest daarvoor geld opleveren.

Prins Carnaval met zijn staf (1972).
Prins Carnaval met zijn staf (1972). Staand van links naar rechts Aad de Graaf, Nico Mooij, Co Portegies, Han Knebel (prins Gajus), Piet van der Maat, Piet Kloes, Jan Stet, Ben Zijlstra, Dick Baltus en Nico van Amsterdam. Knielend Cor Burgmeijer, Piet Kuijs en Jan Mul.

Jaarboek 36, pagina 49

Pieperduin

In de volgende tien vergaderingen werden vele afspraken gemaakt, zodat de feestavond steeds meer gestalte kreeg. De naam van Castricum in carnavalstijd vormde geen probleem, omdat de inwoners daarvan reeds bekend stonden onder de naam ‘Duinpiepers’; ons dorp ging dus ‘Pieperduin’ heten. De naam van de te stichten vereniging werd afgeleid van het feit, dat de meeste orgels indertijd nog werden aangedreven door lieden die de balgen van de orgels met de voeten bewerkten: ‘Windtrappers’.

Er werd ook een stemming gehouden over wie de carnavalsprins moest worden en tot verbazing van een ieder won Han Knebel het van Co Portegies, ondanks het feit dat Han pas twee jaar in Castricum woonde en voor de meeste aanwezigen een onbekende was.
Hij koos als naam ‘Prins Gajus de Eerste van Pieperduin’. (Vele, vele jaren later bekende een lid van de kiescommissie dat indertijd gesjoemeld was met de uitslag, omdat men Han nog een slagje gekker vond dan zijn opponent.)

De fel begeerde onderscheiding ‘Orde van de Luie Bul’ die meestal in het gemeentehuis werd uitgereikt.
De fel begeerde onderscheiding ‘Orde van de Luie Bul’ die meestal in het gemeentehuis werd uitgereikt.

Een carnaval zonder onderscheidingen bestaat niet. Nu had de nieuwe prins een zoontje dat dagelijks op de boerderij van Stuifbergen op het Bakkumse Achterlaantje speelde en op een avond thuis kwam met de verpletterende mededeling dat boer Stuifbergen een luie bul op stal had staan, een mate van luiheid, die een ontspannen carnavalshouding goed weergeeft. ‘De Orde van de Luie Bul’ werd dan ook met een zekere geestdrift als onderscheiding aanvaard. Een ingebracht ontwerp werd zeer snel in metaal gegoten en alle leden werden met het kleinood omhangen.

Bij het betreden van de feestzaal zijn zowel burgemeester Van Boxtel als de prins de richting kwijt.
Bij het betreden van de feestzaal zijn zowel burgemeester Van Boxtel als de prins de richting kwijt.

Burgemeester Van Boxtel

Castricum had in die tijd toevallig een burgemeester die het carnavalsgebeuren met de moedermelk had ingezogen, Van Boxtel heette en uit Breda kwam. Deze burgervader stelde zich beschikbaar om de onbekwame prins in te wijden in de geheimen van carnaval. Zijn taak zou ook zijn om de sleutels van het Castricumse bestuurscentrum gedurende de carnavalstijd aan zijn vervanger af te staan.

De eerste staatsiefoto van prins Gajus in de gordijnen van Piet Kuijs (1972).
De eerste staatsiefoto van prins Gajus in de gordijnen van Piet Kuijs (1972).

De kleding van de prins vormde nog een probleem. Dat werd evenwel op een creatieve wijze opgelost, toen bij Piet Kuijs enige oude gordijnen van zolder werden gehaald en om de fragiele gestalte van de toekomstige bestuurder werden gedrapeerd. Een muts, waarin een grote veer stak, completeerde het kostuum en zo kon de eerste statiefoto met staf en bierglas tegen de achtergrond van schoon metselwerk worden genomen in het huis van Piet.

Hotel Restaurant De Harmonie.
Hotel Restaurant De Harmonie. Burgemeester Mooijstraat 39 in Castricum, 1965. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Op 12 februari 1972 was de grote dag. De voorafgaande kaartverkoop was een dusdanig succes geweest dat De Harmonie die avond vol zat. De hoofdprijs in de loterij was een half speenvarken, dat zich uitdagend bloot gaf op een zilveren schaal.
De muziek zette in en daar verscheen de burgemeester in de zaal met de nieuwe prins aan zijn zijde. De overdracht


Jaarboek 36, pagina 50

van de dorpssleutels vond na een vurige speech plaats en de prins dankte in wat nerveuze bewoordingen voor de eer. Daarna kondigde hij als opening van het feest een foxtrot varié aan, met de burgemeester en echtgenote als startend danspaar. Dit paar schoot echter in een Brabantse lachbui door een foxtrot op klompen! De prins op zijn onbekwame vingers tikkend, zette de burgervader zich aan het hoofd van een enorme hospartij die de hele zaal in beweging bracht. Het werd een uitbundige avond, waarin Pieperduin zijn carnavaleske onschuld verloor; waarop een prins voor een snelcursus hossen slaagde en waarmee netto 3.062,35 gulden werd verworven. Het enige slachtoffer was eigenlijk het speenvarken en dan nog maar voor de helft.

Kindercarnaval.
Kindercarnaval.

Tweede carnavalsjaar

In het seizoen 1972-1973 trok het carnaval als een tornado over het liefelijk Pieperduin. De nieuwe carnavalsavond in De Harmonie op 3 maart 1973 werd omringd door feesten in de bejaardencentra De Hooghe Aert, De Santmark en De Boogaert en in verzorgingsflat Sans Souci. Daar werden ook de eerste onderscheidingen verleend aan de leiding van die instellingen, te weten zuster Van Kessel, de heren P. Siewers, N. Veldt en mevrouw Hermans.

De tieners werd een feestavond aangeboden in ‘Club 538’ van Theo Besteman, waar ‘Cardinal Point’ speelde, terwijl de jongere kinderen onder leiding van Trees Knebel uitbundig feestten in de gidsenhut ‘El Cabana’ naast de Pancratiuskerk. Daar werd ook de jeugdraad gekozen.

De burgemeester was weer aanwezig in De Harmonie. Hij was daartoe afgehaald met een machtige kraan van Winder uit Limmen, waaraan een enorme krat van de verhuizer Stet bungelde, die het burgemeestersechtpaar en prins ‘Gajus de Eerste’ over het Spoorslootje tilde en naar de feestzaal droeg. Een bijzondere stunt, die door de ingevallen duisternis echter door bijna niemand werd gezien.

Het feest was weer bovenaards. De boerenkapel, die spontaan uit leden van de Castricumse drumband en fanfare was gerekruteerd, musiceerde onder trompettist Jo Lute van de Mient ook nu weer als een volmaakte carnavalsband.

Vermeld dient nog te worden dat de burgervader wat nadere uitleg gaf over de zuidelijke feestelijkheden. Daar stond het carnaval op zich en was niet verbonden aan een goed doel. Deze opmerking leidde tot een discussie over de samenwerking tussen het orgelcomité en De Windtrappers. Een bijdrage voor het nieuwe Davids-orgel werd nog wel gegeven, maar de overige verdiensten waren nodig om de carnavalsvereniging financiële armslag te geven.

Biefstuk

In 1974 kwam het carnaval pas goed los. Alle activiteiten van het voorgaande jaar werden opnieuw aangevat, maar er waren belangrijke aanvullingen. Zo trok op 8 februari 1974 de eerste carnavalsoptocht door het dorp, waarin honderden verklede kinderen meeliepen. Velen als Arabier vanwege de toenmalige oliecrisis.

De carnavalswagens waren in ruil voor een kilo biefstuk onder leiding van Nico van Haaster van een vuilnisbelt in De Zilk gehaald, opgeknapt en schaamteloos als eigen werk ingezet. Het fraaiste onderdeel van de stoet bevond zich in het midden. Daar reed een antiek open rijtuig, getrokken door twee blond-bruine paarden en met twee echte koetsiers op de bok. De Raad van Elf zat opeengepakt in een te kleine ‘Jan Pleizier’ en hield zich krampachtig vast aan een krat bier in hun midden om niet uit de kar te vallen.

De eerste optocht met horden kinderen, de Raad van Elf in een te kleine ‘Jan Plezier’ en de prins en de ceremoniemeester in hun staatsierijtuig.
De eerste optocht met horden kinderen, de Raad van Elf in een te kleine ‘Jan Plezier’ en de prins en de ceremoniemeester in hun staatsierijtuig.

Of het kwam door het schrale winterweer of door de spanning is niet bekend, maar hoe dichter de stoet het centrum van het dorp naderde, des te heviger voelde de prins dat er wateroverlast dreigde, die op de Verlegde Overtoom de grootte van een dijkbreuk aannam. Bij het, nu De Kern genoemde, jeugdhuis zag de prins zijn kans schoon. Hij gelaste de koetsier zijn rijtuig tot staan te brengen en snelde zeer onwaardig het gebouw binnen, alwaar hij de dreigende watersnood voorkwam.

Niemand in de optocht had evenwel op zo’n gebeuren gerekend en het begin van de optocht werd vrolijk voortgetrokken door de Pieperduinse straten, zonder te weten dat de stoet zijn staart verloren had. De koetsier van het rijtuig boog zich naar achteren voor overleg. ‘Koetsier, de zweep erover!’ luidde het korte, krachtige bevel en dat deed de koetsier. De paarden zetten zich in galop.

‘Hé!’ dachten de volgende kinderen die het rijtuig zagen verdwijnen: ‘Daar gaat de prins’, en met opgeheven rokjes en wiebelende helmen holden zij achter de wagen aan. ‘Bliksems’, vloekte de bestuurder van de Jan Pleizier, ‘Dat wordt steigeren!’ en hij spoorde zijn zwarte hengsten tot spoed. Daar rende de optocht door de Dorpsstraat, verbluft nagestaard door de toeschouwers, die van de fraaie karren nauwelijks een glimp konden opvangen. Moeders zeulden moe wordende kinderen foeterend voort tot het gemeentehuis was


Jaarboek 36, pagina 51

bereikt. Daar stond de burgemeester rustig te wachten op de komst van de prins en terwijl de kinderen nog hijgend kwamen aanrennen, reikte hij de sleutels van de macht over aan zijn tijdelijke plaatsvervanger. De sanitaire stop werd later officieel in de optocht opgenomen.

Na de plechtigheden op het bordes van het gemeentehuis ging het gezelschap naar binnen. Daar werd een alternatieve vergadering gehouden, waarbij de echte gemeenteraad op de publieke tribune zat. Vervolgens werden gemeentelijke toestanden fijnzinnig bekritiseerd.

Op de agenda stond ook een ingekomen stuk, dat de zaal werd binnengedragen. Het bleek een Pieperduinse schone te zijn die terstond door de prins in zijn portefeuille werd opgenomen.

Hotel Cafe Restaurant Borst.
Hotel Cafe Restaurant Borst. Van Oldenbarneveldweg 25 in Bakkum. Deze foto is genomen in 2007. Naast een verbouwing heeft het hotel ook een andere naam gekregen. Hotel Borst heet nu Hotel Fase Fier Eten en Drinken. In 2015 bestond het hotel 100 jaar en inmiddels heeft de 4e generatie Borst, vandaar de naam Fase Fier, het hotel en restaurant  overgenomen. De kroeg in het pand is verdwenen, Fase Fier is nu vooral een restaurant, inclusief nieuwe menukaart en koks, en hotel. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

De openbare feestelijkheden vonden ‘s avonds in café Borst plaats, waar het grote bal met hossen, een prijsuitreiking voor de fraaiste en leukste verkledingen en onderscheidingen werd gevuld. Om middernacht gingen de carnavalssteken, die door de dames van de vereniging zo fijnzinnig waren vervaardigd, af en denderde het feest op volle toeren door tot in de kleine uurtjes. Het spetterende feest doofde met een sisser uit.

De voorkant van de eerste ‘Pieperduinse Hoskrant’. Vier A4-tjes in de lengte gevouwen, maar met alle adverteerders in de prijspuzzel.
De voorkant van de eerste ‘Pieperduinse Hoskrant’. Vier A4-tjes in de lengte gevouwen, maar met alle adverteerders in de prijspuzzel.

Pieperduinse Hoskrant

Het was een goede greep van De Windtrappers om voor het jaar 1975 de aftandse prins Gajus in te ruilen voorde semi-autochtoon Theo Zijlstra, die de carnavalsnaam ‘Theo Trijpspijker’ droeg en die als ‘Prins Theo de Eerste van Pieperduin’ de troepen ging aanvoeren. Zijn foto prijkte in de eerste editie van ‘De Pieperduinse Hoskrant’, een blad dat met zijn advertenties hielp de penibele financiële situatie van de vereniging ietwat te verbeteren.

De eerste activiteit van de prins was aanwezig te zijn bij de opening van het nieuwe autobedrijf van Baltus aan de Soomerwegh. Een stelling vol schroeven en bouten werd daar door een onvoorzichtig carnavalslid omver gestoten. Oorzaak: er werd, vanwege het Franse automerk, uitsluitend Franse cognac geschonken op dat dorstige uur van de dag. Een bedrijfsongeval dus.

Op 8 februari nam de carnavalsprins op het bordes van het gemeentehuis onder de ogen van vele dorpelingen de sleutels van de macht over van burgemeester Van Boxtel. Daarvoor had de prins al het hele dorp doorkruist in een enorm, holklinkend biervat.

Diverse winkelbedrijven en verenigingen hadden ingehaakt op de uitnodiging ook een bijdrage aan de optocht te leveren en dat bracht veel variatie, zoals een rijdende en rokende broodoven van bakkerij Burgmeijer.

Bakkerij Burgmeijer.
Bakkerij Burgmeijer. Torenstraat 40a in Castricum. Foto Ad van de Velde. Toegevoegd.

De nieuwe dignitaris werd geconfronteerd met een elftal optredens. Naast het normale programma bezocht hij zustervereniging ‘De Groene Kakatoe’ in Alkmaar, de Castricumse Mixed Hockeyclub, zorgcentrum ‘De Tunnel’ en hij hield een dweiltocht langs Pieperduinse cafés.

Bij de hockeyclub ontbrandde een uitbundig feest, dat niet geremd werd door de toespraak van de ceremoniemeester. Daarin werd aan lieden met een hoge rug aangeraden op korfballen te gaan, maar mensen met een hoge borst konden beter bij een hockeyclub terecht.
De avond eindigde ietwat chaotisch toen een lid van de carnavalsclub beticht werd van het misdrijf op de bips vaneen feestgangster te hebben getikt. Nu is het carnaval een lijfelijk feest, daar niet van, maar een latere, nauwkeurige reconstructie van het gebeurde liet van deze beschuldiging geen spaan heel.

Bij de bejaardencentra was de stemming euforisch. Vele aanwezigen kenden de prins al vanaf zijn jongste jaren, hadden hem toen op schoot getrokken en geknuffeld. Ook de prins kende verscheidene mensen bij naam en reikte vele jaaronderscheidingen uit.
De Orde van de Luie Bul viel dat jaar ten deel aan dorpsdichter T. Teiwes, oud-wethouder N. Veldt en de bevlogen schoolmeester C.G. Bodewes, naar wie later een straat genoemd is. Het carnaval van dat jaar smaakte naar meer.

Trien Borst

In het volgende carnavalsseizoen 1975-1976 mochten de Pieperduiners hun prins Theo weer toejuichen, maar omdat de prins een drukbezet man was, werd hij diverse malen vervangen door anderen.

Het programma leek sterk op dat van het jaar daarvoor met als hoogtepunt natuurlijk weer de sleuteloverdracht


Jaarboek 36, pagina 52

op het door de carnavalsclub uitgebouwde bordes van het gemeentehuis na de optocht. Vanaf dat bordes werden de prins en de burgemeester weer eens de lucht in gehesen om gezamenlijk hun leed te overzien.

Daarvoor was er echter een bezoek van het bonte gezelschap aan het ziekenhuis Duin en Bosch.
’s Middags al kwamen patiënten en hun bezoek samen in De Clinghe en werden de sleutels van het complex aan de prins overhandigd. Prins Theo viel bij vele aanwezigen in de smaak en vooral Hanneke van Poeteren, die verzot was op al die carnavalslui, belaagde de prinselijke hoogheid aanhankelijk.

Hanneke van Poeteren, fan van alle carnavalsprinsen. Hier met prins Ramsoes de Eerste (Ben Kuilman).
Hanneke van Poeteren, fan van alle carnavalsprinsen. Hier met prins Ramsoes de Eerste (Ben Kuilman).

Na het feest werd een broodje genuttigd en toen ging het gezelschap met de mook van het duo Ab Glas enige paviljoens bezoeken. Daar werd gehost en gezongen en er werden vele onderscheidingen uitgedeeld. De dag werd besloten met een uitbundig carnavalsfeest in De Clinghe.

Trien Borst.
Catharina Mors-Borst. Zij stond bekend als tante Trien, het vertrouwde gezicht achter de bar van Hotel Café Borst. Tante Trien was moeder over heel wat barklanten en zorgde voor het ‘huiskamergevoel’. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Het seizoen eindigde met een carnavalsbal in café Borst, dat de laatste energie uit het bonte gezelschap perste. Men was daar weer te gast bij Trien Borst, die wel een boegbeeld van gastvrijheid genoemd mocht worden.

Staatssecretaris Mertens op bezoek

Op het prinsenbal bij Borst op 13 november 1976, waar de nieuwe prins voor het zesde carnavalsseizoen werd aangewezen, was er slechts één kandidaat en wel Dick Baltus (Dick Regulateur), die tot ‘Prins Olievier de Eerste van Pieperduin’ werd gekroond. Hij nam zijn rol erg serieus en droeg ook altijd een washandje onder zijn prinsencape om opwellend zweet weg te wissen. Ben Kuilman was zijn ceremoniemeester.

Prins Olievier (Dick Baltus).
Prins Olievier (Dick Baltus) en verder van links naar rechts Theo Lute, Jan de Nijs, Ton Burgmeijer, Han Knebel, Nico van Haaster, Jan Mul, Jan Groenland, Theo Zijlstra, Theo Besteman, Piet Krom, Piet Tromp en Ben Kuilman.

Op de nieuwjaarsreceptie van het gemeentebestuur trad de prins voor het eerst op en wel in vol ornaat. Daar gaf de burgemeester in een heimelijk onderonsje te kennen, dat hij een vriend uit Breda wilde uitnodigen om het carnavalsfeest eens boven de rivieren mee te beleven.

Staatssecretaris Mertens, eregast in 1977.
Staatssecretaris Mertens, eregast in 1977.

Het bleek de oud-staatssecretaris Mertens te zijn, de man die eens de opmerking maakte, dat Nederland geregeerd werd door slechts 300 personen (de ‘Driehonderd van Mertens’). Afgesproken werd dat deze dignitaris op de dag van de optocht aanwezig zou zijn.

De prins bewees met zijn aanwezigheid eer aan de gebruikelijke festiviteiten bij Duin en Bosch, De Boogaert, de bejaardensoos in De Kern en het kindercarnaval in de gidsenhut El Cabana.

Toen kwam de dag van de optocht met eregast Mertens en burgemeester Van Boxtel. Zij werden in een staatsiekoets vervoerd. Alles verliep naar wens en zonder problemen zocht de optocht zich een weg door Pieperduin.

Omdat het motto van dat jaar luidde: ‘We zijn er zo gezait voor in de wieg gelait’, had de commissie buitengebeuren een passende stunt bedacht. Er was een stalen draad vanuit een dakraam van het gemeentehuis naar de overzijde gespannen en daaraan hingen drie wiegen, waarvan één de sleutel van het gemeentehuis verborg. Onder aan de wiegen hingen touwtjes en een korte ruk moest de


Jaarboek 36, pagina 53

wiegen doen opengaan, zodat de inhoud naar beneden viel. De heer Mertens, daartoe uitgenodigd, greep het eerste touw en trok … het touwtje liet los en de wieg bleef hermetisch gesloten. Gelach! Toen was de burgemeester aan de beurt. Hij trok wat voorzichtiger en daar opende zich de tweede wieg. Wat als confetti naar beneden had moeten dwarrelen, viel als een bom op de onderstaanden. Gebrul! Daar trad Prins Olievier op het derde touwtje toe, gaf een ruk en bleef met het losse eindje in zijn hand staan, Gegier! Er verscheen een rood hoofd uit het dakvenster van het gemeentehuis; de derde wieg werd nabij getrokken en op handkracht geopend.

Allen zagen hoe de felbegeerde sleutel, rustig op een dwarslatje, de loop der gebeurtenissen lag af te wachten en weigerde zich naar beneden te storten. Geschater! Veel geschud bracht het ding eindelijk naar de begane grond en de plechtige overdracht kon, onder applaus, eindelijk plaats vinden. De staatssecretaris, de burgemeester, de prins en de Raad van Elf hadden voor joker gestaan en Pieperduin had in een deuk gelegen.

Hotel, café-restaurant Kornman.
Hotel, café-restaurant Kornman. Mient 1 in Castricum. Nu Steakhouse bij de Buurvrouw. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Na een korte receptie begaf het gezelschap van prins, ceremoniemeester en de heren Mertens en Van Boxtel zich naar het restaurant Kornman op de Mient, waar de vereniging haar gasten een copieus diner aanbood. Dat liep zo uit, dat de disgenoten veel te laat en aangeschoten bij de feestzaal aankwamen voor het grote bal, dit tot verontwaardiging van de overige carnavalsleden. De festiviteiten slaagden desondanks.

Later dankte de heer Mertens in een groot lovend interview in het Nieuwsblad voor Castricum de vereniging voor haar gastvrijheid.
Met een tienercarnaval bij Borst en een jongerencarnaval in Club 538 werden de festiviteiten afgesloten. Een carnavalspas en de oprichting van de ‘Club van 200’ werden dit jaar met veel succes ingevoerd en de Pieperduinse Hoskrant beleefde haar derde editie.

Majorettekorps

De voorbereidingen voor het nieuwe seizoen begonnen eigenlijk al het jaar daarvoor. De door de gemeente in het leven geroepen evenementencommissie, die onder meer de koninginnedagfeesten in Castricum organiseerde, miste bij het carnaval al jaren een majorettekorps.

De majorettes voor het oude raadhuis in 1978. Omkijken was voor deze kleintjes nog niet verboden.
De majorettes voor het oude raadhuis in 1978. Omkijken was voor deze kleintjes nog niet verboden.

Op 24 januari 1977 deden de dames Wil Harff en Trees Knebel van genoemde commissie een poging zo’n korps op te richten. Een artikeltje daarover in Onze Krant leverde liefst 40 kandidaten op, meisjes tussen zes en tien jaar. Meteen werden Wil Foekema en Inge Haentjes-Dekker als instructrices aangetrokken.

Ook de kostuumontwerpster Gerry Geerders hielp mee en sneed de jasjes uit rode stof. Een flinke groep moeders naaide de jasjes en zwarte rokjes in elkaar en er werden witte laarsjes, zwarte hoeden met een veer en batons (twirling stokjes) gekocht. Het benodigde geld werd door de VVV en de winkeliersverenigingen gefourneerd. Al spoedig vond het korps onderdak bij de Castricumse Fanfare en Drumband Emergo.

Vooral het hanteren van de batons was moeilijk te leren. Bij het opgooien en vangen van deze apparaten kukelden hele bossen tegen de grond. ‘Blijven doordansen, meisjes!’ zeiden de juffrouwen dan.

Prins Anton (Ton Verhoeven) met de gegroeide majorettes (1984).

Het eerste echte optreden van het korps vond plaats toen Prins Hannes (Han Pennelikker), met gekruiste benen achter op een tandem gezeten, op 25 januari 1978 door zijn zwetende ceremoniemeester Ben Kuilman (Ben Baklucht) het terrein van Duin en Bosch werd opgezeuld.


Jaarboek 36, pagina 54

Ook de Raad van Elf zat op rijwielen die zij op het station hadden gehuurd. (Die huur werd later kwijtgescholden. Hulde!) De muziek voor de meisjes werd verzorgd door Ruud Molenaar met zijn geluidswagen. Zo startte de uitgebreide deelname van het korps aan het carnaval.

Op Duin en Bosch ging het carnaval wonderlijk van start. Men had nog geen bandje om ‘s middags de festiviteiten te ondersteunen en daarom was een theaterbureau gebeld, dat inderdaad een stel feestenmakers wist. Dat was dus oké.

Zo arriveerde die middag een viertal oude heertjes, gestoken in blauwe blazer en grijze pantalon. Beduusd door de aanblik van de prins en het bonte gezelschap gingen ze wat doenerig hun instrumenten uitpakken. Er verscheen een drumstel, een heuse viool en een dikbuikige contrabas. De vierde man zette zich aan de piano en vervolgens werd de feestelijke potpourri van ‘Hoeperdepoep zat op de stoep’ ingezet. Via ‘Laat de klok maar luiden’ bereikten zij ‘Het bal waar de meisjes zijn’. Het klonk zo ontwapenend dat de prins en zijn raad in de polonaise bleven steken en luisterden naar het wat magere gefiedel.

Het bejaarde gezelschap speelde evenwel onverdroten voort en vertelde muzikaal wat je te wachten staat als je pas getrouwd bent. Het feestcomité was in paniek, want er zat weinig hoempa in dit orkest, maar de carnavalsgangers begonnen de grap ervan in te zien en huppelden improviserend naar het einde van de feestmars. Na enige speeches was de muziek weer aan de beurt en men bracht wat emotionele flarden uit opera’s ten gehore. Daar viel geen kuitenflikker op te dansen.

Daarna was het tijd voor het bezoek aan enige paviljoens. Dat gaf veel gesleep met de piano en de andere instrumenten. De artiesten stelden zich op in het trappenhuis en onder de klanken van de schone blauwe Donau André-Rieu-den de prins en de raad van elf het gebouw binnen. Dat gaf me toch een geweldige boost zeg!

Het volgende onderdeel van het programma werd opgevuld met een speech van de prins en het verlenen van onderscheidingen aan verdienstelijke bewoners. De ceremoniemeester gaf de muzikanten een teken en waarachtig: de viool, de contrabas en de drummer staakten hun spel. Maar de pianist had er pas goed de gang in en bleef geducht op de toetsen hameren met zijn voet steevast op het pedaal. Toen zetten de collega’s ook maar weer in.

De ceremoniemeester werd dit te dol en hij sloot langzaam, doch vastberaden de klep van de piano. De bespeler van het instrument, ietwat hardhorend, vroeg toen op luide toon wat dat te betekenen had: ‘Stelletje barbaren!’

De rest van de dag trachtten vereniging en orkest tevergeefs elkaar te vinden in een gezamenlijke viering. Na afloop spraken de muzikale heren het verlangen uit om de carnavalsvereniging nooit meer tegen te komen. Dat was eigenlijk wel jammer, want een ieder had genoten van dit zonderlinge samentreffen.

De Windtrappers waren ook nog op een ander terrein actief. Men kon van aannemer Flink een nissenhut cadeau krijgen als deze snel werd afgebroken. Maar waar moest het gebouwtje geplaatst worden? Hans Groen, die een boerderij aan de Kerkedijk bezat, gaf toestemming om het bouwwerk op zijn erf te plaatsen en dat is toen bliksemsnel gebeurd. Nu hoefde men voor het opbouwen van de praalwagens minder vaak het dorp uit. Hans werd ook meteen lid van De Windtrappers.

Het grote feesten kon beginnen en het eerste gedeelte van het gebruikelijke programma werd weldra afgerond.

Het standbeeld van prins Hannes als profielschets van een nieuwe burgemeester.
Het standbeeld van prins Hannes als profielschets van een nieuwe burgemeester.

Na de optocht met twaalf praalwagens, vier muziekkorpsen, twee majorettekorpsen en vijfhonderd fraai verklede kinderen werd de prins ontvangen door de locoburgemeester Henk Wokke, omdat de heer Van Boxtel zijn ambt in Pieperduin had neergelegd. De prins nam de sleutels van het dorp in ontvangst en onderstreepte in zijn speech dat hijzelf uitstekend paste in de profielschets van de nieuwe burgemeester, zoals door de gemeenteraad omschreven. Als bewijs liet hij door de heer Wokke alvast voor het gemeentehuis zijn standbeeld onthullen en waarachtig: het leek een beetje, hoewel er toch meer van een ‘schertsprofiel’ dan van een ‘profielschets’ sprake was. Er ontstond hierna een spontane en uitbundige hospartij in de Dorpsstraat.

Onvermeld mag blijven hoe de prins de verdere feesten bezocht, begeleid door de majorettes en boerenkapel ‘De Lekke Emmers’, om op het ‘tranenbal’ door de dames van de carnavalsvereniging van zijn prinselijke versierselen te worden ontdaan.

Prins Ramsoes de Eerste

Na een lange zomer zonder vertier brak op 8 oktober 1978 eindelijk de carnavalstijd weer aan. De mannen kwamen op 8 november bijeen om uit hun midden een carnavalsprins te kiezen. Na een zinderende strijd werd Ben Kuilman (‘Ben Baklucht’ zogezeid) gekozen tot toekomstig heerser over Pieperduin en omstreken. Hij droeg als naam: ‘Prins Ramsoes de Eerste’ en koos als motto: ‘Kijk naar je eige‘, om aan te geven dat uitbundig gedrag tijdens de feesten niets afkeurenswaardigs had.

Als jaaronderscheiding werd een handspiegeltje gefiguurzaagd en aan verdienstelijke personen uitgereikt ter beschouwing van het eigen gelaat. Later deelde de missionaris Theo Lute (Theo Gaspedaal) deze attributen uit, waarmee hij de aanwezigen tot het ware carnavalsgeloof trachtte te bekeren.

Om goed te beginnen organiseerde de vereniging een ‘Bokkenbal’ bij Borst. Opvallend was dat op het biljart bij Borst een oude kinderbox werd geplaatst, waarin een heuse bok (‘Barrel de Eerste’) tevergeefs trachtte het groene laken aan te vreten.


Jaarboek 36, pagina 55

Wat met veel geestdrift was opgezet, eindigde in een catastrofe, omdat de bezoekers wegens de gladheid nauwelijks over het stoepetje voor Borst durfden. Met krampachtige geestdrift en weinig feestelingen werd het bal gevierd en uiteindelijk werd Barrel onder de aanwezigen verloot en is nimmer weergezien.

“Reclame kan nooit kwaad” dacht Joop Remijnse (Joop Stekenleger) en op 10 februari 1978 crosste hij met zijn oude bont geschilderde caravan (Hossovan) door het dorp, begeleid door het muziekvehikel van Ruud Molenaar en het majorettecorps dat bij de plaatselijke winkeliers de carnavalsposters ophing.

Om de komende feesten wat op te leuken had zich een cabaretgroepje uit de carnavalsleden gevormd, dat op de feesten wat voordrachten verzorgde. Zo bracht de Raad van Elf op het prinsenbal een modeshow in dameskledij op de catwalk.

Modeshow van de Raad van Elf.
Modeshow van de Raad van Elf.

Als laatste bijzonderheid kan nog vermeld worden dat na de sleuteloverdracht een touwtrek wedstrijd werd georganiseerd tussen de Raad van Elf en de gemeenteraad, die door eerstgenoemde werd gewonnen (een machtige tractor, die heimelijk aan hun einde van touw was gekoppeld, leek ietwat op vals spel). Ook de feestelijke raadsvergadering in het gemeentehuis droeg een hilarisch karakter. Dit werkstuk is in de archieven van de vereniging terug te vinden.

Prins Dokus

In het seizoen 1979-1980 was de Hossovan weer van stal gehaald om de aandacht van Castricum voor zijn eigen carnavalsfeest te vragen. Diverse winkelzaken namen feestartikelen op in hun assortiment en de toen beroemde drogisterij en speelgoedwinkel Vaalburg ging carnavalskleding en -speeltjes verkopen.

Prins Dokus (Theo Lute) die in 1986 terugkeerde als prins Gahoz.
Prins Dokus (Theo Lute) die in 1986 terugkeerde als prins Gahoz.

Carnaval was HOT in Pieperduin en de nieuwe prins, Theo Lute (Theo Gaspedaal), die zich ‘Prins Dokus de Eerste’ van het feestdorp wenste te noemen, was uiterst populair. Hij had een groot gevoel voor humor, zijn invallen waren vaak hilarisch en hij schaamde zich er niet voor om uitbundig te lachen om zijn eigen grappen. Dat hij werd gekozen tijdens de prinsverkiezing op 30 oktober 1979 was dus voorspelbaar.

Hij was het ook die de sanitaire stop, zoals die in de optocht was opgenomen, wist uit te bouwen door alle bewoners rondom de Pernéstraat erop voor te bereiden dat zij de kans maakten de prins te mogen ontvangen als plek voor dit gebeuren. Dat zou dan een collectors item opleveren, meende hij. Volgens waarnemers moet dat adres uiteindelijk Brakenburgstraat 39 geworden zijn. ‘Wij steken er de draak mee!’ was het motto van onze prinselijke rugbyfanaat.

Dat hij de prins was, werd vooral in de vierde jaargang van de Pieperduinse Hoskrant zichtbaar. Hij plaatste er een artikel in over de Castricumse bijnamen, waarin vele inwoners hun familie bijnaam genoemd zagen. Een stamboom van hemzelf, die terug ging tot de dorpsstichter Petrus Lute in 1850, werd in navolging van de jaarboeken van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum, in de krant opgenomen.

Natuurlijk had deze prins veel succes, zowel bij het bestuur van de gemeente met burgemeester Gmelich Meijling (burgemeester Smiling volgens hem) als bij de feestvierders.

In een uitvoerig gedicht in de Hoskrant werden de grote kwaliteiten van Prins Dokus weergegeven.

Nog bonter maakte het de verslaggever van ‘het Nieuwsblad voor Castricum’, die onder andere een verslag maakte van de vergadering in het gemeentehuis na de optocht. Op alle wethouders van dat ogenblik had prins Dokus commentaar. Aan het beleid van wethouder Wokke ten opzichte van het gemeenschappelijk gasbedrijf had een luchtje gezeten. Wethouder Roos werd geprezen voor zijn beleid rondom het naaktstrand, maar hij had zich wel als ‘Kop van Jut’ laten gebruiken bij het verpachten van de kermis. Wethouder Ritzer had maar wat aangeritzeld, maar wel dag en nacht de dorpsmonumenten, ‘Beatrixklok’ en ‘s werelds droogste waterfontijn ‘Pegasus’ bewaakt. Zo stak de wakkere prins met een ieder de draak.

De politieagent met de lange armen (Trees Knebel) in de optocht (1993).
De politieagent met de lange armen (Trees Knebel) in de optocht (1993).

In de optocht van dat jaar verscheen voor het eerst de onvergetelijke politie-agent met de lange armen, die het verkeer en de stoet van verklede kinderen in goede banen wist te leiden.


Jaarboek 36, pagina 56

Vergadering van de Raad van Elf in het gemeentehuis van Pieperduin in 1981 onder voorzitterschap van prins Ramsoes de Eerste, alias Ben Kuilman.
Vergadering van de Raad van Elf in het gemeentehuis van Pieperduin in 1981 onder voorzitterschap van prins Ramsoes de Eerste, alias Ben Kuilman. Van links naar rechts Klaas Scheerman, Jan Groenland, Ton Verhoeven, Nico Geluk, prins Ramsoes, Gerard Veldt, Co Portegies, Nico van Amsterdam en Theo Lute.

Tien jaar Carnaval

In 1981 moesten De Windtrappers het helemaal maken. Zij zouden hun tienjarig bestaan vieren en het begon al meteen feestelijk, want de nissenhut op het erf van Hans Groen kon worden ingewijd. Met vreugde namen de leden hun nieuwe onderkomen, waar voortaan de kleurrijke feestwagens gebouwd konden worden, in bezit. Meteen werden twee coördinatoren, Hans Groen en Nico Zoontjes, aangewezen voor de leiding. Op hun aanwijzingen zou het betonijzer gebogen en gelast worden tot ludieke carnavalsreuzen. Het eerste feestje smaakte voortreffelijk.

Nu is De Windtrappers altijd een democratische vereniging geweest. Een ieder was kandidaat voor het prinsschap en de verkiezing moest immer uit vier ronden bestaan. In de laatste ronde zou het uiteindelijk gaan om de twee kandidaten met de meeste stemmen. Er brak dit keer een luidruchtige verkiezingsstrijd uit tussen Jan de Nijs en Ben Kuilman. Laatstgenoemde kreeg de meeste stemmen en de voorzitter sprak plechtig: ‘Habemus principem!’ (we hebben een prins)
Toen Ben Kuilman dan ook te laat op de bijeenkomst verscheen, werd hij meteen gelukgewenst met zijn uitverkiezing, hetgeen hem met verbijstering sloeg. Hij wilde kortaf weigeren, maar zijn carnavalsvrienden zeiden dat hij weliswaar geen springpaard was, maar toch gediskwalificeerd kon worden wegens weigering. Toen aanvaardde de gekozene toch maar zijn lot.

Restaurant De Speckkoper.
Restaurant De Speckkoper. Dorpsstraat 75 in Castricum, 1980. In 1977 brak voor het cafébedrijf een nieuwe toekomst aan. Het Nieuwsblad voor Castricum berichtte hierover: “Het pand Dorpsstraat 75, beter bekend als “d’Oude  Schimmel” is in oude luister hersteld. Het pand is inmiddels op de monumentenlijst geplaatst. Nieuwe eigenaar is het echtpaar J. Kossen uit Schoorl. Zij streken 8 maanden geleden in het nieuwe bedrijf neer en hebben eerst de kat uit de boom gekeken alvorens met een verbouwingsplan te komen. Jan Kossen is tevens de chefkok. De verbouwingsplannen zijn in de gemeenteraad behandeld om op de normen van de Monumentencommissie te worden beoordeeld.” Kossen doopte het restaurantgedeelte van zijn pand ‘De Speckkoper’, een naamgeving die suggereert dat hij streefde naar een ‘Oud-Hollandse’ uitstraling, wat ook blijkt uit een uithangbord dat hij ontwierp. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Op de elfde van de elfde werd de nieuwe magistraat aan den volke getoond in het monumentale dubbelcafé ‘De Speckkooper’ / ’De Pimpelaer’, omdat de oorspronkelijke naam ‘d’Oude Schimmel’ niet meer mocht worden gebruikt na een schietpartij, die het seizoen daarvoor rondom die zaak had plaatsgevonden tussen de rivaliserende motorclubs de ‘Hell’s Angels’ uit Amsterdam en de ‘Collars’ uit Castricum.

De prins maakte wel van de gelegenheid gebruik om met zijn Raad van Elf zijn echtgenote, Tiny Kuilman-Kuijs in het ziekenhuis te bezoeken, waar zij zijn zoon Bart ter wereld had gebracht. Dat was een blijde afwisseling voor de zaalgenoten die eindelijk over iets anders praatten dan over weeën en stuit liggingen. Zij lagen zelf in een stuip ligging. Misschien stamt het motto van dat jaar wel uit deze gebeurtenis. ‘Carnavalsblauw past bij jou!’ wijst toch enigermate op een vorm van benauwdheid.

Voor de receptie van het tienjarig bestaan bij restaurant Kornman op de Mient werden 115 uitnodigingen verstuurd en het feest werd een uitbundig succes met de dames in grand gala. De penningmeester moest echter geen veer laten, maar was een hele indianen-hoofdtooi kwijt.


Jaarboek 36, pagina 57

Wel hadden de dames toen de smaak te pakken. Zij lieten oude overhemden door Mary Verhoeven tot bonte blouses omtoveren en organiseerden zo met hun mannen een grote Mexicaanse show vol trommels, enorme hoeden en zingende tamboerijnen. Samen met ‘De Vogeltjesdans’ werden hun bedenksels uitgevoerd in de bejaardencentra, Borst en Duin en Bosch, begeleid door de Castricumse Accordeonvereniging.

Op 23 februari 1981 ontving de vereniging een gemeentelijke brief, waarin de toestemming voor de carnavalsoptocht stond. Speciaal werd benadrukt dat geen confetti het gemeentehuis mocht worden binnengesmokkeld en dat eventuele schade voor rekening van de vereniging zou komen.

Dat ontlokte aan Jan Stet de opmerking: ‘Dat we dan al goed begonnen waren door een verkeersbord, dat in de weg stond, al vast uit de grond te slopen.’ Het vrolijke volksfeest werd toch nog keurig afgerond.

Heel bijzonder in dit seizoen was het carnavalsfeest dat op 25 maart 1981 in het huis van Klaas Molenaar werd gegeven in aanwezigheid van Georg Kessler en het kampioenselftal van AZ. De spelers liepen daar vrij rond en je kon ze zomaar aanraken. Klaas wilde eerst als prins optreden, maar omdat hij daarin schromelijk tekort schoot, liet hij dat verder maar aan de geroutineerde Prins van Pieperduin en zijn trawanten over.

Prins Ramsoes met zijn idool ‘de Luie Bul’. Een nek-aan-nekrace van die twee.
Prins Ramsoes met zijn idool ‘de Luie Bul’. Een nek-aan-nekrace van die twee.

Dit waren de krenten uit de enorme kuip van de eerste tien jaren carnavalspap. Nog dertig verdere jaren wachten op vastlegging in de Castricumse historie. Dat wordt nog een geweldige klus, maar is ten volle de moeite waard. Als voorproefje daarvan is bij dit verslag de lijst van alle Pieperduinse prinsen opgenomen.

Han Knebel

Naschrift
Gebruik is gemaakt van het archiefmateriaal en foto’s van De Windtrappers (thans in bezit van de Werkgroep Oud-Castricum) en documentatie in het bezit van de schrijver. In de afgelopen veertig jaren is een aantal personen, die in dit artikel genoemd zijn, overleden. Wij hebben ervan afgezien om deze informatie op te nemen.

Prinsengalerij van Carnavalsvereniging de Windtrappers

Genoemd worden de naam van de prins en de jaren dat hij op carnaval als prins optrad:

1972 tot en met 1974, 1978, 1991 Han Knebel
1975, 1976 Theo Zijlstra
1977 Dick Baltus
1979, 1981 Ben Kuilman
1980, 1986 Theo Lute
1982, 1983 Joop Remijnse
1984 Ton Verhoeven
1985 Co Portegies
1987 Jan Langeveld
1988 Ruud Kuijs
1989, 1990 Nico Zoontjes
1992, 1995 Nico Hoetjes
1993, 1994, 2001, 2007 Peter van Daalen
1996, 1998 Henk Schipper
1997 John Burgmeijer
1999 Henk Oudhoff
2000 Kees Poel
2002 Frank van Hoof
2003, 2004, 2005, 2008 Frans Hendriks
2006 Simon Zijlstra
2009 Peter Zonneveld
2010 Gerard Zoontjes

Han Knebel

Onze gastschrijver, Han Knebel (1928), verhuisde in 1969 van Amsterdam naar Castricum. Hij was hoofd personeelszaken in verschillende ziekenhuizen in Amsterdam en eindigde zijn loopbaan bij het Academisch Medisch Centrum. Han werd lid van het zangkoor van de Pancratiuskerk en trad zelfs enkele malen op als solist.

Hij heeft in Castricum zijn sporen wel verdiend als vrijwilliger voor vele organisaties. Zo was hij redacteur van de clubkranten van Sportclub Castricum en de Tafeltennisvereniging. Hij was mede-oprichter van de wielerronde ‘De Dubbele Lus’, schrijver van de Dubbele Luskrant en speaker bij diverse gelegenheden, vrijwilliger bij de serviceverlening van de Gemeenschapsraad / Stichting Welzijn Castricum en verzorgde de ledenadministratie van de Pancratiuskerk. Ook zijn echtgenote Trees zette zich


Jaarboek 36, pagina 58

enorm in, onder meer voor het dorpshuis De Kern en voor vakantieactiviteiten voor kinderen.

Han Knebel als Prins Carnaval.
Han Knebel als Prins Carnaval.

Han Knebel behoorde tot de oprichters van de Carnavalsvereniging Pieperduin, werd vijf keer tot Prins Carnaval gekozen, was ook secretaris van de vereniging en samensteller van de zeer humoristisch geschreven Hoskrant, die vanaf 1975 ieder jaar verscheen. In 2013 ontving Han een koninklijke onderscheiding vanwege zijn verdiensten voor de samenleving.

Nico Zoontjes, de man achter de wagens

Wie zich in het fenomeen ‘Pieperduins carnaval’ verdiept, komt automatisch bij de carnavalsoptochten terecht en wie daar terecht komt, stuit onontkoombaar op Nico Zoontjes. Dat is immers de man die het bouwen van praalwagens tot grote hoogte heeft gebracht.

Nico Zoontjes
Nico Zoontjes

Met Robert ontwierp hij groteske figuren, die later door de Pieperduinse straten gevoerd werden en daaruit bleek hun artistieke aanleg. Zo’n ontwerp hing aan de muur van de werkplaats geprikt en bestond vaak uit enkele lijnen. Gerard hielp mee om deze figuren uit betonijzer te buigen en tot frames vast te lassen. Daarna volgden de plakkers en de schilders. Nico en zijn zonen zijn vakkundige metaalbewerkers. Wie van de carnavalsleden dat wilde, kon van hen zelfs leren lassen.

Tientallen kleurige, grappige wagens zijn onder zijn leiding en volgens zijn aanwijzingen tot stand gekomen en die enorme klus heeft hij bijna veertig jaar lang geklaard. Hoe dat in zijn werk ging, was alleen waar te nemen door hen die op korte afstand zijn activiteiten volgden. Hij wist vier groepen wagenbouwers te inspireren om eenmaal per week te komen opdraven voor dit gezellige, maar zware werk. Hij ontving deze mensen van maandag tot en met donderdagavond. Hij bereidde de werkzaamheden voor met hulp van zijn zonen Robert en Gerard.

Praalwagen voor de loods van carnavalsvereniging 'De Windtrappers'.
Praalwagen voor de loods van carnavalsvereniging ‘De Windtrappers’.

Nico beheerde ook het roerend en onroerend goed van de vereniging, trad op als lid van de Raad van Elf en als carnavalsprins. De bouw van de nissenhut op het erf van Hans Groen heeft onder zijn leiding plaatsgevonden. Samen met de leden van de vereniging verzorgde hij ook de overplaatsing van een enorme loods van de linoleumfabriek naar een stuk grond op de Castricummer Werf. De Windjammers hebben hierdoor die fraaie praalwagens kunnen bouwen en beleefden daardoor vele succesvolle jaren.

Dat alles is een luid ‘ALAAF’ waard.








2 februari 2023

Maerdijk/Korendijk (Jaarboek 36 2013 pg 42-47)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 36, pagina 42

De Maerdijk of Korendijk, een dijk van een monument

Wiel bij Korendijk in Castricum.
Wiel bij Korendijk in Castricum. Schilder Diny Dijkman-Mulder. Foto Jacques Schermer. Toegevoegd.

Met een treurdicht in de lokale krant werd in 1999 voor het eerst de zorgelijke toestand van de middeleeuwse Maerdijk, ook wel Korendijk genoemd, in de publiciteit gebracht. Na een lange periode van overleggen, onderzoeken, informatie uitwisselen en beslissingen nemen, heeft in 2010 in opdracht van de gemeente Castricum het herstel plaatsgevonden. Op zaterdag 5 juni 2010 vond de feestelijke opening plaats. Het traject naar het herstel is een onderdeel van de dijkgeschiedenis geworden en mag daarom niet in het jaarboek ontbreken.

Nadat de Sint-Aagtendijk omstreeks het einde van de 13e eeuw vanaf Beverwijk tot aan de strandwal van Akersloot als één gesloten dijktracé tot stand was gekomen, degradeerden de lokale dijken tot secundaire waterkeringen.
Nadat de Sint-Aagtendijk omstreeks het einde van de 13e eeuw vanaf Beverwijk tot aan de strandwal van Akersloot als één gesloten dijktracé tot stand was gekomen, degradeerden de lokale dijken tot secundaire waterkeringen.

Cultuurhistorie

De Maerdijk, ook wel genoemd Korendijk, is voor de kern Castricum van groot belang geweest als waterkering. De dijk ligt aan de noordkant van de grenssloot die de scheiding vormt tussen Castricum en Heemskerk. Aangenomen wordt dat de aanleg in de tweede helft van de 12e eeuw heeft plaatsgevonden. ‘Maer’ is waarschijnlijk een verbastering van maet of maat dat hooiland betekent. Behalve een waterkering zal de dijk ook een verhoogde toegangsweg naar de drassige hooilanden zijn geweest. Op een kaart uit 1680 staat Korendijk geschreven als Cooredijck. ‘Coore’ of Koren kan herleid worden tot keur of schouw. Dit zou kunnen betekenen dat de staat van onderhoud regelmatig werd gecontroleerd.

De Maerdijk/Korendijk verbindt de binnenduinrand met de vroegere buurtschap Heemstede, een zandrug in het binnendeltalandschap van het Oer-IJ. De dijk beschermde de Castricumse weidegronden tegen het opdringende water samen met de verdwenen Bogaards- of Molendijk. Deze dijk liep vanaf Heemstede in noordelijke richting en sloot aan op de hoge gronden van Noordend. Bij sterke wind kon het water vanuit het Wijkermeer, via de nu nog bestaande Dye, ver het voormalige binnendeltagebied worden binnen gestuwd.

De dijklus in de Maerdijk / Korendijk met de door vuilstort dichtgeraakte doorbraakplas.
De dijklus in de Maerdijk/Korendijk met de door vuilstort dichtgeraakte doorbraakplas.

In de Maerdijk/Korendijk bevindt zich een dijk lus, een dijk omlegging die na een dijk doorbraak is aangebracht. Het is niet met zekerheid bekend wanneer die dijk doorbraak heeft plaatsgevonden. In zijn rapport ‘Over de jaarlijkse aanwas van organisch sediment in door dijkbreuk gevormde kolken’(1948), beweert A. Reijne dat de Korendijk in 1643 is door gebroken. Hij schrijft:
Nadat de Sint-Aagtendijk omstreeks het einde van de dertiende eeuw vanaf de hoge gronden bij Beverwijk tot aan de strandwal van Akersloot als één gesloten dijktracé tot stand was gekomen, degradeerden de Castricumse dijken tot secundaire waterkeringen. De Sint-Aagtendijk was niet altijd doorbraakbestendig, wan tin 1643 stond het water toch weer tot aan de Castricumse dijken en brak ook de Korendijk door.”

De oudst bekende afbeelding van het doorbraak gat, ook wel ‘wiel’ genoemd, komt voor op een anonieme kaart uit de eerste helft van de 17e eeuw. Uit een register van 1730 blijkt dat ten zuiden van de dijk, ter hoogte van de doorbraak, percelen land namen hebben als Dronkenkamp (Verdronkenkamp) en Kromweels (Kromwiel).


Jaarboek 36, pagina 43

De Korendijk met het “wagenwiel”. Op deze plek is er ooit een dijkdoorbraak geweest.
De Korendijk met het “wagenwiel”. Op deze plek is er ooit een dijkdoorbraak geweest. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

Nadat de lokale dijken hun functie als primaire waterkeringen hadden verloren, zal het onderhoud meer gericht zijn geweest op de weg functie dan op de waterkerende functie. De dijkdoorbraak in de Maerdijk/Korendijk kan inderdaad na de aanleg van de Sint-Aagtendijk plaatsgevonden hebben. De doorbraakplas is in de loop van de 20e eeuw gebruikt als vuilstortplaats en op die plek is de dijkweg naderhand weer rechtgetrokken.

Groeiende bezorgdheid

Eens was de Korendijk een mooie groene dijk waarover af en toe een paard en wagen met hooi ging. Door de druk van het tegenwoordige landbouwverkeer werd het dijklichaam steeds verder in de dijksloten weg gedrukt en vertoonde de kruin diepe wielsporen waarin het regenwater bleef staan.

De Korendijk met diepe wielsporen, waarin het regenwater blijft staan.
De Korendijk met diepe wielsporen, waarin het regenwater blijft staan. Castricum, 1985. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Die situatie leidde in 1999 tot een treurdicht in de lokale krant, waarin de bezorgdheid over de toestand van de dijk werd verwoord.

Verdriet om de Korendijk

Langs het Krengenbos
en dwars door het lage veld
verbind je al eeuwen de duinzoom
met de hoogte van Heemstee.

Wie kent je betekenis nog,
als beschermer van grazige weiden
in Castricum’s polderland.

Je keerde het water
dat via geulen vanuit de Wijkermeer,
door de stuwende wind,
tot aan je dijkvoet werd gebracht.

Eens verhief je je groene rug
boven de weilanden uit
en lag je als een sieraad in het land,
omzoomd met twee verzonken glinsterende linten.

Maar nu wordt je kruin steeds breder,
gegroefd met diepe wielsporen
waar het regenwater in blijft staan.
De sloten die je omringen worden steeds smaller
en onder het geweld
van zwaar
je er langzaam in weg.

Is er iemand die zich erom bekommert
dat jouw schoonheid vergaat?
Is er iemand met jouw lot begaan?

Ernst Mooij (1999)

In juli 2000 brengt Ernst Mooij zijn bezorgdheid over de toestand van de dijk in een brief onder de aandacht van het college van burgemeester en wethouders. Hierop volgt een ontvangstbevestiging en daar blijft het bij.

Begin september verschijnt er een berichtje in de lokale krant met de volgende mededeling: ‘Een aantal wegen en bermen zijn onder beheer en in eigendom van de gemeente gebracht door de wet herverdeling wegen en ruilverkaveling. De Korendijk als belangrijk historisch element in het landschap vraagt in dit verband bijzondere aandacht. Het college wil onderzoeken op welke wijze deze dijk beter toegankelijk kan worden gemaakt voor wandelaars en eventueel fietsers.’

Het gehavende dijklichaam.
Het gehavende dijklichaam.

Het traject naar een gedeeltelijk herstel

Ondanks de noodkreet en het feit dat op de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord-Holland aan de dijk een zeer hoge cultuurhistorische waarde wordt toegekend, wordt er bij verschillende instanties geen gehoor gevonden en gebeurt er niets. In april 2003 is de Stichting tot behoud van de natuurlijke en cultuurhistorische waarden in de Alkmaardermeer omgeving (kortweg de ‘stichting met de lange naam’) zich met de dijk gaan bemoeien.

In een schrijven vraagt de stichting aan het college van burgemeester en wethouders de nodige stappen te nemen om tot herstel van de dijk te komen en deze begaanbaar te maken voor recreatief medegebruik. In juni deelt het college mee dat een plan van aanpak opgesteld gaat worden voor het behoud en beheer van de dijk.

Vanuit natuur beherende organisaties komt een plan om van de dijk en het doorbraak gat een stapsteen te maken in de ecologische verbindingszone ten zuiden van Castricum. Een ecologische verbindingszone biedt dieren ruimte om zich te kunnen verplaatsen, soortgenoten te ontmoeten en te overleven.

Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier werkt een plan uit, waarbij het gaat om het herstel van de ecologische waarden in samenhang met de cultuur-historische waarden en mogelijkheden voor waterberging. De provincie wil 22 procent van de kosten bijdragen.


Jaarboek 36, pagina 44

Een verkennend grondonderzoek brengt aan het licht dat er in het dijklichaam en het voormalige doorbraak gat verontreiniging zit van diverse materialen, waaronder asbest. De gemeente en de provincie overleggen over deze tegenvaller en over de kosten voor sanering. De keuze wordt gemaakt om het project toch door te zetten.

Eind april 2006 wordt met het uitdiepen van het wiel en het verstevigen van de dijk begonnen. Het eindresultaat is een perfect ronde uitgraving van het voormalige doorbraak gat met een doorsnede van 15 meter. Aan de dijk wordt niets gedaan, omdat het uitgraven van doorbraak kolk niet de verwachte ‘schone grond’ oplevert voor het herstel van de dijk en de vervuilde grond moet worden afgevoerd.

Onvrede over het resultaat

De stichting met de lange naam (Stichting tot behoud van de natuurlijke en cultuurhistorische waarden in de Alkmaardermeer omgeving)  is niet tevreden over het resultaat. Smalend wordt gesproken van een paddenpoel en men betreurt dat de stichting niet bij de plannen betrokken is geweest.

De herstelde dijk lus met de ‘paddenpoel’.
De herstelde dijk lus met de ‘paddenpoel’.

In een schrijven aan het college van burgemeester en wethouders maakt de stichting haar ongenoegen over de gang van zaken bekend. Uit een brief van de Castricumse Monumentenraad aan het college blijkt dat ook zij niet tevreden is met het resultaat. Zij schrijft:
“Wij hebben kennisgenomen van de (gedeeltelijke) uitgraving van het voormalige wiel. Van een restauratie is hiermee uit cultuurhistorisch oogpunt nog geen sprake. Wij vragen ons af welke doelstelling het Hoogheemraadschap met de uitvoering van dit plan heeft willen dienen.”

Ook de Stichting Werkgroep Oud-Castricum sluit zich bij de bezwaarmakers aan. De bezwaren van die drie organisaties zijn niet zonder resultaat gebleven. De gemeente nodigt de bezwaarmakende partijen uit voor overleg in september 2006. De standpunten worden verkend en een verslag hiervan zal aan het college worden voorgelegd.

De gemeente stelt een werkgroep in, waarin naast ambtenaren van de gemeente en het Hoogheemraadschap ook vertegenwoordigers van de hiervoor genoemde organisaties zitting hebben, alsook de Historische Kring Heemskerk en het PWN.


Jaarboek 36, pagina 45

Wandelroute

Met het instellen van de werkgroep wordt het traject van burgerparticipatie ingezet. Onder voorzitterschap van Gerard Boers, beleidsmedewerker Ruimte, komt de werkgroep op 24 juli 2007 voor het eerst bijeen. Niet het herstel van de Maerdijk/Korendijk lijkt de hoogste prioriteit te hebben, maar het uitbrengen van een routebeschrijving.

De Maerdijk of Korendijk route wordt een wandeling van 8 km door het zuidelijke deel van de gemeente Castricum. De route voert langs de duinvoet, over de dijk, door het polderlanden via een rustiek dorpsgedeelte naar de dorpskom van Castricum.

Op zaterdag 8 december 2007 opent wethouder Christel Portegies de wandelroute met de onthulling van een aan de dijk geplaatst informatiepaneel. De routeboekjes liggen klaar, de route wordt onthuld, maar door de regen en de diepe wielsporen is de niet herstelde dijk nauwelijks begaanbaar.

Over een zompige dijk begeven genodigden zich naar de onthulling van het informatiepaneel.
Over een zompige dijk begeven genodigden zich naar de onthulling van het informatiepaneel.

Wandelliefhebbers, die het nieuws over de nieuwe wandelroute in de krant hadden gelezen, waren teleurgesteld. Door de diepe met water gevulde kuilen zagen zij zich genoodzaakt om rechtsomkeert te gaan.
Een reactie in de krant vaneen teleurgestelde wandelaar:
“Toen ik las van de ingebruikname van de wandeling, verwachtte ik dat de weg dan toch eindelijk opgeknapt was, maar er is helemaal niets aangedaan. Ik weet niet wie de wandeling heeft samengesteld, maar die heeft hem vast nooit gelopen.”

Cultuurhistorische verkenning en uitvoeringsplan

Ondertussen is voorafgaand aan het voorgenomen herstel van de dijk veel verkennend onderzoek verricht. De Maerdijk/Korendijk was vroeger een grasdijk, dus moest het groene karakter van de dijk zoveel mogelijk behouden blijven.

Omdat eigentijds agrarisch bestemmingsverkeer gebruik van de dijk moet kunnen maken, moest gezocht worden naar mogelijkheden om de stabiliteit ervan te verbeteren. De gemeente had het bureau Beek & Kooiman de opdracht verstrekt voor het uitvoeren van een Cultuurhistorische verkenning en het opstellen van een herstelplan.

Onder voorzitterschap van René Marcelis, de opvolger van Gerard Boers, wordt de cultuurhistorische verkenning gepresenteerd aan de werkgroep, inmiddels aangevuld met agrariër Gerard Veldt. Daarna zet HB Adviesbureau de resultaten van de milieuonderzoeken uiteen, zoals de waterbodemkwaliteit, de waterkwaliteit, de grondsamenstelling van de dijk, de bodemvervuiling en de natuurwaarden. Ook zijn er hoogte- en profielmetingen gedaan. Vervolgens wordt een ‘programma van eisen’ besproken.

Voor het herstel van de dijk worden de volgende uitgangspunten geformuleerd:

  • de dijk ophogen tot 0,30 meter boven NAP;
  • geen grond van elders aanvoeren, met uitzondering van de ondergrond verharding en zand voor het zandbed;
  • het talud herprofileren en een kruinbreedte van minimaal 3 meter aanhouden;
  • de dijksloot aan de Castricummerzijde waar nodig iets verbreden;
  • met de aanleg van twee rijsporen van betonplaten het karakter van een groene dijk zoveel mogelijk handhaven;
  • tussen de rijsporen een strook van zogenaamd gewapend gras aanbrengen als paardenpad en voor het behoud van de groene uitstraling;
  • de vleugels van het wiel uitgraven zodat er een ruimere halve cirkel ontstaat;
  • handhaving van het rechte dijkstuk bij het wiel in het belang van de weggebruikers, maar wel enigszins verlaagd om het beeld van de dijkdoorbraak te accentueren (idee Piet Termes).

Op 14 januari 2009 komt de werkgroep voor het laatst bijeen om de uitgangspunten nog eens na te lopen en materiaalkeuzes te maken. Het wordt duidelijk dat het herstel veel geld gaat kosten. Rekening houdend met een mogelijke provinciale subsidie stemt het college van burgemeester en wethouders er mee in het herstel te laten uitvoeren.

Het dijkprofiel wordt hersteld.
Het dijkprofiel wordt hersteld.

Het aanbestedingstraject kan beginnen. De opdracht wordt gegund aan Aannemingsbedrijf Markus BV. Voor bijna 180.000 euro (exclusief btw) wordt de klus uitgevoerd. Daarin zijnde eerder genoemde onderzoeken en de voorbereidingskosten niet meegerekend.

Vanaf eind november 2009 tot en met maart 2010, met onderbrekingen wegens sneeuw en vorst, hebben de werkzaamheden plaatsgevonden.

Om zoveel mogelijk gemotoriseerd verkeer te weren, is besloten om de dijk, gelegen tussen de Malleweg en de Heemstederweg, aan te wijzen als rijwielpad. Wie een perceelgrond heeft met een ontsluiting op de dijk, kan in aanmerking komen voor een ontheffing voor landbouwvoertuigen.


Jaarboek 36, pagina 46

Het uitgegraven ‘wiel’ en de herstelde dijk met de aangebrachte rijstroken van betonplaten.

Financiering

De reconstructie van de Maerdijk/Korendijk is een onderdeel van het programma Samen Werken In het Groen (SWIG), een initiatief van de gemeente Castricum, de provincie Noord-Holland, PWN, Landschap Noord-Holland, LTO Noord en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Het project is voor 50 procent gefinancierd door de gemeente Castricum als onderdeel van de meerjarige Investeringsimpuls Buitengebied en voor 50 procent door de provincie Noord-Holland in het kader van het Investeringsbudget Landelijk Gebied. De financiering is mede mogelijk gemaakt door een flinke financiële bijdrage uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling.

Opening

Onder stralende weersomstandigheden vindt op zaterdag 5 juni 2010 de officiële opening van de gereconstrueerde Maerdijk / Korendijk plaats. De ontvangst van de genodigden is op de Hollaan 2, op de boerderij van Gerard Veldt. Zij worden door middel van een beeldpresentatie geïnformeerd over het traject dat moest worden afgelegd om tot herstel van de dijk te komen.

Paardentram naar de Maerdijk / Korendijk.
Paardentram naar de Maerdijk/Korendijk.

Vervolgens vertrekt een paardentram naar de dijk met aan boord een select gezelschap, waaronder gedeputeerde Meerhof van de provincie Noord-Holland, burgemeester Emmens-Knol en wethouder Portegies. Zittend op de bok en met de leidsels in haar handen spoort wethouder Portegies de paarden aan en wordt een rit over de dijk gemaakt. Daarmee wordt de dijk officieel in gebruik genomen.

Onder toeziend oog van burgemeester Emmens - Knol loodst wethouder Portegies de paardentram over de Maerdijk / Korendijk. Daarmee wordt de dijk officieel in gebruik genomen.
Onder toeziend oog van burgemeester Emmens-Knol loodst wethouder Portegies de paardentram over de Maerdijk/Korendijk. Daarmee wordt de dijk officieel in gebruik genomen.

Jaarboek 36, pagina 47

Korendijk. Castricum, 2012. De karakteristieke stobben in het Krengenbos. Na de houtkap zal er weer nieuw hout uitgroeien. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Ode aan de Korendijk

Langs het Krengenbos
en door het lage land
verbind je al eeuwenlang
de duinzoom met Heemstee,
beschermde je de grazige weiden,
in het Castricumse polderland.

Je keerde het water vanuit het Wijkermeer,
door de wind opgestuwd
door de restgeulen van het Oer-IJ.
Eens werd het watergeweld je teveel.
Je hield het niet meer en brak door.

Met een dijk lus werd de wond geheeld
en kon het water weer worden gekeerd.
Je verhief je groene rug boven het maaiveld uit.
Je verschafte de landman met paard en wagen
een begaanbare weg naar het land.

Tegen het landbouwverkeer van nu
was je niet bestand.
Je lichaam werd breder en platter.
Je kruin raakte diep gegroefd.
Je verloor je schoonheid.
Je werd een modderpoel.
Je ondergang leek nabij.

Gelukkig kwam er een reddingsplan.
Je flanken zijn weer strak
en je kruin weer vlak.
Parmantig lig je er weer bij,
gehard tegen tractorengeweld.

Wandelaars, fietsers en paardrijders,
zij zullen je gaan waarderen.
Zij zullen je verheffen
tot de promenade van Castricum.

Ernst Mooij (2010)

Pieter Blom, oud-voorzitter van de Werkgroep Oud-Castricum brengt een ode aan de Korendijk.
Pieter Blom, oud-voorzitter van de Werkgroep Oud-Castricum brengt een ode aan de Korendijk.

Na aankomst bij het doorbraak gat voeren de wethouder en de gedeputeerde kort het woord. Piet Blom, oud-voorzitter van de Werkgroep Oud-Castricum, draagt daarna vol overgave een lofdicht voor over de Maerdijk/Korendijk. Wandelaars, fietsers, ruiters en het lokale landbouwverkeer kunnen nu goed gebruik maken van deze parel in het Castricumse buitengebied.

Ernst Mooij

De herstelde Maerdijk, ook wel Korendijk genoemd.
De herstelde Maerdijk, ook wel Korendijk genoemd. Castricum, 2012. De dijk is nu begaanbaar voor agrarisch verkeer, wandelaars en fietsers. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Bronnen:

  • Documentatie over Maerdijk/Korendijk, Werkgroep Oud-Castricum;
  • Termes, P., Maerdijckje ofte Cooredijck, Heemskring nummer 37, Historische Kring Heemskerk, 2007;
  • Westenberg, J., Kennemer dijkgeschiedenis, Amsterdam 1974.

30 januari 2023

Kranten en drukkers (Jaarboek 36 2013 pg 28-41)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 36, pagina 28

Over kranten en drukkers gesproken …

Jan Boesenkool op zoek naar foto’s en documenten uit zijn verleden.
Jan Boesenkool op zoek naar foto’s en documenten uit zijn verleden.

Alsof het gisteren was, herinnert Jan Boesenkool (92) zich dat zijn vader besloot dat ze naar Castricum zouden verhuizen. Het was in 1941, het tweede oorlogsjaar. Vader Klaas, bedrijfsleider van een drukkerij in Middelburg, had een paar maanden gevangen gezeten. Hij was opgepakt door de Duitsers om onduidelijke redenen en kon niet meer terugkomen in zijn oude functie. In dezelfde drukkerij werkte Jan als leerling en voor hem dreigde uitzending naar Duitsland.

Aan de Geelvinckstraat in Castricum stond de drukkerij van Johan Eriks te koop. De drukkerij lag stil en Klaas Boesenkool slaagde er in die over te nemen. Zo begon het bedrijf dat het Nieuwsblad voor Castricum ruim 40 jaar in handen heeft gehad. Een flinke episode, maar het is slechts een deel van het verhaal, dat begon lang voor drukkerij Boesenkool zich over de krant ontfermde. De druktechnieken evolueerden snel, zetmachines namen het handzetten over en tenslotte veranderde alles door de komst van de computer. Voor Jan Boesenkool gaat er nog steeds niets boven de oude ‘Heidelberger’.

Weekblad voor Castricum

In november 1918 kwam er een einde aan de Eerste Wereldoorlog. Betere tijden braken aan. In 1919, het jaar waarin het Weekblad voor Castricum voor het eerst verscheen, werd op initiatief van de jonge burgemeester Lommen de VVV ‘Castricum Vooruit’ opgericht. Elektriciteit, ‘knoppies licht’ zoals de mensen zeiden, was in aantocht. De krant berichtte dat het gas- en elektriciteitsbedrijf telefonisch bereikbaar zou worden en wel onder nummer 16. Ook goed nieuws was dat de hond van caféhouder Piet Schotvanger weer thuis was gekomen na een paar dagen zoek te zijn geweest.

Het oudste in het Regionaal Archief aanwezige Weekblad voor Castricum van 3 januari 1920.
Het oudste in het Regionaal Archief aanwezige Weekblad voor Castricum van 3 januari 1920.

Het ‘Weekblad voor Castricum’, de voorganger van het tegenwoordige Nieuwsblad voor Castricum, werd ruim 94 jaar geleden (april 1919) uitgegeven door Drukkerij De Kennemer, gevestigd in de Peperstraat in Beverwijk.

Het vignet van Drukkerij De Kennemer die gevestigd was aan de Peperstraat in Beverwijk.
Het vignet van Drukkerij De Kennemer die gevestigd was aan de Peperstraat in Beverwijk.

Het bedrijf verhuisde in 1936 naar de Breestraat en is in 1952 opgeheven. De abonnementsprijs van de krant bedroeg 65 cent per drie maanden. De kop van de krant vermeldde dat J. Stuifbergen de vertegenwoordiger was, zowel voor


Jaarboek 36, pagina 29

nieuws als voor abonnementen, advertenties en de bezorging. In de loop van 1920 werd hij opgevolgd door Jac. Lute en in 1921 door Jan Brakenhoff.

Het laatst bekende nummer van het Weekblad dat in het Regionaal Archief in Alkmaar wordt bewaard, is van 30 december 1922. Hoe lang het heeft bestaan, weten we niet. Door de ‘N.V. Electrische Drukkerij, voorheen A.W. van der Hoek te Uitgeest, werd tussen 1926 en 1937 ook nog een Weekblad voor Castricum uitgegeven, maar het was anders uitgevoerd en veel advertenties waren vooral op Uitgeest gericht.

Het bedrijfspand aan de Korte Cieweg, waar tussen 1919 en 1946 achtereenvolgens vijf drukkerijen gevestigd waren.
Het bedrijfspand aan de Korte Cieweg, waar tussen 1919 en 1946 achtereenvolgens vijf drukkerijen gevestigd waren.

De eerste drukkerij in Castricum

Op 26 november 1919 richtten Leo Coret, boekdrukker uit Alkmaar en Johan Schuijt, zaadhandelaar in Limmen, ‘N.V. Coret’s Electrische Handelsdrukkerij’ op. De nieuwe onderneming werd gevestigd in een bedrijfsgebouw aan de (Korte) Cieweg, dat waarschijnlijk omstreeks 1916 is gebouwd op de plaats waar nu de Prins Marijkestraat begint.

Dat gebouw was ook de plaats waar de zaad- en kunstmesthandel van Jaap Schuijt zich bevond. Die woonde er vlak naast in het nu nog bestaande pand van de familie Poel. Schuijt, tevens raadslid en veilingmeester, vertrok in 1920 naar Veur in Zuid-Holland, wegens zijn benoeming tot veilingmeester aldaar. Piet Kuijs, die zich later in de Dorpsstraat vestigde, zou de zaak hebben overgenomen.

Wapenfeiten van Coret’s drukkerij zijn de uitgifte van een gids voor Castricum en de ingebruikneming van een rotatiepers in het jaar 1920.
In december 1920 berichtte de krant dat een combinatie van ‘Amsterdamse heren’ de drukkerij, gevestigd aan de (Korte) Cieweg 81, telefoonnummer 15, had overgenomen om er een groot en modern bedrijf van te maken. De naam werd ‘Boek- en Handelsdrukkerij Brederode’. Volgens advertenties waren in mei 1921 de drukkerij en een kunstmesthandel nog steeds op hetzelfde adres te vinden.

Dante Alighieri geeft de ‘Castricummer Courant’ uit

Drukkerij Brederode was bepaald geen blijvertje. Op 15 juli 1921 richtte Louis Winkeler de drukkerijen uitgeversmaatschappij ‘Dante Alighieri’ op en ‘Brederode’ werd overgenomen. In 1922 koopt hij het bedrijfsgebouw van Jaap Schuijt waar de drukkerij dus al in zit.

Het doel van het nieuwe bedrijf werd als volgt omschreven:
“Het drukken en uitgeven van boekwerken en geschriften, waarvan de inhoud niet in strijd is met de rooms-katholieke geloofs- en zedenleer, bij voorkeur met een apologetische (verdedigende) strekking, het exploiteren van een drukkerij en het verrichten van alles wat tot het grafische vak behoort.”

Het aandeel in drukkerij Dante Alighieri.
Het aandeel in drukkerij Dante Alighieri.

Het maatschappelijk kapitaal bedroeg 100.000 gulden en er werden aandelen van 200 gulden per stuk uitgegeven.

De kleinzoon Lodewijk Winkeler zei over zijn grootvader:
“Hoe hij in Castricum verzeild geraakt is, is onbekend. Castricum was toch niet echt een plaats om een prestigieuze drukkerij te beginnen.”

Louis Winkeler had in 1915 aan de Haarlemmerstraat in Amsterdam de rooms-katholieke Boekcentrale opgericht, die later naar de Keizersgracht is verhuisd en tenslotte belandde in een monumentaal pand aan de Herengracht. De onderneming was vooral gericht op het uitgeven van stichtelijke literatuur voor rooms-katholieken.


Jaarboek 36, pagina 30

Louis Winkeler die in 1924 de Castricummer Courant uitgaf.
Louis Winkeler die in 1924 de Castricummer Courant uitgaf.

Louis Winkeler zag ook kansen voor een plaatselijke krant. In april 1924 verscheen de nieuwe krant iedere zaterdag onder de naam ‘Castricummer Courant’. Deze werd onder abonnees verspreid in Castricum, Heiloo, Limmen en Heemskerk tegen de prijs van 1 gulden per drie maanden. Een kopie van een exemplaar van 14 juni 1924 is bewaard gebleven. De krant werd bijzonder gewaardeerd. Volgens overlevering werden de verslagen en de commentaren van Winkeler op de vergaderingen van de gemeenteraad door iedereen verslonden.

Bij het einde van de eerste jaargang schreef Winkeler:
“Een vol jaar, week aan week hebben wij getracht u bekend te maken wat in onze omgeving is voorgevallen. Wij hebben naar ons beste vermogen gewezen op verkeerde toestanden of dank gebracht voor verbeteringen. Wij hebben een weinig kunnen meewerken tot het verkrijgen van de belangrijkste dingen als een strandweg en waterleiding, in één woord, wij trachten nuttig te zijn voor iedereen. De Castricummer Courant is een deel van Castricum’s leven geworden. Men wacht des Zaterdags op haar en wil haar lezen. Dat is voor ons een mooie voldoening. Het vergoedt enigszins de zorgen en moeite aan het redigeren van een blad verbonden.”
Vervolgens drong hij wel aan op meer abonnees en meer adverteerders om de krant in stand te kunnen houden.

Dirk Schotvanger.
Dirk Schotvanger. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Het eerste baantje na de lagere school van de in 2010 overleden Dirk Schotvanger was bij deze drukkerij. Dirk vertelde:
In 1924 kwam de Castricummer uit en daar ging ik toen abonnees voor zoeken. Ik was ook bezig in de afdeling boekbinderij en ik vouwde kranten. Er stonden twee grote drukpersen en een kleine voor kaartjes en zo. De zetters van de krant kwamen met de trein uit Alkmaar. Directeur Winkeler was een bekende man in het dorp. Hij zat altijd in de cafés want daar deed hij alle dorpsnieuwtjes op. Hij schreef ook grappige stukjes, in de rubriek ‘Langs de Dorpsstraat’ onder de naam ‘Barbertje.”

Louis Winkeler raakte tijdens zijn cafébezoeken bevriend met een andere trouwe klant, kapitein Rommel en hij kreeg het voor elkaar dat de kapitein voor de krant het vervoer per schip beschreef van hadjis (bedevaartgangers) naar Mekka. Rommel leverde ook een paar foto’s, maar die konden alleen in de drukkerij door abonnees bezichtigd worden (zie voor kapitein Rommel 12e Jaarboek, 1989).

In 1925 rolde er nog een bijzonder mooi drukwerkje van de pers: een VVV-gids voor Castricum met een beschrijving van het dorp en prachtige foto’s. Alle inspanningen ten spijt ging Dante Alighieri eind 1926 failliet. Een staking van de typografen vanwege achterstallig loon ging er aan vooraf. Louis Winkeler en zijn gezin vertrokken naar Amsterdam en verhuisden vervolgens naar Rijswijk. Daar werd hij drukker voor een religieuze lekencongregatie, de Kruisvaarders van Sint Jan. In 1936 overleed hij op 47-jarige leeftijd.

Drukkerij aan de (Korte) Cieweg.
Drukkerij aan de (Korte) Cieweg.

N.V. Castricumsche Drukkerij

Op 1 april 1927 startte aan de (Korte) Cieweg een nieuwe onderneming onder de naam N.V. Castricumsche Drukkerij. Inmiddels is dat dan al de vierde drukkerij in hetzelfde gebouw. De eerste directeur is Henricus Mathijs Maria Bettonviel. In 1930 werd hij opgevolgd door Jacob Polak, die tot 1934 op het adres Geelvinckstraat 13 woonde en vervolgens terugkeerde naar Amsterdam. Johan Houbaer heeft de directeursfunctie nog enige jaren waargenomen. De onderneming zette de activiteiten van Dante Alighieri op de oude voet voort, zoals onder andere door de uitgifte van VVV-gidsen en de Castricummer Courant.

De drukkerij kwam in 1928 in het nieuws vanwege een inbraak. De buit bestond uit een fiets en enige sigaren.

De gevechten tussen Russische en Engelse troepen tegen de Bataafse en Franse troepen, tijdens de slag bij Castricum.
Schilderij van de gevechten tussen Russische en Engelse troepen tegen de Bataafse en Franse troepen, tijdens de Slag bij Castricum op 6 oktober 1799. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

In 1932 verscheen de geschiedenis van ‘De Veldslag bij Castricum in 1799’ als vervolgverhaal in de krant. Vanwege het succes gaf de drukkerij de feuilleton in 1935 in boekvorm uit.

Carel J. Brensa

Op 10 november 1936 verspreidde de N.V. Castricumsche Drukkerij een bijzonder rouwnummer van de Castricummer Courant in verband met het overlijden van burgemeester Lommen. Het hoofdartikel, dat de hele voorpagina besloeg, was ondertekend door Carel J. Brensa.

Het bleek het pseudoniem te zijn voor Arie de Geus van den Heuvel. In 1933 was hij in Castricum komen wonen. Hij was toen al een bekend publicist. Arie was getrouwd met Cornelia J. Brens, vandaar het van de naam van zijn vrouw afgeleide pseudoniem Carel J. Brensa of zelfs dr. Carel J. Brensa.

Brensa was ook artiest en trad op voor de radio met ‘liedjes aan de vleugel’. Hij werkte in 1933 mee aan een revue van producent Frits Stapper. De revue heette ‘Kom mee! Hij weet het!’ Hollandse tekst en liederen van Carel J. Brensa.


Jaarboek 36, pagina 31

Het optreden in Carré zal ongetwijfeld een hoogtepunt geweest zijn voor hem, ook al omdat zijn geboortejaar 1887 toevallig ook het jaar is waarin Carré werd geopend. Helaas, volgens de recensies was de revue een mislukking en een zouteloos allegaartje.

Carel Brensa schreef twee detectives, een boek over een reis naar Zuid-Amerika en boeken op het gebied van de wielersport.

Carel J. Brensa (midden-boven) aanwezig bij de ondertekening van de overeenkomst tussen uitdager Max Euwe (met de pen in zijn hand) en de - toen nog wel - wereldkampioen schaken Aljechin in 1935.
Carel J. Brensa (midden-boven) aanwezig bij de ondertekening van de overeenkomst tussen uitdager Max Euwe (met de pen in zijn hand) en de – toen nog wel – wereldkampioen schaken Aljechin in 1935.

In 1935 verscheen van zijn hand het boek ‘Tachtig dagen schaak’ met een populair-historische rapportage van de tweekamp Euwe – Aljechinom het wereldkampioenschap schaken.

In Castricum was Carel Brensa actief als voorzitter van de Vereniging voor Forensenbelangen die later met de VVV ‘Castricum Vooruit’ fuseerde.

Hette Woudstra oprichter Nieuwsblad voor Castricum

Intussen was er nog een drukkerij in het dorp bijgekomen. Rond 1930 verhuurde bloemist en kweker Jan Kehl een bollenschuur aan Hette Woudstra aan de Dorpsstraat 72. Woudstra had een papiergroothandel en een drukkerij in Alkmaar en was uitgever van een krant onder de naam ‘De drie Egmonden’.

Hij begon in april 1936 met het ‘Nieuwsblad voor Castricum’ en is dus de oprichter van de nu (in 2013) nog bestaande krant. Het 75-jarig bestaan is – uitgaande van een eerste plaatselijke krant in 1924 – al in 1999 herdacht, maar het jubileum had feitelijk in 2011 gevierd moeten worden. Met de komst van het Nieuwsblad kreeg de door Winkeler opgerichte Castricummer Courant een onverwachte concurrent. Uit het programma voor een feestweek in de zomer van 1936 blijkt dat beide kranten vertegenwoordigd waren in een grote optocht van verenigingen en neringdoenden’. De twee kranten visten in dezelfde kleine vijver en dat bleek moeilijk vol te houden.

Drukkerij Nagengast

Hette Woudstra was de wegbereider voor drukkerij Nagengast. Piet Nagengast was zijn stiefzoon. Hij hielp veel mee in het bedrijf van zijn tweede vader en volgde een opleiding tot typograaf. Piet trouwde in 1936 met Catharina Henselmans en betrok de woning Dorpsstraat 107 vlak naast het Zusterhuis bij de rooms-katholieke kerk.

Het was kennelijk de bedoeling dat hij het filiaal van zijn stiefvader zou leiden, maar de verstandhouding was heel slecht en het liep al snel uit op ruzie. Hij verhuisde voor korte tijd met de drukkerij van Dorpsstraat 72 naar een schuur op het adres Dorpsstraat 38.

Per 1 oktober 1936 nam hij het filiaal en de uitgifte van het Nieuwsblad voor Castricum officieel over. Nog in hetzelfde jaar vestigde de drukkerij zich aan de Cieweg in het pand van de N.V. Castricumsche Drukkerij waarvan alle schulden en eigendommen werden overgenomen. Drukkerij Nagengast was al het vijfde grafisch bedrijf aldaar.

Door die overname kwam dus ook de Castricummer Courant in handen van Nagengast. Aan het eind van de jaren (negentien) dertig werd in de kop van het Nieuwsblad vermeld dat de Castricummer Courant erin was opgenomen.

Kop van het Nieuwsblad na de samenvoeging met de Castricummer Courant.
Kop van het Nieuwsblad na de samenvoeging met de Castricummer Courant.

Oorlogsjaren

Nagengast zette de uitgifte van het Nieuwsblad enthousiast voort. Zelf was hij in de eerste plaats drukker en geen journalist. De hoofdredacteur van de krant was J. Burger uit Beverwijk. Zo af en toe klom Nagengast zelf in de pen. In een hoofdartikel in 1941 gaf hij duidelijk te kennen dat hij van het nationaal-socialisme niets moest hebben. Zo schreef hij onomwonden:
“Het is een bekend feit, dat van NSB-ers gezegd wordt, dat voor hen de touwen klaar liggen en dat de bomen zijn aangewezen, waaraan zij zullen bengelen.”

Hij wilde het zelf zogenaamd niet over politiek hebben, maar over een levenshouding en over principes en benadrukte: “Wij zijn en blijven vrije menschen; wij zijn en blijven vrije Nederlanders en we kiezen zelf onze weg.” Hoe ‘voorzichtig’ hij zijn mening ook geformuleerd had, de krant werd enige tijd verboden, door Seyss Inquart op verzoek van NSB-burgemeester Sloet tot Everlo.


Jaarboek 36, pagina 32

Piet Nagengast met de antieke trapdegel-drukpers (1961).
Piet Nagengast met de antieke trapdegel-drukpers (1961).

In een terugblik op zijn Castricumse jaren van 1936 tot 1946 vermeldde Nagengast dat er niet minder dan zeven andere bladen in die tijd ook hun geboortedag hebben gevierd, doch na een kort leven ten grave werden gedragen: “Het meest funeste blad was ‘De gemeentebode’, onder redactie van de NSB-burgemeester. Schouder aan schouder hebben wij gestreden tegen dit unfaire blaadje.”

De drukkerij, die hoofdzakelijk haar bestaansrecht had gevonden in het uitgegeven van kranten en periodieken, lag in de oorlogsjaren praktisch stil. Krantenpapier was niet meer verkrijgbaar. Met moeite kon hij nog wat druk-orders voor de Distributiekring Castricum en Uitgeest uitvoeren. Daarvoor kreeg de drukkerij in januari 1945 alleen nog stroom op woensdag en donderdag van 9.00 tot 16.00 uur.

Het Nieuwsblad voor Castricum gecombineerd met het illegale blad ‘Strijd’.
Het Nieuwsblad voor Castricum gecombineerd met het illegale blad ‘Strijd’.

Vanaf oktober 1944 verscheen het illegale blad ‘Strijd’. Het was een stencil dat na lezing zo snel mogelijk moest worden doorgegeven aan ongeveer tien adressen. Veel berichten kwamen van luisteraars van her en der verstopte radio’s.

De Stencilmachine die gebruikt is voor het illegale blaadje De Strijd in de Tweede wereldoorlog.
De Stencilmachine die gebruikt is voor het illegale blaadje De Strijd in de Tweede wereldoorlog. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

De krantjes kwamen van een stencilmachine die in het kleine huisje stond van tante Sientje, mevrouw Gesina Veldt-Van der Hurk aan de Kooiweg.

Strijd gaat over in Nieuwsblad

Direct na het eind van de oorlog blies Nagengast zijn bedrijf weer nieuw leven in. Op 14 mei 1945 verscheen er al een bijzondere uitgave van het blad Strijd en vervolgens werd het Nieuwsblad voor Castricum in de eerste maanden uitgegeven in combinatie met het voorheen illegale blad. Als redactionele medewerkers werden genoemd: V. de Groot, J. Bliek, J. Krom, J.C. Krom en H. Nijdam.

De eerste zinnen van het hoofdartikel getiteld ‘Bij onze terugkomst’ in de editie van 30 mei 1945 luidden:
“Het doet ons bijzonder veel genoegen weer ten toneele te mogen verschijnen. Zooals u aan ons uiterlijk ziet, zijn wij door de oorlog ook vermagerd. Jarenlang hebben de moffen en hun vuige trawanten ons het zwijgen opgelegd; thans zullen wij onze oude functie de spiegel van Castricum’s openbare mening weer hervatten.”

Op 10 augustus 1945 werd wel een heel bijzondere uitgave van het Nieuwsblad bezorgd. Deze bestond uit een aan één kant bedrukt A4-tje met in grote letters de bekendmaking van de capitulatie van Japan.
Onder meer door papierleveranties aan verzetsorganisaties en het drukken van bonkaarten hield Nagengast uit de oorlogsjaren veel relaties over. Een grote toename van orders was het gevolg, waardoor het pand aan de (Korte) Cieweg te klein werd.

In april 1946 kondigt Piet Nagengast in zijn krant het vertrek van de drukkerij uit Castricum aan. Het was hem naar zijn zeggen niet snel genoeg gelukt medewerking van de gemeente te krijgen voor nieuwbouw, maar waarschijnlijk had het ook met opdrachtgevers te maken. In Alkmaar slaagde hij erin aan de Laat een pand met twee verdiepingen te bemachtigen. Het bovenste gedeelte werd verhuurd aan een modeatelier.

Het personeel dat in Castricum voor het bedrijf werkte, ging mee naar de nieuwe vestiging en ook het Nieuwsblad werd er nog enkele jaren gedrukt. Op zaterdag 7 september 1946 opende Nagengast zijn nieuwe bedrijfsruimte.


Jaarboek 36, pagina 33

Data uit de krantengeschiedenis:

1919 Weekblad voor Castricum uitgegeven door drukkerij De Kennemer in Beverwijk.
1919  N.V. Coret’s drukkerij gevestigd aan de (Korte) Cieweg.
1920  Drukkerij Brederode neemt Coret over.
1924 Nieuwe drukkerij Dante Alighieri van Louis Winkeler start de Castricummer Courant.
1927 De Castricumse Drukkerij volgt Dante Alighieri op en neemt de krant over.
1930 Hette Woudstra opent een drukkerij aan de Dorpsstraat.
1936 Hette Woudstra begint met het Nieuwsblad voor Castricum. De krant wordt in hetzelfde jaar overgenomen door stiefzoon Piet Nagengast die ook de Castricumse drukkerij aan de Korte Cieweg en de Castricummer krant overneemt.
1941 Nieuwsblad voor Castricum verboden.
1941 Drukkerij Boesenkool en zoon vestigt zich aan de Geelvinckstraat. Huis-aan-huis blad ‘De Faam’ wordt enige jaren uitgegeven.
1946 Drukkerij Nagengast verhuist naar Alkmaar en particulieren gaan het Nieuwsblad exploiteren.
1949 Drukkerij Boesenkool koopt het Nieuwsblad voor Castricum.
1966 Onze Krant opgericht. Het Nieuwsblad wordt ook huis-aan-huis verspreid.
1976 Drukkerij Boesenkool betrekt het pand van de voormalige zuivelfabriek aan de Breedeweg.
1986 Nieuwsblad voor Castricum doorverkocht aan de uitgeverij van de Verenigde Noord-Hollandse Dagbladen.
1989 De Castricummer opgericht.
2006 Nieuwsblad voor Castricum stapt over op tabloidformaat.

Stichting Nieuwsblad voor Castricum

Door zijn vertrek uit het dorp zag Nagengast geen kans meer het Nieuwsblad te leiden. Hij slaagde erin enkele plaatsgenoten te interesseren voor een overname van het blad en de Stichting ‘Nieuwsblad voor Castricum’ werd opgericht. Het nieuwe redactieadres per 1 mei 1946 was bij J. Wahlen, Geelvinckstraat 26.

Het was geen geringe opgave om de krant twee keer per week op woensdag en zaterdag te laten verschijnen. De kopij moest een dag van tevoren bij drukkerij Nagengast in Alkmaar worden aangeleverd. Wahlen hield het na ruim een jaar voor gezien. In de krant van 30 november 1949 verklaarde Wahlen uitvoerig zijn vertrek. Hij bedankte alle medewerkers: Karel Vermeulen (tevens onderwijzer) voor de administratie, Bram Borst voor zijn werk als verslaggever, Ger van Weel die veel aandacht besteedde aan de herdenking van de Tweede Wereldoorlog en Joop Boot die de uitwedstrijden van CSV versloeg. Ook bedankte hij Ab van Kluyve voor zijn pittige actuele poëzie, zuster Bots voor de gevoelige verzen en nestor Stolk die vanuit het huis van ouden van dagen af en toe ook nog eens ‘zijn harp liet ruisen.’

In juli 1947 verkocht hij de krant aan de effectenmakelaar Johan Bos, Karel Vermeulen (onderwijzer) en Hein Groot (schoenenwinkel), maar ook voor hen werd de last al snel te groot. Per 1 december 1949 nam Klaas Boesenkool het Nieuwsblad voor Castricum over.

Bram Borst, metselaar, kolenboer, pompbediende, conciërge, zanger en verslaggever.
Bram Borst, metselaar, kolenboer, pompbediende, conciërge, zanger en verslaggever.

Bram Borst (1919-2007)

Van 1 januari 1949 tot 1953 werkte Bram Borst voor het Nieuwsblad. Hij was de opvolger van Jan Stuifbergen (bijnaam: de Koet), wiens eigenlijke beroep verzekeringsagent was en die de functie in 1947 en 1948 vervulde. Jan stond ook bekend als een ‘halve advocaat’ die voor de mensen in de bres sprong.

De ontdekker van het schrijftalent van Bram Borst was Johan Bos. Bram Borst had wel eens wat geschreven voor ‘Het katholiek Thuisfront’ voor de soldaten overzee en was daarmee opgevallen. Hij werkte eerst als metselaar bij het bedrijf van zijn vader, aannemer Gerrit Borst, maar op doktersadvies was hij aan het werk gegaan bij de Hoogovens. Bos haalde hem over om voor de krant te gaan werken en dat deed hij tenslotte met veel plezier. Borst schreef niet alleen, hij wierf advertenties en abonnees, vouwde kranten, bezorgde ze en haalde het abonnementsgeld op van 70 cent per maand.

Door onenigheid over een door Klaas Boesenkool voorgestelde salarisverlaging keerde hij weer terug bij het bedrijf van zijn vader. Daarna was hij nog zeker 10 jaar werkzaam bij de kolenhandel Steeman en vervolgens 17 jaar conciërge bij het Jac. P. Thijsse College. Hij was een uitstekend zanger en lid van diverse koren. Op 27 december 2007 overleed Bram Borst op 88-jarige leeftijd.


Jaarboek 36, pagina 34

Klaas Boesenkool, oprichter van drukkerij Boesenkool en Zoon.
Klaas Boesenkool, oprichter van drukkerij Boesenkool en Zoon.

Boesenkool naar Castricum

Klaas Boesenkool had in een vakblad gelezen dat er een drukkerij in Castricum te koop stond. Het was de drukkerij van Johan Eriks in de Geelvinckstraat, die daar nog maar een paar jaar (vanaf november 1936) gevestigd was.De toen 26-jarige Eriks verbleef in Duitsland en de drukkerij lag stil.

Het woonhuis van de familie Boesenkool in de Geelvinckstraat met daarachter het pand waar de drukkerij gevestigd was.
Het woonhuis van de familie Boesenkool in de Geelvinckstraat met daarachter het pand waar de drukkerij gevestigd was.

Jan Boesenkool (geboren in 1920) vertelt:
“Mijn vader kwam oorspronkelijk uit Staphorst, mijn moeder uit Yerseke. Zelf ben ik geboren in Rotterdam. Ik ben er nog eens een kijkje wezen nemen. De straat, een zijstraat van de Maashaven, is er nog. Wij zijn in 1941 naar Castricum gekomen. Zo gauw mijn vader zich kon verbeteren, kwam de verhuiswagen en daar gingen we weer. We hebben achtereenvolgens in Mijdrecht gewoond, een half jaar in Soest, in Rotterdam en in Meppel. In Rotterdam was hij in 1920 zelf nog een drukkerij begonnen. Van 1934 tot 1941 hebben we in Middelburg gewoond. Mijn vader was bedrijfsleider bij drukkerij De Boer. Ik was daar leerling.

De stad was op 17 mei 1940 gebombardeerd door de Duitsers, de drukkerij brandde af en mijn vader werd overgeplaatst naar Vlissingen. Hij heeft nog een half jaar vast gezeten. Toen hij weer thuis kwam, was een herplaatsing in het bedrijf een probleem. Voor mij dreigde uitzending naar Duitsland. Er moest wat gebeuren. In Castricum stond een drukkerij te koop. Daar heeft mijn vader de hand op weten te leggen en zodoende zijn we dus vanuit Middelburg naar Castricum verhuisd.

De inventaris van de drukkerij bestond uit letterkasten (zetbokken), een trapdegel en een ‘Johannisberger snelpers’ met motoraandrijving. In de Geelvinckstraat was mijn vader de zetter en ik de drukker. We hadden ook een zetter, waarmee we ook in Middelburg werkten. Ik vergeet nooit dat de eerste klant die binnenstapte slager Lakeman uit Bakkum was, die wat nota’s liet drukken. We hadden geluk dat we veel werk meekregen uit Middelburg vandaan. We konden zeker een half jaar vooruit en hier verder de boel opbouwen.

Mijn vader had het idee om naast het handelsdrukwerk een krant uit te geven. Dat is het blad ‘De Faam’ geworden dat in september 1941 voor het eerst verscheen. Op vrijdag werd het gratis huis aan huis bezorgd. Het Nieuwsblad bestond al, maar dat werd alleen onder abonnees verspreid. Je had misschien 2.500 kranten, meer niet. Na het drukken pakte je je fiets en ging je ‘s avonds de krant nog bezorgen. Met een lantaarntje liep je tot middernacht met de kranten door het dorp. Mijn vader hielp ook mee. Rond 1943 was het afgelopen. De bezetter besloot geen papier meer toe te staan voor plaatselijke blaadjes. In augustus 1945 zijn we weer begonnen met ‘De Faam’, waarin ook het rooms-katholieke blad ‘Nieuwe Banen’ was opgenomen. Die krant heeft niet lang bestaan.

De eigenaren Bos, Vermeulen en Groot kwamen vader vragen of hij interesse had het Nieuwsblad over te nemen. In december 1949 zijn wij daarmee begonnen. We drukten de krant eerst op de Johannisberger snelpers waar we het papier met de hand in moesten leggen. Enkele jaren later kochten we een ‘Heidelberger’. Eerst werd de krant halfautomatisch gevouwen. Als deze uit meerdere bladen bestond, moest er ingestoken worden. Vroeger werd er met de hand gezet. Ik heb nog een zethaak, waarin de letters geplaatst werden. Toen kwamen de loodzetmachines. We hadden er twee staan. Later kwamen er twee nieuwe bij. Je tikte een letter aan en dan kwam de matrijs aan draden naar beneden. Vervolgens kwam de loodpot naar voren. Als je ziet hoe nu een krant gemaakt wordt en vroeger … Dat kan je je niet meer voorstellen; we hebben wat afgesappeld.

In 1947 kwam Tinus Zijp bij ons werken. Ik zie hem nog komen. Hij werd door zijn vader gebracht op zijn klompies. Hij kreeg een grafische opleiding in Alkmaar en werd zetter en ook drukker. Tinus heeft 43 jaar bij ons gewerkt. Hij was als een broer voor me. Helaas is hij in 2011 overleden.”

Tinus Zijp achter de computer.

Tinus Zijp (1933-2011)

“Na de lagere school ging ik naar Boesenkool. Het was in 1947 en ik was 14 jaar. Mijn vader had wel gewild dat ik net als hij schilder werd, maar hij had al snel in de gaten dat dat niets voor mij was.

Op zaterdagmiddag ging ik naar de ambachtsschool en daar leerde ik het grafische vak. Normaal werkten we zaterdag de hele dag nog, maar omdat ik dat diploma moest halen, kreeg ik vrij. Tot 12.00 uur moest ik werken, dan thuis eten en vervolgens op de fiets naar Alkmaar, waar ik om 13.00 uur moest wezen. Zo heb ik hard leren fietsen.


Jaarboek 36, pagina 35

De opleiding, een halve dag per week, duurde 4 jaar. Maar ik had al een jaar ervaring voor ik met de opleiding begon.

Eerst moest ik de letterkast leren kennen. Daar kreeg ik twee of drie uurtjes de tijd voor. Na een week stond ik net als een volleerd handzetter te werken. Ik leerde handzetten door het maken van gebedenplaatjes voor pastoor Goes. Klaas Boesenkool kon het linkshandige schrift van de pastoor niet lezen.

We waren met z’n drieën, de oude Boesenkool, zijn zoon Jan en ik. Later kwam er nog een drukker bij, André Götz. Je leerde het hele vak, want je moest zowel zetten als drukken.

In het begin drukten we nog geen kranten, het was zuiver particulier werk. Ook boekbinden heb ik bij Boesenkool nog geleerd van meneer Haaske.

Toen ik er acht jaar werkte, kreeg ik het diploma voor leermeester. Ik had een paar leerlingen gehad en van de tien slaagden er acht. Van de grafische bond, wat toen een machtige organisatie was, kwamen ze vragen hoe dat kon, want de drukkerij had officieel geen leermeester. Toen hebben ze mij het diploma gegeven. Eerst hebben we de krant nog een paar jaar met de hand gezet. Met de zethaak in je hand pakte je letter voor letter. Dat was toen we in 1949 het Nieuwsblad overnamen van de toenmalige eigenaren.

Rond 1952 kregen we ook een loodzetmachine. Joop Kibbelaar, die getrouwd was met Riet Boesenkool, werkte daarmee. Joop had gaten in zijn knieën van de warmte van de loodpot. Het lood in de machine werd kokend heet. Je tikte de letter aan dan ontstond de regel en dan kwam de loodpot er naar toe.

Op de Breedeweg heb ik ook nog met de hand gewerkt, maar dat was zuiver het particuliere werk. De zetmachines werden voor de krant gebruikt.

Dat fotografisch zetten vond ik een afgrijselijk iets. Tegenwoordig is het 2 uur werken en dan een kwartier eraf. Wij zaten ‘s morgens om 6 uur en ‘s avonds om 6 uur ging je er achter vandaan. Eerst woog ik 60 kilo en toen werd ik 70 kilo. Ik vond het een verschrikking dat werken met die computer. Je had geleerd goed te letten op het afbreken van woorden, maar nu doet de machine het en dan erger ik me vaak aan de fouten die gemaakt worden. Al ben ik nu al 20 jaar weg, ik let er nog op. Het stoort me echt. De Nederlandse taal moest je beheersen.

Tinus Zijp was het oude handzetten nog niet verleerd.
Tinus Zijp was het oude handzetten nog niet verleerd.

Het grootste aantal collega’s waarmee we in de Geelvinckstraat werkten, was een man of 12. Op de Breedeweg maximaal 28. Ik heb 43 jaar bij Boesenkool gewerkt. Eerst bij Klaas, toen bij Jan en tenslotte bij Ton Karels.”

Jan van der Schaaf, die vanaf zijn schooltijd het liefst muziek maakte.
Jan van der Schaaf, die vanaf zijn schooltijd het liefst muziek maakte.

Jan van der Schaaf

“Ik heb mijn eerste opleiding als drukker van Tinus Zijp gehad. Toen ik een jaar of 14 was omstreeks 1955, nam mijn vader me aan de hand mee naar Klaas Boesenkool. Om te beginnen moest ik het ABC in letters opzoeken en


Jaarboek 36, pagina 36

tegen elkaar leggen. Ze haalden wel grappen met me uit. Dan moest ik een letterzeef halen bij de smid bijvoorbeeld. Dan bleef ik mooi de hele middag weg, dus daar stopten ze mee. Ik weet nog dat ik eens een bidprentje heb gezet. Dat is met het kleinste lettertje dat er is. Normaal gesproken moet dat wel in twee of drie uur lukken. Ik liet het uit mijn handen vallen. Nu word ik ontslagen, dacht ik, maar ze vonden het niet erg. Het hoorde bij het leerproces.

Voor afbeeldingen in de krant maakte je van loodautotypen of clichés. We hadden een groot gasstel en daar zetten we een pan op. De oude clichés gingen er in en dan kreeg je dus een pan met gesmolten lood. Dat lood werd in een matrijs gegoten. Het spatte soms tegen het plafond aan. Je moest dus gieten zonder te kijken met je hoofd afgewend en hopen dat het goed ging. Bij de machine van de typograaf, die werkte met letters aan een draadje, ging ook vaak iets mis. Dan riep de typograaf: onderuit! Dan gingen we gebukt staan, want dan spoot de machine lood.

Invouwen en insteken van de krant, we hielpen met alles mee. Als de krant uitkwam, wist je nooit hoe laat je thuis kwam. Het moest allemaal maar net goed lopen. Het was heel hard werken. Ik heb ook bij verschillende andere grafische bedrijven gewerkt, maar vanaf mijn schooltijd is muziek voor mij toch het belangrijkste geweest.”

Cor Lof van drukker tot acquisiteur

Mijn vader Cor Lof werd hoofdzetter bij Boesenkool en ik rolde er vanzelf in. Eerst als bezorger van het Nieuwsblad in Heemskerk. Ik begon in de jaren (negentien) zestig als krullenjongen bij Boesenkool en volgde één dag per week een opleiding als boekdrukker. Ik maakte de overgang mee van het loodtijdperk naar het fotografisch zetten. Dat werken met lood was niet erg gezond. Veel melk drinken was een remedie tegen de looddampen, zo werd gezegd.

De redactie van het nieuwsblad voor Castricum.
Dit is de redactie van het nieuwsblad voor Castricum. Het blad bestaat in 1999 75 jaar. Links Cor  Lof, Ad van de Velde en in het midden Tanya de Goede. Dorpsstraat 35 in Castricum, 1999. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Langzamerhand nam ik het ophalen van advertenties over van Ad van de Velde. Ik kreeg een goede band met de adverteerders en maakte met de gegevens die ik van ze kreeg, de advertentie zelf op. Door de vereenvoudiging van het drukproces en de grotere mogelijkheden kwamen er in de jaren (negentien) negentig steeds meer eigen folders en verminderde de hoeveelheid advertenties. Toen er nog abonnementsgeld werd geheven, was de verhouding 40 procent tekst en 60 procent advertenties. Toen de krant gratis werd, veranderde dat in 25 procent en 75 procent.

De overgang naar tabloidformaat in november 2006 veranderde ook de berichtgeving. De hoeveelheid nieuws bleef minstens gelijk, maar de tekst werd korter en puntiger. Zo konden we meer berichten op dat kleinere formaat kwijt. In mei 2012 ben ik na 48 jaar gestopt.

Verslaggever Huug Kortekaas (1922-1966) in actie bij de start van een wielerronde voor de jeugd: de Tour de Flevo.
Verslaggever Huug Kortekaas (1922-1966) in actie bij de start van een wielerronde voor de jeugd: de Tour de Flevo.

Redacteuren

Huug Kortekaas volgde in 1953 Bram Borst op. Kortekaas kwam oorspronkelijk uit Wassenaar en kwam in de hongerwinter in Heiloo terecht. Oorspronkelijk werkte hij bij een loodgietersbedrijf, maar hij kreeg ernstige longklachten. Zwaar werk kon hij dus niet meer doen. Net als Bram Borst combineerde Kortekaas de verslaggeverij met het werven van advertenties en alles wat er verder te doen viel. Hij maakte ook foto’s en ontwikkelde ze in zijn huis aan de Leo Toepoelstraat. Kortekaas werd in het dorp ‘Volle maan’ genoemd vanwege zijn kaalhoofdigheid. Huug overleed al op 43-jarige leeftijd in 1966.

Quirinus de Ruijter
Quirinus de Ruijter

Zowel Bram Borst als Huug Kortekaas werkten wel samen met andere freelancers zoals de onderwijzer meester Kattestaart en de oer-Castricummer Quirinus (Rinus) de Ruijter. De Ruijter werd geboren in het duin in een uit 1836 daterende stolpboerderij die de Kroftwoning werd genoemd.

De Kroftwoning.
De Kroftwoning. Kroftlaan, duinen in Bakkum, 1916. Deze stolp stond in het duin. De boerderij is in 1916 gesloopt. De boerderij werd bewoond door de familie Willem de Ruijter en de familie Zonneveld (Piet van Sien). De Krochtlaan (ook wel Kroftlaan) is een zijweg van de Zeeweg tegenover het voetbalveld. Na enige honderden meters zien we links een groot veld. Een goed opmerker zal zien dat ongeveer twintig meter daarvoor de sloot langs de weg door een dam wordt onderbroken. Deze dam was de toegang tot de Kroftwoning die in 1836 in het kader van de ontginning werd gebouwd. Grafiettekening van Mijne Krist. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Hij verzorgde onder andere de loonadministratie voor de Dienst Uitvoering Werken (DUW) belast met werkverschaffingsprojecten. Hij schreef graag over historische onderwerpen. Zijn authentieke volksverhalen heeft hij gebundeld in het boek ‘Schippers van het Stet’, dat hij in 1975 ten doop hield.

De plaatselijke verslaggevers verdeelden de taken; de een ging bijvoorbeeld naar het toneel en de ander naar de gemeenteraad. Ze gebruikten carbonpapier en op het station, vanwaar hun producten naar de diverse redacties werden vervoerd, wisselden ze de doorslagen uit.

Karel Hille begon zijn carrière in 1965 bij het Nieuwsblad voor Castricum.
Karel Hille begon zijn carrière in 1965 bij het Nieuwsblad voor Castricum.

Karel Hille

In de loop van 1965 betrad de toen 20-jarige Karel H. Hille de Castricumse arena. Hij had zich al verdienstelijk gemaakt voor het Nieuwsblad met het verzorgen van een rubriek voor


Jaarboek 36, pagina 37

tieners, ‘Monitor’ genaamd, waarin nieuwe grammofoonplaten werden besproken. Karel gooide zich als verslaggever voluit in de politieke strijd die rond woningbouw in Molendijk losbarstte. Ingezonden stukken, rechtsgedingen, pamfletten, satirische krantjes, het kon niet op. Onder andere het bekende raadslid ir. Willem Stam weerde zich geducht.

Karel Hille stapte in augustus 1967 over naar concurrent ‘Onze Krant’. In de plaatselijke muziekwereld had hij intussen zijn sporen verdiend. Hij was oprichter van ‘De Paloma’s’, deed nadien de public relations voor de in Castricum en omstreken beroemde band ‘The Frogs Ltd’, schreef teksten en organiseerde festivals in het dorp.

Geen jaar later trad hij als pr- en publiciteitsmanager in dienst van platenmaatschappij EMI-Bovema, waar hij in 1969 de eerste grote hit voor Robert Long en Unit Gloria schreef: ‘The last seven days’, een jaar later gevolgd door een tweede topvijf song ‘Our Father’. Voor Mieke Telkamp schreef hij het onsterfelijke begrafenis en crematielied ‘Waarheen, waarvoor …’, goed voor een ‘Diamanten Award’ wegens verkoop van 1 miljoen stuks. Ook voor zijn tekst ‘Als de dag van toen’, vertolkt door Reinhard Mey, ontving hij gouden en platina platen.

Nadien was hij elf jaar als journalist werkzaam voor De Telegraaf / Privé en sinds 2000 maakt hij deel uit van de redactie van het weekblad Story. Daarnaast is Hille verantwoordelijk voor de productie van tientallen tv-documentaires, waaronder de wereldwijd uitgezonden en opzienbarende documentaire over Rudolf Hess, ‘De moord op de dubbelganger van Spandau’. Deze documentaire werd genomineerd voor de Nipkowschijf.

Ad van de Velde werkte 34 jaar voor het Nieuwsblad.
Ad van de Velde werkte 34 jaar voor het Nieuwsblad.

Ad van de Velde 34 jaar Nieuwsblad

De opvolger van Karel Hille als redacteur van het Nieuwsblad werd in 1967 Ad van de Velde, toen 23 jaar oud met als enige ervaring de schoolkrant. In een gesprek in maart 1999 vertelde hij:
“Ik werkte bij de Arbeiders Pers, die naast het Vrije Volk ook veel boeken uitgaf. Rooie boeken, maar ik had in die jaren wel affiniteit met rood. Ik was gewoon administratief medewerker, maar raakte geboeid door de dynamiek van het krantenbedrijf. Ik kende Karel Hille die ook bij ons in de Geelvinckstraat had gewoond. Hij keek uit naar een opvolger en dacht dat dat baantje ook wel wat voor mij zou zijn. Ach, die gedachte was niet vreemd. We hadden op de Ulo samen al eens een aantal keren een schoolkrant gemaakt.
Ik denk dat we 14 dagen samen gewerkt hebben, voordat hij naar ‘Onze Krant’ overstapte.

Behalve met schrijven werd ik ook opgezadeld met de acquisitie. Ik denk dat ik een jaar of tien die dubbelfunctie heb gehad. Ik heb me nooit tot die advertentieafdeling aangetrokken gevoeld en dan moest je ook nog een stukje over een zakelijke activiteit schrijven.

Het brengen van nieuws heeft voor mij altijd voorop gestaan. Bij Boesenkool werd niet naar de verkochte millimeters gekeken. We maakten elke week weer een krant van 10 tot 12 pagina’s. Ook als er eigenlijk tekort advertenties waren. Het Nieuwsblad fungeerde gewoon als visitekaartje van de drukkerij.

Foto’s heb ik lange tijd zelf gemaakt en ‘s avonds en ‘s nachts ontwikkelde ik ze thuis en drukte ze af. Ook nu de krant in andere handen is, na ruim dertig jaar, ga ik nog elke dag met plezier naar mijn werk.

De werkomstandigheden zijn wel verbeterd. Ik begon zittend achter een bureautje boven op de overloop van de woning van de familie Boesenkool.

Over het vooruitzicht van de VUT zei Ad: “Het zal niet eenvoudig zijn om helemaal geen pen meer te hanteren. Ik kijk er niet naar uit, maar zal het – als de tijd rijp is – toch wel kunnen accepteren. Dan word ik graag lid van de Werkgroep Oud-Castricum.”

Het mocht niet zo zijn. In 2000 werd Ad van de Velde ziek en op 6 september 2001 overleed hij op 57-jarige leeftijd. Ruim 34 jaar had hij voor de krant gewerkt. Zijn collectie foto’s liet hij na aan Oud-Castricum.

Onze Krant

‘Onze Krant’ werd in 1966 opgericht door een voormalig medewerker van drukkerij Boesenkool, typograaf Steeman. Deze krant met als redacteur Werner Spruit zette zich nog wel eens af tegen vermeende misstanden.


Jaarboek 36, pagina 38

Het Nieuwsblad kwam in maart 1967 met een ludieke felicitatie van ‘Onze Krant’ in de vorm van een collage van de sappige koppen die het blad hadden gedomineerd. Het kantoor van ‘Onze Krant’ was eerst hier aan de Dorpsstraat en later aan de Rijksstraatweg in Limmen gevestigd. In1977 nam de uitgever van de Verenigde Noord-Hollandse Dagbladen de krant over.

In de jaren (negentien) zestig verscheen het Nieuwsblad nog twee keer per week en je moest er op geabonneerd zijn om de krant in de bus te krijgen. Het abonnement kostte een tientje per jaar. Als groeigemeente kreeg het dorp een ware invasie van nieuwe inwoners binnen haar grenzen. De meesten van die nieuwkomers zagen een abonnement niet zo zitten en toen ook nog de gratis huis-aan-huiskrant (Onze Krant) werd geïntroduceerd moest Boesenkool mee, of hij wilde of niet. Het Nieuwsblad werd in 1966 een gratis huis-aan-huisblad.

Drukkerij Boesenkool barst uit zijn voegen

In de jaren (negentien)vijftig gaf Boesenkool zelf drie kranten uit. Behalve het Nieuwsblad waren dat de Assendelfter ende Heemskerker. Vervolgens kwamen er steeds nieuwe opdrachten bij. Speciaal voor de krantendruk werd een tweedehands rotatiepers gekocht, waarvoor eerst aan de achterkant de drukkerij werd vergroot. Ook aan de zijkant werd er uitgebouwd. Die uitbreiding werd in een weekend gerealiseerd. Nood breekt wet …

Toen Klaas Boesenkool in 1963 op 67-jarige leeftijd overleed, nam Jan Boesenkool de leiding over.

De overvolle drukkerij in de Geelvinckstraat.
De overvolle drukkerij in de Geelvinckstraat. Van links naar rechts Jan Boesenkool, Cor Lof, Ron Wagenaar, Jaap Koopman, Ton Karels en Tinus Zijp.

Het bedrijf ontwikkelde zich voorspoedig. Het pand aan de Geelvinckstraat werd veel te klein. Behalve kranten werd er natuurlijk ook nog ander drukwerk in de krappe werkruimte vervaardigd.

Van 1976 tot 1987 was de voormalige zuivelfabriek aan de Breedeweg het domicilie van drukkerij Boesenkool.
Van 1976 tot 1987 was de voormalige zuivelfabriek aan de Breedeweg het domicilie van drukkerij Boesenkool.

De voormalige zuivelfabriek aan de Breedeweg 1 werd gekocht. Op 19 januari 1976 werd dat veel grotere gebouw in gebruik genomen. De drukpers uit de Geelvinckstraat werd uitgebreid van twee naar vijf units en kon nu 12 pagina’s in dagbladformaat aan. Inmiddels was Ton Karels (zoon van de zuster van Jan Boesenkool) in de directie gekomen en per 1 juli 1979 volgde hij Jan Boesenkool op. Harm Noordhoorn kreeg de leiding over de handelsdrukkerij en was ook verantwoordelijk voor de grafische vormgeving.

In 1986 verkocht Ton Karels het Nieuwsblad voor Castricum aan de Noorderpers, een onderdeel van de Verenigde Noord-Hollandse Dagbladen. De offset-rotatiedrukkerij Boesenkool, inmiddels gespecialiseerd in krantendruk, verhuisde in 1987 naar de Castricummer Werf. Het was een mooi gebaar dat Tinus Zijp de opening mocht verrichten.

Het handelsdrukwerk en het familiedrukwerk was per 1 december 1986 al overgenomen door Harm Noordhoorn en Flip van Aalzum onder de bedrijfsnaam Tipos Vormgeving en drukwerk.

Al het personeel van drukkerij Tipos.
Al het personeel van drukkerij Tipos. Anna Paulownastraat 30 in Castricum. Foto Ad van de Velde. Toegevoegd.

Het bedrijf werd gevestigd in de voormalige kruidenierswinkel van Jan Tervoort op de hoek van de Anna Paulownastraat. De gepensioneerde Jan Boesenkool trad in begin jaren (negentien) negentig weer in dienst bij Tipos, waar hij tot de overname en verplaatsing van het bedrijf naar Alkmaar op 1 april 2008 de oude Heidelberger-drukpers trouw bleef bedienen.

Na de verkoop van het Nieuwsblad voor Castricum, kregen Cor Lof, Veroni Peereboom, later opgevolgd door Tanya de Goede en Ad van de Velde, een nieuwe kantoorruimte aan de Van Egmondstraat. In 1992 verhuisde het team naar een meer centraal aan de Dorpsstraat gelegen kantoor.


Jaarboek 36, pagina 39

Ad Bom liep voor het Nieuwsblad tien jaar in zijn vrije tijd het vuur uit zijn sloffen.
Ad Bom liep voor het Nieuwsblad tien jaar in zijn vrije tijd het vuur uit zijn sloffen.

Ad Bom, columnist 1968-1978

In 1968 verhuisde ons gezin van Amsterdam naar Castricum waar wij een huis betrokken in de nieuwbouwwijk Molendijk. Omdat ik (Ad Bom) al eerder journalistiek werk had gedaan en graag wilde inburgeren, nam ik contact op met het Nieuwsblad voor Castricum. Mijn aanbod om mee te werken werd aanvaard. Er moest veel werk verzet worden om wekelijks al het dorpsnieuws te brengen. Er moest overal aandacht aan besteed worden.

Er gebeurde ook heel veel in die tijd: een nieuw zwembad, een winkelcentrum, de aanleg van uitvalswegen, een nieuwe bibliotheek, voorbereiding van een nieuw raadhuis, een jongerencentrum, enzovoorts.

De gemeenteraadsvergaderingen waren in het leuke oude raadhuis. Grote opwinding als ir. Willem Stam het woord voerde. Er zou een boek over te schrijven zijn. Politieke discussies die vaak tot na middernacht duurden. Ik vond het fijn een eigen kritische column te hebben onder de titel ‘Raedspraet’. In het begin anoniem, maar tenslotte zag ik mij genoodzaakt mijn naam bekend te maken.

Herinneringen ophalen is moeilijk, het zijn slechts flitsen. Persoonlijk denk ik met plezier terug aan de activiteiten van de door wethouder Jacques Mulder opgerichte Culturele Werkgroep Castricum, waaraan ik mocht meewerken. Veel bekende artiesten en musici kwamen naar Castricum en alle verenigingen konden zich op een speciale avond in De Clinghe presenteren. Het was een zeer boeiende tijd.

De Clinghe.
Oorspronkelijk was de huidige De Clinghe een personeelsziekenhuis, ook wel paviljoen 4 genoemd. In 1967 is het gebouw geïntegreerd in het sociaal centrum De Clinghe. Het gebouw heeft daarna diverse verbouwingen ondergaan. Op de foto de entree van het gebouw. Oude  Parklaan (Duin en Bosch) 50-52 in Bakkum, 2014. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

De Castricummer

Als een donderslag bij heldere hemel verscheen er in oktober 1989 opnieuw een concurrent van het Nieuwsblad voor Castricum. Voor de tweede keer in de geschiedenis werd de naam ‘Castricummer’ gekozen.

Door een overname van zijn werkgever, verzekeringsbedrijf ‘Het Hooge Huys’, was Cees de Ruyter op zoek naar een andere baan. Geen eenvoudige opgave gezien de tijd waarin dat gebeurde. Cees de Ruijter was al jaren bekend met het krantenvak. Hij schreef onder andere voor Dagblad Kennmerland en het toen nog bestaande Noord-hollands Dagblad en ook voor het Nieuwsblad voor Castricum.

Hij vertelde hoe zijn plan voor een eigen krant tot stand kwam:
“Op mijn verjaardag sprak ik met mijn broer Jan, mijn vaste gesprekspartner. Ik zei: “Jan ik moet wat, misschien kan ik een krant beginnen. Ik heb tenslotte ervaring opgedaan.“
Mijn broer verloste mij van alle twijfel. Voordat ik in oktober 1989 van start ging, heb ik mij terdege voorbereid. Voor het Nieuwsblad voor Castricum verzorgde ik een special voor de middenstand van Limmen, zonder dat zij wisten dat ik later zelf van start zou gaan met een krant en hun concurrent zou worden. Het werd een uitstekende start.

Een krant beginnen is niet niks. Je moet een drukker hebben, een verspreider en personeel. Drukkerij Boesenkool werd mijn drukker en de firma Argus ging de verspreiding verzorgen. In het begin werkte ik vanuit mijn eigen huis. Veroni Pereboom en Elly de Nijs assisteerden mij. Later verhuisden we naar de Torenstraat waar ik een kantoor kreeg. Rob van Keulen verrichtte de opening op deze locatie. Niet lang daarna konden we een pand kopen aan de Dorpsstraat. Henny Huisman was het die onder grote belangstelling ons kantoor opende en dat tevens deed voor de buren, Landschap Noord-Holland.

Naast eerder genoemde dames kwamen Martine de Ruijter, Hannie Vendel en Mirjam Bevendorp ons team versterken. Trots ben ik nog steeds op een schitterende nummer dat wij verzorgden voor winkelcentrum Geesterduin, naar aanleiding van de renovatie van het winkelcentrum. In samenwerking met onder anderen Hans Koomen en Joop Hollenberg van Boesenkool werd het een geweldige krant.

Naast dit succesnummer werden er ook kranten gemaakt voor de Castricummer Werf en diverse bedrijven. Helaas moest ik in mei 1998 stoppen vanwege mijn gezondheid. Drukkerij Boesenkool nam de krant over, waarna deze in handen kwam van Kennemerland Uitgevers B.V. Tot 1 januari 2011 werd de krant op de Castricummer Werf gedrukt op de persen van de voormalige drukkerij Boesenkool en daarna bij een drukkerij in Gennep. Terugkijkend stel ik vast dat de Castricummer door het nieuws en de sportbijdragen een graag geziene gast was in de huisgezinnen.

Drukkerij Boesenkool die tot 2011 op de Castricummer Werf gevestigd was.
Drukkerij Boesenkool die tot 2011 op de Castricummer Werf gevestigd was.

Jaarboek 36, pagina 40

Vooral het voetbalnieuws was een voltreffer. Naar de rubriek ‘Pluim van de week’, waarin mensen of instellingen die goed werk deden in het zonnetje werden gezet, werd het eerst gekeken.

Dankzij de vele adverteerders is de krant een succesvolle onderneming geworden. Met tegenzin deed ik afstand van het blad dat mijn geesteskind was en dat anno 2013 nog steeds bestaat.”

Burgemeester Koos Schouwenaar krijgt in 1989 het eerste exemplaar van ‘de Castricummer Uw regiokrant’ van Cees de Ruijter.
Burgemeester Koos Schouwenaar krijgt in 1989 het eerste exemplaar van ‘de Castricummer Uw regiokrant’ van Cees de Ruijter. Links Rob van Keulen, rechts Ton Borst en Leny de Ruijter-Tuynman.

Redactie en acquisitie verhuisden vervolgens van de Dorpsstraat naar de Castricummer Werf in het pand van Boesenkool Krantendruk. In 2008 volgde een samenvoeging met de redacties van andere bladen in IJmuiden. Sinds dat jaar is de redactie van de Castricummer in handen van Anneke Zonneveld. Ze streeft ernaar zoveel mogelijk lokaal nieuws te brengen en iedereen een plaatsje in de krant te geven.
“Ik ben van mening dat het niet uitmaakt wie er tegenover je zit; werkelijk iedereen heeft een mooi verhaal te vertellen.”

Het zaalvoetbalteam van het Nieuwsblad dat onder leiding van Jan Boesenkool in 1975 / 1976 kampioen werd in zijn klasse.
Het zaalvoetbalteam van het Nieuwsblad dat onder leiding van Jan Boesenkool in 1975-1976 kampioen werd in zijn klasse. Van links naar rechts staand Billy Brouwer, Ton Karels, Hans Boot, Hein van der Wal en Jan Boesenkool; zittend Cor Lof, Henk Biesterbos, Nico Klinkenberg en Ad van de Velde.

Nieuwsblad voor Castricum nu in Alkmaar

In 2005 ging het Nieuwsblad voor Castricum over naar de Holland Combinatie. Deze organisatie van 100 huis-aan-huisbladen is onlangs (in 2013) samengegaan met de Hollandse Dagblad Combinatie. Beide bedrijven maken deel uit van de Telegraaf Media Groep. De ene reorganisatie volgde de andere op.

Taetske Grendelman, vanaf 2008 verantwoordelijk voor de redactie van het Nieuwsblad voor Castricum, stelt vast dat het schrijven meer tijd in beslag neemt dan het drukken van 17.500 kranten.
Taetske Grendelman, vanaf 2008 verantwoordelijk voor de redactie van het Nieuwsblad voor Castricum, stelt vast dat het schrijven meer tijd in beslag neemt dan het drukken van 17.500 kranten.

De redactie van het Nieuwsblad voor Castricum verhuisde in 2005 naar Beverwijk en is sinds maart 2013 in Alkmaar te vinden.
Na het overlijden van Ad van de Velde wisselden zijn opvolgers zich snel af. Zo waren onder anderen Yvor Balke, Marjolein Heidema, Bert Westendorp en (vanaf 2008) Taetske Grendelman werkzaam op de redactie.

Meerdere correspondenten hebben in heden en verleden ook hun bijdragen geleverd. Er wordt steeds meer geschreven voor het web in samenwerking met de redactie van dichtbij.nl. Hoe lang zal de papieren krant nog bestaan, vraagt Taetske zich wel eens af. De geboren Vlielandse is inmiddels goed thuis in haar woonplaats Castricum.


Jaarboek 36, pagina 41

Samenspel

Het is een samenspel van mensen en apparatuur, waardoor de krant uiteindelijk van de persen rolt. Ooit werden kranten helemaal uit loden zetregels opgebouwd. Letter voor letter en teken voor teken moest de handzetter bijeen rapen. De voorbereiding van de krant tot de aflevering nam dagen in beslag. Met de digitale technieken van tegenwoordig kost het een fractie van die tijd. De opmaak van de pagina’s gebeurt op het beeldscherm. De journalist heeft aan het artikel zo nodig zijn wensen voor de opmaak toegevoegd.. Advertenties moeten week in week uit de juiste vorm krijgen en op de juiste plek in de krant geplaatst worden en zo komt er nog heel wat vakmanschap bij kijken voordat de drukpers aan de gang kan.

De gigantische persen moeten zoveel mogelijk in bedrijf blijven en draaien bijna dag en nacht door. In hooguit een half uur tot drie kwartier wordt het Nieuwsblad voor Castricum met een oplage van ruim 17.500 exemplaren en 56 bladzijden gedrukt. In die tijd is er zo’n vijfduizend kilo papier met een snelheid van ruim 10 meter per seconde door de rollen gejaagd. De kranten worden vervolgens gestapeld, omsnoerd en ingepakt. Dan staan de vrachtauto’s klaar en gaan de volle pallets meteen naar het verspreidingsgebied en nemen de bezorgers het over. Helaas is dat laatste voor alle kranten soms een zwakke schakel in het totale hightech proces.

Jan Boesenkool met de Heidelberger aan het werk bij galerie Sopit. Op de achtergrond Harm Noordhoorn.
Jan Boesenkool met de Heidelberger aan het werk bij galerie Sopit. Op de achtergrond Harm Noordhoorn.

Jan Boesenkool is nog niet uitgedrukt

Ooit waren er Castricum twee of soms drie drukkerijen en nu geen enkele meer. De schaalvergroting en de moderne technieken zijn zo toegenomen dat orders overal op de aardbol kunnen worden geplaatst. De oude drukpersen, zetmachines, loden letters, matrijzen, het is allemaal verleden tijd en ze zijn alleen nog in musea te bewonderen.

Het enthousiasme van Jan Boesenkool voor het drukkersvak is onverminderd en nog steeds doet de 92-jarige op dat gebied vrijwilligerswerk voor de voetbalclub, waar hij vroeger zijn mannetje stond als rechtsback. Nog steeds is hij actief op de antieke Heidelberger bij zijn oud-medewerker Harm Noordhoorn. Die is nu (in 2013) grafisch kunstenaar en eigenaar van galerie en grafisch atelier ‘Sopit’ in het pand van de voormalige handelsdrukkerij aan de Anna Paulownastraat. Daar komen ambacht en kunst samen en zal Jan Boesenkool hopelijk nog lange tijd zijn oude vak in ere houden.

Niek Kaan

Bronnen:

  • Archief Werkgroep Oud-Castricum;
  • Regionaal Archief Alkmaar;
  • Noord-Hollands Archief Haarlem.

Met dank aan:

Jan Boesenkool, Ad Bom, Hannie Borst-Zijlstra, Taetske Grendelman, Karel Hille, Ton en Anneke Karels, Bert Kortekaas, Cor Lof, George Nagengast, Harm Noordhoorn, Cees de Ruijter, Jan van der Schaaf, Barbara van de Velde, Lodewijk Winkeler en Anneke Zonneveld.


17 januari 2023

Gereformeerde kerk (Jaarboek 36 2013 pg 18-27)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 36, pagina 18

De gereformeerde kerk van Castricum (1931-2005)

Het ‘lokaal’ aan de Beverwijkerstraatweg in september 1920 met de heer Cornelis Baart, zijn echtgenote Helena Nuis en dochter Trijntje tussen hen in.
Het ‘lokaal’ aan de Beverwijkerstraatweg in september 1920 met de heer Cornelis Baart, zijn echtgenote Helena Nuis en dochter Trijntje tussen hen in.

Castricum telde ongeveer 11.000 inwoners toen in 1955 aan de rand van de toenmalige bebouwing op de hoek van de Prinses Beatrixstraat en de Kleibroek de Maranathakerk werd gebouwd. Tot 2006 was het gebouw van de gereformeerde kerk en nu (in 2013) behoort het tot de protestantse gemeente Castricum. Achthoekig van vorm, omringd door bijgebouwen en met in top het hugenotenkruis, ook wel het kruis van de calvinisten genoemd. De ombouw dateert uit 1978. Het achthoekig centrum werd in 1955 gebouwd ter vervanging van de kerk aan de Beverwijkerstraatweg 32, nu een zakenpand.

Het lokaal

Vroeg in de vorige eeuw had zich een klein aantal gereformeerden in Castricum gevestigd. Zij hadden hun werk veelal op Duin en Bosch en behoorden tot de kerk van Beverwijk. Sinds december 1918 hielden zij hun kerkdiensten bij een van hen thuis.

Twee jaar later bouwt de kerk van Beverwijk aan de Beverwijkerstraatweg in Castricum een ‘lokaal’ ten behoeve van haar Castricumse leden. Vanaf september 1920 houden zij daar hun zondagse diensten.

Ruim tien jaar later, op 18 januari 1931, wordt ‘het lokaal’ door dominee F. Kramer van de kerk in Beverwijk geïnstitueerd tot de gereformeerde kerk van Castricum. Dat heeft tot gevolg dat per die datum 89 leden worden overgeschreven van de kerk van Beverwijk naar die van Castricum. De familienamen van die leden zijn: Baart, Bakker, Bokelman, Bontan, Brandsen, Brug, Van Dalfzen, Doekes, Eikelenboom, Eilander, Fey, Hellinga, Hendrikse, Ineke, De Jong, Van Kerkhof, Krösschell, Kuperus, Van der Meulen, Moes, Oortgijsen, Procee, Rozemuller, Visser, Wessels, Witbaard en Woudenberg.

De kerkenraad gaat bestaan uit de ouderlingen Cornelis Baart en Age Kuperus en diaken Jan Hendrikse. Al gauw ontstaat behoefte aan een eigen voorganger. Die wordt gevonden in theologisch kandidaat D.B. Lengkeek uit Rotterdam, die vanaf februari 1932 als hulpprediker wordt aangesteld. Per 1 november van dat jaar vertrekt hij naar Rotterdam-Delfshaven. Een jaar later neemt dominee Johannes Krüger uit Elburg het beroep aan dat op hem was uitgebracht.

Het interieur van de Gereformeerde kerk aan de Beverwijkerstraatweg in 1934.
Het interieur van de gereformeerde kerk aan de Beverwijkerstraatweg in 1934.

Binnen de landelijke organisatie van de gereformeerde kerken behoort die van Castricum tot de ‘hulpbehoevende kerken’. Met dat stempel ondernemen de Castricummers acties tot geldwerving voor uitbreiding van de kerkruimte. Die is niet alleen nodig vanwege de groei van het aantal leden, maar ook voor de opvang van zomerse vakantiegangers.

In mei wordt begonnen met het vergroten van de zaal en wordt in De Standaard (een landelijk gereformeerd dagblad) een advertentie geplaatst voor het verkrijgen vaneen lening. Aldus wordt de verbouw gefinancierd. Op22 juli 1934 volgt de intrede dienst van dominee Krüger in het zojuist van 50 tot 140 zitplaatsen vergrote kerkgebouw. Inmiddels heeft dominee Krüger een aannemer opdracht gegeven tot de bouw van zijn huis aan de Beverwijkerstraatweg 140 dat de naam ‘Nieuw Silvold’ (zie noot 1) krijgt, een verwijzing naar Silvolde-Gendringen waar Johannes Krüger, 28 jaar oud, op 9 januari 1910 predikant werd. Tegen het einde van 1934 betrekt hij de pastorie.

Dominee Krüger komt in een kleine kerkgemeenschap vol activiteiten. De kerkenraad was al eerder ingegaan op het verzoek van het gemeentebestuur mee te helpen


Jaarboek 36, pagina 19

in het gemeentelijk crisiscomité. Alle hens aan dek was nodig om hulpbehoevende burgers bij te staan. Dat was een zorg die de diaconie in haar kerkenwerk al volop kende, ‘stille hulp’ aan leden die het financieel niet meer konden bolwerken.

Bij de Nederlandse Zuivelcentrale wordt een aanvraag ingediend voor het beschikbaar krijgen van vet, reuzel en margarine als kerstgift aan degenen die die hulp hard nodig hebben. De meisjes- en jongelingsverenigingen zijn volop actief, de evangelisatiecommissie verspreidt wekelijks het blad de ‘Goede Tijding’ en intern wordt veel tijd besteed aan huisbezoek, dat toeneemt met de groei van het aantal leden. Eind december 1934 is dat aantal op 125 gekomen en zal in 1939 tot 210 stijgen.

In 1937 behandelt de kerkenraad het synodale rapport over de NSB en de CDU (Christen Democratische Unie; pacifistisch). De synode spreekt daarin uit: “Dat er geen plaats is voor leden onzer gereformeerde kerken in organisaties die uitgaan van het leidersbeginsel, van de nationalistische totalitaire machtstaat en van de antimilitaristische verwerping van de oorlog.” Dit rapport zal van invloed geweest zijn op de houding van veel gereformeerde Castricummers.

Op 29 september 1938 wordt een dienst van gebed gehouden vanwege de kritieke internationale situatie. Duitsland dreigt verder te gaan dan de bezetting van Oostenrijk: het is bezig troepen samen te trekken bij Sudetenland.

Dominee Johannes Krüger.
Dominee Johannes Krüger.

De oorlogsjaren

Op 10 mei 1940 vallen Duitse legers Nederland binnen.Tijdens de kerkenraadsvergadering op 3 juni van dat jaar zegt voorzitter Krüger:
“Er is reden om de adem in te houden van schrik, maar dat Gods Woord nog gebracht mag worden, daarvoor is dankbaarheid en wij bidden dat wij het getrouw mogen blijven doen.” Er wordt een collecte gehouden ten behoeve van de ‘zwaar geteisterde gereformeerde kerken in Rotterdam’.

Regelmatig ontvangt de kerkenraad een circulaire van de Generale Synode. Deze dragen vaak het stempel ‘Niet voor publicatie bestemd’. In een eerste brief roept de Synode op ‘uw inzicht te laten bepalen door Gods Woord en dat u waakt tegen elke machtsuitoefening van de Staat’. Samenwerking met de door de Duitsers ingestelde ‘Winterhulp’ wordt de kerkenraad afgeraden in een circulaire van de Centrale Diaconie: de actie Winterhulp houdt geen rekening met de aard en de bedoeling van de kerkelijke armenzorg en bevestigt de vrees van inmenging in onze aangelegenheden.

In juni 1941 wordt dominee Krüger door de Duitse politie van huis gehaald. De kerkenraad spreekt er zijn vreugde over uit dat hij nog dezelfde dag vrij komt. Ook gemeentelid Krösschell wordt gearresteerd, zit een tijd gevangen en komt 5 oktober in dat jaar de kerkenraad begroeten.

Organist van de kerk is Van Ginhoven. Al langere tijd wordt hij wegens afwezigheid vervangen door de reserve-organisten Doekes, Kuperus jr. en Van de Vliet. Op 8 mei 1941 wordt Van Ginhoven (zie noot 2) in Amsterdam door de bezetter gearresteerd wegens spionage en sabotage. Bijna twee maanden later, op 30 juni, wordt Age Kuperus in Schoorl gevangen gezet en later naar Buchenwald overgebracht (zie noot 3). Ook Belgraver wordt gevangen genomen. Op 18 december 1942 komt Kuperus weer thuis. Belgraver zou pas kort voor de bevrijding vrij komen. Naast Huibert van Ginhoven hebben ook Gerrit Krösschell, Simon Belgraver en Age Kuperus, leden van de gereformeerde kerk, zich actief afwerend tegenover de bezetter opgesteld.

Huibert van Ginhoven

Op 4 oktober 1941 hoorde Huibert van Ginhoven in het Huis van Bewaring aan de Weteringschans in Amsterdam het doodvonnis tegen zich uitspreken. Na de uitspraak hief mevrouw Van Ginhoven, bijgevallen door anderen, het Wilhelmus aan.

Op 11 november 1941 schrijft Huibert van Ginhoven vanuit zijn gevangenis in Amsterdam aan de leden van de gereformeerde kerk in Castricum (zie noot 4) : “Ruim vijf jaar (zie noot 5) mocht ik onder u verkeren. Mijn werk als organist was mij lief. Ik zou dit allen wel willen inhameren. Besef toch welke zegeningen gij wekelijks ontvangt in de bediening des woords, in catechisatie en vereniging.


Jaarboek 36, pagina 20

Bij mij was ook veel sleur, gewoonte. Hoeveel psalmen speelde ik niet voor u, zonder recht de woorden te verstaan. Zeker, ik las ze steeds na voordat ik ze speelde, maar o zo vaak alleen uit muzikaal oogpunt. Hoe moet ik ze spelen. Nu weet ik beter. Nu zou ik zo graag elke psalm goed doordacht willen spelen, wat er gezongen wordt.
In dit gehele halve jaar hoorde ik tweemaal een preek. Deze tijd heeft mij veel geleerd, vooral na 4 oktober. Geen uwer weet, Goddank, wat een doodvonnis betekent en ik zal niet proberen u dit duidelijk te maken. Ik wil alleen u schrijven, wat ik voel, hoe alles in mij stukgeslagen werd, alle trots en eigen waan geknakt, tot er niets meer overbleef. Of niets, nee veel. Een totaal gebroken mens met een volkomen gebroken geest. Na veel worstelen en gebed werd mij duidelijk dat ik voor grote zegeningen danken kon; nee, moest. God gaf mij rust en vertrouwen in Zijn leiding met mij en de mijnen. Hij gaf mij vrede met de mensen. Hij leerde mij bidden ook voor hen, die mij verraden hebben. Hij nam alle haat en wrevel uit mij weg. Hij gaf mij de lust Hem mijn zonden, verkeerde daden en gedachten te belijden. Hij gaf mij troost mij vast te klampen aan Christus’ verlossingswerk. Het is heel moeilijk geweest om zover te komen. Bedenk hoeveel ik achter moet laten als het vonnis voltrokken moet worden, wat Hij genadiglijk verhoede. Vrees en benauwdheid zijn in ruime mate mijn deel geweest en nog slaan ze soms als een vloedgolf over mij heen. Dan moeten we God danken een rots te hebben waar we tegen kunnen leunen.

Deze week zong een andere gevangene op één der luchtplaatsen: ‘Veilig in Jezus armen’. Zo is het. Maar wij beseffen het vaak niet, vooral als ons leven gewoon verloopt. Laten wij allen het ons bewust worden, dat wij in zijn armen veilig zijn, maar ook alleen daar en nergens anders. Nog weet ik niet wat God over mij besloten heeft, maar ik kan nu rustig afwachten. Gemeente van Castricum, blijf mij en de mijnen in uw gebeden gedenken. We hebben het nodig. Gods wegen zijn ondoorgrondelijk, maar Zijn bedoeling is goed, hoe dan ook en Zijn doen is majesteit.
Ik neem geen afscheid van u en wij zullen elkaar eens weer zien. God weet alleen of dat hier beneden of hierboven zal zijn. Mocht het Zijn wil zijn mij op te nemen, dan bid ik de genade te mogen ontvangen, om de woorden van psalm 43-4 tot de mijne te maken. God zegene u. Tot weerziens, uw broeder Ginhoven.“ (zie noot 6)
Op 17 maart 1942 wordt Huibert van Ginhoven op de schietbaan van Laren gefusilleerd (zie noot 7).

In augustus wordt dominee Krüger uitgenodigd aanwezig te zijn bij de ambtsaanvaarding van de NSB-burgemeester. Hij gaat daar niet op in.

De Synode schrijft in een circulaire dat zij heeft moeten constateren, dat pogingen aangewend worden om haar laatste besluiten niet als wettig te erkennen. In juni 1942 heeft de Synode met overgrote meerderheid een besluit genomen over de betekenis van de doop. Een minderheid kan zich daar niet bij neerleggen en blijft de kerken oproepen tot het niet erkennen van het genomen Synodebesluit. Twee weken later spreekt de Synode over de bezwaren van die minderheid, verwoord door de professoren Schilder en Greijdanus. Deze bezwaren zouden in 1944 tot een scheuring in de gereformeerde kerken leiden. Tot april1947 zouden 13 leden van de gereformeerde kerk Castricum overgaan naar de vrijgemaakt gereformeerde kerk.

Verspreiding gemeente

In december 1942 eist de Duitse bezetter evacuatie van een groot deel van de bevolking van Castricum en Bakkum. Dominee Krüger wijst erop dat de evacuatie de gemeente sterk zal verspreiden. Velen zullen gedwongen moeten verhuizen naar plaatsen buiten Castricum. Hij spoort iedereen aan de nieuwe adressen zo veel mogelijk door te geven en er ook voor te zorgen dat de kerkelijke bijdrage gehandhaafd blijft. Voor de geestelijke verzorging van de Castricummers mogen een pastoor, een kapelaan en de hervormde dominee blijven. Pogingen van dominee Krüger om ook te blijven, hebben geen resultaat. Hij vertrekt met zijn gezin naar Beverwijk.
In mei 1943 wordt de kerk in beslag genomen. De kerkenraad vergadert in de Keizersgrachtkerk in Amsterdam. Eind augustus komt een deel van de kerk weer voor de gemeente beschikbaar, inclusief de bovenwoning.

Heroriëntatie en groei

Vanaf voorjaar 1944 worden geen kerkenraadsvergaderingen meer gehouden. In de eerste vergadering van na de oorlog op 15 september 1945 herdenkt voorzitter Krüger dat ons land door Gods hand weer bevrijd is. Tijdens de evacuatie zitten drie kerkenraadsleden in Amsterdam, een in Medemblik en de vijfde (C.J. Baart) wordt als noodouderling voor Castricum benoemd.
Per januari 1946 wordt een nieuwe kerkenraad bevestigd: Simon Belgraver en Jelle van der Meulen als ouderling, Klaas Bakker en Leendert Vaalburg als diaken.

In de eerste gemeentevergadering van na de oorlog (mei 1946) geeft dominee Krüger een terugblik op de afgelopen vier jaren. In het verslag daarvan is nieuw dat de kerk voor wapenopslag wordt gebruikt en dat op kamp Bakkum samenkomsten met OT-werkers (zie noot 8) worden georganiseerd. Opvallend is dat geen melding wordt gemaakt van de fusillade van Huibert van Ginhoven en van de gevangenneming van dominee Krüger’s zoon Theodoor bij de razzia op 1 oktober 1944 in Putten (zie noot 9). Theodoor Krüger, geboren in mei 1914 in Silvolde, was een van de vele honderden die vanuit Putten werden afgevoerd naar Neuengamme; hij overleed daar op 12 maart 1945. Zijn naam staat geschreven in de muur van de Gedachtenisruimte ‘Oktober44’ in Putten.

Op 26 februari 1950 neemt dominee Krüger afscheid van Castricum wegens emeritaat. Theologisch kandidaat A.G. Kornet volgt hem op vanaf 5 maart 1950; Torenstraat 24 wordt de pastorie.


Jaarboek 36, pagina 21

In 1951 wordt een bouwcommissie ingesteld die alle gereformeerde kerken in Nederland een circulaire toestuurt met het verzoek eenmalig een collecte te houden ten behoeve van de kerkbouw in Castricum. Aan dat verzoek gaat vooraf: “In ons dorp vindt men, behalve twee grote rooms-katholieke kerken en een oude Nederlands hervormde kerk nog een klein, onaanzienlijk gebouwtje, dat niet als kerk kenbaar zou zijn, indien dit niet op een naambord was vermeld. Hier vergadert, nu ongeveer 30 jaar (nota bene!), de gereformeerde kerk. Dit gebouwtje verkeert in staat van bouwvalligheid. Noodgedwongen zullen wij op vrij korte termijn tot nieuwbouw moeten overgaan.

Er worden allerlei geldwervingsacties ondernomen, zoals orgelconcerten in omliggende steden. Als dominee Kornet elders gaat preken, gaat er een brief naar die gemeente met een verzoek tot geldelijke steun, zoals op 8 juni 1952: “Wij wonen in een omgeving, waarin de macht van Rome steeds meer toeneemt. Er staan twee prachtige roomse kerken in Castricum. De hervormde kerk heeft een vrijzinnige predikant. Onze kerk is klein; wij behoren tot de hulpbehoevende kerken. Het kerkje is bouwvallig. Zoudt u in ernstige overweging willen nemen een collecte te houden ten bate van kerkbouw in Castricum?”

In diezelfde maand richt een gemeentelid zich tot de classis Haarlem:
De kerk van Rome bouwt ook, en hoe? In het bisdom Haarlem moeten binnen afzienbare tijd 30 kerken worden gebouwd, en die komen er, want het gehele bisdom offert elke zondag in de eerste collecte voor nieuwe kerken. In Castricum is de 7e van de 30 kerken in 1951 gereed gekomen. Daar kan het Calvinisme iets van leren. Diep doordrongen van de noodzaak, dat in het door en door Roomse Castricum ook het Calvinisme de mogelijkheid moet worden geboden zich te ontplooien, vertrouw ik dat u allen, hoofd voor hoofd, met deze zaak ernst zult maken, zodat in 1953 in Castricum geen hagenpreken maar kerkdiensten kunnen worden gehouden in een kerkgebouw, dat geen aanfluiting is voor de wereld en het papisme.
Eind 1952 zeggen de kerken in de classis (regionale vergadering) Haarlem aan Castricum elk een jaarlijkse collecte toe gedurende vijf jaar.

Bijzondere hoorcommissie

In 1953 heeft de kerk geen predikant. Het jaar daarvoor is dominee Kornet naar Sint-Annaparochie vertrokken. Een nieuwe predikant is nog niet in zicht, hoewel de hoorcommissie, die als eerste in Nederland ook vrouwen telt, uit alle streken preken hoort.

Vanaf begin 1954 komen brieven binnen, waarin dominee A. A. Leenhouts uit Soest wordt aanbevolen. De kerkenraad doet daar onderzoek naar en belegt een gemeentevergadering, waarna de raad hem per 1 april van dat jaar met algemene stemmen benoemt tot hulppredikant. Hij gaat wonen op Koningin Julianastraat 18. Op zondag 19 december 1954 vindt de bevestiging plaats van dominee Leenhouts als predikant van de gereformeerde kerk van Castricum en komt er een einde aan zijn korte periode van hulppredikantschap.

Omdat meer dan in voorafgaande jaren de kerk aan de Beverwijkerstraatweg in de zomermaanden overbezet is, worden de morgendiensten in zaal Roozendaal (zie noot 10) gehouden. De twee ochtenddiensten kunnen zo beperkt worden tot een. Dat heeft tot gevolg dat de kerk dan ’s morgens niet wordt gebruikt. Als de Doopsgezinde Kring vraagt de kerk voor haar zondagse dienst te mogen gebruiken, weigert de kerkenraad dat, ‘omdat op grond van verkregen inlichtingen moet worden gevreesd dat de prediking niet de Christus der Schriften tot inhoud zou hebben.’ Dit besluit heeft afkeurende reacties van gemeenteleden tot gevolg en krijgt vermelding in het Nieuwsblad voor Castricum, in het Doopsgezind Weekblad en in het Centraal Weekblad.

Kerkenraad en bouwcommissie december 1955.
Kerkenraad en bouwcommissie december 1955. Van links naar rechts zittend K.Bakker, A. Kuperus, ds. A. A. Leenhouts, H. Knol en J. C. Baart. Staand B. Moes, A. Eikelenboom, J. A. van der Meulen, D.Sixma, S. van Weeren en G. A. Sneep.

Jaarboek 36, pagina 22

Een nieuwe kerk

In oktober 1953 zoekt de bouwcommissie contact met architecten. Dat leidt tot de keuze voor het architectenbureau Hink Eldering uit Leeuwarden, ontwerper van verschillende na de oorlog gebouwde kerken.

Eind januari 1954 komt de commissie in gesprek met het gemeentebestuur over een stuk grond in het uitbreidingsplan ‘Noord-Oost’. Het perceel (sectie B, nummer 5459 ) is driehoekig van vorm en 5.650 vierkante meter groot. Een kleine 3.000 vierkante meter daarvan wil de gemeente verkopen ten behoeve van kerkbouw.

Verschillende ontwerpen passeren de revue, inclusief die waarbij naast de kerk een kosterswoning en een pastorie staan getekend. In oktober 1954 komt het definitieve ontwerp gereed op 715 vierkante meter gekochte grond en geeft de gemeente de bouwvergunning af. De bouw van de kerk wordt opgedragen aan de Friese aannemer Van der Woude uit Twijzel, die daarmee in maart 1955 begint.

Toespraak van burgemeester C.F. Smeets op vrijdag 23 december 1955 bij de ingebruikname van de kerk.
Toespraak van burgemeester C.F. Smeets op vrijdag 23 december 1955 bij de ingebruikname van de kerk.

Op 23 december 1955 wordt de nieuwe kerk in gebruik genomen. De kerk krijgt de naam ‘Maranatha’, een Aramees woord dat de roep om de terugkomst van Jezus aanduidt.

Ruim vijfendertig jaar heeft ‘het lokaal’ aan de Beverwijkerstraatweg dienst gedaan. Het wordt verkocht voor tienduizend gulden. De nieuwe kerk staat niet meer afzijdig, maar aan de noordrand van het dorp, waar plannen tot bouw van nieuwe wijken in ontwikkeling zijn.

De Maranathakerk.
De Maranathakerk.

Door de nieuwe plaats is de kerk komen te liggen aan het parcours van de ‘Ronde van Castricum’, die in 1956 op zondagmiddag 29 juli verreden zou worden. Zonder medewerking van de kerk kan de burgemeester op grond van de Zondagswet geen toestemming voor de Ronde geven. Hij vraagt daarom of de kerkdienst van vijf uur naar de avond kan worden verplaatst. De kerkenraad antwoordt daarop dat dat om principiële redenen niet kan: “De kerkenraad is van oordeel, dat de zondag als de dag des Heren moet worden gevierd; dat daarom alle sport op deze dag in strijd is met de Bijbelse opvatting van de zondagsheiliging; dat op grond hiervan de kerkenraad niet in het minst kan meewerken aan hetgeen naar zijn inzicht ontheiliging van de van Godswege ingestelde rustdag is.

Al eerder was de Zondagswet actueel geweest.In 1938 vraagt de burgemeester of er bezwaar is om de avonddienst op kermiszondag te laten vervallen. De kerkenraad schrijft terug: “Het zal u niet bevreemden, dat het onmogelijk is, om ter wille van de kermis de gewone avonddienst te doen vervallen. Afgezien dat dit zou strijden met de onder ons bestaande zeer ernstige bezwaren tegen de kermis in het algemeen en in het houden daarvan op zondag in het bijzonder, zou dit ook een afwijking zijn van de roeping tot prediking, die naar onze belijdenis de Kerk des Heren heeft op Zijn dag.

Dominee Leenhouts legt zijn ambt neer

In april 1957 meldt dominee Leenhouts de kerkenraad dat de kerk van Heerlen een beroep op hem heeft uitgebracht en dat hij dat beroep wil aannemen. Briefschrijvers willen graag dat Leenhouts blijft. Eind september besluit een gemeentevergadering dat Leenhouts nog tot september 1958 de kerkdiensten blijft leiden. Opnieuw nemen gemeenteleden de pen om hun diepe teleurstelling uit te spreken over het vertrek van dominee Leenhouts. Er ontstaat een sfeer die de gemeente verdeelt. Ook binnen de kerkenraad is verschil van mening. Allerlei pogingen om de verstandhouding met de dominee te verbeteren hebben geen resultaat.


Jaarboek 36, pagina 23

Een briefschrijver zegt dat de kwestie tussen dominee Leenhouts en de kerkenraad niet te benoemen is. Van ‘zondige wandel’ of van dwaalleer is geen sprake. Het is meer een kwestie van geloofsgevoelen. Hij ziet de oplossing in het vervangen van de hele kerkenraad. Er vormt zich een groep die kerkscheuring vreest en zich tot de classis richt met het verzoek de kerkenraad te bewegen af te treden.

De pastores Leenhouts, Papineau Salm (hervormd) en Heemskerk (rooms-katholiek) konden het blijkbaar goed met elkaar vinden, want in de zomer organiseren zij bij Johanna’s Hof een openluchtspel rond de vraag, wat God en godsdienst betekenen in de realiteit van het dagelijks leven.

In januari 1958 deelt dominee Leenhouts de kerkenraad mee dat hij zijn ambt neerlegt en stuurt hij elk gemeentelid persoonlijk een herderlijk schrijven ten afscheid:
Er moet mij nog iets van het hart: blijf om Christus wil trouw aan de Gereformeerde Kerk. Ga niet weg, ik doe het ook niet. Nergens zullen we een volmaakte kerk aantreffen, nergens volmaakte leden, nergens volmaakte predikanten. Wat mijn toekomstige arbeid betreft, neem dit van mij aan: ik blijf bij dezelfde BAAS, bij dezelfde PATROON. Ik blijf mijn leven lang dienaar van het goddelijk Woord.”

Als eind februari een geheel nieuwe kerkenraad wordt gekozen, laat ds. Leenhouts weten het daar absoluut niet mee eens te zijn. De tegenstellingen tussen de medestanders van de predikant en die van de kerkenraad verscherpen zich.

Op 20 augustus 1958 verschijnt in de Friese Koerier een artikel onder de kop ‘Schisma in gereformeerde kerk Castricum’. Ook in andere bladen waaronder Trouw verschijnen dergelijke berichten.
Op diezelfde dag neemt Leenhouts in hotel Borst afscheid van vrienden en bekenden, onder wie veel leden van de Gereformeerde Kerk. Omdat persberichten de indruk wekken dat het om een officieel afscheid van de Gereformeerde Kerk gaat, laat de kerk de kranten weten dat daarvan geen sprake is.

Al maandenlang was Leenhouts voorgegaan in diensten buiten de Gereformeerde Kerken, zoals in bioscoop Corso en in de Vrije evangelische gemeente Beverwijk. Eind augustus vertrekt hij met zijn gezin naar Amsterdam. Hij had zich, zoals hij bij zijn afscheid in hotel Borst had meegedeeld, onttrokken aan de Gereformeerde Kerken in Nederland.

Een tientallen jaren later gemaakte analyse van de kwesties uit de tijd van Leenhouts zegt:
‘Uiterlijk werden deze toegespitst op de onwilligheid van Leenhouts om kerkleden, die regelmatig de middagdiensten verzuimden, onder kerkelijke tucht te plaatsen.’

Eerder, in 1965, had Leenhouts de kerkenraad geschreven:
Doorslaggevend om het ambt neer te leggen was dat er geen openheid was voor het fungeren van de bijzondere gaven des Geestes.” (zie noot 11) Leenhouts was ervan overtuigd dat hij de bijzondere gave had om rechtstreeks boodschappen van God(s Geest) te ontvangen. Hij meende dat de kerkenraad hem te weinig ruimte gaf om vanuit die geloofservaring als predikant werkzaam te zijn.

Eind 1958 stuurt de kerkenraad brieven naar leden die in verband met de gemeentelijke onenigheid de laatste tijd de kerkdiensten niet hebben bijgewoond: “… wil de kerkenraad u ernstig vermanen om in de kerkelijke weg der gehoorzaamheid terug te keren”. Dat geeft tegen reacties:
Ik weiger mij aan ambtsdragers te onderwerpen die de eenheid der Kerk stuk voor stuk in de weg staan!” en “Ons verstand staat er bij stil, hoe durft u ons te vermanen.” Na een uitspraak van de Generale Synode keert de kerkelijke rust langzaam terug.

Oecumenische ontwikkelingen

In 1966 vinden de rooms-katholieke en de protestantse kerken elkaar in de oprichting van de Interkerkelijke Commissie Kerk-Recreatie ten behoeve van het evangelisatiewerk op kamp Bakkum. Tien jaar later blijkt uit een enquête dat de vakantiegangers de daar gehouden kerkdiensten op prijs stellen, vooral vanwege het oecumenisch karakter.

In november 1967, precies een jaar na de oprichting van het IKV (Interkerkelijk Vredesberaad), vindt er in de kerkenraad een discussie plaats over kernbewapening. Na overleg met de andere Castricumse kerken leidt dat tot invoering van de Vredesweek.

Bij de kerkenraad komen in die periode kritische brieven binnen over allerlei ontwikkelingen in de kerk (samenwerking met de hervormde kerk, vrouw in ambt, liturgische vernieuwingen, veranderde gezangmelodieën). Ook de sterke groei van de kerk levert bedenkingen op: het bezwaar tegen toetreding tot de kerkenraad van mensen die onbekend zijn voor de hier al lang wonende kerkleden. “Moeten we leden in de raad kiezen die wij niet kennen?”

Passend bij de bestaande interkerkelijke activiteiten als evangelisatie en vredesberaad (gereformeerd, hervormd, rooms-katholiek), vinden de drie kerken elkaar in 1967 in de werkgroep Oecumene Castricum (zie noot 12), waaraan aanvankelijk ook kerken uit de IJmond meedoen. Deze samenwerking krijgt in 1976 de naam ‘Voorlopige Raad van Kerken’, totdat eind 1986 de toevoeging ‘Voorlopig‘ vervalt en de Raad van Kerken Castricum ontstaat (formeel per 1 januari 1987).

Nieuw elan

Ds. Y. Stienstra is in februari 1963 als predikant bevestigd in de Maranathakerk. In augustus 1967 is hij vertrokken naar Zuidland. De commissie, die een opvolger zoekt voor dominee Stienstra, komt in april 1969 de naam van drs. B. Boelens, predikant bij de Christian Reformed Church in de VS, ter ore. Al snel begint correspondentie, waarin de kerkenraad hem informeert over Castricum, over de kerkelijke situatie en over de samenwerking met andere kerken die vrij gering is:
Niet uit onwil, noch van deze, noch van andere zijde, maar meer door gebrek aan stimulansen.”

Op 31 augustus van dat jaar wordt B. Boelens bevestigd als predikant van de gereformeerde kerk van Castricum. Dat gebeurt in de rooms-katholieke kerk in Bakkum. De Maranathakerk biedt daarvoor te weinig ruimte. Koningin Wilhelminalaan 3 wordt de pastorie.


Jaarboek 36, pagina 24

Omdat de Maranathakerk regelmatig overbezet is, wordt onderzoek gedaan naar de toekomstige behoefte aan kerkruimte. Dat onderzoek concludeert dat forse uitbreiding nodig is als gevolg van de sterke groei van het aantal inwoners, het relatief hoge percentage gereformeerden daarin en de wens de kerk ook als ontmoetingscentrum te gebruiken. Het idee om samen met de rooms-katholieke Bethlehemparochie een kerkelijk centrum (Geesterhage) te bouwen, strandt eind 1974, omdat de kosten voor de kerk te hoog worden geacht.

Intussen hadden enkele kerkleden zich gegroepeerd in ‘De Club van Zes’ (zie noot 13) rond de vraag of de huidige organisatie van de kerk in staat is slagvaardig te reageren op de snelle veranderingen in de maatschappij. Daarover wordt met een groot aantal gemeenteleden gediscussieerd met als resultaat dat in februari 1973 een nieuwe organisatiestructuur wordt gepresenteerd. Die houdt in dat de kerkelijke activiteiten worden ondergebracht in een twaalftal werkgroepen, zoals pastoraat, diaconie en interkerkelijke samenwerking.

Geconstateerd wordt dat het jeugdwerk ‘de gebouwen uitgroeit.’ Bij de diverse clubs zijn vele tientallen jongeren aangesloten. Daarnaast bereikt de oecumenische werkgroep Kerk en Recreatie met kinderkerkdiensten op kamp Bakkum tientallen binnen- en randkerkelijke kinderen. Maar waar de evangelisatie samenwerking van de kerken op kamp Bakkum hecht is, is die tussen beide gemeenten nog maar weinig aanwezig. Totdat de vraag opkomt of alles samen gedaan wordt wat samen gedaan kán worden. Die vraag blijft niet zonder resultaat, want eind 1972 ligt er een beginnend stuk op tafel over samenwerking tussen gereformeerd en hervormd Castricum. Dat document schuift de tot dan toe stroeve samenwerkingspogingen opzij en opent elkaars zicht op de ander.

Het interieur van de Maranathakerk gezien vanuit het liturgisch centrum.
Het interieur van de Maranathakerk gezien vanuit het liturgisch centrum.

Eind 1975 gaat een gemeentevergadering enthousiast akkoord met een schetsplan voor de uitbreiding van de Maranathakerk. Het kostenniveau is de helft van het vorige plan (deelname in bouw Geesterhage). Aan architect H. Blansjaar uit Leiderdorp wordt de opdracht verstrekt tot het maken van een schetsontwerp met begroting. Er worden allerlei doe-het-zelfacties op touw gezet die tienduizenden guldens opbrengen. Nadat de bouwvergunning was verkregen, presenteert de architect in april 1977 het bestek met tekeningen en wordt de bouw in juni opgedragen aan het aannemersbedrijf Gebroeders Terlingen in Amsterdam.

In maart 1978 wordt de met zalen uitgebouwde Maranathakerk in gebruik genomen met naast de ingang – die nu (in 2013) aan de noordkant in plaats van aan de westkant ligt – het oudchristelijk symbool van de vis. De werkgroep kerkbouw (zie noot 14) had na ruim twee jaar haar doel bereikt.

Het grondvlak van de kerk na de uitbreiding in 1978. Oorspronkelijk de kerkzaal met rechts (westkant) de entree en links de grote vergaderzaal met toneelpodium en daartussen een ‘sluis’ van vergaderkamer en buffet. Het overige werd aangebouwd in 1978: twee ontmoetingsruimten, de entree aan de noordkant en drie vergaderruimten aan de westkant.
Het grondvlak van de kerk na de uitbreiding in 1978. Oorspronkelijk de kerkzaal met rechts (westkant) de entree en links de grote vergaderzaal met toneelpodium en daartussen een ‘sluis’ van vergaderkamer en buffet. Het overige werd aangebouwd in 1978: twee ontmoetingsruimten, de entree aan de noordkant en drie vergaderruimten aan de westkant.

Weer klinkt de vraag: “Wat doen we nog niet gemeenschappelijk?” Dat zet tot verdere initiatieven aan. Zo wordt besloten tot gezamenlijke kerkenraadsvergaderingen in voor- en najaar en tot het ingrijpende besluit om een gezamenlijke jeugdpredikant aan te stellen. Per 1 januari 1978 wordt dat theologisch kandidaat H. J. Westmaas. Twee jaar eerder had dominee Boelens zijn boek ‘Tussen mens en onmens’ uitgegeven met als ondertitel ‘Een poging tot interpretatie van het woordje God’. De inhoud was ontleend aan onderwerpen die de afgelopen jaren in


Jaarboek 36, pagina 25

een tiental gespreksgroepen aan de orde waren geweest. Het boek had kritische reacties opgeroepen van predikanten, van de classis en van (ook Castricumse) kerkleden; er wordt een bezwaarschrift naar de Synode gestuurd en de discussies rond het boek krijgen uitgebreid aandacht in de kerkelijke pers en in ‘Trouw’. Daarin verschijnen ook ingezonden brieven van Castricummers die het opnemen voor dominee Boelens.

Eind 1978 besluit de Synode niet te voldoen aan het verzoek van dominee H. J. Hegger om Boelens het predikantschap te ontnemen en krijgt een synodecommissie opdracht het boek van Boelens ‘te beoordelen ten aanzien van de wijze waarop deze de centrale geloofsinhoud probeert te vertolken voor mensen van deze tijd.’ Die beoordeling loopt uit op wat te benoemen is als een schikking.

De uitbouw aan de westzijde van de Maranathakerk.
De uitbouw aan de westzijde van de Maranathakerk.

Veranderingen

Niet alleen het boek van Boelens, maar ook de vorm van de kerkdiensten houdt leden van de Maranathakerk bezig. De inkleding van de kerkdiensten maakt sommige kerkgangers ongerust, zoals blijkt uit binnengekomen brieven. Brieven die zich keren tegen de bijzondere diensten, tegen de steeds wijzigende liturgie en tegen het gebruik van de ouwel in plaats van brood bij het Avondmaal. Andere leden laten weten met deze veranderingen juist gelukkig te zijn. Op een gespreksavond over dit onderwerp worden de bezwaren niet weggenomen, maar wordt opgeroepen elkaars geloofsbelevingen te accepteren.

De Vredeswerkgroep heeft enkele jaren geleden een politiek avondgebed georganiseerd rond het thema ‘Help de kernwapens de wereld uit, om te beginnen uit Nederland’. In november 1980 komt de Hervormde Synode met een rapport over kernbewapening, dat enkele leden in de Hervormde Gemeente aanzet tot het leggen van contact met de Evangelische Gemeente in Erfurt. Doel ervan is iets te doen aan de spanning tussen Oost en West en mogelijk het wederzijds vijand denken te doorbreken. Die inzet vindt weerklank in Erfurt, zoals blijkt uit een brief naar de inmiddels in Castricum ontstane hervormd-gereformeerde werkgroep DDR. Vanaf dat moment gaan er jaarlijks delegaties uit beide gemeenten naar Erfurt. Na de val van de Muur komt er in mei 1990 voor het eerst een delegatie naar Castricum. Die wordt door de burgemeester ontvangen op het gemeentehuis, waar de DDR-vlag naast die van Nederland zou wapperen.

In september 1991 gaat een delegatie van de werkgroep uit Erfurt met een aantal leden van de Martini Gemeinde naar de Evangelische Gemeente in Cluj (Roemenië), waarmee Erfurt in contact stond. In Cluj zijn gemeenteleden bezig met de oprichting van wat het Medisch Kinderdagverblijf ‘Bethania’ zou worden. In1992 wordt dat geopend. Vier jaar later zou de nieuwbouw worden opgeleverd. Sindsdien ondersteunt de Castricumse werkgroep Cluj het Medisch Kinderdagverblijf ‘Bethania’.

De heer F. W. Hutter, voorzitter van de kerkenraad, drukt dominee Boelens en echtgenote de hand ter gelegenheid van zijn afscheid van Castricum op 31 oktober 1982.
De heer F. W. Hutter, voorzitter van de kerkenraad, drukt dominee Boelens en echtgenote de hand ter gelegenheid van zijn afscheid van Castricum op 31 oktober 1982.

In Trouw van 18 februari 1982 verschijnt een advertentie waarin Castricum contact zoekt met een opvolger voor dominee Boelens, voor wie aan het eind van het jaar het emeritaat wacht. Een paar maanden later wordt dominee drs. H. Appers uit Heerhugowaard beroepen. Als gastpredikant was hij meer dan eens in de Maranathakerk voorgegaan.

Op zondag 31 oktober 1982 neemt dominee Boelens afscheid van Castricum. De afscheidsdienst vindt plaats in de veel ruimte biedende rooms-katholieke Sint-Pancratiuskerk. Enkele maanden later wordt dominee Appers bevestigd als predikant van de Maranathakerk.

Dominee Boelens heeft niet lang van zijn emeritaat kunnen genieten. Hij overlijdt op 20 augustus 1984 en wordt onder overweldigende belangstelling vanuit de Maranathakerk begraven bij de hervormde kerk in Castricum.


Jaarboek 36, pagina 26

Samen-Op-Weg

Tijdens Pinksteren 1961 roepen achttien gereformeerde en hervormde predikanten op om tot eenheid te komen, het begin van het Samen-Op-Wegproces (SOW), dat in 2004 zou eindigen.
In aansluiting daarop overleggen beide Castricumse kerken over mogelijkheden van samenwerking. Zij besluiten tot gezamenlijke viering van de hervormingsdag en van de kerstnacht.

Die samenwerking was vroeger geheel afwezig. Toen de kerk van Beverwijk in 1924 overwoog een hulpprediker aan te trekken, verzochten de Castricummers die voor Castricum in te zetten vanwege onder meer de positie van die hervormden, ‘die in hun kerk geen bevrediging vinden voor hun geestelijke behoeften naar de begeerten van hun hart’.

Van contacten tussen gereformeerd en hervormd is in de eerste helft van de vorige eeuw geen sprake, niet in Castricum, ook elders niet (zie noot 15). Wel was er enig contact met de Hervormde Evangelisatievereniging.

Van bewuste toenadering tot elkaars gemeenten is pas sprake na het begin van de jaren zestig, toen het SOW-proces op gang kwam. Sindsdien werden de contacten tussen beide kerken steeds steviger.

Begin 1964 beoogt een gezamenlijke kerkenraadscommissie gesprekskringen en zangdiensten te organiseren. Als deze onderwerpen op een ledenvergadering aan de orde worden gesteld, wordt de vrees uitgesproken dat dit leidt tot eenwording met de Hervormde Kerk. De kerkenraad antwoordt daarop dat de besprekingen met de Hervormde Kerk alleen bedoeld zijn om elkaar beter te leren kennen en dat daarbij ‘voorop staat dat aan de waarheidsvraag niet getornd zal worden.’ Het handhaven van de ware leer was sinds haar ontstaan de eerste prioriteit van de Gereformeerde Kerken in Nederland.

Het is niet gebruikelijk dat de kerk zich over politieke kwesties uitspreekt. Dat de gezamenlijke kerkenraad dat wel doet in 1986 benadrukt haar dringend beroep op de Tweede Kamerfracties om de zorg van de zwakken in de samenleving ernstig te nemen, gezien de voorgenomen herziening van het zorgstelsel. Gezamenlijke vergaderingen zijn er ook over godsdienstonderwijs op openbare scholen, over Duin en Bosch, over het jeugdwerk van dominee Westmaas.

Op weg naar fusie

De kerkenraad constateert dat het Samen-op-Weg-proces stokt. Op het uitvoerend vlak wordt door veelwerkgroepen intensief samengewerkt, maar niet op beleidsniveau. Tussen de kerkenraden is er soms sprake van gebrekkige communicatie die tot misverstanden en irritaties leidt. In 1992 gaan zij daarom over tot een hechtere vorm van samenwerking, aangeduid met de ‘Verenigde Kerkenraad’. De VKR komt in de plaats van ongeveer de helft van het aantal jaarlijkse vergaderingen van de kerkenraden.

De VKR bestaat intussen uit twee niet geïntegreerde helften. Er zijn verschillen in cultuur, in kerkelijke gebruiken en tussen personen onderling. Verschillen die spanningen veroorzaken en uiteindelijk uitlopen op het opschorten van de VKR-vergaderingen.

In 1995 viert de Maranathakerk zijn veertigjarig jubileum. Daar wordt werk van gemaakt. Zo worden de banken vervangen door stoelen en werkt Wim van Doorn met anderen aan het Jubileumboek ‘40 Jaar Maranathakerk’. Het boek wordt op de feestdag van zaterdag 16 december gepresenteerd. Een orgelconcert door Bram Kuperus en een optreden van het jongerenkoor ‘Connection’ verhogen het feestgevoel.

Dominee Bert Appers.
Dominee Bert Appers.

Al vergaderen de kerkenraden dan weer apart, de dagelijkse besturen houden de gezamenlijkheid in het oog via de stevig in stand gebleven samenwerkende werkgroepen. In de zomer van 1997 verschijnt de Samen-op-Wegwijzer en brengt een gemeentevergadering nieuwe initiatieven voort: Taizé-diensten, Open Kerk en Sacred Dance.
In januari 2000 geven de pastores Bert Appers (gereformeerd), Theo Haitjema (hervormd) en Gerard Huisman (rooms-katholiek) in discussie met een volle Maranathakerk hun visie op de opgave voor de Castricumse kerken in de komende 10 jaar.

Het oudste aandachtsgebied van de diaconie is ‘stille hulp ’ aan kerkleden die het sociaal en/of financieel niet meer kunnen bolwerken. Vanaf de jaren (negentien) zeventig was tussen de beide diaconieën een steeds steviger samenwerking ontstaan en van daaruit later ook met de parochies en de burgerlijke gemeente.

Na de vorming van de nieuwe gemeente Castricum worden de per dorp uiteenlopende samenwerkingsvormen tussen de kerken en de plaatselijke gemeente op elkaar afgestemd en besluiten de protestantse diaconieën en de parochiële caritatieve instellingen in 2003 tot de oprichting van de Stichting Noodfonds Gemeente Castricum. Doel ervan is om daarmee daadwerkelijk


Jaarboek 36, pagina 27

hulp te verlenen in het kader van de ‘arme kant’ van Castricum. De burgerlijke gemeente Castricum ondersteunt het noodfonds administratief.

Op 21 mei 2003 gaat de (gereformeerde) gemeentevergadering akkoord met de verdere opbouw van een gezamenlijke protestantse gemeente. Beleidsplannen worden opgesteld en in het voorjaar van 2004 stelt de protestantse kerk van Castricum in oprichting een gezamenlijk dagelijks bestuur aan.

De snelle ontwikkeling naar de fusie van beide gemeenten was ook al tot uiting gekomen in de samenstelling van een beroepingscommissie voor het aantrekken van een opvolger voor dominee Bert Appers, die wegens emeritaat afscheid zou nemen. Die commissie werd voor de helft samengesteld uit gereformeerden en voor de andere helft uit hervormden. In een gezamenlijke dienst op 6 juni 2004 neemt dominee Bert Appers in een overvolle Maranathakerk afscheid als predikant van de Gereformeerde Kerk.

In september gaat de kerkenraad over tot de benoeming van dr. D. van Arkel, hervormd predikant in Voorthuizen. Het is, misschien wel landelijk, een historisch besluit: de gereformeerde kerk trekt een hervormde predikant aan. Op 28 november 2004 vindt de bevestiging plaats door dominee M. Beitler, sinds 2002 predikant van de hervormde gemeente castricum.

Predikanten van de gereformeerde kerk van Castricum:
1932-1932 Paul Bastiaan Lengkeek (kandidaat)
1934-1950 Johannes Krüger
1950-1952 Adrianus Gerardus Kornet
1954-1958 Abraham Adriaan Leenhouts
1958-1962 Ynze van der Zee
1963-1967 Iense Stienstra
1969-1982 Boelo Boelens
1982-2004 Hilbert Appers
2004-2005 Dick van Arkel

Eind 2004 besluiten de gereformeerde kerk en de hervormde gemeente zich te verenigen tot de protestantse gemeente Castricum. Op 10 november 2005 houdt de gereformeerde kerk van Castricum haar laatste vergadering. Per 1 januari 2006 verenigt zij zich met de hervormde gemeente tot de protestantse gemeente Castricum.

Meerten Ritzema

Noten:

  1. Uit Register Gemeentelijke Monumenten: Expressionistische bouw. Asymmetrisch tegen elkaar gezette volumes, elk met een eigen vorm van overkapping. De unieke waarde en de cultuurhistorische waarde zijn beide hoog. Architect R.G. Rodenburg uit Oldebroek.
  2. In het 28e Jaarboek Oud-Castricum (2005) is van Huibert van Ginhoven een levensbeschrijving opgenomen.
  3. Zie ook ‘Koninkrijk der Nederlanden’, dr. L. de Jong, deel 5, bladzijde 130 en verder.
  4. Opgenomen met instemming van nabestaanden.
  5. In april 1936 was hij met zijn vrouw en vijf kinderen van de kerk in Watergraafsmeer overgekomen naar de kerk van Castricum.
  6. De toevoeging ‘Van’ liet hij weg. Psalm 43:4: ‘Dan ga ik op tot uw altaren, tot U o bron van zaligheid’.
  7. Zie ook ‘Het Koninkrijk der Nederlanden’, dr. L. de Jong, deel 5 bladzijde 835.
  8. Werkers die gedwongen werden tot de aanleg van Duitse verdedigingsstellingen, vaak graafwerk.
  9. Zie ‘Het Koninkrijk der Nederlanden’ van dr. L. de Jong, deel 10b, bladzijde 43.
  10. Café Roozendaal stond op de plaats van het Eihof aan de Dorpsstraat.
  11. Ds. A. A. Leenhouts schreef verschillende boeken en kreeg ruime aandacht in de dissertatie van Ds. W. van Herwijnen, gereformeerd predikant in Zwijndrecht. Onder de titel ‘Profetie van Leenhouts eindelijk getoetst’ recenseert J. Greven de dissertatie ‘Rentree van de profetie’ in Trouw van 5 oktober 2010. Hij besluit zijn recensie met de opmerking dat hij sceptisch tegenover Leenhouts staat, hoe fascinerend hij zijn levensverhaal ook vindt.
  12. Aanvankelijk A.P. Schaffers (hervormd), G. B. Borst (rooms-katholiek), J.H. Beekman (gereformeerd).
  13. J. Deuring, W. van Doorn, F. W. Hutter, L .J. de Lange, G.J. van Oostende en H. A. Leenstra als voorzitter
  14. J. Graafland, P. Blom, D. Broer, J. Hummel, S. de Jong, C. J. Krist-Brons en D. Visser.
  15. Zoals bijvoorbeeld blijkt in maart 1911 toen de doopsgezinde kerk in Beverwijk de Gereformeerde Kerk daar uitnodigde voor de feestelijke opening van hun nieuwe kerkgebouw aan de Meerstraat. De gereformeerde kerk bedankt voor de uitnodiging: “Betrof het alleen de inachtneming van een burgerlijke beleefdheid, dan zou er geen twijfel zijn of uw uitnodiging werd gaarne aanvaard. De gereformeerden echter hebben niet de gewoonte op dergelijke wijze gemeenschap te oefenen met andere kerkelijke gezindten.”

Bronnen:

  • Archief Gereformeerde Kerk Castricum;
  • Ÿ Boelens Czn., drs. B., Tussen mens en onmens; een poging tot interpretatie van het woordje God, Kampen, 1976.
  • Ÿ Doorn, W. van en anderen, Jubileumboek 40 jaar Maranathakerk, 1995;
  • Ÿ Ginhoven, M. J. van, voorjaar 2012;
  • Ÿ Heideman, J., Castricum en Bakkum tijdens de Tweede Wereldoorlog, Deel 1 1939-1942, 2011;
  • Ÿ Herwijnen, ds. W. van, Recensie van J. Greven over het proefschrift ‘Rentree van de profetie’, 2010;
  • Ÿ Jong, dr. L. de, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog;
  • Ÿ Register Gemeentelijke Monumenten (internet);
  • Ÿ Stichting Werkgroep Oud-Castricum: 8e Jaarboek (1985) en 28e Jaarboek (2005).

Dit artikel is een verkorte versie van het boek: De Gereformeerden van Castricum / Eigenzinnig en betrokken / Een geschiedenis.

16 januari 2023

IJsbaan, Vereniging Kennemer (Jaarboek 36 2013 pg 4-17)

Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.


Jaarboek 36, pagina 4

De Vereniging Kennemer IJsbaan

Er wordt een wedstrijd gestart op de ijsbaan.
Er wordt een wedstrijd gestart op de ijsbaan in het bijzijn van burgemeester Mans. Zeeweg, Bakkum in 2012. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Ons dorp beschikt al bijna 80 jaar over de ijsbaan aan de Zeeweg. Op 24 januari 1933 werd de ijsvereniging ‘Eensgezindheid’ opgericht. Uit een verenigingsreglement van 11 februari 1935 blijkt dat deze naam werd gewijzigd in IJsclub ‘Kennemer IJsbaan’, die in 1967 weer veranderde in ‘Vereniging Kennemer IJsbaan’ (VKIJ).

Het doel van de vereniging luidde oorspronkelijk: ‘Het bevorderen van het ijsvermaak in het algemeen en het houden van wedstrijden’. In de laatste statuten uit 1981 is de doelstelling gewijzigd in: ‘Het doen beoefenen en het bevorderen van de schaatssport in al zijn verschijningsvormen en al hetgeen daarmee in de meest ruime zin des woords verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn’. VKIJ viert dit jaar haar 80-jarig bestaan.

De eerste ijsbanen

Tijdens de oprichtingsvergadering van de VVV in 1919 werd een lening uitgeschreven om voorzieningen te treffen aan de ‘Diepe Sloot’ en de ‘Schulpvaart’. Dat warende eerste ijsbanen waarop in de jaren 1920 geschaatst kon worden. De eerste locatie bevond zich op de plaats waar nu sportcomplex Wouterland ligt en de Schulpvaart is een nog steeds bestaande waterloop langs de Zeeweg.

De Schulpvaart met rechts de begroeiing langs de Zeeweg.
De Schulpvaart met rechts de begroeiing langs de Zeeweg. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

Freek Hollenberg, die op het Stet woonde, was regelmatig te vinden op de ijsbaan achter het huisje van Jannetje Hopman. Freek veegde de baan en dreef zelf een kleine koek-en-zopie. Ook organiseerde hij wedstrijden; dan zaten en stonden de toeschouwers op de spoordijk. De prijzen bestonden uit sigaretten en nieuwe leren schaatstuigen. Op drukke dagen werd er zo’n honderd liter chocolademelk geschonken, waarvoor men vijf tot tien cent per mok betaalde. ’s Avonds werd de ijsbaan verlicht door middel van petroleumlampen die aan palen hingen.

Links G. Ronk met ijsstok, en rechts Hollenberg.
Links G. Ronk met ijsstok, en rechts Freek Hollenberg. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

Omdat de Diepe Sloot en de Schulpvaart niet zo gauw dichtvroren, week men begin jaren 1930 uit naar een weiland van Jan Koper, dat grensde aan de Diepe Sloot en ’s winters bijna altijd onder water stond. Bij kans op vorst werd de waterstand extra verhoogd met behulp van een pomp van de firma W. L. Borst en zo hadden de Bakkummers een echte ijsbaan.

Ledenvergadering IJsclub Eensgezindheid.
Ledenvergadering IJsclub Eensgezindheid.

Rond 1933 was er serieus sprake van een organisatie die verantwoordelijk was voor het onderhoud, het heffen van entreegeld, het houden van toezicht enzovoorts. Dit had de oprichting van de ijsvereniging ‘Eensgezindheid’ tot gevolg. Mensen van het eerste uur waren Henk Broksma, dokter Van der Sluis en mevrouw Van den Born-Bakker.

Sineke van der Sluis knipte in 1936 het lint door tijdens de opening van de Kennemer IJsbaan. Na ruim 77 jaar kwam zij terug aan de Zeeweg voor opnames van een film van Hans Kinders(rechts) over de geschiedenis van de ijsbaan.
Sineke van der Sluis knipte in 1936 het lint door tijdens de opening van de Kennemer IJsbaan. Na ruim 77 jaar kwam zij terug aan de Zeeweg voor opnames van een film van Hans Kinders(rechts) over de geschiedenis van de ijsbaan.

De start aan de Zeeweg

Het PWN besloot begin jaren 1930 om als werklozenproject een terrein aan de Zeeweg handmatig uit te laten graven met als doel dit ‘s winters als ijsbaan te gebruiken. De baan werd op 9 februari 1936 door burgemeester Lommen officieel geopend. Daarbij mocht Sineke, het driejarig dochtertje van dokter Van der Sluis, het lint doorknippen.

In de eerste jaren van de Kennemer IJsbaan waren de winters zacht. De laatste Elfstedentocht dateerde van 1933 en pas in 1940 werd de volgende verreden. Toen was het dan ook raak en volgden nog twee strenge winters die de ijsbaan aan de Zeeweg haar nut deden bewijzen.

Schaatsen op de ijsbaan in Bakkum aan de Zeeweg.
Schaatsen op de ijsbaan in Bakkum aan de Zeeweg. Naast de “Diepe Sloot”, lag een laag gelegen weiland, dat doorsneden werd door de zogenaamde “Ondiepe Sloot”. Dit land van Jan Koper, lag ’s winters altijd onder water. Bij kans op vorst werd de waterstand nog extra vergroot met behulp van een pomp van de firma Borst. Zo ontstond een ijsbaan die eerder dicht vroor dan kanalen en vaarten. Op deze foto van links naar rechts Ab van Dijk knecht bij G. Ronk, Nelis Wilbrink, kleermaker op Duin en Bosch, Cees Cornelissen, Bob Breemer, journalist, Klaas Stuifbergen, later geëmigreerd naar Canada. Collectie Stuifbergen. Toegevoegd.

Elke winter zette aannemer Borst de baan weer onder water met een pompinstallatie. Er werd in eigen beheer een kantine gebouwd, die elk voorjaar werd afgebroken en opgeslagen. Alles liep via het PWN en elke activiteit moest gemeld worden. Met ingang van 1935 werd het ruim twee hectare grote terrein door het waterleidingbedrijf verhuurd aan de ijsclub gedurende de periode 1 december tot en met 31 maart. Jarenlang bedroeg deze huur 200 gulden met een toeslag voor

(tekst loopt door op pagina 6)


Jaarboek 36, pagina 5

De opening van de Kennemer IJsbaan in februari 1936. Sineke, het driejarig dochtertje van dokter Van der Sluis, mag het lint doorknippen.
De opening van de Kennemer IJsbaan in februari 1936. Sineke, het driejarig dochtertje van dokter Van der Sluis, mag het lint doorknippen.
Een van de eerste schaatsfoto’s op de nieuwe ijsbaan.
Een van de eerste schaatsfoto’s op de nieuwe ijsbaan.
Nettie Ruijter met vriendinnen en schoolgenoten in 1939. Van links naar rechts Kees Blei, Tiny Boot, Ida Tiemstra, Hans Jacobs, Nettie Ruijter, John Bakker en Lenie van Leeuwen.
Gekostumeerd schaatsen begin jaren 1940.
Gekostumeerd schaatsen begin jaren 1940.

Jaarboek 36, pagina 6

de dagen waarop de baan open was. De totale huurprijs mocht echter niet hoger zijn dan 500 gulden.

Het ijs werd in die tijd ook al gekeurd. Dat werd gedaan door dokter Van der Sluis, die daarbij werd geassisteerd door ziekenfondsbode Cor Orij. Laatstgenoemde had ook zijn aandeel in het maaien van het gras, dat elk jaar moest gebeuren, zelfs als er na een natte zomer nog water op de baan stond.

Gras maaien op de ijsbaan.
Het maaien van het ondergelopen land om de ijsbaan gereed te maken voor de komende winter. Mocht dit niet gebeuren dan groeit het riet zo snel dat het de baan overwoekert. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

De leden deden zoveel mogelijk zelf, zoals het vegen en het in orde brengen van de baan na een ijsdag. Er was zelfs muziek en elke schaatsdag werd afgesloten met het Wilhelmus. Voor de muziekrechten werd in 1940 al 2,40 gulden per dag door BUMA in rekening gebracht. De contributie bedroeg toen slechts 1 gulden per jaar en werd bewust laag gehouden om zoveel mogelijk leden te trekken. Begin 1940 telde de vereniging dan ook al 500 leden.

Zwaaien en zwieren

Nettie Ruijter (1927-2013) kon zich de start van de Kennemer IJsbaan goed herinneren:

“Rond 1933 schaatsten we nog op de Schulpvaart en de sloot langs de Zeeweg, die ‘Koningskanaal’ wordt genoemd. Ik woonde toen op de Heereweg en was zo bij het ijs. Vanaf het moment dat de ijsbaan geopend werd, gingen we daar natuurlijk heen. Hans Jacobs stal vaak de show met kunstrijden. Bij de hardrijders keek iedereen vol bewondering naar Dick Molenkamp, want niemand reed zo mooi als hij.

In die tijd schaatsten de meisjes over ’t algemeen in een rok, maar soms droeg ik een trainingspak waar ik ook in tenniste. Ik had geen doorlopers maar rondrijders, omdat ik het zwaaien en zwieren veel leuker vond dan rondjes rijden. Mevrouw Kriekaard, die ook bestuurslid was, had veel hoge schoenen en dan mocht ik er een paar van lenen om de schaatsen onder te binden. Mijn ouders vonden het namelijk maar niks om laarzen op het ijs te dragen. Van het gezin schaatsten mijn vader en mijn broer ook aan de Zeeweg, maar ik sprak altijd met vriendinnen af. Op de baan ontmoetten we dan weer schoolgenoten of bijvoorbeeld juffrouw Zinkweg die onderwijzeres was. Helaas stopte alles eind 1942 en gingen de schaatsen voorlopig in het vet …”

In de winters van 1940 en 1941 werd er nog wel geschaatst, zoals blijkt uit enkele foto’s van gekostumeerde rijders. Toen was het echter over, want het gebied rond de Zeeweg werd ‘Sperrgebiet’ en de ijsbaan mocht dus niet gebruikt worden.

Op 22 november 1942 deelde secretaris Gerrit Ronk de directeur van het PWN schriftelijk mee dat de vereniging de activiteiten tijdelijk staakte ‘zulks door omstandigheden die U wel bekend zullen zijn’. Dat zat Ronk behoorlijk dwars. Hij werkte eraan mee om een en ander uit handen van de bezetter te houden door bijvoorbeeld de houten lichtpalen weg te halen en die met behulp van boswachter Jacobs in het duin te verstoppen.

Gerrit Ronk heeft veel voor de vereniging gedaan.
Gerrit Ronk heeft veel voor de vereniging gedaan.

Na de oorlog

Ook de IJsclub Kennemer IJsbaan krabbelde na de bevrijding weer op. Er kwam een nieuw bestuur onder leiding van voorzitter Pieter Hofman, die werd bijgestaan door mevrouw Jacobs-Haringa en de heren Henk Schürmann senior, Jan Broerse, Chris Beusman, Teun Polak en Izaäk Kriekaard. Hofman, die technisch ambtenaar was bij het PWN, leidde de vereniging maar liefst 24 jaar, waarvan zes jaar na zijn pensionering.

De voorzitters van 1933 tot 2013

1933-1936 Henk Broksma
1936-1960 Pieter Hofman
1960-1965 Gerrit Ronk
1966-1969 Daan Kernkamp
1969-1976 Mart Benard
1976-1982 Harry van Os
1982-1985 Cees Schulte
1985-1986 Koos van der Molen/Jan Breggeman
1986-2006 Herman Bosboom
2006-2008 Ron de Haan
2008-heden (=2013) Ronald Snijders

Al in 1946 waren er met wedstrijden aardige prijzen te winnen.
Al in 1946 waren er met wedstrijden aardige prijzen te winnen.

Het Nieuwsblad voor Castricum van 12 december 1945 meldde dat de ijsbaan open was, maar dat het PEN het gebruik van elektriciteit voor avondverlichting op alle banen verbood. De reactie daarop van de krant was: “Schaatsenrijden is een geliefde Hollandse sport en wij zouden het PEN willen aanraden tijdens de ijsdagen wat energie te onttrekken aan de nachtfuiven van vele instanties ten behoeve van schaatsend Nederland.”

In de jaren (negentien) vijftig verzorgde Teun de Hoop van restaurant Johanna’s Hof lange tijd de koek-en-zopie en verkocht onder andere snert. Zijn nering werd naderhand overgenomen door Henk de Haan.
In 1953 werden, onder leiding van Chris Beusman, de oude houten lichtmasten vervangen rond het 20-jarig bestaan van de vereniging.

Bij het baanonderhoud was het dichtmaken van de scheuren altijd een moeilijke opgave. Voor de oorlog werd daarvoor heet water van de melkfabriek gebruikt en later kwam dat van Duin en Bosch. Afdoende was het nooit, want als de scheuren dichtvroren, ontstonden er meestal kuiltjes of bobbeltjes. Het is bij strenge vorst ook wel gebeurd dat men de brandweer inschakelde om de baan op te spuiten.


Jaarboek 36, pagina 7

De muziek die over de baan schalde, werd door de leden zelf op band gezet. Er werden altijd kortebaanwedstrijden gereden, waar eerst spek en worst mee waren te winnen en later ook geldprijzen.

De firma Hes uit Bakkum maaide het gras bij het droogvallen onder toeziend oog van het PWN en een bioloog. Bijna elk jaar werd de keet afgebroken, behalve in de jaren dat deze in het voorjaar en ’s zomers werd gehuurd door het Kampeerterrein Bakkum voor het gebruik als winkel of schooltje.

De keet maakt tegenwoordig deel uit van het clubgebouw van de Kennemer IJsbaan.
De keet maakt tegenwoordig deel uit van het clubgebouw van de Kennemer IJsbaan. Collectie Oud-Castricum. Toegevoegd.

In die tijd deed de club ook al aan training in het ‘droogschaatsen’, die werd gegeven in het gymlokaal van de Centrale Openbare Lagere School in Bakkum.

Op 30 en 31 maart 1958 werd er voor de leden in hotel Borst een cabaretavond gehouden ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van de vereniging.

Dick Molenkamp op zijn alternatieve ijsbaan bij Onderlangs.
Dick Molenkamp op zijn alternatieve ijsbaan bij Onderlangs.

Vallen en opstaan

Eind 1960 kreeg de ijsclub onverwachts concurrentie. Dick Molenkamp, een fervent schaatser en lid van de club, ging zelf een ijsbaan aanleggen op de tennisbanen van TC Bakkum en ODO aan Onderlangs. De banen werden met water bespoten als het vroor en zodoende werd het mogelijk om na één nacht ijs daarop te schaatsen. Daar maakte menigeen gebruik van zolang de Zeeweg nog niet open was. Molenkamp heeft zijn ijsbaan zo’n tien jaar geëxploiteerd.

Schoenmaker Gerbrand Heine tijdens een korte-baanwedstrijd.
Schoenmaker Gerbrand Heine tijdens een kortebaanwedstrijd.

Op de ijsbaan aan de Zeeweg vonden van tijd tot tijd veranderingen en verbeteringen plaats. In1963 schafte de vereniging voor 5.000 gulden een tractor aan, waarmee ’s winters het ijs werd geveegd en ’s zomers het gras werd gemaaid. Het jaar daarop werd de Zeeweg verbreed met de nodige gevolgen. De gebouwen moesten worden verplaatst en de elektriciteitsleiding werd verlegd en verlengd. Deze werd in de winter van 1966 door de leden zelf ingegraven.

Joop Westerman en echtgenote aan het kunstrijden.

Per 1 oktober van dat jaar meldde de vereniging zich aan als lid van het Gewest Noord-Holland/Utrecht van de Koninklijke Nederlandsche Schaatsenrijdersbond (KNSB). Op een druk bezochte ledenvergadering in diezelfde maand moest echter worden beslist over het voortbestaan van de vereniging, dat op dat moment aan een zijden draadje hing. Volgens het Nieuwsblad voor Castricum van 4 oktober 1966 was het aantal leden namelijk gedaald van 1.200 naar 180 en dat had te maken met verschillende problemen, zoals het wanbeheer van materialen en een financiële chaos die het bestuur had achtergelaten. Daarom bleek het onmogelijk om een nieuwe lichtinstallatie van minstens 10.000 gulden aan te schaffen, omdat er op dat moment slechts 2.000 gulden in kas was.

Het nieuw gekozen bestuur onder leiding van voorzitter Kernkamp wilde er toch de schouders onder zetten, want de installatie was dringend noodzakelijk. Toen werd besloten aan de Castricumse bevolking per brief een oproep te doen om aan de verlichting extra steun te verlenen. Uiteindelijk lukte het om die winter een nieuwe installatie te plaatsen. Dat betekende wel dat de contributie van 2,50 gulden


Jaarboek 36, pagina 8

naar 5 gulden ging en dat de burgers werden uitgenodigd in te tekenen op een renteloze lening. Ook een inzameling onder de middenstand was noodzakelijk om het benodigde geld bij elkaar te krijgen.

Een jaar later werd in de ledenvergadering geconcludeerd dat de vereniging er weer redelijk voorstond en het aantal leden was toegenomen.

Op 19 april 1967 vroeg de vereniging Koninklijke goedkeuring aan om als rechtspersoon te worden erkend. Vanaf 2 juni van dat jaar ging de club als ‘Vereniging Kennemer IJsbaan’ (VKIJ) door het leven. In het najaar van dat jaar werd op advies van de KNSB de ijsbaan in tweeën gedeeld door een dijk aan te leggen, opdat de baan eerder berijdbaar ijs zou opleveren. Ook werd bij harde wind de golfslag door de dijk gebroken en konden er mensen op staan bij schaatsevenementen. De dijk is trouwens nog jarenlang gebruikt door bruidsparen voor huwelijksreportages.

Het bruidspaar Jan Breggeman en Joke Huitenga liet zich in februari 1970 ook fotograferen op de dam.

Dorpsdichter A. van Kluyve (1896-1983) schreef voor het Nieuwsblad voor Castricum een aantal gedichten over de Kennemer IJsbaan. Dit gedicht verscheen in de krant van 26 september 1967:

KENNEMER IJSBAAN

Wilt U van de winter schaatsen?
Zet Uw hoedje dan maar af
Voor het koppel harde werkers,
Dat zich zo elanvol gáf!

Toen de zomer zalig wenkte,
In het ijsbaan-wel-en-wee.
Maar ontplooiden zich als mánnen

Bruinden zij niet aan de zee.

Van het ‘wél’ was weinig over
Van het ‘wee’: een ijsbaan vol!
Vele jaren van berusting
Vroegen duidelijk hun tol!

Toen het nieuwe bloed ging stromen
Door ’t bestuur en ledental,
Trok men de registers open
Onder ’t motto: ’t moet en ’t zal!

De verlichting, wrak en molmig,
Is vernieuwd en licht U bij
In Uw ijsvermak’lijkheden,

Groep aan groep en rij aan rij.

Strijk Uw streek en schaats Uw baantje,
Krul Uw krul en trek Uw baan,
Maar, bedenk bij alle vreugde:
Wat al niet is hier gedaan.

Heel de opzet van de ijsbaan
Is gereorganiseerd!
Doch wordt dit wel bij de leden

Waarlijk ernstig gewaardeerd?

Wel, Uw kans is nú aanwezig
Om in ’t voorspel van de vorst
De vergad’ring te bezoeken:
Achtentwintig/negen: Borst!

Dáár doet men U uit de doeken
Hoe het met de ijsbaan zit.
Bent u nog niet aangesloten?
Wel, dan wordt U zeker lid!

A. van Kluyve

In de winter 1967-1968 organiseerde de schaatsclub voor het eerst bustochten naar de Jaap Edenbaan in Amsterdam, waar zeer grote belangstelling voor was. Om die reden werd dit initiatief het jaar daarop geprolongeerd.

Ook de muziek werd aan de tijd aangepast. Secretaris Theo van Nuysenburg verzorgde een tijd lang de muziekbanden en bracht er een nieuw element in door er tekst bij in te spreken.
Nieuwjaarsdag 1970 was geen geluksdag voor de vereniging. Schaatsenrijder Baltus uit Egmond brak op het ijs zijn enkel en diezelfde nacht werd de bandrecorder uit de kantine gestolen.

In 1978 werd een nieuwe kantine in gebruik genomen.

Jaarboek 36, pagina 9

Op 3 november 1975 verscheen er een noodkreet in de krant. Omdat meer dan de helft van het bestuur aftrad, dreigde het met liquidatie indien zich geen kandidaten voor de opengevallen plaatsen zouden aanmelden. Gelukkig kwamen die er wel, evenals nieuwe leden, zodat de baan behouden bleef. De winter daarop werd gekenmerkt door veel kou en dus ook veel ijs.

Op 6 mei 1977 nam de vereniging voor 3.000 gulden een gebouwtje over van het PWN, wat de accommodatie duidelijk ten goede kwam.

Voorzitter Mart Benard.
Voorzitter Mart Benard.

Herinneringen van voorzitter Benard

Mart Benard (1928) leidde VKIJ van 1969 tot 1976 en vertelde hoe hij bij de club terecht kwam:

“Mijn gezin ging in 1965 in Castricum wonen. Ik was altijd een groot schaatsliefhebber en las in het najaar van 1966 in de krant dat er een vergadering was uitgeschreven waarin de Kennemer IJsbaan waarschijnlijk opgeheven zou worden. Ik ben daar toen naartoe geweest in de Harmonie, want ik vond dat zoiets niet mocht gebeuren. Samen met Kernkamp, Van der Meulen, Van Nuysenburg en Broerse heb ik toen mijn vinger opgestoken en ik nam met deze heren direct zitting in een nieuw bestuur onder leiding van Kernkamp.

Ik werd vice-voorzitter en kreeg wat technische zaken op mijn bordje, zoals het onderhoud van de baan en het verbeteren van de muziek en de verlichting. Omdat ik bij de Hoogovens werkte, was ik in de gelegenheid om wat gebruikte materialen tegen een zeer gereduceerde prijs over te nemen. Zodoende konden we beschikken over nieuwe lichtmasten, lampen en kabels. Op een zaterdag in november 1966 zijn we met een groep van ongeveer 25 man sleuven gaan graven en ’s middags lagen de kabels erin. Met behulp van een dieplader van transportbedrijf Piet Lute zijn de lichtmasten naar de Zeeweg gebracht en nadat wij een hoogwerker van Duin en Bosch konden lenen, zijn de masten geplaatst. Dit gebeurde allemaal onder toezicht van de heren Uiterwijk, Winkel en Nonnekes, die bij het PEN werkten.

In 1969 volgde ik Daan Kernkamp op als voorzitter. Helaas is er tijdens mijn periode weinig ijs geweest, maar de vereniging zat allerminst stil. Regelmatig gingen we met bussen vol kinderen en begeleiders naar de Jaap Edenbaan in Amsterdam. Naast mijn voorzitterschap had ik diverse nevenactiviteiten vanuit het gewest Noord-Holland/Utrecht van de KNSB.

Een keer per jaar kwamen de voorzitters van de ijsverenigingen uit die provincies bij elkaar. Ook speelde in die jaren de oprichting van de kunstijsbaan in Alkmaar. Om die baan te kunnen financieren werd aan de voorzitters van de ijsclubs gevraagd certificaten te verkopen. Dat lukte vrij goed. In 1972 werd de baan in Alkmaar geopend en vanaf dat moment waren we in de gelegenheid om daar op vaste uren te gaan trainen.

De crisis vanwege onvoldoende bestuursleden in 1975 overleefden we gelukkig ook weer. Aangezien ik ook jeugdvoorzitter was van de naastgelegen voetbalclub CSV, kon ik beide functies niet meer combineren en trad ik in 1976 af als voorzitter van VKIJ. Toen kregen we ook nog te maken met het voorstel van voorzitter Duinker van CSV om de ijsbaan maar op te doeken en de grond te gebruiken voor de uitbreiding van de voetbalvelden. Gelukkig is het nooit zover gekomen!”

De winter van 1978 kende ook ijs, alleen was dat niet zo sterk. De veegmachine ging er dan ook prompt doorheen. Ook begin januari 1979 was de baan open. Door een enorme sneeuwval begon het ijs echter te scheuren en moest de sneeuw met handkracht weggeschept worden. Omdat er maar weinig vrijwilligers de handen uit de mouwen staken, werd er een oproep in het Dagblad Kennemerland gedaan voor mensen die de ijsbaan schoon wilden maken.

Het ijs wordt geveegd in 1979.
Het ijs wordt geveegd in 1979.

Vernieuwingen

De jaren 1980 stonden voor de vereniging in het teken van diverse vernieuwingen. Tot december 1981 konden alleen hoofden van gezinnen en alleenstaanden lid worden, maar later was een eigen lidmaatschap verplicht. Daarbij werd


Jaarboek 36, pagina 10

de minimumleeftijd om lid te kunnen worden verlaagd van 17 naar 16 jaar.

Wat de schaatssport betreft werd er in de ijsloze winterssteeds meer gebruikt gemaakt van de kunstijsbaan in Alkmaar. Men organiseerde bustochten naar ‘De Meent’ voor zowel jong als oud, waar veel belangstelling voor was. De schaatstrainingsgroep ging na 10 jaar afwezigheid in het voorjaar van 1983 opnieuw van start op de zondagochtend.

De schaatstrainingsgroep onder leiding van Henk Schürmann in september 1971.

De Schaatstrainingsgroep

De eerste schaatstrainingsgroep ontstond spontaan in de jaren 1960 onder leiding van Dick Molenkamp. Men had toestemming gekregen van de heer Duinker van het PWN om ’s avonds het duin in te gaan en de ploeg werd steeds populairder. Molenkamp ging zelfs een cursus voor trainer volgen in Amersfoort. De groep zorgde eens voor hilariteit toen een patiënt van Duin en Bosch in een wit trainingspak was ontsnapt. Een broeder dacht hem te zien lopen en holde achter hem aan, maar toen bleek het de laatste man van de schaatstrainingsgroep te zijn …

Henk Schürmann junior nam rond 1969 de training van Dick Molenkamp over en bouwde de groep verder uit met een aparte groep jeugdleden. Onenigheid en klachten over de opkomst leidden er echter toe dat men in de zomer van 1973 besloot om de groepen te ontbinden.

Op 1 juli 1981 ging men nog wel van start met een seniorenploeg en op 1 september van dat jaar werd de duintraining omgezet in een zaaltraining.

Op de jaarvergadering van 13 oktober 1982 kwam het punt schaatstrainingsgroep weer aan de orde. Omdat er geen nieuwe leden meer bijkwamen en het bestuur bang was dat de vereniging zou doodbloeden, bleek er behoefte onder de leden tot het oprichten van een nieuwe groep. Er werd vervolgens een oproep gedaan in de krant om zich hiervoor aan te melden, wat resulteerde in een lijst van enthousiaste mensen.

Op 27 april 1983 werd de ‘Schaatstrainingsgroep Castricum/Bakkum’ opgericht. Onder leiding van Henk Zonneveld werd op 4 juni van dat jaar met de trainingen begonnen. Van de nieuwe schaatstrainingsgroep, afgekort STG, reden de leden Herman Becker, Rinus Spranger en Ton Rongen op 22 februari 1985 de Elfstedentocht uit. Een jaar later waren er zelfs twaalf leden die de tocht der tochten volbrachten.

Jan Breggeman.

Een van hen was Jan Breggeman, die al ruim 30 jaar actief is voor VKIJ en het volgende wist te vertellen:

“Ik ben mijn hele leven een schaatsliefhebber geweest en reed veel in de Zaanstreek, omdat ik tot 1972 in Krommenie heb gewoond. Daarna verhuisde ik naar Castricum en deed toen al mee met een loopgroepje, waar mijn zwager Ed Huitenga ook in zat. Ik ben eind 1982 lid geworden van de vereniging en nam direct zitting in het bestuur. Ook ging ik mij met de nieuwe schaatstrainingsgroep bezig houden en werd daar later na het volgen van een cursus ook trainer van.

We trainden ’s winters op de zondagmorgen in het duin en op donderdagavond op het atletiekveld naast de ijsbaan. Op vrijdagavond schaatsten we dan in Alkmaar. Toen er een licentiegroep (bestemd voor talentvolle wedstrijdschaatsers waarvoor de KNSB speciale trainingsuren beschikbaar stelt) bij kwam voor jeugd, moesten we tijdelijk uitwijken naar de ijsbaan in Haarlem, omdat er in Alkmaar geen plaats meer was. In die tijd gaf ik vier keer per week les en dat heb ik volgehouden tot rond 2005, want je moet een keer


Jaarboek 36, pagina 11

stoppen. Daarnaast heb ik bijgedragen aan de oprichting van een marathonploeg voor veteranen, die nog steeds (in 2013) bestaat. Ook was ik betrokken bij diverse verbouwingen voor de club, omdat ik van origine bouwkundige ben. Nadat ik in 2008 met de VUT ging, heb ik voorgesteld een team van circa vijf personen te vormen die de baan en het clubhuis onderhouden. Ik ben nu het aanspreekpunt van de werkgroep Onderhoud, die prima functioneert, en regel de onderlinge contacten en die met het PWN.

En wat het schaatsen betreft, dat doe ik nog altijd met veel plezier. Niet alleen aan de Zeeweg, maar ook op de kunstijsbaan. Daar blijft het niet bij, want ik rij zo gauw als het kan ook op natuurijs in Friesland en in de polders van Noord-Holland. Af en toe ga ik ook mee met een groep liefhebbers naar de Weissensee in Oostenrijk. Mijn grote wens is om aan mijn twee Elfstedentochten nog een derde toe te voegen en de tocht bij daglicht te kunnen volbrengen. Naast het schaatsen train ik ook nog met hardlopen en doe elk jaar nog mee aan de halve marathon van Egmond.”

De schaatstrainingsgroep in maart 1988.
De STG in maart 1988.

Na de schaatswinters van 1985 en 1986 zijn in de STG (schaatstrainingsgroep) twee groepen ontstaan: de tochtenrijders en de wedstrijdrijders. Een tocht op natuurijs is namelijk heel wat anders dan het zo snel mogelijk rondjes rijden opeen ijsbaan.
In 1989 werd de STG een zelfstandige vereniging onder de vleugels van VKIJ. Achtereenvolgens werden Rinus Sprangers, Klaas Wokke en Chris van Betuw voorzitter van de nieuwe vereniging.

Als natuurwinters uitblijven, zoekt een schaatser toch andere mogelijkheden. In 1989 kwam de Weissensee in Oostenrijk (ook wel alternatieve Elfstedentocht genoemd) in beeld: 200 kilometer op natuurijs in 8 ronden van 25 kilometer. Herman Becker, Bert Hendrikse, Frank Leonard, Rinus Sprangers en Tijmen de Vries namen daaraan deel. Een jaar later deden er nog meer STG’ers mee, te weten Geertje Becker, Iede Boorsma, Margriet Lok en André van der Zande.

Ook werd er in 1989 een licentiegroep voor de jeugd samengesteld. Voor de deelnemers gold de eis dat zij 500 meter in 60 seconden moesten kunnen rijden. In 1990 startte Henk Zonneveld met een fietstraining voor senioren die enorm aansloeg.

De STG organiseerde ook het gezamenlijk rijden van schaatstochten in Nederland als de vorst die mogelijk maakte. Een van de eerste was de Eilandspoldertocht, een rit van 35 kilometer, die in de winter van 1990-1991 werd gereden.


Jaarboek 36, pagina 12

Mariska van Veen, het honderdste lid van STG, met links burgemeester Schouwenaar en rechts voorzitter Klaas Wokke.
Mariska van Veen, het honderdste lid van STG, met links burgemeester Schouwenaar en rechts voorzitter Klaas Wokke.

Op zondag 18 november 1991 kon het bestuur van de STG het honderdste lid verwelkomen. Marisca van Veen kreeg de eer en werd door burgemeester Schouwenaar persoonlijk gelukgewenst.

Uit een overzicht uit 1993 blijkt dat de STG naast genoemde schaatswedstrijden ook vaak deelnam aan andere sportieve evenementen, zoals de Dam tot Damloop, de grachtenloop in Amsterdam, de halve marathon van Egmond, de wintertriatlon van Heerhugowaard en een fietstocht in de Dolomieten.

In 1996 leidde het zelfstandig opereren van het bestuur van STG binnen de vereniging tot onduidelijkheden en conflicten. Daarom benoemden de STG en VKIJ in1997 een commissie van wijze mannen om de meest gewenste organisatievorm te bepalen. Daarop werd besloten dat de STG weer onder de verantwoordelijkheid van VKIJ viel.

Er volgde na 1997 een lange periode waarin het ijs ontbrak, maar zowel door de jeugd als de oudere leden binnen de STG werd volop geoefend op de baan in Alkmaar. Ook werd de conditie van jaar tot jaar op peil gehouden door middel van loop- en fietstrainingen.

De STG nam in juni 2009 op ludieke wijze afscheid van het schaatsseizoen door een stepwedstrijd te houden tussen de licentie- en recreatieschaatsers over een tracé van 15 kilometer door de Castricumse duinen. Daarvoor was het jarenlang een traditie om het seizoen af te sluiten met een taartenloop.

Anno 2013 is de STG volledig geïntegreerd in VKIJ, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen actieve leden en ‘vrienden’ van de vereniging.

Het nieuwe logo van VKIJ uit 1984.
Het nieuwe logo van VKIJ uit 1984.

Het eerste clubblad van VKIJ verscheen in maart 1984, dat direct met enthousiasme werd ontvangen. In hetzelfde jaar kwamen er logo’s voor de vereniging en de schaatstrainingsgroep. Dit resulteerde in strakke afbeeldingen met daarop twee schaatsers.

De keet die van het PWN werd overgenomen.
De keet die van het PWN werd overgenomen.

Een derde vernieuwing in dat jaar was de aanschaf van een keet, die voor 500 gulden van het PWN werd overgenomen en in september naast de bestaande accommodatie werd gezet. Dit gebouwtje stond bij Kijk-Uit en had tot die tijddienst gedaan als werkruimte en kantoor van het nabijgelegen filmmuseum.

De vereniging plaatste in de loop van 1985 een grotere kantine, die met toiletten, koud en warm water, een nieuwe balie en een kleedruimte voor de schaatstrainingsgroep volledig aan de eisen van de tijd voldeed.

Arie Lute en Piet Zomerdijk achter het loket in 1991.
Arie Lute en Piet Zomerdijk achter het loket in 1991.

De winter van 1985 telde 24 dagen natuurijs. Op een zondag in januari passeerden enkele duizenden bezoekers de kassa van de ijsbaan aan de Zeeweg. Op voorstel van Arjan Lute werd in die periode een draaiboek samengesteld voor de gang van zaken op en rond de ijsbaan. Op basis van nieuwe ideeën en ervaringen werd deze handleiding elk jaar zo nodig bijgewerkt.


Jaarboek 36, pagina 13

Begin 1986 werd afscheid genomen van Jan Zonneveld die meer dan 50 jaar actief was voor VKIJ.
Begin 1986 werd afscheid genomen van Jan Zonneveld die meer dan 50 jaar actief was voor VKIJ.

Nieuw was ook het in het leven roepen van werkgroep enom de nodige klussen beter te kunnen uitvoeren. Tijdens de officiële opening van het vernieuwde clubhuis begin1986 werd er hulde gebracht aan Jan Zonneveld die ruim 50 jaar actief was voor de club en nu afscheid nam als bestuurslid. Zonneveld verzorgde zaken als het onderwater zetten van de ijsbaan, de muziek en hij verkocht kaartjes. Als blijk van waardering voor zijn grote inzet werd hij benoemd tot erelid. De KNSB reikte hem in dat jaar de zilveren bondsspeld uit.

In januari 1987 konden voor het eerst de dweilmachines worden ingezet. Zo was men in staat om verraderlijke scheuren nog beter te dichten. Het resultaat mocht gezien worden, want naburige verenigingen kwamen zelfs kijken hoe VKIJ dat deed. Het was die winter weer druk aan de Zeeweg, waar een aantal activiteiten werd georganiseerd om de gezelligheid te verhogen. Zo kon men meedoen aan ijsdansen (zwier- en zwaaiavond), een ijsdisco-avond en werd er een kortebaanwedstrijd voor de jeugd gehouden. Een Castricumse opticien maakte van de strenge vorst gebruik door het volgende rijmpje in een plaatselijke krant te plaatsen:
“Een schaatser kwam in een wak, z’n zicht was tamelijk zwak, men raadde hem aan naar ons toe te gaan, nu ziet hij een wak met gemak.”

Ter gelegenheid van het 55-jarig bestaan van VKIJ werd er in 1988 een jubileumboekje uitgegeven. Jan Breggeman had daarvoor zoveel mogelijk feiten en gebeurtenissen uit de geschiedenis tot dat moment verzameld en deze ook beschreven. Het voorwoord was van oud-voorzitter Mart Benard en naast een hoofdstuk over de schaatstrainingsgroep bevatte het boekje onder andere een lijst met ereleden, bestuursleden en leden van verdienste. De vereniging telde toen ruim 800 leden.

Na vier jaar wachten op natuurijs kon er in februari 1991 weer geschaatst worden aan de Zeeweg, zij het voor zeer korte duur.

De jeugdschaatsklas in 2007 met trainer Theo Versteegen uiterst links.
De jeugdschaatsklas in 2007 met trainer Theo Versteegen uiterst links.

Jeugdschaatsen

Rond 1991 voerde Robert Pel een schaatsklas in, die enorm aansloeg. Kinderen van 9-12 jaar leerden zodoende gedurende 10 lessen de beginselen van de schaatskunst op de Meent. Na afloop kregen zij een schaatsdiploma, uitgegeven door de STG (schaatstrainingsgroep).


Jaarboek 36, pagina 14

In 1993 nam Eugene Valkonet de taak van Robert Pel over. Ellen Teeling assisteerde als stagiaire en werd later ook trainer. De jeugdschaatsklassen groeiden van 12 naar 16 kinderen en werden een jaarlijks succes onderdeel van de vereniging.

Van 1996 tot 2010 werd Theo Versteegen hoofdtrainer bij het jeugdschaatsen. De lessen werden uitgebreid en klassen werden vergroot tot 45-60 kinderen per seizoen met ondersteuning van meerdere trainers en begeleiders.

Al met al hebben zo’n 1.000 kinderen inmiddels kennis gemaakt met het jeugdschaatsen binnen VKIJ. Op basis van de resultaten van de schaatsproeven zijn de deelnemers in het bezit van de officiële KNSB-diploma’s (opklimmend van A tot en met F).

Vriezen en dooien

Bij brief van 25 oktober 1995 uitte VKIJ richting het college van burgemeester en wethouders een aantal bedenkingen tegen het plan van een projectontwikkelaar om in het voormalige Duin en Bosch paviljoen Kinnehin, dat zich vlakbij de ijsbaan bevond, luxe appartementen te realiseren. Het bestuur was namelijk bang dat deze woningen de exploitatie van de ijsbaan in de weg zouden staan vanwege mogelijke protesten van bewoners over geluid- en lichtoverlast. Ook maakte men zich zorgen over het gemeenschappelijk gebruik van het pad dat toegang biedt aan zowel de ijsclub als de toekomstige appartementen. Nadat de ontwikkelaar tegemoet was gekomen aan de zorgen van VKIJ, werd het bezwaarschrift ingetrokken.

Het seizoen 1996-1997 was een prima schaatsjaar, waarin naast de Elfstedentocht in het hele land tochten werden georganiseerd. De Kennemer IJsbaan is dat jaar 18 dagen open geweest en er werden veel mensen lid. Tweemaal vond er weer een ijsdisco plaats, wat opnieuw een groot succes bleek.

Tijdens deze ijsperiode heeft het bestuur een tevredenheidsonderzoek laten doen, dat als schoolproject werd uitgevoerd. Op de enquête reageerden 124 personen, waarvan de meeste lid waren van VKIJ. Over het algemeen was de meerderheid positief over de kwaliteit van de baan en het clubhuis. Over de kleedruimte was men wat minder enthousiast, maar deze lokaliteit kreeg nog altijd een voldoende. Omdat uit het onderzoek bleek dat veel mensen niet of nauwelijks op de hoogte waren van de veiligheidsvoorzieningen, achtte het bestuur het noodzakelijk dat er voortaan tijdens een ijsperiode meer aandacht werd besteed aan de EHBO.

Als gevolg van het opheffen van het bestuur binnen de STG (schaatstrainingsgroep), koos de algemene ledenvergadering van VKIJ op 29 oktober 1997 een geheel nieuw bestuur, bestaande uit negen leden.

In het kader van de ‘Jeugdvakantiecocktail’ organiseerde VKIJ in de zomer van 1998 een skeelertocht. Begin december van dat jaar lag de ijsbaan aan de Zeeweg er toen beslist nog niet schaatsklaar bij, omdat het welig tierende riet nog niet was weggehaald. Overigens had de vereniging wel een oplossing om jaarlijks het maaiwerk te omzeilen, maar daar ging de gemeente niet mee akkoord.

De baan is weer gemaaid.
De baan is weer gemaaid.

Men wilde graskarpers in de plas uitzetten, want die vreten al het gras en riet weg. De gemeente was echter van mening dat daarmee de biotoop van het gebied zou worden aangetast. “Er groeien namelijk ook zeldzame planten en er leven veel dieren. Verder is deze plas een zogeheten paddenpoel”, aldus het Noordhollands Weekblad uit die tijd.

De daaropvolgende jaren waren ronduit mager voor de vereniging door het simpele feit dat koning Winter het liet afweten. In het weekend van 19 januari 2001 kon nog wel op de linkerhelft van de ijsbaan worden geschaatst, maar daar hield het ook mee op.

In 2003 ging de lang verwachte website de lucht in en sindsdien is de vereniging digitaal te bereiken onder www.vkij.nl.
Tijdens de algemene ledenvergadering op 27 september 2006 nam Herman Bosboom na 20 jaar afscheid als voorzitter en gingen de leden unaniem akkoord met het voorstel om hem aan het lijstje van ereleden toe te voegen.

Ereleden

1966 Izaäk Kriekaard
1967 Jan Broerse
1979 Mart Benard
1979 Daan Kernkamp
1979 Jan van der Meulen
1979 Harry van Os
1986 Jan Zonneveld
2006 Herman Bosboom

Doordat de verenigingsstukken incompleet zijn, is niet na te gaan welke personen tot 1967 benoemd zijn tot erelid. Ook is niet duidelijk in welk jaar Izaäk Kriekaard deze titel kreeg.

Pas in januari 2009 brak de schaatskoorts weer uit en ging het ook op de Kennemer IJsbaan na twaalf kwakkelwinters écht los! De bestuurders van VKIJ merkten wel dat


Jaarboek 36, pagina 15

er lang niet meer geschaatst was. “Veel mensen stonden wat onwennig op het ijs, er waren veel valpartijen. En elke dag stuurden onze EHBO’ers en BHV’ers (Bedrijfshulpverleners) wel een of twee mensen meteen gekneusde pols naar de dokter”, zo vertelde secretaris Judith Teeling aan het Nieuwsblad voor Castricum. Deze krant meldde ook dat de vereniging in de afgelopen vorstperiode veel nieuwe donateurs mocht begroeten, waarmee de toekomst van de ijsbaan en VKIJ voorlopig weer zeker gesteld was.

IJsmeester Hans Teeling.
IJsmeester Hans Teeling.

IJsmeesters aan het woord

We weten het allemaal van de Elfstedentochten. De rol van de ijsmeester is daarbij van cruciaal belang, omdat hij de dikte van het ijs meet en mede bepaalt of de tocht doorgang kan vinden. Ook de Kennemer IJsbaan heeft al die jaren een ijsmeester gekend. Hans Teeling (1961), die vanaf 1998 tot 2010 deze functie aan de Zeeweg uitoefende, vertelde:

“Ik schaats vanaf 1972 bij VKIJ en nam toen deel aan de Schaatstrainingsgroep. Na een crisis in de vereniging werd ik lid van een schaatsclub in Limmen en vervolgens in Alkmaar. Omdat mijn oudste zoon Jan bij VKIJ ging schaatsen, kwam ik in 1995 terug als vrijwilliger. Eerst was ik fietstrainer en daarna ijsmeester. Het meten van de ijsdikte gebeurde met een door mijn voorganger Henk Post bedachte meetstok.

Ik moest echter wachten tot begin 2009 voordat ik de eerste keer mocht meten en bij zo’n zeven centimeter zwart ijs het sein mocht geven dat de baan open kon. Je merkt dan dat de hele vereniging tot leven komt en er plotseling allerlei klussen nodig zijn om geluidsinstallatie, verlichting, enzovoorts weer aan de praat te krijgen.

Tijdens de ijswinter 2009-2010 was ik heel veel op de baan aanwezig. We waren twee weken achter elkaar open en mijn vrouw en ik waren toen blij dat het weer ging dooien. Overigens hebben we in die winter veel last gehad van sneeuwval. Daardoor krijg je fondant ijs, waarop je totaal niet kunt schaatsen. We hebben toen in een nacht met stevige vorst na overleg met het PWN de brandweer de baan laten opspuiten. Een zeer koude en urenlange klus, maar de volgende avond stond iedereen weer bij ons op het ijs, terwijl er elders in de polder niet gereden kon worden. Ik ben er trouwens zelf wel eens met meten doorheen gezakt, omdat het ijs vooral op de kleine baan langs het fietspad heel verraderlijk kan zijn.

In 2010 heb ik mijn functie overgedragen aan Jan Breggeman en Cees van Tinteren, maar bleef wel actief voor de club. Zo heb ik drie jaar geleden een mountainbike groepje opgericht voor met name senioren die kampen met blessures, waardoor ze niet meer mee kunnen doen aan de looptraining.


Jaarboek 36, pagina 16

IJsmeester Cees van Tinteren.
IJsmeester Cees van Tinteren.

De huidige – in 2013 – ijsmeester Cees van Tinteren (1941) is al jaren actief binnen de vereniging:

“In 1984 hoorde ik voor het eerst van een schaatstrainingsgroep in Castricum. Mijn neef André van der Zande vond dat wel iets voor me en toen ben ik ook lid geworden van VKIJ. Met André heb ik de Elfstedentochten van 1986 en 1997 uitgereden en nog diverse andere grote tochten in binnen- en buitenland met in 2012 nog een keer een uitschieter naar de Weissensee. Vrijwel direct nadat ik lid werd van VKIJ ben ik in het klussenteam van Jan Breggeman opgenomen.

Vanaf 2000 geef ik twee middagen ijstraining aan senioren op de kunstijsbaan in Alkmaar. Sinds een paar jaar bekleed ik ook de functie van ijsmeester. Ik was in februari 2012 nog in Oostenrijk toen hier de baan aan de Zeeweg al open ging. Tijd om thuis even bij te komen was er niet bij en ’s avonds stond ik alweer op de schaats achter de borstelmachine om het ijs te prepareren, zodat de schaatsliefhebbers uit Castricum en omgeving weer optimaal van onze gezellige baan konden genieten.

Afgelopen winter heeft de natuur ons bij de neus genomen. We hadden met veel handwerk een prachtige baan geschoven op zaterdag 19 januari en wilden de volgende dag ook de tweede helft sneeuwvrij schuiven. Daar was het ijs echter nog te dun om er met meerdere mensen op te gaan. De andere baan was 6 tot 6,5 centimeter dik en met nog twee nachten vorst hoopten we die dinsdag daarop open te kunnen gaan. Helaas begon het zondag te sneeuwen en toen ik maandagmorgen kwam kijken was al ons werk teniet gedaan. Ruim 10 centimeter sneeuw erop die was gaan broeien, waardoor de toplaag van het ijs aan het smelten was en er zich een paplaag onder de sneeuw had gevormd. Het leven van een ijsmeester gaat dus niet over rozen …

Tijdens de nieuwjaarsreceptie van de vereniging op 18 januari 2009 werd het 75-jarig bestaan gevierd. Burgemeester Aaltje Emmens-Knol was ook naar het verjaardagsfeest gekomen om voorzitter Ronald Snijders de Koninklijke erepenning te overhandigen. Die wordt toegekend aan instellingen of verenigingen bij een 50-jarig bestaan of een veelvoud met 25 jaar. Daarnaast moet de te onderscheiden club een maatschappelijk doel hebben. De Kennemer IJsbaan heeft in ieder geval ruimschoots aan die voorwaarden voldaan.

In 2009 werd de weggezakte dijk van de ijsbaan door ophoging in ere hersteld, waarbij het werk grotendeels neerkwam op de schouders van vader en zoon Boots. Daarvoor hadden zij er ook al voor gezorgd dat het looppad naar de ingang van het clubgebouw werd bestraat.

IJsmeester Hans Teeling gaf in december van dat jaar goedkeuring om de baan open te stellen en in februari 2012 konden jong en oud eveneens genieten van een weekje schaatsplezier aan de Zeeweg.

Ook burgemeester Toon Mans (met lange zwarte jas) was aanwezig bij de jeugdwedstrijden in februari 2012.
Ook burgemeester Toon Mans (met lange zwarte jas) was aanwezig bij de jeugdwedstrijden in februari 2012.

Sportief gezien werden er de laatste jaren ook de nodige successen behaald. Zo won Rutger van der Klip in 2009 voor het eerst de Slikkerbokaal in de categorie neo-senioren/senioren op ijsbaan De Meent in Alkmaar. Deze wedstrijd wordt verreden over twee keer 100 en twee keer 300 meter. In februari 2011 won hij voor de tweede keer deze bokaal, wat nog nooit door iemand in deze categorie was gepresteerd.

Ook de 13-jarige Thom de Vries leverde grote prestaties door de afgelopen vijf seizoenen alle clubrecords van VKIJ in zijn leeftijdscategorie te verbeteren. Hetzelfde werd bij de meisjes gepresteerd door de 14-jarige Pauline Verhaar.

Arjen Becker, die een aantal jaren lid was van VKIJ, groeide uit tot een bekende wedstrijdschaatser en legde tijdens de Nederlandse kampioenschappen marathonschaatsen op 23 december 2010 nog beslag op de derde plaats.

Ronald Snijders spreekt de leden toe tijdens de nieuwjaarsreceptie in 2012.
Ronald Snijders spreekt de leden toe tijdens de nieuwjaarsreceptie in 2012.

Een trotse voorzitter

Ronald Snijders (1958) volgde in 2008 Ron de Haan op als voorzitter van VKIJ. Ondanks dat er niet elk jaar ijs is, heeft hij zijn handen vol aan het leiden van de club:
“Uiteraard ben ik trots op onze locatie, want waar vind je een baan met zo’n prachtige ligging? Door de beschutting duurt het wel wat langer voordat hij open gaat, maar het voordeel is weer dat het ijs langer blijft liggen. Sinds mijn aantreden bij het bestuur kregen we gelijk te maken met een serieuze winter, waardoor de baan open kon. Al gauw bleek dat de verlichting vervangen moest worden. Dat jaar zijn er, mede met behulp van financiële steun van de Rabo-


Jaarboek 36, pagina 17

bank, drie lichtmasten aangeschaft; in 2012 zijn er nog eens vijf bijgekomen. Een belangrijke aanwinst is ook de totaal vernieuwde website die in 2009 werd ingevoerd, nadat het clubblad ophield te bestaan. Daarnaast beschikken we sinds twee jaar dankzij sponsors over clubkleding met opdruk van het nieuwe logo, dat is voorzien van een kroontje vanwege de Koninklijke erepenning die ons in 2009 werd toegekend.

De jeugdgroep in nieuwe sponsorkleding.
De jeugdgroep in nieuwe sponsorkleding.

Tevens is het wedstrijdschaatsen de afgelopen vijf jaar opeen hoger peil gebracht en zijn saamhorigheid, conditie en schaatstechniek bevorderd door onder andere skeeleren in de zomer en deelname aan marathonwedstrijden in de winter. Naast de exploitatie van de ijsbaan zal het bestuur zich de komende jaren moeten richten op een plan voor de toekomst, omdat verjonging van zowel actieve als recreatieve leden hard nodig is. De vereniging heeft genoeg te bieden en dat moet duidelijk zichtbaar zijn voorde buitenwereld.”

Slotwoord

Het mag een prestatie worden genoemd dat een club als VKIJ er na 80 jaar gezond voor staat. Een aantal keren was het namelijk de vraag of de vereniging als gevolg van een crisis kon blijven bestaan, maar steeds stonden er weer mensen op die de club van de ondergang wisten te redden. Jarenlang bleef VKIJ in winterslaap, omdat de weergoden niet meewerkten. Ongetwijfeld zullen de schaatsliefhebbers echter ook volgend jaar hun ijzers weer aan de Zeeweg onderbinden. IJs en weder dienende!

Hans Boot

Bronnen

  • Archiefmateriaal Vereniging Kennemer IJsbaan en PWN.
  • Edities Castricumse en regionale kranten.

Met dank aan: Mart Benard, Jan Breggeman, Nettie Ruijter (overleden), Cees Schulte, Ronald Snijders, Eric Tabak, Hans en Judith Teeling, Cees van Tinteren, Theo Versteegen, Roel van de Waal en Jan Zijlstra.