Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.
Jaarboek 40, pagina 51
De Oosterbuurt omstreeks 1830
In dit artikel wordt aandacht besteed aan de Oosterbuurt en vooral hoe deze buurt met zijn huizen en bewoners er omstreeks 1830 heeft uitgezien. De percelen zijn rond dat jaar voor het eerst bij de start van het Kadaster nauwkeurig opgemeten en geregistreerd. Ook is er in datzelfde jaar een volkstelling gehouden. Met behulp van deze gegevens zijn in de Oosterbuurt de bewoners van elk huis in dat jaar terug te vinden.
De Oosterbuurt was de woonbuurt ten zuidoosten van de in het centrum van het dorp gelegen Kerkbuurt en strekte zich uit tot de grens met de gemeente Heemskerk. De laatste huizen van de Kerkbuurt lagen zo’n twee honderd jaar geleden aan de zuidzijde ter hoogte van de huidige Schoolstraat. De eerste boerderijen van de Oosterbuurt waren enkele honderden meters zuidelijker gelegen aan de Breedeweg.
Bij de oudste vermelding in 1580 wordt de weg Breewech genoemd. De naam Breedeweg is dan ook niet, zoals men zou verwachten, de naam van een brede weg, maar moet volgens Hans van Weenen worden gelezen als ‘de weg naar de Bree’. ‘De Bree’ is het geheel van een groot aantal akkers van gelijke breedte, alle naast elkaar gelegen tussen de Breedeweg en de Doodweg.
Er zijn verschillende van dergelijke ‘Bree’-namen in de regio te vinden (denk aan ‘Breesaap’).
Bree is zeer waarschijnlijk een naam die duidt op een bepaalde indeling en verdeling van akkerland, een vorm van organisatie van de akkerbouw die van Germaanse oorsprong is. De Breedeweg heeft voor 1930 officieel nog Kerkweg geheten.
Parallel aan de Breedeweg liep de Doodweg, vroeger ook wel Achterweg geheten, met slechts enkele boerderijen. De naam Doodweg zou wijzen op de functie als verbindingsweg van de Oosterbuurt naar de begraafplaats bij de dorpskerk.
Het totale grondgebied van de Oosterbuurt was grotendeels in gebruik als weiland. Daarnaast vinden we tussen Breedeweg en Doodweg nog een groot aantal akkers tuingrond. Deze situatie zal reeds vele eeuwen hebben bestaan. Aan de Cieweg is uitgebreid archeologisch onderzoek verricht met als resultaat een aantal woonstalhuisplattegronden uit de 2e-3e eeuw na Christus. Later zal dit gebied verder in cultuur zijn gebracht en is de waterhuishouding verbeterd. Zo werden in de 12e en 13e eeuw de Korendijk, Heemstederdijk, Kerkedijk en Bogaardsdijk aangelegd. Zij vormden een bescherming tegen het water dat via de Die kon worden opgestuwd.
In vroeger eeuwen bestond Castricum uit vijf buurten: Kerkbuurt, Oosterbuurt, Heemstee, Noorteinde en Kleybroek. Deze indeling is ook ingetekend op de kaart van ‘De Heerlykhyd van Castricum’ uit 1737. Elke buurt had een vertegenwoordiger (een schepen) in het dorpsbestuur. In die tijd was Bakkum nog een zelfstandige banne (gemeente), gelegen ten noorden van de Schulpvaart, met een eigen dorpsbestuur.
De eerste gedetailleerde kaart van Castricum is de kaart uit 1680 van de Uitwaterende Sluizen in Kennemerland en West-Friesland van Johannes Dou. Vergelijken we deze kaart met de nauwkeurige kadasterkaarten van 1830, dan zien we geen grote verschillen. Alleen is het aantal boerderijen op Heemstede van zes naar twee gegaan en wordt Heemstede niet meer als afzonderlijke buurt genoemd.
De bewoners van de Oosterbuurt in 1830: de huizen met de nummers 59 tot en met 84
Volgens de volkstelling uit 1830 staan er in Castricum 116 huizen en in Bakkum 18. De huizen zijn doorgenummerd en de Oosterbuurt omvat er 26 met de nummers 59 tot en met 84. Deze staan voor het merendeel op de Breedeweg, enkele op de Doodweg, op de Heemstederweg en wat verder van de weg (boerderij Kronenburg, boerderij Heemstede en de Albert’s Hoeve).
Jaarboek 40, pagina 52
Komende vanuit de nu zo geheten Schoolstraat gaat men linksaf de Breedeweg op. Op de hoek staat het huis nummer 85 van timmerman Hendrik Zweeren, dat nog gerekend wordt tot de Kerkbuurt. We vervolgen onze weg vanuit de dorpskom de Breedeweg op en komen bij nummer 84.
84: Pieter Schotvanger, veehouder en wethouder
Gaande over de Breedeweg liep je enkele honderden meters tussen de weilanden, voordat je het eerste huis bereikte. Dit was aan de rechterkant een eindje van de weg af het land in en gelegen halverwege de Doodweg en Breedeweg (ongeveer op de plaats van de huidige – in 2017 – boerderij van De Wildt).
In 1830 woont hier de 32-jarige Pieter Schotvanger met zijn vrouw Jannetje Pepping, hun twee kinderen Dirk en Willem, twee boerenknechten en twee werkmeiden. Pieter Schotvanger is veehouder en heeft 31 hectare land. Hij is wethouder in het gemeentebestuur van 1836 tot zijn overlijden in 1858 en is na de gevangenneming van burgemeester Pieter Kieft in 1837 tijdelijk waarnemend burgemeester.
Pieter Schotvanger trouwt in 1823 met de uit Limmen afkomstige Jannetje Pepping. Hij is een zoon van Dirk Schotvanger en Guurtje Bruijn. Vader Dirk had de boerderij in de Oosterbuurt met ruim 30 hectare land gekocht in 1821. Na zijn overlijden in 1826 wordt het overgrote deel van dit bezit geërfd door zoon Pieter. Dit land is voornamelijk gelegen rond de boerderij, ten zuiden van de Doodweg en nabij het Uitgeesterweggetje. Na het overlijden van zijn vrouw hertrouwt Pieter in 1844 Arendje Kuijs. De oude boerderij wordt in 1873 gesloopt en vervangen door de nu nog aanwezige boerderij (De Wildt, zie 28e jaarboek, bladzijde 21).
Zijn kleinzoon, ook Pieter Schotvanger geheten, liet in 1909 het café De Harmonie bouwen op de hoek Stationsweg en Burgemeester Mooijstraat.
83: het Klopjeshuisje
Aan dezelfde kant van de Breedeweg staan iets verderop drie relatief kleine huisjes. Nummer 83 is een rentenierswoning met als hoofdbewoner de 84-jarige weduwnaar Cornelis Schrama met zijn dienstbode, de 51-jarige Antje Kaasenbrood uit Heemskerk. Cornelis is eerder veehouder en gemeenteraadslid, heeft geen kinderen en is al vele jaren weduwnaar van Elisabeth van Duijn.
Verder woont in dit huisje de 72-jarige rentenier Klaas Mens met echtgenote, de 65-jarige Aagje van Latum, beiden oorspronkelijk uit Alkmaar. Klaas was tientallen jaren de dorpssmid geweest in de Schoolstraat en vanaf 1806 eigenaar van de hoefsmederij, die hij in 1826 verkocht aan Pieter Smit uit Velsen. Tot enkele tientallen jaren geleden is dat pand een smederij geweest met Kees de Groot als laatste dorpssmid.
Jaarboek 40, pagina 53
Het huisje nummer 83 draagt de naam ‘het Huisje van Klopje’, ook ‘Klopjeshuisje’, waarvan we mogen aannemen dat in de voorgaande eeuw er een klopje heeft gewoond. Een klopje is een ongehuwde katholieke vrouw, die zich dienstbaar maakt voor de kerk in een tijd dat kloosters verboden waren. Een verklaring van de naam zou zijn dat klopjes langs de deuren van de gelovigen gingen en hen met klopsignalen uitnodigden tot het bijwonen van de mis.
Het huisje is eigendom van meester-metselaar (aannemer) Fulps Ranke, die het in 1812 kocht. Na zijn overlijden in 1837 wordt het geërfd door zijn enige dochter Grietje, gehuwd met Arie Duijn. Na het overlijden van weduwe Grietje Ranke in 1858 wordt het pand verkocht aan Jan Pieterszoon Kuijs.
82: veldwachter Barend Dubbeling in De Vriendschap
In dit huisje woont de veldwachter Barend Dubbeling (1784-1857) met zijn tweede vrouw Hendrika Wijlaards en de 16-jarige Bartje Stoevenel, dochter uit Hendrika’s eerste huwelijk.
Barend komt van Uitgeest, woont al in 1811 in Castricum en is dan tuinier. Bij een getuigenis in 1815 staat hij als bos- en veldwachter te boek. In die functie, die hij vele jaren bekleedde, wordt hij nog genoemd in 1847. Op zijn oude dag is hij arbeider.
Ook van dit huisje, genaamd ‘De Vriendschap’, is aannemer Fulps Ranke de eigenaar. Hij heeft het gekocht in 1806. Evenals nummer 83 wordt dit pand na het overlijden van de erfgenamen verkocht in 1858. De nieuwe eigenaar wordt Maarten Duijn. Barend Dubbeling overleed kort daarvoor.
81: Jacob Kuijs veehouder
Aan de linkerkant van de Breedeweg vinden we halverwege de Cieweg (op de plaats van het huidige zwembad) de boerderij van de 43-jarige Jacob Pieterszoon Kuijs, veehouder en vanaf 1826 weduwnaar van Neeltje Dekker. Hij woont op de boerderij met zijn zes minderjarige kinderen, een knecht en een werkbode.
Jacob (1787-1848) had samen met zijn broer Cornelis deze boerderij met een aantal percelen weiland in 1817 gekocht van Jan Kraakman, veehouder uit Egmond-Binnen. In 1826 neemt hij het halve bezit van zijn broer over en is dan alleen eigenaar met in totaal bijna 22 hectare land. Na zijn overlijden in 1848 gaat het bezit over op zijn zoon Jan.
80: winkelier Herman van Keulen
Hier woont winkelier Herman van Keulen (1790-1864) afkomstig uit Schagen met zijn vrouw Guurtje Wagemeester, hun drie kinderen en de 18-jarige werkbode Antje Kramer. Herman, veelal Manus genoemd, trouwt in 1825 met de toen 31-jarige Castricumse Guurtje Wagemeester, dochter van Klaas Wagemeester en Antje Nijman. Hij koopt eind 1827 van Pieter Schotvanger en Willem Melker twee aan elkaar gelegen stukjes land aan de Breedeweg, waarop hij kort daarna zijn huis heeft laten bouwen. Manus van Keulen is naast winkelier ook agrariër. In Bakkum neemt hij in 1829 een stuk land van zijn schoonvader over; in 1834 koopt hij nog meerdere stukjes land in Bakkum. Op 7 april 1858 wordt op zijn verzoek een openbare verkoping gehouden van het huis met erf en de tuin aan de Breedeweg. Koper is Gerrit Gijzen uit Heemskerk.
79: werkman Cornelis Schavemaker woont in het Klooster
Iets verderop woont aan de overkant van de Breedeweg op nummer 79 Cornelis Schavemaker (1777-1832) met zijn vrouw Willemijntje Kuijper en zijn 84-jarige schoonmoeder, de weduwe Marijtje Waardenburg.
Cornelis woont hier al in 1813. In dat jaar koopt hij van de erfgenamen van Aaltje Eefsink het betreffende pand genaamd ‘het Klooster’, dat omschreven is als huis en hof. Cornelis is dagloner en overlijdt in 1832. Hun enig kind Jan Schavemaker trouwt in 1826 met Antje Duinmaijer van Noord-Bakkum. Dit echtpaar woont vanaf hun huwelijk aan het Hoorne in Uitgeest en heeft een schildersbedrijf. Willemijntje Kuijper blijft wonen tot haar overlijden aan de Breedeweg; zij overlijdt in 1857 bij haar zoon in Uitgeest. Het huis aan de Breedeweg zal daarna zijn verhuurd. Het wordt pas in 1871 door Jan Schavemaker verkocht.
78: boerderij Nooit Gedacht
De hierachter gelegen boerderij wordt in 1830 in tweeën bewoond. Hier woont de 23-jarige veehouder Wulbert Glorie met echtgenote Aaltje Teeling en de 30-jarige kleermaker Willem Twisk, zijn vrouw Maartje Duineveld en hun eenjarige dochter Aagje.
Het pand wordt op verzoek van de voormalige schout Joachim Nuhout van der Veen in 1828 in het openbaar verkocht. Koper is aannemer Fulps Ranke, die ook de huizen op nummer 82 en 83 in zijn bezit heeft. Bij de verkoop wordt het pand omschreven als:
“een huismanswoning en erf met de Hofstee, groot 43,91 are, het huis gemerkt met nummer 77 in de Oosterbuurt, belend ten oosten de Roomsch Katholieke Kerk van Castricum en ten westen het Klooster.”
Na het overlijden van Fulps Ranke in 1837 wordt het geërfd door zijn enige dochter Grietje, gehuwd met Arie Duijn. Na het overlijden van weduwe Grietje Ranke wordt de al eerder genoemde boerderij ‘Nooit Gedacht’ en nog twaalf percelen land ter grootte van bijna 14 ha bij de boedelscheiding in 1859 toegedeeld aan haar zoon Maarten
Jaarboek 40, pagina 54
Duijn (1816-1873). Veehouder Maarten trouwt in 1838 met Grietje Kuijs. Zij krijgen 13 kinderen, wonen de eerste jaren van hun huwelijk in de Kerkbuurt en vanaf 1842 in deze boerderij aan de Breedeweg.
77: koster en schoenmaker Hendrik Piepers
Op nummer 77 woont de 38-jarige Hendrik Piepers (1791-1861) met zijn vrouw Antje Brunt, hun vier kinderen en nog twee schoenmakersknechten. Hendrik is schoenmaker en is geboren in Freren, gelegen in het koninkrijk Hannover, graafschap Lingen in Duitsland.
Hendrik is niet toevallig hier terecht gekomen. Zijn broer Bernardus (1780-1824) is per 13 november 1817 benoemd tot pastoor van Castricum en neemt zijn intrek in de pastorie aan de Breedeweg. Daarvoor was Bernardus in 1810 in Warmond tot priester gewijd, werd achtereenvolgens kapelaan in Zierikzee, Roelofarendsveen, Vlaardingen en Alkmaar. Waarschijnlijk komt Hendrik in 1817 met zijn broer mee naar Castricum, koopt in het daaropvolgende jaar de akker aan de Breedeweg tegenover de schuilkerk van Evert Asjes en laat daarop zijn huisje bouwen.
Hij trouwt in 1820 met Antje Brunt uit Schoten (nu gemeente Haarlem), is koster en schoenmaker en krijgt met Antje Brunt negen kinderen. Zij zijn de voorouders van meerdere generaties Piepers die hier in deze regio hebben gewoond. Antje Brunt woont tot haar overlijden in 1878 in dit huisje. Haar zoons Jacob en Willem Piepers erven dit huisje met de achterliggende akker.
76: de schuilkerk met de pastorie
Op de pastorie woont de 47-jarige pastoor Gijsbertus Ruijgrok van der Werven, geboren in Hazerswoude met een dienstbode, de 27-jarige Johanna Maria Kuin uit Doetinchem. De pastorie is tegen de schuilkerk aangebouwd. Onder leiding van deze pastoor wordt de kerk steeds meer verfraaid en komen besprekingen over de bouw van een nieuwe kerk op gang. Na zijn dood in 1849 wordt de reeds als kapelaan aanwezige Henricus Meuwsen tot pastoor benoemd. In 1858 is de schuilkerk gesloopt, nadat er aan de Dorpsstraat nabij de plaats van de huidige rooms-katholieke kerk een nieuwe kerk in gebruik was genomen. Dienstbode Johanna Maria Kuin (1803-1896) trouwt in 1831 met de toen 33-jarige Bernardus Res, die vanaf 1828 als plattelands heel- en vroedmeester in Castricum werkzaam was. Van dit echtpaar stammen alle in ons land wonende personen met de naam Res.
75: veehouder Andries Dekker
Hier woont de 28-jarige Andries met zijn vrouw Aagje Glorie, hun twee nog zeer jonge kinderen, een boerenknecht en een werkbode.
Andries Dekker (1801-1860) komt van Limmen en trouwt in 1826 met de Castricumse Aagje Glorie. Haar familie heeft meerdere boerderijen in de Oosterbuurt in bezit. Met haar man huurt ze de boerderij waarop haar grootvader Jan Glorie heeft gewoond.
Na diens overlijden in 1813 komt deze boerderij in het bezit van zijn tweede echtgenote Aagje Kraakman, die in 1826 gaat wonen in haar geboortedorp Limmen; ze verhuurt de boerderij aan haar aangetrouwde kleindochter Aagje Glorie en haar man Andries Dekker.
De boerderij wordt in 1842 verkocht aan Klaas Stet (zie voor de verdere geschiedenis van de nu nog bestaande boerderij in het 32e Jaarboek, bladzijde 40, 41). Andries Dekker koopt een boerderij aan de Westerweg in Heerhugowaard, waar hij in 1860 overlijdt.
74: landbouwster Neeltje Nanne
Neeltje Nanne (1792-1879) is pas weduwe geworden; zij woont hier met haar vijf kinderen van 5 tot 10 jaar uit haar huwelijk met Jan Castricum. Ook woont hier de 16-jarige Thijs Castricum alias Krom (uit Neeltjes eerdere relatie met Jacob Tijsz. Krom) en tevens nog de 43-jarige boerenknecht Klaas Bakker uit Heiloo.
Jan Lourenszoon Castricum is in mei 1814 getrouwd met Neeltje Nanne. Binnen het jaar, in maart 1815, koopt hij de boerderij van zijn schoonvader Frans Nanne, die deze al sinds 1783 in zijn bezit had. In 1830 heeft Neeltje 4,66 hectare land in bezit. Na haar overlijden worden de boerderij en een aantal percelen land door haar kinderen en erfgenamen in 1879 in het openbaar verkocht.
Jaarboek 40, pagina 55
Neeltje hertrouwt in 1832 met de 35-jarige Jacob Janszoon Castricum, dagloner en geen directe familie van haar overleden man Jan Castricum.
73: nachtwacht Jacob Krom
Hier woont de 49-jarige Jacob Pietersz. Krom (1776-1831) met zijn vrouw Guurtje Knaap en hun 15-jarige zoon Wulbert. Jacob was eerder boer, landbouwer, later nachtwacht en dagloner. Hij is geboren in Akersloot, trouwt in 1809 met de Castricumse Guurtje Knaap en woont sindsdien in Castricum. Hun 21-jarige zoon Pieter is boerenknecht en woont in de Oosterbuurt op nummer 81 en dochter Antje als werkmeid in Bakkum; zij trouwt in 1838 met Klaas Stuifbergen.
De boerderij is in 1791 gekocht door Jan Glorie; na zijn overlijden in 1813 wordt deze boerderij door zijn zoon Klaas geërfd. Hij woont zelf aan de overkant van de Breedeweg (nummer 72) en verhuurt dit pand aan Jacob Krom. Klaas Glorie overlijdt in 1835 en zijn vrouw Antje Nanne zet het boerenbedrijf voort. Bij de boedelscheiding in 1853 wordt haar zoon Frans Glorie de nieuwe eigenaar van de boerderij. Hij woont dan al een aantal jaren op deze boerderij met zijn vrouw Neeltje de Groot; zij krijgen 13 kinderen.
72: veehouder Klaas Glorie
Op deze boerderij, die tot in 2015 in het bezit is geweest van de familie Glorie, woont in 1830 Klaas Glorie (1777-1835) met zijn vrouw Antje Nanne, hun vijf kinderen van 8 tot 16 jaar oud en een boerenknecht en werkbode. Klaas en Antje, beiden in de Oosterbuurt geboren, zijn in 1803 getrouwd. Klaas is veehouder en ook kerkmeester van de rooms-katholieke kerk.
De boerderij was oorspronkelijk in het bezit van zijn vader Jan Glorie. Klaas krijgt die na het overlijden van zijn vader bij de boedelscheiding in 1815 met een aantal percelen land op zijn naam. Bij de start van het Kadaster in 1832 staat Klaas te boek met twee boerderijen (nummers 72 en 73) en ruim 23 hectaren land. Na zijn overlijden in 1835 zet zijn vrouw Antje Nanne het boerenbedrijf voort. Bij de boedelscheiding wordt haar zoon Frans in 1853 de nieuwe eigenaar. Antje Nanne overlijdt in 1865.
71: Willem de Vries in het eerste huisje op de Doodweg
In het eerste huisje vanaf de Kerkbuurt op nummer 71, dat toen nog de Achterweg heette, woont Willem de Vries, met zijn vrouw Adriaantje Stuifbergen en hun drie kinderen Pieter, Aagje en Grietje van respectievelijk 3, 4 en 10 jaar oud en ook de tienjarige Jan Rietveld. Omdat Jan’s beide ouders, Pieter Rietveld en Trijntje de Vries, waren overleden in respectievelijk 1829 en 1824, was hij ondergebracht bij zijn oom.
Willem staat ingeschreven met het beroep arbeider; bij andere gelegenheden komen we hem ook tegen als schelpenvisser en landbouwer. Hij koopt in 1826 dit huisje met het erf voor 140 gulden. Om dit te kunnen betalen, leent hij 138 gulden van aannemer Fulps Ranke. Na een aantal jaren gaat het Willem financieel kennelijk wat beter, want in 1840 koopt hij een stukje grond van 870 vierkante meter bij zijn huis. Adriaantje Stuifbergen overlijdt in 1849 en Willem
Jaarboek 40, pagina 56
in 1851. Het huis en de grond worden overgenomen door zijn dochter Aagje en zijn zoon Pieter, die in 1850 beiden op dezelfde dag zijn gehuwd. Het huis wordt in twee delen bewoond.
70: veehouder Klaas Hoefgeest
De boerderij van nummer 70 wordt door twee gezinnen bewoond. Naast de 58-jarige eigenaar en veehouder Klaas Hoefgeest, zijn vrouw Cornelia Castricum en hun twee dochters Marijtje (25 jaar) en Neeltje (21 jaar), woont hier ook het gezin van de 40-jarige dagloner Gerrit de Groot, zijn vrouw Marijtje Bruijn en hun twee jonge kinderen Neeltje en Adriaantje van 6 en 4 jaar.
In datzelfde jaar 1830 koopt Gerrit een huisje, genaamd de Morgenstar aan de Duinzijde. Klaas is in 1771 in Limmen geboren; hij is in 1798 in Castricum getrouwd en woont vanaf die tijd in Castricum. Hij koopt in 1805 het huis en weinig grond. In 1832 heeft hij nog steeds niet veel land in bezit, nog geen twee hectare, waaronder het tegenover zijn huis gelegen verbindingsweggetje tussen de Doodweg en de Breedeweg, toen geheten de Laan van Klaas Hoefgeest en later het Kerkelaantje. In 1832 overlijdt Klaas en in 1833 Cornelia.
Dochter Marijtje trouwt in 1840 met landbouwer Dirk Mors. Zij verkoopt in 1849 haar erfdeel in het huis en de grond aan haar ongehuwde zus Neeltje. Als Neeltje in 1855, dan dienstbode en nog ongehuwd, het geheel verkoopt aan Cornelis Bakker, geldt als voorwaarde dat ze een deel van het huis mag blijven bewonen.
Daarvan lijkt zij tot haar dood geen gebruik te hebben gemaakt, want als zij in 1858 het Klopjeshuisje (nummer 83) koopt, woont zij in Heerhugowaard; zij overlijdt in Heemskerk in 1877.
69: veehouder Willem Melker
Op de boerderij op nummer 69 woont de 33-jarige Willem Melker (1796-1872) met zijn vrouw Maartje Beugel (1797-1853), hun twee jonge kinderen Wulbert (5 jaar) en Klaasje (3 jaar) met nog twee boerenknechten en twee werkmeiden. Vier man personeel wijst op een groot boerenbedrijf.
Dat blijkt ook volgens het kadaster uit het bezit van bijna 30 hectaren land, vooral gelegen in de Castricummerpolder. Tussen Doodweg en Breedeweg heeft hij ook drie smalle akkertjes en een laantje. Dit laantje begon tegenover zijn boerderij, liep tot de schuilkerk en heeft nog de naam Melklaantje, naar we mogen aannemen, genoemd naar de toenmalige eigenaar Willem Melker.
Willem is geboren in Akersloot en trouwt in 1821 met Maartje Beugel uit Uitgeest. Naast veehouder is hij ook raadslid en wethouder in Castricum van 1832 tot 1836. Hij overlijdt in 1872, Maartje is 19 jaar daarvoor al overleden. Bij de boedelscheiding blijkt Willem inmiddels bijna 40 hectare land in Castricum te bezitten, waarvan het overgrote deel wordt geërfd door zijn zoon Wulbert (1824-1903).
68: slager Lourens Stuifbergen
Hier woont de 25-jarige Lourens Stuifbergen, slager, met zijn 24-jarige vrouw Jannetje Rietveld. Dit jonge echtpaar heeft dan geen kinderen. Bij hen woont haar broertje, de 14-jarige Pieter Rietveld.
Door het kort daarvoor overlijden van zijn beide ouders, moest ook Pieter net als zijn broertje Jan (zoals is beschreven bij nummer 71) worden ondergebracht. Lourens en Jannetje waren kort getrouwd toen zij op 21 augustus 1829 een tweeling kregen. Beide kinderen overleden nog geen twee maanden later. Zij kregen uiteindelijk in totaal negen kinderen.
Zij wonen eerst in een klein huisje op het erf van boer Nanne, bij wie Lourens ook werkte en later aan de Duinzijde, waar Lourens in 1849 is overleden.
67: veehouder Dirk Nanne
Dirk Nanne (1785-1855) woont hier met zijn vrouw Maartje Schee, hun zes kinderen variërend in leeftijd van 7 tot 15 jaar met nog twee werkmeiden; Dirk en Maartje krijgen in totaal 13 kinderen, waarvan er zeven jong overlijden. Dirk trouwt in 1812 met Maartje Schee, een rijke boerendochter uit de Schermer en dochter van Maarten Schee en Neeltje Slap. Zij gaan in de Oosterbuurt wonen.
Dirk Nanne koopt in 1816 van zijn zwager Pieter Schee uit Akersloot de boerderij met 20 morgen land aan de Doodweg. Dit bezit wordt nog uitgebreid na het overlijden van zijn moeder Aagje Melker met de erfenis van vier stukken weiland ter grootte van bijna 10 hectaren. In 1830 staat Dirk geregistreerd voor ruim 30 hectaren land.
Dirk is ook armmeester. Het Armenbestuur verkrijgt na het overlijden in 1829 van Trijntje de Vries, weduwe van Pieter Rietveld, haar huisje met de verplichting tot onderhoud van haar nagelaten kinderen. Mogelijk dat dit gespeeld heeft bij het laten wonen van de oudste dochter Jannetje in het huisje op het erf van Dirk Nanne.
In 1849 laten Dirk Nanne en echtgenote voorlopige koopcontracten opmaken, waarin zij al hun bezittingen verkopen aan de zonen Willem en Sijbrand. Zij krijgen elk een deel van ongeveer 23 hectaren land onder voorwaarde dat de ouders eerder zouden overlijden dan hun zoons. Door het overlijden van Maartje in 1851 en Dirk in 1855 worden de verkopen bekrachtigd.
Jaarboek 40, pagina 57
66: vrachtrijder Pieter Castricum aan het Cronenburgerlaantje
De 47-jarige Pieter Dirksz. Castricum woont aan wat we nu noemen het Cronenburgerlaantje. Hij woont hier met zijn vrouw Maartje Knaap en hun vijf kinderen, de oudste is 13 en de jongste 1 jaar. Pieter en Maartje hadden op dat moment al elf kinderen voortgebracht, waarvan er drie jong waren overleden en drie kinderen van 15, 17 en 18 jaar waren al elders in betrekking.
Pieter is naast vrachtrijder ook schelpenvisser, boer en dagloner. Hij koopt in 1808 dit huis met de aangrenzende tuin met in 1830 een totale grootte van bijna 0,3 hectare. Hij zal hier gewoond hebben vanaf zijn eerste huwelijk in 1809 met Elisabeth Poel, die al zes maanden later overlijdt.
Pieter hertrouwt in 1810 met Maartje Knaap. In 1831 verkoopt hij een deel van zijn tuin en in 1839 dit huis en de rest van zijn tuin aan zijn zwager Hendrik Scheerman.
Pieter overlijdt een jaar later in 1840; Maartje gaat wonen in de Kerkbuurt en overlijdt in 1851.
Hendrik heeft dan nog maar 0,2 hectare land in bezit. Hij leent in 1858 en 1860 kleine bedragen van een Amsterdamse koopman en blijft uiteindelijk in gebreke om deze schuld te voldoen met het gevolg dat kort na zijn overlijden zijn bezit bij een openbare verkoping in De Rustende Jager in 1865 door de schuldeiser wordt verkocht.
65: Jan Brakenhoff, dagloner
De 49-jarige Jan Jansz Brakenhoff woont hier alleen met zijn vrouw, de vijf jaar oudere Jannetje Knaap. Zij waren in 1808 gehuwd en kregen drie kinderen, die in 1830 ‘de deur al uit’ waren, Jannetje overlijdt in 1833, Jan hertrouwt met de weduwe Margaretha Lot; uit dit huwelijk kwamen geen kinderen. Jan en Margaretha overlijden beiden in de Oosterbuurt in het jaar 1850.
Het huis huurde Jan van zijn vader die veel land en meerdere boerderijen in bezit had. Na het overlijden van Jan’s vader in 1835 erft hij dit huis en bijna 10 hectare land. Het huis droeg toen de naam: het huis van Reijer Stet. Na zijn overlijden worden de onroerende goederen door de drie kinderen in een openbare verkoping te koop aangeboden. Het huis nummer 65 wordt gekocht door Wulbert Castricum, gehuwd met dochter Maartje Brakenhoff.
64: veehouder Hendrik Scheerman
Hier woont de 44-jarige Hendrik Scheerman (1785-1864) met zijn vrouw Klaasje Knaap met hun zeven kinderen tussen 1 en 15 jaar. Hendrik is geboren in Beverwijk, trouwt in 1814 met de Castricumse Klaasje Knaap en gaat wonen in Heemskerk; hier worden de eerste vijf kinderen geboren.
Jaarboek 40, pagina 58
Hendrik koopt in 1825 van zijn schoonvader Albert Maartensz. Knaap en diens andere twee dochters, als erfgenamen van hun moeder Antje IJpelaan, de boerderij (nummer 64) in de Oosterbuurt met enkele percelen land ter grootte van 3,7 hectare en komt hier wonen.
Het gaat Hendrik financieel waarschijnlijk minder goed, want hij verkoopt in 1833 bijna 3 hectare land. In juni 1839 koopt hij het huis van zijn zwager Pieter Castricum (nummer 66). Op dezelfde dag verkoopt hij dit huis (nummer 64) en het resterende land aan Pieter Muijs, die dit in 1844 verkoopt aan Jan Brakenhoff. Jan van der Park wordt in 1850 de volgende eigenaar, in de koopakte draagt de boerderij dan de naam ‘Nooit Verwacht’.
63: grootgrondbezitter Jan Brakenhoff
Jan Brakenhoff (1757-1835) is geboren in Limmen als zoon van de dorpschirurgijn Frans Brakenhoff. Hij trouwt in 1780 met de Castricumse boerendochter Jannetje Molenaar. Zij wonen eerst in Limmen, waar het eerste kind Jan wordt geboren (woont op nummer 65).
In 1783 koopt Jan Fransz. Brakenhoff de boerderij (nummer 63) met de omliggende weilanden in de Oosterbuurt en gaat hier wonen. Jan was in Castricum een vooraanstaand persoon, lid van het gemeentebestuur en was kerkmeester en armmeester. In 1830 is hij weduwnaar en woont hier nog steeds, nu met zijn zoon Willem en diens vrouw Jannetje Blankert en hun drie nog zeer jonge kinderen, verder ook nog een boerenknecht en een werkbode.
Bij Jan’s overlijden in 1835 heeft hij drie boerderijen met ruim 57 hectare land in bezit. Deze boerderij (nummer 63) met ruim 22 hectare land wordt geërfd door zijn dochter Petronella, die is gehuwd met Jan van der Park. Jan Fransz. Brakenhoff is de stamvader van bijna alle personen die in ons land Brakenhoff heten.
62: veehouder Albert Lans op boerderij Heemstede
Op boerderij Heemstede woont de 45-jarige Albert Lans (1784-1847), zijn vrouw Aaltje Maartens met hun kinderen Pieter en Maartje en een werkbode. Albert Lans, tot 1827 veehouder in Uitgeest, koopt in dat jaar bij een openbare verkoop van de nalatenschap van Cornelis van den Dam en Trijntje Willemsdr. Castricum boerderij ‘Heemstede’ met de bijbehorende bijna 11 hectare land.
Albert Lans overlijdt in 1847; zijn vrouw Aaltje Maartens zet het boerenbedrijf voort. Zij overlijdt in 1870. Haar dochter Maartje is dan haar enige nog levende erfgename. Maartje is blijven wonen op boerderij Heemstede na haar huwelijk in 1840 met Dirk Schermer, die in 1856 overlijdt. Zij hertrouwt in 1857 met Dirk Groen.
Maartje Lans overlijdt in 1882 en Dirk Groen in 1883. Erfgenamen zijn de vier kinderen Schermer uit haar eerste huwelijk en zoon Dirk Groen uit haar tweede huwelijk. De vijf erfgenamen besluiten tot openbare verkoop in 1883 van boerderij Heemstede en het grondbezit, dat inmiddels door verschillende tussentijdse aankopen door Aaltje Maartens een grootte heeft van ruim 18 hectare. Jacob Pieterszoon Kuijs koopt de boerderij en bijna alle percelen land.
Jaarboek 40, pagina 59
61: Pieter Schipper, veehouder op De Groene Klaver
Op deze boerderij, die nu aan de spoorlijn is gelegen en ‘De Groene Klaver’ wordt genoemd, woont de 42-jarige veehouder Pieter Schipper (1787-1858), zijn vrouw Sijtje Muijs en hun vier kinderen van 3 tot 13 jaar. Pieter is geboren in Westzaan en is na zijn huwelijk met Sijtje in 1816 veehouder in Assendelft. Daar worden ook hun vier kinderen geboren.
Deze boerderij was eerder samen met boerderij Kronenburg in het bezit van de ambachtsheer van Castricum. In 1816 houden de erfgenamen van deze Albertus Cornelis Schuijt van Castricum een openbare verkoping in De Rustende Jager voor de verkoop van onder andere boerderij Kronenburg met ruim 24 hectare land en deze boerderij (nummer 61) met ruim 16 hectare land. Koper is Gerrit Brasser, veehouder alhier, die waarschijnlijk reeds pachter is van een of beide boerderijen.
Na het overlijden van Gerrit Brasser in 1825 wordt door de erfgenamen boerderij nummer 61 verkocht aan Pieter Schipper, gehuwd met Sijtje Muijs, een schoonzus van mede-erfgename Guurtje Brasser. Het echtpaar Schipper-Muijs verruilt dan Assendelft voor de Oosterbuurt. Pieter is twintig jaar later bestuurslid van de Algemene Armen van Castricum.
Een jaar na het overlijden van zijn vrouw Sijtje verkoopt Pieter Schipper in 1854 de boerderij met het door meerdere aangekochte weilanden toegenomen grondbezit van 30 hectare aan Jan Muijs, de oudste zoon van zwager Pieter van boerderij Kronenburg.
60: veehouder Pieter Muijs op boerderij Kronenburg
Bij de hiervoor genoemde openbare verkoping in 1825 wordt boerderij Kronenburg verkocht aan Pieter Muijs (1781-1841), gehuwd met dochter Guurtje Brasser, een van de erfgenamen.
Pieter is in 1830 dus de bewoner van Kronenburg als weduwnaar met zijn zes kinderen, drie familieleden Muijs en nog een werkbode uit Heemskerk. Hij is in 1806 gehuwd met Guurtje Brasser. Het echtpaar woont eerst in Akersloot en vanaf 1812 in de Oosterbuurt in Castricum. Zijn schoonvader Gerrit Brasser koopt in 1816 boerderij Kronenburg en boerderij De Groene Klaver (zie ook bij 61).
Pieter zal waarschijnlijk vanaf 1812 een van deze twee boerderijen hebben gepacht tot het overlijden van zijn schoonvader in 1825. Dan wordt hij zelf eigenaar en bewoner van Kronenburg. Zijn vrouw is al eerder in 1821 op 34-jarige leeftijd overleden. Pieter blijft dan met zeven kinderen achter. Zijn oudere en ongehuwde 53-jarige zus Jannetje Muijs woont als werkbode op de boerderij evenals Elisabeth en Willem Muijs, respectievelijk 23 en 16 jaar, werkbode en boerenknecht. Zij zijn de kinderen van Maarten Muijs, een broer van Pieter en hun beide ouders zijn dan overleden.
Pieter Muijs heeft in 1830 bijna 40 hectare land. Hij is vanaf 1825 tot zijn overlijden in 1841 lid van de gemeenteraad en vanaf 1828 wethouder en daarenboven ook bestuurslid van de Algemene Armen. Na zijn overlijden worden in 1844 de bezittingen onder de erfgenamen verdeeld. Boerderij Kronenburg komt aan de 27-jarige zoon Maarten Muijs, die enkele maanden later trouwt met Antje Kooij. Maarten overlijdt tien maanden na zijn huwelijk. Antje hertrouwt met Theunis Slooten, die boerderij Kronenburg tot 1882 bezit.
59: Albert Asjes, veehouder op de Albert’s Hoeve
Op nummer 59 woont de 36-jarige Albert Asjes (1793-1860), zijn echtgenote Elisabeth de Bie en hun drie zeer jonge kinderen, verder nog een boerenknecht en een werkbode. Alberts vader kocht deze boerderij aan de Bogaardsdijk met het land in 1810; hij is in Dalfsen in 1757 geboren, trouwt met een Heemskerkse en is eerst boer op de Brabantsche Landbouw. Zoon Albert is daar in 1793 geboren.
Vader Evert Asjes komt in 1810 met zijn gezin op deze boerderij wonen. Een week voor zijn overlijden in 1827 verkoopt Evert Asjes samen met zijn kinderen als erfgenamen van het deel van zijn overleden vrouw de boerderij met 17 hectaren land aan zoon Albert. Deze veehouder is ook maatschappelijk actief en is vanaf 1841 tot zijn overlijden raadslid in de gemeente en daarnaast kerkmeester van de Nederlands hervormde kerk.
Jaarboek 40, pagina 60
In 1860 overlijdt Albert Asjes, zijn vrouw was al overleden in 1839. De zeven kinderen verkopen in 1861 de boerderij, die toen ‘de Boterdijk’ heette, aan hun broer Arie. Deze trouwde in datzelfde jaar nog met Dieuwertje Bommezij; zij zijn de ouders van Albert Asjes, die de eendenkooi bij de Albert’s Hoeve stichtte en zijn nalatenschap liet onderbrengen in het Albert Asjes fonds. De naam van zijn boerderij ‘de Albert’s Hoeve’ legde hij vast in zijn testament.
De Oosterbuurt is nu nog het meest landelijk gedeelte van Castricum. Moge dit gebied tot aan de grens met Heemskerk nog vele jaren deze sfeer behouden.
Simon Zuurbier
Bronnen:
- Archief Gemeente Castricum, 1812-1915;
- Bevolkingsregister Castricum, volkstelling 1830;
- Gegevens Burgerlijke Stand;
- Kadastrale bronnen over Castricum: Oorspronkelijk Aanwijzende Tafels (OAT) met de minuutplans, Hypothecaire Registers;
- Notariële archieven;
- Westenberg, J., Kennemer Dijkgeschiedenis, Amsterdam, Londen, 1974.