Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.
Jaarboek 19, pagina 18
Romeinse munten gevonden in Castricum en Bakkum
De Romeinen in onze provincie
Tot omstreeks 1975 werd het door wetenschappers niet aannemelijk gevonden dat er in onze provincie Romeinen gewoond zouden kunnen hebben. Vondsten in Uitgeest, Schagen en vooral Velsen, hebben de inzichten sindsdien gewijzigd. Er zijn wel degelijk gedurende een korte periode Romeinen in onze streek aanwezig geweest.
In het jaar 14 na Christus kreeg de Romeinse veldheer Germanicus de taak op zich om de lage landen boven de Rijn te veroveren. In de jaren 15 en 16 na Christus zond Germanicus vlooteenheden over de Noordzee naar onze landstreken. De schepen zijn de riviermonding tussen Castricum en Egmond opgevaren en zetten Romeinse eenheden af bij Velsen. De troepen hebben daar een fort aangelegd in het jaar 15 en zijn daar tot het jaar 28 gebleven. De Friezen hebben het fort namelijk in dat jaar met succes aangevallen, uit woede over de steeds hoger wordende belastingen van de Romeinen.
De Romeinen vertrokken, maar kwamen in het jaar 40 terug. Een nieuw fort werd gebouwd in Velsen, maar in het jaar 47 trokken de Romeinen zich terug en namen ze Katwijk als uitvalsbasis. Hoewel er mogelijk ruilhandel is geweest met de Castricumse bevolking, is er uit deze periode echter tot 1995 geen enkel muntstuk in Castricum gevonden!
In dit artikel worden de Romeinse munten behandeld, die in Castricum zijn gevonden voor de grote archeologische opgraving in 1995-1996. Bij deze opgraving onder leiding van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek zijn vele munten gevonden; zij zullen te zijner tijd worden behandeld in een uitvoerige verslaglegging over dit onderzoek.
Vindplaatsen en Romeinse muntsoorten in Castricum
In Castricum zijn er 21 Romeinse munten van de eerste tot de vierde eeuw na Christus gevonden, met name op plaatsen waar ook inheems Fries aardewerk aangetroffen is.
De vondsten – zowel van aardewerk als van munten – zijn verspreid, maar komen in het gebied van de Breedeweg (Oosterbuurt) het meeste voor.
Er zijn vier vindplaatsen:
- Oosterbuurt (15 stuks)
- Kramersweg (in aangevoerde grond, 4 stuks)
- Noord-Bakkum (3 stuks)
- Strand Bakkum (1 exemplaar)
In de Romeinse tijd zijn er in verschillende periodes meer dan 20 muntsoorten in omloop geweest. De in Castricum gevonden Romeinse munten behoren tot zes verschillende muntsoorten; deze zijn:
- 1 exemplaar: dupondius (koper)
- 6 exemplaren: denarius (zilver)
- 9 exemplaren: antonianus (koper verzilverd)
- 3 exemplaren: follis (koper)
- 1 exemplaar: sestertius (koper)
- 1 exemplaar: as (koper)
Romeinse keizers in de periode 69 tot 375 (na Christus)
De oudste munt is een dupondius van keizer Vespasianus (69 tot 79 na Christus); deze munt is geslagen in Rome en teruggevonden in de Oosterbuurt.
Vespasianus was legercommandant. Hij had de in het oostelijk deel van het Romeinse Rijk gelegerde troepen onder zich. Na de burgeroorlogen volgde hij Nero op als keizer. Met hem begon de Flavische dynastie (69-96). Dankzij zijn praktisch financieel beleid brak er in Rome een periode van grote bouwactiviteit aan. Het belangrijkste bouwwerk waaraan begonnen werd, was het Flavisch amfitheater, beter bekend als het Colosseum.
Uit de volgende periode is er ook een munt gevonden in de Oosterbuurt. Het gaat om een zi1veren denarius van Nerva (96-98). Ook deze munt werd in Rome geslagen. Nerva stond aan het begin van de periode van de adoptiekeizers (96-192); in deze periode koos de regerende keizer zich steeds een bekwaam troonopvolger, die hij als zoon adopteerde. Het was in militair en materieel opzicht de gouden eeuw van het Romeinse Rijk.
Jaarboek 19, pagina 19
In de Oosterbuurt is ook een sestertius gevonden, die geslagen is in de regeringsperiode van Antonius Pius (138-161) of van Marcus Aurelius (161-180).
Op dezelfde akker in de Oosterbuurt zijn twee zilveren denarii gevonden van Faustina II, geslagen in Rome tussen 161 tot 175. Faustina II was de vrouw van Marcus Aurelius.
Nog een zilveren denarius is van bijna dezelfde tijd, slechts enkele jaren later in Rome geslagen op naam van zijn zoon, keizer Commodus (180- 192).
In 193 begint er een nieuwe periode in het Romeinse Rijk: Commodus was vermoord en er komen militaire keizers aan de macht. Van een van deze zogenoemde soldatenkeizers werd ook in de Oosterbuurt een zilveren denarius gevonden.
Het gaat om een munt van Caracalla, die in 211 samen met zijn broer Geta keizer werd, maar zijn broer eind 212 liet vermoorden, omdat hij alleen wilde regeren. Hij had de macht tot 217 in handen.
Caracalla wilde het wereldrijk van Alexander de Grote herstellen. Ter financiering van een daartoe noodzakelijke veldtocht tegen de Parthen liet hij in 215 een nieuwe ‘zilvermunt’ van laag gehalte slaan, de Antonianus, die van 243 tot 293 de voornaamste Romeinse munt bleef.
Van Gordianus III (238-244) is de volgende munt: een verzilverde antonianus, geslagen in Rome en teruggevonden in de Oosterbuurt. Zo’n zelfde soort antonianus werd daar ook gevonden, mogelijk in Lyon geslagen en uit een iets latere periode (keizer Postumus, 259-268).
Van Tetricus I (270-273), keizer van het Gallische Rijk, zijn drie in Frankrijk (Gallië) geslagen antoniani gevonden, ook alle in de Oosterbuurt. In aangevoerde grond, gestort bij begraafplaats Onderlangs, zijn een antonianus van Tetricus I en ook een van Tetricus II (273) gevonden. Beide munten werden geslagen in Gallië. Tenslotte nog twee munten uit het eind van de derde eeuw, beide gevonden in de Oosterbuurt: een antonianus van Aurelius (270-275) en een barbaarse imitatie van een antonianus die niet verder te determineren is.
Uit de eerste helft van de vierde eeuw zijn teruggevonden: twee in Trier geslagen koperen follis van keizer Constantijn II (330-331). Ze kwamen uit aangevoerde grond nabij begraafplaats Onderlangs.
Op het strand van Bakkum werd een niet nader te determineren follis gevonden uit ongeveer dezelfde periode. Uit de laatste periode van de Romeinen is er in Noord-Bakkum een koperen as gevonden van keizer Valentinianus I (364-375).
De meeste munten zijn sterk gesleten en gecorrodeerd door het lange verblijf in de grond. In vergelijking met omliggende dorpen zijn er hier in Castricum relatief veel Romeinse munten gevonden. Dit kan te maken hebben met het feit dat de woonlagen uit de Romeinse periode in Castricum niet diep onder de oppervlakte liggen.
H. Zomerdijk
Bronnen:
- Determinatie: Dr. J.P.A. van der Vin, Koninklijk Penningkabinet te Leiden.
- Literatuur: Prof. dr. A.N. Zadoks-Josephus Jitta en drs. W.A.van Es, Muntwijzer voor de Romeinse tijd, ‘s-Gravenhage 1962.