Jaarboek 39, pagina 23
Herinneringen van oud-boswachter Cor Mooij
Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.

Na ruim vijftig jaar, een dag voor hij vijfenzestig werd, nam boswachter Cor Mooij afscheid. Zijn werkgever, het PWN, heeft er op 21 juni 1985 een mooi feest van gemaakt. Een van zijn collega’s haalde hem af bij zijn huis aan de Haagscheweg. Tot zijn verrassing kwam er een paard en wagen voorrijden. Na een tochtje door zijn vertrouwde werkterrein kwamen ze aan bij Johanna’s Hof, waar een volle zaal gevuld met collega’s en andere genodigden het echtpaar Mooij opwachtte. Sprekers haalden herinneringen op en Cor denkt er met genoegen aan terug. Jammer alleen dat er geen foto’s van zijn. Ze zouden mislukt zijn, maar Cor verdenkt de fotograaf ervan dat hij was vergeten om een rolletje in zijn toestel te stoppen.
Het duinreservaat, waar hij een halve eeuw heeft gewerkt, kent hij als zijn broekzak. Over het veranderende beheer van de duinen heeft de inmiddels 96-jarige markante man zo zijn eigen opvattingen.

Cor Mooij was al eerder in het zonnetje gezet. In verband met zijn 25-jarig dienstverband werd hij op 17 september 1963 met zijn vrouw en dochter ontvangen op het kantoor Fochteloo en toegesproken door het toenmalige hoofd van de afdeling terreinen de heer Duinker en zijn directe chef Van Elven. Toen al werd hij geprezen om zijn grote kennis en zijn bijdragen, dikwijls in zijn vrije tijd, aan excursies en tentoonstellingen. In l968 werd hij bevorderd tot opzichter en bij zijn afscheid in 1985 kwam tot uiting dat hij zijn veelzijdige inzet onverminderd gecontinueerd heeft tot aan zijn laatste werkdag.

“Als er iets uitspringt in de persoonlijkheid van Cor Mooij, is het wel dat hij absoluut niet tegen onrecht kan en het maakt dan niet uit of het over hemzelf of iemand anders gaat. We hebben hem moeten tegenhouden, anders was hij de groep te lijf gegaan die in 1984 de boerderij Zeeveld gekraakt had en ramen ingooide van het kantoor Fochteloo”, aldus zijn vroegere chef Hidde Posthuma. Dat hij niet over zich heen liet lopen, blijkt ook uit een couplet in het lied dat bij zijn afscheid werd gezongen:
En Cor nu nog een ding,
Op elke vergadering,
Als ’t je niet aanstond,
dan hield je nooit je mond.
Posthuma herinnert zich ook dat Cor jaarlijks voor alle collega’s een dagje vissen op het wad organiseerde en dat ze na afloop bij hem thuis erwtensoep aten, opgediend door zijn in 1997 overleden lieve vrouw Lien, die op de achtergrond een plaatje draaide van ‘de Havenzangers.’ De deelnemers denken er met weemoed aan terug.

Het meest interessante onderdeel van zijn werk vond Mooij de bosbouw. Na het planten is het uitdunnen een belangrijke fase. Bomen die moesten verdwijnen, werden gemerkt door middel van een kerf wat ‘blessen’ genoemd werd. Daarvoor had je een goed oog nodig voor soorten en toekomstige omvang van bomen. Die taak werd daarom meestal aan Cor toevertrouwd. Hij had er ook een speciale opleiding voor gevolgd.
Jaarboek 39, pagina 24
Tuinderij
Cor Mooij werd in 1920 geboren in Bakkum. Zijn geboortehuis aan de Bakkummerstraat, vlakbij hotel Borst, staat er nog. Zijn vader had een tuinderij, waar nu een woonwijk is gebouwd. Grootvader Mooij heeft de grond rechtstreeks van de prinses Von Wied, eigenares van het duingebied, gekocht. Het terrein waarop de in 1904 gebouwde openbare lagere school stond, had ze aan de gemeente geschonken.

“Grote bedrijven waren er nog niet”, zegt Cor. ”Je moest alles nog met de hand doen. De tuinderij van mijn vader besloeg ongeveer 2 hectare. We teelden aardbeien, bonen, peulen en doperwten en we hadden ook bessenstruiken. Het hele gezin moest meehelpen. Ik dus ook van jongs af aan.
De groente ging naar de veiling in de Dorpsstraat. Je ging er vanaf de Burgemeester Mooijstraat in en kwam er aan de Dorpsstraat weer uit.

In de crisisjaren was het moeilijk om rond te komen. Je bracht een bakfiets groenten en dan werden die soms doorgedraaid. Aan de overkant op het kermisterrein stonden een paar vrachtauto’s en daar kon je het spul opgooien voor veevoer. Daar had je dan de hele week voor gewerkt. In de winter konden de tuinders wat steun krijgen van de gemeente. Je moest er wel wat voor doen. Er bestond een zogenaamde spitregeling. Dat betekende dat je kon gaan diepspitten bij een tuinder. Een ander kwam dan weer bij jou spitten. Er werd ook gecontroleerd of het werk wel gedaan was. Jan Duijn was de controleur van de gemeente.
In de duinen huurden veel tuinders ook grond. Vooral de mensen die zelf niet genoeg grond hadden. Er werden aardappelen en bonen geteeld. Voor bemesting werden in Alkmaar de tonnen bij de mensen opgehaald. Dat werd in grote putten gestort en daar werd dan huisvuil doorheen gemengd. Het werd op het Schulpstet per schip aangevoerd door de gebroeders Hollenberg. Vandaar werd het met paard en wagen de duinen ingebracht. Mijn vader heeft me nog wel eens verteld over de feestelijke ontvangst van de 1000e kar. Dat zal in het begin van de vorige eeuw geweest zijn.
Zo’n beetje de helft van de tuinders had land in het duin. Het raakte over toen het PWN in 1920 water ging oppompen. Toen verdroogde de grond. Dat de duinen uitdroogden door de wateronttrekking werd door de provincie eerst ontkend. Toen de pompen begonnen te werken zag je het water zo weg zakken. Binnen twee jaar was het gedaan met de tuinders. Herinneringen aan die tijd zijn er nog genoeg. Er was een landje dat ‘het Hoekie van Kale Gerrit’ werd genoemd. Iets voorbij Johannes Hof had je ‘het Leppie van Klaas Veldt’. De officiële naam is het Grote Leb. Daar werd later het parkeerterrein van de camping aangelegd.
Alleen in de oorlog werd er nog wat geteeld op het Wolfsveld bij Vogelwater. Het Vogelwater zelf was al voor de oorlog bebost. Arie Kaandorp, Willem Schermer en Jan Nijman hadden daar land. Ze teelden van alles. Niet alleen aardappelen, maar ook erwten, tuinbonen en sperziebonen.”
Schooltijd
“Ik ging vlakbij mijn ouderlijk huis naar de openbare school aan de Van Oldenbarneveldweg en kreeg les van meester Nijsen, Philipoom en juffrouw Bakker. Er waren in het begin maar drie lokalen en twee klassen per lokaal. De katholieke kinderen uit Bakkum vertrokken ‘s morgens naar hun school in het dorp.

Die staken schuin over door de weilanden en tuinderijen via landpaden naar de school in het dorp. Ze passeerden het Schulpstet en de spoorwegovergang aan de Eerste Groenelaan. Na schooltijd werkten de tuinderskinderen natuurlijk ook altijd nog even mee op de bedrijven van hun vaders.”
Familie Mooij geworteld in de duinen
“Mijn grootvader Pieter Mooij kwam van Egmond-Binnen. Hij woonde in de Schaapherderswoning, een kleine boerderij die achter Zeeveld heeft gestaan. Hij trouwde met Aafje van der Schinkel.

Niet lang na de geboorte van mijn vader overleed Aafje en zij werd bij de dorpskerk begraven. Oud-Castricum heeft met medewerking van aannemer Ton Borst en schilder Jan Breetveld de bijzondere houten gedenktekens van haar en haar familie een paar jaar geleden laten opknappen.

Jaarboek 39, pagina 25

Mijn grootvader is opnieuw getrouwd en wel met de zuster van Aafje, Maartje van der Schinkel. Het gezin verhuisde van de Schaapherderswoning naar de boerderij Zeeveld en vervolgens heeft de familie Mooij de Van Tienhovenhoeve overgenomen. Op Zeeveld heb ik nog melken geleerd. Na mijn werktijd ging ik daar graag nog even langs.”

In 1958 trouwde Cor Mooij met Lien Ooms. Zij kregen twee kinderen: Adri en Jan. Cor vertelt:
“Vanaf mijn trouwen woon ik dicht bij het duinmeertje aan de Haagscheweg, het huis van de ouders van mijn vrouw, Teun Ooms en Wilhelmina Jacobs. De grootvader van mijn vrouw, Hannes Hacobs, woonde in het boerderijtje op het ziekenhuisterrein dat later museum en vervolgens theehuis is geworden.

Hij werkte nog voor de prinses Von Wied. De prinses heeft het vrijstaande huis Zeeweg 23 voor hem laten bouwen, nadat ze de grond aan de provincie had verkocht. De Van Tienhovenhoeve is in haar opdracht gebouwd ter vervanging van de boerderij Zeeduin die achter de directeurswoning van Duin en Bosch, later het PWN-kantoor, heeft gestaan.
Tuinieren is altijd mijn hobby gebleven. Ik heb een grote tuin bij mijn huis waar ik alle soorten groenten en aardappelen teelde. In verband met de aardappelziekte heb ik ook nog een paar jaar een veldje aardappelen gehad in het duin in de buurt van de camping Geversduin. Het wordt door oudgedienden nog altijd ‘het landje van Cor Mooij’ genoemd, al is er tegenwoordig op die plaats een duinmeertje. Daar heb ik ook asperges geteeld. De grond was er best geschikt voor.”
PWN
“In 1934 kon ik op veertienjarige leeftijd bij het PWN aan de slag als plantjongen. De tuindersbedrijven draaiden slecht en werk bij de provincie gaf tenminste een beetje financiële zekerheid. Nu gaan jongeren allemaal naar het voortgezet onderwijs, maar in die tijd ging je als boerenjongen meteen aan het werk. Dat was heel gewoon. In de winter was er op het bedrijf minder te doen en in het duin was volop werk. Dennenbossen werden op grote schaal aangeplant. Er waren twee ploegen: een zomer- en een winterploeg, waardoor er zoveel mogelijk mensen werk hadden. Op 30 juni kreeg je ontslag en dan kon je op 1 januari weer terug komen. De bebossing was zuiver bedoeld voor de werkgelegenheid in die crisisjaren.

In die tijd is het veld achter Zeeveld en het Commissarisveld een meter afgezand. Het bos erachter ligt een stuk hoger zoals je goed kunt zien. Het afzanden werd ook gedaan omdat het land te droog werd. Het zand werd er achter gestort en daar hebben wij weer bomen geplant. Het afzanden is gebeurd door Zaandammers. De weg achterom heet daarom de Zaandammerlaan. Het Commissarisveld is gedaan door mensen uit Haarlem en de weg erlangs heet dus de Haarlemmerlaan.
Jaarboek 39, pagina 26
Het zand daarvandaan werd op het later ter plaatse uitgebreide kampeerterrein gestort. Hoe de Haagscheweg, waar ik woon, aan zijn naam komt, weet ik niet. De naam zou al tweehonderd jaar geleden in oude akten voorkomen.

Ik begon met 7 gulden in de week en toen ik 18 jaar was, had ik nog die 7 gulden. Op 22 juni ben ik jarig en dan zou ik een kwartje meer krijgen. In dat half jaar dat ik weg was, kwam er loonsverlaging en toen ik terug kwam had ik dus nog steeds die 7 gulden.
Ik zei tegen mezelf: Cor daar moet je toch wat aan doen. Ik maakte gebruik van de mogelijkheid om naar een boswachtersopleiding te gaan. Je had vroeger de Landbouw-winterschool. Dat was voor de jongens die in de zomer geen tijd hadden. Zo ging ik dus twee winters naar de Boswachterscursus. Die werd in de Augustinusschool in het dorp gegeven.”

Duinmeer
“Het zand waarmee de provinciale weg en het viaduct in 1933 gemaakt zijn, komt uit het duinmeer. Het werd allemaal met het schoppie gedaan. Er waren treintjes met stoomlocomotiefjes voor het vervoer. Achter het jachthuis Fochteloo stond de locomotievenloods. Later hadden we er een werkplaats.
Het lijntje liep dwars over het weiland over het kruispunt op het Schulpstet af. Op het Schulpstet was een aanlegsteiger gemaakt. Daar reden ze de lorries op en die werden leeggekiept in de vletten die klaar lagen in de vaart. De vletten voeren onder het spoor door richting de Grote Bocht. Daar was weer een steiger en werden de vletten geleegd in karren, waarmee het zand voor het oostelijk deel van het viaduct vervoerd werd.

Het duinmeertje wordt ook wel het ‘Meertje van Vogelenzang’ genoemd. Rentmeester Vogelenzang wilde zand winnen door de aanleg van het meertje op de plaats van een duintje dat Jan Klaas Berg genoemd werd. Er heeft onderaan dat duin vroeger een huisje gestaan, waarschijnlijk van ene Jan Klaas, waarnaar dat duintje is genoemd. We hadden een commissie van toezicht met onder anderen Jac.P. Thijsse. Ik heb hem hier wel gezien. Hij was het eerst niet eens met het graven van een duinmeertje. Dat vond hij een aanfluiting, kunstmatig en onnatuurlijk. Rentmeester Vogelenzang wist toch zijn zin door te drijven. Er was weinig water en het leek hem juist goed voor de natuur. Toen het werk klaar was, kwam Thijsse weer kijken. Toen complimenteerde hij Vogelenzang met het resultaat. Hij zei: “Het valt me toch mee. Je zou niet zeggen dat het kunstmatig is.”

Oorlogsjaren
Voor de Atlantikwall hebben de Duitsers honderden bunkers laten bouwen. De oude tramlijn van het station naar de kolencentrale van het ziekenhuis werd doorgetrokken naar het voetbalveld van CSV aan de Zeeweg. Daar werd bouwmateriaal opgeslagen.

De boswachters kregen deels andere taken. Cor weet nog dat hij met een stel collega’s brandhout verzamelde voor een dependance van Duin en Bosch in Heiloo. Op dat moment was er een eenheid van de Kriegsmarine in Bakkum gelegerd. De commandant was het niet eens met die activiteiten. Ze werden opgebracht naar zijn hoofdkwartier in de voormalige woning van de directeur van het ziekenhuis, later kantoor Fochteloo. Cor kneep hem behoorlijk, want in zijn binnenzak had hij illegale bladen die hij nog moest verspreiden. Als ze die zouden vinden, was het met hem gedaan. Hij overwoog om te vluchten, maar veel kans om dat te overleven, was er niet. Tot zijn grote opluchting werden ze weggestuurd na langdurig te zijn uitgescholden.
Een dieptepunt was het in 1944 toen een van zijn collega’s, Arie Hageman, bij de Johannasweg in een schaftkeet werd doodgeschoten door een halfdronken Duitse soldaat.
In de duinen waren mijnenvelden aangelegd. Onder andere het Commissarisveld en het duingebied ten oosten van de Heereweg lagen er vol mee. De bezetters hadden wel in kaart gebracht waar mijnen lagen, maar toch gebeurden er nog wel eens ongelukken. Manschappen van het verslagen Duitse leger werden na de oorlog gedwongen om mee te helpen bij het opruimen van de mijnen en na de ruiming werden ze in de looppas over het terrein gejaagd. In de zomer van 1945 zouden er vier Duitsers bij zijn omgekomen. Toezicht was er van de Geallieerden en Cor Mooij herinnert zich dat ook de Joodse Brigade erbij betrokken was. Dat was een onafhankelijke, nationale Joodse eenheid in het Britse leger, voornamelijk bestaande uit Palestijnse joden.

Voor de kust, ter hoogte van de laagwaterlijn, lagen betonblokken waarop mijnen waren bevestigd. Ze versprongen, een paar vooruit en een paar terug met enkele meters tussenruimte, waardoor landingsvaartuigen er onherroepelijk op zouden varen. Na de oorlog lagen die blokken op het strandplateau. Cor kwam op het idee om ze in het duingebied te gebruiken als wegwijzers en naamborden. Voor de oorlog gebruikte het PWN houten paaltjes met naambordjes erop, maar die gingen snel stuk en het beton is onverwoestbaar.
Jaarboek 39, pagina 27
Het begin van het bezoekerscentrum
Cor Mooij vertelt verder: “Kortenoever werd wel de eerste bioloog van het PWN genoemd. Hij was aangesteld als recreatieambtenaar op het kampeerterrein. Ik heb veel met hem samengewerkt. Hij was zelf een grote vlinder- en schelpenverzamelaar en had veel opgezette vogels. Hij begon met een soort museum op het kampeerterrein in loods 5. Die loods werd in de oorlog gebruikt als paardenstal. Duitse soldaten sliepen er ook en dat was natuurlijk niet zo lekker. Daarom hebben ze er een muurtje in gebouwd. Dat was na de oorlog nog zo en in dat afgescheiden deel stelde Kortenoever zijn verzamelingen ten toon.

Op een keer kwam rentmeester Vogelenzang een kijkje nemen. Toen nam ik het toevallig een weekje over van Kortenoever, omdat hij met vakantie was. Hij zei: “We waren er niet voor, maar ik vind het toch wel leuk. Komen er nog wat mensen?”
Ik vertelde hem dat de mensen al om zeven uur ‘s avonds voor de deur stonden en dat er om acht uur niemand meer in kon. Het is ongelofelijk wat de mensen allemaal vragen. Ik weet er ook niet altijd een antwoord op. De rentmeester had dat kennelijk niet verwacht. “Dan heeft het toch wel zin”, concludeerde hij.

We hebben ook wel tentoonstellingen en diorama’s ingericht, onder andere bij de bloemententoonstelling in Bovenkarspel. Daar kwamen dan vragen voor lezingen uit voort en regelmatig trokken we er op uit met de diaprojector. Zo hebben we voor veel publiciteit gezorgd. Verder organiseerden we een keer per jaar op wisselende plaatsen een grote tentoonstelling met allerlei soorten paddenstoelen onder de naam ‘Herfsttooi.’
In 1957 vond de tentoonstelling in ‘Duinvermaak’ in Bergen plaats. Het Noordhollands Dagblad schreef:
“Met deze expositie geeft het PWN haar visitekaartje af. Men ziet de PWN-employees nu eens niet als nors uitziende groene veldwachters, die er toujours op uit zijn om ongewenste indringers uit het duin te verjagen, maar als beschermers van de natuur.”
Het initiatief van Kortenoever kreeg een vervolg met het in 1959 geopende Wegwijsmuseum in een houten noodgebouw tegenover het kampeerterrein. Dat is in 1994 vervangen door het fraaie bezoekerscentrum De Hoep. De opening van dat gebouw heeft ook Kortenoever nog mee kunnen maken.
Cor Mooij verzucht: “Vroeger kon er niks en moet je nou eens zien.”
Beheer duingebied
Natuurbeheer speelde in de jaren (negentien) twintig en dertig van de vorige eeuw nog geen grote rol. Door bebossing en helmbeplanting werd verstuiving zoveel mogelijk tegengegaan. De aanplant van dennen, als werkgelegenheidsproject, vond ook plaats met het idee dat in de toekomst mijnhout geleverd kon worden.
Jac. P. Thijsse was in 1910 nog groot voorstander van duinbebossing. In zijn laatste boek ‘Onze duinen’, verschenen in 1943, was hij heel wat genuanceerder:
“Oostenrijkse en Corsicaanse dennen werden bij duizenden aangeplant, dikwijls genoeg zonder acht te slaan op gunstige of ongunstige hellingen. Prachtige duinvormen werden verborgen, mooie duinroosjeshellingen bedekt en vernietigd.”
Cor heeft meegemaakt dat tegen de aanplant van dennenbossen in de jaren (negentien) vijftig steeds meer weerstand ontstond. Velen verzetten zich tegen de werkzaamheden die rond de Verbrande Pan in Bergen werden uitgevoerd. Bergense kunstenaars en een collectief onder de naam Heemwacht waren van mening dat door het verwijderen van stuivende gedeelten, bebossing en egalisering van duinvalleien, een onnatuurlijk en kunstmatig landschap zou ontstaan. De discussie waar zelfs minister Mansholt nog aan te pas gekomen is, eindigde ten slotte met een compromis. Bebossing zou worden beperkt en stuivende gedeelten zullen waar mogelijk gehandhaafd worden. Na de oorlog is er met herstelbetalingen alleen nog aangeplant op terreinen waar bomen vanwege een schootsveld waren gekapt.
Nu staat er in de beheernota van het PWN dat het duinlandschap dicht groeit en een monotoon heuvellandschap
Jaarboek 39, pagina 28
wordt als we het aan zijn lot overlaten. Natuurlijke processen moeten worden hersteld en met grote Europese subsidies worden tal van maatregelen uitgevoerd. Op drie plaatsen zijn inmiddels weer verstuivingen gerealiseerd.

Cor Mooij heeft zo zijn bedenkingen over de nieuwe aanpak:
“Het beheer van het duingebied is totaal veranderd. Het verdwijnen van de konijnen heeft natuurlijk grote gevolgen gehad en begrazing is een goede oplossing. Nu wordt ook geprobeerd om verstuivingen weer mogelijk te maken. Het heeft weinig zin omdat de begroeiing het meestal toch weer wint. Naaldbossen worden gekapt en ook daar is niet iedereen blij mee. Ze waren vroeger als de dood als er iemand buiten het pad liep. Wie dat toch deed, kon een bekeuring krijgen. Als er ergens een takje werd afgebroken, konden ze je al een bekeuring geven. Nu rotzooien ze alles ondersteboven. De inzichten wijzigen voortdurend. Met mijn groep hadden we in ons rayon de Amerikaanse vogelkers zo goed als uitgeroeid, maar zoveel aandacht wordt er volgens mij niet meer aan besteed.
Er groeien duindoorns. Die breiden zichzelf uit. Ze horen in het duin. Nu hakken ze er stukken af, omdat er zogenaamd te veel duindoorns komen. Het is toch een natuurlijk proces. Daar moet je volgens mij niet op ingrijpen. Het is te gek om los te lopen. Ze gaan tegen de natuur in. Dat vind ik tenminste.”
Niek Kaan
Weergave van gesprekken met Cor Mooij in 2015 en 2016.
Bronnen:
- Jelles, ir. J.G.G., Geschiedenis van beheer en gebruik van het Noordhollands Duinreservaat (1968);
- PWN, Beheernota 2015-2025;
- Roos, Rolf, Duinen en mensen Kennemerland, Amsterdam, 2009;
- Ruijter, Q. de, Over duinboerderijen en haar bewoners, 4e Jaarboekje Oud-Castricum (1981).
- Verschenen jaarboekartikelen over personen:
- Asjes, Albert
- Bakker, Kees – kunstschilder
- Bakker, Thijs
- Brandjes, Co
- Buuren, Armin van
- Deelen, Derk van
- Dekker, Dirk
- Gevers, Frits
- Ginhoven van, Huibert
- Godschalk gezin
- Hageman, Arie
- Heeck, Cor
- Heideman, Henk
- Heimans, Eli
- Hoberg, Jan
- Hofdijk, Willem Jacobsz.
- Hurk, Gesina van der
- Jacobi, Jan Willem
- Jacobs-Wentink, Gré
- Kortenoever, Eldert
- Kraakman, Jacob
- Kramer, Matthijs
- Krist, Meine
- Kuijs, Niek
- Leenaers, Henri
- Mooij, Cor
- Mooij, Geertje ten Wolde
- Peperkamp, Cor
- Portegies, Sijf
- Rommel, Albert
- Scheerman, Hein
- Schut, Dirk
- Schotvanger, Dirk
- Stuyt, Jan
- Toepoel, Leo
- Tulp, Lide
- Twisk, Engel
- Vasseur, Johannes Bernardus
- Veldt, Klaas
- Vlaanderen-Boot, Tiny van
- Weda schilders
- Weenen, Wub van
- Wit de, vrachtrijderij
- Zomerdijk, Herman