Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.
Jaarboek 43, pagina 44
Met Name Castricum
Eerder heeft Oud-Castricum over de betekenis van de naam Castricum gepubliceerd in de jaarboeken 23 en 35. Met name het eerste deel Castr- was aanleiding te denken aan castra (legerplaats), of castor (bever) en een van de redeneringen was ‘dat het zo Latijns klinkt’. Zelden is in de betekenisgeving gelet op plaatsnamen die ook op –icum eindigen.
Naar het moment van ontstaan van deze plaatsen is niet gekeken. En naar bewijzen vanuit de archeologie al helemaal niet. In dit verhaal is gezocht in het kustgebied van de landen om de Noordzee naar plaatsnamen met -icum of -inghem. Er is daarbij gelet op volk, taal en vondsten. Zou deze werkwijze leiden tot een verklaring van die aparte naam Castricum of levert het juist meer vragen op?
Volksverhuizingen
Het spreken van talen heeft onder andere geleid tot plaatsnaamgeving om elkaar te vertellen waar en van wie het grondgebied is. De zoektocht naar de naamgeving Castricum begint met de volken die hier hun invloed hebben uitgeoefend in de eerste tien eeuwen van onze jaartelling.
Romeinen
Het Romeinse rijk kwam tot aan de Rijn, de Limes (betekent grens). In onze Noordzee-omgeving waren tussen 43 en 410 na Christus Engeland, België, Frankrijk en delen van Duitsland en Nederland bezet door de Romeinen. In vele plaatsnamen is hun taalinvloed herkenbaar aan Latijnse woorddelen als –castra dat legerkamp betekent en in Engeland is verbasterd tot –chester zoals in Winchester of –caster zoals in Lancaster. Andere Romeinse woorddelen zijn bijvoorbeeld colonia (-coln) kolonie, zoals in Keulen of Lincoln, of porta (-port) poort, portus (-port) haven, of strata (strat- of -street) zoals in Stratford. Caster en Castricum lijkt daarom een mogelijke verklaring.
Noordzee-Germanen of Ingvaeones
De Ingvaeones zijn beschreven in Tacitus boek Germania uit 98 na Christus. De Romeinen streden tegen en handelden met dit volk. De Ingvaeones behoorden tot een West-Germaanse groep met eenzelfde cultuur die langs de Noordzeekust leefde in de gebieden Jutland, Holstein, Friesland en de Deense eilanden. Naderhand werden ze de Friezen, Angelen, Saksen en Juten genoemd. Hun taal is bekend als Noordzee-Germaans en omvat Oudfries, Oudengels en Oudsaksisch. Deze taal wordt beschouwd als een groep klankverwante dialecten én als bakermat van onze Germaanse talen.
Angelen, Saksen, Juten en Friezen
Eind vierde eeuw vertelt de geschiedschrijver Eutropius dat de ‘Saxones’ van de Noord-Duitse laagvlaktes de zee tussen het vasteland en Engeland onveilig maakten. In het jaar 380 na Christus beginnen Romeinse nederzettingen aan de Engelse kust te veranderen in Saksische kustforten. De Angelen uit Sleeswijk-Holstein, Saksen uit Nedersaksen, Juten uit Yulland en sommige Friezen trokken het Britse eiland vanaf 400 na Christus binnen. Zij dreven de Keltische bevolking naar Cornwall, Wales en Schotland en stichtten tussen 550 en 1066 na Christus hun eigen koninkrijken, waaruit het Angelsaksisch Engeland is ontstaan. De Angelsaksische monnik Beda (672-735 na Christus) zag het Engels als voortkomend uit de taal van de Angelen, de Saksen en de Juten. De naam Engeland is in het Oudengels Ænglaland en genoemd naar de Angelen. Woorddelen die duiden op de Noordzee-Germaanse dialecten en herkenbaar zijn in de Nederlandse taal, zijn bijvoorbeeld burna een moeras (Borne); dun een heuvel (duinen); eg, ey en oog een eiland (Schiermonnikoog, Callantsoog); leah, -ley of -loo een open ruimte in een bos (Heiloo); tun en later town verwant met Zaun en tuin met de betekenis omheind erf.
Doordat de Romeinen langer in Brittannië bleven en hun schrijfkunst konden doorgeven, is er veel genoteerd. De monnik Beda beschrijft in zijn werk Historia ecclesiastica gentis Anglorum (Engelse kerkhistorie) de geschiedenis van het Angelsaksische volk vanaf Julius Caesar tot aan het jaar 731 na Christus. Zo weten we dat Saksen hun naam gaven aan Essex (Oost-Saksen), Wessex (West-Saksen), Sussex (Zuid-Saksen) en de Angelen veel namen achterlieten in Norfolk en Suffolk. Vooral in het gebied van de Angelen komen veel driedelige plaatsnamen voor: een persoonsnaam gevolgd door -ing en dan gevolgd door -ham. Het deel met –ing stamt van het Oudengelse -ingas en betekent ‘horend bij een persoon of volk van’. Het laatste deel -ham(-heim) of –ton (-tuin) betekent woonplaats of boerderijplaats. Bijvoorbeeld Dersingham in Norfolk is ontstaan uit Deorsige+ingas+ham en betekent woonplaats van Deorsige’s mensen. Keddington in Lincolnshire ontstaat uit Cydda+ingas+tun en betekent de boerderijplaats
Jaarboek 43, pagina 45
van Cydda’s mensen. Vele -ingham plaatsen in Norfolk en Suffolk zijn ontstaan in de vroege Angelsaksische periode (410-660 na Christus) en zijn door taal en volk verbonden.
Salische Franken
Vanaf ongeveer 300 na Christus trokken de Salische Franken vanuit de omgeving Groningen naar het zuiden en westen. Zij begaven zich naar het gebied in en rond de Betuwe. In 358 na Christus gaf de Romeinse keizer Julianus de Saliërs toestemming zich in het gebied te vestigen. Rond 440 na Christus trokken zij, verdreven door Saksen, naar een gebied dat nu West-Vlaanderen en Artois heet. Zij vermengden zich daar met de oorspronkelijke Keltoromaanse bevolking. Zij stichtten een koninkrijk met als centrum Tournacum of Doornik en vormden de bakermat voor het latere Merovingische Rijk. Waar zich in Vlaanderen een Frankische stamvader vestigde, ontstonden plaatsnamen met het achtervoegsel –ingem, zoals in Alveringem.
Vikingen
De Vikingen koersten vanaf 789 na Christus richting Engeland en vanaf 810 na Christus richting Nederland. Het Engelse Norfolk en Suffolk moesten zelfs gehoorzamen aan de zogenaamde Danelaw of Denenwet.
De Oudnoorse en Oudengelse taal hebben ook veel overeenkomsten. Denk aan –by met de betekenis boerderij en dorp zoals in Grimsby, gathr is een yard of een gaard, lundr is een bosje (Lunteren), thorpe is een dorp en thveit (-thwaite) is de weide (’t weid).
Tussen 856-863 na Christus waren er Denen in Kennemerland. Tijdens het bewind van Rorik van Friesland bestonden er nauwe banden tussen Engeland en West-Nederland. Wellicht zijn er in Kennemerland ook Oudnoorse en Deense taalinvloeden. Vele –inghem plaatsen worden in Engeland al genoemd voordat de Vikingen daar zijn. Ze zijn dan ook bij ons zeker niet de nalatenschap van de Vikingen …
Samengevat hebben de nagelaten plaatsnamen in het westelijk Noordzeegebied dus een oorsprong in de Keltische, Romeinse, Frankische of Angelsaksische taal. Een van deze volken heeft de naam Castricum of Castringhem en andere –inghem plaatsnamen als immaterieel erfgoed nagelaten.
Onderzoeksvragen
Welke schriftelijke bronnen zijn te raadplegen?
Om de meest oorspronkelijke betekenis van een plaatsnaam te vinden, is het belangrijk de alleroudste geschreven spelling te achterhalen. De Engelsen gebruiken daarvoor onder andere kloosteroorkonden en het Domesday Book uit 1086. In Nederland worden geschriften uit een klooster of kerk zoals de Annalen (Jaarboeken) van de Egmondse Abdij gebruikt.
In het jaar 993 na Christus werd de naam Castricum voor het eerst vermeld in de boeken van de Abdij van Egmond. Er wordt dan melding gemaakt van een schenking van graaf Arnulf, de zoon van Dirk II, aan de abdij van Egmond. De schenking betrof: ‘in Castrichem duas mansas excepta quarta parte unius manse’. Vertaald: één en driekwart mansa (oppervlaktemaat) gelegen in ‘Castrichem’.
Andere bronnen zijn gegevens van de plaatsnaamdeskundigen als Blok en Gysseling die informatie leveren op het gebied van taal en etymologie (waar de woorden van afgeleid zijn). En tenslotte is internet een bron.
Welke spellingsvormen heeft Castricum gehad?
Men schreef vóór 993 de naam Castricum als Castrichem, Casterchem (rond 1083), Castringhem (tot 1120), daarna als Casterkem en Kasterkem en in 1644 als Castricum. En dan zijn er ook nog vele varianten met c en k verwisseling. De middeleeuwer nam het niet nauw met de spelling. Als het gelezene maar klonk als wat men bedoelde …
Welke verklaringen heeft de naam Castricum tot op heden gehad?
Castricum is afgeleid van castra wat legerplaats betekent. Castricum zou dan in de Romeinse tijd een naam hebben gehad. Er zijn zeker archeologische vondsten uit die periode, maar nog niet van dien aard dat hier een Romeinse nederzetting zou zijn geweest. Een andere verklaring komt uit 1796 als Lieve van Ollefen schrijft dat de naam afkomstig is van de Griekse god Castor. Castors-hum is verworden tot Castercum. Ook deze verklaring zou duiden op een ontstaan in de Romeinse Tijd. In 1858 vraagt de
Jaarboek 43, pagina 46
Commissaris des Konings om opheldering over de betekenis van de naam Castricum: de Castricumse burgemeester blijft echter het antwoord schuldig. Er wordt ook gedacht dat de naam van castor fiber (bever) afgeleid kan zijn. Castricum heet dan Castorhem en zou zelfs een verlatijnsing van Bevorhem (Beverwijk) kunnen zijn. Ook Castriacum, een Gallo-Romaans dorpje in Frankrijk, zou een aanknopingspunt zijn. De uitgang is -acum en is later in taal verworden tot -ik, net als Tournacum in Doornik. De -acum plaatsen zijn van Keltische oorsprong.
Analyse van de plaatsnaam laat in ieder geval zien dat Castricum sinds het jaar 993 bestaat uit drie klankgrepen: Castr–i–chem.
De meest recente uitleg is Castrik-heem, zoals door Simon Zuurbier wordt beschreven in Jaarboek 23.
Plaatsen met -inghem rond de Noordzee
Vanwege de kleine verschillen zijn plaatsnamen met achtervoegsel –ingham/-inghem/-gem/-ichem/-icum verzameld. Een volledige lijst met 213 -inghem namen staat op de website van Oud-Castricum. De betekenis van de eerste klankgreep wordt vermeld en indien bekend de oudste schriftelijke vermelding. De lijst laat ons beseffen dat de naam Castricum niet zo uniek is als hij klinkt. Er zijn veel klankovereenkomsten met Engelse, Noord- Franse en Vlaamse plaatsnamen.
De plaatsen met –ingham in Engeland
De belangrijkste namen zijn:
- Antingham (Norfolk). De naam Antingham betekent de plaats van de mensen van Anta.
- Birmingham (West Midlands) van de mensen van Beor.
- Gillingham (Dorset) afgeleid van Gylla.
- Immingham (kust bij Grimsby) van Imma.
- Nottingham (East Midlands) van Snot.
- Saxlingham (Norfolk) van Saksen.
Hierboven zes van de 53 namen. De oudste namen zoals Birmingham (660) en Immingham (679) worden genoemd in de zevende eeuw. Archeologische vondsten zijn er al uit de zesde eeuw.
De plaatsen met –inghem in Artois in Noord-Frankrijk
Het noordelijke deel van Artois (Graafschap Artesië, 2019) was heel lang Nederlandstalig. In dit gebied komen toponiemen voor met uitgang -inghem of –inghen, die in geschriften al vermeld worden in de Karolingische periode (8e tot 10e eeuw). Uit studie naar de 21 plaatsnamen in dit gebied blijkt dat Franse plaatsnaamdeskundigen de driedeling hanteren: persoonsnaam-, gevolgd door –ing (volk van) en –hem (plaats).
Jaarboek 43, pagina 47
De belangrijkste namen zijn:
- Ebblinghem. De oudste vorm is Humbaldingahem uit 826. Verklaard als het gebied, volk van Humbald of Ebbl.
- Eringhem van Eberso.
- Ruminghem. Volk van Rumo.
De plaatsnamen bestaan dus al grofweg vóór het jaar 800 na Christus. Er zijn veel klankovereenkomsten tussen plaatsnamen in Noord-Frankrijk en Engeland en ook dit duidt op overeenkomst in taal en bevolkingsgroep. Bijvoorbeeld Balinghem en Ballingham; Barminghem en Birmingham.
De plaatsen in België met –inghem en –eg(h)em
De 103 plaatsen met –eg(h)em blijken in hun oudste schrijfwijze vaak een –inghem uitgang te hebben en liggen in het Nederlandstalige gebied. Veel namen worden door Belgische historici toegewezen aan de Franken. Veel plaatsen worden vermeld in geschriften uit begin negende eeuw. Belgische plaatsnaamkundigen spreken over bewoning in de vierde, vijfde, zesde en zevende eeuw. Archeologisch bewijs nemen ze echter niet mee in de plaatsnaamverklaringen.
Jaarboek 43, pagina 48
De belangrijkste namen zijn:
- Adegem is van Addingahem uit Addinga en haim ‘woning van de lieden van Addo’.
- Alveringem.
- Egem van Haid, Hait of Heit.
- Hillegem van Hildin’ (hildjō- ‘strijd’). Denk ook aan het Nederlandse Hillegom.
- Kobbegem.
- Nossegem.
- Petegem van Pettingehem. Denk aan het Noord-Hollandse Petten.
Plaatsen met een oorsprong in de zesde en zevende eeuw zijn: Zomergem, Zerkegem, Wommelgem, Volkegem, Rollegem, Oudegem, Meuzegem, Markegem, Evergem en Beerlegem.
Plaatsnamen met –ik(um) of –ing(hem/um/em/hum) in Denemarken, Duitsland (kust) en Friesland
Het zou voor de hand liggen dat in het gebied waar de Angelen, Saksen, Juten, Friezen of Salische Franken vandaan komen, vele plaatsen met suffix –ingham zouden bestaan. Het tegenovergestelde blijkt: er zijn géén –inghem plaatsen. Als het land in de volksverhuizingperiode van rond 400 door emigratie leeg is, dan hebben de nieuwkomers wellicht hun naam gegeven aan de plaatsen die er nu liggen.
Plaatsnamen met –ik(um) of -ing(hem/um/em/hum) in Nederland
Er zijn 36 plaatsnamen gevonden en ook bij ons is de deling in (persoons)naam –ing –hem aanwezig. Vele plaatsen duiden op een eerste vermelding in geschriften uit de elfde of twaalfde eeuw. Het ontstaan van de plaatsen wijst vaak op de vijfde tot achtste eeuw. Er zijn plaatsnamen die opvallende klankgelijkenis tonen met plaatsen in Vlaanderen, Noord-Frankrijk en Engeland. Bijvoorbeeld: Berlicum (Noord-Brabant) en Birlingham.
Enkele belangrijke namen zijn:
- Blaricum (Het Gooi) van de persoonsnaam Bladheri.
- Doetinchem (IJssel) van Dutto.
- Gorcum/Gorinchem (Boven-Merwede) van Goro.
- Petten (Noord-Holland) van Pettinghem.
- Rodinchem (Waal).
- Sassenheim (Zuid-Holland).
Plaatsen met -inghem in Kennemerland
Belangrijke namen zijn:
- Adrichem bij Beverwijk van Adrik.
- Hegginghem bij Santpoort-Noord of Heemskerk, afgeleid van Emeken of -heg.
- Gisleshem tussen Velsen-Noord en Heemskerk van Gyssa.
- Ob(b)inghem bij westzijde strandwal tussen Heiloo en Limmen.
- Rinnegom bij Egmond: afgeleid van Rinno.
Alle -inghem plaatsen liggen bij het duin- en strandwalgebied van Kennemerlands kust.
Jaarboek 43, pagina 49
Waar liggen plaatsen met de uitgangen –ingham/- inghem/-ichem/-icum?
De overeenkomst met andere –inghem en -icum plaats- namen kan leiden tot een betekenis voor Castricum. De verspreiding van de plaatsen met klankverwantschap en specifiek met achtervoegsel -inghem levert prachtige over- zichtskaarten op. In Engeland zijn de -ingham plaatsen niet gelegen in het Saksengebied zoals Essex, Wessex en Sus- sex, maar concentreren ze zich in en rond Suffolk en Nor- folk, het Angelengebied. De Belgische en Noord-Franse –inghem namen liggen vooral aan de kust in West-Vlaanderen en Artois. Op de Nederlandse kaart liggen de –inghem namen aan de westkust tussen Den Haag en Wieringen. Het groepje -inghem namen rond de Betuwe kan het gevolg zijn van de Salische Franken die daar rond 400 na Christus hebben gewoond. Zij zijn door andere volken verder zuidwaarts gedreven richting Vlaanderen en Artois en, gelet op de -ing- hem namen aan de kust, mogelijk ook naar de Hollandse duinstreek en specifiek naar Kennemerland toe.
Zijn er in de verzamelde reeks van -inghem namen verklaringen voor de eerste klankgreep?
Gysseling denkt dat de -inghem namen zijn ontstaan in de late vijfde en zesde eeuw. Volgens Blok zou dat zijn gebeurd in de periode vanaf de zesde eeuw. In bijna alle gevallen wordt het eerste deel van de plaatsnaam verklaard als ach- ternaam, via de mannelijke lijn doorgegeven. De naam van een stamvader, leidsman van het volk uit de periode van de volksverhuizing, leidt tot de naamgeving van de plaats waar zij wonen. De voorkeur naar de oorsprong van de naamge- vers van achtervoegsel -inghem gaat inmiddels logischerwijs uit naar twee groepen: de Angelsaksen en Salische Franken.
Welke datering kan worden genoemd uit schriftelijke bronnen?
De datum van oudste vermelding wordt ‘terminus ante quem’ genoemd en betekent dat de plaats in ieder geval ouder is dan het moment dat het genoemd wordt.
Uit 993 na Christus dateert de oudste schriftelijke vermelding van Castricum. Andere -inghem plaatsen worden eerder vermeld: Birmingham in 660 na Christus, Immingham in 679 na Christus, Hillegem in 811 na Christus en Ebbinghem in 826 na Christus. Hieruit is af te leiden dat de naamgeving van de -inghem plaatsen ligt in de periode van de achtste eeuw en eerder. In Engeland is de naamgeving in ieder geval van vóór 660.
Welke dateringen kunnen worden afgeleid uit de archeologische vondsten in Kennemerlandse –inghem– nederzettingen?
Kan de beoogde ontstaansperiode van een plaats uit archeologisch onderzoek worden bevestigd?
In geschriften worden de plaatsen met uitgang -ingham, -icum voor het eerst vermeld in de vroege negende eeuw. De plaatsen zijn dus ouder dan de vermelding. Het is om deze reden van belang de periode tussen de start van de volksverhuizing en de negende eeuw in de archeologische schijnwerper te zetten.
Een indicatie voor Angelsaksische bewoning is handgemaakt én versierd aardewerk uit de vijfde eeuw. Men gebruikte voor een beter bakresultaat klei gemengd met bijvoorbeeld schelpengruis, fijn grind en in bovenstaand geval hiervoor kaf van het koren. Men treft dit aan in Vlaanderen, Angelsaksisch Engeland, Den Burg op Texel. Friesland, Groningen en Drenthe en (nog) niet in het Noord-Hollandse gebied.
Wel is in de vijfde-eeuwse strandwalnederzetting Uitgeest-Dorregeest voornamelijk ‘Frankisch’ ruwwandig draaischijfaardewerk gevonden uit Mayen in Duitsland. Dit verraadt een intensief netwerk van de bewoners met het Frankisch gebied Kennemerland via de Vecht, het Almere en het waterrijke Oer-IJ-gebied, over vaarwater goed bereikbaar als eindbestemming. Blijkbaar gingen de vijfde-eeuwse Angelsaksische volksverhuizers West-Nederland voorbij en dreven Saliërs naar het zuiden én onze kant op. Twee van de drie vroegmiddeleeuwse fibulae (mantel- of kledingspelden) uit Dorregeest kunnen als `Frankisch` bestempeld worden.
Het draaischijfaardewerk uit de vijfde, zesde en zevende eeuw is afkomstig uit het Frankische gebied en ook het type huisplattegrond (tweebeukig) uit het duingebied ’Groot Olmen’, bij Bloemendaal, kent vooral duidelijke parallellen in het zuiden. Ook hierin liggen aanwijzingen voor de herkomst van de kolonisten die het gebied in de late vijfde eeuw bevolkten.
Jan de Koning, archeoloog, schrijft: “De heemnamen Castricum en Scupildhem worden ook naamkundig in verband gebracht met Frankische persoonsnamen. Deze personen zijn al vaak in verband gebracht met zogenaamde homines franci, vrije Franken, die onder bescherming stonden van de Frankische koning.”
Toekomstige opgravingen kunnen leiden tot bewijs dat vroege bewoners sterke banden hadden met de Franken, hun taal en naamgeving. Castricum zou dus heel goed een Frankische naamgever kunnen hebben?
Zijn er genetische bewijzen van de migratie te vinden in ons DNA? Is er een kans dat er in de -inghem plaatsen DNA-verwantschap is?
Er bestaat een duidelijke overeenkomst tussen DNA-materiaal uit Friesland met Denemarken 100 procent, uit Oost-Duitsland 51 procent, uit Saksen 49 procent. DNA-materiaal uit graven in Engeland uit de zesde eeuw, kort na de immigratie van de Angelen en de Saksen, vertoont een duidelijke analogie met Noord-Duitsland. Er is geen onderzoek bekend over de overeenkomst tussen Salische Franken en bevolking uit bijvoorbeeld Engeland, Noord-Frankrijk en Kennemerland.
Zijn de Angelen, Friezen, Saksen, Juten over land en/of over zee naar hun nieuwe woonoorden getrokken?
Het verhaal, volgens Beda, gaat dat de Angelen varend over de Noordzee vanuit de omgeving Sleeswijk-Holstein afkomstig zijn. Er zijn echter veel plaatsen in de omgeving van de Veluwe die het woord Angel of Engel in zich hebben zoals Engelanderholt, Engelenburg, Angerlo en Angelestein. Ook het Warnenvolk komt uit contreien van Sleeswijk-Holstein en in Gelderland liggen Warnsborn en Warnsveld.
Jaarboek 43, pagina 50
De Saksen, Angelen, Warnen en ook Chauken en Chamaven zouden de Salische Franken hebben verdreven naar het zuiden en wellicht ook richting Kennemerland. In België zijn geen plaatsen bekend met een Angelen of Warnen herkomst in de naam. Het blijft wel een aandachtspunt dat de Angelen met hun –inghem namen in Norfolk en Suffolk woonden. Is die groep dan deels wél over zee gegaan?
Welke rol hebben de Salische Franken gespeeld in de volksverhuizing?
De Saliërs vestigen zich rond de Betuwe al voordat Angelen en Saksen deze kant op komen. Rond 450 na Christus vestigen zij zich meer richting Vlaanderen en Artois. In dezelfde vijfde eeuw dringen Saksen onze kuststreek binnen. De -inghem plaatsen met een persoonsnaam ervoor, dateren uit de vijfde tot zevende eeuw. Gysseling denkt dat de -inghem namen zijn ontstaan uit een samensmelting van Angelsaksische en Frankische talen, die vervolgens naar Brabant, Holland en Engeland zijn uitgestraald of door immigratie werden verspreid.
De Salische Franken lijken dus wat betreft verblijfplaats en taal een bron te kunnen zijn voor de plaatsnaam met een -inghem achtervoegsel. Verklaring van de Kennemerlandse -inghem plaatsen kan zijn dat de Salische Franken richting Kennemerland en kust getrokken zijn vanwege, of samen mét de Angelen en Saksen. In de woongebieden van de Salische Franken vanaf 400 na Christus komen veel -inghem namen voor.
Wat kan de betekenis van Caster zijn als het een persoonsnaam is?
In de oude Noordzeetalen komt het woord kasta voor, in het Middelengels cast, in het Zweeds kasta, in het Deens kaste en in het Noordfries kastin. In Nederland bestaat kastiebal als naam voor een balspel waarbij gegooid en gevangen wordt. In het Noors betekent kaster gooien. Alle betekenissen duiden op gooien, werpen. Kaster zal de naam van een stamvader zijn geweest met de betekenis werper.
Conclusie
De -inghem namen in Kennemerland ontstaan mogelijk vanaf 450 na Christus. Als de -inghem namen het ontstaan te danken hebben aan de Salische Franken vermengd met de Angelsaksen, dan startte de -ingham naamgeving in Engeland rond 450 na Christus, toen de volksverhuizing deels migreerde naar Engeland. De plaatsnaamdeskundigen bevestigen in hun onderzoek dat nederzettingsnamen met -heem, hun naamsoorsprong vinden in de vijfde tot tiende eeuw. Plaatsnaamdeskundigen nemen aan dat stamvaders hun naam gaven aan het eerste deel van de -ingham plaatsnaam. Castricum zou ontstaan kunnen zijn uit Kaster-inghem. Kaster zou de naam van de Castricumse stamvader geweest kunnen zijn.
De schriftelijke vermelding van plaatsnamen levert voor de -inghem namen als oudste vermelding op 993 na Christus voor Castricum en 660 na Christus voor Birmingham. Uit de beweging van de volkeren en met name Salische Franken zou de naam Castricum mogelijk al in de vijfde eeuw en zeker in de zesde eeuw het licht hebben gezien.
Archeologische aanwijzingen voor bewoning in Castricum in het eerste millennium duiden op sporen uit de Late IJzertijd, de Romeinse tijd, de Merovingische en Karolingische periode. Het gaat in het kader van naamgeving om de Merovingische periode. Het ons bekende draaischijfaardewerk uit de vijfde, zesde en zevende eeuw komt uit het Frankische gebied. Of de bewoners in het Castricum van toen Salische Franken waren, lijkt aannemelijk. Het duingebied in Castricum zou op archeologisch gebied nog vele antwoorden kunnen bevatten. DNA-verwantschap vraagt nog om onderzoek bij de bevolking uit ‘Salische Franken’-gebieden en Kennemerland.
Uit de route waarlangs migratie plaatsvond kunnen twee mogelijkheden afgeleid worden voor het ontstaan van de naam Castricum.
De eerste is dat de -inghem namen zijn ontstaan in Noord-Frankrijk en in de zevende eeuw uitgewaaierd over Engeland, Kennemerland, enzovoorts.
De tweede mogelijkheid is dat de namen zijn blijven hangen ten tijde van migratie van de Salische Franken richting België en Artois en Kennemerland in de vijfde eeuw.
In combinatie met het ontbreken van Angelsaksisch aardewerk en het wel aantreffen van aardewerk uit het Rijngebied in onze omgeving, is het meest aannemelijk dat er tussen de vijfde en zesde eeuw een Frankische oorsprong is van onze plaatsnaam.
Castricum de nederzetting van de Frankische stamvader Kaster.
De voorlopige conclusie van dit onderzoek is dat Castricum, naar analogie met al die andere -inghem plaats- namen, de nederzetting is van de Frankische stamvader Kaster.
Rino Zonneveld
Bronnen
- Blok, D. (1979). De Franken in Nederland. Haarlem.
- De Jonge, W., Bazelmans, J., en De Jager, D. (2006). Forum Hadriani: van Romeinse stad tot monument. Utrecht: Matrijs.
- Domesday Book. (1086).
- Erren, H. (sd). Frankische volksverhuizing 400-440. Eigen werk.
- Gillingham, Dorset. (2019).
- Graafschap Artesië. (2019).
- Gysseling, M. (1960). In Toponymisch Woordenboek van België, Nederland, Luxemburg, Noord-Frankrijk en West-Duitsland (vóór 1226).
- Gysseling, M. (1978). De geschiedenis van onze taal. Twintig eeuwen Vlaanderen, deel 9, pagina’s 12-43.
- Hamerow, H., Hollevoet, Y., & Vince, A. (1994). Migration Period Settlements and Ánglo-Saxon’Pottery from Flanders. Medieval Archaeology, 38, pagina’s 1-18.
- IJpelaan. (sd).
- Koene, B., Schweitzer, F., & Morren, J. (2003). In Midden-Kennemerland in de Vroege en Hoge Middeleeuwen (pagina 100). Hilversum: Verloren.
- Kol, J., Op zoek naar de oorsprong van de naam Castricum in Jaarboek 35 pagina 16.
- Koning, J. d. (2012). De betekenis van Noord-Holland binnen vroegmiddeleeuws Frisia. It Beaken, pagina’s 3-24.
Jaarboek 43, pagina 51
- Koning, J. d. (2016). Terug naar Dorregeest … Zaandijk: Batenburg.
- Ockely, J. (sd).
- Ordbog over det danske sproch. (sd).
- Pirenne, H. (sd). Geschiedenis van België. Eerste Boek. Het Romeinsch en Frankisch tijdvak.
- Quak-Stoilova, J. (1994, September 29). Waar komen de Friezen vandaan? NRC.
- Volksverhuizing in de Lage Landen (Frankische_tijd). (2019).
- Vrankrijker, A. d., & Koning, H. d. (1985, mei). De oude kerk van Blaricum. Tussen Vecht en Eem, 2(3e jaargang), pp. 53-60.
- Vries, J. d. (1959). In Etymologisch Woordenboek. Waar komen onze woorden en plaatsnamen vandaan. Utrecht: Het Spectrum.
- Zuurbier, S. (2000). De herkomst van de naam Castricum. Jaarboek 23 Oud-Castricum, pagina 15.
- Verschenen jaarboekartikelen over de naam Castricum:
- Castricum, herkomst van de naam
- Castricum, met name
- Castricum, oorsprong van de naam