Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.
Jaarboek 19, pagina 25
De Kooiweg, Eerste en Tweede Groenelaan en zijn bewoners
Inleiding
In voorgaande jaarboekjes is aandacht geschonken aan de Vinkebaan en de Mient, waar in de oorlogsjaren vele huizen zijn afgebroken. In dit jaarboekje een blik op huizen en bewoners aan de Kooiweg en aan de Eerste en Tweede Groenelaan. Ook gaat dit artikel in op de ontwikkeling in de afgelopen eeuwen van een wat groter gebied, dat door genoemde wegen werd doorkruist en waarin deze wegen alleen een functie hadden om de vele agrarische percelen te bereiken. Van huizenbouw was vroeger aan de Eerste en Tweede Groenelaan geen sprake, alleen aan de Kooiweg stonden enkele boerderijen.
De aanleg van de eerste dijkjes in de middeleeuwen
De oudste wegen in het weidegebied van Castricum danken hun aanleg veelal aan de waterkerende functie die zij hadden. In de 2e helft van de 11 eeuw wordt de Zanddijk tussen Noord Bakkum en Limmen als eerste dijk in onze omgeving aangelegd. Een eeuw later wordt er in Castricum van noord naar zuid een dijk aangelegd, die twee geesten (hoger gelegen vlakten) verbindt. In het noorden is dit ‘de Noordeindergeest’, die ligt tussen de Stetweg-Brakersweg en de Tweede Groenelaan; in het zuiden is dit de geest ‘Heemstede’ even ten noorden van de gemeentegrens met Heemskerk. Het dijkje volgde vanuit het noorden het tracé van de Kooiweg en ging bij de Alkmaarderstraatweg over in de Molendijk (Bogaardsdijk) en de Kerkedijk naar de geest Heemstede.
We kunnen dus aannemen dat de Kooiweg in deze periode is aangelegd. Omstreeks 1250 is er een tweede dijkje aangelegd vanaf de Noordeindergeest; het tracé volgde de Brakersweg en sloot aan op de Koogdijk, gelegen op de grens tussen Uitgeest en Limmen.
Op de oudst bekende kaarten waarop met enig detail het dorp Castricum is ingetekend, zijn de Kooiweg en ook de beide Groenelanen reeds aangegeven. Op de eerste afbeelding is een gedeelte afgedrukt van de grote ‘Kaart van ’t Hoogh-Heemraetschap van de Uytwaterende Sluysen in Kennemerlandt en de West- Vrieslandt’, getekend door Johannes Dou in 1680.
Ondanks de zeer beperkte middelen die landmeters in die tijd tot hun beschikking hadden, staat deze kaart als uiterst betrouwbaar bekend. De eerste echt nauwkeurige optekening heeft 150 jaar later plaats gevonden bij de oprichting van het kadaster in 1832.
Het Groenelaan-Kooiweggebied omstreeks 1830
De oprichting van het kadaster had voornamelijk tot doel om te komen tot een rechtvaardige heffing van de grondbelasting. In een aantal jaren van voorbereiding op de oprichting worden alle huizen, erven, wegen en wateren, duinen en landerijen opgemeten, genummerd en getekend op de zogeheten minuutplans. Zo weten we tot in detail hoe het Groenelaan-Kooiweggebied er in 1832 heeft uitgezien, wie de eigenaren waren van de percelen, wat het gebruiksdoel was, enzovoorts.
Jaarboek 19, pagina 26
In enkele kaartfragmenten zal dit gebied, dat deel uitmaakt van de kadastrale sectie B, naar de toestand van 1832 worden geschetst. Het hier uitgewerkte gebied wordt omgeven door de volgende met elkaar verbonden straten: Ruiterweg, Vinkebaan, Bakkummerstraat, Stetweg, Brakersweg, A1kmaarderstraatweg, Korte Cieweg, Torenstraat en tenslotte weer terug op de Ruiterweg (zie het kaartje). Als de wegen zelf niet worden meegerekend dan is dit gehele gebied 128 hectare groot en voor 80 procent in gebruik als weiland, voor 17 procent als tuinbouwgrond. De resterende 3 procent wordt ingenomen door enkele sloten, bospercelen en 14 huizen of boerderijen.
Door de Kooiweg, de Eerste en Tweede Groenelaan wordt dit gebied in 4 sectoren opgedeeld, op het kaartje hierboven genummerd I t/m IV.
Sector I:
Deze sector van ruim 14 hectare is verreweg de kleinste en ligt tussen Stetweg- Brakersweg en de Tweede Groenelaan. Het is opgesplitst in 34 percelen, waarvan 22 percelen (tuin)bouwland en 9 percelen weiland.
In deze sector staat slechts één boerderij en wel op de hoek Kooiweg-Brakersweg; hier woonde in 1830 de 34-jarige Gerrit Duinmeijer met zijn vrouw Antje Bruijn, hun 4 kinderen en de werkmeid Antje Lugting. Vanaf de Bakkummerstraat loopt er een sloot in oostelijke richting, die na een aantal percelen afbuigt naar de Tweede Groenelaan en aan de noordzijde hiervan doorloopt tot voorbij de Kooiweg en vervolgens aansluit op de zuidzijde van de Brakersweg.
Het gebied rond Stetweg en Brakersweg werd in vroeger eeuwen het Noordeinde of Noordend genoemd, de Brakersweg wel de Noordeinderweg en de aaneengesloten akkers in sector I de akkers op de Noorderendergeest. De overige veldnamen die we in deze sector tegenkomen zijn: de Padakker, de Kroft, het Kerkpadje, het Weidje in de Koog, de Capuzijnersakker en het Duinkrochtje.
Sector II:
Deze sector ligt tussen de Eerste en de Tweede Groenelaan, is 32 hectaren groot en is opgedeeld in 36 percelen, waarvan 27 percelen (tuin)bouwland en 8 percelen weiland.
Ook in deze sector staat slechts één boerderij en wel op de hoek Eerste Groenelaan-Kooiweg; hier woonden in 1830 twee gezinnen: de 62-jarige veehouder Jan Castricum met zijn vrouw Neeltje Schavemaker en hun 5 kinderen, zijn 32-jarige ongehuwde zoon Jacob Castricum uit zijn 1e huwelijk en het gezin van de 27-jarige schelpenvisser Jan Kramer met zijn vrouw Wilhelmina Wiebes en hun kind.
Vanaf de westzijde (Bakkummerstraat) vinden we in deze sector een groot aantal akkers tuinbouwgrond en wel destijds ‘de akkers op Schilgeest’ geheten; de naam is bewaard gebleven in de huidige straatnaam ‘Schelgeest’. Vermoedelijk heeft de oorsprong van de naam iets met schilpen (schelpen) te maken. De overige veldnamen die we in deze sector tegenkomen zijn: de Zesakkers, op de Hoogevoort, de Groote Weide, de Schapeven, de Klaverhoek, de Haverven, Geheel Holsloot en Zuiderven, Jan Bommersweid en de Dres.
Sector III:
Deze sector is in het gebied de grootste sector ter grootte van 57 hectaren, voor 90 procent in gebruik als weiland en opgedeeld in 44 percelen,
Jaarboek 19, pagina 27
waarvan 26 percelen weiland en 9 percelen (tuin)bouwland. In deze sector staan vier boerderijen, een grote landbouwschuur en een schuthok aan de Korte Cieweg nabij de Torenstraat.
In het schuthok wordt loslopend vee ondergebracht (geschut), totdat de eigenaar komt opdagen, die zijn vee meekrijgt na betaling van de volgens een bepaald tarief vastgestelde kosten.
Aan de Ruiterweg, die vroeger ook wel Bakkummerweg of Kleibroekerweg werd genoemd, stond slechts één boerderij genaamd ‘De halve Appel’. Hier woonde in 1830 de veehouder en schelpenvisser Klaas van Bruijnswaard met zijn vrouw Maartje Koene, hun twee kinderen en een boerenknecht.
Ook aan de Korte Cieweg stond slechts één huis: de boerderij van Arie Duijn; hij woonde hier met zijn vrouw Grietje Ranke, hun 6 kinderen, haar vader, de 90-jarige Maarten Ranke en Arie’s moeder, de 78-jarige weduwe Aagje van der Moere en een werkbode.
De derde boerderij in deze sector stond iets van de Alkmaarderstraatweg af ter hoogte van de huidige Prinses Beatrixlaan. In deze boerderij ‘Kleibroek’ genaamd, woonden Cornelis Kuijs en Maartje Krammer met 7 kinderen en de 14-jarige werkbode Neeltje Stadegaart.
De vierde en laatste boerderij stond aan de Kooiweg; deze boerderij, genaamd ‘de Plaats op het Noord End’, werd bewoond door de veehouder Jacob Bakker, zijn vrouw Trijntje Knaap en hun 4 nog ongehuwde kinderen.
In deze sector loopt een sloot, die begint nabij de Bakkummerstraat, evenwijdig loopt aan de Eerste Groenelaan aan het einde afbuigt naar de Alkmaarderstraatweg. Er lopen ook twee voetpaden; het ene loopt in het verlengde van de Torenstraat (dit deel heet nu ‘Kleibroek’), passeert daar de voornoemde sloot en loopt door naar de Eerste Groenelaan. Het andere voetpad begint aan de Alkmaarderstraatweg even voorbij boerderij Kleibroek en loopt in noordelijke ricbting naar de Eerste Groenelaan.
Veldnamen in deze sector zijn: de Weid bij huis, het Hooiweidje, het Gasthuisland, de Roemersven, het Kraasken, het Zoggenweidje, de Lienakker, de Zuiddalen, het Oosterweidje, de Poeleven, Blankgeest, de Vinkenbaan, het Schrikkenweidje, de Groote weid, de akker bij de Fijne Winkel, de Vinkenakkers, de Kleibroekerweid, de Rammeling, het Spronsland, het Loetje, het Dirkjesland, de Paardekoopersboogaard en de Klaverweid.
Sector IV:
Deze sector is 24 hectaren groot en vormt de oostelijke afsluiting van het hier behandelde gebied; het wordt omsloten door Kooiweg, Brakersweg en Alkmaarderstraatweg, bestaat bijna uitsluitend uit weiland en heeft relatief veel boerderijen of huizen. Aan de Brakersweg stonden gerekend vanaf de Kooiweg in oostelijke richting 3 boerderijen.
Ten eerste de boerderij op de hoek van de Kooiweg van Jan Kabel; hij woonde hier met zijn vrouw Grietje Kok met twee kinderen uit haar eerdere huwelijk met Pieter Brakenhoff en verder nog twee boerenknechten en een werkmeid. Op de hiernaast gelegen boerderij woonde Jan Scheerman met zijn vrouw Aaltje Nijman, hun vijf kinderen en de 70-jarige dagloner en weduwnaar Hendrik Kale.
Wat verder na de knik in de Brakersweg stond de boerderij van 40-jarige Jacob Brakenhoff; hij woonde hier met zijn tweede vrouw Neeltje Kuijs en 11 kinderen, een boerenknecht en een werkbode.
Aan de Alkmaarderstraatweg stond niet ver van de Kooiweg verwijderd een huis(je) waarin de 51-jarige schelpenvisser Engel Schrama woonde met zijn vrouw Trijntje Duijn en haar ongehuwde broer Gerbrand, boerenknecht van beroep. Dit huisje werd wel het molenhuisje genoemd. Wat dieper het land in stond een grote boerderij, waarin de 31-jarige Pieter Kuijs woonde met zijn vrouw Doortje Brakenhoff, hun drie kinderen en een werkbode.
In een klein huisje tussen deze boerderij en de Kooiweg woonde het nog jonge kinderloze echtpaar Jacob Bakker en Adriaantje Mors; hij was veehouder en zoon van de in sector III woonachtige Jacob Bakker en Trijntje Knaap.
In de grote boerderij aan de Kooiweg tegenover de ingang naar de Eerste Groenelaan woonde Klaas Stet met zijn vrouw Neeltje Bruijn, hun vier kinderen, een boerenknecht en een werkbode; ook woonden hier de twee kinderen van Neeltje uit haar eerste huwelijk met Jan Mooij (de grootvader van de latere burgemeester Mooij). Tenslotte vinden we het laatste huisje in deze sector even verder langs de Kooiweg in de richting van de Brakersweg, alwaar de schelpenvisser Pieter Dekker met zijn vrouw Aagje Duinmeijer en hun 4 kinderen woonden.
Jaarboek 19, pagina 28
Veldnamen in deze sector zijn: de Hofstee, de Kooiweid, de Weid bij huis, de Molven, het groot en klein Doeveland, de dijk aan de Zomerweg, de Noordenderweid.
In de volgende tabel zijn voor de verschillende sectoren de belangrijkste gegevens samengevat. Daarbij is het aantal percelen in elke sector verdeeld in het aantal percelen weiland, bouwland etc.
De gebruikte straatnamen
In 1850 werd naar aanleiding van een provinciale richtlijn een lijst opgemaakt van de wegen in Castricum en Bakkum. In deze lijst komt onder nummer 17 voor de ‘Schulp- en Noordentenweg’. Deze weg, in de volksmond Noordeinderweg genoemd, werd bij een raadsbesluit uit 1930 vanaf de Bakkummerstraat tot de spoorwegovergang Stetweg genoemd en voorbij de spoorwegovergang Brakersweg.
In de lijst van 1850 wordt als een geheel de Kooiweg en Diepelaan genoemd ; de Diepelaan heette het deel van de Kooiweg dat gelegen was tussen de Eerste Groenelaan en de Alkmaarderstraatweg.
De Eerste en Tweede Groenelaan dragen al heel lang deze naam; omstreeks 1800 worden ook wel de namen respectievelijk Zuiderlaan en Groenelaan gebruikt.
Bij het genoemde raadsbesluit van 1930 krijgen vele straten en soms ook voetpaden een andere naam of soms voor het eerst een naam. Voor het hier behandelde gebied worden de volgende veranderingen van kracht:
De Rijksstraatweg van Limmen naar Heemskerk wordt in drie delen gesplitst die gaan heten: Alkmaarderstraatweg, Dorpsstraat en Beverwijkerstraatweg.
Jaarboek 19, pagina 29
De Bakkummerweg vanaf de Dorpsstraat naar de Heereweg wordt in vijf delen gesplitst, die gaan heten: Kleibroekerweg (nu Torenstraat), Ruiterweg, Vinkebaan, Bakkummerstraat en Van Oldenbarneveldweg.
Het voetpad in het verlengde van de Torenstraat naar de Brakersweg gaat Modderpad heten. Het voetpad vanaf de Ruiterweg (ter hoogte van de Hoogevoort) naar de Eerste Groenelaan over de Padakkers gaat Akkerpad heten en het voetpad vanaf de Rijksstraatweg (ten zuiden van boerderij ‘Kleibroek’ in noordelijke richting) naar de Eerste Groenelaan heet in het vervolg Doornweidpad. Om vanuit de dorpskom naar het Schulpstet/Brakersweg te komen, maakten de Castricummers veel gebruik van het zogeheten Modderpad naar de Eerste Groenelaan. Vervolgens ging men via andere voetpaden naar de Tweede Groenelaan en naar de Brakersweg.
De Eerste en Tweede Groenelaan waren tot in deze eeuw niet veel meer dan verharde zandpaden, die vooral in het regenachtige seizoen slecht begaanbaar waren. Veelvuldig wordt er bij het gemeentebestuur van Castricum geklaagd over de slechte toestand van deze wegen. Nog in 1923 stelt de wegencomrnissie dat een beharding van beide wegen wenselijk zou zijn, maar dat nog wel volstaan kon worden met het gewone onderhoud te weten het dichtschuiven van de wielslagen. Na klachten over de slechte toestand van de weg in 1924 constateert de wegencommissie dat enkele wielslagen nog dichtgeschoven moeten worden en dat er nog sintels moeten worden aangebracht: “Maar dit soort weg (landweg) in aanmerking genomen, is dit normaal.”
In het jaar 1927 wordt er zelfs een handtekeningenactie georganiseerd, waarbij in het begeleidend schrijven aan het gemeentebestuur wordt opgemerkt dat er aan allerlei wegen verbeteringen worden aangebracht, maar dat er aan de Tweede Groenelaan totaal niets wordt gedaan, terwijl deze weg vol gaten en kuilen zit: “Men moet zeer voorzichtig zijn wil men niet tot over den enkels de modder inzakken, wat meest niet te ontwijken valt. Diepen wielsporen doorkloven den geheelen weg vervolgens.”
De bewoning in 1940
De oudere Castricummers kunnen zich de situatie van voor de oorlog nog wel herinneren. Langs de Kooiweg en de Eerste Groenelaan stonden enkele verspreid staande huizen, aan de Tweede Groenelaan stonden aIleen aan de westzijde van de spoorlijn enkele huizen. Het was een open landschap met een vrij uitzicht vanaf de rooms-katholieke kerk tot aan de Brakersweg.
We kunnen aan de hand van oude foto’s een beeld geven van de huizen aan de hier behandelde straten. We nemen U allereerst mee door de Kooiweg vanaf de Alkmaarderstraatweg, daarna door de Eerste en Tweede Groenelaan vanaf de Kooiweg tot aan de spoorwegovergang; in dat deel van de Tweede Groenelaan stonden nog geen huizen. De hier gebruikte nummers verwijzen naar de kaart om aan te geven waar het huis stond en zijn niet de huisnummers van destijds.
Jaarboek 19, pagina 30
Aan de Kooiweg
Op de hoek staat de boerderij van de reeds bejaarde Cornelis Mooij, die in 1898 werd gebouwd (nummer 1). Cornelis Mooij was een broer van burgemeester Jan Mooij. Even verder staat het huisje Van Gesina Veldt – Van der Hurk (nr. 2); zij was sinds 1929 weduwe van Adrianus Veldt en stond beter bekend als ‘tante Sientje‘. Sientje speelde een bijzondere rol in het verzet tijdens de 2e wereldoorlog; in haar huisje werd het verzetskrantje gedrukt. Vanwege haar verdienste in het verzet is in 1995 een straat naar haar genoemd. Naast haar woonde de hoogbejaarde veehouder Jan van Weenen met zijn dochter Anna (nummer 3). Schuin aan de overzijde van de Kooiweg staat de grote boerderij van Gerrit Veldt (nummer 4). Gerrit woonde hier met zijn vrouw Geertje Beentjes en hun grote gezin. Iets verder aan de overzijde stond het huis van het kinderloze echtpaar Kees Zonneveld en Jansje van Weenen (nummer 5). Op de hoek van de Eerste Groenelaan vinden we het boerenbedrijf met woonhuis van Jaap Welboren (nummer 6); hij woonde hier sinds 1930 met zijn vrouw Neeltje Schermer. In het volgende huis woonde de tuinder Jaap Veldt en diens vrouw Elisabeth Dekker (nummer 7).
Jaarboek 19, pagina 31
In het boerderijtje schuin aan de overkant woonde Simon Groentjes, geitenhouder en tuinder met zijn vrouw Aagje Scholten en hun vele kinderen (nummer 8). Iets verder stond de boerderij van Piet Veldt (nummer 9); hij woonde hier met zijn vrouw Hendrika Schuit en hun kinderen. Op de hoek van de Tweede Groenelaan stond het huis van Henk Scheerman (nummer 10). Henk was tuinder en in de winterperiode handelde hij wat in boter, kaas en petroleum; hij was gehuwd met Maria Hoogewerf.
Aan het einde van de Kooiweg stond op de hoek van de Brakersweg aan de oostzijde het huis van de veehouder Jan Kuijs (nummer 11); hij woonde hier met zijn vrouw Geertje Kabel en hier zijn hun negen kinderen geboren. Aan de westzijde woonde Gerrit Kuijs, boerenknecht en schulpenvisser, ook wel ‘Lange Luuk’ genoemd, met zijn zuster Guurtje Kuijs, beiden ongehuwd. Het boerderijtje bestaat nog, de familie Res heeft er lange tijd in gewoond (nummer 12).
Aan de Eerste Groenelaan
Vanaf de Kooiweg vinden we rechts allereerst het huis van Piet Neelissen, dat pas in november 1995 is afgebroken.
Piet Neelissen, gehuwd met Grietje Veldt, was tuinder, bloembollenkweker en is in 1963 met zijn gezin naar de Duinweg in Bakkum Noord verhuisd (nummer 13).
In het volgende huis (nummer 14) woonde Pieter Bakker met zijn vrouw Grietje Buur en hun kinderen. Pieter was naast tuinder ook melkslijter.
In het eerste huis (nummer 15) aan de linkerkant van de Eerste Groene- (tekst vervolgt door onder de foto’s)
Jaarboek 19, pagina 32
laan woonde tuinder Henk Brakenhoff met zijn echtgenote Johanna Koper. Naast hem woonde Piet Groentjes met zijn vrouw Antonia Kaandorp (nummer 16).
Aan de overkant woonden tuinder Klaas Stet en Aagje Bakker met hun zes dochters en zes zonen (nummer 17).
Achtereenvolgens komen aan de overkant de huizen van de tuinders Jan Bakker en Willem Breetveld. Jan Bakker woonde met zijn zus Jacoba (nummer 18) en Willem Breetveld woonde met zijn vrouw Anna Beentjes in het huis op de hoek van het Modderpad (nu Kleibroek); dit huis staat er nog steeds en wordt bewoond door Klaas Zonneveld (nummer 19). De overige huizen aan de Eerste Groenelaan richting spoorlijn staan allen aan de noordzijde. Het zijn achtereenvolgens het huis bewoond door Klaas Scheerman; Klaas was tuinder en wijkventer. Hij was getrouwd met Johanna Benning en woonde hier met zijn gezin (nummer 20).
Hiernaast kwam het huis van Sjirk Veenstra, met zijn vrouw en elf kinderen (nummer 21). Sjirk was geboren in Drachten, hij was tuinder en reed opgezette tijden vrachtjes met paard en wagen. In het volgende huis (nummer 22) woonde vanaf 1938 Willem Castricum met zijn vrouw Geertruida Dekker uit Limmen.
Dan komen we bij het huis van Cornelis de Vries, fabrieksarbeider, gehuwd met Johanna Schipper (nummer 23).
Verder het huis (nummer 24) van Pieter Groentjes en zijn vrouw Geertje Druijven. Later is hier dan Jan Nieuwenhuizen gaan wonen. Tenslotte woonde in het huisje tegen de spoorlijn aan Cornelis Zonneveld, tuinder en schelpenvisser van beroep en gehuwd met Anna Brakenhoff (nummer 25).
Kleine tuinders
Het gebied rond de Kooiweg en de Groenelanen was voor een buitenstaander een heel rustig gebied. In de weinige huizen die er stonden, woonden veelal de tuinders, die op hun nabij gelegen akkertjes hun brood moesten verdienen. Er werd vaak armoede geleden.
De meesten hadden te grote gezinnen om van hun tuintjes te kunnen leven, men probeerde wat bij te verdienen met de schelpenvisserij, of door het bijhuren van wat tuingrond, of door het opzetten van een handeltje van hun eigen tuinbouwproducten.
Zo ging tuinder Klaas Scheerman als wijkventer met een kar groenten naar Beverwijk, alwaar de groenten werd ingescheept naar Amsterdam.
Nadat de boot in Amsterdam was aangekomen laadde hij de groenten over in een gehuurde handkar of bakfiets en ventte dit uit in een Amsterdamse wijk.
Jaarboek 19, pagina 33
De bebouwing na 1940
In het gebied dat in dit artikel vrij uitvoerig wordt geschetst naar de situatie omstreeks het jaar 1830, zijn tot na de tweede wereldoorlog geen nieuwe straten bijgekomen. Wel zijn er aan er aan de oorspronkelijke straten meerdere huizen gebouwd en is door dit gebied omstreeks 1866 de spoorlijn aangelegd. De woningbouw is na de oorlog ‘explosief’ op gang gekomen; in het volgende overzicht is aangegeven hoe snel dit bouwproces is voortgeschreden; hierbij is bij een aantal straatnamen het jaartal aangegeven, waarin de eerste woningen gereed zijn gekomen:
Jaarboek 19, pagina 34
Met de bouw van de ‘zeeheldenbuurt’ in 1966 is het gebied volledig volgebouwd.
Na vele eeuwen van agrarische bedrijvigheid en landschappelijke schoonheid waren er achttien jaar nodig om dit volledig agrarische gebied van circa 130 hectare aan de woningbouw op te offeren. Gelukkig maar dat zovele forensen, die in dit gebied zijn komen wonen, het hier zo geweldig naar hun zin hebben. Dat neemt niet weg dat wij met het kleine agrarische gebied wat nog is overgebleven ook heel zuinig moeten omspringen: wat eeuwen heeft bestaan, is zo verdwenen!
J.J. Stuifbergen
L. Zonneveld
S.P.A. Zuurbier
Bronnen:
- De Cock, J.K., Bijdrage tot een historische geografie van Kennemerland in de middeleeuwen op fysisch-geografische grondslag, Arnhem, 1985.
- Westenberg, J., Kennemer Dijkgeschiedenis, Amsterdam, Londen, 1974.
- Volkstelling Castricum: 1830.
- Bevolkingsregister Castricum: 1920 – 1939.
- Archief Gemeente Castricum: 1812 – 1915, 1916 – 1936.
- Kadastrale Bronnen sectie B van Castricum: Oorspronkelijk Aanwijzende Tafels (OAT) en rninuutplans (1832), Hypothecaire Registers.
- Verschenen artikelen over de straten in Castricum en Bakkum:
- Bakkummerstraat
- Brakersweg
- Breedeweg noord
- Breedeweg zuid
- Burgemeester Mooijstraat
- Dorpsstraat
- Dr. Jacobilaan noord
- Dr. Jacobilaan zuid
- Groenelaan
- Heemstederweg
- Kooiweg
- Mient
- Nieuwe weg
- Oldenbarneveldweg, van
- Overtoom
- Peperstraat noord
- Peperstraat zuid
- Schoolstraat
- Schulpstet
- Sifriedstraat
- Vinkebaan
- Weg naar Beverwijk