Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.
Jaarboek 41, pagina 54
De idealen van Gré Jacobs-Wentink

In 1946 werd Gré Jacobs-Wentink raadslid voor de pas opgerichte PvdA. Ze was een bevlogen mens met een groot hart voor minderbedeelden. Gré werd in 1901 in Heemskerk geboren. Het gezin Wentink, dat niet bepaald tot de welgestelden behoorde, telde negen kinderen waarvan Gré het derde was. Haar vader Hendrik Jan (Hein) was begonnen als groenteventer in de Zaanstreek en werd later tuinder en aardbeienkweker, zoals bijna iedereen in de familie. In de winter had Hein enkele koeien op stal. Gré kwam uit een rood nest, zouden we vroeger zeggen. Vader was een aanhanger van de vrijzinnig democraten en later van de SDAP, wat nog wel eens aanleiding gaf tot heftige discussies in de familiekring. Ervaringen in de crisisjaren (red: 1929-1939) troffen haar zo dat ze niet anders kon dan opkomen voor de mensen die hulp nodig hadden.

Vader Hein won in 1899 een geldprijs in de Staatsloterij. Hij gaf de helft aan zijn moeder en van de andere helft kon hij voor 1.900 gulden een nu nog bestaand boerderijtje laten bouwen op grond van de familie Gevers, dichtbij kasteel Assumburg. In mei 1900 betrok het inmiddels uit vier personen bestaande gezin het nieuwe stolpje. Gré en haar broers en zusjes werden natuurlijk vaak ingeschakeld bij het plukken van aardbeien en andere werkzaamheden, maar er was nog genoeg tijd om heerlijk te spelen in de omgeving van het kasteel. Toen de familie Gevers de grond verkocht, raakte Hein zijn boerderijtje kwijt en begon hij op een andere plaats in Heemskerk opnieuw.
Jaarboek 41, pagina 55
Fochteloo
Gré hield helemaal niet van dansen en kroegbezoek. Toch kwam ze in 1923 op een zondag in De Rustende Jager een vrolijke, jonge Castricummer tegen. Jacob Hendrik (Jaap) Jacobs was de naam. Diens vader Hannes was in dienst geweest bij Prinses Von Wied, familie van de Oranjes, die uitgestrekte duinterreinen bezat in Castricum en Heemskerk. Hannes had er nog een pensioen van 17 gulden per jaar aan overgehouden. In 1933 kocht de provincie het duingebied. Jacobs kwam in dienst van de provincie en verhuisde met zijn vrouw Adriana (Jane) van den Berg van het oude boerderijtje op het terrein van het ziekenhuis naar een woning aan de toen nog nieuwe Zeeweg, waar hij zelf nog aan meegewerkt had. Zijn zoon Jaap had na een paar klassen lagere school wat gerommeld bij Bakkumse middenstanders en was vaak in het café of op boerenkermissen te vinden. De kinderen in het dorp keken op maandagmorgen bij de paaltjes langs de weg, want Jaap legde daar iedere zondagnacht de centen en de halfjes neer die hij van zijn kroegfeesten over had. Het raakte aan met Gré en ze trouwden op 30 april 1925 in Heemskerk. Jaap ging een ander leven leiden. De ambities van zijn vrouw leerde hij pas later goed kennen.

Jaap kwam net als zijn vader in dienst bij het PWN en na een eerste huisje aan het Schulpstet kregen ze de kans om in het oude jachthuis Fochteloo van de Von Wieds, het eerste huis aan de Zeeweg, te gaan wonen. Hans, het eerste kind van Jaap en Gré, was drie jaar oud toen Hendrik Jan werd geboren. Hij leefde maar drie dagen en er was veel verdriet. Hans bleef enig kind. Gré kwam vervolgens lange tijd in ‘de tent’, een eenvoudig draaibaar bouwsel waar je overdag in lag en die je bij duizenden in Nederland bij de huizen zag. Frisse lucht was toen nog de beste remedie tegen tbc. Ze kreeg het niet makkelijk. Haar schoonmoeder propageerde een nieuw middel tegen de kwaal, geitenmelk. Daarom stonden er twee sikken (red: bokjes) in een hokje op het erf.

Langzamerhand werd Gré weer beter. Ze zag voor zichzelf andere mogelijkheden dan alleen het huishouden. In 1934 werd Jaap beheerder van het ‘tentenkamp’, zoals het kampeerterrein aan de Zeeweg toen werd genoemd en hij verhuisde met zijn Gré naar de beheerderswoning. Een broer van Gré, Hendrik Jan Wentink, had ook een Castricumse aan de haak geslagen: Marie Beusman. Het echtpaar Wentink-Beusman ging nu op Fochteloo wonen. Marie zou later haar schoonzuster Gré in de gemeenteraad opvolgen.
Rooie Vrouwen
Gré werd lid van de Nederlandse Bond van Plattelandsvrouwen en op het kampeerterrein kwam ze in contact met mensen uit verschillende geledingen. Er ging een wereld voor haar open toen ze in mei 1935 met een groepje Huize De Born in de Bennekom bezocht voor een cursus voor bestuursleden voor vrouwengroepen. Het was financieel mogelijk gemaakt door het Thiele Wibautfonds, ingesteld ter ondersteuning van acties voor gelijke rechten voor mannen en vrouwen. Liesbeth Ribbius Peletier had het plan voor conferentieoord De Born bedacht en er uitvoering aan gegeven. Zij was in 1925 de eerste vrouw in het partijbestuur van de SDAP. Het huis was bedoeld voor bijeenkomsten van arbeidersvrouwen, leden van de Bond voor Sociaal-Democratische Vrouwen propaganda clubs en andere vrouwenorganisaties. Tot in de jaren (negentien)negentig was De Born een bolwerk voor de sociaal-democratie. Vrouwenemanci-
Jaarboek 41, pagina 56
patie en acceptatie van lesbiennes stond centraal. De Born werd bezocht door groepen als de Rooie Vrouwen, Vrouwen in de Overgang (VIDO) en bewoners van Blijf-van-mijn-lijf-huizen. Op de gastenlijst kwamen namen als Hedy d’Ancona, Liesbeth den Uyl en vele anderen voor.
Gré Jacobs-Wentink: “Ik was met ruzie van huis gegaan, want mijn christelijke schoonmoeder was razend dat ik naar die rooie beweging ging”. In een brief aan Liesbeth Ribbius Peletier schreef ze wat een geweldige indruk die bijeenkomst in 1935 had gemaakt:
“Het heeft mijn leven totaal veranderd. We waren haast allemaal vrouwen van het platteland. Velen werkten op het land of hadden het vroeger gedaan. Het was de tijd dat alle producten, die met zoveel moeite verbouwd werden, doordraaiden en er was vreselijke armoede bij de tuinders en veel werkeloosheid. Zoals de meesten van ons was ik tot mijn 11e jaar op school geweest. We hadden als klein kind zes weken landbouwverlof en met vier weken vakantie waren we dan tien weken op het land. En hier gingen we weer een week naar school en leerden we postwissel (red: om geld te versturen) formulieren in te vullen en hoe we een brief moesten schrijven als we een spreekster nodig hadden voor onze vrouwengroep. Zo begon het; later waren er wel ingewikkelder onderwerpen. Er was toen nog verschil tussen de stads- en plattelandsbevolking. Wij keken daar erg tegen op. Langzaam raakten we iets van ons minderwaardigheidsgevoel kwijt. Alles wat ik gedaan heb, heb ik gedurfd door hetgeen ik leerde op De Born.”
Vanaf die eerste bijeenkomst werd ze vaste bezoekster, maar die eerste keer zou ze nooit meer vergeten.
Al in de crisisjaren was Gré werkzaam voor de gemeentelijke commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon, die ook het bestuur vormde voor het Tehuis van Ouden van Dagen aan de Overtoom. Ze ging op huisbezoek bij werklozen, kleine boeren en tuinders. Eens in het jaar kregen deze mensen steun voor kleding, beddengoed en schoeisel. Na enkele jaren werd ze lid van deze commissie, waarvan ook drie wijkverpleegsters, de kerken en een raadslid deel uit maakten. De wethouder van sociale zaken was de voorzitter.

Toen de oorlog uitbrak woonden Jaap en Gré nog steeds bij het kampeerterrein. Ondanks de bezetting werd alles in het werk gesteld om het kamperen nog doorgang te laten vinden. De Duitsers bepaalden dat er ‘s nachts geen licht mocht worden ontstoken. De witte tenten moesten worden gecamoufleerd. Dat laatste was onmogelijk en daarom werd vervolgens bepaald dat alle tenten onder de beschutting van bomen moesten staan. Er werd dus gekampeerd, maar er was na enig tijd geen petroleum meer met als gevolg geen eten. Ben Kuilman nam de exploitatie van een op het terrein geplaatste Centrale keuken op zich. In 1942 veranderde de situatie drastisch. Het kampeerterrein werd gesloten en Jacob en Gré vonden tijdelijk een woning in de Bakkummerstraat. Van 1943 tot 1945 woonden ze in de Torenstraat toen de toegang tot Bakkum verder beperkt werd.
Raadslidmaatschap
Na de oorlog werd Gré Jacobs actief voor allerlei noodorganisaties en besturen, waaronder de Gezinsverzorging, Het Witte Kruis en Maatschappelijk Hulpbetoon. Als gevolg daarvan werd ze aangezocht om voor de pas opgerichte Partij van de Arbeid zitting te nemen in de gemeenteraad. Op 3 september 1946 installeerde burgemeester Smeets de raad, waarvan Gré als enige vrouw deel uitmaakte. Dat was heel wat voor een tuindersdochter vond ze, maar ze liet zich duidelijk gelden. Technische zaken bij de aanleg van straten en riolering lieten haar koud. Sociale en
Jaarboek 41, pagina 57
culturele onderwerpen hadden haar volle belangstelling. Op subsidie voor jeugdverenigingen mocht absoluut niet worden bezuinigd. Ze was tegen vermakelijkheidsbelasting voor culturele voorstellingen.

Al in een van haar eerste raadsvergaderingen pleitte ze voor een verenigingsgebouw voor culturele doeleinden. Ze vroeg of er vanuit de Wederopbouworganisatie materiaal beschikbaar gesteld kon worden om iets dergelijks te realiseren. Aanvankelijk was ze een roepende in de woestijn. Het R.K. Jeugdhuis ‘ de Kern’ werd pas in 1974 een volledig dorpshuis en Geesterhage is in 1976 geopend.
Als enige raadslid stemde Gré tegen een bepaling in de politieverordening, waarbij het werd verboden ‘zich staande, zittende, liggende, hangende of leunende langs de openbare weg te bevinden’. Succes had ze met haar pleidooien voor de oprichting van een schooltandartsendienst. Ze vocht voor een intensievere bestrijding van tbc waar ze zelf onder had geleden. Doorlichting van de bevolking bestond nog niet, maar ze kreeg het voor elkaar dat er een test (reactie van Pirquet middels krasjes op de bovenarm) op scholen werd uitgevoerd. Alle onderwijszaken en schoolmelkvoorziening hadden haar volle aandacht.
De realisering van een verenigingsgebouw bleef een van haar grote wensen. Ze zag het als een belangrijk alternatief voor cafébezoek, ter voorkoming van drankmisbruik en van groot belang voor de dorpsgemeenschap:
“Er wonen hier mensen uit alle delen van het land. Stads- en dorpsmensen passen zich niet gemakkelijk bij elkaar aan. Daarom zijn onze wethouder en ik al jaren bezig voor een verenigingsgebouw. We waren al zover dat we een voorlopig bestuur bij elkaar hadden uit alle geledingen en zelfs een kapelaan, dat is hier heel wat.”
In de naoorlogse jaren pleitte ze ook voor een badhuis. Door dubbele bewoning van veel huizen werden badkamers als keuken in gebruik genomen. Ze was trots op de totstandkoming van twaalf woningen voor ouderen die aan het Rusthof, bij de Verlegde Overtoom, gebouwd werden.
Ze heeft een hartstochtelijk pleidooi gehouden voor een verzorgingshuis voor bejaarden ongeacht geloofsrichting, maar daar was Castricum toen nog niet aan toe.

Raadslid Belgraver stelde in 1949 voor om aan het begin van de vergadering een gebed uit te spreken. Wethouder Gerrit Meijer en Gré Jacobs stemden tegen. Beiden waren van mening dat dit niet in een openbare raadsvergadering paste, maar ze konden de invoering niet tegenhouden.
Het toen gebruikelijk ontslag van vrouwen als ze trouwden, was een doorn in haar oog. Inhakend op de universele rechten van de mens zei ze in een redevoering:
“Ik vind dat het tot de rechten van de vrouw behoort dat zijzelf uitmaakt welk werk zij verricht. En als zij gaat trouwen heeft zij alleen met haar man te overleggen of zij blijft werken of niet”.
Met een onderbreking van enkele jaren maakt Gré Jacobs van 1946 tot 1962 deel uit van de gemeenteraad. Terugkijkend op het lidmaatschap van de raad beschreef ze de situatie na de oorlog:
“Castricum was na de oorlog een chaos. Veel puin, bijna 400 huizen afgebroken en het grootste gedeelte van de bevolking geëvacueerd. Wij gingen er in onze fractie vanuit dat, als we iets wilden bereiken, dit alleen kon door samenwerking met anderen en dat we niet zoals het vroeger was elkaar dwars moesten zitten. Dat we door samenwerking ons dorp weer hebben opgebouwd en uitgebreid, vind ik wel het belangrijkste van het werk dat wij gedaan hebben.”
Ze bleef na haar raadslidmaatschap nog lang actief lid van de Rooie Vrouwen aan wie ze haar archief overdroeg. Ze genoot van het succes van haar zoon Hans, chef actualiteiten en eindredacteur bij de VARA, betrokken bij het satirische programma ‘Zo is het toevallig ook nog eens keer.’
Gré Jacobs-Wentink overleed op 30 oktober 1992 op 91-jarige leeftijd in verzorgingshuis De Santmark.
Moge dit artikel beschouwd worden als een eerbetoon aan haar en haar geestverwanten.
Niek Kaan
Bronnen:
- Archief Gré Jacobs-Wentink;
- Jeugdherinneringen van Hans Jacobs;
- Gedenkboek Stichting De Born;
- W. Muijs-Wentink, familie Wentink, Heemskring nummer 6, Historische Kring Heemskerk;
- Regionaal Archief: notulen gemeenteraad van Castricum;
- Zuurbier, S.P.A., Het gemeentebestuur van Castricum, 34e Jaarboek Oud-Castricum (2011).
Met dank aan:
Adri de Haas-Mooij, Fons Mok, Julia Wennekes en Marjan Wentink.
- Verschenen jaarboekartikelen over personen:
- Asjes, Albert
- Bakker, Kees – kunstschilder
- Bakker, Thijs
- Brandjes, Co
- Buuren, Armin van
- Deelen, Derk van
- Dekker, Dirk
- Gevers, Frits
- Ginhoven van, Huibert
- Godschalk gezin
- Hageman, Arie
- Heeck, Cor
- Heideman, Henk
- Heimans, Eli
- Hoberg, Jan
- Hofdijk, Willem Jacobsz.
- Hurk, Gesina van der
- Jacobi, Jan Willem
- Jacobs-Wentink, Gré
- Kortenoever, Eldert
- Kraakman, Jacob
- Kramer, Matthijs
- Krist, Meine
- Kuijs, Niek
- Leenaers, Henri
- Mooij, Cor
- Mooij, Geertje ten Wolde
- Peperkamp, Cor
- Portegies, Sijf
- Rommel, Albert
- Scheerman, Hein
- Schut, Dirk
- Schotvanger, Dirk
- Stuyt, Jan
- Toepoel, Leo
- Tulp, Lide
- Twisk, Engel
- Vasseur, Johannes Bernardus
- Veldt, Klaas
- Vlaanderen-Boot, Tiny van
- Weda schilders
- Weenen, Wub van
- Wit de, vrachtrijderij
- Zomerdijk, Herman