Niets uit deze publicatie mag worden overgenomen zonder toestemming van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum.
Jaarboek 22, pagina 26
Wie was … Dr. J.W. Jacobi
Het museum van Duin en Bosch is in het bezit van een aantal tastbare herinneringen aan de eerste geneesheer-directeur.
In de eerste plaats is er zijn gefotografeerd portret: een ernstig ogende man kijkt strak maar vriendelijk voor zich uit, een denker, een bedachtzame man. Tot de collectie van het museum behoort ook zijn wandelstok, versierd met een esculaap: in de Griekse mythologie de god van de geneeskunst.
Van onvervangbare waarde zijn de door Jacobi zelf gemaakte foto-glasnegatieven waarop de gebouwen en delen van het landschap van het pas in gebruik genomen Duin en Bosch te zien zijn. Ze zijn destijds door zijn familie aan Duin en Bosch geschonken. Zijn naam wordt verder in herinnering gehouden door de naar hem genoemde Jacobilaan.
Indien een andere arts aan de basis had gestaan van Duin en Bosch, was er ongetwijfeld een ander instituut gebouwd. Jacobi’s ambities en ideeën zijn van grote invloed geweest op het ziekenhuis zoals dat in het begin van deze eeuw tot stand is gekomen.
Tussen 1880 en 1915 zijn in ons land 19 psychiatrische ziekenhuizen gebouwd. Vrijwel alle zijn in een ander landschap gelokaliseerd en zijn van een andere bouwstijl dan Duin en Bosch. Met name inrichtingen met een protestants-christelijke signatuur ontwikkelden denkbeelden die nauwer aansloten bij dat wat toen het ‘staatstoezicht voor krankzinnigen en krankzinnigengestichten’ voor ogen stond. Zij introduceerden een therapeutische visie op de architectuur van gebouwen waar volgens hun zienswijze psychiatrisch zieken optimaal behandeld konden worden. Men ging er van uit dat de inrichting het best verdeeld kon worden in kleine paviljoens gegroepeerd rond de kerk.
De indeling van de gebouwen was zodanig dat het personeel centraal in het paviljoen woonde. De hoofdverpleegkundigen werden veelbetekenend ‘huisvader’ of ‘huismoeder’ genoemd, om daarmee het gezin als hoeksteen van de samenleving en tevens als een systeem van waaruit in principe positieve ontwikkelingen voort kunnen komen, na te bootsen. In de hiërarchie van de inrichting was de dominee gelijkwaardig aan de geneesheer-directeur.
Jacobi deelde die opvatting niet en het heeft hem veel strijd gekost om zijn opvattingen omtrent de bouw van een nieuw psychiatrisch ziekenhuis gerealiseerd te krijgen. Over zijn boeiende leven gaat dit artikel.
Jan Willem Jacobi wordt op 31 mei 1865 geboren te Haarlem. Zijn ouders behoren tot een milieu van gegoede burgers. Hij groeit op in een harmonisch gezin en gaat naar de in Haarlem bekende school van de heer Prinsen Geerlings. Daarna bezoekt hij het gymnasium waar hij op 27 juni 1884 het eindexamen doet. Vervolgens studeert hij medicijnen te Amsterdam, wordt arts in mei 1892 en promoveert in 1896 tot doctor in de geneeskunde op een proefschrift, getiteld: ‘Klinische waarnemingen op het gebied der acute infectieziekten’.
De keus voor deze studie hangt nauw samen met zijn toenmalige werkzaamheden in de infectie-afdeling van het Buitengasthuis, het latere Wilhelmina-gasthuis, in Amsterdam. Hij was daar in juli 1892 inwonend assistent-geneesheer geworden en een jaar later benoemd tot vervangend geneesheer-directeur.
In de periode 1899 tot 1908 worden te Amsterdam uit zijn huwelijk met Marie Albertine van Leersum hun vijf kinderen geboren: vier zoons en één dochter.
Belangstelling voor de psychiatrie
De nu volgende periode, zo zal later blijken, is beslissend geweest voor de verdere carrière van Jacobi. In het Buitengasthuis komt hij in contact met de in 1893 tot hoogleraar in de psychiatrie en neurologie benoemde Cornelis Winkler (1855-1941). Winkler heeft onmiskenbaar zijn stempel gezet op het wetenschappelijk denken, maar ook op de verdere vorming van de jongere Jacobi.
Winkler omschrijft hem als een ‘uitstekend onderzoeker’ met wie hij casuïstiek (de beschrijving van een ziektegeschiedenis) verrichtte, onder andere ‘een zeer fraai geval van Friedreichse tabes’ (een door de Duitse internist Nicolaus Friedreich omschreven vorm van ataxie, een coördinatiestoornis tussen het motorisch zenuwstelsel en de spieren).
Jaarboek 22, pagina 27
De loopbaan van Jacobi verloopt voorspoedig. Hij wordt aangesteld als ‘uitwonend’ eerste geneesheer, hetgeen in die tijd een duidelijke promotie betekende. Uitwonend wilde vrijwel altijd zeggen dat men een vaste aanstelling kreeg en werd opgenomen in de zogenaamde ‘formatie’.
Eerste plannen voor de bouw van Duin en Bosch
In Amsterdam maar ook elders in de provincie Noord-Holland is de vraag naar de opvang van armlastige psychiatrische patiënten zodanig toegenomen dat in 1899, door het provinciaal bestuur een commissie benoemd wordt, die als opdracht had te onderzoeken hoe de nood te lenigen was. Als prominent lid van de commissie wordt Cornelis Winkler hernoemd als de psychiatrisch deskundige. Uit de uiteindelijke rapportage blijkt dat men in meerderheid van mening is dat uitbreiding van het gesticht Meerenberg te Santpoort de beste optie was. Meerenberg had toen al een grote reputatie opgebouwd als het instituut met een wetenschappelijke benadering van de inrichtingspsychiatrie.
Gedeputeerde Staten aanvaarden de denkbeelden van de commissie.
Provinciale Staten daarentegen kunnen zich niet verenigen met de plannen en benoemen uit hun midden een onderzoekscommissie die tot een ander oordeel komt. Men acht in eerste instantie uitbreiding van Santpoort vanwege de dreigende onbestuurbaarheid van zo’n grote inrichting ongewenst. Bovendien is de commissie voorstander van een paviljoensysteem. Provinciale Staten nemen het advies over en besluiten in de najaarsvergadering van 1902 tot de bouw van een psychiatrisch ziekenhuis elders in de provincie. Gedeputeerde Staten vinden in de duinen bij Bakkum een geschikt terrein van 82 hectare. Het ziekenhuis zal Duin en Bosch gaan heten.
De bouwfilosofie
Door het provinciaal bestuur wordt op voordracht van Professor Winkler, Dr. Jacobi aangezocht de wijze van behandeling en verpleging nader te onderzoeken en in overleg met Winkler en de architect F. W. M. Poggenbeek een ontwerp voor het nieuwe ziekenhuis te maken. Hij krijgt de gelegenheid zich in het buitenland te oriënteren. Een buitengewoon verlof wordt hem daarvoor toegekend. In België bezoekt hij de gezinsverpleging te Geel en Lierneux en in Duitsland een 8-tal soortgelijke instituten.
Zowel in zijn rapportage als in de presentatie van de tekeningen en de plaats van de gebouwen, gaat Jacobi uit van het paviljoensysteem, dat wil zeggen afzonderlijke gebouwen voor verschillende categorieën patiënten. De beheersbaarheid van een relatief grote groep patiënten door een efficiënt ingezet aantal personeelsleden is het uitgangspunt van de bouwfilosofie.
De inspectie voor de geestelijke volksgezondheid kan zich op een aantal punten niet vinden in de plannen. Voor de keuze van het terrein kan men niet warm lopen, maar men acht het gebied uit hygiënisch oogpunt voor het gestelde doel wel geschikt. Uit medisch-psychiatrisch standpunt twijfelt men sterk of de keuze wel zo gelukkig is. Met name het beschikbare bouwland langs de Zeeweg, van belang met het oog op de werkverschaffing der patiënten, vindt men veel te klein. Het geboomte, spaarzaam aanwezig, moet worden ontzien wil het terrein niet te veel aan natuurschoon verliezen. Meer effen terrein zou een betere keus geweest zijn.
In een gesprek tussen de inspectie, de gedeputeerde voor de ziekenhuizen en Winkler en Jacobi, worden de bezwaren nader genoemd. De inspectie heeft veel moeite met de voorgenomen bouw van twee paviljoens elk voor 128 rustige patiënten, twee gebouwen beide voor 126 half-rustigen en lichamelijk zieken en twee paviljoens elk voor 56 onrustige patiënten. Totaal 620 plaatsen. Opgemerkt wordt dat aan een systeem van kleine paviljoens de voorkeur is te geven. Er wordt op gewezen dat het voor psychiatrische patiënten in kleine gebouwen met ten hoogste 40 plaatsen aangenamer en huiselijker is.
Er wordt overwogen de ontworpen gebouwen te splitsen. Verder worden bedenkingen genoemd tegen de totale omvang van het gesticht: dat zou veel te groot zijn voor een geneesheer-directeur.
Dr. Jacobi bracht daar tegenin dat men overzicht moet kunnen houden. “Zolang men aan 120-150 patiënten een medicus wenst te geven, zal men die voor de behandelend arts overzichtelijk moeten rangschikken.” Men komt niet tot overeenstemming.
Dat verhindert Gedeputeerde Staten niet om het oorspronkelijke bouwplan, met een verzoek om Koninklijke goedkeuring, in te dienen bij het ministerie.
Botsende meningen
De inspecteurs voor de geestelijke gezondheidszorg, die de aanvraag voor raad en advies ontvangen, rapporteren aan de minister van binnenlandse zaken hun bezwaren tegen het gekozen systeem. Ze geven aan hoe op eenvoudige wijze, zonder ingrijpende verandering van de plannen, enigszins tegemoet gekomen kan worden aan hun grote moeite met het bouwplan.
De minister betoogt dat de vraag naar de omvang van het ziekenhuis een wetenschappelijk geschil betreft over de beste wijze van inrichten van een psychiatrisch ziekenhuis. Hij heeft uit de stukken de overtuiging gekregen, dat aan de eisen krachtens de wet op de verpleging van krankzinnigen voldaan is, onverschillig welk systeem gekozen zal worden. Hij is van mening dat tegen de grootte van het gesticht en de omvang van de paviljoens, zoals door Jacobi voorgesteld, geen bezwaar gemaakt kan worden. Bij Koninklijk Besluit van 22 maart 1904 wordt de verlangde vergunning tot de oprichting van Duin en Bosch verleend. Een groot succes voor Jacobi. Met de bouw wordt begonnen in september 1904.
Zwanenburgwal
In het najaar van 1904 zijn alle psychiatrische instellingen in Nederland vol. Met name in Amsterdam, in het Wilhelminagasthuis, is de situatie voor de zoveelste keer nijpend. Daar verblijven ruim 80 vrouwelijke patiënten die wachten op plaatsing in Bakkum. Voor tijdelijke huisvesting is de aandacht gevallen op het juist ontruimde gebouw van het jongensweeshuis aan de Zwanenburgwal in Amsterdam.
Jaarboek 22, pagina 28
Bij koninklijk besluit wordt toestemming verleend het gebouw tijdelijk te bestemmen voor de huisvesting van maximaal 125 patiënten.
De directie wordt opgedragen aan dr. Jacobi. Hij krijgt het druk, want daarnaast heeft hij in Amsterdam een functie als gerechtelijk geneeskundige in psychiatrische aangelegenheden. Tegelijk is hij aangewezen om op te treden als geneesheer-directeur van de nieuw te bouwen inrichting. Het is een zware taak. De organisatie rond de nieuwbouw verloopt zeker in de begintijd lang niet vlekkeloos. Zo is er voor de aanvoer van bouwmaterialen wel een railverbinding naar het station Castricum aangelegd, maar over het functioneren daarvan is Jacobi niet tevreden.
Het nieuwe ziekenhuis
In de laatste week van april 1909 kan de familie Jacobi hun nieuwe huis op de hoek van de Bakkummerstraatweg (thans Van Oldenbrneveldweg) en de Zeeweg – het huidige Fochteloo – betrekken. De maand daarop arriveren de patiënten die tot dan in de Zwanenburgwal verpleegd werden. Daarmee is het ziekenhuis Duin en Bosch dus in gebruik genomen. In dat eerste jaar zijn er ontwikkelingen te melden die illustreren dat Jacobi het niet gemakkelijk heeft met de provinciale politiek en de eerder genoemde inspecteurs. Het betreft met name de verhoging van het maximum aantal patiënten.
In 1903 was diezelfde inspectie nog van mening dat een ziekenhuis met 620 plaatsen te groot zou zijn voor een directeur en nu, in 1909, wordt een verhoging tot 732 plaatsen billijk gevonden.
Wat was het geval? De overheid kampte met een groot tekort aan plaatsen voor mensen die op kosten van het rijk verpleegd moesten worden, de zogenaamde rijkspatiënten.
De bouw van Duin en Bosch was met hogere kosten gepaard gegaan, in ieder geval hoger dan aanvankelijk was geraamd. Door het benutten van nog onbezette plaatsen en het realiseren van overcapaciteit kon het provinciaal bestuur een lucratieve overeenkomst sluiten met de rijksoverheid door het plaatsen van rijkspatiënten. De extra inkomsten die deze maatregel met zich meebracht, waren voor het bestuur belangrijker dan het goed tot ontwikkeling laten komen van een net begonnen ziekenhuis.
Moeilijke start
Dr. Jacobi wordt al snel met grote problemen geconfronteerd. In 1910 worden in totaal 316 rijkspatiënten opgenomen: 230 mannen, bijna allen afkomstig uit het rijkskrankzinnigengesticht in Medemblik en 86 vrouwen, voornamelijk overgeplaatst vanuit het gesticht in Grave.
De verhuizing vanuit Medemblik vond iedere maand plaats, telkens zo’n 20 tot 30 patiënten. Voor dat doel werd in Medemblik een extra wagon aan de trein aangehaakt. Deze werd bij aankomst in Castricum weer afgekoppeld, op de tramlijn van het ziekenhuis gerangeerd en het rijtuig werd door paarden naar het ziekenhuisterrein gebracht. Met de directie van het gesticht in Medemblik was een bijzondere regeling getroffen. Telkens werden in de week voorafgaand aan de komst van de nieuwe patiënten, hun dossiers met daarin de ziektegeschiedenis toegezonden. Na bestudering door de artsen in Bakkum, kan men dus al vooraf de beste bestemming voor de nieuwe patiënten bepalen. Het blijkt een uiterst moeilijke categorie patiënten. In het eerste jaar komen 28 ontvluchtingen voor, meestal omdat men van oorsprong een zwervend bestaan gewend was.
De afgelegen ligging van het ziekenhuis bezorgt Jacobi grote zorgen. Het is daardoor bijvoorbeeld moeilijk voldoende deskundig personeel te werven. Voor de elders schoolgaande kinderen van het personeel is de afstand van Bakkum naar het station Castricum eveneens bezwaarlijk. Een bevredigende oplossing daarvoor wordt gevonden door de railverbinding te gaan gebruiken voor het vervoer van personen. De paardentram maakte circa 13 ritten per dag aansluitend op de aankomst van de treinen in Castricum.
De periode tot 1916
Als we de taakopvatting van Jacobi volgen, blijft de invloed van Professor Winkler, die overigens meer neuroloog dan psychiater was, duidelijk aanwezig. Naast het besturen van het ziekenhuis vult een belangrijk deel van zijn dag zich met wetenschappelijk werk. Het anatomiegebouw bij de begraafplaats is zijn werkterrein. Het bewerken en microscopisch onderzoeken van hersenpreparaten van overleden patiënten heeft zijn grote interesse. Hij tracht enige samenhang te ontdekken tussen het afwijkende gedrag van zijn patiënten en zijn bevindingen in het anatomiegebouw. Hij verzorgt in een aantal vaktijdschriften publicaties over zijn wetenschappelijk werk onder andere in ‘Het Ziekenhuis’ en ‘Het tijdschrift voor Geneeskunde’.
De jaarverslagen, onder redactie van Jacobi, maken vanaf 1911 melding van een toenemende beheersing van de ziekenhuisorganisatie. De toon is optimistisch. Zelfs het uitbreken van de 1e wereldoorlog lijkt de besloten ziekenhuis gemeenschap niet echt te verontrusten. De directeur gaat eindelijk de vruchten plukken van zijn vele inspanningen. Het verenigingsleven begint op gang te komen. Het fanfarekorps en de toneelvereniging verzorgen uitvoeringen. Door de inspanningen van de personeelsvereniging ‘Ontwikkeling’ vinden voordrachten plaats. Door het personeel wordt een afdeling opgericht van de Nederlandse Vereniging tot afschaffing van alcoholhoudende dranken en er kwam een afdeling van de Nederlandse Ambtenarenbond tot stand.
Juist nu het reilen en zeilen van Duin en Bosch goed geregeld is, wordt het gezin Jacobi door een zware slag getroffen. Op 23 december 1915 overlijdt de jongste zoon Willem Lodewijk, hij werd slechts 12 jaar oud. Misschien heeft die tragische gebeurtenis Jacobi’s weerstand gebroken, want nog in diezelfde maand wordt ook hij ziek. Hij blijft lang bedlegerig. Toch is hij de zomer daarop volgend weer zover hersteld dat hij zijn werk gedeeltelijk kan hervatten.
In het najaar van 1916 wordt hij echter ter observatie opgenomen in de Boerhave kliniek.
Eind november vindt een operatie plaats. Hoewel de ingreep geslaagd lijkt, overlijdt hij in de nacht van 4 op 5 december toch nog plotseling.
Op 9 december wordt hij onder grote belangstelling op de begraafplaats van het ziekenhuis ter aarde besteld. Een granieten obelisk houdt daar de herinnering levend aan de eerste geneesheer-directeur van Duin en Bosch, die zo nadrukkelijk zijn stempel drukte op het ziekenhuis zoals we dat nu nog kennen.
Gerrit Schumm
Bronnen:
- Vijselaar, J. c.s.: Gesticht in de duinen, Hilversum, 1997. Het Ziekenhuis, jaargang 1909 en 1911, tijdschrift.
- Jaarverslagen van Duin en Bosch van 1909 tot en met 1916.
- Linda Kos, documentalist medische bibliotheek Duin en Bosch
- Verschenen jaarboekartikelen over Duin en Bosch in Bakkum:
- Duin en Bosch
- begraafplaats
- duinresidentie Prinses zu Wied
- evacuatie
- patiëntenzorg
- trammetje
- zusterhuis Koekoeksduin
- Extra:
- Jacobi
- Jacobi gezin en grafmonument
- Broeder Krist vertelt …
- Raadsel met schilderij opgelost
- Verschenen jaarboekartikelen over personen:
- Asjes, Albert
- Bakker, Kees – kunstschilder
- Bakker, Thijs
- Brandjes, Co
- Buuren, Armin van
- Deelen, Derk van
- Dekker, Dirk
- Gevers, Frits
- Ginhoven van, Huibert
- Godschalk gezin
- Hageman, Arie
- Heeck, Cor
- Heideman, Henk
- Heimans, Eli
- Hoberg, Jan
- Hofdijk, Willem Jacobsz.
- Hurk, Gesina van der
- Jacobi, Jan Willem
- Jacobs-Wentink, Gré
- Kortenoever, Eldert
- Kraakman, Jacob
- Kramer, Matthijs
- Krist, Meine
- Kuijs, Niek
- Leenaers, Henri
- Mooij, Cor
- Mooij, Geertje ten Wolde
- Nievelt, Anne van
- Peperkamp, Cor
- Portegies, Sijf
- Rommel, Albert
- Scheerman, Hein
- Schut, Dirk
- Schotvanger, Dirk
- Stuyt, Jan
- Toepoel, Leo
- Tulp, Lide
- Twisk, Engel
- Vasseur, Johannes Bernardus
- Veldt, Klaas
- Vlaanderen-Boot, Tiny van
- Weda schilders
- Weenen, Wub van
- Wit de, vrachtrijderij
- Zomerdijk, Herman